Download - Rotterdamse Schouwburg

Gesprek met Nastaran Razawi Khorasani
Door Jowi Schmitz
‘Het was hier, in dit gebouw, dat ik dacht: dit is het. Dit wil ik doen!
Ik was zestien, ik danste veel, gaf zelfs buikdansles aan vijftig-plus vrouwen die even lekker met hun
lijf wilden schudden. Theater had ik nog nooit gedaan. Op een dag zocht het Onafhankelijk Toneel,
dat toen nog in dit gebouw zat, jongeren voor een nieuwe productie. Een vriendin van mij zei: “Is dat
niet iets voor jou Nas?” Ze zochten jongeren die konden dansen én acteren. Ik weet nog dat ik aan
mijn moeder vroeg: “Zal ik me inschrijven?” Ze riep vanuit de keuken: “Waarom niet?”’
Nastaran Razawi Khorasani (1987) speelt bij Voorjaarsoffer van Maas. Ze studeerde in 2011 af aan
de Toneelacademie in Maastricht, waar ze de performersopleiding deed. Voor haar rol in Cash van
Maas, ontving ze in 2014 de Gouden Krekel voor beste podiumprestatie.
Hoe ging de auditie?
Eén van de eerste opdrachten was: pak een stuk fruit en vertel, terwijl je het fruit opeet, over je leven
over tien jaar. Ik dacht destijds dat ik over tien jaar psychotherapeut zou zijn en in Parijs zou wonen.
Dus ik pakte een banaan en terwijl ik die pelde vertelde ik met een Frans accent over mijn leven in
Frankrijk. Ik weet nog dat ik na afloop dacht: huh, waar kwam dat vandaan?
En toen wist je: dit moet ik doen.
Het was de eerste keer dat het woord ‘creativiteit’ echt betekenis voor me kreeg. Dat je iets kunt
maken. Dat je je kunt uiten.
Werd je aangenomen?
Er was eerst nog een tweede ronde, ik weet dat ik daar enorme zin in had. Daarna werd ik
aangenomen.
Voelde je meteen dat je het kon, acteren?
Het kon me in ieder geval behoorlijk niks schelen. Ik kreeg wel goede feedback, maar dat kregen we
allemaal. Els van der Jagt en Ton Lutgerink waren heel enthousiast. Mijn ouders vonden het te gek. Er
is niemand in mijn familie die in een creatief beroep zit, maar er gaat een anekdote dat ik vier was en
nog in Iran woonde en een keer op een feestje danste. De buurman van mijn oma zag mij dansen en
zei: “Zij moet de bühne op.”
Je hebt daarna nog een jaar bij Dox gezeten en nog in een andere productie gespeeld. Vervolgens
koos je voor de Toneelacademie in Maastricht, waarom?
Het was de performance opleiding waarvan ik meteen dacht: dat is ‘m.
Waarom?
Het maken, het creatieve denk ik. De ruimte om te onderzoeken.
En? Was ‘t ‘m?
Vooral in het begin moesten Maastricht en ik erg aan elkaar wennen. Maastricht, dat is toch ver weg
van de rest van de wereld, zeker als je uit Rotterdam komt.
Ik denk dat er in die tijd nog weinig gekleurde leerlingen op school zaten. Opeens voelde ik me heel
erg De Allochtoon, terwijl ik binnen Dox als de meest aangepaste persoon werd gezien. Ik sprak
zonder accent, ik ging met alle soorten mensen om. Het kwam misschien ook omdat de docenten
alles wat ik maakte ‘Perzisch’ noemden. Ik kom uit Iran, dat is waar, maar om nou álles ‘Perzisch’ te
noemen. Het was denk ik een clash van perspectief. Ik wilde vooruit kijken, vooral het spelen en wat
dat voor mij betekent onderzoeken. Zij wilden me wijzen op het effect van mijn verschijning voor
mensen die me op een podium zagen, denk ik.
Hoe was het verder?
Heel intens. Dat geldt denk ik voor alle toneelscholen. Je leven bestaat uit school, je huis, en de kroeg
direct naast de school. Je gaat niet naar andere vrienden buiten de toneelschool want die heb je niet.
In het tweede jaar heb ik wel geaarzeld. Ik snapte de opleiding niet zo goed, ik wist niet precies wat ik
er aan het doen was. Er waren ook performers die installaties maakten, die heel breed naar hun taal
zochten. Dat werd ook gestimuleerd. Terwijl, ik ben in de eerste plaats een speler. Zeker op de
opleiding was ik het meest tevreden als ik mijn eigen tekst schreef en die speelde. Paste ik daar wel?
Toen kwam de zogenaamde ‘Globe’-periode, dan zijn alle docenten bezig met audities en de
studenten mogen eigen werk maken. Ik ging met regisseur Davy Pieters en twee medestudenten een
loods in. Heel open, spelend maken, zoeken naar iets, creëren. Opeens wist ik het weer.
Geen spijt dat je niet een andere opleiding hebt gekozen?
Uiteindelijk kloppen alle keuzes die ik gemaakt heb. Ik ben afgestudeerd met een solo die ik zelf
schreef en speelde. En nu, in 2015, ga ik weer een solo maken. Dat voelt goed, rond. Ik heb samen
met Davy Pieters het collectief KOBE opgericht en ik speel in producties. Ook dat is een goeie
combinatie voor mij.
Verder is het zoeken naar mijn taal, op de opleiding al helemaal, maar nu nog steeds.
Wat is die taal dan?
Nu is die taal: het opzoeken van grenzen. Absurdisme. Humor. Groots. Fantasie. Het gaat vaak over
de oppervlakkige cultuur. Maar goed, dat zeg ik allemaal en dan denk ik meteen: eigenlijk ben ik nog
te jong om het zo te benoemen. Het kan nog veranderen. Ik hoop dat het verandert. Ik hoop zelfs dat
ik het nooit helemaal vind.
Destijds moest je een opdracht doen ‘hoe ziet mijn leven er over tien jaar uit’. Nu ben je bijna tien jaar
verder: hoe ziet je leven eruit?
Ik ben net voor het eerst sinds ik van school kwam twee maanden vrij geweest. Dat voelt wel als een
keerpunt. De eerste week was er paniek: Ik werk niet! Hoe moet dit! Wat moet ik doen! Maar daarna
ging ik kijken naar mijn leven. Tot twee maanden geleden stond theater op een bijna heilig hoge plek.
Alles moest ervoor wijken. Maar langzaam drongen weer andere onderdelen van het leven tot me
door.
Was je niet bang dat er geen werk meer zou komen?
Ik wist dat er na die twee maanden werk op me wachtte, dat scheelt. En de volgende keer ga ik van
tevoren iets met geld en een bijbaantje regelen, dat zou prettig zijn. Maar tegelijk vond ik het fijn dat ik
dat nu niet had gedaan. Natuurlijk is geld van belang, maar weten waarom je doet wat je doet - daar
de tijd voor nemen - is minstens zo belangrijk.
Ik keek laatst naar College Tour waarin Stromae zei dat hij even ging stoppen met muziek maken om
in het leven te staan. Dat herkende ik. Je moet leven om er iets over te kunnen vertellen.
Wat is dat dan, in het leven staan?
Nou, alleen al bezig zijn met het fenomeen tijd vond ik een ontdekking. Ik bepaalde mijn eigen tijd.
Geen bazen, geen premières, zelfs geen vooraf gemaakte afspraken. Om mij heen was iedereen in de
derde en vierde versnelling aan het werk en ik zat nog in de eerste.
Het is lastig uit te leggen, ik wil geen bullshit verkopen over ‘genieten van het leven’ ofzo, maar het
komt daar wel in de buurt. Afwachten wat de dag brengt, niet teveel invullen, open staan voor wat je
tegenkomt. Het heeft, juist omdat ik er niet de hele tijd mee bezig was, mijn visie op theater maken
veranderd. Het voelt nu meer gegrond. Beter kijken en beter zien. Het was in ieder geval prettig. Mijn
wereld werd weer groter.
Wat kun jij goed binnen het theatermaken?
Ik weet niet of ik iets al helemaal kan. Maar er zijn wel dingen die ik aanraak. Fysiek zijn op de bühne,
dat voelt goed. En in Cash vonden mensen me op één of andere manier heel grappig.
Heb je een doel?
Nou, het is niet meer zo dat ik over tien jaar weet waar ik wil zijn. Helemaal niet zelfs, gewoon omdat
ik niet weet wat ik dán leuk vind. Het gekke is ook met doelen dat je ze soms opeens hebt bereikt. Ik
wilde bijvoorbeeld heel graag bij regisseur Alize Zandwijk van het RO theater spelen. Direct na school
mocht ik stage bij haar lopen. Hup, doel bereikt. En na die stage mocht ik ook nog een professionele
productie met haar doen, nóg een doel bereikt. Daarna was er minipaniek: wat nu?
Dus nu stel je geen doelen meer?
Ik maak aan het begin van ieder seizoen een verlanglijstje. Een soort werkpunten, dingen die ik nog
zou willen doen, projecten die ik zou willen maken. Meestal komt er maar één zo’n verlangen uit, maar
dan ben ik alsnog heel blij. Bovendien is het maken van zo’n lijstje leuk om te doen.
Kun je je voorstellen dat je ooit iets anders gaat doen?
Ja. Maar niet vanuit het idee ‘ik weet het allemaal, of ik heb het allemaal gedaan.’ Als ik al iets anders
ga doen hoop ik dat ik dat vanuit leergierigheid doe. Ik zou wel begrafenisondernemer willen worden,
dat lijkt me een mooi beroep. Of een viswinkel beginnen, ik stelde dat laatst nog voor aan mijn vriend,
maar die was minder enthousiast.
Een viswinkel?
Ik hou heel erg van vis.
Waarom zou je het eigenlijk doen, het podium op klimmen?
Ja waarom? Je bent super kwetsbaar op de bühne. Je geeft je ziel bloot en vraagt mensen tegelijk:
denk maar iets over mij. Dat heeft invloed op je. Dat moet iets, al was het maar onderhuids, met je
doen.
Wat voor een invloed dan?
Misschien is het voor iedereen anders. Er zijn natuurlijk mensen die het succes gaan opblazen. Dat
vind ik lastig. Als ik het gevoel heb dat ik ‘goed’ moet zijn. ‘Sterren’ of BN-ers, maken me ook
ongemakkelijk. Dan begrijp ik het ook even niet, waar het vak over gaat. Wat je daar staat te vertellen
op het toneel. Ik doe het niet voor de roem. Ook niet voor het geld trouwens.
Waarvoor dan wel?
Een jaar na mijn afstuderen schoot me tijdens een repetitie opeens een zin te binnen.
“Ik moet het niet te serieus nemen, maar wel serieus doen.” Dat is sindsdien mijn motto. Daardoor
begrijp ik het woord ‘spelen’ beter.
Het is een werkwoord, spelen.