rapport - Cuadrilla Resources

Review Concept Notitie Reikwijdte en
Detailniveau PlanMER
Structuurvisie Schaliegas
Opdrachtgever Cuadrilla Resources
3 juli 2014
Definitief rapport
BC6412-100-101
HASKONINGDHV NEDERLAND B.V.
INDUSTRY, ENERGY & MINING
George Hintzenweg 85
Postbus 8520
3009 AM Rotterdam
+31 10 443 36 66
Telefoon
Fax
[email protected]
www.royalhaskoningdhv.com
Amersfoort 56515154
Documenttitel
E-mail
Internet
KvK
Review Concept Notitie Reikwijdte en
Detailniveau PlanMER
Structuurvisie Schaliegas
Verkorte documenttitel
Review ConceptNRD
Status
Definitief rapport
Datum
3 juli 2014
Projectnaam
Review ConceptNRD PlanMER Structuurvisie
Schaliegas
Projectnummer
BC6412-100-101
Opdrachtgever
Opdrachtgever Cuadrilla Resources
Referentie
BC6412-100-101/IEM/Nijm.
A company of Royal HaskoningDHV
Review ConceptNRD
Definitief rapport
-i-
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
INHOUDSOPGAVE
Blz.
1
INLEIDING
1
2
ERVARINGEN GROOT-BRITTANIË
3
3
WETTELIJK KADER
4
4
1000 METER DIEPTEBEGRENZING
5
5
RISICO BIJ VOORBAAT UITSLUITEN GEBIEDEN
8
6
SEISMIEK
10
7
LANDSCHAPSTYPEN
12
8
WEGENNET
13
9
VERKENNING NUT EN NOODZAAK
14
10
CONCLUSIES
16
BIJLAGE WET- EN REGELGEVING
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
1
INLEIDING
Met de Structuurvisie Schaliegas beoogt het kabinet het ruimtelijk kader voor de
eventuele opsporing en winning van schaliegas in Nederland vast te stellen. De
Structuurvisie geeft aan of, en zo ja in welke gebieden, opsporing en winning van
schaliegas plaats kan vinden. Daarbij gaat het om gebieden waar de mogelijke gevolgen
voor natuur, mens en milieu geborgd kunnen worden. Het ten behoeve van de
Structuurvisie op te stellen planMER moet hier belangrijke input voor leveren.
De concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau ten behoeve van het planMER voor de
Structuurvisie Schaliegas (hierna: conceptNRD) is op 28 mei 2014 gepubliceerd en ter
inzage gelegd. In zijn brief van 26 mei 2014 heeft de Minister van Economische Zaken
aan de samenleving gevraagd om te reageren op deze conceptNRD. Cuadrilla
Resources heeft Royal HaskoningDHV gevraagd om de conceptNRD op inhoud te
beoordelen en aanvullingen voor de zorgvuldige opzet en uitvoering van het onderzoek
naar de milieueffecten in het planMER te benoemen. Van der Feltz Advocaten hebben
in dit rapport bijgedragen aan de juridische onderdelen.
Het doel van het planMER voor de Structuurvisie Schaliegas is het beoordelen van de
milieugevolgen van schaliegaswinning in potentieel geschikte gebieden. Er wordt
uitgegaan van de gebieden waarvan TNO aangeeft dat er mogelijk schaliegas in de
grond zit. Het te onderzoeken gebied in het planMER is echter kleiner, omdat op
voorhand gebieden worden uitgesloten waar schaliegaswinning op basis van de huidige
wet- en regelgeving niet is toegestaan of waarbij het onrealistisch wordt geacht dat dit
wordt toegestaan. In de diepe ondergrond binnen de potentieel schaliegashoudende
lagen worden geen gebieden uitgesloten. Het plangebied heeft dus bovengronds een
andere afbakening dan in de diepe ondergrond.
De gebieden in het plangebied (de potentieel schaliegashoudende gebieden minus de
uitsluitingsgebieden) zijn geclusterd op basis van landschapstypen. De
milieubeoordeling vindt in twee stappen plaats. De eerste stap van de milieubeoordeling
zal worden uitgevoerd op basis van de kenmerken van de landschapstypen en een
potentiële schaliegaswinningsfaciliteit die is gebaseerd op de “base case” van een
Halliburton studie in opdracht van EBN.
In de tweede stap van de milieubeoordeling worden de mogelijke milieueffecten per
landschapstype naar de daadwerkelijke deelgebieden vertaald die binnen het
plangebied zijn te onderscheiden. De exacte gebiedsindeling zal in het werkproces
nader worden bepaald op basis van informatie over onder andere de bodemopbouw,
kenmerken van de diepe ondergrond en de mate van verstedelijking. Voor
milieuthema’s waarbij een beoordeling op het niveau van landschapstypen niet goed
mogelijk is, vindt in de tweede stap een directe beoordeling op deelgebiedniveau plaats.
Het gaat om de thema’s diepe ondergrond en stabiliteit, woon- en leefmilieu, klimaat en
verkeer.
In het kader van het planMER vindt tevens een verkenning plaats ten behoeve van de
afweging van nut en noodzaak van schaliegaswinning in Nederland. In het planMER
zullen geen gebieden worden aangewezen waarin eventuele opsporing en winning van
schaliegas mogelijk zijn; de keuze voor gebieden wordt gemaakt in de Structuurvisie.
Over het algemeen is ons oordeel over de conceptNRD positief en is
Royal HaskoningDHV van mening dat de conceptNRD een goede basis vormt voor het
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
-1-
3 juli 2014
opstellen van de planMER om daarmee het milieubelang, naast de overige belangen,
mee te nemen in de besluitvorming over de Structuurvisie Schaliegas. Tevens zijn wij
van mening dat de mogelijke resultaten van de planMER (conform de conceptNRD) een
goede bijdrage gaan leveren aan de brede discussie over schaliegas die momenteel in
de samenleving wordt gevoerd. Wij zijn echter van mening dat de conceptNRD op de
volgende punten aanvulling behoeft:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
Ervaringen uit Groot-Brittannië
Wettelijk kader
1000 meter dieptebegrenzing
Risico bij voorbaat uitsluiten gebieden
Seismiek
Landschapstypen
Wegennet
Verkenning nut en noodzaak
Deze aandachtspunten zijn in de volgende hoofdstukken nader uiteengezet. De Notitie
Reikwijdte en Detailniveau ten behoeve van de Structuurvisie Schaliegas zou op deze
punten moeten worden aangevuld/herzien voor een juiste opzet en een volledige
uitvoering van het milieuonderzoek.
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Review ConceptNRD
-2-
Definitief rapport
2
ERVARINGEN GROOT-BRITTANIË
Inleiding
De Britse overheid heeft met betrekking tot schaliegasproductie ook een planMER
proces doorlopen en zijn er documenten gepubliceerd over de mogelijke gevaren voor
de volksgezondheid. Ook zijn er door gerenommeerde instituten rapporten verschenen
over bijvoorbeeld fracken. Aan deze documenten wordt niet gerefereerd in de
conceptNRD, terwijl de werkwijze en ervaring van de in dit opzicht op Nederland vooruit
lopende Britten bruikbaar kan zijn voor de milieubeoordeling van schaliegas in
Nederland.
Strategic Environmental Assessment for Further Onshore Oil and Gas Licensing
In Groot-Brittannië is door de landelijke overheid in december 2013 het planMER voor
de aanwijzing van nieuwe gebieden voor conventionele en onconventionele gas- en
oliewinning gepubliceerd1. Dit rapport en aanvullende documenten zijn te vinden via de
volgende link: https://www.gov.uk/government/consultations/environmental-report-forfurther-onshore-oil-and-gas-licensing.
In het Britse planMER worden onder andere de effecten van schaliegaswinning
beoordeeld. Er zijn 5 geografische gebieden aangewezen waar op basis van de
geologie gas- of olievoorkomens worden verwacht. In deze gebieden worden geen
gebieden op voorhand uitgesloten, maar er wordt verwezen naar de geldende wet- en
regelgeving, waardoor boren in deze gebieden aan strenge regels is gebonden en
gevoelige gebieden worden beschermd voor negatieve effecten. Wij komen in
hoofdstuk 3 op het in Nederland geldende wettelijk kader en in hoofdstuk 5 op het op
voorhand uitsluiten van gebieden terug.
Er worden 6 fases onderscheiden, te weten: 1) bureauonderzoek, 2) proefboring, 3)
voorbereiding voor productie, 4) productie, gebruik en onderhoud, 5) ontmanteling en 6)
herstel van de locatie. De beoordeling is uitgevoerd door de bijdrage aan doelstellingen
van tien beoordelingsthema’s te scoren. Daarbij komen naast de in het
beoordelingskader (tabel 5.2 op bladzijde 35) van de conceptNRD ook Volksgezondheid
en Afval & Grondstoffengebruik voor.
In het kader van het Britse planMER is een rapport gepubliceerd over de mogelijke
gevaren voor de volksgezondheid2. Ook zijn er door gerenommeerde instituten
rapporten verschenen over bijvoorbeeld fracken3. Een goed overzicht van alle
rapportages is te vinden via de volgende link: https://www.gov.uk/oil-and-gas-onshoreexploration-and-production. De Britse overheid heeft richtlijnen voor detailonderzoeken
voor de proef- en productieboringen naar schaliegas gepubliceerd4.
Concluderend
Aanbevolen wordt om het Britse planMER en bijbehorende onderzoeken te betrekken in
de milieubeoordeling van schaliegas in Nederland.
1
Strategic Environmental Assessment for Further Onshore Oil and Gas Licensing, Environmental
Report. Department of Energy and Climate Change, AMEC Environment & Infrastructure UK Limited,
December 2013
2
Review of the Potential Public Health Impacts of Exposures to Chemical and Radioactive Pollutants
as a Result of Shale Gas Extraction. Public Health England, October 2013
3
Shale Gas Extraction in the UK: A Review of Hydraulic Fracturing. The Royal Society and The Royal
Academy of Engineering, June 2012
4
Extended well tests and Frac Plan. DECC, 2013
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
-3-
3 juli 2014
3
WETTELIJK KADER
Inleiding
Er wordt vaak gesteld dat aanvullende wetgeving voor het opsporen en het winnen van
schaliegas noodzakelijk is. Er is echter al veel wet- en regelgeving van toepassing voor
de winning van schaliegas. Deze wet- en regelgeving is op dit moment vaak versnipperd
in verschillende wetten en regels.
Geldende wet- en regelgeving
In de conceptNRD is geen overzicht van de geldende wet- en regelgeving met
betrekking tot schaliegaswinning opgenomen. In de bijlage hebben wij de belangrijkste
Europese en nationale wet- en regelgeving opgesomd.
Volledigheid van het wettelijk kader
Hoewel de huidige wet- en regelgeving erg versnipperd en complex is als het gaat om
de opsporing en winning van schaliegas, is het naar onze mening wel veelomvattend. Er
zijn regels voor het bouwen, oprichten en in werking hebben van een mijnbouwwerk
(Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en Bouwbesluit 2012) en er zijn eisen
gesteld voor de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Er
zijn regels gesteld voor de injectie van hulpstoffen (Activiteitenbesluit milieubeheer en
Landelijk afvalbeheerplan), er zijn algemene regels waaraan een boring moet voldoen
(Mijnbouwwet en het Besluit algemene regels milieu mijnbouw) en er zijn voldoende
instrumenten om het milieu te beschermen (Wet milieubeheer).
Dit wordt bevestigd door de op 22 januari 2014 door de Europese Commissie
aangenomen Aanbeveling (2014/70/EU). De Europese Commissie heeft aanbevelingen
gedaan om een set “minimumbeginselen” in acht te nemen bij de exploratie en winning
van schaliegas. Tevens heeft de Europese Commissie een richtsnoer gegeven voor de
toepassing van de richtlijn milieueffectrapportage (85/337/EEG).
Concluderend
Wij adviseren om in het kader van het planMER te onderzoeken welke wet- en
regelgeving op dit moment van toepassing is bij de opsporing en winning van schaliegas
en tevens te beoordelen of dit wettelijk kader volledig is.
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Review ConceptNRD
-4-
Definitief rapport
4
1000 METER DIEPTEBEGRENZING
Inleiding
In de conceptNRD worden uitsluitingsgebieden voor de winning van schaliegas
aangegeven, waarbij tevens een dieptebegrenzing wordt geïntroduceerd, die het
mogelijk maakt om op een diepte van 1000 meter onder de uitsluitingsgebieden wel
naar schaliegas te boren (hoofdstuk 3.2, p 14 van de conceptNRD).
“Vanwege de diepte van mogelijke schaliegasboringen wordt het horizontale boren in de
diepe ondergrond onder de uitsluitingsgebieden niet op voorhand uitgesloten. Hiertoe
wordt een verticale begrenzing van de uitsluitingsgebieden voorgesteld op 1000 meter
onder maaiveld. Deze diepte sluit aan bij het uitgangspunt van de kaart (…), waarbij is
aangetekend dat de lagen tot 1000 meter onder maaiveld niet voldoende maturiteit
(rijpheid) en voldoende druk bezitten om schaliegas te bevatten. Voor gevoelige
gebieden in de ondergrond, zoals grondwaterbeschermingsgebieden, is 1000 meter
naar verwachting voldoende diep om te voorkomen dat de ondergrondse horizontale
boring interfereert met het ondergronds gevoelig gebied. Bij een concreet initiatief zal
altijd locatie specifiek getoetst moeten worden of bij een uitgesloten gebied de
1000 meter daadwerkelijk voldoende bescherming biedt.”
De 1000 meter dieptebegrenzing wordt gehanteerd vanuit de wetenschap dat de lagen
tot 1000 meter onder maaiveld niet voldoende maturiteit en voldoende druk bezitten om
schaliegas te bevatten. Vanuit milieuoverwegingen is het van belang dat een dergelijk
criterium ook zekerheid biedt met betrekking tot het voorkómen van negatieve
milieueffecten bijvoorbeeld de mogelijke effecten op drinkwater. Dit laatste is in de
conceptNRD niet onderbouwd; er wordt alleen de verwachting uitgesproken dat een
diepte van 1000 meter voldoende is om interferentie met ondiep gevoelig gebied te
voorkomen. Deze verwachting zal – conform de conceptNRD – in het planMER niet
worden onderbouwd, maar moet per concreet initiatief locatie specifiek worden
bevestigd.
Om de mogelijke gevolgen van opsporing en winning van schaliegas voor natuur, mens
en milieu voldoende te borgen, achten wij het echter wenselijk om de 1000 meter
dieptebegrenzing nader te motiveren en richtlijnen voor het detailonderzoek voor de
proef- en productieboringen naar schaliegas in het planMER op te nemen.
Veiligheidsmarge
In Nederland komen de lagen die potentieel schaliegas bevatten voor op grote diepten.
De Posidonialaag bevindt zich op zo’n 3500 meter onder maaiveld en de Geveriklaag op
zo’n 4500 meter diepte5. In het licht van de dieptebegrenzing van 1000 meter is
daarmee sprake van een grote afstand tussen deze schaliegashoudende lagen en de
onderzijde van het grondwatersysteem dat zich in Nederland uitstrekt tot maximaal
300 meter onder het aardoppervlakte. Wanneer de dieptebegrenzing van 1000 meter
goed wordt onderbouwd, zal er een ruime veiligheidsmarge aanwezig zijn voor
mogelijke verspreiding van verontreiniging naar het grondwater.
Voorbeeldwinning
In het planMER zal de beoordeling van de milieueffecten worden gebaseerd op een
voorbeeldwinning. De vraag is in hoeverre de “base case” voorbeeldwinning
representatief kan worden verondersteld voor de zeer grote verschillen in
5
Inventory non-conventional gas. TNO, 2009
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
-5-
3 juli 2014
bodemopbouw van de Nederlandse ondergrond. Naar onze mening zijn
inhomogeniteiten in de ondergrond dermate groot, dat een generieke representatieve
geohydrologische beschrijving voor diepe boringen op basis van een voorbeeldwinning
niet mogelijk is. Om de 1000 meter dieptebegrenzing nader te motiveren, adviseren wij
om de volgende beschrijvingen in het planMER op te nemen:
-
Overall beeld van de hydrogeologische opbouw van de diepe ondergrond onder de
geohydrologische basis voor gebieden met potentieel schaliegas houdende lagen.
De positie en eigenschappen van bestaande breuksystemen binnen de gebieden
met potentieel schaliegas houdende lagen.
Analyse van het fracking proces en de daarbij verwachte scheuren en de verticale
doorwerking daarvan.
Technische zaken met betrekking tot fracken
Verticale spreiding van de fracks
Door horizontaal te fracken in potentieel schaliegashoudende lagen zullen scheuren (fracks) in
verticale richting ontstaan. In de omgeving van bestaande breuken in de ondergrond is het mogelijk
dat een door fracken opgewekte scheur een bestaande geologische breuk bereikt.
Uit de praktijk zijn geen situaties bekend waarbij fracks die een breukzone treffen plotseling significant
richting het aardoppervlak gaan groeien of op een andere manier een substantiële vloeistofstroom
veroorzaken. Dit laatste is ook minder waarschijnlijk gelet op de drukniveaus en de hoeveelheid
verpompte vloeistofvolumes die voor het fracken worden gebruikt.
Dit is onder meer gebleken uit microseismisch onderzoek waarbij voor een groot aantal
6
schaliegasvoorkomens en -putten de spreiding van de frack in verticale richting is onderzocht . De
gemeten verticale spreiding van een frack varieert van enkele meters tot 300 meter. Uitgaande van de
maximaal gemeten verticale spreiding van een frack van 300 meter betekent dit dat een scheur in
verticale richting tot 3200 meter (bij fracken in de Posedonialaag) dan wel 4200 meter (bij fracken in
de Geveriklaag) van de onderkant van het ondiepe grondwatersysteem verwijderd blijft.
Uitvoering fracken
Te lange fracks zijn vanuit bedrijfsbelang ongunstig gezien de extra kosten. Bovendien is het
productietechnisch inefficiënt als de fracks buiten de schalielaag komen. Er zijn diverse technieken
beschikbaar om de spreiding van de scheur te beïnvloeden. Het plaatsen van fracks is kostbaar en zal
daarom zo effectief mogelijk worden uitgevoerd. Met drukmetingen en het gebruik van microseismiek
worden fracks nauwkeurig gezet en uitvoerig gecontroleerd.
Putontwerp
Bij het putontwerp wordt rekening gehouden met de te verwachten druk in de put tijdens het fracken
en de latere productie. De verbuizingen, packers en cementering worden zodanig aangebracht dat het
risico sterk wordt verminderd dat uit de verbuizing vloeistof kan ontsnappen en zich langs het boorgat
naar boven kan verspreiden. In Nederland wordt de eerste verbuizing door het grondwatersysteem
geplaatst tot een diepte van 600 meter. Binnen deze verbuizing bevinden zich gemiddeld nog drie
andere verbuizingen. Tussen deze verbuizingen wordt ter afdichting cement aangebracht.
Richtlijnen voor detailonderzoek
Om de locatie specifieke toetsing of de 1000 meter daadwerkelijk voldoende
bescherming biedt te ondersteunen, zou de systematiek voor het detailonderzoek in het
planMER moeten worden gegeven. Het is mogelijk dat er voor de verschillende
6
Hydraulic Fracture-Height Growth: Real Data. K. Fisher & N. Warpinski, Society of Petroleum
Engineers. Paper voor de jaarlijkse SPE Technical Conference & Exhibition Denver, Colorado, USA,
30 October–2 November 2011
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Review ConceptNRD
-6-
Definitief rapport
gebieden met potentieel schaliegas houdende lagen verschillende richtlijnen voor het
detailonderzoek zijn.
Concluderend
De conceptNRD legt te beperkt uit waarom bij de gebieden die uitgesloten worden van
schaliegaswinning gekozen is voor een dieptebegrenzing van 1000 meter.
In het planMER zouden richtlijnen moeten worden opgesteld voor het detailonderzoek
dat moet worden uitgevoerd voor de proef- en productieboringen naar schaliegas. Het is
mogelijk dat er voor de verschillende gebieden met potentieel schaliegas houdende
lagen verschillend detailonderzoek nodig zal zijn.
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
-7-
3 juli 2014
5
RISICO BIJ VOORBAAT UITSLUITEN GEBIEDEN
Inleiding
In de conceptNRD worden bepaalde gebieden uitgesloten voor schaliegaswinning
(uitsluitingsgebieden). Het gaat om Natura2000-gebieden, waterwingebieden,
grondwaterbeschermingsgebieden, grote wateren en stedelijk gebied (hoofdstuk 3.2,
p 13 van de conceptNRD).
“Gebieden die op voorhand niet geschikt zijn voor schaliegaswinning worden in het
planMER ‘uitgesloten’ en maken geen deel uit van het plangebied. Gebieden worden
alleen op voorhand uitgesloten als schaliegaswinning op basis van de huidige wet- en
regelgeving niet toegestaan is of als het onrealistisch wordt geacht dat
schaliegaswinning toegestaan wordt, bijvoorbeeld door een gebrek aan fysieke ruimte of
doordat de kans nihil is dat een vergunning verleend kan worden (bijvoorbeeld in
Natura2000-gebieden).”
Indien deze gebieden ook specifiek worden aangewezen als uitsluitingsgebied in de
uiteindelijke structuurvisie, is er nog weinig ruimte voor een belangenafweging en een
locatie specifieke benadering in het kader van het vaststellen van een bestemmingsplan
of het verlenen van een omgevingsvergunning. Het gevolg is dat in de
uitsluitingsgebieden de belangenafweging in het kader van verdere besluitvorming op
voorhand wordt ingeperkt.
Risico
In een structuurvisie wordt doorgaans het strategisch omgevingsbeleid vastgelegd. Het
juridisch bindende, normatieve beleid wordt vastgelegd in een bestemmingsplan of in
ruimtelijke verordeningen. Een structuurvisie dient de hoofdlijnen van voorgenomen
ontwikkelingen te bevatten. In de Wet Ruimtelijke Ordening hebben structuurvisies een
indicatieve betekenis. Dit betekent niet zonder meer dat het Rijk en gemeenten zomaar
kunnen afwijken van een structuurvisie. Alleen goed gemotiveerd kan worden
afgeweken van een structuurvisie. Het is dus van belang dat structuurvisies ruimte
bieden voor een belangenafweging in het kader van verdere besluitvorming.
Zoals aangegeven in de conceptNRD zal de Structuurvisie Schaliegas in een later
stadium integraal onderdeel uitmaken van de Structuurvisie Ondergrond (STRONG).
STRONG gaat over alle soorten grondgebruik van de ondergrond; dus ook voor
conventionele gasvelden. In STRONG zouden dan speciale uitsluitingsgebieden voor
schaliegas moeten worden benoemd. Als dit niet duidelijk wordt onderscheiden dan
kunnen beperkingen of uitsluitingen die voor schaliegas gelden ook voor conventionele
gasvelden gaan gelden.
De doorwerking van het rijksbeleid verloopt onder andere via het Besluit algemene
regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro). Hierin heeft het Rijk vastgelegd hoe andere
overheden moeten omgaan met de nationale belangen zoals deze zijn geformuleerd in
structuurvisies. Het Barro is anders dan een structuurvisie wel juridisch bindend. Het is
dus mogelijk dat na het vaststellen van de Structuurvisie Schaliegas en/of STRONG, het
Barro wordt aangevuld. Het is mogelijk dat de uitsluitingsgebieden juridisch bindend
worden en dat er dan geen verticale boring meer kan plaatsvinden in onder andere
Natura2000-gebieden en in stedelijke gebieden.
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Review ConceptNRD
-8-
Definitief rapport
Voor schaliegaswinning is het risico van uitsluiting niet zo groot, omdat de
schaliegasvoorkomens op grote diepte onder de uitsluitingsgebieden via horizontale
boring vanaf de rand van het uitsluitingsgebied kunnen worden bereikt. Er liggen echter
verscheidene nog niet exploiteerde kleine gasvelden (gasvelden die vallen onder het
kleineveldenbeleid) binnen de grenzen van Natura2000-gebieden. Doorwerking van het
uitsluitingsbeginsel zoals voorgesteld in de conceptNRD kan betekenen dat een deel
van de nog niet exploiteerde kleine gasvelden niet meer aangeboord kunnen worden via
verticale boringen.
Ook boringen naar aardwarmte (geothermie) waarbij aardgas vrijkomt, lopen het risico
op uitsluiting in bepaalde gebieden bij doorwerking van het uitsluitingsbeginsel zoals
voorgesteld in de conceptNRD. Zo zou ook het aardwarmte project in het stedelijk
gebied van Den Haag volgens de conceptNRD in een uitsluitingsgebied vallen.
Concluderend
Wij voorzien een risico voor de olie- en gassector en voor initiatieven naar gebruik van
duurzame energieën (zoals gebruik van aardwarmte) indien in de Structuurvisie bij
voorbaat gebieden worden uitgesloten. We vragen ons af of het de bedoeling van het
Rijk is om de verticale boring naar gas en olie of naar aardwarmte op voorhand uit te
sluiten in Natura2000-gebieden, waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden,
grote wateren en stedelijk gebied en daarmee de belangenafweging in het kader van
verdere besluitvorming in te perken.
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
-9-
3 juli 2014
6
SEISMIEK
Inleiding
Boringen in de omgeving van vermoedelijke breukzones worden niet op voorhand
uitgesloten (paragraaf 3.3, blz. 22 van de concept NRD):
“Ten slotte worden boringsvrije zones en de vermoedelijke ligging van breukzones niet
op voorhand uitgesloten. Hierna wordt toegelicht dat nadere bestudering van deze
gebieden in de planMER-fase en voorafgaand aan een concreet initiatief essentieel is.
Om verschillende redenen, die hierna toegelicht worden, is het echter niet mogelijk deze
gebieden op voorhand al uit te sluiten voor schaliegaswinning.”
In het planMER zal niet nader worden ingegaan op de risico's van boren en fracken
nabij bestaande breukzones in de diepe ondergrond, omdat deze afhankelijk zijn van
locatie specifieke omstandigheden. Voor een goede borging van de risico’s adviseren
wij echter om in het planMER richtlijnen voor de toekomstige locatie specifieke
seismische onderzoeken op te nemen.
Breukzones
In aanvullend onderzoek van Witteveen+Bos, Arcadis en Fugro naar het opsporen en
winnen van schaliegas in Nederland7 wordt ingegaan op de risico's van boren en
fracken nabij bestaande breukzones in de diepe ondergrond. Er kunnen aardbevingen
worden opgewekt doordat de geïnjecteerde frackvloeistof terechtkomt in een breukzone
in een seismisch actief gebied. Hierdoor kan de bestaande breukzone gaan schuiven en
resulteren in een geïnduceerde aardbeving. Een geïnduceerde aardbeving is een
aardbeving die voortkomt uit menselijke activiteiten, onder meer in het kader van de
olie- en gaswinning; dit in tegenstelling tot natuurlijke – tektonische – bevingen die
optreden als gevolg van natuurlijke processen in de aardkorst. Het aanvullend
onderzoek geeft aan dat de magnitude van mogelijk geïnduceerde aardbevingen kleiner
is dan ML = 3 op de schaal van Richter (Richter’s Local Magnitude, schaal die wordt
gebruikt voor kleine aardbevingen). Fracken levert overigens ook trillingen op; deze zijn
in de regel lager dan ML = 1 en aan het oppervlak niet voelbaar. Een belangrijke
conclusie uit het onderzoek is dat bij de winning van schaliegas geen compactie van het
gesteente optreedt, waardoor de winning van schaliegas niet zal leiden tot bodemdaling
en daaraan gerelateerde aardbevingen.
De specifieke geologische situatie en de aanwezigheid van breuken in de nabijheid zijn
sterk bepalend voor het mogelijke optreden van geïnduceerde aardbevingen door
fracken. In Groot-Brittannië nabij Blackpool zijn bij een proefboring in de Bowland Shale
diverse bevingen opgetreden, waarbij de sterkste een magnitude had van ML = 2.3.
Ervaringen in de Verenigde Staten tonen aan dat de seismische activiteit bij inmiddels
duizenden hydraulisch gestimuleerde putten veel kleiner is. Zelfs in de zeldzame
gevallen dat er vloeistof in breuken was gestroomd, was de maximaal waargenomen
seismische activiteit ML = 0.8. Dit is een duidelijke indicatie dat de Bowland Shale een
bijzondere geologische situatie kent. In de meeste situaties zullen geen voelbare
bevingen optreden.
7
Aanvullend onderzoek naar mogelijke risico’s en gevolgen van opsporen en winnen van schalie- en
steenkoolgas in Nederland, Witteveen+Bos, Arcadis en Fugro, 16 augustus 2013, in opdracht van
het Ministerie van Economische Zaken
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Review ConceptNRD
- 10 -
Definitief rapport
Wetgeving
De Mijnbouwwet kent geen specifieke bepalingen ten aanzien van de winning van
schaliegas. Fracken wordt in de wet niet als aparte werkzaamheid benoemd, maar
beschouwd als onderdeel van de aanleg of het onderhoud van een boorgat. De
wetgeving kent ook algemene bepalingen, die toezicht en handhaving mogelijk maken.
Artikel 67 1e lid van het Mijnbouwbesluit schrijft voor: “Bij het aanleggen, gebruiken,
onderhouden, repareren en buiten gebruik stellen van een boorgat worden maatregelen
genomen ter voorkoming van schade.” Het Mijnbouwbesluit biedt de toezichthouder
daarmee de mogelijkheid om zelf maatregelen voor te schrijven of in te zetten om
schade te voorkomen.
De wetgeving vereist dat een mijnbouwonderneming over een opsporings- of
winningsvergunning beschikt voordat zij kan overgaan tot verkenningsonderzoek en
winning van gas. Hiervoor moet de mijnbouwonderneming een werkprogramma of een
winningsplan indienen. Voordat de Minister een vergunning afgeeft, worden de plannen
en onderzoeken beoordeeld door experts van het Staatstoezicht op de Mijnen.
Geofysische, geochemische en geologische onderzoeken en een risicobeoordeling op
trillingen zijn onderdeel van deze plannen. Bovendien kan de Minister de
werkzaamheden bij dreigende onveilige situaties onmiddellijk stil laten leggen.
Hoewel de wetgeving niet specifiek is toegespitst op de opsporing en winning van
schaliegas, biedt zij de overheid handvatten om schaliegaswinning te reguleren en waar
nodig in te grijpen. Wij adviseren om in het kader van dit planMER alle relevante
wetgeving, besluiten en regels te inventariseren om te bepalen of dit stelsel nog
aanvulling behoeft met betrekking tot schaliegaswinning.
Concluderend
Wij beamen dat het planMER niet in meer detail kan ingegaan op geomechanische
aspecten en de seismische beoordeling. In onder meer het aanvullend onderzoek van
Witteveen+Bos, Arcadis en Fugro is hier, specifiek voor de Nederlandse situatie op de
hoofdlijnen van een landelijke studie, al voldoende diep op ingegaan. Locatie specifiek
seismisch detailonderzoek zal de risico’s op een geïnduceerde aardbeving voor een
proef- of productieboring moeten bepalen. Wij adviseren om de systematiek voor het
seismisch detailonderzoek dat moet worden uitgevoerd voor de toekomstige proef- en
productieboringen naar schaliegas in het planMER voor te schrijven.
Daarnaast wordt aanbevolen om alle relevante wetgeving, besluiten en regels te
inventariseren om te bepalen of dit stelsel nog aanvulling behoeft met betrekking tot
schaliegaswinning.
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
- 11 -
3 juli 2014
7
LANDSCHAPSTYPEN
Inleiding
In de conceptNRD worden landschapstypen gehanteerd als basis voor de beoordeling
van milieueffecten aan het aardoppervlak. In de conceptNRD wordt al genoemd dat
landschapstypen geen directe relatie hebben met het eventueel voorkomen van
schaliegas. De indeling in landschapstypen maakt het echter mogelijk om eenzelfde
activiteit (schaliegaswinning) binnen verschillende min of meer uniforme eenheden (de
landschapstypen) met elkaar te vergelijken.
Het is waardevol dat de landschapstypen en daarmee de ruimtelijke kwaliteit wordt
meegenomen als beoordelingscriterium voor de winning van schaliegas. In onze optiek
echter zijn winlocaties in elk landschapstype op een verantwoorde wijze in te passen of
juist herkenbaar te maken vooral tijdens de jarenlange periode van produceren.
Landschapstypen vormen in dat geval geen onderscheidend beoordelingscriterium
meer, maar kunnen worden ingezet om winlocaties op zorgvuldige wijze ruimtelijk goed
in te passen. Hiertoe zouden per landschapstype goede inpassings- en
ordeningsprincipes gedefinieerd moeten worden.
Verfijning landschapstypen
Indien de landschapstypen als beoordelingscriterium gehandhaafd blijven, adviseren wij
een verfijning te maken van de landschapstypen. Het gebruik van de landschapstypen
zoals voorgesteld in de conceptNRD als basis voor de beoordeling van milieueffecten
aan het aardoppervlak is naar onze mening namelijk niet voldoende onderscheidend.
-
-
De clustering in negen landschapstypen is te globaal. Binnen de genoemde
landschapstypen is immers nog een grote ruimtelijke verscheidenheid aanwezig. Zo
zijn binnen het landschapstype ‘zandgebied’ veel regionale verschillen aanwezig.
Een ander landschapstype, het ‘rivierengebied’, kent een ruimtelijke opbouw van
uiterwaarden, oeverwallen, stroomruggen en komgronden. De verschijningsvorm
van deze deelgebieden varieert sterk in bijvoorbeeld de maat en schaal, maar ook
de beplantingsstructuren.
Bij het toepassen van landschapstypen als beoordelingscriterium is het niet alleen
van belang naar de landschappelijke verschijningsvorm te kijken, maar ook naar het
ruimtegebruik. De mate van verstedelijking / dichtheid van woonbebouwing, het
recreatief gebruik of de aanwezigheid van natuurwaarden biedt aanleidingen om te
beoordelen of een gebied wel of niet geschikt is voor schaliegaswinning.
Concluderend
De landschapstypen zijn in onze optiek wel onderscheidend te maken. Daartoe zou een
verfijningsslag uitgevoerd moeten worden; de negen landschapstypen uit de
conceptNRD dienen daartoe verder onderverdeeld te worden. Daarbij achten wij het
zinvol om het ruimtegebruik mee te nemen. Naast deze verfijning is het in onze optiek
waardevol om per landschapstype inpassings- en ordeningsprincipes te definiëren. Door
die inpassings- en ordeningsprincipes kan snel in beeld worden gebracht welke
ruimtelijke impact een winlocatie in een gebied heeft. Dit draagt op positieve wijze bij
aan de beeldvorming bij de lokale samenleving.
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Review ConceptNRD
- 12 -
Definitief rapport
8
WEGENNET
Inleiding
De toename van het vrachtverkeer voor de aan- en afvoer van materiaal en materieel en
de daarvoor benodigde geschiktheid van het onderliggende wegennet zijn aspecten die
in de conceptNRD onderbelicht zijn gebleven.
De geschiktheid hangt samen met verkeersveiligheid, leefbaarheid en het voorkomen
van bermschade. Ook in het Britse planMER8 wordt verwezen naar mogelijk significante
effecten op de lokale samenleving als gevolg van verkeersopstoppingen, verkeerslawaai
en luchtverontreiniging in relatie tot het bestaande wegensysteem en wegenbelastingen.
Geschiktheid wegennet
Een productieveld voor schaliegas kan uit 15 tot 20 winlocaties bestaand op een
gemiddelde afstand van 4 tot 6 km van elkaar. Op elke winlocatie zullen naar
verwachting 8 tot 10 boorgaten worden aangebracht. Een dergelijke schaliegasproductie
leidt tot veel extra transportbewegingen van zowel vrachtverkeer als personenauto’s
gedurende een lange periode. Op mijnbouwlocaties worden vaak specifieke
aanpassingen aan wegen uitgevoerd (bijvoorbeeld passeerstroken).
Veel wegen in het buitengebied zijn niet of minder geschikt voor de extra belasting door
verkeer gerelateerd aan schaliegasproductie. De breedte van de wegen is een
maatgevend criterium. Voor vrachtverkeer zijn erftoegangwegen type I met een
minimale breedte van 6 meter minimaal vereist, maar gebiedsontsluitingswegen type II
met een verhardingsbreedte van 7,5 meter hebben de voorkeur.
Erftoegangsweg type I
Erftoegangsweg type II
Een ander relevant criterium is het huidige gebruik van de wegen; maakt een weg
bijvoorbeeld deel uit van een recreatieve route of route voor schoolgaande jeugd. De
rijtijden van het vrachtverkeer kunnen worden aangepast aan schooltijden.
Concluderend
In onze optiek is het voor een evenwichtiger milieubeoordeling essentieel om de
geschiktheid van het wegennet als onderscheidend criterium mee te nemen in het
planMER.
8
Strategic Environmental Assessment for Further Onshore Oil and Gas Licensing, Environmental
Report, Department of Energy and Climate Change (DECC, UK). AMEC, December 2013
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
- 13 -
3 juli 2014
9
VERKENNING NUT EN NOODZAAK
Inleiding
We vinden het positief dat er in het planMER voor deze structuurvisie aandacht is voor
de maatschappelijke “voor- en nadelen” van schaliegaswinning in Nederland. We
verwachten dat het beoogde onderzoek voornamelijk kwalitatieve resultaten zal
opleveren. De resultaten zijn afhankelijk van de input gegevens. Het feit dat in
Nederland nog geen proefboringen zijn gedaan, maken de uitkomsten van de
verkenning onzeker en het is daarom van belang om, zowel aan de kosten als aan de
baten kant, met ruime bandbreedtes te werken.
Voor het uitvoeren van een onderzoek naar maatschappelijke kosten en baten wordt in
Nederland standaard gebruik gemaakt van het hulpmiddel een maatschappelijke
kosten-batenanalyse (hierna: MKBA), aan de hand van de OEI leidraad.
Het instrument MKBA
Het integraal afwegen van effecten maakt duidelijk in hoeverre de ingreep
maatschappelijk wenselijk is, ofwel: de welvaart in Nederland verhoogt. Voor het
verkrijgen van dit inzicht is een MKBA bij uitstek geschikt, omdat op voorhand de
verschillende welvaartseffecten integraal in beeld worden gebracht. De MKBA vergelijkt
het projectalternatief (‘produceren van schaliegas’) met een nulalternatief (‘niet
produceren van schaliegas’). Voor de onderhavige studie is het relevant de beide
alternatieven nader te definiëren.
De meerwaarde van de MKBA is dat meerdere alternatieven kunnen worden afgewogen
op basis van een gemonetariseerd kosten/baten saldo. Tevens kan onderzocht worden
in hoeverre het saldo positief of negatief uit valt en welke factoren hier het meest aan
bijdragen. Indien de voorgestelde onderzoeksaanpak inderdaad vooral kwalitatief wordt
uitgevoerd, ontstaat beperkte sturingsinformatie om een maatschappelijk-economisch
verantwoorde beslissing te kunnen nemen.
Een groot voordeel van het gebruik van de MKBA is dat deze, naast het in kaart
brengen van welvaartseffecten, in staat is herverdelingseffecten duidelijk in beeld te
brengen. Een goed voorbeeld van herverdelingseffecten zijn belastingopbrengsten: zij
vormen in werkelijkheid geen verhoging van de welvaart, maar leiden tot een andere
verdeling van de welvaart. In een MKBA kan het verschil tussen toename van welvaart
enerzijds en herverdelingseffecten anderzijds goed in beeld worden gebracht. Een
ander voordeel van de MKBA is dat de methodiek breed gedragen wordt. Zowel in de
publieke als private sector wordt de MKBA herkend en erkend. Hoewel de voorliggende
studie geen ‘standaard’ MKBA is (er bestaat geen handleiding voor MKBA’s naar
gaswinning), zijn de uitgangspunten van de methodiek wel universeel, waardoor de
uitkomsten ervan goed uitlegbaar zullen zijn en breed gedragen zullen worden.
Aanvullingen op het beoordelingskader
De impact van wel of geen schaliegaswinning in termen van energievoorzieningszekerheid is complexer dan uitsluitend het effect op de volumes aardgas die Nederland
importeert zoals het beoordelingskader voor de verkenning van nut en noodzaak
(tabel 6.1, p 38 conceptNRD) suggereert. Er kunnen (en zullen naar verwachting)
bijvoorbeeld ook substitutie-effecten optreden, waarbij de grotere hoeveelheid aardgas
op de markt andere energiebronnen/ brandstoffen verdringt of juist andersom.
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Review ConceptNRD
- 14 -
Definitief rapport
Hier geldt ook een interactie tussen het prijseffect en het effect op de
voorzieningszekerheid. Overigens is in onze optiek minder relevant of en wanneer
Nederland netto-importeur wordt; van belang is vooral de bijdrage van schaliegas in de
energiemix en de leveringszekerheid daarvan. Bijvoorbeeld: een belangrijk effect kan
zijn dat, in overeenstemming met het kleineveldenbeleid, het Groningenveld beperkter
kan worden ingezet en daardoor langer kan fungeren als flexibele en strategische
voorraad (het effect op capaciteit speelt mogelijk een nog belangrijker rol dan louter
volume).
In aanvulling op het beoordelingskader (tabel 6.1, p 38 conceptNRD) merken we
bovendien op dat de directe economische effecten (o.a. werkgelegenheid) regionaal
(zoals vermeld in de tabel), maar zeker ook nationaal een rol spelen. Spin-off in de zin
van export van opgedane kennis, het profileren van Nederland als gasrotonde et cetera
illustreren dit.
Naar onze mening moeten de investeringskosten en operationele kosten voor de
exploratie en productie van schaliegas ook mee worden genomen in het
beoordelingskader (tabel 6.1, p 38 conceptNRD) voor de verkenning van nut en
noodzaak. Hierbij zou het waardevol zijn om gebruik te maken van de reële
investeringskosten voor exploratieboringen naar schaliegas die in Groot-Brittannië zijn
uitgevoerd.
Bij de beoordeling van nut en noodzaak is het bovendien van belang om de effecten van
schaliegasproductie voor het klimaat ten opzichte van andere energiebronnen mee te
nemen. Hiertoe hebben we in samenwerking met de Universiteit van Utrecht een rapport
opgesteld over de klimaatvoetafdruk getiteld De Klimaatvoetafdruk van Schaliegas in
Nederlands Perspectief. Dit rapport is te vinden via de volgende links:
-
http://www.royalhaskoningdhv.com/nl-nl/nieuws/nieuwsberichten/vergelijkendestudie-naar-klimaatvoetafdruk-russisch-importgas-en-nederlands-schaliegas/1207
http://www.cuadrillaresources.nl/wp-content/uploads/2013/04/R0001Klimaatvoetafdruk-schaliegas-in-Nederlands-perspectief.pdf
Concluderend
De verkenning van nut en noodzaak zou het karakter van een maatschappelijke kostenbatenanalyse moeten hebben. Gezien het feit dat er in Nederland nog geen
proefboringen naar schaliegas zijn gedaan is het van belang om, zowel aan de kosten
als aan de baten kant, met ruime bandbreedtes te werken en zoveel mogelijk aan te
sluiten bij de laatste gegevens. Gebruik van recente financiële gegevens over boringen
naar schaliegas uit het Verenigd Koninkrijk wordt aanbevolen.
Ook zou in het kader van nut en noodzaak gekeken moeten worden wat
schaliesproductie in Nederland betekent voor het klimaat ten opzichte van andere
energiebronnen.
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
- 15 -
3 juli 2014
10
CONCLUSIES
Op 28 mei 2014 is de concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau ten behoeve van het
planMER voor de Structuurvisie Schaliegas gepubliceerd. Royal HaskoningDHV en
Van der Feltz Advocaten hebben deze conceptNRD beoordeeld. Er wordt
geconcludeerd dat de conceptNRD een goede basis is voor het uit te voeren
milieuonderzoek, maar dat het op de volgende punten zou moeten worden
aangevuld/herzien voor de juiste opzet en een volledige uitvoering van het
milieuonderzoek:
1. Ervaringen uit Groot-Brittannië:
De Britse overheid heeft met betrekking tot schaliegasproductie ook een planMER
proces doorlopen, waarvoor door gerenommeerde instituten onderzoeken zijn
uitgevoerd. In het Britse planMER worden naast de in de conceptNRD genoemde
beoordelingsaspecten ook volksgezondheid en afval & grondstoffengebruik
onderscheiden. De aanpak en ervaring van Groot-Brittannië is waardevol voor de
milieubeoordeling van schaliegas in Nederland; daarom wordt aanbevolen om het
Britse planMER en de bijbehorende onderzoeken te betrekken in het planMER.
2. Wettelijk kader:
In het kader van het planMER zou moeten worden onderzocht welke wet- en
regelgeving van toepassing is bij de opsporing en winning van schaliegas en tevens
zou beoordeeld moeten worden of dit wettelijk kader volledig is.
3. 1000 meter dieptebegrenzing:
Om de mogelijke gevolgen van opsporing en winning van schaliegas voor natuur,
mens en milieu voldoende te borgen, wordt geadviseerd om een nadere
onderbouwing van de 1000 meter dieptebegrenzing en richtlijnen voor het
detailonderzoek voor de proef- en productieboringen naar schaliegas in het
planMER op te nemen.
4. Risico bij voorbaat uitsluiten gebieden:
Eventuele doorwerking van de uitsluitingsgebieden in het Barro resulteert in een
aanscherping van bestaande wetgeving met gevolgen voor toekomstige
(on)conventionele olie- en gaswinning en geothermie. We vragen ons af of het de
bedoeling van het Rijk is om verticale boring naar gas en olie in nog niet
geëxploiteerde (on)conventionele velden en van potenties voor aardwarmte op
voorhand uit te sluiten in Natura2000-gebieden, waterwingebieden,
grondwaterbeschermingsgebieden, grote wateren en stedelijk gebied en daarmee
de belangenafweging in het kader van verdere besluitvorming in te perken.
5. Seismiek:
Er wordt geadviseerd om de systematiek voor het seismisch detailonderzoek dat
moet worden uitgevoerd voor de toekomstige proef- en productieboringen naar
schaliegas in het planMER voor te schrijven. Daarnaast wordt aanbevolen om alle
relevante wetgeving, besluiten en regels te inventariseren om te bepalen of dit
stelsel nog aanvulling behoeft met betrekking tot schaliegaswinning.
6. Landschapstypen:
Om de landschapstypen onderscheidend te maken zou een verfijningsslag
uitgevoerd moeten worden; de negen landschapstypen uit de conceptNRD dienen
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Review ConceptNRD
- 16 -
Definitief rapport
daartoe verder onderverdeeld te worden. Daarbij achten wij het zinvol om het
ruimtegebruik mee te nemen. Naast deze verfijning is het in onze optiek waardevol
om per landschapstype inpassings- en ordeningsprincipes te definiëren waardoor
snel in beeld kan worden gebracht welke ruimtelijke impact een winlocatie in een
gebied heeft.
7. Wegennet:
Voor een evenwichtiger milieubeoordeling is het essentieel om de geschiktheid van
het wegennet als onderscheidend criterium mee te nemen in het planMER.
8. Verkenning nut en noodzaak:
De verkenning van nut en noodzaak zou het karakter van een maatschappelijke
kosten-batenanalyse moeten hebben. Gezien het feit dat er in Nederland nog geen
proefboringen naar schaliegas zijn gedaan is het van belang om, zowel aan de
kosten als aan de baten kant, met ruime bandbreedtes te werken en zoveel mogelijk
aan te sluiten bij de laatste gegevens. Gebruik van recente financiële gegevens over
boringen naar schaliegas uit het Verenigd Koninkrijk wordt aanbevolen. Ook zou in
het kader van nut en noodzaak gekeken moeten worden wat schaliesproductie in
Nederland betekent voor het klimaat ten opzichte van andere energiebronnen.
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
- 17 -
3 juli 2014
Wet- en Regelgeving
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
EUROPESE WET- EN REGELGEVING
Dit overzicht van de Europese wet- en regelgeving bevat de belangrijkste richtlijnen en verordeningen die, hetzij vrij specifiek van toepassing zijn op
de opsporing en winning van koolwaterstoffen, hetzij gericht zijn op de bescherming van de natuur en het milieu en ook van toepassing (kunnen zijn)
op opsporings- en winningsactiviteiten van schaliegas. Regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden is niet in dit overzicht opgenomen.
Wettelijk kader
Beschrijving
Relevantie
Implementatie in Nederland
Richtlijn 94/22/EG
betreffende de
voorwaarden voor het
verlenen en het gebruik
maken van
vergunningen voor de
prospectie, de
exploratie en de
productie van
koolwaterstoffen
Bevat bepalingen over het
verlenen van vergunningen
voor de exploratie en winning
van olie en gas
Omdat schaliegas chemisch gezien identiek is aan aardgas en
richtlijn geen bepalingen bevat ten aanzien van de te gebruiken
technieken of situering van de koolwaterstoffenreservoirs in de
diepe ondergrond, is de richtlijn ook van toepassing op de opsporing
en winning van schaliegas.
Mijnbouwwet
Richtlijn 2004/35/EG
betreffende de
aansprakelijkheid met
betrekking tot het
voorkomen en
herstellen van
milieuschade
Gemeenschappelijk kader voor
het voorkomen en herstellen
van milieuschade
Het winnen van schaliegas kan milieuschade veroorzaken.
Hoofdstuk 17 Wet milieubeheer
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Wettelijk kader
Beschrijving
Relevantie
Implementatie in Nederland
Richtlijn 2011/92/EU
betreffende de
milieueffectbeoordeling
van bepaalde openbare
en particuliere projecten
Stel regels voor het beoordeling
van milieueffecten
(milieubeoordeling) van
bepaalde openbare en
particuliere projecten
Bij het winnen van schaliegas kunnen aanzienlijke milieueffecten
optreden. Om risico’s en ongunstige gevolgen voor de
volksgezondheid en het milieu te voorkomen, althans te beheersen
en verminderen, moet bij mogelijk significante negatieve effecten op
het milieu een milieubeoordeling (SMB of plan-m.e.r.) worden
uitgevoerd. De richtlijn vereist een milieueffectbeoordeling voor
projecten inzake de commerciële winning van aardolie en aardgas
3
wanneer de gewonnen hoeveelheid meer dan 500 000 m aardgas
per dag bedraagt en een screening van diepboringen en
oppervlakte-installaties voor de winning van aardolie en aardgas.
Wet milieubeheer en het Besluit MER
Richtlijn 2001/42/EG
betreffende strategische
milieubeoordeling
Vereist een beoordeling van
plannen en programma’s op het
gebied van energie, industrie,
afvalstoffenbeheer,
waterbeheer, vervoer of
grondgebruik
Voor het winnen van schaliegas moet op grond van deze richtlijn
mogelijk een winningsbeheerplan worden opgesteld.
Wet milieubeheer en het Besluit beheer
winningsafvalstoffen
Richtlijn 2000/60/EG tot
vaststelling van een
kader voor het
waterbeleid
De richtlijn bevat voorschriften
ter bescherming van de
waterkwaliteit en duurzame
beschikbaarheid van water
Bepaalt dat exploitanten voor wateronttrekking toestemming nodig
hebben en verbiedt de directe lozing van verontreinigende stoffen in
het grondwater. Bij het winnen van schaliegas wordt water
onttrokken en mogelijk geloosd
o.a. in de Wet milieubeheer en de Wet op
de waterhuishouding
Verordening (EU) nr.
528/2012 betreffende
het aanbieden en
gebruik van biociden
Bevat bepalingen met
betrekking tot het op de markt
brengen van biociden
Bij de winning van schaliegas worden doorgaans biociden gebruikt.
Wet gewasbeschermingsmiddelen en
biociden
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Review ConceptNRD
-2-
Definitief rapport
Wettelijk kader
Beschrijving
Relevantie
Implementatie in Nederland
Richtlijn 2006/118/EG
betreffende de
bescherming van het
grondwater
Bevat bepalingen over te
nemen maatregelen om de
inbreng van verontreinigde
stoffen in het grondwater te
voorkomen en beperken
Bij de winning van schaliegas kan het drinkwater mogelijk worden
verontreinigd.
Besluit kwaliteitseisen en monitoring
water en het Activiteitenbesluit
Milieubeheer
Richtlijn 2008/98/EG
inzake afvalstoffen (en
hergebruik vloeistoffen)
Kader inzake afvalstoffen
Bevat voorwaarden voor het hergebruik van de vloeistoffen die
tijdens grootvolumehydrofracturering en tijdens de productie aan de
oppervlakte komen.
Hoofdstuk 10 Wet milieubeheer
Richtlijn 2006/21/EG
betreffende het beheer
van afval van de
winningsindustrieën
Bevat bepalingen inzake
(mijnbouw)afval
Regelt het beheer van ondergronds en oppervlakteafval dat
afkomstig is van de exploratie en productie van koolwaterstoffen met
gebruikmaking van grootvolumehydrofracturering
Besluit beheer winningsafvalstoffen
Verordening (EU) nr.
525/2013 en
Beschikking nr.
406/2009/EG uitstoot
van broeikasgassen
(waaronder methaan)
Bewakings- en rapportsysteem
voor de uitstoot van
broeikasgassen
De voorschriften zijn van toepassing op de uitstoot van ontsnapt
methaan. Tijdens de winning van schaliegas kan methaan vrijkomen
Verordening 1907/2006
inzake de registratie en
beoordeling van en de
autorisatie en
beperkingen ten
aanzien van chemische
stoffen (REACH)
Betreffende de registratie en
beoordeling van en de
autorisatie en beperkingen ten
aanzien van chemische stoffen
De voorschriften zijn van toepassing op het gebruik van chemische
stoffen en biociden die kunnen worden gebruikt voor fracturering ten
behoeve van schaliegaswinning. Het gebruik van chemische stoffen
is essentieel voor de hydrofracturering
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
-3-
3 juli 2014
Hoofdstuk 9 Wet milieubeheer
Wettelijk kader
Beschrijving
Relevantie
Implementatie in Nederland
Richtlijn 2010/75/EU
inzake industriële
emissies
Bepalingen inzake industriële
verontreiniging
Schaliegaswinning veroorzaakt mogelijk broeikasgasemissies
Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht, het Besluit
omgevingsrecht, het Activiteitenbesluit
Milieubeheer
Richtlijn 96/82/EG en,
vanaf 1 juni 2015,
Richtlijn 2012/18/EU
die bepalingen bevat
ten aanzien van het
voorkomen van
ongevallen ten gevolge
van het gebruik van
gevaarlijke stoffen
Betreffende de beheersing van
de gevaren van zware
ongevallen waarbij gevaarlijke
stoffen zijn betrokken (SEVESO
II)
Vanaf 1 januari 2015 zijn exploitanten van bedrijven waar
gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in hoeveelheden aangegeven in de
bijlage I bij richtlijnen (2012/18/EU en 96/82/EG) verplicht alle
maatregelen te nemen om zware ongevallen te voorkomen en de
gevolgen daarvan voor de gezondheid van de mens en het milieu te
beperken. Dit geldt onder meer voor de chemische en thermische
verwerkingsactiviteiten en de daarmee verbonden opslag in het
kader van de exploitatie van delfstoffen in mijnen en groeven.
Wet milieubeheer, Wet veiligheidsregio's,
het Besluit risico’s zware ongevallen, het
Besluit informatie inzake rampen en
crises en het Besluit externe veiligheid
inrichtingen
Richtlijn 92/43/EEG
inzake de
instandhouding van de
natuurlijk habitats en de
wilde flora en fauna
Betreffende de bescherming
van natuurlijke en halfnatuurlijke habitats
Het boren en winnen van schaliegas heeft mogelijk negatieve
effecten op de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een
Natura-2000 gebied
Natuurbeschermingswet 1998
Richtlijn 79/409/EEG
inzake het behoud van
de vogelstand
Heeft betrekking op de
instandhouding van alle
natuurlijk in het wil levende
vogelsoorten op het Europese
grondgebied van de lidstaten
Het boren en winnen van schaliegas heeft mogelijk negatieve
gevolgen op vogelsoorten
Natuurbeschermingswet 1998
(gebiedsbescherming) en de Flora- en
faunawet (soortenbescherming)
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Review ConceptNRD
-4-
Definitief rapport
NATIONALE WET- EN REGELGEVING
Wettelijk kader
Beschrijving
Relevantie
Mijnbouwwet (Mbw)
De Mijnbouwwet is van
toepassing op de winning en
opsporing van delfstoffen en
aardwarmte en het opslaan van
stoffen beneden de oppervlakte
van de aardbodem. De
Mijnbouwwet is nader
uitgewerkt in het
Mijnbouwbesluit en de
Mijnbouwregeling.
Nadat de opsporingsfase is afgerond, zal voor de winning van
schaliegas een winningsvergunning nodig zijn op grond van de
Mijnbouwwet. In de vergunningaanvraag zal de aanvrager moeten
aantonen dat het schaliegas economisch winbaar is. Daarnaast zal
de financiële positie en mogelijkheden, de wijze van uitvoering en de
maatschappelijke verantwoordelijkheidszin moeten worden
beschreven.
Nadat de vergunning is verkregen, moet een winningsplan bij het
bevoegd gezag worden ingediend. In het winningsplan worden de
effecten van onder andere bodembeweging en de maatregelen ter
voorkoming van schade beschreven.
Wet algemene
bepalingen
omgevingsrecht (Wabo)
De Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht stelt eisen aan
plaatsgebonden projecten die
van invloed kunnen zijn op de
fysieke leefomgeving. Bij
schaliegaswinning zijn met
name de onderdelen milieu en
bouwen relevant.
Onderdeel Milieu: Voor het oprichten van een inrichting die in
hoofdzaak een mijnbouwwerk is zal een omgevingsvergunning
moeten worden aangevraagd. De vergunningaanvraag moet
getoetst worden aan het belang van de bescherming van het milieu.
In dat kader moet met name worden getoetst de beste beschikbare
technieken, aan grenswaarden op het gebied van luchtkwaliteit en
aan de relevante bepalingen in het Landelijk Afvalbeheerplan over
het injecteren van hulpstoffen. Ook lagere regelgeving zoals het
gemeentelijke en het provinciale milieubeleidsplan speelt een rol.
Onderdeel Bouwen: Verder is het verboden om zonder
omgevingsvergunning bovengrondse bouwwerken die nodig zijn
voor de gaswinning te bouwen. Voor het onderdeel bouwen moet de
omgevingsvergunning worden geweigerd indien het bouwwerk niet
in overeenstemming is met voorschriften van de woningwet, de
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
-5-
3 juli 2014
Vergunningen/Ontheffingen

Opsporingsvergunning (artikel 6
Mbw)

Winningsvergunning (artikel 6 Mbw)

Omgevingsvergunning voor milieu
en bouwen (artikel 2.1, eerste lid,
sub a en sub e Wabo)
Een proefboring met een mobiele
installatie is in artikel 2.5 van het Besluit
omgevingsrecht uitgezonderd van
omgevingsvergunningplicht voor het
onderdeel milieu. Deze verplichting is
vervangen door een meldingsplicht. In
het Besluit algemene regels milieu
mijnbouw worden aan deze activiteiten
milieuregels op het gebied van onder
andere geluid, lucht, bodem en
afvalstoffen verbonden.
Wettelijk kader
Beschrijving
Relevantie
Vergunningen/Ontheffingen
bouwverordening, welstand of het bouwwerk in strijd is met het
bestemmingsplan.

Onderdeel afwijken van het planologisch regime: het is verboden
gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het
bestemmingsplan.
Besluit algemene regels
milieu mijnbouw
(Barmm)
Het Barmm stelt algemene
regels waaraan een boring
moet voldoen. Het gaat hierbij
om regels op het gebied van
geluid, lucht,
bodembescherming en water,
afvalstoffen en gevaarlijke
stoffen, en energiegebruik.
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Zowel mijnbouwwerken voor de opsporingsfase als voor de
winningsfase van Schaliegas moeten in beginsel voldoen aan de
algemene regels gesteld in het Barmm (artikel 5 Barmm).
Review ConceptNRD
-6-
Definitief rapport
Omgevingsvergunning voor afwijken
van het planologisch regime (art.
2.1, eerste lid sub c Wabo)
Voor een proefboring op een plaats, waar
volgens het vigerende planologische
regime mijnbouwactiviteiten niet zijn
toegestaan is een ruimtelijk besluit nodig.
Gekozen kan worden tussen de
omgevingsvergunning voor afwijking
bestemmingsplan (art. 2.1 lid 1 onder c
Wabo en de opstelling van een nieuw
(postzegel-)bestemmignsplan.

Melding voor opsporing delfstoffen
met mobiele installatie (artikel 2.5
Besluit Omgevingsrecht jo artikel 4
Barmm)
Wettelijk kader
Beschrijving
Relevantie
Wet milieubeheer (Wm),
Besluit
milieueffectrapportage
en het
Activiteitenbesluit
milieubeheer
De Wet milieubeheer bevat
allerlei instrumenten om het
milieu te beschermen. De wet
geeft algemene regels en stelt
milieukwaliteitseisen voor
verschillende onderwerpen,
zoals luchtkwaliteit, geluid,
verkeer en afvalstoffen. Deze
kader- of raamwet bevat verder
de algemene regels voor het
milieubeheer. Meer specifieke
regels worden uitgewerkt in
algemene maatregelen van
bestuur (AMvB's) en
ministeriële regelingen. Veruit
de meeste algemene regels op
het gebied van het milieu zijn
vermeld in het
Activiteitenbesluit milieubeheer.
Uit de Wet milieubeheer (Wm) volgt dat voor activiteiten die
belangrijke nadelige effecten kunnen hebben voor het milieu een
MER moet worden gemaakt. In onderdeel D van de bijlage bij het
Besluit milieueffectrapportage zijn categorieën van activiteiten
aangewezen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet
beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu
kunnen hebben (m.e.r.-beoordelingsplicht). Een boring naar
schaliegas valt binnen de categorie D17.2 van de bijlagen bij het
Besluit milieueffectrapportage. Hieruit volgt dat de opsporing en
winning van schaliegas m.e.r.-beoordelingsplichtig is.
Hoofdstuk 7 van de Wet
milieubeheer bevat regels over
de milieueffectrapportage voor
plannen en projecten. Het
Besluit milieueffectrapportage
somt de besluiten op waarvoor
een m.e.r.(beoordelings)-plicht
geldt.
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
-7-
3 juli 2014
Vergunningen/Ontheffingen

M.e.r.-beoordelingsplicht (Categorie
D17.2 van de bijlagen bij het Besluit
milieueffectrapportage)
Wettelijk kader
Beschrijving
Relevantie
Wet ruimtelijke ordening
(Wro)
Regelt de totstandkoming en
wijziging van ruimtelijke
plannen in Nederland. De wet
verplicht (lagere) overheden tot
het opstellen van meer
indicatieve plannen
(structuurvisies), maar ook tot
burgerbindende inpassings- en
bestemmingsplannen. Verder
biedt de wet de mogelijkheid tot
het stellen van ruimtelijke
algemene regels die
doorwerken in de lagere
planvorming.
Een bestemmingsplan wordt in beginsel door de gemeenteraad
vastgesteld. Bij provinciale of rijksbelangen wordt een provinciaal
respectievelijk rijksinpassingsplan vastgesteld.
Ontgrondingenwet
Bevat regels omtrent
ontgrondingen.
Het is verboden zonder vergunning te ontgronden. Voor de aanleg
van een waterbassin en/of voor het boren van gaten, is onder
voorbehoud van de exacte afmetingen, een ontgrondingsvergunning
noodzakelijk.
Wet
bodembescherming
(Wbb)
De Wet bodembescherming
(Wbb) stelt regels om de
bodem te beschermen, in het
bijzonder regels ter voorkoming
van bodemverontreiniging en
sanering van ontstane
verontreiniging.
Op grond van de Wet bodembescherming rust er op een ieder een
zorgplicht en ter voorkoming van bodemverontreiniging. Dit houdt in
dat er geen nieuwe bodemverontreinigingen mogen ontstaan en dat
bestaande verontreinigingen niet mogen verspreiden. Beide
onderdelen zijn belang bij de opsporing en winning van schaliegas.
Mocht er verontreiniging optreden dan geldt er een meldingsplicht
en zal de bodem zo snel mogelijk moeten worden gesaneerd.
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
De Rijkscoördinatieregeling is bedoeld om de besluitvorming over
grote projecten van nationaal belang te stroomlijnen en te
versnellen. Ook de besluitvorming over de aanleg of uitbreiding van
een mijnbouwwerk ten behoeve van de opsporing of de winning van
schaliegas in of onder een Natura 2000-genied of beschermd
natuurmonument valt onder deze regeling.
Review ConceptNRD
-8-
Vergunningen/Ontheffingen

Toepassing Rijkscoördinatieregeling
(artikel 141a, eerste lid Mbw jo 3.35
Wro).
Definitief rapport

Ontgrondingenvergunning (artikel 3
Ontgrondingenwet)


Zorgplicht (artikel 13Wbb).
Meldingsplicht (artikel 27 Wbb)
Wettelijk kader
Beschrijving
Relevantie
Waterwet
De Waterwet beoogt het
instrumentarium aan te reiken
dat de waterbeheerder nodig
heeft om de hedendaagse
wateropgaven, die zich vooral
toespitsen op het de Europese
Kaderrichtlijn Water en het
Nationaal Bestuursakkoord
Water, met succes op te
kunnen pakken. Zo stelt de
Waterwet bijvoorbeeld regels
aan handelingen in
watersystemen, zoals het lozen
in oppervlaktewaterlichamen en
het onttrekken van grondwater
en het infiltreren van water in
de bodem. De Waterwet alleen
toe op directe lozingen.
Indirecte lozingen worden
gereguleerd door de Wet
Milieubeheer en het
Activiteitenbesluit milieubeheer.
Voor het brengen van water in de bodem is de oorspronkelijke
vergunningplicht uit de grondwaterwet vervangen door algemene
regels. Vindt een dergelijke lozing plaats uit een inrichting, dan is het
Activiteitenbesluit milieubeheer van toepassing. Is er geen sprake
van een lozing vanuit een inrichting, dan stelt het Besluit lozen
buiten inrichtingen eisen aan die lozing. Het gaat hierbij om (a) de
samenstelling, eigenschappen of hoeveelheid van het afvalwater en
het meten en registreren ervan; (b) de te treffen maatregelen; (c) de
duur van het lozen; en (d) de plaats van het lozingspunt.
Review ConceptNRD
Definitief rapport
Zowel tijdens de aanlegfase als tijdens de boring zelf, kunnen er
handelingen worden verricht waarvoor een watervergunning of een
melding moet worden gedaan. Het kan hierbij gaan om tijdelijke
grondwaterbemalingen, om lozingen van afvloeiend hemelwater in
oppervlaktewater of in de bodem, en/of om injectie van vloeistof in
de bodem ten behoeve van de diepboring.
BC6412-100-101/IEM/
-9-
3 juli 2014
Vergunningen/Ontheffingen

Lozen van stoffen (afvalwater) en
het onttrekken van grondwater
(artikelen 6.2, 6.4 en 6.5 Waterwet)
zie ook de lozingsbepalingen in het
Activiteitenbesluit Milieubeheer.
Wettelijk kader
Beschrijving
Relevantie
Natuurbeschermingswet
1998 (Nbw 1998)
Deze wet regelt de
bescherming van waardevolle
natuurgebieden en kent drie
typen natuurgebieden:(1)
Natura 2000-gebieden; (2)
Beschermde
natuurmonumenten; en (3)
Gebieden die de minister van
Economische Zaken (EZ)
aanwijst ter uitvoering van
verdragen of andere
internationale verplichtingen,
zoals Wetlands. Uitgangspunt
uit de wet is dat projecten en
andere handelingen die de
kwaliteit van habitats kunnen
verslechteren of die een
significant verstorend effect
kunnen hebben op Natura
2000-gebieden, gelet op de
instandhoudingsdoelstelling,
niet mogen plaatsvinden zonder
vergunning.
Het is op voorhand niet ondenkbaar dat er geluid- en lichteffecten
waarneembaar zijn voor diersoorten in het gebied. Ook kunnen
emissies van stikstof leiden tot een toename van de N-depositie op
beschermde habitattypen. Wanneer deze effecten de soorten
kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen
hebben, is een Nbw 1998 vergunning nodig.
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Review ConceptNRD
- 10 -
Definitief rapport
Vergunningen/Ontheffingen

Nbw 1998 vergunning (artikel 16
en/of 19d Nbw 1998)
Wettelijk kader
Beschrijving
Relevantie
Flora- en faunawet
(Ffw)
De Flora- en faunawet heeft
betrekking op alle ingrepen die
gepleegd worden en van enige
invloed kunnen zijn op
beschermde dier- en
plantensoorten die in het
plangebied voorkomen. Om
aan de wet te voldoen dient
voor de ingreep onderzocht te
zijn wat de invloed is op de
verschillende beschermde
soorten. Verder dient er alles
aan gedaan te zijn om de
negatieve effecten tot een
minimum te beperken.
Wanneer er door de ingreep
verstoring van soorten wordt
verwacht en dit niet kan worden
voorkomen moet een ontheffing
aangevraagd worden.
Wanneer blijkt dat de bouwwerkzaamheden of de opsporing en/of
winning van schaliegas zelf tot verstoring van ter plaatse
voorkomende (verblijfplaatsen van) flora en fauna kan leiden, zal
allereerst worden gekeken naar het treffen van maatregelen die
deze verstoring wegnemen. Lukt dat niet of niet helemaal, dan zal
een Flora- en faunawetontheffing worden aangevraagd.
Review ConceptNRD
Definitief rapport
BC6412-100-101/IEM/
- 11 -
3 juli 2014
Vergunningen/Ontheffingen

Flora- en faunawetontheffing (artikel
75 Ffw)
Wettelijk kader
Beschrijving
Relevantie
Besluit externe
veiligheid inrichtingen
(Bevi) en de Regeling
externe veiligheid
inrichtingen (Revi)
Het Bevi is bedoeld om mensen
in de buurt van een bedrijf met
gevaarlijke stoffen te
beschermen. Bij een
omgevingsvergunning milieu of
een ruimtelijk besluit rond zo'n
bedrijf moet bevoegd gezag
rekening houden met
veiligheidsafstanden ter
bescherming van individuen
(plaatsgebonden risico) en
groepen personen
(groepsrisico). In de
bijbehorende Regeling externe
veiligheid inrichtingen (Revi)
zijn bepalingen en
toepassingen van de
veiligheidsnormen uitgewerkt
Indien een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Bevi binnen
korte afstand van de boorlocatie ligt is een
mijnbouw(milieu)vergunning vereist (artikel 40 Mijnbouwwet en
artikel 5, lid 2 onder a en b Barmm)
Drinkwaterwet en het
drinkwaterbesluit
De drinkwaterwet bevat een
zorgplicht voor de duurzame
veiligstelling van de
drinkwatervoorziening. De wet
stelt kwaliteitseisen ten aanzien
van drinkwater die
drinkwaterbedrijven in acht
moeten nemen.
Op grond van de Drinkwaterwet heeft het Rijk – net als de andere
bestuursorganen – een zorgplicht voor een duurzame veilingstelling
van de openbare drinkwatervoorziening.
De vrees bestaat dat het winnen van schaliegas vervuiling van
drinkwater tot gevolg kan hebben. De methoden om die vervuiling te
voorkomen liggen besloten in de voorwaarden die worden gesteld
bij verguningen onder de Mijnbouwwet.
BC6412-100-101/IEM/
3 juli 2014
Review ConceptNRD
- 12 -
Definitief rapport
Vergunningen/Ontheffingen

Mogelijk vergunningplicht (artikel 40
Mw en artikel 5 Barmm).

Zorgplicht bestuursorganen (artikel 3
Drinkwaterwet).