Download - Windesheim

‘Op macroniveau
is sport veel te
belangrijk geworden’
Met de Olympische Winterspelen en het wereldkampioenschap voetbal voor de deur leek het goed om te bezien
hoe de sport er pedagogisch gezien voor staat. Bas Levering sprak met dr. Ivo van Hilvoorde, sportfilosoof en lector
Bewegen, School en Sport. Aan de Hogeschool Windesheim is hij drukdoende met de ontwikkeling van een master
Pedagogiek en Sport.
beeld: sake rijpkema
door Bas Levering
PIP77 SASKIA.indd 6
01-02-14 12:45
*
Interview
bas levering
PIP77 SASKIA.indd 7
01-02-14 12:45
“
The global race
for medals is alleen maar
harder geworden
”
Is sport pedagogisch gezien
nog wel zo aantrekkelijk?
Het antwoord op die vraag hangt
natuurlijk af vanuit welke rol ik spreek.
Inmiddels ben ik vader, sta ik langs de
kant, fluit ik, geef ik af en toe trainingen en maak ik van alles mee. Als ik
ernaar kijk als sportfilosoof met sportethiek als interessegebied, dan zie ik
een fasc inerende, complexe wereld met
volop werk aan de winkel. Als ik
ernaar kijk als lector Bewegen,
School en Sport, dan zie ik een
wereld waarvan ik me soms afvraag
of je kinderen wel in die wereld moet
introduceren. Er kleven zoveel
bezwaren aan. Maar ik ben natuurlijk niet voor niets in de wereld van
de sportfilosofie en de sportpedagogiek terechtgekomen. Het is een rijke
wereld vol pedagogische mogelijkheden, maar ook een heel paradoxale
wereld waarin je altijd van doen hebt
met een precair evenwicht. Op
microniveau: als de scheidsrechter
niet kan functioneren, moet je je
afvragen of de pedagogische context
niet te bedreigend is; als de trainer
pedagogische tact ontbeert, moet je
je afvragen of het voor het kind wel
een goede plek is om te verblijven.
Op het globale niveau, waar het IOC
en de FIFA zoveel macht hebben, er
zoveel geld omgaat en er zoveel
commerciële belangen in het geding
zijn, moet je je afvragen of je er als
land wel aan mee moet doen. Al
moet je je ook afvragen of de vraag
of je een minister naar Sotsji moet
sturen bijvoorbeeld nog wel over
sport gaat.
Maar het is, zoals je zelf ook
altijd hebt benadrukt, ook
niet moeilijk om aan de
sport een aantal positieve
pedagogische aspecten te
8 PIP ■ Pedagogiek in praktijk
PIP77 SASKIA.indd 8
01-02-14 12:46
*
Interview
bas levering
ontdekken. Kinderen leren
tegen hun verlies kunnen, samenwerken, met tijd omgaan,
zich aan regels houden. Maar
de indruk bestaat dat de sport
als geheel onsportiever is geworden. Is dat zo?
Ik ben toch geneigd die vraag in een
macro-sociologisch perspectief te zien.
Zijn we met zijn allen in de loop van de
tijd moralistischer geworden? Aan de
ene kant gaat het om dingen die al heel
lang bij de sport horen. Aan de andere
kant zijn we juist veel voorzichtiger
geworden. Vroeger sloegen we gewoon
met de vuisten, tegenwoordig vinden
we dat dat alleen mag met handschoenen aan. Als we fietsen, moeten we een
helm op. Kortom, we accepteren ook
veel minder. Als het gaat om geweld en
agressie ben ik wel geneigd om door de
Elias-bril te kijken, maar ook door de
klassenbril. Er zijn natuurlijk sporten,
zoals golf en tennis, die nog wel klassegebonden zijn, maar bij grote sporten
als voetbal loopt dat allemaal door
elkaar heen. En dat levert conflicten op,
omdat je te maken hebt met mensen die
heel verschillend met emoties en spel
omgaan. En als ik sta te fluiten kan ik
niet aankomen met academische ideeën
dat je bepaalde dingen niet moet zeggen
tegen een kind. Mijn intentie is dat de
kinderen gewoon moeten spelen en mij
maakt het niet uit of mijn zoon wint of
verliest, al vind ik dat eerste leuker.
Maar als er dan een man aan de kant
‘Thuisfluiter!!!’ naar me staat te
schreeuwen, kan ik wel proberen het
gesprek aan te gaan, maar dan heb je
toch met een conflict van achtergrond
en waarden te maken.
Tegelijkertijd is dat ook het mooie van
sport, dat je juist daar die diversiteit
tegenkomt. Je komt ook mensen tegen
met wie je – voor jezelf – vanzelfsprekende opvattingen niet kunt delen.
Maar dat zie je ook, op een ander
niveau, bijvoorbeeld in de discussie
over doping in de sport. In de wielersport heeft men altijd de grenzen
opgezocht. Dat werd door velen zelfs
als charme van de sport gezien. Toen de
sport groter werd en er meer landen bij
kwamen, leverde het pas problemen op.
Voor de Belgen, Italianen en de Spanjaarden heeft het er altijd gewoon bij
gehoord. Met de zaak Armstrong heeft
men zich tot op het hoogste politieke
niveau bemoeid. Daar vond men dat de
man moest hangen. Als dat niet was
gebeurd, had hij nog altijd zijn zeven
Tourzeges gehad. Op macroniveau is
sport veel te belangrijk geworden. Toch
neemt dat allemaal niet weg dat ik
sport voor kinderen heel belangrijk
vind, al was het maar omdat ze het zo
leuk vinden om te spelen. Dat is echt
niet door volwassenen bedacht. En
natuurlijk is sport ook heel belangrijk
als cultuurvorm waarin heel veel aan te
leren valt. Er is een kleine laag toppers
die in de wereld van doping en matchfixing terechtkomt en ik begrijp heel
goed de ouders die zeggen dat ze daarvan geen deel willen uitmaken.
Maar het sportveld biedt wel
mogelijkheden voor integratie.
Het is een plek waar culturen
elkaar kunnen ontmoeten.
Er zijn inderdaad niet zoveel cultuurvormen waar dat gebeurt en waar het
dus ook spanningen oplevert in de
kantine. En dat is dan natuurlijk ook
het probleem. Kijk naar de geweldsdelicten rondom het voetbalveld. Ik wil
die niet bagatelliseren, maar die spanning tussen culturen is toch ook wel
weer de charme van sport, ook voor de
kinderen. Daar komen ze kinderen uit
andere culturen tegen en dat levert dus
ook problemen op. Die spanningen heb
je niet als je je kinderen op korfbal of
schaken doet. Die werelden zijn wat de
moraal betreft veel homogener.
Maar zijn het eigenlijk niet de
ouders rond het veld die het
grootste probleem zijn?
Er is een mooi televisieprogramma,
‘Heibel langs de lijn’, waarin een kind
haar of zijn vader of moeder mag
meenemen naar het sportveld omdat
het zich een beetje schaamt voor die
ouders en dat wordt dan gefilmd. Ik
kijk er wel eens met mijn zoon naar. En
als ze dan later terugkijken, maakt zo’n
kind zijn vader of moeder duidelijk dat
het last heeft van dat geschreeuw. Dan
zie je die ouders wel flink schrikken.
Daar is dus veel winst te halen. Ik
maak het zelf ook wel mee als ik fluit.
Dan ontstaat er een discussie over
jongens en testosteron. Dan komt
bijvoorbeeld de vraag of met vuurwerk
spelen er niet een beetje bij hoort. Maar
het is duidelijk dat de hoeveelheid
testosteron aan de zijlijn nog veel groter
is. Als je ziet hoe volwassenen soms
staan te schreeuwen en te brullen, is het
duidelijk dat de kinderen daar niets aan
hebben. Maar dat is natuurlijk weer
niet overal het geval. AFC is een ander
verhaal dan een club in AmsterdamNoord.
Hoe zit het eigenlijk met de
excessen in de topsport, met
de exploitatie van de jonge
februari 2014 ■ PIP 9
PIP77 SASKIA.indd 9
01-02-14 12:46
*
Interview
bas levering
turnmeisjes bijvoorbeeld? Is
dat minder geworden of heeft
dat zich juist uitgebreid?
‘The global race for medals’ is alleen
maar harder geworden en de strijd om
het nationale prestige steeds heftiger.
Ook in Nederland wordt de kaart van
de nationale trots met steeds minder
terughoudendheid getrokken. Er is wel
meer aandacht voor de excessen. De
gevallen waarin trainers lang door zijn
gegaan om kinderen regelrecht te
mishandelen, worden breed uitgemeten.
Daar kan ik niet aan wennen. In het
geval van doping huldig ik een veel liberalere opvatting. Doping hoort nu
eenmaal bij een deel van de sport.
Maar kleine kinderen die dertig uur
trainen in een sporthal, ik wíl er ook
niet aan wennen. Hier is het echt van
belang dat het om kinderen gaat. Dat
volwassenen besluiten om zich zo op te
offeren is hun zaak, maar kinderen zijn
wat dat betreft nog niet autonoom.
Kinderen hebben recht op een open
toekomst. Dan hebben we het niet eens
over de medische klachten. Er zijn
turnsters die op hun dertigste de heupen hebben van een oude vrouw. Het
concepttalent wordt zo vroeg zo ingeperkt. Een volwassen man die zit uit te
leggen wat zo’n jong meisje allemaal
kan – ik kan het niet aanhoren. Dat is
natuurlijk een ander verhaal dan het
verhaal van Epke Zonderland, die in
alles uitstraalt: hier heb ik voor gekozen en hier ga ik voor.
Toch is dit wel een algemener
probleem, want het speelt niet
alleen op sportgebied. Ook in
de muziek moeten de kinderen
zich van alles ontzeggen als ze
aan de top willen komen en
daar beginnen ze vaak al heel
jong mee.
Die discussie is natuurlijk niet af te
doen met ‘je bent nog geen achttien dus
wij beslissen voor je’. Er zijn ook grote
individuele verschillen en sommige
kinderen zijn wel heel erg wijs op jonge
leeftijd. Ook speelt het probleem dat de
sportpedagoog veel meer met moralisme wordt geassocieerd dan de muziekpedagoog bijvoorbeeld. Bij die
laatste ligt er grote nadruk op technische vaardigheid en motivatie, maar er
is ook grote kennis van wat kinderen
aankunnen. Bij de sportpedagoog lijkt
dat veel minder geïntegreerd.
Sport wordt vaak als spiegel
van de samenleving gezien,
maar het lijkt erop dat de samenleving met haar nadruk op
competitie en afrekenen op
targets meer en meer een
spiegel van de gecommercialiseerde sport wordt.
Onze traditionele nadruk op samenwerking lijkt naar de achtergrond te
worden gedrongen. Er is sprake van
voortdurende individuele aansturing.
Sport kun je toch wel zien als een
ideaaltypisch meritocratisch systeem. Je
wordt beloond voor je prestaties en dat
hoeft niet gepaard te gaan met voortdurende controle. In de sportwetenschap
is lang weerstand geweest tegen het
competitie-element. Het werd gezien als
minderwaardig. Als het om aanprijzen
en stimuleren van competitie in de
samenleving gaat, wordt de sport
inderdaad steeds meer als voorbeeld
gebruikt. De sport is voor een groot
deel in handen van mensen die sterk
vanuit competitie denken: de tweede
plek is voor de eerste verliezer.
NOC*NSF wordt door mensen gedomineerd die elke kritiek op dat idee een
uiting van middelmaat vinden. Het
mooie van sport is natuurlijk dat het
relatief eenduidig is. De essentie van
sport is nu net dat er maar één winnaar
kan zijn, dus het is tamelijk absurd om
de rest als losers af te schilderen. Je
kunt er dus wel op andere manieren
naar kijken, maar in andere sectoren –
ook in de wetenschap – wordt de
verkeerde nadruk op competitie alleen
maar sterker. Neem de waanzin van al
die ranglijstjes in de wetenschap,
waarin appels met peren vergeleken
worden. Dat is in de sport niet het
geval. Wie het beste pijltjes gooit, wint.
Maar sport kan ook inspireren en dat
kan pedagogisch worden benut. Er is
over het algemeen meer theater dan in
het gewone leven. De verhalen van
mensen die zich uit een verloren positie
terugvechten, kunnen voor kinderen
voorbeelden zijn. Ze kunnen ook
aanleiding geven tot clichématige
beschouwingen bij sportjournalisten.
Je zult mij ook nooit horen beweren dat
sport belangrijker is dan muziek en
andere manieren van vrijetijdsbesteding.
Als je antwoord zou moeten
geven op de vraag of sport
goed of slecht is voor de gezondheid, welke balans maak
je dan op?
Ik ben niet zo gecharmeerd van het hele
gezondheidsdiscours over sport. Ook
het beeld dat de ene helft van de bevolking aan sport doet en de andere helft
voor de buis hangt en niet aan lichaamsnormen voldoet, ontstaat
10 PIP ■ Pedagogiek in praktijk
PIP77 SASKIA.indd 10
01-02-14 12:46
“
die dertig uur trainen,
”
Kleine kinderen
ik wíl er niet aan wennen
natuurlijk vanuit een klassenbepaald
perspectief. Van sport word je echt niet
dunner. Dat wordt althans schromelijk
overdreven. En natuurlijk is sport heel
risicovol en vormen al die blessures een
grote kostenpost. Maar het belangrijkste is dat het hier gaat om een extern
perspectief op een cultuurvorm die in
principe niet daarvoor bedoeld is. De
waarde van sport moet niet aan de
bijdrage aan de gezondheid worden
afgemeten. Het gaat daarbij ook vaak
om beweeggedrag en dat is in de kern
iets anders dan sportgedrag. Het is een
volwassen perspectief. Een kind staat
niet op het sportveld omdat het aan
lichaamsnormen wil voldoen, maar
omdat het graag wil bewegen en sporten. Er wordt een generatie studenten
opgeleid in het besef dat we allemaal
dikker worden en dat we met zijn allen
moeten bewegen en dan zijn ze verbaasd als al die gezondheidscampagnes
niet werken. Het wordt voor een deel
bepaald door het milieu, doordat
mensen op een andere manier tegen
gezondheid aankijken. Ik zeg niet dat er
geen problemen zijn, ik zeg dat je die
problemen met sport niet kunt oplossen.
Maar ik moet wel zeggen dat de sport
het gezondheidsimago natuurlijk heel
effectief benut. In de discussie over de
bezuinigingen op cultuur heeft de sport
een argument in handen dat het goed
doet. Voor een lector Bewegen, School
en Sport zou het wel heel raar zijn om
te zeggen dat bewegen geen zin heeft.
In Nederland is er een rare kloof. In
Amerika leer je gewoon sporten op
school. Hier bedrijf je sport in verenigingsverband en op school leer je
sporten en bewegen op heel gedifferentieerde wijze. Een promovendus van mij
heeft net het manuscript van zijn proefschrift afgerond over de rol van de
school in de sportsocialisatie, in de
ontwikkeling van sportidentiteit. Uit
zijn onderzoek blijkt dat de school
nauwelijks bijdraagt aan de ontwikkeling van sportidentiteit. Dan kun je je
natuurlijk afvragen of dat een probleem
is, maar als je naar de kerndoelen kijkt,
is het op zijn minst heel merkwaardig.
En zo kun je zeggen dat kinderen op
school drie keer per week moeten
bewegen omdat dat gezond is. Maar
het probleem is dat dat ene uurtje extra
het verschil echt niet gaat maken als je
uit een gezin komt met een cultuur
waarin sport niet van belang is. De
invloed van de ouders is vele malen
groter dan die van de school.
nauwelijks effect. Laatst was ik in
Duitsland en daar bleek dat de collega’s
daar nog helemaal niet in termen van
trots durven spreken. Daar zijn natuurlijk ook mensen betrokken die actief
waren in de oude DDR, waar de sport
echt misbruikt werd. In Duitsland is
natuurlijk heel veel gebeurd, maar daar
mag sinds het wereldkampioenschap
van 2006 wel weer met vlaggen gezwaaid worden. In Nederland lijkt die
nationale symboliek te zijn doorgeslagen. In ieder geval wordt het hier wel
heel onkritisch gebruikt. Ik heb ook
meegedaan aan een onderzoek van de
Teldersstichting, het wetenschappelijk
bureau van de VVD. Ik ben geen
VVD’er, maar wel liberaal georiënteerd. Het is vanuit liberaal gezichtspunt wel heel vreemd dat van een
overheid verwacht zou worden dat ze
gemeenschapsgevoelens stimuleert.
Bezuinigen op cultuur en investeren in
topsport is vanuit liberaal perspectief
echt heel merkwaardig.
*
Is de nadruk op nationale
identiteit in de sport sterker
geworden?
Het is relatief nieuw dat er in beleidsstukken over nationale trots wordt
gesproken. Toch is er nauwelijks onderzoek gedaan naar de vraag of sportprestaties het gevoel van trots bevorderen. Dat wordt gewoon maar
aangenomen. Wij hebben zo goed en zo
kwaad als het kon twee jaar lang ons
best gedaan om het te meten. Er is
februari 2014 ■ PIP 11
PIP77 SASKIA.indd 11
01-02-14 12:46