BCHV, advies, 11 april 2014

O/ Ref:
U/ Ref:
Brussel, 11 april 2014
Betreft: Tweede asielaanvraag van de heer X, zijn echtgenote mevrouw Y, hun meerderjarige zoon Z
en hun minderjarige kinderen, allen van Russische nationaliteit en Tsjetsjeense origine.
Geachte Heer Van den Bulck,
Met huidig schrijven wil het BCHV u verzoeken de tweede asielaanvraag van de familie X met
Russische nationaliteit en Tsjetsjeense origine in overweging te nemen in toepassing van artikel
57/6/2 van de Vreemdelingenwet.
De familie X diende een eerste asielaanvraag in op 21.04.2009. De familie X werd erkend te Georgië
als prima facie vluchteling (registratie op 6 juli 2002), wat niet betwist wordt door de asielinstanties.
Op 06.09.2010 ontving zij een beslissing weigering van vluchtelingenstatus en weigering subsidiaire
beschermingsstatus daar geoordeeld werd dat de familie nog steeds bescherming geniet in Georgië.
Deze weigeringsbeslissing werd bevestigd door de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RVV) in
haar arrest dd.12.04.2011.
De familie X beschikt over verschillende nieuwe elementen en verklaringen die relevant zijn voor de
concrete beoordeling ten gronde inzake de stopzetting van de reële bescherming te Georgië en
welke nog niet aan het CGVS voorgelegd zijn. Het BCHV is van mening dat een nieuwe asielaanvraag
voor een nieuw onderzoek ten gronde aan het CGVS overgemaakt dient te worden.
Graag worden wij op de hoogte gehouden van uw beslissing.
Hoogachtend,
Juriste BCHV
In CC: De heer Eeckhout (DVZ)
1
1. De in overweginname van de nieuwe asielaanvraag
Behalve dit advies legt de familie X volgende nieuwe elementen voor;
1. Request for information UNHCR Georgia - Verification of refugee status of Russian
nationals in Georgia, dd. 26.08.2013. Antwoorddocument van UNHCR Georgia aan BCHV
betreffende de vluchtelingenstatus van de familie X. In dit schrijven bevestigt UNHCR de
registratie van de familie X te Georgië als prima facie vluchtelingen. Verder wordt ook
gewezen op het feit dat de heer X Magomed van 27.12.2005 tem 24.04.2008 in detentie te
Georgië heeft doorgebracht nadat hij veroordeeld werd tot een gevangenisstraf van 6,5 jaar.
De beschuldigingen aan zijn adres hadden te maken met zijn activiteiten voor zijn NGO A
welke humanitaire bijstand verschafte aan Tsjetsjeense vluchtelingen te Pankisi. UNHCR
verduidelijkt tevens de verschillende stappen die zij hebben ondernomen ter bescherming
van de rechten van de heer X tijdens zijn detentie.
2. Request for information UNHCR Georgia – Re-admission of refugees who have been
granted status in Georgia, dd. 18.02.2014. Antwoorddocument van UNHCR Georgia aan
BCHV betreffende de vraag tot re-admissie van de familie X tot Georgië. In bijlage aan dit
antwoorddocument werd ook het desbetreffende hoofdstuk toegevoegd van de Georgische
Vreemdelingenwet m.b.t. de status van vreemdelingen en staatlozen. Ook werd een
informatiebrochure betreffende de asielprocedure in Georgië toegevoegd.
3. Attest psychiater B. betreffende de heer X , dd. 15.05.2013. In dit attest bevestigt psychiater
B. dat de heer X sedert maart 2011 wordt opgevolgd voor ernstige PTSD. De arts stelt;
“Momenteel dreigt patiënt teruggestuurd te worden naar zijn land van herkomst. Hierdoor is
de symptomatologie van zijn PTSS sterk verergerd, de depressiviteit is toegenomen, en er
bestaat een reëel suïcide-gevaar onder deze zeer stresserende omstandigheden.
Verderzetting van de huidige psychiatrische behandeling is ten zeerste aangewezen.
Repatriëring zou een belangrijke verergering van zijn psychiatrische toestand betekenen, met
reëel risico op suïcide.”
4. Origineel Schrijven advocaat D. (Rusland – Grozny), dd. 27.09.2013 met vertaling. In dit
schrijven bevestigt meester Itslaev dat hij voor zijn cliënt, de heer X, een klacht heeft
ingediend bij het EHRM tegen de Georgische autoriteiten en dit omwille van schending van
art. 6 EVRM. Deze klacht werd op verzoek van de heer X later ingetrokken omdat hij hierdoor
nieuwe vervolging vreesde uitgaande van de Georgische autoriteiten.
5. Kopie schrijven humanitaire organisatie C. (met vertaling), dd. 24.07.2006 waarin bevestigd
wordt dat deze Duitse organisatie samenwerkte met de Georgische organisatie Avoorgezeten door de heer X - met het oog op hulpverlening aan Tsjetsjeense vluchtelingen
te Georgië gedurende de periode Januari-Februari 2004 – Maart/april 2005.
2
6. Origineel attest ICRC Georgië dd. 4.08.2006 (met vertaling) betreffende de detentie van de
heer X in Georgië.
7. Origineel cassatie onontvankelijke cassatieklacht Georgië (met vertaling), dd. 24.09.2007
betreffende de veroordeling van de heer X te Georgië.
8. Origineel politieconvocatie van de heer X door Georgische autoriteiten (met vertaling), dd.
20.12.2011
9. Origineel politieconvocatie van de heer X door Georgische autoriteiten (met vertaling), dd.
10.06.2011
10. Origineel schrijven Human Rights Center (HRC), Tbilisi Georgia, dd. 13.07.2012. In dit
schrijven wordt bevestigd dat de heer X de tussenkomst van het Georgische HRC verzocht
na bedreigingen en onderdrukkingen door de Georgische autoriteiten geuit aan zijn adres.
11. Kopie Email Human Rights Center, Tbilisi Georgia, dd. 02.09.2013 aan BCHV. In dit schrijven
wordt, op vraag van BCHV, verduidelijking gegeven omtrent de problemen die de heer X in
Georgië kende alsook omtrent de tussenkomsten welke het HRC heeft gedaan voor de heer
X. Human Rights Center stelt onder meer; “The purpose of Mr. X’s arrest was to stop
financial support and aid in Pankisi Gorge; his organization received huge funds from
foreign organizations. The investigation claimed that X received funding from the
organization, which was member of another organization and the latter had ties with AlQaeda. The accusation is absurd; one of the donor organizations ‘A’ is partner of The Red
Cross.” Verder benadrukte het Human Rights Center dat ingeval van terugkaar naar Georgië,
de heer X overgedragen zou kunnen worden aan de Russische autoriteiten “because recently
Georgian authority assigned a few ethnic Chechen people to Russian authority: several
Chechen people went missing too and their whereabouts are still unknown: allegedly they
ware also assigned to Russian special forces though not officially.”
Het sinds 01.09.2013 in werking getreden gewijzigde artikel 51/8 van de Vreemdelingenwet stelt met
betrekking tot het indienen van een meervoudige asielaanvraag:
“Indien de vreemdeling een volgende asielaanvraag indient bij één van de door de Koning ter
uitvoering van artikel 50, eerste lid, aangewezen overheden, neemt de minister of zijn gemachtigde
een verklaring af van de asielzoeker met betrekking tot de nieuwe elementen die de kans aanzienlijk
groter maken dat hij voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel 48/3 of voor subsidiaire
bescherming in de zin van artikel 48/4 in aanmerking komt, en de redenen waarom de asielzoeker
deze elementen niet eerder kon aanbrengen.”1 (eigen vetzetting)
Art. 57/6/2 bepaalt dat;
“Na ontvangst van het asielverzoek dat door de minister of diens gemachtigde werd overgezonden op
1
Wet tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf,
de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, http://www.ejustice.just.fgov.be/mopdf/2013/08/22_1.pdf
(hierna kortweg Vreemdelingenwet)
3
grond van artikel 51/8, onderzoekt de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen
bij voorrang of er nieuwe elementen aan de orde zijn, of door de asielzoeker zijn voorgelegd, die de
kans aanzienlijk groter maken dat de asielzoeker voor erkenning als vluchteling in de zin van artikel
48/3 of voor subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 in aanmerking komt. Bij gebrek aan
dergelijke elementen, neemt de Commissaris-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen het
asielverzoek niet in overweging.”
De bevoegdheid om een meervoudige of hernieuwde asielaanvraag, al dan niet in overweging te
nemen, is een exclusieve bevoegdheid van het CGVS.2
1.1. Nieuwe elementen welke de kans aanzienlijk vergroten dat de asielzoeker in aanmerking komt
voor vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus
Aldus dient de familie X in de eerste plaats elementen aan te brengen welke de kans aanzienlijk
vergroot dat ze in aanmerking komen voor vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus.
De Commissaris-Generaal betrekt bij deze beoordeling alle nieuwe elementen of bevindingen die
door de asielzoeker worden aangereikt evenals elk relevant gegeven waarover hij beschikt, ook al
wordt dit niet door de asielzoeker zelf voorgelegd.3
Wat – bijvoorbeeld - verstaan kan worden onder “nieuwe elementen welke de kans aanzienlijk
vergroten om in aanmerking te komen voor internationale beschermingsstatus”, werd onder meer
verduidelijkt in de Memorie van Toelichting in het Wetsontwerp tot wijziging van de
Vreemdelingenwet;
“Zo wordt de kans dat een asielzoeker aanspraak kan maken op de vluchtelingenstatus of subsidiaire
beschermingsstatus bijvoorbeeld aanzienlijk vergroot wanneer de veiligheids- of
mensenrechtensituatie in het land van herkomst van de asielzoeker dermate gewijzigd is dat er zich in
voorliggend geval een nood aan internationale bescherming opdringt; wanneer de asielzoeker nieuwe
elementen aanbrengt die afbreuk doen aan de essentie van een eerdere weigeringsbeslissing; of
wanneer de asielzoeker pertinente, geloofwaardige nieuwe elementen aanreikt en tezelfdertijd
aannemelijk maakt dat deze niet eerder konden worden aangebracht.”4
In casu brengt de familie X verschillende nieuwe verklaringen en pertinente nieuwe documenten
aan welke de kans aanzienlijk vergroot dat zij aanspraak kunnen maken op de vluchtelingenstatus.
Tijdens de eerste asielaanvraag verklaarde de familie X dat zij Georgië verlaten hebben omwille van
hun vrees uitgeleverd te worden door de Georgische autoriteiten aan Rusland omdat meerdere
2
Zie ook Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het
grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007
betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, Parl. St.
Kamer 2012/2013, DOC 53 2555/004, p. 14:”Wat art. 9 betreft, benadrukt de staatssecretaris dat DVZ
geenszins een waardeoordeel uitspreekt over de aanvraag. Het zal enkel het nieuwe element ontvangen en
onverwijld doorsturen naar het CGVS. Enkel het CGVS zal het nieuwe element inhoudelijk beoordelen.”
http://www.lachambre.be/FLWB/pdf/53/2555/53K2555004.pdf
3
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied,
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende
de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, Parl. St. Kamer
2012/2013,
DOC
53
2555/001,
DOC
53
2556/001,
p.23
http://www.lachambre.be/FLWB/pdf/53/2556/53K2556001.pdf ,
4
Ibid, p.17
4
Tsjetsjeense vluchtelingen sinds het jaar 2000 verdwenen uit Georgië. Verder verwezen zij naar
discriminatie incidenten - aanval op straat van de heer X, discriminatie van Z aan de universiteit waar zij het slachtoffer van waren geworden omwille van hun Tsjetsjeense origine.
De familie X verzweeg evenwel tijdens de eerste asielprocedure dat zij geviseerd werden door de
Georgische autoriteiten omwille van de activiteiten van de heer X voor zijn humanitaire organisatie
A (zie stuk 1, 5, 10 en 11). Verder verzweeg de heer X dat hij veroordeeld en gearresteerd was
geworden door de Georgische activiteiten omwille van de oprichting van zijn humanitaire
organisatie A (zie stuk 7). Ook het gegeven dat hij tijdens zijn gevangenschap bezoek kreeg van ICRC
en ondersteuning van UNHCR en het Georgische Human Rights Center, vermeldde de heer X niet
(zie stuk 1, 6, 11).
Verder blijkt ook uit de verklaringen van het Georgische Human Rights Center dat de heer X bij een
eventuele terugkeer naar Georgie zich niet kan beroepen op bescherming van de Georgische
autoriteiten.
Het BCHV betreurt dat de heer X en zijn echtgenote niet de volledige waarheid hebben verteld van
bij hun eerste asielaanvraag. Uit het hierna geschetste vluchtrelaas blijkt dat betrokken nu evenwel
alle elementen van hun asielrelaas aanbrengen. Desalniettemin heeft UNHCR reeds herhaaldelijk
gesteld dat de onderzoekende asielinstantie de criteria in een geest van rechtvaardigheid en begrip
moet toepassen aangezien zijn of haar conclusie betreffende de feiten van de asielaanvraag en zijn of
haar persoonlijke indruk van de asielzoeker zullen leiden tot een beslissing die gevolgen heeft voor
mensenlevens. 5
1.2. Redenen waarom de elementen niet eerder aangebracht konden worden
Het gewijzigde art. 51/ 8 van de Vreemdelingenwet voorziet ook dat de asielzoeker in het kader van
een meervoudige aanvraag niet alleen alle nieuwe elementen ter staving van zijn nieuwe aanvraag
aanbrengt, maar ook dient aan te geven waarom de asielzoeker niet in de mogelijkheid was om die
elementen eerder aan te brengen.
De familie X heeft een haar belangrijkste asielmotieven verzwegen tijdens de eerste asielprocedure,
met name de problemen die de familie kende met de Georgische autoriteiten tengevolge van de
activiteiten van de heer X voor zijn hulporganisatie A. De heer X en zijn echtgenote hebben deze
elementen niet aangebracht tijdens hun eerste asielprocedure uit vrees voor een deportatie naar
Georgië door de Belgische asielinstanties indien zij hun werkelijke asielmotieven uit de doeken
zouden doen. De heer X voegt eraan toe dat hij bij aankomst in België zoveel stress had door de
afgelopen oorlogen en problemen in Georgië alsook geadviseerd was door andere personen om zijn
ware problemen niet uit de doeken te doen. Zodoende koesterde hij een groot wantrouwen ten
aanzien van de asielinstanties.
5
Haut Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés, Guide des procédures et critères à appliquer pour
déterminer le statut de réfugié au regard de la Convention de 1951 et du Protocole de 1967 relatifs au statut
des réfugiés, janvier 1992 (http://www.unhcr.org/refworld/pdfid/3ae6b32b0.pdf), § 202 : “Étant donné que ses
conclusions au sujet des circonstances de l'affaire et que l'impression personnelle que lui aura faite le
demandeur conduiront l'examinateur à prendre une décision qui peut être vitale pour des êtres humains, celui-ci
doit appliquer les critères dans un esprit de justice et de compréhension. Bien entendu, l'examinateur ne doit
pas se laisser influencer dans son jugement par des considérations personnelles, par exemple que l'intéressé
n'est pas «méritant».”
5
In haar rapport “Beyond Proof” erkent UNHCR dat asielzoekers een gebrek aan vertrouwen kunnen
hebben in overheidsinstanties en daardoor terughoudend zijn in het weergeven van hun werkelijke
asielmotieven;
“As a result of their experiences, applicants for international protection may lack trust in state
authorities, interpreters from their country of origin or habitual residence or other individuals. Some
applicants may hold a genuine belief that their persecutors in the country of origin or place of
habitual residence have wide networks in other countries, including the putative country of asylum.
Moreover, the applicant may not wish to disclose certain relevant facts for fear of endangering the
lives of relatives, friends, or associates left in the country of origin or place of habitual residence.
UNHCR has stated: “A person who, because of his experiences, was in fear of the authorities in his
own country may still feel apprehensive vis-a-vis any authority. He may therefore be afraid to speak
freely and give a full and accurate account of his case.”
Fear or lack of trust in state authorities may explain a lack of disclosure in a preliminary85 and/or
personal interview. This has been acknowledged in international jurisprudence86 and judicial
guidance.”6
Tevens kan ook verwezen worden naar de “Self-Study Module 2: Refugee Status Determination.
Identifying Who is a Refugee” van UNHCR;
“Misrepresentations or failure to disclose relevant facts should not automatically lead to a conclusion
that the applicant does not have a credible claim. Untrue statements may be due to a variety of
reasons, including fear or distrust, the effects of traumatic experiences, or the quality of
interpretation. They might be explained in the course of further examination, or re-evaluated when all
the circumstances of the case are known.”7
Ook de RVV erkende reeds dat het gebrek aan vertrouwen in overheidsinstellingen in hoofde van de
asielzoeker kan blijven bestaan to..v. asielinstanties;
“De Raad schaart zich achter het beginsel (UNHCR, Guide des procédures et critères à appliquer pour
déterminer le statut de réfugié, Genève, 1992, nr. 198) dat bij een persoon die geleerd heeft de
overheden van zijn land te vrezen, dit wantrouwen kan blijven bestaan ten overstaan van elke
andere autoriteit en hij zich derhalve geremd kan voelen om daarbij volledig alle elementen van
zijn asielrelaas vrijelijk te verwoorden.”8
Het BCHV is dan ook van oordeel dat de familie X een plausibele verklaring aanbrengt waarom zij hun
werkelijke asielmotieven en de desbetreffende documenten niet eerder aanbrachten.
Volledigheidshalve kan ook verwezen worden naar de Memorie van Toelichting van de
Vreemdelingenwet welke terzake stelt dat een gebrekkige reden - waarom de elementen niet eerder
6
High Commissioner for Refugees (UNHCR), Beyond Proof, Credibility Assessment in EU Asylum Systems : Full
Report, May 2013, p. 65, available at: http://www.refworld.org/docid/519b1fb54.html
7
Self-Study Module 2: Refugee Status Determination. Identifying Who is a Refugee” van UNHCR, 1 september
2005, http://www.unhcr.org/refworld/pdfid/43141f5d4.pdf, p. 113
8
RVV, n° 9133, 23 maart 2008.
6
werden aangebracht - niet per definitie zal leiden tot een niet-in overwegingname van de
aanvraag.9
Ook UNHCR stelde in haar commentaar op het wetsontwerp tot wijziging van de vreemdelingenwet
terzake;
“Selon le HCR, il ne devrait pas y avoir rejet de la demande d’asile au seul motif que les nouveaux faits
et éléments de preuves auraient pu être produits plus tôt au cours de la précédente procédure ou au
cours du recours. Un tel obstacle procédural pourrait conduire à une violation par les Etats
Membres de leur obligation de non-refoulement et d’autres de leurs obligations dans des traités de
droits de l’Homme. » (eigen vetzetting) 10
Concluderend is het BCHV van mening dat de familie X in casu voldoende nieuwe elementen neerlegt
welke de kans aanzienlijk groter maken dat zij in aanmerking komen voor internationale
bescherming. Bovendien werd hoger uiteengezet waarom zij deze elementen niet eerder kon
voorleggen.
Aldus is het BCHV van mening dat de voorwaarden van art. 57/6/2 vreemdelingenwet voldaan zijn en
verzoekt bijgevolg het CGVS dan ook om de nieuwe asielaanvraag van de familie X in overweging te
nemen.
2. Samenvatting asielrelaas
De heer X, zijn echtgenote mevrouw Y en hun oudste zoon Z werden uitgebreid gehoord door het
BCHV en legden terzake volgende verklaringen af. Een gedeelte van deze verklaringen is nog niet
gekend bij de asielinstanties.
De heer X huwde traditioneel met Y in Tsjetsjenië in 1985. Samen met hun zonen leefden zij in
Tsjetsjenië, Itum-Kali waar de heer X als ingenieur werkte in de bouwsector. In 1999, bij het
uitbreken van de Tsjetsjeense oorlog, vluchtte de familie via Ingoesjetië naar Georgië. De derde
zoon van de familie werd geboren in Ingoesjetië. Bij aankomst in Georgië werden zij erkend als prima
facie vluchteling en registreerden zij zich bij de Georgische autoriteiten op 06.07.2002. In 2003
verdween de oudste zoon spoorloos te Georgië. De heer en mevrouw X vermoedden dat hun zoon
zich had aangesloten bij de rebellen en was teruggekeerd naar Tsjetsjenië. De familie deed navraag
9
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied,
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende
de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, Parl. St. Kamer
2012/2013,
DOC
53
2555/001,
DOC
53
2556/001,
p.17
http://www.lachambre.be/FLWB/pdf/53/2556/53K2556001.pdf ,
10
UN High Commissioner for Refugees, « Commentaires du Haut Commissariat des Nations Unies pour les
réfugiés relatifs aux : - projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour,
l'établissement et l'éloignement des étrangers et la loi du 12 janvier 2007 sur l'accueil des demandeurs d'asile et
de certaines autres catégories d'étrangers (ci-après « projet de loi monocaméral »), et - projet de loi modifiant
la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers, et
modifiant la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses (ci-après « projet de loi bicaméral »). »,
29 January 2013, available at: http://www.refworld.org/docid/5114befc2.html
7
bij verschillende vrienden, familie, kennissen en Tracing te Georgië teneinde hun zoon terug te
vinden maar hebben tot op heden geen informatie mogen ontvangen. De heer X stelt dat hij nu
twijfelt aan het gegeven of zijn zoon wel naar Tsjetsjenië is teruggekeerd.
In 2002, na hun vertrek uit Tsjetsjenië, vernam de heer X dat strijders onder leiding van commandant
Gelaev hun hoofdkwartier hadden gevestigd in hun huis te Itum-Kali. Na het vertrek van deze
strijders werden wapens, camouflage, …gevonden op het domicilie van de familie. Om die reden – en
ondanks het vertrek van deze rebellen – verdachten de Russische autoriteiten de familie X ervan
banden de hebben met Tsjetsjeense strijders.
De heer X verduidelijkt dat de problemen in Georgië startten toen hij, samen met drie andere
medewerkers, de hulporganisatie A oprichtte in 2003 te Georgië. De heer X nam dit initiatief omdat
Georgië op dat ogenblik werd overspoeld door verschillende Tsjestjeense vluchtelingen voor wie
geen onderwijs, huisvesting, voedsel etc voorzien was. De heer X ging op zoek, via internet, naar
fondsen om zijn organisatie te sponseren. De humanitaire organisatie A, aanvankelijk gevestigd in
Duisi later in Tbilisi, opende vervolgens scholen, hospitalen, sportclubs, voorzag vluchtelingenfamilies
van brandhout, voedsel, onderwijs etc. Eind december 2005 werd de heer X evenwel gearresteerd
door de Georgische autoriteiten en – onrechtstreeks – beschuldigd van banden met terrorisme via de
financiering van A. Reeds eerder had de hulporganisatie een verwittiging ontvangen van de
Georgische autoriteiten met de vraag om de scholen, opgericht door A, te sluiten. Toen heeft de heer
X voor de eerste maal contact opgenomen met het Georgische Human Rights Center welke op haar
beurt de Georgische overheid aanschreef.
Toen de heer X in december 2005 gearresteerd werd, kwam het Human Rights Center (hierna
kortweg HRC) opnieuw tussen en zorgde voor de juridische verdediging van de heer X. De heer X
werd evenwel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6,5 jaar. Tijdens zijn detentie ontving de heer
X regelmatig bezoek door ICRC. Tijdens zijn gevangenschap werd hij ook verschillende malen
afgeperst; hij kreeg bezoek van een onbekend persoon welke vertelde dat hij bij betaling van een
aanzienlijke geldsom toch zou kunnen vrijkomen. De heer X weigerde keer op keer deze geldsom te
betalen. Gedurende het gevangenschap van de heer X, leefde mevrouw Y met de kinderen in Tbilisi.
Tijdens de detentie van de heer X, heeft een (dorps)vriend contact opgenomen met advocaat B te
Rusland, teneinde een klacht in te dienen bij het EHRM tegen de Georgische autoriteiten. Korte tijd
na het indienen van zijn klacht bij het EHRM, werd de heer X vrijgelaten, dit alvorens de 6,5 jaar
termijn was verstreken. De heer X voegt eraan toe dat hij geen verklaringen onder druk heeft
afgelegd teneinde zijn vrijlating te bespoedigen, noch een amnestiemaatregel genoot. De heer X
vermoed dat er een verband is tussen zijn klacht bij het EHRM en zijn vrijlating.
De heer X werd vrijgelaten in april 2008, zijn activiteiten voor A kon hij niet hervatten. Na zijn
vrijlating trok de heer X evenwel zijn klacht in bij het EHRM en gaf hij opdracht aan mtr. B de zaak
te annnuleren daar hij vreesde dat hem iets zou overkomen tengevolge deze aanklacht.
Enkele maanden na zijn vrijlating brak het conflict uit tussen Rusland en Georgië. Tengevolge van dit
conflict nam het geweld en de haat ten opzichte van de Tsjetsjeense vluchtelingen toe. Daar de
Tsjetsjenen vochten tegen de Georgiërs aan de zijde van de Russische troepen, werden de
8
Tsjetsjeense vluchtelingen als verraders beschouwd. Op straat werd de familie X dan ook
geconfronteerd met racistische slogans. Het was tijdens deze periode ook dat de heer X op straat
werd aangevallen door onbekenden en gehospitaliseerd diende te worden. Omdat de
veiligheidssituatie op dat ogenblik onhoudbaar was geworden, trok de heer X en zijn echtgenote,
samen met de minderjarige kinderen enkele maanden naar Turkije, Istanboel.
Eind 2008 of begin 2009 werd de heer X verwittigd, per brief, door een vriend dat hij gevaar liep en
het risico liep om te worden uitgeleverd door de Georgische autoriteiten aan Rusland. In februari of
maart 2009 werd de familie X thuis aangehouden door agenten van het Georgische Anti-Terreur
Centrum. De heer X werd overgebracht naar hun hoofdkwartier waar hij ondervraagd werd en
naderhand vrijgelaten. Opnieuw riep de heer X de hulp in van het Georgische HRC na dit incident.
In april 2009 besloot de familie X het land te verlaten en dit nadat zij een telefoontje hadden
gekregen van het Georgische Ministerie van binnenlandse zaken waarbij hen werd medegedeeld
dat zij over drie dagen tijd beschikten om Georgië te verlaten, zoniet zouden zij worden uitgeleverd
aan de Russsiche autoriteiten. Hierop verliet de heer X samen met zijn gezin Georgië en vluchtte, via
Wit-Rusland naar België.
3. Beoordeling nieuwe elementen – Effectieve bescherming mogelijk in Georgië?
3.1. Voorgaande asielprocedure
Uit bovenstaand asielrelaas blijkt nu dat de familie X Georgië heeft verlaten nadat zij ernstige
problemen kenden met de Georgische autoriteiten en dit tengevolge van de activiteiten van de
heer X als oprichter van de hulporganisatie A. De heer X werd tengevolge van deze activiteiten
gearresteerd, veroordeeld, bracht meer dan 2 jaar in detentie door en werd na zijn vrijlating
opnieuw bedreigd door de Georgische autoriteiten met uitlevering.
Tijdens de eerste asielprocedure, beperkte de familie X zich tot het louter aangeven van problemen
van discriminatie daar zij de Belgische asielinstanties wantrouwden. De familie gaf tevens aan
uitlevering naar Rusland te vrezen door de Georgische autoriteiten. Dit resulteerde in een beslissing
weigering vluchtelingenstatus en subsidiaire beschermingsstatus daar in eerste instantie werd
geoordeeld dat de familie bescherming kon inroepen van de Georgische autoriteiten om de
problemen van racistisch geweld of discriminatie aan de kaak te stellen. Tevens werd geoordeeld dat
de familie geen bewijs aanbracht van het feit dat zij waren opgeroepen door het Anti-Terreur
centrum, noch brachten zij bewijs van het gegeven dat zij de hulp hadden ingeroepen van een
mensenrechtenorganisatie voor hun problemen. Ook werd toegevoegd dat er geen gevallen gekend
waren van (legale of illegale) uitwijzing door de Georgische autoriteiten aan Rusland.
De familie X brengt nu evenwel verschillende documenten aan welke het bovenstaande geschetste,
volledige asielrelaas bevestigen. Zo bevestigen de documenten van UNHCR, ICRC alsook de attesten
van het Georgische Human Rights Center dat de heer X werd gearresteerd, veroordeeld, meer dan 2
jaar in detentie heeft doorgebracht tengevolge van zijn activiteiten voor de hulporganisatie A en
9
hiertoe de hulp van de Georgische mensenrechtenorganisatie HRC heeft ingeroepen. Dit wordt
bovendien ook bevestigd door verschillende objectieve rapporten. Het schrijven van raadsman B
bevestigt tenslotte dat een klacht werd ingediend bij het EHRM.
De familie X vreest nog steeds, bij een eventuele terugkeer naar Georgië, te worden uitgeleverd
door de Georgische autoriteiten aan Rusland. Terzake verwijzen zij naar de politieconvocaties (zie
stuk 8 en 9) die zij op hun adres in Georgië mochten ontvangen na hun vertrek uit Georgië.
3.2. Georgië; eerste land van asiel en effectieve bescherming?
De vraag die zich in casu stelt is of Georgië nog steeds effectieve bescherming kan bieden, en dit
vanuit het oogpunt van eerste land van asiel.
Het concept “eerste land van asiel” werd ingevoegd bij de recente wetswijziging - 1 september 2013van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de
vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
Het concept “eerste land van asiel” wordt omschreven in artikel 48/5 §4 Vreemdelingenwet 11:
“Er is geen behoefte aan internationale bescherming indien de asielzoeker reeds in een eerste land
van asiel reële bescherming geniet, tenzij hij elementen naar voor brengt waaruit blijkt dat hij zich
niet langer kan beroepen op de reële bescherming die hem reeds werd toegekend in het eerste land
van asiel of dat hij niet opnieuw tot het grondgebied van dat land wordt toegelaten.
Een land kan beschouwd worden als eerste land van asiel wanneer de asielzoeker in dat land erkend
is als vluchteling en hij die bescherming nog kan genieten, of hij anderzijds reële bescherming
geniet in dat land, met inbegrip van het beginsel van non-refoulement, mits hij opnieuw tot het
grondgebied van dat land wordt toegelaten.»
Opdat aldus toepassing kan gemaakt worden van het concept “eerste land van asiel” dient de
asielzoeker in dat land erkend te zijn als vluchteling OF dient de asielzoeker reële bescherming te
genieten in dat land, met inbegrip van het beginsel van non-refoulement. Tenslotte dient ook de
cumulatieve voorwaarde dat de asielzoeker opnieuw wordt toegelaten op het grondgebied van dit
eerste land van asiel, te zijn vervuld. Hierna wensen we elk van deze bepalingen toe te lichten.
Terzake kan ook verwezen worden naar het “Avis du Haut Commissariat des Nations Unies pour les
réfugiés relatif à l’application des concepts de ‘pays de résidence habituelle’ ou ‘alternative réelle
d’établissement’ dans le cadre de l’examen de demandes d’asile de personnes qui ont une
nationalitémais qui ont ou qui pourraient avoir obtenu une protection dans un autre pays. »12
11
Art. 48/5§4 Vreemdelingenwet is een omzetting van art. 26 Procedurerichtlijn (Richtlijn 2005/85/EG van de
Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de
toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus.)
12
Avis du Haut Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés relatif à l’application des concepts de ‘pays de
résidence habituelle’ ou ‘alternative réelle d’établissement’ dans le cadre de l’examen de demandes d’asile de
personnes qui ont une nationalité mais qui ont ou qui pourraient avoir obtenu une protection dans un autre
pays, Mai 2012, beschikbaar via http://www.cbarbchv.be/Portals/0/Information%20juridique/Asile/Avis/Avis%20application%20residence%20habituelle.pdf
10
3.2.1. De asielzoeker dient in het eerste land van asiel erkend te zijn als vluchteling en kan die
bescherming als vluchteling nog genieten.
UNHCR Georgië liet weten dat de familie X geregistreerd werd door de Georgische autoriteiten als
prima facie vluchteling op 6 Juli 2002 (zie stuk 1). De familie X werd erkend als prima facie
vluchteling door UNHCR wanneer zij aankwamen in Georgië in 2000, ogenblik waarop de Georgische
autoriteiten nog niet de mogelijkheid hadden om individuele vluchtelingenstatus toe te kennen.13 Pas
op 31 Juli 2007 ontving de familie X een Temporary Residence Permit (hierna kortweg TRP), geldig
voor 3 jaar. Daar de heer X zich op dat ogenblik nog in detentie bevond, ontving hij pas een TRP in
2008. Gelet op het het verstrijken van de geldigheidsduur van de TRP, beschikt de familie X op dit
ogenblik niet meer over een geldige verblijfsstatus in Georgië.
Opdat een TRP verlengd kan worden, dient ook het vluchtelingenstatuut - dat aanleiding is voor
afgifte van deze TRP - bevestigd te worden;
“Article 19 of the Law of Georgia on Legal Status of Aliens and Stateless Persons, “extension of
temporary residence permit shall be conducted under the same condition as its issuance”. This means
that if one has been granted a residence permit based on refugee status, one should be able to
confirm/restore/be granted refugee status first and after that, one may request the renewal of one’s
residence permit in Georgia.” (zie stuk 2)
De vraag rijst aldus in eerste instantie of de familie X nog steeds het vluchtelingenstatuut heeft en/of
kan verwerven, rekening houdend met het feit dat zij reeds sinds april 2009 Georgië verlaten
hebben. Terzake uitte het Georgische Human Rights Center reeds haar twijfels in haar schrijven dd.
02.09.2013 (zie stuk 11);
“as for the status: The procedure requires time and relevant documentations - he has 1% out of 100%
to receive the status in Georgia because the situation is more or less peaceful in Chechnya now and
ethnic Chechen are no longer kidnapped or persecuted like it happened in the past”
3.2.2.De asielzoeker geniet reële bescherming in het eerste land van asiel, met inbegrip van het
beginsel van non-refoulement
De vraag rijst tevens of de familie X nog steeds reële bescherming geniet in Georgië, met inbegrip
van het respect voor non-refoulement.
Reële bescherming?
Wat verstaan dient te worden onder reële bescherming, wordt evenwel nergens gedefinieerd, noch
in art. 48/5 §4 Vreemdelingenwet, noch in art. 26 Procedurerichtlijn.14 Terzake kan verwezen
worden naar het Wetsontwerp inzake de wetswijziging;
13
“The majority of refugees from Russia have arrived in Georgia in early 2000 and have been granted refugee
status on a prima facie basis, as the Government of Georgia did not have the capacity for individual status
determination at that time.” (zie stuk 2 – UNHCR Georgia)
14
Art. 26 Procedurerichtlijn spreekt terzake van « effective protection », evenwel wordt dit begrip niet
gedefinieerd.
11
“Onder reële bescherming die een asielzoeker in een eerste land van asiel geniet, kan worden
begrepen dat hij er een daadwerkelijke verblijfsstatus heeft, dat hij beschikt over een reële
mogelijkheid tot terugkeer naar het eerste asielland en dat hij er geen gegronde vrees voor
vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt in de zin van de artikelen 48/3 en 48/4
van de onderhavige wet. Reële bescherming houdt eveneens in dat het beginsel van non-refoulement
wordt nageleefd. Reële bescherming houdt in dat zij doeltreffend moet zijn en niet van tijdelijke
aard in die zin dat zij minstens moet duren zolang de nood aan bescherming bestaat.”15
Tevens kan ook verwezen worden naar de commentaren van UNHCR betreffende de wetswijziging en
in het bijzonder over het concept « eerste land van asiel » ;
« La protection devrait être effective et disponible en pratique. Ceci est notamment reflété dans la
jurisprudence récente de la Cour EDH selon laquelle la protection contre le refoulement direct n’est
pas suffisante. »16
Reeds hoger hebben we erop gewezen dat een verlenging van de TRP voor de familie X enkel
mogelijk is wanneer eerst de vluchtelingenstatus wordt bevestigd/hersteld. Hiertoe zou de familie
opnieuw een volledig Refugee Status Determination (RSD) proces dienen te doorlopen waarvan de
uitkomst zeer onzeker is. Indien dit niet mogelijk is, kan In casu de vraag gesteld worden of de familie
X wel een daadwerkelijke verblijfsstatus te Georgië kan bekomen.
De bescherming geboden door de Georgische autoriteiten dient aldus effectief en toegankelijk te zijn
in de praktijk. Terzake kan gewezen worden op de verschillende tekortkomingen voor vluchtelingen
te Georgië wat betreft toegang tot gezondheidszorg, onderwijs en sociale bescherming. Dit wordt
tevens bevestigd door UNHCR (zie stuk 2);
“Although local integration is considered as the most feasible durable solution for refugees from the
Russian Federation in Georgia, there are legislative and practical challenges in access to health care,
education and social protection. UNHCR has to assist the Government in filling these gaps by
covering medical insurance package costs, rendering financial assistance to the most vulnerable
refugees, and providing educational and vocational trainings and courses through our NGO partners.”
Uit bovenstaande bepalingen, kan geconcludeerd worden dat een effectieve en daadwerkelijke
toegankelijke bescherming niet aanwezig is voor de familie X te Georgië.
15
Wetsontwerp tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied,
het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en van de wet van 12 januari 2007 betreffende
de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, Parl. St. Kamer
2012/2013,
DOC
53
2555/001,
DOC
53
2556/001,
p.23
http://www.lachambre.be/FLWB/pdf/53/2556/53K2556001.pdf
16
UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), Commentaires du Haut Commissariat des Nations Unies pour
les réfugiés relatifs aux : - projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour,
l'établissement et l'éloignement des étrangers et la loi du 12 janvier 2007 sur l'accueil des demandeurs d'asile et
de certaines autres catégories d'étrangers (ci-après « projet de loi monocaméral »), et - projet de loi modifiant
la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers, et
modifiant la loi du 27 décembre 2006 portant des dispositions diverses (ci-après « projet de loi bicaméral »)., 29
January 2013, §60 available at: http://www.refworld.org/docid/5114befc2.html
12
Respect non-refoulement ?
Reële bescherming impliceert tevens dat het beginsel van non-refoulement dient te worden
nageleefd. Dit beginsel, vastgelegd in art. 33 Vluchtelingenverdrag, stelt;
“Geen der Verdragsluitende Staten zal, op welke wijze ook, een vluchteling uitzetten of terugleiden
naar de grenzen van een grondgebied waar zijn leven of vrijheid bedreigd zou worden op grond
van zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke
overtuiging. »
De familie X blijft benadrukken dat zij vreest, bij een eventuele terugkeer naar Georgië, te worden
uitgeleverd aan de Russische autoriteiten.
Uit de informatie van het Georgische Human Rights Center blijkt deze vrees ook niet onterecht (zie
stuk 11);
“If he arrives in Georgia, he might be assigned to Russian authority because recently Georgian
authority assigned a few ethnic Chechen people to Russian authority; several Chechen people went
missing too and their whereabouts are still unknown; allegedly they were also assigned to Russian
special forces though not officially. At least, if Mr. X arrives in Georgia, the Georgian state will compel
him to return to his country of origin -Russia.”
Gelet op het feit dat er wel degelijk berichten zijn omtrent refoulement van Tsjetsjenen vanuit
Georgië naar Rusland, kan in casu – mutatis mutandis- ook de vraag gesteld te worden welke
garanties geboden zullen worden op dat de familie X bij terugkeer naar Georgië, ook in een later
stadium, niet overgedragen zal worden aan Rusland.
3.2.3 De asielzoeker moet opnieuw toegelaten worden tot het grondgebied van het eerste
land van asiel17
Tenslotte, indien het CGVS van oordeel zou zijn dat er wel reële bescherming geboden kan worden
door Georgië, inclusief respect voor het non-refoulement beginsel, dient nog een bijkomende
voorwaarde voldaan te zijn opdat het concept eerste land van asiel kan worden toegepast . Met
name dient onderzocht te worden of de familie X terug zal worden toegelaten tot het Georgische
grondgebied of zoals UNHCR aanbeveelt;
“l’HCR recommande que la législation et la pratique des États membres exigent que l’autorité
compétente soit convaincue que le demandeur d’asile sera réadmis par le pays tiers avant de
refuser une demande sur base du concept de premier pays d’asile »18
17
Zie ook UNHCR Brief dd. 17.04.2013 betreffende een asielzoeker, erkend vluchteling in Zuid-Afrika;
http://www.cbar-bchv.be/Portals/0/Information%20juridique/Asile/Avis/HCR%2017avril2013.pdf
UNHCR Brief dd. 28.02.2013 betreffende een asielzoeker, erkend vluchteling in Malawi; http://www.cbarbchv.be/Portals/0/Information%20juridique/Asile/Avis/HCR%2028fevrier2013.pdf
18
Avis du Haut Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés relatif à l’application des concepts de ‘pays de
résidence habituelle’ ou ‘alternative réelle d’établissement’ dans le cadre de l’examen de demandes d’asile de
13
Terzake kan ook verwezen worden naar commentaren van UNHCR betreffende de wetswijziging en
in het bijzonder over het concept « eerste land van asiel »
« Le HCR accueille favorablement l’insertion d’une telle condition dans le projet de loi. Il s’enquiert de
connaître les modalités pratiques de la mise en oeuvre de cette condition. Le HCR s’interroge en effet
sur l’instance compétente pour procéder à la vérification des garanties de réadmission dans le
premier pays d’asile et les modalités pratiques de cette vérification, étant donné que le demandeur
d’asile ne sera généralement pas à même de le faire. »19
« Recommendation. Member States’ legislation and practice should require that the competent
authority is satisfied that an applicant will be re-admitted by the third country before dismissing a
claim based on the first country of asylum concept. »20
Wat betreft de vraag tot wedertoelating in concreto voor de familie X, beveelt UNHCR Georgië aan
dat de belgische asielinstanties hierover verduidelijking vragen bij de Georgische autoriteiten (zie
stuk 2);
“According to the Georgian legislation (Article 14 para 10 of the Law on Refugees and Humanitarian
Status of Georgia; Decree No 99 of 16.08.2012 “on the annual registration of Refugee and
Humanitarian Status holders”, available at: http://www.refworld.org/docid/52723a314.html),
refugees have to pass through a re-registration exercise on an annual basis. If one fails to undergo
annual registration and did not show up without a valid reason, this will cause the suspension of
socio-economic guarantees for refugees (Article 22 of the Law).
Georgia may be ready to re-admit refugees who temporarily left Georgia. However, UNHCR is not
aware of such practice and would recommend that the Belgian authorities seek clearance and legal
assurance with the MRA prior to determining the need for international protection in Belgium.”
Gelet op bovenstaande, is het BCHV van mening dat de bewijslast terzake bij het CGVS rust.
In dit kader, herinneren wij ook aan de positie van het Europees Hof van Justitie betreffende de
medewerkingsplicht zoals uiteengezet in de zaak M. M. v. Minister for Justice:
« This requirement that the Member State cooperate therefore means, in practical terms, that if, for
any reason whatsoever, the elements provided by an applicant for international protection are not
personnes qui ont une nationalité mais qui ont ou qui pourraient avoir obtenu une protection dans un autre
pays,
Mai
2012,
beschikbaar
via
http://www.cbarbchv.be/Portals/0/Information%20juridique/Asile/Avis/Avis%20application%20residence%20habituelle.pdf
19
HCR, Commentaires du Haut Commissariat des Nations Unies pour les réfugiés relatifs aux : - projet de loi
modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des
étrangers et la loi du 12 janvier 2007 sur l'accueil des demandeurs d'asile et de certaines autres catégories
d'étrangers (ci-après « projet de loi monocaméral »), et - projet de loi modifiant la loi du 15 décembre 1980 sur
l'accès au territoire, le séjour, l'établissement et l'éloignement des étrangers, et modifiant la loi du 27 décembre
2006 portant des dispositions diverses (ci-après « projet de loi bicaméral »), 29 janvier
2013, http://www.refworld.org/docid/5114befc2.html, p. 19, meer bepaald paragraaf 66 :
20
High Commissioner for Refugees (UNHCR), Improving Asylum Procedures: Comparative Analysis and
Recommendations for Law and Practice - Detailed Research on Key Asylum Procedures Directive Provisions,
March 2010, http://www.refworld.org/docid/4c63e52d2.html, p. 294
14
complete, up to date or relevant, it is necessary for the Member State concerned to cooperate
actively with the applicant, at that stage of the procedure, so that all the elements needed to
substantiate the application may be assembled. A Member State may also be better placed than an
applicant to gain access to certain types of documents.”21
Volledigheidshalve wenst het BCHV er ook op te wijzen dat eventuele diplomatieke garanties
geboden door de Georgische autoriteiten terzake onvoldoende zijn om het respect voor het nonrefoulement beginsel te vervangen. Dit werd bevestigd door Comité tegen foltering;
« Non-refoulement et risque de torture
22. Le Comité est préoccupé par le fait que, dans l’État partie, les procédures et les pratiques actuelles
en matière d’extradition et de refoulement permettent l’extradition d’une personne exposée au risque
de torture lorsque l’État partie a obtenu des assurances diplomatiques (art. 3).
Le Comité rappelle sa position selon laquelle les États parties ne peuvent en aucun cas recourir aux
assurances diplomatiques comme remplacement du principe de « non refoulement » qui seul peut
garantir une protection adéquate contre le risque de torture ou de mauvais traitements lorsqu’il y a
des motifs sérieux de croire qu’une personne risque d’être soumise à la torture. Pour déterminer si les
obligations qui lui incombent en vertu de l’article 3 de la Convention s’appliquent, l’État partie devrait
examiner minutieusement, sur le fond, chaque cas particulier, y compris la situation générale en
matière de torture dans le pays de retour. »22
5. Conclusie
Het BCHV meent dat, samen met voorliggend advies, de nieuwe feiten en stukken voldoende
‘nieuwe elementen’ in de zin van artikel 57/6/2 van de Vreemdelingenwet uitmaken, opdat een
nieuwe asielaanvraag van de familie X in overweging zou worden genomen door het CGVS.
Op basis van alle hierboven aangehaalde elementen is het BCHV tevens van mening dat de familie X
voldoende elementen heeft naar voor gebracht die erop wijzen dat Georgië niet beschouwd kan
worden als eerste land van asiel en de familie X zich niet meer kan beroepen op de reële
bescherming die hen werd toegekend in Georgië.
Wij danken u voor de aandacht die U aan dit verzoek besteedt.
Met de meeste hoogachting,
Voor
het
Belgisch
Comité
voor
Hulp
aan
Vluchtelingen,
21
M. M. v. Minister for Justice, Equality and Law Reform, Ireland en Attorney General, C-277/11, 22 november
2012; http://www.refworld.org/docid/50af68c22.html, §66
rd
22
Comittee Against Torture, « Concluding Observations on the 3 periodic report of Belgium”, 3 Januari 2014,
beschikbaar via http://daccess-dds-ny.un.org/doc/UNDOC/GEN/G14/400/46/PDF/G1440046.pdf?OpenElement
15