Nadere toelichting op de Onderwijs

Nadere uitwerking van de Onderwijs en examenregeling (OER) van
de bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs op HAN Pabo locatie
Nijmegen (zowel de voltijd-, inclusief ALPO, als de
deeltijdopleiding).
In dit document zijn een aantal bijlagen opgenomen die horen bij de OER.
In deze bijlagen wordt nader uitgewerkt hoe de opleiding tot leraar basisonderwijs
(zowel de voltijd-, inclusief ALPO, als de deeltijdopleiding) op HAN Pabo locatie
Nijmegen is opgebouwd.
De beschrijvingen betreffen het majordeel van de opleiding (210 studiepunten). Het
minordeel (30 studiepunten) het deel van de opleiding waarin je keuzes maakt om je
te verbreden of verdiepen om je in jouw beroepsuitoefening te kunnen profileren is
hier niet opgenomen.
De belangrijkste en ook de grootste bijlagen, zijn die welke de inhoud van de
onderwijseenheden (OWE’s) van de bacheloropleiding tot leraar basisonderwijs
(zowel de voltijd-, inclusief ALPO, als de deeltijdopleiding) op HAN Pabo locatie
Nijmegen beschrijven. Die geven je een gedetailleerd beeld van de inrichting van de
opleiding. Ze beschrijven de vier studiejaren zoals ze in het studiejaar 2014-2015 zijn
ingericht. Je kunt hier ook zien welke prestaties je moet verrichten om voldoendes te
behalen in deze opleiding.
Verder zijn de integrale toetsen opgenomen. Dit zijn tentamens waarin de student
aantoont dat hij de onderlinge samenhang van onderwijsinhouden begrijpt en kan
hanteren in het praktische handelen. Over de gehele opleiding leg je in totaal drie
keer een integrale toets af.
1
Nadere uitwerking OER HAN HAN 2014-2015.
Opleiding tot leraar basisonderwijs locatie Nijmegen.
1 Onderwijseenheden propedeutische fase ................................................................................................................................................................................ 3
Voltijd ........................................................................................................................................................................................................................................... 3
Deeltijd ....................................................................................................................................................................................................................................... 24
ALPO-traject .............................................................................................................................................................................................................................. 44
2 : Integrale toets propedeutische fase ..................................................................................................................................................................................... 70
Voltijd en Deeltijd ..................................................................................................................................................................................................................... 70
ALPO traject .............................................................................................................................................................................................................................. 72
3 Onderwijseenheden POSTpropedeutische fase .................................................................................................................................................................... 74
Voltijd ......................................................................................................................................................................................................................................... 74
Deeltijd ..................................................................................................................................................................................................................................... 125
ALPO-traject ............................................................................................................................................................................................................................ 175
4: Integrale toets POSTpropedeutische fase .......................................................................................................................................................................... 217
Voltijd en Deeltijd ................................................................................................................................................................................................................... 217
ALPO traject ............................................................................................................................................................................................................................ 225
2
1 Onderwijseenheden propedeutische fase
Voltijd
Curriculumopbouw Pabo Groenewoud, voltijd- en deeltijdprogramma 2014/2015:
Jaar 1
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
1.1 Leraar worden
1.2 Expressie en
Communicatie (7,5 stp)
1.4 Verdiepen binnen
taal (7,5 stp)
1.6 Kinderen
onderzoekend laten
leren (7,5 stp)
1.3 Kennismaken met
kinderen (7,5 stp)
1.5 Verdiepen binnen
rekenen (7,5 stp)
propedeuse
Jaar 2
kernfase
Jaar 3
kernfase
Jaar 4
afstudeerfase
A: Verdiepen in het
(leren van het)
beroep (7.5 stp)
B: Kennis ophalen
(7,5 stp)
2.1 Ontwikkeling van
kinderen in kaart
brengen (7,5 stp)
2.3 Beschouwen,geloven,
vieren
(7,5 stp)
2.2 Taal: denken en
2.4 Rekenen: denken en
werken vanuit leerlijnen werken vanuit leerlijnen
(7,5 stp)
(7,5 stp)
2.8 Lesgeven aan kinderen met specifieke
onderwijsbehoeften (15 stp) Integrale toets
1.7 Leraar worden?!
(7,5 stp) Integrale
toets
2.6 Onderwijs afstemmen op ontwikkeling van
kinderen (15 stp)
2.5 Leren door samen
hardop te denken (7.5
stp)
Minor (30 stp)
2.7 Thematisch
onderwijs ontwerpen
(7,5 stp)
2.9 Wereldwijs
2.10 Professional zijn in
bewegen met
een groter geheel
kinderen
(7,5 stp) Integrale toets
(7,5 stp)
3.1 Integraal junior leraar zijn (22,5 stp)
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen (15 stp)
3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept (PWC) (7,5 stp)
3.4 Meesterproef (10 stp)
3.5 Integrale toets Afstudeerfase (5 stp)
Groen = generiek, Donkerblauw = deels afstudeerichting / deels generiek, Lichtblauw = afstudeerrichting
De bijlagen behorende bij jaar 4, afstudeerfase, zijn samengebracht in een aparte bijlage 4AN.
3
Titel OWE
OWE 1.1A Leraar worden A
code
PAB-VD1.1A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Voltijd - HAN Pabo locatie Nijmegen
Verdiepen in het (leren van het) beroep
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7,5 stp. / 210 sbu
Contacttijd:
Onderwijstijd:
58,5 uur
151,5 uur
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets (1.7) een cyclisch geheel waarbij de student het beroep in een breed perspectief ziet. Deze beroepstaak is een
voorbereiding op het volgen van de opleiding en het leren in de stage.
-
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Onderwijsverhaal (inclusief
cultureel paspoort)
Leraar worden
Onderwijsverhaal (inclusief cultureel paspoort).
Bij leraar worden – A verdiept de student zichzelf (in relatie tot het beroep), het beroep en het proces van leraar worden. We kijken of de student zichzelf in beeld kan
brengen ten aanzien van bovengenoemde onderwerpen. De verdieping in deze onderwerpen vindt plaats in de lessen en via opdrachten, die de student zelf of met
medestudenten uitvoert. Ook brengt de student zichzelf via media op de hoogte van actuele ontwikkelingen in het Primair Onderwijs. Als opleiding kijken we of de student
in staat is om dit actief aan te pakken en tot een inhoudelijk goed resultaat te komen.
SBL-competenties

Interpersoonlijk competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. Een
selectie van de beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria
Toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat




de student is reflectief: heeft goed zicht op eigen kwaliteiten en
valkuilen. Het is een persoonlijk verhaal, de student betrekt zijn
eigen geschiedenis in het verhaal.
student verwerkt inhoud van de bijeenkomsten op de pabo, heeft
een correct beeld van de beroepspraktijk.
de student beschrijft welk leerproces hij moet doorlopen om
leraar te kunnen worden.
De tekst bevat een duidelijke structuur (heldere indeling in
paragrafen en alinea’s), de inhoud is adequaat en relevant (een
eigen verhaal met beredeneerde keuzes waaruit durf om te
selecteren blijkt) en het taalgebruik is prettig leesbaar, relaties
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
50%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
4

Presentatie ‘actueel
onderwijsthema’
Oxford online placement
test: diagnostische eigen
vaardigheidstoets Engels
13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
binnen de tekst zijn helder.
de student toont nieuwsgierigheid, stelt zichzelf vragen en heeft
verschillende bronnen gebruikt bij het schrijven (ouders- lessen
op de pabo – literatuur).

De studenten zijn allen duidelijk ‘expert’? (ook bij het vragen
beantwoorden)

De kern van het thema wordt helder geschetst.

De studenten leggen relaties tussen begrippen

De studenten besteden aandacht voor het ‘waarom’ (nu) van het
thema.

In de presentatie aandacht voor verschillende posities
/standpunten.

Presentatie is goed voorbereid, helder te verstaan en prettig te
volgen.
Niveau Europees Referentie Kader B 1
Mondelinge
presentatie
(in groepen
van drie)
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
50%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Vaardigheid
stoets
1
(niet)
voldaan
Niveau B1
Europees
Referentie
kader
-
6,0
Herkansing
vindt plaats in
pabo 2,
gekoppeld aan
OWE 2.2

Van Eijkeren, M. van (2005). Werken in het basisonderwijs.

Oosterheert, I. E. (2011). Leren over leren - Praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Noordhoff, Groningen/Houten.

Aerts, E. van (et al) (2007) CultuurInzicht, Thieme Meulenhoff, Amersfoort.

RLV- reader.
Kwaliteitskranten:

Volkskrant

NRC

Parool

Trouw
Algemene onderwijs tijdschriften:

JSW (Jeugd in School en Wereld)

Didactief

HJK (Het Jonge Kind)

Kleuters en ik

Egoscoop

Zone

COS

Vives

In de klas
Vaktijdschriften:

Geografie

Kunstzone

Natuur aan de basis
5
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
code
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd

Volgens Bartjens

Tijdschrift voor Remedial Teaching
Suggesties voor bronnen Engelstalig artikel

BBC News UK

Lexis Nexis Newsportaal
Actuele digitale bronnen
n.v.t.
n.v.t.

Alle lessen zijn erop gericht om de student kennis te laten maken met het beroep en met het leren van dat beroep. Deels gebeurt dat vanuit het perspectief van de
student (eigen ervaringen in het onderwijs), deels vanuit de landelijke actualiteit rondom het onderwijs, maar natuurlijk ook vanuit de kennis die de vakdocenten op de
pabo hebben over het basisonderwijs en over leren onderwijzen.

Geschiedenis en pedagogiek en onderwijskunde (PenO) geven de student in een gezamenlijke les een blik op de historische ontwikkeling van het onderwijs.

Het vak P&O gaat elke week allerlei aspecten van het lesgeven in het basisonderwijs met de studenten behandelen en behandelt actuele onderwijsthema’s.

Taal, ICT en het studiecentrum geven samen een aantal lessen over studie- en informatievaardigheden. De student krijgt ondersteuning bij het leren studeren en het
studerend lezen, maar leert ook het documentatiecentum kennen, maakt kennis met zoekstrategieën en leert door de juiste bronvermelding plagiaat te voorkomen.

Religieuze en levensbeschouwelijke vorming (rlv) gaat met de studenten op zoek naar de levensbeschouwelijke dimensie van het onderwijsverhaal, zowel van de
basisschooltijd als nu.

Het hoorcollege over cultuureducatie geeft toelichting op de betekenis van cultuur in het beroep van leraar. Hier wordt o.a. toelichting gegeven op de rol van het
Culturele paspoort en de verwerking ervan in het onderwijsverhaal

De pabo staat niet alleen in de wereld. De collega’s van internationalisering vertellen de studenten waarom het belangrijk is om zich bewust te zijn van de culturele
vorming en in hoeverre dit het beeld op de wereld en op het onderwijs kleurt. Tevens wordt in deze les kort aandacht besteed aan het belang van de eigen
vaardigheid Engels en hoe de student zijn niveau kan inschatten via de website van Dialang.

Tenslotte wordt de student tijdens de studieloopbaanbegeleiding door de begeleider wegwijs gemaakt in de opleiding . De student krijgt in basisgroepbijeenkomsten
en in de klassenbijeenkomsten lessen die helpen zicht te krijgen op de beroepstaak en hoe de student hier het beste aan kan werken

Theorielessen met activerende werkvormen

Vaardigheidslessen

Zelfstudie: bestuderen van de theorie, verdiepen in de actuele media, diverse vaardigheden oefenen
Per week zijn er vijf dagen met studieactiviteiten: lessen op de pabo en zelfstudie. Zie het rooster.
Periode 1
Klassengroep
OWE 1.1 B Leraar worden B
PAB-VD1.1B
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Voltijd - HAN Pabo locatie Nijmegen
Kennisbasis ophalen
Leraar worden
Geen
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
Onderwijstijd
6
7. Samenhangmet andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Entreetoetsen
Mens en Wereld (OJW)
AK, GS en NoTe
34,5 uur
175,5 uur
Deze beroepstaak richt zich op de basiskennis die de leraar nodig heeft in het basisonderwijs. Deze beroepstaak is een voorbereiding op het volgen van de opleiding en
het leren in de stage.
Leraar worden betekent ook: voldoende kennis hebben van wat kinderen in het Primair Onderwijs moeten leren. In deze beroepstaak haalt de student ten aanzien van een
aantal vakgebieden deze kennis en vaardigheden op of brengt ze op peil. In hoeverre de student de doelen van deze onderwijseenheid heeft gehaald toetsen we met
(digitale)kennis- en vaardigheidstoetsen.
SBL-competenties
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. Een
selectie van de beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria
Toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Wegin
Min.
Frequentie
(een selectie per deeltoets)
exami(niet)
g
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Kennistoets.
wordt per
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de
1
cijfer
10%
Elke toets
3 pogingen
deeltoets
beroepstaakwijzer, staan de doelen en de beoordelingscriteria van
minimaal
in het tweede
per afnamedeze toetsen geformuleerd. Niveau: cito 20% best scorende leerlingen
5,5
jaar van
Kennistoets
1
cijfer
10%
moment
PO.
inschrijving 2
landelijk
Kennistoets
cijfer
10%
pogingen
1
door cito
Landelijke rekentoets:
Wiscat
Betreft rekenniveau groep 8 basisonderwijs.
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de
beroepstaakwijzer, staan de beoordelingscriteria van deze toets
geformuleerd.
Kennistoets
1
cijfer
Landelijke Taaltoets

Kennistoets
1
cijfer
Vaardigheidstoets
1
cijfer
ICT toets
13. Verplichte literatuur
(mbt entreetoetsen o.v.v.
landelijke ontwikkelingen)
Beheersing Nederlandse taal : grammatica, spelling en
formuleren.

Beheersing van woordbenoeming, zinsontleding en interpunctie.
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de
beroepstaakwijzer staan de beoordelingscriteria van deze toets
geformuleerd.
Beheersen van computervaardigheden (o.a. word, powerpoint,
digibord software, hanteren juiste bronvermelding) die op deze
opleiding nodig zijn en voor het basisonderwijs.
vastgesteld
De cesuur
voor een
voldoende is
103 van de
200 punten.*
30%
5,5
3 pogingen
De cesuur
voor een
voldoende is
113 punten
(75,3%).**
30%
5,5
3 pogingen
De cesuur
voor een
voldoende
van deze
toets is 60%,
inclusief 5
van de 6
verplichte
onderdelen.
10%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Basisvaardigheden ict

Schravesande, E. (2008) De betrouwbaarheid van internetbronnen. Kennisnet onderzoeksreeks, nr. 12 (Creative Commons)

Bronnenboek Ict (Pabo)
7
Taal
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen

Halink, Y. (2009) Basisboek Grammatica. Amsterdam: Pearson Education

Moons, A. e.a. (2008) Basisboek Spelling. Amsterdam: Pearson Education
Rekenen

Moor, E. de (2009), Basisvaardigheden Rekenen. Noordhoff Uitgeverijen. Dit boek wordt verplicht als bij de wiscat een score van 140 of lager wordt behaald.
Taal

Weerdt, H. de. (2008) De Taaltoets pabo haal je zo. Bussum: Coutinho. Dit boek wordt verplicht als de taaltoets niet wordt behaald in periode 1.
Entreetoets Mens en Wereld deeltoets aardrijkskunde:

Verheij, J. (2008). Aardrijkskunde is Overal, Rosmalen: Cantal.(zie studiewijzer op http://www.entreetoets-menw.nl/Informatie.htm)
Entreetoets Mens en Wereld deeltoets natuuronderwijs:

Kersbergen C. & Haarhuis, A.(2010). Natuuronderwijs Inzichtelijk. Bussum: Couthino.(zie studiewijzer op http://www.entreetoets-menw.nl/Informatie.htm)
Entreetoets Mens en Wereld deeltoets geschiedenis

Bruin, R. de & Bosua, M. (2009). Geschiedenis Geven. Assen:Van Gorcum.(zie studiewijzer op http://www.entreetoets-menw.nl/Informatie.htm)
n.v.t.
n.v.t.
In de lessen wordt ook uitgelegd hoe de student de literatuur moet bestuderen.
Theorielessen met activerende werkvormen, vaardigheidslessen en zelfstudie: bestuderen van de theorie en diverse vaardigheden oefenen
19. Les- / contacturen
Per week zijn er vijf dagen met studieactiviteiten: lessen op de pabo en zelfstudie. Zie het rooster.
20. Onderwijsperiode
Periode 1
21. Maximum aantal
Klassengroep
deelnemers
* De instapnorm van 103 moet binnen 1 schooljaar behaald zijn. Er zijn 3 kansen in het eerste studiejaar.
Bij een score van 140 punten op de Wiscat is ook de propedeusenorm behaald van de toets “basale gecijferdheid” (onder
beroepstaak 1.4).
** De instapnorm van 113 punten moet binnen 1 schooljaar behaald zijn. Er zijn 3 kansen in het eerste studiejaar.
Titel onderwijseenheid
(OWE)
code
1.
2.
3.
4.
5.
6.
OWE 1.2: Expressie en communicatie, OWE code 1415 1.2V scb code 1415 1.2V
PAB-VD1.2
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Doelgroep
Voltijd Propedeuse HAN Pabo locatie Nijmegen
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale
beroepstaak
(Beroeps)Producten
Kennis opdoen over expressie en communicatie, deze kennis toepassen in de stagelessen, presenteren.
Studiepunten/studiel
ast
Expressie en communicatie

Zelfevaluatie stage

Draaiboek viering

Verslag vieren
7.5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
55 uur
91 uur
8
7.
Samenhang met
andere OWE’s
8.
9.
Ingangseisen
Algemene
omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
64 uur
Stage
210 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets een geheel waarbij de student het beroep in een breed perspectief ziet en een idee krijgt van zijn/haar expressieve
vaardigheden en werkt aan zijn basiscommunicatie. Een vorm van expressie is vieren: in vieren laat de student zien wie hij is (identiteit). Het behalen van de toetsing binnen
deze beroepstaak is sterk indicatief voor de geschiktheid van de student voor het beroep. Ook in de stage wordt specifiek gelet op expressie en communicatie, evenals op
leerhouding en begeleidbaarheid.
Niet van toepassing
Als leerkracht basisonderwijs is het belangrijk dat de student expressief communiceert en zichzelf laat zien. De manier waarop de student met mimiek, stemgebruik en
lichaamsexpressie informatie overbrengt op kinderen en hen inspireert is essentieel. Ingewikkelde leerstof kan door een eigen manier van presenteren aantrekkelijker zijn om op
te nemen en makkelijker worden om te begrijpen. Daarnaast is de student als leerkracht het communicatieve voorbeeld voor de kinderen in de klas. Ook de manier waarop de
student in vieringen kinderen betrekt door middel van woorden, beelden, stilte en muziek komt aan de orde. De student werkt aan deze vaardigheden om zicht te krijgen op hoe
hij dat doet en om zich hierin verder te kunnen ontwikkelen. De student verdiept zich in de betekenis en waarde van vieren voor zichzelf en kinderen.
SBL-competenties:

interpersoonlijk competent

pedagogisch competent

organisatorisch competent

vakinhoudelijk en didactisch competent

competent in samenwerking met collega's

competent in reflectie en ontwikkeling
deeltentamen 1: Performance assessment Het klinkend verhaal
Student toont beroepsrelevante expressieve variatie en communicatieve kwaliteiten of laat op deze punten voldoende
groeipotentie zien. Het gaat hierbij o.a. om basishouding, articulatie, intonatie, tempo, expressie, zintuiglijk taalgebruik en voordracht.
deeltentamen 2: Vaardigheidstoets beroepstaakopdracht vieren
Student:
-
kan in samenwerking met mijn medestudenten in de basisgroep een viering vormgeven.
-
vergaart kennis over inhouden van vieren en kan reflecteren op de waarde van vieren, voor mezelf en kinderen. De vier onderdelen
-
van de professionele standaard zijn herkenbaar verwerkt in een reflectieverslag over vieren.
deeltentamen 3: Tussenbeoordeling stage
Student:
-
Is begeleidbaar: organiseert feedback en kan deze constructief en respectvol geven en ontvangen en past adviezen regelmatig toe.
-
Neemt initiatief om doelgericht bekwaamheden te oefenen.
-
Verdiept zich in de beginsituatie van de leerlingen en houdt hier rekening mee.
-
Is bewust bezig met elementen van basiscommunicatie en laat dit zien aan de hand van een analyse van twee video-opnamen
uit de stageklas.
12.
Tentaminering
toetsvorm
aantal
examinatoren
Beoordeling = cijfer
/ (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname en
herkansing =
frequentie
9
comp
ensati
e
deeltentamen 1: Performance assessment Het klinkend verhaal
Performance assessment
2
Cijfer
50% van het totaal
aantal te behalen
punten
40%
6,0
2x per jaar
n.v.t.
Cijfer
80%, waarbij eerste 40%
criterium
voorwaardelijk
6,0
2x per jaar
n.v.t.
Cijfer
Alle competenties
moeten voldoende
zijn
6,0
2 pogingen per
studiejaar
(indien
onvoldoende,
herkansing via
eindstage onder
1.7)
Vi
a
ein
dst
ag
e
1.7
Deeltentamen 2: Vaardigheidstoets beroepstaakopdracht vieren
Vaardigheids
Toets
1
Deeltentamen 3: Stagebeoordeling tussentijds
Stagebeoordeling
13.
Verplichte literatuur
14.
15.
16.
17.
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18.
Werkvormen
19.
20.
21.
Les-/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
2
20%

Van Eijkeren, M. van (2008). ‘Pedagogisch-didactisch begeleiden'. Baarn: HB uitgevers. hoofdstuk 3, (3.4), hoofdstuk 5, hoofdstuk 6.

Van Eijkeren, M. van (2010). ‘Werken in het basisonderwijs’. Baarn: HB Uitgevers, hoofdstuk 4.

Bronnenboek Religie en levensbeschouwelijke vorming, niveau 1

Berg, B. van de (e.a.) (2007/2013). Geloof je het zelf. Bussum: Coutinho.

Nooij, H. (2012). Kijk op spel: Drama voor de pabo. Groningen: Wolters-Noordhoff. Hoofdstuk 6

Lindenberg-Meijerman,(2007), Logopedie en leerkracht. Wolters-Noordhoff B.V. hoofdstuk 1,2 & 4

Artikelen m.b.t. vieren en kleuters op HAN-Scholar (Beroepstaak Expressie en communicatie  bronnen)
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
In de lessen krijgt de student informatie, inspiratiebronnen en oefeningen aangereikt om zichzelf enerzijds expressief te leren presenteren en anderzijds om te leren effectieve
leraarcommunicatie en basiscommunicatie te herkennen en effectief toe te passen. Tijdens het uitvoeren van een viering oefent de student elementen van vieren en laat de
student zien welk niveau hij beheerst en waar zijn leerpunten liggen. Vanuit verschillende activiteiten en achtergronden krijgt de student zicht op wat vieren, voor zichzelf en voor
kinderen op school, kan inhouden.
Theorielessen, Vaardigheidstrainingen, Viering vormgeven, Zelfstudie, Basiscommunicatie oefenen in de praktijk door middel van (het analyseren van) video-opnames in de
stage.
Zie punt 6.
Periode 2
Klassengroep
10
Titel OWE
code
OWE 1.3 Kennismaken met kinderen
PAB-VD1.3
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Voltijd – Deeltijd HAN Pabo locatie Nijmegen
Lesgeven waarbij rekening wordt gehouden met de beginsituatie van kinderen.
5. (Beroeps)Producten

Beroepstaakopdracht ‘Kind en Onderwijs in beeld’ (A Kind in mijn thuisklas, B Lesgeven, C Reflectie en jouw eerste kijk op onderwijs)

Kennistoets ‘Onderwijs in bewegen voor groep 1/2’
7,5 stp. / 210 sbu
Contacttijd: (werk- en hoorcolleges)
Onderwijstijd, incl stage:
66 uur
144 uur
Met de stage waar studenten twee dagen in de week zijn.
In periode 2 wordt ook onderwijseenheid 'Expressie en communicatie' aangeboden.
-
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhangmet andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Beroepstaakopdracht Kind
en Onderwijs in beeld
Kennismaken met kinderen
In deze beroepstaak maakt de student kennis met kinderen in onderwijssituaties. De student begint met lesgeven en houdt daarbij rekening met de beginsituatie
(leefwereld, belevingswereld en de ontwikkelingsfase) van de kinderen. De student oriënteert zich minstens 3 dagdelen in groep 1/2.
SBL-competenties:
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min. vereiste Frequentie
exami(niet)
resultaat
natoren
voldaan

Student beschrijft met behulp van de onderzoekscyclus de
Minimaal
Schriftelijke
1
cijfer
75%
6,0
2 pogingen
leefwereld en de belevingswereld van het volgkind op basis van
60 % van
presentatie
per
theorie en authentiek onderzoek.
het totaal
(op DPF)
studiejaar

Student beschrijft (aan de hand van open en/of gesloten
aantal te
behalen
observaties) ontwikkelingsgebieden vanuit theorie en relateert
punten
deze aan authentieke voorbeelden.

Student beschrijft kenmerkende verschillen in onderwijs en het
klassenmanagement tussen de eigen groep en groep 1-2. Hij
relateert deze verschillen aan de ontwikkeling van kinderen.
11





Kennistoets
Bewegingsonderwijs




De student neemt vakinhouden op in de lesvoorbereidingen
De student past in zijn lessen vakdidactiek van SWO en Kunsten
toe
De beginsituatie bevat gegevens over de ontwikkeling van de
kinderen in relatie tot de lesinhoud.
De doelen die hij formuleert zijn concreet en gaan over nieuw
gedrag van hem (vakdidactiek)en de kinderen (vakinhoud).
Student formuleert relevante voornemens voor de ontwikkeling
van zijn vakdidactische vaardigheid
Ontwikkelingen binnen het bewegingsonderwijs aan kinderen van
groep 1/2 met betrekking tot lesopbouw, lesinhoud en wijzen van
aanbieden kunnen benoemen.
Kenmerken van bewegende jonge kinderen kunnen benoemen
en consequenties voor het lesgeven aan kinderen van groep 1/2
kunnen aangeven.
Bij eenvoudige bewegingsactiviteiten voor groep 1/2 problemen
met betrekking tot het ‘loopt ‘t’ kunnen onderkennen en daarbij
gemotiveerde oplossingen aangeven.
Gemotiveerde afweging kunnen maken voor de keuze van de
verschillende organisatieprincipes binnen het werken met groep
1/2 (klassikaal, klassikaal in groepjes, werken in groepjes en het
zogenaamde 'vrij werken'.).
Mondelinge
presentatie
1 per
vakgebied
(niet)
voldaan
Kennistoets
QMP
1
cijfer
nvt
60 % van
het totaal
aantal te
behalen
punten
-
voldaan
2 pogingen
per
studiejaar
25%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
13. Verplichte literatuur
Pedagogiek & Onderwijskunde

Dieleman, A., Beer, F. de (2010.) De eigen wereld van het kind, Coutinho. hoofdstuk 6, 7, 8.

Eijkeren, M. van (2005) Werken in het basisonderwijs, Thieme Meulenhoff, hoofdstuk 4, 5

Eijkeren, M. van, (2005) Pedagogisch-didactisch begeleiden, Thieme Meulenhoff, hoofdstuk 1, 3

Feldman, R.S. (2009). Ontwikkelingspsychologie. Pearson Education Benelux.

Oosterheert, I. E. (2011). Leren over leren - Praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Noordhoff, Groningen/Houten.
hoofdstuk 1, 2 en 6.
Muziek/Beeldend

Van der Lei (2003) Muziek Meester, ThiemeMeulenhoff
hoofdstuk 1: p. 18-25, hoofdstuk 2: p. 28-60, p. 85-118, p. 227-256

Bronnenboek Muziek (Pabo).

Onna, J. van, Jacobse, A. (2008) Laat maar zien, Wolters-Noordhoff. hoofdstuk 1, 2, 10, 11

Thema A: Basiskennis muziektheorie

Thema B: Muziek in de midden- en bovenbouw
OJW




Verheij, J. (2007). Aardrijkskunde is overal, een praktisch didactiekboek voor het basisonderwijs. Rosmalen: Cantal.
Bruin, R. de & Bosua, M. (2009). Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum.
Reader 155 Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Reader 141 OJW Hoi Aardrijkskunde! Nijmegen: Pabo Groenewoud.
12

14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Reader 627 OJW Natuuronderwijs 'Op onderzoek uit'. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Bewegingsonderwijs

Bronnenboek (zie bt wijzer)

Hazelebach, Chris; Pieters, Loes; Geleijnse, Jeantine; [et al.] Bewegingsonderwijs in het Speellokaal, Het Web,2001. (Voor hoofdstukken zie beroepstaakwijzer 1.3)
n.v.t.
www.muziekmeester.nl
n.v.t.
Tijdens de vaklessen worden handvatten en kaders geboden om vanuit verschillende invalshoeken en met verschillende methodieken (zoals observeren, gesprekken
voeren en expressie) naar de leefwereld en belevingswereld en de ontwikkeling van kinderen te kijken. Een eerste kennismaking met de onderzoekscyclus wordt in de
opdracht van de leefwereld en belevingswereld verwerkt. In deze lessen zal niet alleen aandacht zijn voor het middenbouwkind, maar ook voor kleuters. Tevens zal er
tijdens vaklessen ingegaan worden op de inhoud en didactiek van het betreffende vak. Tijdens lessen pedagogiek en onderwijskunde en diverse vaklessen leert de
student gebruik te maken van het lesvoorbereidingsmodel. Er is aandacht voor de beginsituatie, de doelen voor de student en de doelen voor de kinderen, het lesverloop
en de evaluatie en reflectie.
Hoorcollege en werkgroepen en responsie college. (Uitwisselen, elkaar feedback geven, gespreksvormen, uitleg en instructie, zelf oefenen.)
Per week is er 1,5 dag met studieactiviteiten en lessen op de pabo. Daarnaast is er ruimte voor zelfstudie en twee dagen stage per week. Zie het rooster.
Periode 2
Klassengroep
Titel OWE
OWE 1.4 Verdiepen binnen een vakgebied: Taal
code
PAB-VD1.4
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. 7. Samenhang met andere
OWE’s
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Voltijd - HAN Pabo locatie Nijmegen
Kennis opdoen, lesvoorbereiden en lesgeven over woordenschat, jeugdliteratuur, spelling en schrijven.
Verdiepen binnen een vakgebied: Taal
Beroepstaakopdrachten Taal:
o
Jeugdliteratuur
o
Spelling of woordenschat in thuisklas
o
Schrijven
7,5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd:
22 uur Onderwijsgroep
Geprogrammeerde onderwijstijd:
124 uur zelfstudie
64 uur stage
In de stage voeren studenten de praktijkopdrachten van deze onderwijseenheid uit.
De twee inleidende taallessen in beroepstaak 1.1 ´Leraar worden´ geven een overzicht van het vakgebied in zijn geheel (de negen taaldomeinen uit de Kennisbasis
Nederlands). Dit is de eerste onderwijseenheid voor Taaldidactiek waarin drie taaldomeinen worden uitgediept. De overige taaldomeinen uit de kennisbasis komen in de
kernfase aan de orde.
In periode 3 wordt ook onderwijseenheid 'Verdiepen in het vakgebied Rekenen' aangeboden volgens een vergelijkbaar stramien.
13
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Kennistoets Taal
Opdrachten Jeugdliteratuur:


Interactief
voorlezen
Leesonderzoek
Aanwezigheid is verplicht bij het verteltheater en bij de voorleeswedstrijd.
In deze beroepstaak verdiept de student zich in vier onderdelen van het vakgebied taal: de drie taaldomeinen woordenschat, jeugdliteratuur en spelling en het vak
schrijven. Voor ieder onderdeel bestudeert de student de vakdidactiek en verwerft hij kennis over hoe een goede les kan worden vormgegeven. Tijdens de contacturen
oefent de student met het gebruiken van deze kennis bij het voorbereiden van taalactiviteiten. De opdrachten bij het domein Jeugdliteratuur zijn voor alle studenten
verplicht om uit te voeren. Daarnaast kiest de student opdrachten bij het domein Spelling óf Woordenschat. Ten slotte maken de studenten een kennistoets Taal.
Om kinderen te kunnen stimuleren tot lezen is het belangrijk dat een leraar basisonderwijs voortdurend werkt aan zijn leesrepertoire. Het is belangrijk dat de student weet
welke soorten jeugdboeken er zijn en dat hij zelf een flink aantal boeken heeft gelezen en blijft lezen. Binnen deze beroepstaak vergaart de student achtergrondkennis
over jeugdboeken en over leesbevordering. De student leest zelf een aantal jeugdboeken en onderzoekt het leesgedrag van de kinderen en het leesklimaat in zijn
stageklas. Ook voert de student een voorleesactiviteit uit in een andere stageklas. Studenten hebben daarnaast de keuze om voor woordenschat zelf lessen voor te
bereiden en uit te voeren in de stageklas of voor spelling een dictee af te nemen, te analyseren en een begeleidingsactiviteit uit te voeren. Bij het vak schrijven maakt de
student kennis met de leerlijn zoals die in de basisschool wordt gehanteerd en verdiept de student zich in hoe je kinderen kunt leren schrijven. Daarnaast is er veel
aandacht voor de eigen vaardigheid van de student, zodat hij een goed voorbeeld kan zijn voor de kinderen.
SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in reflectie en ontwikkeling
Hieronder volgen de beoordelingscriteria per (deel)toets
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
60%
Kennistoets
1
Cijfer
50%
6,0
2 pogingen

Kennis hebben over de drie taaldomeinen woordenschat,
per studiejaar
jeugdliteratuur en spelling zoals vastgelegd in de kennisbasis
Nederlands.

Kennis hebben van vakdidactiek Schrijven

Schriftelijke
presentatie
1
Cijfer
Twee
criteria per
onderdeel
onvoldoen
de is
onvoldoen
de
30%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Schriftelijke
presentatie
1
Cijfer
6,0
2 pogingen
per studiejaar

Regelmatig geschreven: schuin, verbonden, met lussen
Vaardigheid
1
(niet)
Twee
criteria per
onderdeel
onvoldoen
de is
onvoldoen
de
Alle
20%


Vakdidactische kennis van spelling of woordenschat adequaat
verwerken in de lesactiviteit.
Helder beschrijven van de wijze van instructie in de lesactiviteit
Kritisch terugblikken op eigen didactisch handelen
-
voldaan
2 pogingen



Opdracht Spelling of
woordenschat in thuisklas
Vaardigheidstoets Schrijven

Theoretisch kader adequaat (beschrijving en het belang van
interactief voorlezen, de drie fases, tussendoelen beginnende
geletterdheid, leesgedrag, leesinteresse en leesbevordering).
De beginsituatie van de kinderen beschreven (niveau, voorkennis
onderwerp, voorlezen).
Duidelijke, concrete taaldoelen voor de kinderen en zichzelf als
leerkracht opgesteld.
Verwerking onderzoeksgegevens.
14

Letters, verbindingen en spaties zijn vormgegeven precies zoals
de methode voorschrijft

Reader Taal op de basisschool, propedeuse

Huizenga, H. (2010)Spelling. Groningen: Wolters Noordhoff. Hoofdstuk 1, 2, 4, 5 en 10

H. Nulft, D. van den & Verhallen, M. (2010). Met woorden in de weer. Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 3, 4 en 5.


Alger van Hagen& Anouk Valkenburg, (2010) , Zo leer je kinderen schrijven Groningen, Noordhoff Uitgevers
Methodeschrift schrijven dat door de pabo wordt verstrekt.
14. Aanbevolen bronnen





www.schrijversvanderondetafel.nl
www.entoen.nu
http://www.digischool.nl/gs/community/histoforum/romans/historo1.htm (hierop staan weer allerlei links naar sites met historische kinderboeken)
Reader 155 Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud. Leestaak 4:Het historische kinderboek
http://www.metwoordenindeweer.com
15. Software

Voor de kennisbasis Nederlands: www.lesintaal.nl
Meer info over de beroepstaak:
16. Overig materiaal

HAN-Scholar - Leren - 1.4 Verdiepen in taal
17. Activiteiten
In deze beroepstaak bereidt de student zich voor op de lessen door zelfstandig de theorie te bestuderen. In de lessen op de Pabo leert de student hoe je de vakdidactiek
kunt gebruiken bij het voorbereiden van onderwijsactiviteiten. Een aantal van deze activiteiten voert de student uit in de stage.
13. Verplichte literatuur
stoets
voldaan
criteria
voldonde
per jaar
Opdrachten taal

Jeugdliteratuur: Voorleesactiviteit (niet in de thuisklas); werken aan leesrepertoire en onderzoek doen naar de leessituatie in de stageklas.

Woordenschat of spelling: Voorbereiden en uitvoeren van onderwijsactiviteiten.
Voor een uitgebreide beschrijving van deze opdrachten wordt verwezen naar: HAN-Scholar - Leren- Beroepstaak - 1.4 Verdiepen in taal - toetsing
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Opdrachten schrijven
Bij het vak schrijven leert de student een methodeschrift schrijven, zodat het voor kinderen in groep 3 en 4 een goed voorbeeld kan zijn. De student leert blokschrift
schrijven en ontwikkelt een professioneel lerarenhandschrift. Alles op het bord en op papier. Daarnaast maakt de student kennis met de leerlijn schrijven in de basisschool
en de aanpak ervan. De student observeert de mentor en probeert schrijfactiviteiten in de stage te verzorgen. In de lessen wordt de toets eigen vaardigheid afgenomen
voor schrijven.

Theorielessen met activerende werkvormen

Zelfstudie: je bent bezig met het bestuderen van de theorie en je werkt aan opdrachten

Observeren mentor bij schrijfactiviteiten.

Oefenen lerarenhandschrift, methodeschrift en blokschrift op bord en papier
Deze OWE bevat 13 bijeenkomsten van 90 minuten (inclusief verteltheater). Daarnaast vindt de voorleeswedstrijd plaats (3 klokuren) voor de gehele jaargroep. Per week
lopen de studenten 2 dagen stage.
3
Een klassengroep
15
Titel OWE
OWE 1.5 Verdiepen binnen het vakgebied rekenen
code
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Kennistoets rekenen
(inclusief schriftelijke
toepassing)
PAB-VD1.5
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Voltijd Propedeuse HAN Pabo locatie Nijmegen
Rekenlessen voorbereiden op het gebied van hele getallen, meten en meetkunde, werken aan eigen basale gecijferdheid.
Verdiepen binnen het vakgebied rekenen
Lesvoorbereiding, (niet verplichte) dpf-opdrachten
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
Onderwijstijd, incl stage:
34 uur
176 uur
Deze OWE hang samen met de stage waar studenten anderhalve dag in de week zijn en met de inleidende rekenlessen en de toetsen (landelijke rekentoets en kennistoets
basale gecijferdheid) die in periode 1 voor de eerste keer zijn aangeboden (OWE Leraar worden 1.1).
In periode 3 wordt ook onderwijseenheid 'Verdiepen in het vakgebied taal' aangeboden, volgens een vergelijkbaar stramien.
In periode 2 en 4 worden enkele lessen basale gecijferdheid aangeboden voor studenten die nog niet hebben voldaan aan de propedeuse-eis voor basale gecijferdheid.
Aan de Kennistoets rekenen kan de student alleen deelnemen als hij een lesvoorbereiding ‘Hele getallen’ met authentieke feedback en reflectie op het dpf heeft geplaatst en een
print daarvan meeneemt naar het tentamen.
Aan de Kennistoets Basale Gecijferdheid mag alleen worden meegedaan als de student tussen de 103 en 140 punten voor de Wiscat heeft gehaald. Als de student 140 of meer
punten voor de Wiscat heeft gehaald, heeft deze aan de eisen van de kennistoets Basale Gecijferdheid voldaan.
In deze beroepstaak besteden we aandacht aan de didactiek van hele getallen, meten en meetkunde. Er is een duidelijke relatie tussen theorie en praktijk; daarvoor zijn
stagesuggesties geformuleerd. Ook wordt er gewerkt, binnen alle domeinen, aan de basale gecijferdheid op eigen niveau.
SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
toetsvorm
Aantal examicijfer /
Cesuur
Weging
Min. vereiste resultaat
Frequentie
11. Beoordelingscriteria




Een globaal beeld hebben bij domeinen en kenmerkende
(vak)concepten binnen het vakgebied rekenen-wiskunde (4-12
jaar) en er voorbeelden bij geven.
Op de hoogte zijn van de kenmerken van realistisch rekenwiskundeonderwijs.
Kenmerkende (vak)concepten en deelgebieden binnen het
vakgebied rekenen-wiskunde globaal herkennen in methodes en
andere leermiddelen (bv. ict-programma's).
Verdiepen in het leerproces en de kennis voor het onderwijzen
Schriftelijke
kennistoets
(waarbij de
student een
lesvoorbereiding
Hele getallen
met authentieke
feedback en
reflectie dient
mee te nemen
naar het
tentamen en op
het dpf dient te
plaatsen).
natoren
(niet)
voldaan
1
cijfer
60% van het
totaal aantal
te behalen
punten
66,7%
6,0
Compensatie: Bij een
cijfer tussen 5,0 en 5,9
worden deelopdrachten
beoordeeld (als die op
het dpf staan).
Bij een cijfer tussen 5,0
en 5,9 worden de
deelopdrachten
aanvullend op het
tentamen beoordeeld
(als die op het digitaal
portfolio staan). Voor
2 pogingen
per
studiejaar
16
Kennistoets basale
gecijferdheid
van de volgende drie domeinen en hiermee oefenen in de stage.
In ieder geval: hele getallen, meten en meetkunde.
o
Aangeven wat essentieel is bij de drie domeinen,
welke plaats ze hebben in het onderwijs en hoe daar
didactisch vorm aan gegeven gaat worden.
o
Weten welke materialen en modellen functioneel
ingezet worden binnen de drie domeinen.
o
Weten dat kinderen verschillende strategieën
hanteren bij het oplossen van rekenen-wiskunde
opgaven, deze herkennen en benoemen.
o
Methodelessen over een (in de thuisklas passend)
rekenwiskundig onderwerp behorende tot de
domeinen hierboven beschreven, adequaat
voorbereiden, uitvoeren en reflecteren; rekening
houden met verschillen in tempo en niveau. Daarbij
maximaal en expliciet gebruik maken van wat er over
het leerproces en de kennis voor het onderwijzen van
het betreffende onderwerp is geleerd.
Beheerst eigenvaardigheid op het niveau van groep 8+.
één van de
deelopdrachten kan 1/5
punt en voor twee
deelopdrachten kan 2/5
punt extra worden
gehaald bovenop het
behaalde cijfer voor de
kennistoets.
Schriftelijke
kennistoets
1
cijfer
32 punten
(van de 44 )
is voldoende
Indien de score
op de landelijke
rekentoets
(Wiscat, onder
beroep-staak 1.1
B) 140 of hoger
is, dan heeft de
student aan de
eisen voor de
kennistoets
Basale
gecijferdheid
voldaan.
13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
33,3%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar

Moor, E. de e.a.(2013) Basisvaardigheden Rekenen (derde druk), Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten

Zanten, M. van e.a.(2007) Hele getallen (eerste druk). ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen

Zanten, M. van e.a. (2010) Meten en meetkunde (eerste druk). ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen
n.v.t.

Websites: www.rekenweb.nl - www.wisweb.nl - www.digischool.nl - www.schoolmaterialen.nl

Meer info op: HAN-Scholar - Leren - Beroepstaak - 1.5 Verdiepen in rekenen-wiskunde – bronnen
n.v.t.

Lessen; practica; uitwisseling van ervaringen gericht op de domeinen hele getallen, meten en meetkunde

Stagesuggesties voor alle groepen, zie: HAN-Scholar - Leren - Beroepstaak - 1.5 Verdiepen in rekenen-wiskunde - bronnen

In het digitaal portfolio worden de uitgewerkte stagesuggesties opgenomen

Klassikaal onderwijs

Groepswerk: interactief in tweetallen of grotere groepen
17
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
code
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving

Practica; onderzoekend leren

Discussies over bestudeerde literatuur; stage-ervaringen uitwisseling

Individueel; zelfstandig werken
Deze periode is er per week 1,5 dag met studieactiviteiten en lessen (waaronder maximaal 2 rekenlessen) op de pabo. Daarnaast is er zelfstudie en anderhalve stagedag per
week.
Periode 3
Klassengroep
OWE 1.6 Kinderen leren onderzoekend te leren
PAB-VD1.6
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Voltijd Propedeuse HAN Pabo locatie Nijmegen
Student doet kennis op over pedagogiek en onderwijskunde, OJW, kunsten en ICT, gebruikt deze kennis in het ontwerpen van didactische werkvormen om kinderen
onderzoekend te laten leren en voert de lessen uit.
Kinderen leren onderzoekend te leren

Beroepstaak-opdracht, bestaande uit drie onderdelen.
A: Onderzoekende voorbereiding
B: Voorbereiden, uitvoeren en evalueren van lesactiviteiten.
C: Terugblik en vooruitblik

OJW – Toets didactiek niveau 1
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
Onderwijstijd:
Hoorcolleges en generieke bijeenkomsten 6 uur
150 uur inclusief 60 uur stage
SLB 6 uur
Excursies 5,5 uur
Lesbijeenkomsten 42,5 uur
Totaal 60 uur
Deze OWE hangt samen met de stage waar studenten 2 dagen in de week zijn, met de inleidende natuur-techniekles en de toets die in periode 1 voor de eerste keer is
aangeboden OWE 1.1) en met de bijeenkomsten 'op onderzoek uit' en koppeling beroepstaakopdracht van OWE 1.3 Kennismaken met kinderen.
In deze beroepstaak staat het onderzoekend leren bij kinderen en bij de student centraal. De student werkt aan zijn eigen kennisbasis op het gebied van pedagogiek en
onderwijskunde, OJW, kunsten en ICT. De student krijgt zicht op hoe onderzoekend leren ingezet kan worden bij leeractiviteiten van kinderen en van de student zelf. De
student stimuleert bewust via diverse didactische werkvormen de onderzoekende houding van kinderen.
Tijdens de lessen op de pabo wordt er in deze beroepstaak zowel aandacht besteed aan de theoretische achtergronden van onderzoekend leren als aan de praktische
toepassing ervan. De student zoekt theoretische verdieping en onderzoekt de mogelijkheden van onderzoekend leren. In lessen pedagogiek & onderwijskunde,
aardrijkskunde, geschiedenis, NoTe (natuuronderwijs en techniek) en beeldend onderwijs oefent de student met vragen die onderzoekend leren bij kinderen stimuleren.
Daarnaast gaat de student aan de slag met vakdidactiek en diverse werkvormen. Tijdens de ICT-lessen wordt gewerkt aan de praktische invulling daarvan. Hierbij wordt
een duidelijke koppeling gemaakt met de andere leergebieden. Tijdens de lessen wordt gewerkt aan een product dat kinderen aanzet tot actief ontdekkend/onderzoekend
leren. De student gaat zelf op onderzoek uit in de stage en ontwerpt activiteiten waarin onderzoekend leren bij kinderen centraal staat.
18
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Schriftelijke presentatie
Kinderen leren
onderzoekend te leren
Praktijkopdracht ICT
OJW Didactiek niveau 1
SBL-competenties:
 interpersoonlijk competent,
 pedagogisch competent,
 vakinhoudelijk en didactisch competent,
 organisatorisch competent,
 competent in samenwerking met de omgeving,
 competent in samenwerking met collega's,
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. Een
selectie van de beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
1. De student onderzoek mijn stageschool op het gebied van
Schriftelijke
1
Cijfer
Min 9 pt
70%
6,0
2 pogingen
onderzoekend leren en gebruik de verkregen informatie bij het
presentatie
per studiejaar
Per
ontwerpen en uitvoeren van mijn onderzoeksactiviteiten.
(DPF)
toetscriteriu
2. De student kan diverse aspecten van de onderzoekende houding
m:
van leerlingen herkennen en bevorderen.
Onv= 0
punten
3. De student maakt gebruik van de (intuïtieve) kennisbasis van
Twijfel is
leerlingen en laat dat in zijn lesgeven zien
0,5 punt
4. De student kan doelbewuste activiteiten met een onderzoekend
Voldoende
is 1 punt
karakter ontwerpen en uitvoeren voor een groep leerlingen.
Goed is 1,5
5. De student beschikt over voldoende vakspecifieke kennis en laat
punt
dat in de (voorbereiding van de les(sen ) zien.
6. De student past de vakdidactiek die in deze (en andere)
beroepstaak aan bod is (geweest) -waar relevant- bewust en
adequaat toe.
7. De student durft op de (intuïtieve) kennisbasis van leerlingen
voort te bouwen door passende vragen te stellen en/of nieuwe
materialen/ervaringen te bieden.
8. De student laat leerlingen nadenken over hun proefjes, hun
experiment, hun onderzoeksresultaten en kan uitleggen waarom
dit belangrijk is.
9. Hij benoemt vooraf in zijn activiteit de doelen voor de leerlingen
en evalueert in de nabespreking samen met de leerlingen wat ze
hebben geleerd.
10. De student blikt terug op de lesactiviteiten en kan uitleggen op
welke punten hij/zij als lerende nog kan verbeteren.
Aanwezigheid verslag
Schriftelijke
1
(niet)
Voldaan
voldaan
2 pogingen
Opdracht uitgevoerd in de stage
presentatie
voldaan
aan alle
per studiejaar
beoordel
ingscrite
ria
De student kent de verschillende didactische werkvormen en leerstof
Kennistoets
cijfer
60%
van het
30%
6,0
2 pogingen
19
van de zaakvakken natuuronderwijs en techniek en sociale
wereldoriëntatie.
13. Verplichte literatuur
totaal
aantal te
behalen
punten.
per studiejaar
Algemeen:
Van der Donk, C., & Van Lanen, B. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
Didactiek toets OJW niveau 1
Didactiek geschiedenis (oriëntatie op tijd)
R. de Bruin,M.Bosua, “Geschiedenis geven”.3de druk,2009
3.1 Verhalen gebruiken
4.1 Vragen en opdrachten maken
5.1 Jaartallen en tijdbalken
5.4 De 10 tijdvakken
6.1 Geschiedenis in romanvorm
7.1 Methoden een moeilijke keuze
10.1 Familiegeschiedenis
Reader Geschiedenis:

De tijdbalk, p. 4-8

Ontwikkeling van tijdsbesef bij jonge kinderen, p. 13-18

Praktijkvoorbeelden: p. 19-52

Het historisch kinderboek, p. 64-75

Beeldvorming van het verleden, p. 76-97

De 10 tijdvakken, p. 105-107

Hand-outs en aantekeningen in lessen
Didactiek aardrijkskunde (oriëntatie op ruimte)

Verheij J.K., Aardrijkskunde is Overal ,
Deel A,
hoofstuk 1: 1.1, 1.2,
hoofdstuk 2: 2.1.,
hoofdstuk 3: 3.1.3, 3.1.5 t/m 3.1.9, 3.2

Reader Aardrijkskunde,
hoofdstuk 1, 3, 5 en hand-outs en aantekeningen in lessen
Didactiek Natuuronderwijs (onderzoekend leren)

Vaan, E de & J. Marell , Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs (PDN) 7e druk, Coutinho, Bussum 2012
hfdst. 1 t/m 4, 5, 6, 9 t/m 13, (met uitzondering van §10.4 en §10.5).




Reader voor beroepstaak 1.6 ‘Echt materiaal in de les’
Reader 'Op Onderzoek uit' voor beroepstaak 1.3.
Reader Veldwerk
Hand-outs en aantekeningen in lessen
Beeldend onderwijs
20


Onna, van. J. & Jacobse, A. (2013). Laat maar zien - een didactische handleiding voor beeldende vorming. Hoofdstuk 1-3, Wolters Noordhoff, Groningen en SLO.
Hoofdstuk 11: sporen van ontwikkeling & hoofdstuk 8: beeldaspecten
Site: www.beeldendonderwijs.nl
Pedagogiek & Onderwijskunde

Eijkeren, M. van, (2005) Pedagogisch-didactisch begeleiden, Thieme Meulenhoff. hoofdstuk 5.5, hoofdstuk 8 & hoofdstuk 10

Eijkeren, M. van, (2005) Werken in het basisonderwijs, Thieme Meulenhoff

Oosterheert, I. E. (2011). Leren over leren - Praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Noordhoff, Groningen/Houten. Hoofdstuk 1
ICT

Zie: HAN Scholar- Leren- Beroepstaak- 1.6 Kinderen leren onderzoekend te leren - Bronnen
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Daarnaast worden tijdens de lessen nog aanvullende materialen en hand-outs uitgereikt en zijn er digitale bronnen beschikbaar op:
HAN Scholar- Leren- Beroepstaak- 1.6 Kinderen leren onderzoekend te leren – Bronnen
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
De student zoekt theoretische verdieping en onderzoekt de mogelijkheden van onderzoekend leren. De student gaat zelf op onderzoek uit in de stage en ontwerpt
activiteiten waarin onderzoekend leren bij kinderen centraal staat.

Theorielessen

Vaardigheidslessen

Zelfstudie

Stageactiviteiten
Per week zijn er in periode 4 drie dagen met studieactiviteiten, lessen op de pabo en ruimte voor zelfstudie. Er zijn 2 dagen stage per week in deze periode. Zie verder
punt 6.
Periode 4
Klassengroep
Titel OWE
OWE 1.7 Integrale toets Leraar worden?!
code
PAB-VD1.7
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Voltijd - HAN Pabo locatie Nijmegen
Opleidingsbekwaamheid aantonen d.m.v reflectie op betekenisvolle leermomenten, specialisatiekeuze
Integrale toets Leraar Worden
Vernieuwd Onderwijsverhaal, waaronder een beargumenteerde specialisatiekeuze en een aantal bijlagen, waaronder ‘best practices’.
7,5 stp / 210 SBU
Contacttijd:
Onderwijstijd, incl stage:
8 uur
202 uur (incl. 64 uur stagetijd)
21
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Integrale toets – de
Meesterproef (dpf)
Stagebeoordeling
(gesprek)
Deze onderwijseenheid hangt samen met alle beroepstaken uit de propedeuse en loopt globaal vooruit op de inhouden van de kernfase. Het betreft een integrale toets,
inclusief stagebeoordeling niveau 1.
n.v.t.
De student schrijft opnieuw (zie owe 1.1A) een onderwijsverhaal. In dit verhaal maakt de student expliciet wat hij heeft geleerd en waar hij nu staat, blikt vooruit en
verantwoordt zijn specialisatiekeuze (JK/OK). De student laat zijn ‘pareltjes’ zien en toont ondermeer hiermee aan opleidingsbekwaam te zijn (op niveau 1 te zitten).
Op de pabo wordt tijdens de bijeenkomsten met de studieloopbaanbegeleider stilgestaan bij belangrijke leermomenten van dit jaar. De studenten herlezen het
onderwijsverhaal dat ze in periode 1 hebben geschreven. Studenten gaan met medestudenten en studieloopbaanbegeleider in gesprek over de persoonlijke leeropbrengst
van het studiejaar. Ze selecteren twee ‘best practices’ en leren hoe ze deze betekenisvolle leermomenten kunnen beschrijven in een reflectie. De studenten schrijven een
nieuwe versie van het onderwijsverhaal: de Meesterproef. Aan het einde van het studiejaar maken studenten de specialisatiekeuze. De stagemarkt en
studieloopbaanbijeenkomsten leveren een bijdrage aan het maken van een weloverwogen keuze. In de stage worden studenten door mentor en stagebegeleider
aangezet tot het reflecteren op hun handelen. Ze sluiten de stage af met een stage-eindgesprek, waarin ze op een professionele wijze terugblikken op het afgelopen jaar.
Ter voorbereiding op het eindgesprek, levert de student een eerste versie van de Meesterproef in bij de mentor en de stagebegeleider. De stagebegeleider en mentor
helpen de student bij het formuleren van nieuwe doelen en aandachtspunten. Na het eindgesprek stelt de student de Meesterproef bij.
SBL-competenties:
 interpersoonlijk competent,
 pedagogisch competent,
 vakinhoudelijk en didactisch competent,
 organisatorisch competent,
 competent in samenwerking met de omgeving,
 competent in samenwerking met collega's,
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. Een
selectie van de beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria
Toetsvorm
Aantal
Cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Gemiddelde
Professionele Standaard niveau 1 en SBL competenties niveau 1.
Schriftelijke
1
cijfer
50%
6,0
2 pogingen
van alle
Voorbeelden:
presentatie
per
beoordelingsc

De tekst is doelgericht en afgestemd op de lezer (assessor).
riteria
(op DPF)
studiejaar
voldoende,

Drie onderdelen (oriëntatie op jezelf, oriëntatie op beroep,
waarbij
oriëntatie op leraar worden) zijn evenredig verwerkt en uitgediept.
maximaal 1
criterium

Legt expliciet relatie tussen huidige visie/ideeën en ervaringen
onvoldoende.
van afgelopen jaar (verwerkt stage-ervaringen en legt relatie met
de lessen op de pabo en de literatuur).
Gemiddelde
stage
50%
6,0
2 pogingen

Toont zelfkennis en authenticiteit (student is reflectief, benoemt
van alle
eindbeoorde
per
hoogtepunten en ‘gouden missers’, is kritisch naar zichzelf,
beoordelingsc
riteria
ling
studiejaar
beschrijft eigen handelen).



Toont zichzelf als lerende (student is nieuwsgierig, duikt in de
materie, stelt zichzelf vragen, zoekt steeds naar uitdaging, ook in
de stage).
Motiveert bouwkeuze (voldoende realistisch beeld, goed
onderzoek gedaan naar bouwen, motiveert zowel vanuit
praktijkbevindingen als theorie).
De motivering getuigt van een realistisch beeld bouwkeuze.
voldoende,
waarbij
maximaal 1
criterium
onvoldoende.
22

13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Beschrijft drie leerdoelen voor de start van de kernfase (doelen
vloeien voort uit verhaal, haalbare doelen, concreet geformuleerd,
zowel gericht op stage als op de opleiding, motiveert keuze voor
deze doelen).
Culturele paspoort bijgewerkt tot einde periode 4.
Twee best practices op niveau 1.
Stage eindbeoordeling is voldoende of hoger.



n.v.t.
Alle literatuur die het afgelopen jaar is gepasseerd.
n.v.t.
n.v.t.
De studenten schrijven een nieuwe versie van het onderwijsverhaal: de Meesterproef. Aan het einde van het studiejaar maken studenten de specialisatiekeuze JK (Jonge
Kind) of OK (Oudere Kind)

zelfstudie

slb-bijeenkomsten

stage-eindgesprek

stagemarkt
Er zijn 4 slb-bijeenkomsten ter ondersteuning van onder meer het toewerken naar de Meesterproef en een bijeenkomst ‘schrijfvaardigheid’.
Periode 4
Klassengroep
23
Deeltijd
Curriculumopbouw Pabo Groenewoud, voltijd- en deeltijdprogramma 2014/2015:
Jaar 1
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
1.1 Leraar worden
1.2 Expressie en
Communicatie (7,5 stp)
1.4 Verdiepen binnen
taal (7,5 stp)
1.6 Kinderen
onderzoekend laten
leren (7,5 stp)
1.3 Kennismaken met
kinderen (7,5 stp)
1.5 Verdiepen binnen
rekenen (7,5 stp)
propedeuse
Jaar 2
kernfase
Jaar 3
kernfase
Jaar 4
afstudeerfase
A: Verdiepen in het
(leren van het)
beroep (7.5 stp)
B: Kennis ophalen
(7,5 stp)
2.1 Ontwikkeling van
kinderen in kaart
brengen (7,5 stp)
2.3 Beschouwen,geloven,
vieren
(7,5 stp)
2.2 Taal: denken en
2.4 Rekenen: denken en
werken vanuit leerlijnen werken vanuit leerlijnen
(7,5 stp)
(7,5 stp)
2.8 Lesgeven aan kinderen met specifieke
onderwijsbehoeften (15 stp) Integrale toets
1.7 Leraar worden?!
(7,5 stp) Integrale
toets
2.6 Onderwijs afstemmen op ontwikkeling van
kinderen (15 stp)
2.5 Leren door samen
hardop te denken (7.5
stp)
Minor (30 stp)
2.7 Thematisch
onderwijs ontwerpen
(7,5 stp)
2.9 Wereldwijs
2.10 Professional zijn in
bewegen met
een groter geheel
kinderen
(7,5 stp) Integrale toets
(7,5 stp)
3.1 Integraal junior leraar zijn (22,5 stp)
3.2 Praktijkgericht onderzoek doen (15 stp)
3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept (PWC) (7,5 stp)
3.4 Meesterproef (10 stp)
3.5 Integrale toets Afstudeerfase (5 stp)
Groen = generiek, Donkerblauw = deels afstudeerichting / deels generiek, Lichtblauw = afstudeerrichting
De bijlagen behorende bij jaar 4, afstudeerfase, zijn samengebracht in een aparte bijlage 4AN.
24
Titel OWE
OWE 1.1A Leraar worden A
code
PAB-VD1.1A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Deelltijd - HAN Pabo locatie Nijmegen
Verdiepen in het (leren van het) beroep
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7,5 stp. / 210 sbu
Contacttijd:
Onderwijstijd:
30 uur
180 uur
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets (1.7) een cyclisch geheel waarbij de student het beroep in een breed perspectief ziet. Deze beroepstaak is een
voorbereiding op het volgen van de opleiding en het leren in de stage.
-
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Onderwijsverhaal (inclusief
cultureel paspoort)
Leraar worden
Onderwijsverhaal (inclusief cultureel paspoort).
Bij leraar worden – A verdiept de student zichzelf (in relatie tot het beroep), het beroep en het proces van leraar worden. We kijken of de student zichzelf in beeld kan
brengen ten aanzien van bovengenoemde onderwerpen. De verdieping in deze onderwerpen vindt plaats in de lessen en via opdrachten, die de student zelf of met
medestudenten uitvoert. Ook brengt de student zichzelf via media op de hoogte van actuele ontwikkelingen in het Primair Onderwijs. Als opleiding kijken we of de student
in staat is om dit actief aan te pakken en tot een inhoudelijk goed resultaat te komen.
SBL-competenties

Interpersoonlijk competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
11. Beoordelingscriteria
Toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat




de student is reflectief: heeft goed zicht op eigen kwaliteiten en
valkuilen. Het is een persoonlijk verhaal, de student betrekt zijn
eigen geschiedenis in het verhaal.
student verwerkt inhoud van de bijeenkomsten op de pabo, heeft
een correct beeld van de beroepspraktijk.
de student beschrijft welk leerproces hij moet doorlopen om
leraar te kunnen worden.
De tekst bevat een duidelijke structuur (heldere indeling in
paragrafen en alinea’s), de inhoud is adequaat en relevant (een
eigen verhaal met beredeneerde keuzes waaruit durf om te
selecteren blijkt) en het taalgebruik is prettig leesbaar, relaties
binnen de tekst zijn helder.
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
50%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
25

Presentatie ‘actueel
onderwijsthema’
Oxford online placement
test: diagnostische eigen
vaardigheidstoets Engels
13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
de student toont nieuwsgierigheid, stelt zichzelf vragen en heeft
verschillende bronnen gebruikt bij het schrijven (ouders- lessen
op de pabo – literatuur).

De studenten zijn allen duidelijk ‘expert’? (ook bij het vragen
beantwoorden)

De kern van het thema wordt helder geschetst.

De studenten leggen relaties tussen begrippen

De studenten besteden aandacht voor het ‘waarom’ (nu) van het
thema.

In de presentatie aandacht voor verschillende posities
/standpunten.

Presentatie is goed voorbereid, helder te verstaan en prettig te
volgen.
Niveau Europees Referentie Kader B 1
Mondelinge
presentatie
(in groepen
van drie)
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
50%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Vaardigheid
stoets
1
(niet)
voldaan
Niveau B1
Europees
Referentie
kader
-
6,0
Herkansing
vindt plaats in
pabo 2,
gekoppeld aan
OWE 2.2

Van Eijkeren, M. van (2005). Werken in het basisonderwijs.

Oosterheert, I. E. (2011). Leren over leren - Praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Noordhoff, Groningen/Houten.

Aerts, E. van (et al) (2007) CultuurInzicht, Thieme Meulenhoff, Amersfoort.

RLV- reader.
Kwaliteitskranten:

Volkskrant

NRC

Parool

Trouw
Algemene onderwijs tijdschriften:

JSW (Jeugd in School en Wereld)

Didactief

HJK (Het Jonge Kind)

Kleuters en ik

Egoscoop

Zone

COS

Vives

In de klas
Vaktijdschriften:

Geografie

Kunstzone

Natuur aan de basis

Volgens Bartjens

Tijdschrift voor Remedial Teaching
26
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
code
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
Suggesties voor bronnen Engelstalig artikel

BBC News UK

Lexis Nexis Newsportaal
Actuele digitale bronnen
n.v.t.
n.v.t.

Alle lessen zijn erop gericht om de student kennis te laten maken met het beroep en met het leren van dat beroep. Deels gebeurt dat vanuit het perspectief van de
student (eigen ervaringen in het onderwijs), deels vanuit de landelijke actualiteit rondom het onderwijs, maar natuurlijk ook vanuit de kennis die de vakdocenten op de
pabo hebben over het basisonderwijs en over leren onderwijzen.

Geschiedenis en pedagogiek en onderwijskunde (PenO) geven de student in een gezamenlijke les een blik op de historische ontwikkeling van het onderwijs.

Het vak P&O gaat elke week allerlei aspecten van het lesgeven in het basisonderwijs met de studenten behandelen en behandelt actuele onderwijsthema’s.

Taal, ICT en het studiecentrum geven samen een aantal lessen over studie- en informatievaardigheden. De student krijgt ondersteuning bij het leren studeren en het
studerend lezen, maar leert ook het documentatiecentum kennen, maakt kennis met zoekstrategieën en leert door de juiste bronvermelding plagiaat te voorkomen.

Religieuze en levensbeschouwelijke vorming (rlv) gaat met de studenten op zoek naar de levensbeschouwelijke dimensie van het onderwijsverhaal, zowel van de
basisschooltijd als nu.

Het hoorcollege over cultuureducatie geeft toelichting op de betekenis van cultuur in het beroep van leraar. Hier wordt o.a. toelichting gegeven op de rol van het
Culturele paspoort en de verwerking ervan in het onderwijsverhaal

De pabo staat niet alleen in de wereld. De collega’s van internationalisering vertellen de studenten waarom het belangrijk is om zich bewust te zijn van de culturele
vorming en in hoeverre dit het beeld op de wereld en op het onderwijs kleurt. Tevens wordt in deze les kort aandacht besteed aan het belang van de eigen
vaardigheid Engels en hoe de student zijn niveau kan inschatten via de website van Dialang.

Tenslotte wordt de student tijdens de studieloopbaanbegeleiding door de begeleider wegwijs gemaakt in de opleiding . De student krijgt in basisgroepbijeenkomsten
en in de klassenbijeenkomsten lessen die helpen zicht te krijgen op de beroepstaak en hoe de student hier het beste aan kan werken

Theorielessen met activerende werkvormen

Vaardigheidslessen

Zelfstudie: bestuderen van de theorie, verdiepen in de actuele media, diverse vaardigheden oefenen
Per week zijn er vijf dagen met studieactiviteiten: lessen op de pabo (0,5 bt opening; 3,5 x p&o; 1x rlv; 1x internationalisering; 1x cultuureducatie; 2x taal; 2x rekwis 1,5x
bewegingsonderwijs; 6x slb en zelfstudie. Zie verder punt 6.
Periode 1
Klassengroep
OWE 1.1 B Leraar worden B
PAB-VD1.1B
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Deeltijd - HAN Pabo locatie Nijmegen
Kennisbasis ophalen
Leraar worden
Geen
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
30 uur
Onderwijstijd
180 uur
27
7. Samenhangmet andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Entreetoetsen
Mens en Wereld (OJW)
AK, GS en NoTe
Deze beroepstaak richt zich op de basiskennis die de leraar nodig heeft in het basisonderwijs. Deze beroepstaak is een voorbereiding op het volgen van de opleiding en
het leren in de stage.
Leraar worden betekent ook: voldoende kennis hebben van wat kinderen in het Primair Onderwijs moeten leren. In deze beroepstaak haalt de student ten aanzien van een
aantal vakgebieden deze kennis en vaardigheden op of brengt ze op peil. In hoeverre de student de doelen van deze onderwijseenheid heeft gehaald toetsen we met
(digitale)kennis- en vaardigheidstoetsen.
SBL-competenties
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
11. Beoordelingscriteria
Toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Wegin
Min.
Frequentie
exami(niet)
g
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Kennistoets.
wordt per
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de
1
cijfer
10%
Elke toets
3 pogingen
deeltoets
beroepstaakwijzer, staan de doelen en de beoordelingscriteria van
minimaal
in het tweede
per afnamedeze toetsen geformuleerd. Niveau: cito 20% best scorende leerlingen
5,5
jaar van
Kennistoets
1
cijfer
10%
moment
PO.
inschrijving 2
landelijk
Kennistoets
cijfer
10%
pogingen
1
door cito
Landelijke rekentoets:
Wiscat
Betreft rekenniveau groep 8 basisonderwijs.
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de
beroepstaakwijzer, staan de beoordelingscriteria van deze toets
geformuleerd.
Kennistoets
1
cijfer
Landelijke Taaltoets

Kennistoets
1
cijfer
Vaardigheidstoets
1
cijfer
ICT toets
13. Verplichte literatuur
(mbt entreetoetsen o.v.v.
landelijke ontwikkelingen)
Beheersing Nederlandse taal : grammatica, spelling en
formuleren.

Beheersing van woordbenoeming, zinsontleding en interpunctie.
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de
beroepstaakwijzer staan de beoordelingscriteria van deze toets
geformuleerd.
Beheersen van computervaardigheden (o.a. word, powerpoint,
digibord software, hanteren juiste bronvermelding) die op deze
opleiding nodig zijn en voor het basisonderwijs.
vastgesteld
De cesuur
voor een
voldoende is
103 van de
200 punten.*
30%
5,5
3 pogingen
De cesuur
voor een
voldoende is
113 punten
(75,3%).**
30%
5,5
3 pogingen
De cesuur
voor een
voldoende
van deze
toets is 60%,
inclusief 5
van de 6
verplichte
onderdelen.
10%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Basisvaardigheden ict

Schravesande, E. (2008) De betrouwbaarheid van internetbronnen. Kennisnet onderzoeksreeks, nr. 12 (Creative Commons)

Bronnenboek Ict (Pabo)
Taal

Halink, Y. (2009) Basisboek Grammatica. Amsterdam: Pearson Education
28
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen

Moons, A. e.a. (2008) Basisboek Spelling. Amsterdam: Pearson Education
Rekenen

Moor, E. de (2009), Basisvaardigheden Rekenen. Noordhoff Uitgeverijen. Dit boek wordt verplicht als bij de wiscat een score van 140 of lager wordt behaald.
Taal

Weerdt, H. de. (2008) De Taaltoets pabo haal je zo. Bussum: Coutinho. Dit boek wordt verplicht als de taaltoets niet wordt behaald in periode 1.
Entreetoets Mens en Wereld deeltoets aardrijkskunde:

Verheij, J. (2008). Aardrijkskunde is Overal, Rosmalen: Cantal.(zie studiewijzer op http://www.entreetoets-menw.nl/Informatie.htm)
Entreetoets Mens en Wereld deeltoets natuuronderwijs:

Kersbergen C. & Haarhuis, A.(2010). Natuuronderwijs Inzichtelijk. Bussum: Couthino.(zie studiewijzer op http://www.entreetoets-menw.nl/Informatie.htm)
Entreetoets Mens en Wereld deeltoets geschiedenis

Bruin, R. de & Bosua, M. (2009). Geschiedenis Geven. Assen:Van Gorcum.(zie studiewijzer op http://www.entreetoets-menw.nl/Informatie.htm)
n.v.t.
n.v.t.
In de lessen wordt ook uitgelegd hoe de student de literatuur moet bestuderen.
Theorielessen met activerende werkvormen, vaardigheidslessen en zelfstudie: bestuderen van de theorie en diverse vaardigheden oefenen
Per week zijn er vijf dagen met studieactiviteiten: lessen op de pabo. (1x swo; 1x note; 3x ict; 3x taal; 3x rekwis; 3x eigen vaardigheid`taal; 1,5x professionele schrijflijn.)
en zelfstudie. Zie verder punt 6.
Periode 1
Klassengroep
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
* De instapnorm van 103 moet binnen 1 schooljaar behaald zijn. Er zijn 3 kansen in het eerste studiejaar.
Bij een score van 140 punten op de Wiscat is ook de propedeusenorm behaald van de toets “basale gecijferdheid” (onder
beroepstaak 1.4).
** De instapnorm van 113 punten moet binnen 1 schooljaar behaald zijn. Er zijn 3 kansen in het eerste studiejaar.
Titel onderwijseenheid
(OWE)
code
12.
13.
14.
15.
16.
17.
OWE 1.2: Expressie en communicatie, OWE code 1415 1.2V scb code 1415 1.2V
PAB-VD1.2
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Doelgroep
Propedeuse Deeltijd HAN Pabo locatie Nijmegen
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale
beroepstaak
(Beroeps)Producten
Kennis opdoen over expressie en communicatie, deze kennis toepassen in de stagelessen, presenteren.
Studiepunten/
studielast
Expressie en communicatie

Zelfevaluatie stage

Draaiboek viering

Verslag vieren
7.5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
25,5 u
Onderwijstijd incl. stage:
184,5 u
29
18.
Samenhang met
andere OWE’s
19.
20.
Ingangseisen
Algemene
omschrijving
21.
Competenties
22.
Beoordelingscriteria
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets een geheel waarbij de student het beroep in een breed perspectief ziet en een idee krijgt van zijn/haar expressieve
vaardigheden en werkt aan zijn basiscommunicatie. Een vorm van expressie is vieren: in vieren laat de student zien wie hij is (identiteit). Het behalen van de toetsing binnen
deze beroepstaak is sterk indicatief voor de geschiktheid van de student voor het beroep. Ook in de stage wordt specifiek gelet op expressie en communicatie, evenals op
leerhouding en begeleidbaarheid.
Niet van toepassing
Als leerkracht basisonderwijs is het belangrijk dat de student expressief communiceert en zichzelf laat zien. De manier waarop de student met mimiek, stemgebruik en
lichaamsexpressie informatie overbrengt op kinderen en hen inspireert is essentieel. Ingewikkelde leerstof kan door een eigen manier van presenteren aantrekkelijker zijn om op
te nemen en makkelijker worden om te begrijpen. Daarnaast is de student als leerkracht het communicatieve voorbeeld voor de kinderen in de klas. Ook de manier waarop de
student in vieringen kinderen betrekt door middel van woorden, beelden, stilte en muziek komt aan de orde. De student werkt aan deze vaardigheden om zicht te krijgen op hoe
hij dat doet en om zich hierin verder te kunnen ontwikkelen. De student verdiept zich in de betekenis en waarde van vieren voor zichzelf en kinderen.
SBL-competenties:

interpersoonlijk competent

pedagogisch competent

organisatorisch competent

vakinhoudelijk en didactisch competent

competent in samenwerking met collega's

competent in reflectie en ontwikkeling
deeltentamen 1: Performance assessment Het klinkend verhaal
Student toont beroepsrelevante expressieve variatie en communicatieve kwaliteiten of laat op deze punten voldoende
groeipotentie zien. Het gaat hierbij o.a. om basishouding, articulatie, intonatie, tempo, expressie, zintuiglijk taalgebruik en voordracht.
deeltentamen 2: Stagebeoordeling
Student:
-
Is begeleidbaar: organiseert feedback en kan deze constructief en respectvol geven en ontvangen en past adviezen regelmatig toe.
-
Neemt initiatief om doelgericht bekwaamheden te oefenen.
-
Verdiept zich in de beginsituatie van de leerlingen en houdt hier rekening mee.
-
Is bewust bezig met elementen van basiscommunicatie en laat dit zien aan de hand van een analyse van twee video-opnamen
uit de stageklas.
12.
Tentaminering
toetsvorm
aantal
examinatoren
Beoordeling = cijfer
/ (niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname en
herkansing =
frequentie
comp
ensati
e
50% van het totaal
aantal te behalen
punten
66,7%
6,0
2x per jaar
n.v.t.
Deeltentamen 1: Performance assessment Het klinkend verhaal
Performance assessment
2
Cijfer
Deeltentamen 2: Stagebeoordeling
30
Stagebeoordeling
13.
Verplichte literatuur
14.
15.
16.
17.
Aanbevolen
literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18.
Werkvormen
19.
20.
21.
Les-/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
code
2
Cijfer
Alle competenties
moeten voldoende
zijn
33.3%
6,0
n.v.t.
n.v.t.
In de lessen krijgt de student informatie, inspiratiebronnen en oefeningen aangereikt om zichzelf enerzijds expressief te leren presenteren en anderzijds om te leren effectieve
leraarcommunicatie en basiscommunicatie te herkennen en effectief toe te passen. Tijdens het uitvoeren van een viering oefent de student elementen van vieren en laat de
student zien welk niveau hij beheerst en waar zijn leerpunten liggen. Vanuit verschillende activiteiten en achtergronden krijgt de student zicht op wat vieren, voor zichzelf en voor
kinderen op school, kan inhouden.
Theorielessen, Vaardigheidstrainingen, Viering vormgeven, Zelfstudie, Basiscommunicatie oefenen in de praktijk door middel van (het analyseren van) video-opnames in de
stage.
Zie punt 6.
Periode 2
Klassengroep
OWE 1.3 Kennismaken met kinderen
PAB-VD1.3
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Deeltijd HAN Pabo locatie Nijmegen
Lesgeven waarbij rekening wordt gehouden met de beginsituatie van kinderen.
5. (Beroeps)Producten

Beroepstaakopdracht ‘Kind en Onderwijs in beeld’ (A Kind in mijn thuisklas, B Lesgeven, C Reflectie en jouw eerste kijk op onderwijs)

Kennistoets ‘Onderwijs in bewegen voor groep 1/2’
7,5 stp. / 210 sbu
Contacttijd: (werk- en hoorcolleges)
Onderwijstijd, incl stage:
35 uur
175 uur
Met de stage waar studenten 1 dag in de week is.
7. Samenhangmet andere
Via
eindstage
1.7

Van Eijkeren, M. van (2008). ‘Pedagogisch-didactisch begeleiden'. Baarn: HB uitgevers. hoofdstuk 3, (3.4), hoofdstuk 5, hoofdstuk 6.

Van Eijkeren, M. van (2010). ‘Werken in het basisonderwijs’. Baarn: HB Uitgevers, hoofdstuk 4.

Bronnenboek Religie en levensbeschouwelijke vorming, niveau 1

Berg, B. van de (e.a.) (2007/2013). Geloof je het zelf. Bussum: Coutinho.

Nooij, H. (2012). Kijk op spel: Drama voor de pabo. Groningen: Wolters-Noordhoff. Hoofdstuk 6

Lindenberg-Meijerman,(2007), Logopedie en leerkracht. Wolters-Noordhoff B.V. hoofdstuk 1,2 & 4

Artikelen m.b.t. vieren en kleuters op HAN-Scholar (Beroepstaak Expressie en communicatie  bronnen)
n.v.t.
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
2 pogingen per
studiejaar
(indien
onvoldoende,
herkansing via
eindstage onder
1.7)
Kennismaken met kinderen
31
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Beroepstaakopdracht Kind
en Onderwijs in beeld
In periode 2 wordt ook onderwijseenheid 'Expressie en communicatie' aangeboden.
In deze beroepstaak maakt de student kennis met kinderen in onderwijssituaties. De student begint met lesgeven en houdt daarbij rekening met de beginsituatie
(leefwereld, belevingswereld en de ontwikkelingsfase) van de kinderen. De student oriënteert zich minstens 3 dagdelen in groep 1/2.
SBL-competenties:
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min. vereiste Frequentie
exami(niet)
resultaat
natoren
voldaan

Student beschrijft met behulp van de onderzoekscyclus de
Minimaal
Schriftelijke
1
cijfer
75%
6,0
2 pogingen
leefwereld en de belevingswereld van het volgkind op basis van
60 % van
presentatie
per
theorie en authentiek onderzoek.
het totaal
(op DPF)
studiejaar

Student beschrijft (aan de hand van open en/of gesloten
aantal te
behalen
observaties) ontwikkelingsgebieden vanuit theorie en relateert
punten
deze aan authentieke voorbeelden.

Student beschrijft kenmerkende verschillen in onderwijs en het
klassenmanagement tussen de eigen groep en groep 1-2. Hij
relateert deze verschillen aan de ontwikkeling van kinderen.


De student neemt vakinhouden op in de lesvoorbereidingen
De student past in zijn lessen vakdidactiek van SWO en Kunsten
toe
De beginsituatie bevat gegevens over de ontwikkeling van de
kinderen in relatie tot de lesinhoud.
De doelen die hij formuleert zijn concreet en gaan over nieuw
gedrag van hem (vakdidactiek)en de kinderen (vakinhoud).
Student formuleert relevante voornemens voor de ontwikkeling
van zijn vakdidactische vaardigheid



Kennistoets
Bewegingsonderwijs




Ontwikkelingen binnen het bewegingsonderwijs aan kinderen van
groep 1/2 met betrekking tot lesopbouw, lesinhoud en wijzen van
aanbieden kunnen benoemen.
Kenmerken van bewegende jonge kinderen kunnen benoemen
en consequenties voor het lesgeven aan kinderen van groep 1/2
kunnen aangeven.
Bij eenvoudige bewegingsactiviteiten voor groep 1/2 problemen
met betrekking tot het ‘loopt ‘t’ kunnen onderkennen en daarbij
gemotiveerde oplossingen aangeven.
Gemotiveerde afweging kunnen maken voor de keuze van de
verschillende organisatieprincipes binnen het werken met groep
1/2 (klassikaal, klassikaal in groepjes, werken in groepjes en het
Mondelinge
presentatie
1 per
vakgebied
(niet)
voldaan
Kennistoets
QMP
1
cijfer
nvt
60 % van
het totaal
aantal te
behalen
punten
-
voldaan
2 pogingen
per
studiejaar
25%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
32
zogenaamde 'vrij werken'.).
13. Verplichte literatuur
Pedagogiek & Onderwijskunde

Dieleman, A., Beer, F. de (2010.) De eigen wereld van het kind, Coutinho. hoofdstuk 6, 7, 8.

Eijkeren, M. van (2005) Werken in het basisonderwijs, Thieme Meulenhoff, hoofdstuk 4, 5

Eijkeren, M. van, (2005) Pedagogisch-didactisch begeleiden, Thieme Meulenhoff, hoofdstuk 1, 3

Feldman, R.S. (2009). Ontwikkelingspsychologie. Pearson Education Benelux.

Oosterheert, I. E. (2011). Leren over leren - Praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Noordhoff, Groningen/Houten.
hoofdstuk 1, 2 en 6.
Muziek/Beeldend

Van der Lei (2003) Muziek Meester, ThiemeMeulenhoff
hoofdstuk 1: p. 18-25, hoofdstuk 2: p. 28-60, p. 85-118, p. 227-256

Bronnenboek Muziek (Pabo).

Onna, J. van, Jacobse, A. (2008) Laat maar zien, Wolters-Noordhoff. hoofdstuk 1, 2, 10, 11

Thema A: Basiskennis muziektheorie

Thema B: Muziek in de midden- en bovenbouw
OJW





14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
Verheij, J. (2007). Aardrijkskunde is overal, een praktisch didactiekboek voor het basisonderwijs. Rosmalen: Cantal.
Bruin, R. de & Bosua, M. (2009). Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum.
Reader 155 Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Reader 141 OJW Hoi Aardrijkskunde! Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Reader 627 OJW Natuuronderwijs 'Op onderzoek uit'. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Bewegingsonderwijs

Bronnenboek (zie bt wijzer)

Hazelebach, Chris; Pieters, Loes; Geleijnse, Jeantine; [et al.] Bewegingsonderwijs in het Speellokaal, Het Web,2001. (Voor hoofdstukken zie beroepstaakwijzer 1.3)
n.v.t.
www.muziekmeester.nl
n.v.t.
Tijdens de vaklessen worden handvatten en kaders geboden om vanuit verschillende invalshoeken en met verschillende methodieken (zoals observeren, gesprekken
voeren en expressie) naar de leefwereld en belevingswereld en de ontwikkeling van kinderen te kijken. Een eerste kennismaking met de onderzoekscyclus wordt in de
opdracht van de leefwereld en belevingswereld verwerkt. In deze lessen zal niet alleen aandacht zijn voor het middenbouwkind, maar ook voor kleuters. Tevens zal er
tijdens vaklessen ingegaan worden op de inhoud en didactiek van het betreffende vak. Tijdens lessen pedagogiek en onderwijskunde en diverse vaklessen leert de
student gebruik te maken van het lesvoorbereidingsmodel. Er is aandacht voor de beginsituatie, de doelen voor de student en de doelen voor de kinderen, het lesverloop
en de evaluatie en reflectie.
Hoorcollege en werkgroepen en responsie college. (Uitwisselen, elkaar feedback geven, gespreksvormen, uitleg en instructie, zelf oefenen.)
Per week is er 1 dag met studieactiviteiten en lessen op de pabo. Daarnaast is er ruimte voor zelfstudie en twee dagen stage per week (zie rooster). Zie verder punt 6.
Periode 2
33
21. Maximum aantal
deelnemers
Klassengroep
Titel OWE
OWE 1.4 Verdiepen binnen een vakgebied: Taal
code
PAB-VD1.4
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. 7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Deeltijd HAN Pabo locatie Nijmegen
Kennis opdoen, lesvoorbereiden en lesgeven over woordenschat, jeugdliteratuur, spelling en schrijven.
Verdiepen binnen een vakgebied: Taal
Beroepstaakopdrachten Taal:
o
Jeugdliteratuur
o
Spelling of woordenschat in thuisklas
o
Schrijven
7,5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd:
Geprogrammeerde onderwijstijd (incl stage):
22,5 uur Onderwijsgroep
187,5 uur
In de stage voeren studenten de praktijkopdrachten van deze onderwijseenheid uit.
De twee inleidende taallessen in beroepstaak 1.1 ´Leraar worden´ geven een overzicht van het vakgebied in zijn geheel (de negen taaldomeinen uit de Kennisbasis
Nederlands). Dit is de eerste onderwijseenheid voor Taaldidactiek waarin drie taaldomeinen worden uitgediept. De overige taaldomeinen uit de kennisbasis komen in de
kernfase aan de orde.
In periode 3 wordt ook onderwijseenheid 'Verdiepen in het vakgebied Rekenen' aangeboden volgens een vergelijkbaar stramien.
Geen
In deze beroepstaak verdiept de student zich in vier onderdelen van het vakgebied taal: de drie taaldomeinen woordenschat, jeugdliteratuur en spelling en het vak
schrijven. Voor ieder onderdeel bestudeert de student de vakdidactiek en verwerft hij kennis over hoe een goede les kan worden vormgegeven. Tijdens de contacturen
oefent de student met het gebruiken van deze kennis bij het voorbereiden van taalactiviteiten. De opdrachten bij het domein Jeugdliteratuur zijn voor alle studenten
verplicht om uit te voeren. Daarnaast kiest de student opdrachten bij het domein Spelling óf Woordenschat. Ten slotte maken de studenten een kennistoets Taal.
Om kinderen te kunnen stimuleren tot lezen is het belangrijk dat een leraar basisonderwijs voortdurend werkt aan zijn leesrepertoire. Het is belangrijk dat de student weet
welke soorten jeugdboeken er zijn en dat hij zelf een flink aantal boeken heeft gelezen en blijft lezen. Binnen deze beroepstaak vergaart de student achtergrondkennis
over jeugdboeken en over leesbevordering. De student leest zelf een aantal jeugdboeken en onderzoekt het leesgedrag van de kinderen en het leesklimaat in zijn
stageklas. Ook voert de student een voorleesactiviteit uit in een andere stageklas. Studenten hebben daarnaast de keuze om voor woordenschat zelf lessen voor te
bereiden en uit te voeren in de stageklas of voor spelling een dictee af te nemen, te analyseren en een begeleidingsactiviteit uit te voeren. Bij het vak schrijven maakt de
student kennis met de leerlijn zoals die in de basisschool wordt gehanteerd en verdiept de student zich in hoe je kinderen kunt leren schrijven. Daarnaast is er veel
aandacht voor de eigen vaardigheid van de student, zodat hij een goed voorbeeld kan zijn voor de kinderen.
SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
34
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Kennistoets Taal
 organisatorisch competent
 competent in reflectie en ontwikkeling
Hieronder volgen de beoordelingscriteria per (deel)toets
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm

Kennis hebben over de drie taaldomeinen woordenschat,
jeugdliteratuur en spelling zoals vastgelegd in de kennisbasis
Nederlands.
Kennis hebben van vakdidactiek Schrijven
Kennistoets
Theoretisch kader adequaat (beschrijving en het belang van
interactief voorlezen, de drie fases, tussendoelen beginnende
geletterdheid, leesgedrag, leesinteresse en leesbevordering).
De beginsituatie van de kinderen beschreven (niveau, voorkennis
onderwerp, voorlezen).
Duidelijke, concrete taaldoelen voor de kinderen en zichzelf als
leerkracht opgesteld.

Opdrachten Jeugdliteratuur:


Interactief
voorlezen
Leesonderzoek




Opdracht Spelling of
woordenschat in thuisklas



Aantal
examinatoren
1
cijfer /
(niet)
voldaan
Cijfer
Cesuur
Weging
Frequentie
50%
Min.
vereiste
resultaat
6,0
60%
Schriftelijke
presentatie
1
Cijfer
Twee
criteria per
onderdeel
onvoldoen
de is
onvoldoen
de
30%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Vakdidactische kennis van spelling of woordenschat adequaat
verwerken in de lesactiviteit.
Helder beschrijven van de wijze van instructie in de lesactiviteit
Kritisch terugblikken op eigen didactisch handelen
Schriftelijke
presentatie
1
Cijfer
Twee
criteria per
onderdeel
onvoldoen
de is
onvoldoen
de
Alle
criteria
voldonde
20%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Vaardigheid
stoets
1
(niet)
voldaan
-
voldaan
2 pogingen
per jaar
2 pogingen
per studiejaar
Verwerking onderzoeksgegevens.
Vaardigheidstoets Schrijven


Regelmatig geschreven: schuin, verbonden, met lussen
Letters, verbindingen en spaties zijn vormgegeven precies zoals
de methode voorschrijft
13. Verplichte literatuur

Reader Taal op de basisschool, propedeuse

Huizenga, H. (2010)Spelling. Groningen: Wolters Noordhoff. Hoofdstuk 1, 2, 4, 5 en 10

H. Nulft, D. van den & Verhallen, M. (2010). Met woorden in de weer. Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 3, 4 en 5.


Alger van Hagen& Anouk Valkenburg, (2010) , Zo leer je kinderen schrijven Groningen, Noordhoff Uitgevers
Methodeschrift schrijven dat door de pabo wordt verstrekt.
14. Aanbevolen bronnen





www.schrijversvanderondetafel.nl
www.entoen.nu
http://www.digischool.nl/gs/community/histoforum/romans/historo1.htm (hierop staan weer allerlei links naar sites met historische kinderboeken)
Reader 155 Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud. Leestaak 4:Het historische kinderboek
http://www.metwoordenindeweer.com
15. Software

Voor de kennisbasis Nederlands: www.lesintaal.nl
Meer info over de beroepstaak:
35
16. Overig materiaal

17. Activiteiten
In deze beroepstaak bereidt de student zich voor op de lessen door zelfstandig de theorie te bestuderen. In de lessen op de Pabo leert de student hoe je de vakdidactiek
kunt gebruiken bij het voorbereiden van onderwijsactiviteiten. Een aantal van deze activiteiten voert de student uit in de stage.
HAN-Scholar - Leren - 1.4 Verdiepen in taal
Opdrachten taal

Jeugdliteratuur: Voorleesactiviteit (niet in de thuisklas); werken aan leesrepertoire en onderzoek doen naar de leessituatie in de stageklas.

Woordenschat of spelling: Voorbereiden en uitvoeren van onderwijsactiviteiten.
Voor een uitgebreide beschrijving van deze opdrachten wordt verwezen naar: HAN-Scholar - Leren- Beroepstaak - 1.4 Verdiepen in taal - toetsing
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
code
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
Opdrachten schrijven
Bij het vak schrijven leert de student een methodeschrift schrijven, zodat het voor kinderen in groep 3 en 4 een goed voorbeeld kan zijn. De student leert blokschrift
schrijven en ontwikkelt een professioneel lerarenhandschrift. Alles op het bord en op papier. Daarnaast maakt de student kennis met de leerlijn schrijven in de basisschool
en de aanpak ervan. De student observeert de mentor en probeert schrijfactiviteiten in de stage te verzorgen. In de lessen wordt de toets eigen vaardigheid afgenomen
voor schrijven.

Theorielessen met activerende werkvormen

Zelfstudie: je bent bezig met het bestuderen van de theorie en je werkt aan opdrachten

Observeren mentor bij schrijfactiviteiten.

Oefenen lerarenhandschrift, methodeschrift en blokschrift op bord en papier
Deze OWE bevat 14 bijeenkomsten van 90 minuten en 2 lessen van 45 min. Zie verder punt 6.
3
Een klassengroep
OWE 1.5 Verdiepen binnen het vakgebied rekenen
PAB-VD1.5
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Deeltijd HAN Pabo locatie Nijmegen
Rekenlessen voorbereiden op het gebied van hele getallen, meten en meetkunde, werken aan eigen basale gecijferdheid.
Verdiepen binnen het vakgebied rekenen
Lesvoorbereiding, (niet verplichte) dpf-opdrachten
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
Onderwijstijd, incl stage:
17 uur
193 uur
Deze OWE hang samen met de stage waar studenten anderhalve dag in de week zijn en met de inleidende rekenlessen en de toetsen (landelijke rekentoets en kennistoets
basale gecijferdheid) die in periode 1 voor de eerste keer zijn aangeboden (OWE Leraar worden 1.1).
In periode 3 wordt ook onderwijseenheid 'Verdiepen in het vakgebied taal' aangeboden, volgens een vergelijkbaar stramien.
In periode 2 en 4 worden enkele lessen basale gecijferdheid aangeboden voor studenten die nog niet hebben voldaan aan de propedeuse-eis voor basale gecijferdheid.
Aan de Kennistoets rekenen kan de student alleen deelnemen als hij een lesvoorbereiding ‘Hele getallen’ met authentieke feedback en reflectie op het dpf heeft geplaatst en een
print daarvan meeneemt naar het tentamen.
Aan de Kennistoets Basale Gecijferdheid mag alleen worden meegedaan als de student tussen de 103 en 140 punten voor de Wiscat heeft gehaald. Als de student 140 of meer
36
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Kennistoets rekenen
(inclusief schriftelijke
toepassing)
Kennistoets basale
punten voor de Wiscat heeft gehaald, heeft deze aan de eisen van de kennistoets Basale Gecijferdheid voldaan.
In deze beroepstaak besteden we aandacht aan de didactiek van hele getallen, meten en meetkunde. Er is een duidelijke relatie tussen theorie en praktijk; daarvoor zijn
stagesuggesties geformuleerd. Ook wordt er gewerkt, binnen alle domeinen, aan de basale gecijferdheid op eigen niveau.
SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
toetsvorm
Aantal examicijfer /
Cesuur
Weging
Min. vereiste resultaat
Frequentie
11. Beoordelingscriteria

Een globaal beeld hebben bij domeinen en kenmerkende
(vak)concepten binnen het vakgebied rekenen-wiskunde (4-12
jaar) en er voorbeelden bij geven.

Op de hoogte zijn van de kenmerken van realistisch rekenwiskundeonderwijs.

Kenmerkende (vak)concepten en deelgebieden binnen het
vakgebied rekenen-wiskunde globaal herkennen in methodes en
andere leermiddelen (bv. ict-programma's).

Verdiepen in het leerproces en de kennis voor het onderwijzen
van de volgende drie domeinen en hiermee oefenen in de stage.
In ieder geval: hele getallen, meten en meetkunde.
o
Aangeven wat essentieel is bij de drie domeinen,
welke plaats ze hebben in het onderwijs en hoe daar
didactisch vorm aan gegeven gaat worden.
o
Weten welke materialen en modellen functioneel
ingezet worden binnen de drie domeinen.
o
Weten dat kinderen verschillende strategieën
hanteren bij het oplossen van rekenen-wiskunde
opgaven, deze herkennen en benoemen.
o
Methodelessen over een (in de thuisklas passend)
rekenwiskundig onderwerp behorende tot de
domeinen hierboven beschreven, adequaat
voorbereiden, uitvoeren en reflecteren; rekening
houden met verschillen in tempo en niveau. Daarbij
maximaal en expliciet gebruik maken van wat er over
het leerproces en de kennis voor het onderwijzen van
het betreffende onderwerp is geleerd.
Beheerst eigenvaardigheid op het niveau van groep 8+.
Schriftelijke
kennistoets
(waarbij de
natoren
(niet)
voldaan
1
cijfer
student een
lesvoorbereiding
Hele getallen
met authentieke
feedback en
reflectie dient
mee te nemen
naar het
tentamen en op
het dpf dient te
plaatsen).
Schriftelijke
1
cijfer
60% van het
totaal aantal
te behalen
punten
66,7%
32 punten
33,3%
6,0
Compensatie: Bij een
cijfer tussen 5,0 en 5,9
worden deelopdrachten
beoordeeld (als die op
het dpf staan).
Bij een cijfer tussen 5,0
en 5,9 worden de
deelopdrachten
aanvullend op het
tentamen beoordeeld
(als die op het digitaal
portfolio staan). Voor
één van de
deelopdrachten kan 1/5
punt en voor twee
deelopdrachten kan 2/5
punt extra worden
gehaald bovenop het
behaalde cijfer voor de
kennistoets.
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
2 pogingen
37
gecijferdheid
kennistoets
(van de 44 )
is voldoende
Indien de score
op de landelijke
rekentoets
(Wiscat, onder
beroep-staak 1.1
B) 140 of hoger
is, dan heeft de
student aan de
eisen voor de
kennistoets
Basale
gecijferdheid
voldaan.
13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
code
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
per
studiejaar

Moor, E. de e.a.(2013) Basisvaardigheden Rekenen (derde druk), Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten

Zanten, M. van e.a.(2007) Hele getallen (eerste druk). ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen

Zanten, M. van e.a. (2010) Meten en meetkunde (eerste druk). ThiemeMeulenhoff Utrecht/Zutphen
n.v.t.

Websites: www.rekenweb.nl - www.wisweb.nl - www.digischool.nl - www.schoolmaterialen.nl

Meer info op: HAN-Scholar - Leren - Beroepstaak - 1.5 Verdiepen in rekenen-wiskunde – bronnen
n.v.t.

Lessen; practica; uitwisseling van ervaringen gericht op de domeinen hele getallen, meten en meetkunde

Stagesuggesties voor alle groepen, zie: HAN-Scholar - Leren - Beroepstaak - 1.5 Verdiepen in rekenen-wiskunde - bronnen

In het digitaal portfolio worden de uitgewerkte stagesuggesties opgenomen

Klassikaal onderwijs

Groepswerk: interactief in tweetallen of grotere groepen

Practica; onderzoekend leren

Discussies over bestudeerde literatuur; stage-ervaringen uitwisseling

Individueel; zelfstandig werken
Deze periode is er per week 1,5 dag met studieactiviteiten en lessen (waaronder maximaal 1 rekenles) op de pabo. Daarnaast is er zelfstudie en stage. Zie verder punt 6.
Periode 3
Klassengroep
OWE 1.6 Kinderen leren onderzoekend te leren
PAB-VD1.6
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Deeltijd HAN Pabo locatie Nijmegen
Student doet kennis op over pedagogiek en onderwijskunde, OJW, kunsten en ICT, gebruikt deze kennis in het ontwerpen van didactische werkvormen om kinderen
onderzoekend te laten leren en voert de lessen uit.
Kinderen leren onderzoekend te leren

Beroepstaak-opdracht, bestaande uit drie onderdelen.
A: Onderzoekende voorbereiding
B: Voorbereiden, uitvoeren en evalueren van lesactiviteiten.
38
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Schriftelijke presentatie
Kinderen leren
onderzoekend te leren
C: Terugblik en vooruitblik

OJW – Toets didactiek niveau 1
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd: 28,5 uur
Onderwijstijd: 181,5 uur inclusief stage
Deze OWE hangt samen met de stage en de inleidende natuur-techniekles en de toets die in periode 1 voor de eerste keer is aangeboden OWE 1.1) en met de
bijeenkomsten 'op onderzoek uit' en koppeling beroepstaakopdracht van OWE 1.3 Kennismaken met kinderen.
In deze beroepstaak staat het onderzoekend leren bij kinderen en bij de student centraal. De student werkt aan zijn eigen kennisbasis op het gebied van pedagogiek en
onderwijskunde, OJW, kunsten en ICT. De student krijgt zicht op hoe onderzoekend leren ingezet kan worden bij leeractiviteiten van kinderen en van de student zelf. De
student stimuleert bewust via diverse didactische werkvormen de onderzoekende houding van kinderen.
Tijdens de lessen op de pabo wordt er in deze beroepstaak zowel aandacht besteed aan de theoretische achtergronden van onderzoekend leren als aan de praktische
toepassing ervan. De student zoekt theoretische verdieping en onderzoekt de mogelijkheden van onderzoekend leren. In lessen pedagogiek & onderwijskunde,
aardrijkskunde, geschiedenis, NoTe (natuuronderwijs en techniek) en beeldend onderwijs oefent de student met vragen die onderzoekend leren bij kinderen stimuleren.
Daarnaast gaat de student aan de slag met vakdidactiek en diverse werkvormen. Tijdens de ICT-lessen wordt gewerkt aan de praktische invulling daarvan. Hierbij wordt
een duidelijke koppeling gemaakt met de andere leergebieden. Tijdens de lessen wordt gewerkt aan een product dat kinderen aanzet tot actief ontdekkend/onderzoekend
leren. De student gaat zelf op onderzoek uit in de stage en ontwerpt activiteiten waarin onderzoekend leren bij kinderen centraal staat.
SBL-competenties:
 interpersoonlijk competent,
 pedagogisch competent,
 vakinhoudelijk en didactisch competent,
 organisatorisch competent,
 competent in samenwerking met de omgeving,
 competent in samenwerking met collega's,
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
1. De student onderzoek mijn stageschool op het gebied van
Schriftelijke
1
Cijfer
Min 9 pt
70%
6,0
2 pogingen
onderzoekend leren en gebruik de verkregen informatie bij het
presentatie
per studiejaar
Per
ontwerpen en uitvoeren van mijn onderzoeksactiviteiten.
(DPF)
toetscriteriu
2. De student kan diverse aspecten van de onderzoekende houding
m:
van leerlingen herkennen en bevorderen.
Onv= 0
punten
3. De student maakt gebruik van de (intuïtieve) kennisbasis van
Twijfel is
leerlingen en laat dat in zijn lesgeven zien
0,5 punt
4. De student kan doelbewuste activiteiten met een onderzoekend
Voldoende
is 1 punt
karakter ontwerpen en uitvoeren voor een groep leerlingen.
Goed is 1,5
5. De student beschikt over voldoende vakspecifieke kennis en laat
punt
dat in de (voorbereiding van de les(sen ) zien.
6. De student past de vakdidactiek die in deze (en andere)
beroepstaak aan bod is (geweest) -waar relevant- bewust en
adequaat toe.
7. De student durft op de (intuïtieve) kennisbasis van leerlingen
39
voort te bouwen door passende vragen te stellen en/of nieuwe
materialen/ervaringen te bieden.
8. De student laat leerlingen nadenken over hun proefjes, hun
experiment, hun onderzoeksresultaten en kan uitleggen waarom
dit belangrijk is.
9. Hij benoemt vooraf in zijn activiteit de doelen voor de leerlingen
en evalueert in de nabespreking samen met de leerlingen wat ze
hebben geleerd.
10. De student blikt terug op de lesactiviteiten en kan uitleggen op
welke punten hij/zij als lerende nog kan verbeteren.
Aanwezigheid verslag
Opdracht uitgevoerd in de stage
Schriftelijke
presentatie
OJW Didactiek niveau 1
De student kent de verschillende didactische werkvormen en leerstof
van de zaakvakken natuuronderwijs en techniek en sociale
wereldoriëntatie.
Kennistoets
13. Verplichte literatuur
Algemeen:
Van der Donk, C., & Van Lanen, B. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
Praktijkopdracht ICT
1
(niet)
voldaan
Voldaan
aan alle
beoordel
ingscrite
ria
-
voldaan
2 pogingen
per studiejaar
cijfer
60%
van het
totaal
aantal te
behalen
punten.
30%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Didactiek toets OJW niveau 1
Didactiek geschiedenis (oriëntatie op tijd)
R. de Bruin,M.Bosua, “Geschiedenis geven”.3de druk,2009
3.1 Verhalen gebruiken
4.1 Vragen en opdrachten maken
5.1 Jaartallen en tijdbalken
5.4 De 10 tijdvakken
6.1 Geschiedenis in romanvorm
7.1 Methoden een moeilijke keuze
10.1 Familiegeschiedenis
Reader Geschiedenis:

De tijdbalk, p. 4-8

Ontwikkeling van tijdsbesef bij jonge kinderen, p. 13-18

Praktijkvoorbeelden: p. 19-52

Het historisch kinderboek, p. 64-75

Beeldvorming van het verleden, p. 76-97

De 10 tijdvakken, p. 105-107

Hand-outs en aantekeningen in lessen
40
Didactiek aardrijkskunde (oriëntatie op ruimte)

Verheij J.K., Aardrijkskunde is Overal ,
Deel A,
hoofstuk 1: 1.1, 1.2,
hoofdstuk 2: 2.1.,
hoofdstuk 3: 3.1.3, 3.1.5 t/m 3.1.9, 3.2

Reader Aardrijkskunde,
hoofdstuk 1, 3, 5 en hand-outs en aantekeningen in lessen
Didactiek Natuuronderwijs (onderzoekend leren)

Vaan, E de & J. Marell , Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs (PDN) 7e druk, Coutinho, Bussum 2012
hfdst. 1 t/m 4, 5, 6, 9 t/m 13, (met uitzondering van §10.4 en §10.5).




Reader voor beroepstaak 1.6 ‘Echt materiaal in de les’
Reader 'Op Onderzoek uit' voor beroepstaak 1.3.
Reader Veldwerk
Hand-outs en aantekeningen in lessen
Beeldend onderwijs

Onna, van. J. & Jacobse, A. (2013). Laat maar zien - een didactische handleiding voor beeldende vorming. Hoofdstuk 1-3, Wolters Noordhoff, Groningen en SLO.
Hoofdstuk 11: sporen van ontwikkeling & hoofdstuk 8: beeldaspecten

Site: www.beeldendonderwijs.nl
Pedagogiek & Onderwijskunde

Eijkeren, M. van, (2005) Pedagogisch-didactisch begeleiden, Thieme Meulenhoff. hoofdstuk 5.5, hoofdstuk 8 & hoofdstuk 10

Eijkeren, M. van, (2005) Werken in het basisonderwijs, Thieme Meulenhoff

Oosterheert, I. E. (2011). Leren over leren - Praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Noordhoff, Groningen/Houten. Hoofdstuk 1
ICT

Zie: HAN Scholar- Leren- Beroepstaak- 1.6 Kinderen leren onderzoekend te leren - Bronnen
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Daarnaast worden tijdens de lessen nog aanvullende materialen en hand-outs uitgereikt en zijn er digitale bronnen beschikbaar op:
HAN Scholar- Leren- Beroepstaak- 1.6 Kinderen leren onderzoekend te leren – Bronnen
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
De student zoekt theoretische verdieping en onderzoekt de mogelijkheden van onderzoekend leren. De student gaat zelf op onderzoek uit in de stage en ontwerpt
activiteiten waarin onderzoekend leren bij kinderen centraal staat.

Theorielessen

Vaardigheidslessen

Zelfstudie

Stageactiviteiten
Zie punt 6. Contacttijs bestaande uit hoorcolleges, excursie en lesbijeenkomsten.
Periode 4
Klassengroep
41
Titel OWE
code
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Integrale toets – de
Meesterproef (dpf)
OWE 1.7 Integrale toets Leraar worden?!
PAB-VD1.7
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Deeltijd - HAN Pabo locatie Nijmegen
Opleidingsbekwaamheid aantonen d.m.v reflectie op betekenisvolle leermomenten, specialisatiekeuze
Integrale toets Leraar Worden
Vernieuwd Onderwijsverhaal, waaronder een beargumenteerde specialisatiekeuze en een aantal bijlagen, waaronder ‘best practices’.
7,5 stp / 210 SBU
Contacttijd:
Onderwijstijd, incl stage:
8 uur
202 uur (incl. 64 uur stagetijd)
Deze onderwijseenheid hangt samen met alle beroepstaken uit de propedeuse en loopt globaal vooruit op de inhouden van de kernfase. Het betreft een integrale toets,
inclusief stagebeoordeling niveau 1.
n.v.t.
De student schrijft opnieuw (zie owe 1.1A) een onderwijsverhaal. In dit verhaal maakt de student expliciet wat hij heeft geleerd en waar hij nu staat, blikt vooruit en
verantwoordt zijn specialisatiekeuze (JK/OK). De student laat zijn ‘pareltjes’ zien en toont ondermeer hiermee aan opleidingsbekwaam te zijn (op niveau 1 te zitten).
Op de pabo wordt tijdens de bijeenkomsten met de studieloopbaanbegeleider stilgestaan bij belangrijke leermomenten van dit jaar. De studenten herlezen het
onderwijsverhaal dat ze in periode 1 hebben geschreven. Studenten gaan met medestudenten en studieloopbaanbegeleider in gesprek over de persoonlijke leeropbrengst
van het studiejaar. Ze selecteren twee ‘best practices’ en leren hoe ze deze betekenisvolle leermomenten kunnen beschrijven in een reflectie. De studenten schrijven een
nieuwe versie van het onderwijsverhaal: de Meesterproef. Aan het einde van het studiejaar maken studenten de specialisatiekeuze. De stagemarkt en
studieloopbaanbijeenkomsten leveren een bijdrage aan het maken van een weloverwogen keuze. In de stage worden studenten door mentor en stagebegeleider
aangezet tot het reflecteren op hun handelen. Ze sluiten de stage af met een stage-eindgesprek, waarin ze op een professionele wijze terugblikken op het afgelopen jaar.
Ter voorbereiding op het eindgesprek, levert de student een eerste versie van de Meesterproef in bij de mentor en de stagebegeleider. De stagebegeleider en mentor
helpen de student bij het formuleren van nieuwe doelen en aandachtspunten. Na het eindgesprek stelt de student de Meesterproef bij.
SBL-competenties:
 interpersoonlijk competent,
 pedagogisch competent,
 vakinhoudelijk en didactisch competent,
 organisatorisch competent,
 competent in samenwerking met de omgeving,
 competent in samenwerking met collega's,
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. Een
selectie van de beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria
Toetsvorm
Aantal
Cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Gemiddelde
Professionele Standaard niveau 1 en SBL competenties niveau 1.
Schriftelijke
1
cijfer
50%
6,0
2 pogingen
van alle
Voorbeelden:
presentatie
per
beoordelingsc
riteria

De tekst is doelgericht en afgestemd op de lezer (assessor).
(op DPF)
studiejaar
voldoende,

Drie onderdelen (oriëntatie op jezelf, oriëntatie op beroep,
waarbij
oriëntatie op leraar worden) zijn evenredig verwerkt en uitgediept.
maximaal 1
42


Stagebeoordeling
(gesprek)




13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Legt expliciet relatie tussen huidige visie/ideeën en ervaringen
van afgelopen jaar (verwerkt stage-ervaringen en legt relatie met
de lessen op de pabo en de literatuur).
Toont zelfkennis en authenticiteit (student is reflectief, benoemt
hoogtepunten en ‘gouden missers’, is kritisch naar zichzelf,
beschrijft eigen handelen).
Toont zichzelf als lerende (student is nieuwsgierig, duikt in de
materie, stelt zichzelf vragen, zoekt steeds naar uitdaging, ook in
de stage).
Motiveert bouwkeuze (voldoende realistisch beeld, goed
onderzoek gedaan naar bouwen, motiveert zowel vanuit
praktijkbevindingen als theorie).
De motivering getuigt van een realistisch beeld bouwkeuze.
Beschrijft drie leerdoelen voor de start van de kernfase (doelen
vloeien voort uit verhaal, haalbare doelen, concreet geformuleerd,
zowel gericht op stage als op de opleiding, motiveert keuze voor
deze doelen).
Culturele paspoort bijgewerkt tot einde periode 4.
Twee best practices op niveau 1.
Stage eindbeoordeling is voldoende of hoger.
criterium
onvoldoende.
stage
eindbeoorde
ling
Gemiddelde
van alle
beoordelingsc
riteria
voldoende,
waarbij
maximaal 1
criterium
onvoldoende.
50%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar



n.v.t.
Alle literatuur die het afgelopen jaar is gepasseerd.
n.v.t.
n.v.t.
De studenten schrijven een nieuwe versie van het onderwijsverhaal: de Meesterproef. Aan het einde van het studiejaar maken studenten de specialisatiekeuze JK (Jonge
Kind) of OK (Oudere Kind)

zelfstudie

slb-bijeenkomsten

stage-eindgesprek

stagemarkt
Er zijn 4 slb-bijeenkomsten ter ondersteuning van onder meer het toewerken naar de Meesterproef en een bijeenkomst ‘schrijfvaardigheid’. Zie verder punt 6.
Periode 4
Klassengroep
43
ALPO-traject
Curriculumopbouw ALPO 2014-2015:
Propedeutische fase:
Jaar 1
propedeuse
Periode 1
Periode 2
1.1 Academisch
Leraar worden
1.3 Begeleiden
(7,5 stp, waarvan 4 stp vrijstelling)
A: Verdiepen in het
(leren van het) beroep
(2,5 stp)
B: Kennis ophalen
(7,5 stp)
1.4 Pedagogische
relatie aangaan met een
groep kinderen (5 stp)
1.2 Inwerken (10 stp)
Periode 3
Periode 4
1.7 Integrale toets
(7,5 stp, waarvan 6
stp vrijstelling)
1.5 Onderwijs verzorgen (12,5 stp)
1.6 Kinderen onderzoekend laten leren (7,5 stp)
44
Onder voorbehoud van wijzigingen op basis van evaluatie van het curriculum
Titel OWE
OWE 1.1A A Academisch leraar worden A
code
PAB-A1.1AA
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten propedeuse voltijd Pabo, die het ALPO traject volgen.
(Academisch) leraar worden A – Verdiepen in het (leren van het) beroep van (academisch) leerkracht
Leraar worden?!
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen

Onderwijsverhaal

Toets schrijfvaardigheid
2,5 stp/ 70 sbu
Contacttijd: 21 Pabo (+ 8 RU)
Onderwijstijd: 21 Pabo (+ 20 RU)
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets (1.7) een cyclisch geheel waarbij de student het beroep van academisch leerkracht in een breed perspectief
ziet. Deze beroepstaak is een voorbereiding op het volgen van de academische opleiding en het leren in de stage.
n.v.t.
Bij leraar worden – A verdiept de student zich in het beroep, in kinderen en in het proces van (academisch) leraar worden. We kijken of de student zichzelf in beeld
kan brengen ten aanzien van bovengenoemde onderwerpen. De verdieping in deze onderwerpen vindt plaats in de lessen en via opdrachten ( zowel op de RU als
op de Pabo), die de student zelf of met medestudenten uitvoert. Ook brengt de student zichzelf via media op de hoogte van actuele ontwikkelingen in het Primair
Onderwijs. Als opleiding kijken we of de student in staat is om dit actief aan te pakken en tot een goed resultaat te komen.
SBL-competenties
 Interpersoonlijk competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
De beoordelingscriteria staat hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
examinatoren
cijfer /
(niet)
voldaan
Cesuur
Weging
Min.
vereiste
resultaat
Frequentie
45
Onderwijsverhaal






De student is reflectief: heeft goed zicht op eigen kwaliteiten
en valkuilen. Hij schrijft een persoonlijk verhaal, waarin hij
zijn eigen geschiedenis betrekt.
De student verwerkt de inhoud van de bijeenkomsten op de
Pabo, hij toont een correct beeld van de beroepspraktijk.
De student beschrijft welk leerproces hij moet doorlopen om
leraar te kunnen worden.
De student laat zien dat hij in staat is m.b.v. het
lesvoorbereidingsformulier een minilesje uit te voeren en
hierop te reflecteren.
De student legt verbanden en heeft er een eigen verhaal van
gemaakt, heeft beredeneerd keuzes gemaakt en durft te
selecteren. De tekst heeft een heldere indeling in paragrafen
en alinea’s.
de student toont nieuwsgierigheid, stelt zichzelf vragen en
heeft verschillende bronnen gebruikt bij het schrijven (ouders
- lessen op de Pabo –inhouden van de RU- literatuur).
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
1
cijfer
60% vd
totale
punten
behaald
100%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Vaardigheid
stoets
1
(niet)
voldaan
60% vd
totale
punten
behaald
n.v.t.
voldaan
2 pogingen
per jaar
Vaardigheidstoets schrijven


Regelmatig geschreven: schuin, verbonden, met lussen
Letters, verbindingen en spaties zijn vormgegeven precies
zoals de methode voorschrijft
13. Verplichte literatuur






Van Eijkeren, M. van (2005) Pedagogisch didactisch begeleiden. Baarn, HB-uitgevers
Oosterheert, I. E. (2011) Leren over leren - Praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Groningen/Houten: Noordhoff
Kallenberg, T. e.a. (2011) Ontwikkeling door onderzoek, hfdst. 1 & 2. Amersfoort: ThiemeMeulenhoff
Hagen A. van, Valkenburg, A. (2010) Zo leer je kinderen schrijven, Groningen: Noordhoff
Methodeschrift schrijven dat door de Pabo wordt verstrekt
Van der Lei (2003) Muziek Meester, ThiemeMeulenhoff
14. Aanbevolen literatuur

Dieleman, A., Beer, F. de (2010.) De eigen wereld van het kind. Bussum: Coutinho
Om je te oriënteren op het beroep van leerkracht kun je verder kijken naar:
Onderwijstijdschriften voor artikelen
Tip je kunt eerst artikelen op onderwerp zoeken via www.onderwijstijdschriftenplein.nl
De tijdschriften zijn fysiek aanwezig in documentatiecentrum
Lexis Nexis Newsportaal op de site van de studiecentra van de HAN
Algemene onderwijs tijdschriften:

JSW (Jeugd in School en Wereld)

Didactief
46

HJK (Het Jonge Kind)

Kleuters en ik

Egoscoop

Zone

COS

Vives

In de klas
Vaktijdschriften:

Geografie

Kunstzone

Natuur aan de basis

Volgens Bartjens

Tijdschrift voor Remedial Teaching
Suggesties voor bronnen Engelstalig artikel

BBC News UK

Lexis Nexis Newsportaal
Aanvulling volgt in de slb-lessen
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
n.v.t.
n.v.t.






18. Werkvormen



Alle lessen zijn erop gericht om de student kennis te laten maken met het beroep en met het leren van dat beroep. Deels gebeurt dat vanuit het perspectief
van de student (eigen ervaringen in het onderwijs), deels vanuit de landelijke actualiteit rondom het onderwijs, maar natuurlijk ook vanuit de kennis die de
vakdocenten op de Pabo hebben over het basisonderwijs en over leren onderwijzen. Op de RU maken studenten in het vak Academische vaardigheden kennis
met de inhoud en vaardigheden die verbonden zijn aan het beroeps van orthopedagoog en onderwijskundige.
Het vak P&O gaat elke week allerlei aspecten van het lesgeven in het basisonderwijs met de studenten behandelen en bereidt de student voor op zijn eerste
kennismaking met de stage en het werken met een lesvoorbereidingsmodel.
Bij het vak schrijven maakt de student kennis met de leerlijn zoals die in de basisschool wordt gehanteerd en verdiept de student zich in hoe je kinderen kunt
leren schrijven.
De student gaan ze aan de slag met het cultureel paspoort en de EBI (eerste beroepsinschatting)
Taal, ICT en het studiecentrum geven samen een aantal lessen over studie- en informatievaardigheden. Tijdens de werkgroep academische vaardigheden op
de RU leert de student (wetenschappelijk) informatie zoeken over thema’s en wetenschappelijke teksten lezen en schrijven. Hij maakt kennis met
zoekstrategieën en leert door de juiste bronvermelding plagiaat te voorkomen.
Tenslotte wordt de student tijdens de studieloopbaanbegeleiding door de begeleider wegwijs gemaakt in de opleiding . De student krijgt in
basisgroepbijeenkomsten en in de klassenbijeenkomsten lessen die gaan helpen zicht te krijgen op de beroepstaak en hoe de student hier het beste aan kan
werken
Theorielessen met activerende werkvormen
Vaardigheidslessen
Werkgroepen academische vaardigheden
47

Zelfstudie: bestuderen van de theorie, vaardigheden oefenen
Per week zijn er vijf dagen met studieactiviteiten, lessen op de Pabo en RU ( onderzoeksmethoden, ontwikkelingspsychologie en academische vaardigheden) en
zelfstudie. Zie het rooster.
Periode 1
Klassengroep
19. Les- / Contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
OWE 1.1A B Academisch Leraar worden B
code
PAB-A1.1AB
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten propedeuse voltijd Pabo, die het ALPO traject volgen.
Academisch leraar worden deel B – ‘Kennis ophalen’
Academisch leraar worden?!
6. Studiepunten /
studielast: Contacttijd /
Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria

Entreetoets Mens en Wereld
deeltoets aardrijkskunde
deeltoets geschiedenis
deeltoets natuur

Landelijke taaltoets eigen vaardigheid

Wiscat (landelijke rekentoets eigen vaardigheid)

ICT toets
7,5 stp/ 210 sbu
Contacttijd: 12 Pabo contacturen
Onderwijstijd: 198 (voornamelijk zelfstudie)
Deze beroepstaak richt zich op de basiskennis die de leraar nodig heeft in het basisonderwijs. Deze beroepstaak is een voorbereiding op het volgen van de opleiding
en het leren in de stage.
n.v.t.
(Academisch) leraar worden betekent ook: voldoende kennis hebben van wat kinderen in het Primair Onderwijs moeten leren. In deze beroepstaak haalt de student
ten aanzien van een aantal vakgebieden deze kennis en vaardigheden op of brengt ze op peil. In hoeverre de student de doelen van deze onderwijseenheid heeft
gehaald toetsen we met (digitale)kennis- en vaardigheidstoetsen.
SBL-competenties
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
Een selectie van de beoordelingscriteria staat hieronder per deeltoets vermeld.
48
12. Tentaminering
(deel)toetsen
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Entreetoetsen
Mens en Wereld (OJW)
AK, GS en NoTe
Landelijke rekentoets:
Wiscat
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de
beroepstaakwijzer, staan de doelen en de beoordelingscriteria van
deze toetsen geformuleerd. Niveau: CITO 20% best scorende
leerlingen PO.
Kennistoets.
Kennistoets
Kennistoets
Eigen vaardigheid
rekenen/wiskunde Wiscat
Betreft rekenniveau groep 8 basisonderwijs.
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de
beroepstaakwijzer, staan de beoordelingscriteria van deze toets
geformuleerd.
Landelijke Taaltoets
Aantal
examinatoren
1
Cesuur
Weging
1
1
cijfer /
(niet)
voldaan
cijfer
cijfer
cijfer
Frequentie
10%
10%
10%
Min.
vereiste
resultaat
Elke toets
minimaal
5,5
wordt per
deeltoets
per afnamemoment
landelijk
door CITO
vastgesteld
Kennistoets
Wiscat
1
cijfer
De cesuur
voor een
voldoende
is 103 van
de 200
punten.*
30%
5,5
3 pogingen
- Beheersing Nederlandse taal : grammatica, spelling en formuleren.
- Beheersing van woordbenoeming, zinsontleding en interpunctie.
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de
beroepstaakwijzer staan de beoordelingscriteria van deze toets
geformuleerd.
Kennistoets
1
cijfer
De cesuur
voor een
voldoende
is 113
punten
(75,3%).**
60% van het
totaal
aantal te
behalen
punten, incl
een
voldoende
voor 5 van
de 6
verplichte
onderdelen.
30%
5,5
3 pogingen
ICT toets
Beheersen van computervaardigheden die op deze opleiding nodig
zijn en voor het basisonderwijs.
Vaardigheidstoets
1
cijfer
10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
13. Verplichte literatuur
n.v.t.
14. Aanbevolen literatuur
Rekenen

Moor, E. de (2009), Basisvaardigheden Rekenen. Groningen, Noordhoff. Dit boek wordt verplicht als bij de wiscat een score van 140 of lager wordt behaald.
Taal
3 pogingen
in het
tweede jaar
van
inschrijving
2 pogingen
49



15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / Contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Weerdt, H. de. (2008) De Taaltoets Pabo haal je zo. Bussum: Coutinho. Dit boek wordt verplicht als de taaltoets niet wordt behaald in periode 1.
Halink, Y. (2009) Basisboek Grammatica. Amsterdam: Pearson Education

Moons, A. e.a. (2008) Basisboek Spelling. Amsterdam: Pearson Education
OJW
Aanbevolen bron Entreetoets Mens en Wereld deeltoets geschiedenis

Bruin, R. de, Bosua, M. (2009) Geschiedenis Geven. Assen: Van Gorcum (zie studiewijzer op http://www.entreetoets-menw.nl/Informatie.htm)
Aanbevolen bron Entreetoets Mens en Wereld deeltoets aardrijkskunde:
Verheij, J. (2008). Aardrijkskunde is Overal, Rosmalen: Cantal.(zie studiewijzer op http://www.entreetoets-menw.nl/Informatie.htm)
Aanbevolen bron Entreetoets Mens en Wereld deeltoets natuuronderwijs:

Kersbergen C. & Haarhuis, A.(2010). Natuuronderwijs Inzichtelijk. Bussum: Couthino.(zie studiewijzer op http://www.entreetoets-menw.nl/Informatie.htm)

reader 627 (127) Nat Zelfstudie
Basisvaardigheden ICT

Schravesande, E. (2008) De betrouwbaarheid van internetbronnen. Kennisnet onderzoeksreeks, nr. 12 (Creative Commons)

Bronnenboek ICT (Pabo)
n.v.t.
n.v.t.
Op de Pabo wordt de student in een aantal lessen op weg geholpen: bij sommige vakken intensiever dan bij andere. In de lessen wordt ook uitgelegd hoe de student
de literatuur moet bestuderen.

Taal en rekenen bereiden voor op de kennistoetsen en op de stage.

Aardrijkskunde, geschiedenis en natuuronderwijs geven de student een aanzet tot zelfstudie van de kennisbasis van deze vakken.

ICT bereidt voor op de computer vaardigheden die op deze opleiding in het basisonderwijs nodig zijn.
Per week zijn er vijf dagen met studieactiviteiten en lessen op de Pabo en de RU ( onderzoeksmethoden, ontwikkelingspsychologie en academische vaardigheden).
Tevens is er tijd voor zelfstudie. Zie het rooster.
Periode 1
Klassengroep
* De instapnorm van 103 moet binnen 1 schooljaar behaald zijn. Er zijn 3 kansen in het eerste studiejaar. Het niet behalen van deze toets betekent: stoppen met de opleiding.
Bij een score van 140 punten op de Wiscat is ook de propedeusenorm behaald van de toets “basale gecijferdheid” (onder beroepstaak 1.5).
** De instapnorm van 113 punten moet binnen 1 schooljaar behaald zijn. Er zijn 3 kansen in het eerste studiejaar. Het niet behalen van deze toets betekent: stoppen met de opleiding.
Titel OWE
OWE 1.2A: Inwerken
code
PAB-A1.2A
1. Opleiding
2. Doelgroep
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten propedeuse voltijd Pabo, die het ALPO traject volgen.
50
3. Beroepstaak
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten /
studielast: Contacttijd /
Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
Inwerken
Inwerken

Methodestudie Taal

Methodestudie Rekenen- wiskunde

Praktijkopdracht Kunsten

Minilesje
10 stp/ 280 sbu
Contacttijd: 53 uur Pabo contacturen
Onderwijstijd, incl .stage: 227
Deze beroepstaak richt zich op de basiskennis van leerinhouden, leerlijnen, doelen, materialen enz. die de leraar nodig heeft in het basisonderwijs. Deze
beroepstaak is een voorbereiding op de stage.
n.v.t.
De student is opleidingsbekwaam wanneer hij zichtbaar maakt dat hij onderwijsactiviteiten kan voorbereiden en uitvoeren met verantwoording vanuit de relevante
vakdidactiek voor de leergebieden taal, rekenen, Kunsten en OJW.
Hij laat zien zich te oriënteren op de beginsituatie van de kinderen, zowel wat betreft de plaats op de leerlijn als de leef- en belevingswereld. De student is goed op
de hoogte van de essenties van de leergebieden, van de leerinhouden en staat boven de stof. Hij geeft vorm aan de relatie tussen beginsituatie, doelen en keuze
voor lesactiviteiten. Hij beschrijft in zijn lesvoorbereidingen de uitleg en instructie.
Hij voert eenvoudige voorbereide activiteiten uit, neemt de reacties van de kinderen waar en verwerkt deze in zijn evaluatie.
SBL-competenties:
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling.
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
Een selectie van de beoordelingscriteria staat hieronder per deeltoets vermeld.
12. Tentaminering
(deel)toetsen
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Opdracht Methodestudie
Taal

Schriftelijke
presentatie
(op DPF)

De student heeft een methode grondig onderzocht en daar
duidelijk verslag van gedaan
Er is in eigen woorden beschreven wat de stappen in de leerlijn
zijn aan de hand van de leerstof uit het voorgaande halfjaar en
het komende halfjaar
Aantal
examinatoren
1
cijfer /
(niet)
voldaan
Cijfer
Cesuur
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
Weging
40%
Min.
vereiste
resultaat
6,0
Frequentie
2 pogingen
per
studiejaar
51












Opdracht Methodestudie
Rekenen-wiskunde




Er is een vergelijking gemaakt tussen de aangegeven opbouw en
aangegeven werkwijze van de taalmethode en de manier waarop
de methode in de stageklas werkelijk wordt gebruikt. Hier zijn
duidelijke overeenkomsten en verschillen aangegeven.
Er is een vergelijking gemaakt met de tussendoelen voor taal.
De student heeft 1 taalles voorbereid volgens het
lesvoorbereidingsformulier en gegeven in zijn stageklas.
De student heeft een terugblik gemaakt bij de les.
Er is van te voren bedacht waar bepaalde problemen verwacht
konden worden.
Er is bedacht wat gedaan kon worden wanneer die problemen
konden optreden.
Er is aangegeven hoe leerlingen op een didactisch verantwoorde
manier geholpen kunnen worden.
De student toont aan kennis te hebben van taal en taaldidactiek
en deze te kunnen toepassen.
Er zijn expliciete verwijzingen naar literatuur opgenomen in het
verslag ( APA normen).
De student ontwikkelt een eigen mening over een taalmethode
en hoe die kan worden gebruikt in de praktijk. Hij baseert zijn
mening op zijn onderzoeksgegevens
Het verslag heeft een duidelijke opbouw. De student kan zelf
zorgvuldig en creatief met taal omgaan en nagenoeg foutloos
spellen.
De student geeft aan wat de conclusies betekenen voor zijn eigen
leerkrachtengedrag.
De student heeft een methode grondig onderzocht en daar
duidelijk verslag van gedaan.
Er is in eigen woorden beschreven wat de stappen in de leerlijn
zijn aan de hand van de leerstof uit het voorgaande halfjaar en
het komende halfjaar.
Er is een vergelijking gemaakt tussen de aangegeven opbouw en
aangegeven werkwijze van de methode en de manier waarop de
methode in de stageklas werkelijk wordt gebruikt. Hier zijn
duidelijke overeenkomsten en verschillen aangegeven.
Er is een vergelijking gemaakt met de tussendoelen voor
rekenen.
Schrift.
Present. (op
DPF)
1
Cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
40 %
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
52

De student toont aan kennis te hebben van rekenen en
rekendidactiek en deze te kunnen toepassen.

De student kan kenmerkende (vak)concepten en deelgebieden
binnen het vakgebied rekenen- wiskunde globaal herkennen in
methodes en andere leermiddelen (bv. ICT-programma's).
Er zijn expliciete verwijzingen naar literatuur opgenomen in het
verslag ( APA normen).
De student ontwikkelt een eigen mening over een rekenmethode
en hoe die kan worden gebruikt in de praktijk. Hij baseert zijn
mening op zijn onderzoeksgegevens.
Het verslag heeft een duidelijke opbouw. De student kan zelf
zorgvuldig en creatief met taal omgaan en nagenoeg foutloos
spellen.
De student geeft aan wat de conclusies betekenen voor zijn eigen
leerkrachtengedrag.




Praktijkopdracht kunsten






Minilesje


13. Verplichte literatuur



De student neemt vakinhouden op in de
lesvoorbereidingen.
De student past in de lessen vakdidactiek toe.
De student zet eigen vakspecifieke vaardigheden in om
kinderen te inspireren en instrueren. (bijvoorbeeld
zelfgemaakt instructiemateriaal of voorbeeldspel)
De beginsituatie bevat gegevens over de ontwikkeling van
de kinderen in relatie tot de lesinhoud.
De doelen die de student formuleert zijn concreet en gaan
over nieuw gedrag van hem (vakdidactiek)en de kinderen
(vakinhoud).
De student formuleert relevante voornemens voor de
ontwikkeling van zijn vakdidactische vaardigheid
Schriftelijke
presentatie
Portfolio
2
Cijfer
De student verdiept zich in het voorbereiden van een activiteit
waarbij je aangezet wordt om na te denken over de beginsituatie
van de studenten en een lesopbouw.
De student ervaart hoe het is om een les te geven en komen in
aanraking met aspecten als orde houden, interesses opwekken
en een instructie / uitleg geven.
Mondelinge
presentatie
2
(niet)
voldaan
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
-
20%
6,0
2 pogingen
per jaar
-
voldaan
2 pogingen
per jaar
Huizenga, H. (2009), Taalonderwijs ontwerpen, Noordhoff Uitgevers
Huizenga, H., (2010) Spelling, Noordhoff Uitgevers
Nulft D. van den en M. Verhallen (2012), Met woorden in de weer, Coutinho
53


14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / Contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Engelsen, M. den, & Lek, A. (2011). Reken‐ wiskunde in de praktijk. Kerninzichten. Groningen: Noordhoff Uitgevers BV.
Nooij, H. (2012). Kijk op spel: Drama voor de Pabo. Groningen: Wolters-Noordhoff. Hoofdstuk 6.
 Onna, J. van, Jacobse, A. (2013) Laat maar zien. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers. hoofdstuk 1, 2, 10, 11
n.v.t.


https://.tule.slo.nl
www.leerlijnen.nl
n.v.t.
De vaklessen zijn erop gericht om de student kennis te laten maken met de inhouden, leerlijnen, doelen, werkvormen die horen van de verschillende leergebieden.
Tijdens de studieloopbaanbegeleiding wordt hij voorbereid op de stage. Hij krijgt bijeenkomsten per basisgroep en per klas. Hij gaat tijdens de SLB- bijeenkomsten
minilesjes verzorgen aan zijn medestudenten. Deze periode gaat de student voor het eerst stage lopen. Hij bereidt lessen voor, voert ze uit en blikt er op terug. De
onderwijsactiviteiten hebben een duidelijke opbouw met een inleiding, een kern en een slot en sluiten goed aan bij de leef- en belevingswereld van de leerlingen.
Theorielessen, vaardigheidstrainingen, zelfstudie
Er zijn in deze periode lessen. Op de RU volgen studenten academische vaardigheden en beschrijvende statistiek. Studenten lopen 1 dag stage. Zie het rooster.
Periode 1 en 2
Klassengroep
Titel OWE
OWE 1.3A Begeleiden
code
PAB-A1.3A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten /
studielast: Contacttijd /
Onderwijstijd
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten propedeuse voltijd Pabo, die het ALPO traject volgen.
Begeleiden
Begeleiden
Beroepstaakopdracht ‘Kind in beeld’
7,5 stp, waarvan 4 stp vrijstelling d.m.v. RU-onderwijs. Toekenning 3,5 stp voor Pabo- programma (besluit CVB april 2013 om af te wijken van eenheden van 7,5 stp.)
210 sbu
Contacttijd: 20 Pabo + 20 RU
Onderwijstijd, incl. stage: 78 Pabo + 92 RU
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
Met de stage waar studenten één dag in de week zijn. In periode 2 wordt tevens de beroepstaak Een pedagogische relatie aangaan met een groep kinderen.
n.v.t.
In deze beroepstaak maakt de student kennis met kinderen in onderwijssituaties. De student brengt van één kind de beginsituatie in kaart: ontwikkelingskenmerken,
54
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Beroepstaakopdracht Kind
in beeld H
zijn leef- en leeromgeving, belevingswereld, leerbehoeften en welbevinden in kaart en beschrijft wat dit betekent voor je pedagogisch handelen en begeleiden.
SBL- competenties:
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
Een selectie van de beoordelingscriteria staat hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
Studenten van de ALPO opleiding kunnen een vrijstelling aanvragen
exami(niet)
vereiste
voor 4 stp (Kind in beeld R) op basis van een positief behaald
natoren
voldaan
resultaat
studieresultaat voor het vak Ontwikkelingspsychologie 1 op de
opleiding PW van de RU conform het besluit van de
examencommissie d.d. juni 2013.




Beroepstaakopdracht Kind
in beeld R




De student beschrijft vanuit een ecologisch perspectief de
leefwereld en de belevingswereld van het volgkind op basis van
theorie en authentiek onderzoek.
De student beschrijft (aan de hand van open en/of gesloten
observaties) ontwikkelingsgebieden vanuit theorie en relateert
deze aan authentieke voorbeelden.
De student formuleert kwaliteiten van en uitdagingen voor dit
kind en geeft daar begeleidingssuggesties bij.
De student geeft twee voorbeelden van uitgewerkte
begeleidingsactiviteiten bij jonge kinderen
De student beschrijft vanuit een ecologisch perspectief de
leefwereld en de belevingswereld van het volgkind op basis van
theorie en authentiek onderzoek.
De student beschrijft (aan de hand van open en/of gesloten
observaties) ontwikkelingsgebieden vanuit theorie en relateert
deze aan authentieke voorbeelden.
De student formuleert kwaliteiten van en uitdagingen voor dit
kind en geeft daar begeleidingssuggesties bij.
De student geeft twee voorbeelden van uitgewerkte
begeleidingsactiviteiten bij jonge kinderen
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
2
Cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
100%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
2
(niet)
Voldaan
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
n.v.t.
voldaan
2 pogingen
per studiejaar
13. Verplichte literatuur
Pedagogiek & Onderwijskunde
55

Eijkeren, M. van, (2005) Pedagogisch-didactisch begeleiden, Thieme Meulenhoff, hoofdstuk 1, 3
Ebbens, (2005) Effectief leren in de les, Noordhoff Uitgevers BV
Slater, A en Bremmer G. (2012), An introduction to developmental psychology, BPS Blackwell, Texbooks
Oosterheert, I. E. (2011). Leren over leren - Praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Noordhoff, Groningen/Houten.
hoofdstuk 1, 2 en 6.
Cube

Dieleman, A., Beer, F. de (2010.) De eigen wereld van het kind, Coutinho. hoofdstuk 6, 7, 8.
n.v.t.
n.v.t.
Tijdens de vaklessen worden handvatten en kaders geboden om vanuit verschillende invalshoeken en met verschillende methodieken (zoals observeren, gesprekken
voeren en expressie) naar de leef- en belevingswereld en de ontwikkeling van kinderen te kijken. Tevens zal er tijdens vaklessen ingegaan worden op de inhoud en
didactiek van het betreffende vak.
Uitwisselen, elkaar feedback geven, gespreksvormen, uitleg en instructie, zelf oefenen.
Per week is er ongeveer 1 dag met studieactiviteiten en lessen op de Pabo en gemiddeld ook 1 dag onderwijs aan de RU (academische vaardigheden en
beschrijvende statistiek). Daarnaast is er ruimte voor zelfstudie en 1 dag stage per week. Zie het rooster.
Periode 2 en 3
Klassengroep


14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / Contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
OWE 1.4A Pedagogische relatie aangaan met een groep kinderen
code
PAB-A1.4A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten propedeuse voltijd Pabo, die het ALPO traject volgen.
Pedagogische relatie aangaan met een groep kinderen
Pedagogische relatie aangaan met een groep kinderen
6. Studiepunten /
studielast: Contacttijd /
Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s

Toets basiscommunicatie

Tussenbeoordeling stage
5 stp / 140 sbu
Contacttijd: 24 uur
Onderwijstijd, incl stage: 116
Deze beroepstaak vormt samen met de stage een geheel waarbij de student werkt aan zijn basiscommunicatie. Het behalen van de toetsing binnen deze beroepstaak
is sterk indicatief voor de geschiktheid van de student voor het beroep. Ook in de stage wordt specifiek gelet op expressie en communicatie, evenals op leerhouding
en begeleidbaarheid. In deze periode komt tevens de beroepstaak Begeleiden aan bod.
56
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
n.v.t.
Bij deze beroepstaak focust de student zich op de interactie met een groep kinderen. Hij laat zien dat hij de principes van de basiscommunicatie kent en deze steeds
bewuster toe kan passen. De student onderzoekt zichzelf; wie ben ik? Wat heb ik mee gekregen in je opvoeding en hoe beïnvloedt dat mijn (pedagogische) omgang
met de kinderen? In deze opdracht onderzoek de student zijn handelingsrepertoire op het gebied van pedagogisch begeleiden en hij breidt dit repertoire uit, waarbij
de focus ligt op interpersoonlijke- en communicatieve vaardigheden. De student motiveert kinderen en heeft daarbij oog voor betrokkenheid en welbevinden van de
leerlingen en voor het creëren van een veilige leeromgeving en een prettig leef- en werkklimaat.
SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer zijn de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing nader
geformuleerd. De overkoepelende beoordelingscriteria zijn hieronder per deeltoets vermeld.
12. Tentaminering
(deel)toetsen
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Toets basiscommunicatie

Performance
assessment


De student is bewust bezig met elementen van
basiscommunicatie en laat dit zien aan de hand van een
analyse van twee video-opnamen uit de stageklas. Hierbij gaat
het om aspecten als:
1. actief luisteren
2. passend en met waardering reageren
3. kinderen positief bekrachtigen door bijvoorbeeld
complimentjes te geven
4. gewenst gedrag van kinderen benoemen bijvoorbeeld
door ik- boodschappen te geven passend non-verbaal
reageren
De student weet welke kwaliteiten m.b.t. expressie hij in huis
heeft en bouwt deze sterke punten uit. Ook realiseert hij zich
welke kwaliteiten hij in mindere mate beheerst en hij weet hoe
hij daar aan kan werken.
Aantal
examinatoren
1
cijfer /
(niet)
voldaan
cijfer
Cesuur
Weging
60%
50%
Min.
vereiste
resultaat
6,0
Frequentie
2 pogingen
per studiejaar
De student voldoende beroepsrelevante expressieve variatie en
communicatieve kwaliteiten of laat op deze punten voldoende
groeipotentie zien.
57



Tussenbeoordeling stage








13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen bronnen
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / Contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Hij creëert een veilige en ontspannen sfeer in de groep.
Je observeert tijdens het lesgeven de leerlingen doelgericht,
kijkt of ze betrokken blijven en maakt op basis van deze
observaties keuzes om eventueel af te wijken van de
lesvoorbereiding.
Je maakt kinderen duidelijk aan welke organisatorische
afspraken zij zich dienen te houden.
De student is begeleidbaar: organiseert feedback en kan deze
constructief en geven en ontvangen en past adviezen
regelmatig toe
De student is niet louter aan het respectvol imiteren, maar
zoekt ook creatief naar eigen invullingen
Hij neemt initiatief om doelgericht bekwaamheden te oefenen
De student laat zien gemotiveerd te zijn om leraar te worden
De student kan (op elementair niveau) een groep lesgeven
De student maakt bewust contact met de leerlingen
De student verdiept zich in de beginsituatie van de leerlingen en
houdt hier rekening mee
Kijkt terug op alle facetten van de lesactiviteit en formuleert
voor zichzelf aandachtspunten voor de volgende activiteit.
Tussenbeoordeling stage
1
Cijfer
Alle competenties
moeten
voldoende
aangetoond zijn
50%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
(indien
onvoldoende:
herkansing via
eindstage
onder 1.7)
n.v.t.

Eijkeren, M. van, (2005) Pedagogisch-didactisch begeleiden, Thieme Meulenhoff, hoofdstuk 1, 3

Ebbens, (2005) Effectief leren in de les, Noordhoff Uitgevers BV

Lindenberg-Meijerman,(2007), Logopedie en leerkracht. Wolters-Noordhoff B.V. hoofdstuk 1,2 & 4
n.v.t.
n.v.t.
In de lessen krijgt de student informatie, inspiratiebronnen en oefeningen aangereikt om zichzelf enerzijds expressief te leren presenteren en anderzijds om te leren
effectieve leraarcommunicatie en basiscommunicatie te herkennen en effectief toe te passen.
Theorielessen, vaardigheidstrainingen, viering vormgeven, zelfstudie, basiscommunicatie oefenen in de praktijk door middel van (het analyseren van ) opnames in de
stage. Lessen met betrekking tot school video-interactie begeleiding.
Per week is er in periode 2 1 dag voor studieactiviteiten en lessen op de Pabo en ook gemiddeld 1 dag per week aanbod op de RU ( beschrijvende statistiek,
ontwikkelingspsychologie 2 mentoraat). Daarnaast is er ruimte voor zelfstudie. Er is 1 dag per week stage in periode 2. Zie het rooster.
Periode 2
In een klassengroep
58
Titel OWE
OWE 1.5A Onderwijs verzorgen
code
PAB-A1.5A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten propedeuse voltijd Pabo, die het ALPO traject volgen.
Onderwijs verzorgen
Onderwijs verzorgen
6. Studiepunten /
studielast: Contacttijd /
Onderwijstijd
7. Samenhang met
andere OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties

Kennistoets Taal

Kennistoets Rekenen- wiskunde

Onderzoek Taal academisch geborgd

Onderzoek Rekenen- wiskunde academisch geborgd

Toets Basale gecijferdheid

Kennistoets bewegingsonderwijs
12,5 stp / 350 sbu
Contacttijd: 30 Pabo + 20 mentoraatbijeenkomsten RU (voorbereidingen begeleiding
academisch geborgde opdrachten)
Onderwijstijd, incl stage: 300
Met de stage waar studenten 1 dag in de week zijn.
Met beroepstaak Leraar worden 1.1: de inleidende rekenlessen en de toetsen (landelijke rekentoets en toets basale gecijferdheid) die in periode 1 voor de eerste keer
is aangeboden. Bij de mentoraatbijeenkomsten op de RU worden studenten begeleid bij de academische verslaglegging van de praktijkopdrachten.
Aan de toets basale gecijferdheid kan worden deelgenomen indien de landelijke Wiscat-toets is behaald. Studenten die een vaardigheidsscore van 140 of hoger
hebben behaald voor de landelijke Wiscat-toets, hebben daarmee ook voldaan aan de propedeuse-eis voor basale gecijferdheid.
Bij deze beroepstaak verdiept de student zich in de didactiek van het huidige taalonderwijs, realistisch rekenonderwijs en bewegingsonderwijs. Ook zal er op diverse
manieren aandacht besteed worden aan de verschillende manieren van oplossen waarbij blikwisseling, het kijken naar de manier van oplossen zowel bij kinderen als
bij medestudenten, een centrale rol inneemt. De student kan ontwikkelingen binnen het bewegingsonderwijs aan kinderen van groep 1/2 met betrekking tot
lesopbouw, lesinhoud en wijzen van aanbieden kunnen benoemen. Tevens gaat de student aan de slag met het voorbereiden, uitvoeren en evalueren van taal- en
rekenactiviteiten. De voorbereide en uitgevoerde onderwijsactiviteiten hebben een duidelijke opbouw met een inleiding, een kern en een slot en sluiten goed aan bij
de leef- en belevingswereld van de leerlingen. De student wisselt tijdens de uitvoering af tussen leiden en begeleiden, volgen en sturen en tussen corrigeren en
stimuleren. De student staat zelf boven de leerstof, begrijpt waar het bij de leerinhoud van de activiteit om gaat en kan zijn eigen inzichten vertalen naar vakspecifieke
didactiek. Er is een duidelijke relatie tussen theorie en praktijk; daarvoor zijn stagesuggesties geformuleerd. Ook wordt er gewerkt, binnen alle domeinen, aan de
basale gecijferdheid op eigen niveau.
SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
59
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Kennistoets Taal
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer zijn de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing nader geformuleerd.
De overkoepelende beoordelingscriteria zijn hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Schriftelijke
1
Cijfer
15%
6,0
2 pogingen

Kennis hebben over de drie taaldomeinen woordenschat,
60%
toets
per
jeugdliteratuur en spelling zoals vastgelegd in de kennisbasis
studiejaar
Nederlands.


Kennistoets rekenen






Onderzoek Taal
academisch geborgd




Aangeven wat essentieel is bij de drie domeinen, welke plaats ze
hebben in het onderwijs en hoe daar didactisch vorm aan
gegeven gaat worden.
Kennis hebben van vakdidactiek Schrijven
Een globaal beeld hebben bij domeinen en kenmerkende
(vak)concepten binnen het vakgebied rekenen-wiskunde (4-12
jaar) en er voorbeelden bij geven.
Op de hoogte zijn van de kenmerken van realistisch rekenwiskundeonderwijs.
Verdiepen in het leerproces en de kennis voor het onderwijzen
van de volgende drie domeinen en hiermee oefenen in de stage.
In ieder geval: hele getallen, meten en meetkunde.
Aangeven wat essentieel is bij de drie domeinen, welke plaats ze
hebben in het onderwijs en hoe daar didactisch vorm aan
gegeven gaat worden.
Weten welke materialen en modellen functioneel ingezet worden
binnen de drie domeinen.
Weten dat kinderen verschillende strategieën hanteren bij het
oplossen van rekenen-wiskunde opgaven, deze herkennen en
benoemen.
De student heeft onderzoeksactiviteiten uitgevoerd m.b.t.
spelling en/of spellingsonderwijs
Er is een foutenanalyse gemaakt van een toets waarbij de
gegevens zijn toegevoegd.
Er is aangegeven hoe de mentor werkt.
Er zijn twee leerlingen gevolgd en verschillen en overeenkomsten
Schriftelijke
toets
(plus
inleveren
uitgewerkte
stageopdracht)
1
Cijfer
Cijfer
(gemiddelde van
Pabobeoordeling en
60%
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
15%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
25%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
60






Onderzoek Rekenen
academisch geborgd
Toets basale gecijferdheid

genoteerd.
Er is een vergelijking gemaakt met de tussendoelen voor spelling.
De student heeft een spellingles voorbereid en uitgevoerd.
De activiteit sluit aan bij het onderzoek
De student kan op een didactisch verantwoorde manier kinderen
begeleiden.
De reflectie op de les is kritisch vanuit vakdidactisch oogpunt
geschreven.
Het verslag is volgens het APA- format van een empirisch
onderzoeksverslag geschreven (zie Burton, 2010, hoofdstuk 5).
De student heeft activiteiten uitgevoerd die onderzoeken hoe
kinderen rekenen leren

Er is een foutenanalyse gemaakt van een toets waarbij de
gegevens zijn toegevoegd

Er is een overzicht gemaakt van de resultaten voor de hele klas,
daarbij is gelet op zowel het resultaat van de groep als geheel, als
die van enkele opvallende kinderen

Dit klassenoverzicht is vergeleken met wat de kinderen in de
stagegroep op dit moment in de leerlijn rekenen zouden moeten
kunnen

Er is aangegeven hoe de mentor werkt

Er zijn twee leerlingen gevolgd en verschillen en overeenkomsten
genoteerd.

De student toont aan kennis te hebben van rekenen en
rekendidactiek en kan deze toepassen

De student heeft een rekenles voorbereid en uitgevoerd.

De activiteit sluit aan bij het onderzoek

Het verslag is volgens het APA- format van een empirisch
onderzoeksverslag geschreven (zie Burton, 2010, hoofdstuk 5).
Beheerst eigenvaardigheid op het niveau van groep 8+.
RUbeoordeling)
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
2
Cijfer
(gemiddelde van
Pabobeoordeling en
RUbeoordeling)
Vaardigheidstoets
1
Cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
32 van de
44 punten
is een
voldoende
Indien
score op
de toets
wiscat, bt
1.1 B, 140
25%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
61
of hoger
is, dan is
deze toets
behaald.
Kennistoets
bewegingsonderwijs




13. Verplichte literatuur
Ontwikkelingen binnen het bewegingsonderwijs aan kinderen
van groep 1/2 met betrekking tot lesopbouw, lesinhoud en
wijzen van aanbieden kunnen benoemen.
Kenmerken van bewegende jonge kinderen kunnen benoemen
en consequenties voor het lesgeven aan kinderen van groep 1/2
kunnen aangeven.
Bij eenvoudige bewegingsactiviteiten voor groep 1/2 problemen
met betrekking tot het ‘loopt ‘t’ kunnen onderkennen en daarbij
gemotiveerde oplossingen aangeven.
Gemotiveerde afweging kunnen maken voor de keuze van de
verschillende organisatieprincipes binnen het werken met groep
1/2 (klassikaal, klassikaal in groepjes, werken in groepjes en het
zogenaamde 'vrij werken').
Schriftelijke
toets (QMP)
1
Cijfer
60 % van
het totaal
aantal te
behalen
punten






Huizenga, H. (2010). Spelling. (reeks: Taal en didactiek). Groningen: Noordhoff Uitgevers BV.
Huizenga, H., & Robbe, R. (2009). Taalonderwijs ontwerpen. Taaldidactiek voor het basisonderwijs.
Groningen: Noordhoff Uitgeverij BV.
H. Nulft, D. van den & Verhallen, M. (2010). Met woorden in de weer. Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 3, 4 en 5.
Hagen, A, van & Valkenburg, A. (2010) , Zo leer je kinderen schrijven Groningen: Noordhoff Uitgevers
Engelsen, M. den, & Lek, A. (2011). Reken‐wiskunde in de praktijk. Kerninzichten. Groningen: Noordhoff Uitgevers BV.

Moor, E. de, (2009) Basisvaardigheden Rekenen. Noordhoff
Bronnenboek Bewegingsonderwijs (zie BT wijzer)

10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
14. Aanbevolen literatuur

Moor, E. de e.a.(2009) Basisvaardigheden Rekenen, Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten
Referenties bij de praktijkopdracht:

American Psychological Association. (2009). Publication Manual of the American Psychological Association (6ht ed.). Washington, DC: Author

Braams, T., & Denis, D. (2003). Getalbegrip: een noodzakelijke voorwaarde voor het leren rekenen. Tijdschrift voor Remedial Teaching, 6, 3-15.

Burton, L.J. (2010). An interactive approach to writing essays and research reports in Psychology (3rd edition). Milton, Queensland Australia: John Wiley and Sons.

Kohnstam, R. (2009). Kleine ontwikkelingspsychologie II (het schoolkind). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
15. Software

Websites: www.rekenweb.nl - www.wisweb.nl - www.digischool.nl - www.schoolmaterialen.nl

Meer info op: HAN-Scholar - Leren - Beroepstaak 1.5 Onderwijs verzorgen – bronnen
n.v.t.
16. Overig materiaal
17. Activiteiten

Lessen; practica; uitwisseling van ervaringen gericht op de domeinen hele getallen, meten en meetkunde
62
18. Werkvormen
19. Les- / Contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers

Klassikaal onderwijs

Groepswerk: interactief in tweetallen of grotere groepen

Practica; onderzoekend leren

Discussies over bestudeerde literatuur; stage-ervaringen uitwisseling

Individueel; zelfstandig werken
Deze periode is er per week minimaal 1 dag met studieactiviteiten en lessen op de Pabo, 1 dag per week bijeenkomsten op de RU. Daarnaast zelfstudie en 1 dag stage
per week. Zie het rooster.
Periode 3 en 4
Klassengroep
Titel OWE
OWE 1.6A Kinderen onderzoekend laten leren
code
PAB-A1.6A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten propedeuse voltijd Pabo, die het ALPO traject volgen.
Kinderen onderzoekend laten leren
Kinderen onderzoekend laten leren
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
 Beroepstaakopdracht OJW met academische borging
 OJW – Toets didactiek niveau 1
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd: 30
Onderwijstijd, incl stage: 180
Met de stage waar studenten 1 dag per week zijn. Met beroepstaak Leraar worden: de inleidende natuur-techniekles en de toets die in periode 1 voor de eerste keer
is aangeboden. Met beroepstaak Begeleiden: bijeenkomsten 'op onderzoek uit' en koppeling beroepstaakopdracht.
n.v.t.
In deze beroepstaak staat het onderzoekend leren bij kinderen en bij de student centraal. De student werkt aan zijn eigen kennisbasis op het gebied van pedagogiek
en onderwijskunde, OJW en ICT. De student krijgt zicht op hoe onderzoekend leren ingezet kan worden bij leeractiviteiten van kinderen en van de student zelf. De
student stimuleert bewust via diverse didactische werkvormen de onderzoekende houding van kinderen.
Tijdens de lessen op de Pabo wordt er in deze beroepstaak zowel aandacht besteed aan de theoretische achtergronden van onderzoekend leren als aan de praktische
toepassing ervan. De student zoekt theoretische verdieping en onderzoekt de mogelijkheden van onderzoekend leren. In lessen pedagogiek & onderwijskunde,
aardrijkskunde, geschiedenis, NoTe (natuuronderwijs en techniek) en beeldend onderwijs oefent de student met vragen die onderzoekend leren bij kinderen
stimuleren. Daarnaast gaat de student aan de slag met vakdidactiek en diverse werkvormen. Tijdens de ICT-lessen wordt gewerkt aan de praktische invulling daarvan.
Hierbij wordt een duidelijke koppeling gemaakt met de andere leergebieden. Tijdens de lessen wordt gewerkt aan een product dat kinderen aanzet tot actief
ontdekkend/onderzoekend leren. De student gaat zelf op onderzoek uit in de stage en ontwerpt activiteiten waarin onderzoekend leren bij kinderen centraal staat.
63
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
SBL-competenties:
 interpersoonlijk competent,
 pedagogisch competent,
 vakinhoudelijk en didactisch competent,
 organisatorisch competent,
 competent in samenwerking met de omgeving,
 competent in samenwerking met collega's,
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer zijn de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing nader geformuleerd.
De overkoepelende beoordelingscriteria zijn hieronder per deeltoets vermeld.
12. Tentaminering
(deel)toetsen
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Onderzoek OJW academisch
geborgd

Er zijn, in samenwerking met de RU, gezamenlijke
beoordelingscriteria geformuleerd zodat studenten zowel de
input vanuit de RU m.b.t. verslaglegging als de vakdidactische
input vanuit de Pabo tot 1 resultaat kunnen verwerken. In de
beroepstaakwijzer voor deze beroepstaak zijn deze criteria
uitgewerkt.
Voor de les over “oriëntatie op tijd” gebruik de student
minimaal beeldvormers en periodiseren.
In de les over ”oriëntatie op ruimte” kies de student of de
geografische 4-slag of een multiperspectivische benadering of
kaartvaardigheden (of een combinatie hiervan).
Onderzoekend leren: De student geeft 1 les over levende natuur
en 1 les over niet-levende natuur of techniek waarbij hij
passende didactische werkvormen toepast.
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
De student heeft overzicht over verschillende didactische
werkvormen en leerstof van de zaakvakken Natuuronderwijs en
techniek en sociale wereldoriëntatie.



OJW – Kennistoets didactiek
niveau 1

Praktijkopdracht ICT
Aanwezigheid verslag
Opdracht uitgevoerd in de stage
13. Verplichte literatuur

Aantal
examinatoren
1
cijfer /
(niet)
voldaan
Cijfer
Cesuur
Frequentie
70%
Min.
vereiste
resultaat
6,0
Digitale
toets
1
Cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
30%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Schriftelijke
presentatie
1
(niet)
voldaan
Voldaan
aan alle
beoordeli
ngscriteria
Voorwaardelijke
vink
voldaan
2 pogingen
per
studiejaar
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
Weging
2 pogingen
per studiejaar
Kallenberg, T. B., Koster, J. Onstenk en Scheepsma, W. (2007). Ontwikkeling door onderzoek, een handreiking voor leraren, Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
64
-
H. 3 'Onderzoek doen', informatie over de onderzoekscyclus
H. 4 'Data verzamelen', informatie over verschillende manieren om data te verzamelen
Skillsheets (handvat bij onderzoek doen)
o D19 Hoe vind je de juiste literatuur? p. 202 - 203
o D22 Hoe observeer je leerlingen? p. 207 - 208
o D23 Hoe observeer je zo objectief mogelijk? p. 209 - 210
o D25 Hoe houd je een interview? p. 215 - 217
o D28 Hoe breng je het verhaal van de leraar in kaart? p. 223 - 224
o D37 Hoe presenteer je een onderzoek? p. 237 - 238
Didactiek geschiedenis (oriëntatie op tijd)

Bruin, R de & Bosua, M. (2009). Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum

3.1 Verhalen gebruiken

4.1 Vragen en opdrachten maken

5.1 Jaartallen en tijdbalken

5.4 De 10 tijdvakken

6.1 Geschiedenis in romanvorm

7.1 Methoden een moeilijke keuze

10.1 Familiegeschiedenis

Reader 155 Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud.

De tijdbalk, p. 4-8

Ontwikkeling van tijdsbesef bij jonge kinderen, p. 13-18

Praktijkvoorbeelden: p. 19-52

Het historisch kinderboek, p. 64-75

Beeldvorming van het verleden, p. 76-97

De 10 tijdvakken, p. 105-107
Didactiek aardrijkskunde (oriëntatie op ruimte)

Verheij, J. (2008). Aardrijkskunde is Overal, Rosmalen: Cantal

Deel A,

hoofdstuk 1: 1.1, 1.2,

hoofdstuk 2: 2.1.,

hoofdstuk 3: 3.1.3, 3.1.5 t/m 3.1.9, 3.2

Reader 141 OJW Hoi Aardrijkskunde! Nijmegen: Pabo Groenewoud. Hoofdstuk 1, 3, 5
Didactiek Natuuronderwijs (onderzoekend leren)

Vaan, E de & J. Marell (2012) Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs, Bussum: Coutinho
Hfdst. 1 t/m 4, 5, 6, 9 t/m 12,
(met uitzondering van §10.4 en
§10.5).
Hfdst. 14. 15, 18 en 19
65


Reader 627 OJW Natuuronderwijs 'Op onderzoek uit'. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Reader 628 OJW Natuuronderwijs: 'Echt' materiaal in de les. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Pedagogiek & Onderwijskunde

Eijkeren, M. van, (2005) Pedagogisch-didactisch begeleiden, Thieme Meulenhoff. hoofdstuk 5.5, hoofdstuk 8 & hoofdstuk 10

Oosterheert, I. E. (2011). Leren over leren - Praktische leerpsychologie voor het basisonderwijs. Groningen/Houten: Noordhoff,. Hoofdstuk 1
ICT

Zie: HAN Scholar- Leren- Beroepstaak- 1.6 Kinderen leren onderzoekend te leren - Bronnen
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / Contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Daarnaast worden tijdens de lessen nog aanvullende materialen en hand-outs uitgereikt en zijn er digitale bronnen beschikbaar op:
HAN Scholar- Leren- Beroepstaak- 1.6 Kinderen leren onderzoekend te leren – Bronnen
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Tijdens de lessen op de Pabo wordt er in deze beroepstaak zowel aandacht besteed aan de theoretische achtergronden van onderzoekend leren als aan de praktische
toepassing ervan.
De student zoekt theoretische verdieping en onderzoekt de mogelijkheden van onderzoekend leren. In lessen pedagogiek & onderwijskunde, aardrijkskunde,
geschiedenis, NoTe (natuuronderwijs en techniek) en beeldend onderwijs oefent de student met vragen die onderzoekend leren bij kinderen stimuleren. Daarnaast
gaat de student aan de slag met vakdidactiek en diverse werkvormen. Tijdens de ICT-lessen wordt gewerkt aan de praktische invulling daarvan. Hierbij wordt een
duidelijke koppeling gemaakt met de andere leergebieden. Tijdens de lessen wordt gewerkt aan een product dat kinderen aanzet tot actief
ontdekkend/onderzoekend leren. De student gaat zelf op onderzoek uit in de stage en ontwerpt activiteiten waarin onderzoekend leren bij kinderen centraal staat.

Theorielessen

Vaardigheidslessen

Zelfstudie

Stage-activiteiten
Per week zijn er in periode 4 drie dagen met studieactiviteiten, lessen op de Pabo en RU en ruimte voor zelfstudie. Er is 1 dag per week stage deze periode, plus een
stageweek. Zie het rooster.
Periode 4
Klassengroep
Titel OWE
OWE 1.7 Integrale toets Academisch Leraar Worden?!
code
PAB-A1.7A
1. Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
66
2. Doelgroep
3. Beroepstaak
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten /
studielast: Contacttijd /
Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Integrale toets – de
Meesterproef H
Studenten propedeuse voltijd Pabo, die het ALPO traject volgen.
Academisch Leraar worden Integrale toets
Academisch Leraar worden
Vernieuwd ´Mijn onderwijsverhaal´ met reflectie op de rollen van orthopedagoog, onderwijskundige en academisch leerkracht + een aantal bijlagen, waaronder
‘best practices’ en stagebeoordeling en empirisch eindverslag Academische vaardigheden.
7,5 stp, waarvan 6 stp vrijstelling d.m.v. RU-onderwijs. Toekenning 1,5 stp voor Pabo-programma (besluit CVB april 2013 om af te wijken van eenheden van 7,5 stp.)
210 sbu
Contacttijd: 5 Pabo + 15 RU
Onderwijstijd, incl. stage: 116 Pabo + 74 RU
Met alle beroepstaken uit de propedeuse en globaal vooruitlopend op de kernfase
n.v.t.
De student schrijft opnieuw (zie BT 1.1A) een onderwijsverhaal. In dit verhaal maakt de student expliciet wat hij heeft geleerd en waar hij nu staat en blikt vooruit.
De student laat zijn ‘pareltjes’ zien en toont ondermeer hiermee aan opleidingsbekwaam te zijn (op niveau 1 te zitten).
Met de studieloopbaanbegeleider wordt stilgestaan bij belangrijke leermomenten van dit jaar, zowel op de Pabo, als de RU , als de stage . De studenten herlezen het
onderwijsverhaal dat ze in periode 1 hebben geschreven. Studenten gaan met medestudenten en studieloopbaanbegeleider in gesprek over de persoonlijke
leeropbrengst van het studiejaar. Ze selecteren twee ‘best practices’ en leren hoe ze deze betekenisvolle leermomenten kunnen beschrijven in een reflectie. De
studenten schrijven een nieuwe versie van het onderwijsverhaal: de Meesterproef. In de stage worden studenten door mentor en stagebegeleider aangezet tot het
reflecteren op hun handelen. Ze sluiten de stage af met een stage-eindgesprek, waarin ze op een professionele wijze terugblikken op het afgelopen jaar. De
stagebegeleider en mentor helpen de student bij het formuleren van nieuwe doelen en aandachtspunten.
SBL-competenties:
 interpersoonlijk competent,
 pedagogisch competent,
 vakinhoudelijk en didactisch competent,
 organisatorisch competent,
 competent in samenwerking met de omgeving,
 competent in samenwerking met collega's,
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer zijn de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing nader uitgewerkt.
De overkoepelende beoordelingscriteria zijn hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
Studenten van de ALPO opleiding kunnen een vrijstelling aanvragen
exami(niet)
vereiste
voor 6 stp op basis van een positief behaald studieresultaat voor het
natoren
voldaan
resultaat
vak Academische Vaardigheden 1 op de opleiding PW van de RU
conform het besluit van de examencommissie d.d. juni 2013.
Schriftelijke
1
Cijfer
60% vd
50%
6,0
2 pogingen

Maakt gebruik van professionele taal die past bij niveau 1..
totale
presentatie
per studiejaar

Stage eindbeoordeling is voldoende of hoger.
67






Integrale toets – de
Meesterproef R








stagebeoordeling
(gesprek)











Er zit structuur en samenhang in de meesterproef.
Legt expliciet relatie tussen huidige visie/ideeën verworven
kennis en stage-ervaringen.
Toont zichzelf als lerende/zoekend/zelfkritisch.
Formuleert minimaal drie (hoofd)doelen voor vervolg van de
opleiding.
Culturele paspoort bijgewerkt tot einde periode 4.
Pareltjes op niveau 1.
(op DPF)
punten
behaald
Maakt gebruik van professionele taal die past bij niveau 1..
Stage eindbeoordeling is voldoende of hoger.
Er zit structuur en samenhang in de meesterproef.
Legt expliciet relatie tussen huidige visie/ideeën verworven
kennis en stage-ervaringen.
Toont zichzelf als lerende/zoekend/zelfkritisch.
Formuleert minimaal drie (hoofd)doelen voor vervolg van de
opleiding.
Culturele paspoort bijgewerkt tot einde periode 4.
Pareltjes op niveau 1.
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
1
(niet)
voldaan
60% vd
totale
punten
behaald
n.v.t.
voldaan
2 pogingen
per studiejaar
De student is begeleidbaar: organiseert feedback en kan deze
constructief en geven en ontvangen en past adviezen
regelmatig toe
De student is niet louter aan het respectvol imiteren, maar
zoekt ook creatief naar eigen invullingen
Hij neemt initiatief om doelgericht bekwaamheden te oefenen
De student laat zien gemotiveerd te zijn om leraar te worden
De student kan (op elementair niveau) een groep lesgeven
De student creëert een veilig klimaat
De student stimuleert gewenst gedrag en kan omgaan met
ongewenst gedrag
De student geeft ruimte aan eigen inbreng van leerlingen
De student maakt bewust contact met de leerlingen
De student verdiept zich in de beginsituatie van de leerlingen en
houdt hier rekening mee
Kijkt terug op alle facetten van de lesactiviteit en formuleert
voor zichzelf aandachtspunten voor de volgende activiteit.
Stagebeoor
deling
1
Cijfer
Alle
competen
-ties
moeten
voldoende
aangetoond zijn
50%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
68

13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / Contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
De student overlegt met de groepsleerkracht en medestudent
en stelt zich open voor adviezen

De student informeert zich over kinderen bij de
groepsleerkracht ten behoeve van onderwijsactiviteiten en
begeleiden van leerlingen

De student verzorgt tijdens een dagdeel het onderwijs in een
eenvoudige situatie en bewaakt daarbij de tijd
n.v.t.
Alle literatuur die het afgelopen jaar is gepasseerd, zowel van Pabo als van RU
Geen
Geen
Op de Pabo wordt tijdens de bijeenkomsten met de studieloopbaanbegeleider stilgestaan bij belangrijke leermomenten van dit jaar. De studenten herlezen het
onderwijsverhaal dat ze in periode 1.1 hebben geschreven. Op de RU volgen de studenten het mentoraat en de Beroepenoriëntatiedag. Studenten gaan met
medestudenten, mentor op de RU en studieloopbaanbegeleider in gesprek over de persoonlijke leeropbrengst van het studiejaar. Ze selecteren twee ‘parels’ en
leren hoe ze deze betekenisvolle leermomenten kunnen beschrijven in een reflectie. Studenten worden door mentor en stagebegeleider aangezet tot het reflecteren
op hun handelen. Ze sluiten de stage af met een stage- eindgesprek, waarin ze op een professionele wijze terugblikken op het afgelopen jaar. Ter voorbereiding op
het eindgesprek, levert de student een eerste versie van het reflectieverslag in bij de mentor en de stagebegeleider. De stagebegeleider en mentor helpen de student
bij het formuleren van nieuwe doelen en aandachtspunten. Na het eindgesprek stelt de student het reflectieverslag bij.

Zelfstudie

Slb-bijeenkomsten

Stage- eindgesprek

Mentoraatbijeenkomsten op de RU
Er zijn 4 SLB en 4 mentoraat bijeenkomsten en een Beroepenoriëntatiedag op de RU ter ondersteuning van onder meer het toewerken naar de Meesterproef.
Periode 4
Klassengroep
69
2 : Integrale toets propedeutische fase
Voltijd en Deeltijd
Titel OWE
code
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. (Beroeps)Producten
5. Studiepunten en/of
samenval met reguliere
tentamens
6. Samenhang met andere
integrale toetsen en
tentamens
7. Ingangseisen
8. Algemene omschrijving
9. Competenties
10. Beoordelingscriteria
11. Integrale
toetskenmerken en -vormen
OWE 1.7 Integrale toets Leraar Worden?!
PAB-VD1.7
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Propedeuse Voltijd en Deeltijd - HAN Pabo locatie Nijmegen
Opleidingsbekwaamheid aantonen d.m.v reflectie op betekenisvolle leermomenten, specialisatiekeuze
Vernieuwd Onderwijsverhaal, waaronder een beargumenteerde specialisatiekeuze en een aantal bijlagen, waaronder ‘best practices’.
7,5 stp / 210 SBU
Contacttijd:
Onderwijstijd, incl stage:
8 uur
202 uur (incl. 64 uur stagetijd)
Deze onderwijseenheid hangt samen met alle beroepstaken uit de propedeuse en loopt globaal vooruit op de inhouden van de kernfase. Het betreft een integrale toets,
inclusief stagebeoordeling niveau 1.
n.v.t.
De student schrijft opnieuw (zie owe 1.1A) een onderwijsverhaal. In dit verhaal maakt de student expliciet wat hij heeft geleerd en waar hij nu staat, blikt vooruit en
verantwoordt zijn specialisatiekeuze (JK/OK). De student laat zijn ‘pareltjes’ zien en toont ondermeer hiermee aan opleidingsbekwaam te zijn (op niveau 1 te zitten).
Op de pabo wordt tijdens de bijeenkomsten met de studieloopbaanbegeleider stilgestaan bij belangrijke leermomenten van dit jaar. De studenten herlezen het
onderwijsverhaal dat ze in periode 1 hebben geschreven. Studenten gaan met medestudenten en studieloopbaanbegeleider in gesprek over de persoonlijke leeropbrengst
van het studiejaar. Ze selecteren twee ‘best practices’ en leren hoe ze deze betekenisvolle leermomenten kunnen beschrijven in een reflectie. De studenten schrijven een
nieuwe versie van het onderwijsverhaal: de Meesterproef. Aan het einde van het studiejaar maken studenten de specialisatiekeuze. De stagemarkt en
studieloopbaanbijeenkomsten leveren een bijdrage aan het maken van een weloverwogen keuze. In de stage worden studenten door mentor en stagebegeleider
aangezet tot het reflecteren op hun handelen. Ze sluiten de stage af met een stage-eindgesprek, waarin ze op een professionele wijze terugblikken op het afgelopen jaar.
Ter voorbereiding op het eindgesprek, levert de student een eerste versie van de Meesterproef in bij de mentor en de stagebegeleider. De stagebegeleider en mentor
helpen de student bij het formuleren van nieuwe doelen en aandachtspunten. Na het eindgesprek stelt de student de Meesterproef bij.
SBL-competenties:
 interpersoonlijk competent,
 pedagogisch competent,
 vakinhoudelijk en didactisch competent,
 organisatorisch competent,
 competent in samenwerking met de omgeving,
 competent in samenwerking met collega's,
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. Een
selectie van de beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
10. Beoordelingscriteria
Toetsvorm
Aantal
Cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Gemiddelde
Professionele Standaard niveau 1 en SBL competenties niveau 1.
Schriftelijke
1
cijfer
50%
6,0
2 pogingen
van alle
Voorbeelden:
70


12. Verplicht en aanbevolen
materiaal
13. Onderwijsperiode
De tekst is doelgericht en afgestemd op de lezer (assessor).
Drie onderdelen (oriëntatie op jezelf, oriëntatie op beroep,
oriëntatie op leraar worden) zijn evenredig verwerkt en uitgediept.

Legt expliciet relatie tussen huidige visie/ideeën en ervaringen
van afgelopen jaar (verwerkt stage-ervaringen en legt relatie met
de lessen op de pabo en de literatuur).

Toont zelfkennis en authenticiteit (student is reflectief, benoemt
hoogtepunten en ‘gouden missers’, is kritisch naar zichzelf,
beschrijft eigen handelen).

Toont zichzelf als lerende (student is nieuwsgierig, duikt in de
materie, stelt zichzelf vragen, zoekt steeds naar uitdaging, ook in
de stage).

Motiveert bouwkeuze (voldoende realistisch beeld, goed
onderzoek gedaan naar bouwen, motiveert zowel vanuit
praktijkbevindingen als theorie).

De motivering getuigt van een realistisch beeld bouwkeuze.

Beschrijft drie leerdoelen voor de start van de kernfase (doelen
vloeien voort uit verhaal, haalbare doelen, concreet geformuleerd,
zowel gericht op stage als op de opleiding, motiveert keuze voor
deze doelen).

Culturele paspoort bijgewerkt tot einde periode 4.

Twee best practices op niveau 1.

Stage eindbeoordeling is voldoende of hoger.
Alle literatuur die het afgelopen jaar is gepasseerd.
presentatie
(op DPF)
beoordelingsc
riteria
voldoende,
waarbij
maximaal 1
criterium
onvoldoende.
stage
eindbeoorde
ling
Gemiddelde
van alle
beoordelingsc
riteria
voldoende,
waarbij
maximaal 1
criterium
onvoldoende.
per
studiejaar
50%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
Periode 4
71
ALPO traject
Titel OWE
OWE 1.7 Integrale toets Leraar Worden?!
code
PAB-A1.7A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten propedeuse voltijd Pabo, die het ALPO traject volgen.
Academisch Leraar worden Integrale toets
5. Studiepunten en/of
samenval met reguliere
tentamens
6. Samenhang met andere
integrale toetsen en
tentamens
7. Ingangseisen
8. Algemene omschrijving
9. Competenties
10. Beoordelingscriteria
11. Integrale
toetskenmerken en -vormen
Integrale toets – de
Vernieuwd ´Mijn onderwijsverhaal´ met reflectie op de rollen van orthopedagoog, onderwijskundige en academisch leerkracht + een aantal bijlagen, waaronder ‘best
practices’ en stagebeoordeling en empirisch eindverslag Academische vaardigheden.
7,5 stp, waarvan 6 stp vrijstelling d.m.v. RU-onderwijs. Toekenning 1,5 stp voor Pabo-programma (besluit CVB april 2013 om af te wijken van eenheden van 7,5 stp.)
210 sbu
Contacttijd: 5 Pabo + 15 RU
Onderwijstijd, incl. stage: 116 Pabo + 74 RU
Met alle beroepstaken uit de propedeuse en globaal vooruitlopend op de kernfase
n.v.t.
De student schrijft opnieuw (zie BT 1.1A) een onderwijsverhaal. In dit verhaal maakt de student expliciet wat hij heeft geleerd en waar hij nu staat en blikt vooruit. De
student laat zijn ‘pareltjes’ zien en toont ondermeer hiermee aan opleidingsbekwaam te zijn (op niveau 1 te zitten).
Met de studieloopbaanbegeleider wordt stilgestaan bij belangrijke leermomenten van dit jaar, zowel op de Pabo, als de RU , als de stage . De studenten herlezen het
onderwijsverhaal dat ze in periode 1 hebben geschreven. Studenten gaan met medestudenten en studieloopbaanbegeleider in gesprek over de persoonlijke leeropbrengst
van het studiejaar. Ze selecteren twee ‘best practices’ en leren hoe ze deze betekenisvolle leermomenten kunnen beschrijven in een reflectie. De studenten schrijven een
nieuwe versie van het onderwijsverhaal: de Meesterproef. In de stage worden studenten door mentor en stagebegeleider aangezet tot het reflecteren op hun handelen. Ze
sluiten de stage af met een stage-eindgesprek, waarin ze op een professionele wijze terugblikken op het afgelopen jaar. De stagebegeleider en mentor helpen de student
bij het formuleren van nieuwe doelen en aandachtspunten.
SBL-competenties:
 interpersoonlijk competent,
 pedagogisch competent,
 vakinhoudelijk en didactisch competent,
 organisatorisch competent,
 competent in samenwerking met de omgeving,
 competent in samenwerking met collega's,
 competentent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer zijn de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing nader uitgewerkt. De
overkoepelende beoordelingscriteria zijn hieronder per deeltoets vermeld.
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
10. Beoordelingscriteria
Studenten van de ALPO opleiding kunnen een vrijstelling aanvragen voor 6 stp
op basis van een positief behaald studieresultaat voor het vak Academische
Vaardigheden 1 op de opleiding PW van de RU conform het besluit van de
examencommissie d.d. juni 2013.

Maakt gebruik van professionele taal die past bij niveau 1..
Schriftelijke
examinatoren
(niet)
voldaan
1
Cijfer
vereiste
resultaat
60% vd
totale
50%
6,0
2 pogingen
72
Meesterproef (dpf)
stagebeoordeling
(gesprek)
12. Verplicht en aanbevolen
materiaal
13. Onderwijsperiode



Stage eindbeoordeling is voldoende of hoger.
Er zit structuur en samenhang in de meesterproef.
Legt expliciet relatie tussen huidige visie/ideeën verworven
kennis en stage-ervaringen.

Toont zichzelf als lerende/zoekend/zelfkritisch.

Formuleert minimaal drie (hoofd)doelen voor vervolg van de
opleiding.

Culturele paspoort bijgewerkt tot einde periode 4.

Pareltjes op niveau 1.

De student is begeleidbaar: organiseert feedback en kan deze
constructief en geven en ontvangen en past adviezen regelmatig
toe

De student is niet louter aan het respectvol imiteren, maar zoekt
ook creatief naar eigen invullingen

Hij neemt initiatief om doelgericht bekwaamheden te oefenen

De student laat zien gemotiveerd te zijn om leraar te worden

De student kan (op elementair niveau) een groep lesgeven

De student creëert een veilig klimaat

De student stimuleert gewenst gedrag en kan omgaan met
ongewenst gedrag

De student geeft ruimte aan eigen inbreng van leerlingen

De student maakt bewust contact met de leerlingen

De student verdiept zich in de beginsituatie van de leerlingen en
houdt hier rekening mee

Kijkt terug op alle facetten van de lesactiviteit en formuleert voor
zichzelf aandachtspunten voor de volgende activiteit.

De student overlegt met de groepsleerkracht en medestudent en
stelt zich open voor adviezen

De student informeert zich over kinderen bij de groepsleerkracht
ten behoeve van onderwijsactiviteiten en begeleiden van
leerlingen

De student verzorgt tijdens een dagdeel het onderwijs in een
eenvoudige situatie en bewaakt daarbij de tijd
Alle literatuur die het afgelopen jaar is gepasseerd.
punten
behaald
presentatie
(op DPF)
Stagebeoord
eling
1
Cijfer
Alle
competenties
moeten
voldoende
aangetoond zijn
per
studiejaar
50%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
Periode 4
73
3 Onderwijseenheden POSTpropedeutische fase
Voltijd
OWE 2.1 Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
Titel OWE
code
PAB-VD2.1
1. Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs HAN Pabo locatie Nijmegen
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
Kernfase voltijd ; afstudeerrichting JK en OK (generiek)
Kennis opdoen over handelingsgericht werken, logopedie en toetsing, kennis toepassen in de stagelessen, presenteren.
7. Samenhang met andere
OWE’s
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets en de andere beroepstaken van de kernfase een cyclisch geheel. Handelingsgericht en opbrengstgericht werken
wordt in deze periode aangezet. Het vormt op die onderwerpen het fundament voor de kernfase.
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
p&o presentatie ‘visie evaluatie en toetsing’, logopedietoets
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
51 uur (hoor en werkcolleges, inclusief 4 gastsprekers)
Onderwijstijd (zelfstudie):
159 uur
Het onderwijs dient zo te worden ingericht en vormgegeven dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het onderwijs moet afgestemd
worden op mogelijkheden en ontwikkelingskenmerken van individuele leerlingen. Deze afstemming vraagt om een nauwkeurig beeld van de ontwikkeling van kinderen. De
student gaat aan de slag met de eerste fasen van het model van handelingsgericht werken ( waarnemen en begrijpen) met bijdragen vanuit de vakken pedagogiek &
onderwijskunde (p&o), statistiek, ict en logopedie. Bij het vak pedagogiek en onderwijskunde wordt ook aandacht besteed aan visievorming met betrekking tot evaluatie en
toetsing in het basisonderwijs.
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met de omgeving
√ Competent in samenwerking met collega’s
11. Beoordelingscriteria
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer, staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
Kennistoets

Ik kan in mijn uitleg de volgende begrippen adequaat, onderscheidend en in samenhang gebruiken: afstemmen, talentontwikkeling, management, ouders &
samenleving, handelingsgericht werken, werken in een team en leerlingvolgsysteem.

Ik kan de basisstructuur van een groepsplan en kan deze invullen en interpreteren.

Ik kan onderscheid maken tussen methodegebonden toetsen en methodeongebonden toetsen kan aangeven wanneer en met welk doel ze gebruikt worden en
wat ze meten.

Ik kan eenvoudige beschrijvende statistiek toepassen bij het interpreteren van toetsgegevens.
-
Voor de presentatie p&o zijn de beoordelingscriteria onder andere
74





-
De leden zijn allen duidelijk ‘expert’.
Visie en kern van het thema helder geschetst.
Juist gebruik van relevante termen.
Goede inhoudelijke argumenten.
In de presentatie aandacht voor verschillende posities / standpunten/ kritische vragen.
Een van de criteria voor de toets logopedie is:

Ik kan de meest voorkomende spraak- en taalproblemen signaleren en mijn handelen als leerkracht hierop afstemmen.
12. Tentaminering
(deel)toetsen
11. Beoordelingscriteria
Toetsvorm
p&o-presentatie





De leden zijn allen duidelijk ‘expert’.
Visie en kern van het thema helder geschetst.
Juist gebruik van relevante termen.
Goede inhoudelijke argumenten.
In de presentatie aandacht voor verschillende posities /
standpunten/kritische vragen.
Mondelinge
presentatie
Kennistoets p&o, statistiek
en ict

Kennis over de bestudeerde literatuur, inhoud van de lessen en
gastlessen
Kennistoets
Logopedietoets

13. Verplichte literatuur
Aantal
examinatoren
1
Cijfer /
(niet)
voldaan
(niet)
voldaan
Cesuur
Weging
Min. vereiste
resultaat
Frequentie
6 van de
10 punten
-
voldaan
2 pogingen
per
studiejaar
1
Cijfer
60% van
het totaal
te behalen
punten
(100)
60% van
het totale
aantal
punten
100%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
Kennistoets
1
(niet)
voldaan
2 pogingen
Een koppeling maken tussen de bestudeerde theorie en
voldaan
per
herkenning van spraaktaalproblemen.
studiejaar

De diverse begrippen benoemen en herkennen als fonologie,
morfologie, semantiek, pragmatiek en syntaxis.

Verschillende taal- en articulatieproblemen benoemen en
herkennen en een koppeling leggen naar het leerkrachthandelen
in de klas

De relatie leggen naar de minimum spreeknormen en het
handelen hierop afstemmen.
Pedagogiek & onderwijskunde en statistiek:

Artikelen die tijdens de bijeenkomsten worden uitgedeeld.

Pameijer, N., Beukering, T van & Lange S. de, “Handelingsgericht werken: een handreiking voor het schoolteam” Leuven/Den Haag: Acco. Uit dit boek: Het Woord
vooraf, hoofdstuk 1 en van hoofdstuk 3 de paragrafen 3.1 tot en met 3.6.

Eijkeren, van M. (2005). Werken in het basisonderwijs. Utrecht: ThiemeMeulenhoff. Hoofdstuk 2, 3 en 9.

Eijkeren, van M. (2008). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Utrecht: ThiemeMeulenhoff. Hoofdstuk 1 en 9 en de paragrafen 7.1 en 7.2.

Hollenberg, J. en Lubbe, M.van der (2011). Toetsen op school PO. Arnhem: Cito. Hoofdstuk 1, 3 en 5. Te downloaden via site Cito:
http://www.cito.nl/~/media/cito_nl/Files/Onderzoek%20en%20wetenschap/cito_toetsen_op_school_po.ashx
Logopedie:

C.Lindenberg-Meijerman ( 2007), Logopedie en leerkracht, Wolters-Noordhoff Groningen-Houten, Hoofdstuk 5, 6, 7, 8 en 10.
75
ict:
Een digitaal klassenboek. Opbrengsten van een digitaal leerlingvolgsysteem voor het ontwikkelingsgericht onderwijs. van Kennisnet onderzoeksreeks – Ict in het
onderwijs, te downloaden of te bestellen (gratis) via http://onderzoek.kennisnet.nl/naar-de-onderzoeken/onderzoeksreeks
.
14. Aanbevolen literatuur
Opbrengstgericht werken doe je zo! 9 Schoolportretten (2009) PO raad, Utrecht
15. Software
Cito Leerling- en onderwijsvolgsysteem
16. Overig materiaal
Werkmateriaal
17. Activiteiten
In de lessen pedagogiek en onderwijskunde gaan de studenten met coöperatieve werkvormen aan het werk met bestudeerde literatuur. Een aantal keren zijn er
gastsprekers uitgenodigd. Een aantal lessen hebben het karakter van hoorcolleges.
In de slb-bijeenkomsten is er aandacht voor het Persoonlijk OpleidingsPlan (POP), er wordt kennis gemaakt met het lesvoorbereidingsmodel niveau 2 en de studenten
worden voorbereid op de stage.
Bij statistiek gaan de studenten in drie bijeenkomsten dieper in op getalsmatige gegevens en de representatie ervan en er wordt relevante beschrijvende statistiek
bestudeerd.
Bij logopedie wordt theorie en praktijk gekoppeld door te kijken naar filmpjes van kinderen met de meest voorkomende spraaktaalproblemen. Ook wordt er geoefend met
het kijken naar en interpreteren van een taalbeeld; De studenten denken na over de vraag: Wat zeggen deze gegevens mij als leerkracht en welke acties moet ik
ondernemen?
Bij ict wordt gewerkt met het Cito Volgsysteem primair onderwijs (LOVS).
Bij bewegingsonderwijs worden tijdens de lesbijeenkomsten stimulerende en inspirerende voorbeelden van contextactiviteiten met elkaar uitgevoerd. Er is aandacht voor
verdieping en nuancering.
Klassikale bijeenkomsten, bijeenkomsten basisgroepen en gastcolleges.
Deze OWE omvat 34 blokken van 1,5 uur. Zie verder punt 6.
Periode 1, 7 weken
Klassengroep, maximaal 30 studenten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
OWE 2.2 Taal; denken en werken vanuit leerlijnen
code
PAB-VD2.2
1. Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2. Doelgroep
Kernfase voltijd (Afstudeerrichting JK en OK – Generiek) HAN Pabo locatie Nijmegen
3. Beroepstaak/
beroepstaken
Kennis opdoen over de ontwikkeling van geletterdheid , over didactiek voor het werken aan geletterdheid en over Engels voor basisschoolkinderen, kennis
toepassen in lessen.
Taal; denken en werken vanuit leerlijnen
Stagelessen, huiswerkopdrachten.
7,5 stp / 210 sbu
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten /
studielast: Contacttijd /
76
Onderwijstijd
Contacttijd:
43 uur
Onderwijstijd, incl stage:
167 uur
7. Samenhang met andere
OWE’s
Deze beroepstaak hangt inhoudelijk samen met het onderdeel ‘mondelinge taalontwikkeling’ in beroepstaak 2.5, met het onderdeel `opbrengstgericht werken met
taal’ in beroepstaak 2.6 en met het onderdeel `thematisch ontwerpen’ in beroepstaak 2.7.
In de beroepstaken 2.5, 2.6 en 2.7 worden de hier verkregen kennis en inzichten toegepast in onderwijsontwerpen.
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
In deze beroepstaak worden drie aspecten van taalonderwijs onder de loep genomen:
 De ontwikkeling van geletterdheid bij kinderen van 0 tot 12 jaar
 Didactieken voor het werken aan geletterdheid op de basisschool
 Het leren van Engels op de basisschool, inclusief eigen vaardigheid.
Hierbij komen ook overeenkomsten en verschillen tussen eerste, tweede en vreemde talenonderwijs en de kennisbasis Nederlandse taal voor leraren
basisonderwijs aan de orde.
10. Competenties
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met collega’s
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Kennistoets taal/Engels
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing
geformuleerd.
Beoordelingscriteria





Relevante vakdidactische begrippen kennen en
adequaat hanteren in de context van een geschetste
praktijksituatie zowel voor Nederlands als het vakgebied
Engels.
Kunnen uitleggen wat essentieel is in het proces van
leren lezen en schrijven (aanvankelijk lezen en spellen,
voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen en
stellen), welke plaats dit heeft in het onderwijs en hoe
daar didactisch vorm aan wordt gegeven.
Kunnen benoemen wat taalbewustzijn is en welke rol dit
speelt in het lees- en schrijfonderwijs.
De referentieniveaus voor lezen en schrijven en de
bijbehorende tussendoelen Taal in het basisonderwijs
kunnen toelichten en concreet maken aan de hand van
voorbeelden.
Kunnen uitleggen wat essentieel is in het proces van
leren lezen en schrijven (aanvankelijk lezen en spellen
of voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen en
stellen), welke plaats dit heeft in het onderwijs en hoe
daar didactisch vorm aan wordt gegeven.
toetsvorm
Aantal
examinatoren
Kennistoets,
bestaande
uit:
1
cijfer /
(niet)
voldaan
Cesuur
Weging
Min.
vereiste
resultaat
Frequentie
cijfer
60% van
het
maximum
aantal
punten.
100%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Verdeling
als volgt:
50%
- 57 digitale
vragen
1
30%
1
20%
- 2 open
vragen ttd
- 1 open
vraag Engels
1
77
Vaardigheidstoets Engels
13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers

Student beheerst luistervaardigheid en leesvaardigheid
Engels op minimaal niveau B1 van het Europees
Referentie Kader (het niveau Opleiding tot leraar
basisonderwijs).
PAB-VD2.3
4.
5.
6.
-
voldaan
2 pogingen
per studiejaar
Hoorcollege, informatieoverdracht klassikaal, opdrachten in tweetallen of in kleine groepen, responsiecollege.
Deze OWE omvat voor 13 blokuren van 1,5 uur en samen met Engels een opening en afsluitende bijeenkomst. Daarnaast voor Engels 5 blokuren van 1,5 uur
en 4 slb bijeenkomsten.
Periode 1
Klassengroep, maximaal 30 studenten
code
3.
B1 niveau
Engels:

Bodde-Alderlieste, M. & Schokkenbroek, J. (2011). Engels in het basisonderwijs. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
Aanvullende artikelen kunnen op Scholar geplaatst worden.
www.lesintaal.nl
n.v.t.

Lessen op de pabo: klassikaal en werken in groepen

Zelfstudie en maken van huiswerkopdrachten n.a.v. bestudeerde stof
OWE 2.3 Beschouwen, geloven, vieren
2.
(niet)
voldaan
Taal en taaldidactiek:

Huizenga, H. (2010). Aanvankelijk en technisch lezen, Groningen: Noordhoff.

Förrer, M. & Mortel, K. van de (2010), Lezen…denken…begrijpen! Handboek begrijpend lezen in het basisonderwijs, Amersfoort: CPS.

Reader ttd 0506 Didactiek tekstschrijven
Titel onderwijseenheid
(OWE)
1.
Vaardigheidstoets
(digitaal)
code 1415 2.3 V
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Doelgroep
Kernfase voltijd – HAN Pabo locatie Nijmegen; afstudeerrichting Jonge Kind / Oudere Kind (JK/OK)
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale
beroepstaak
(Beroeps)Pro
ducten
Reflecteren over de invloed van cultuur op opvoeding en onderwijs, lesgeven in kunstvakken, vieren.
Studiepunten/
7.5 stp / 210 sbu
Beschouwen, geloven, vieren




Lessenserie inclusief een viering
Kunstzinnig product
Visieverslag
Reflectieverslag
78
studielast
7.
8.
9.
Samenhang
met andere
OWE’s
Ingangseisen
Algemene
omschrijving
10.
Competenties
11.
11.
Beoordelings
criteria
12.
Tentaminering
Geprogrammeerde contacttijd
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
Stage
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
Deze beroepstaak is een vervolg op BT 1.2. Expressie en communicatie. Verdere verdieping vindt plaats tijdens BT 2.9. Wereldwijs bewegen.
44
80
86
210 uur
Studenten ontwikkelen antennes voor levensbeschouwelijke aspecten in het leven en leren nadenken over onderwijs en opvoeding in de hedendaagse samenleving vanuit
een cultuurbeschouwelijk perspectief. Op kindniveau leren studenten leerlingen begeleiden in hun levensbeschouwelijke ontwikkeling en ontdekken ze hoe het leren van
kinderen ondersteund kan worden op een creatieve en veelzijdige manier. Studenten werken met kinderen aan basisvertrouwen in het leven en bevorderen de ontwikkeling
van heel het kind. Studenten zullen aandacht hebben voor zowel hun hoofd en handen alsook hun hart en ziel.
Studenten zien in dat opvoeding en onderwijs cultuurbepaald zijn. De studenten kunnen de fasen uit het cultuurmodel van Van Peursen herkennen in artikelen over
samenleving, opvoeding en onderwijs.
Studenten ervaren de kracht van de kunstvakken in relatie tot leren met hoofd, hart, handen en ziel.
 Inter-persoonlijk competent
 Pedagogisch competent
 Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
 Competent in samenwerking met collega’s
 Competent in reflectie en ontwikkeling
deeltentamen 1: Cultuur beschouwen
Student:

laat zien dat en hoe opvoeding en onderwijs cultuurbepaald zijn. De student onderbouwt dit met diverse voorbeeldden.

onderbouwt zijn argumentatie met behulp van het cultuurmodel van Van Peursen.

laat zien te reflecteren op zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling in relatie tot de cultuurbepaaldheid van zijn ideeën en standpunten m.b.t.

opvoeding en onderwijs.
deeltentamen 2: Creatief levensbeschouwelijk leren
Student:

beschrijft in een visieverslag zo concreet mogelijk elementen die van invloed zijn op de persoonlijke
levensbeschouwelijke vorming

onderbouwt de beschrijving met heldere argumentatie

schrijft het visieverslag op inhoudelijk coherente en consistente wijze met adequate verwijzingen naar bronnen (APA)

laat een breed perspectief op levensbeschouwing en op levensbeschouwelijk leren en vieren zien

benoemt leeropbrengsten uit vaklessen, het maken van een kunstzinnig product, stage en vakliteratuur en beschouwt
deze in samenhang met de eigen (visie)ontwikkeling. (knock-out criterium)

participeert aan groepsgesprek, daagt anderen uit tot verkenning en verantwoording van opgedane ervaringen,
kennis en standpunten.

laat een breed perspectief op levensbeschouwelijk leren en vieren zien.

laat zich door docentvragen aan het denken zetten en tot verdere exploratie uitdagen.
toetsvorm
aantal examinatoren
Beoordeling = cijfer /
(niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname en
compe
herkansing =
nsatie
frequentie
79
deeltentamen 1: schriftelijke presentatie Cultuur beschouwen
schriftelijke presentatie (op DPF)
1
Cijfer
66,6 %
het eerste
criterium =
knockout
30%
6,0
2x per jaar
n.v.t.
70%
6,0
2X per jaar
n.v.t.
Deeltentamen 2: schriftelijke en mondelinge presentatie Creatief levensbeschouwelijk leren
Schriftelijke presentatie+
mondelinge presentatie
13.
Verplichte
literatuur
14.
Aanbevolen
literatuur
15.
16.
17.
Software
Overig
materiaal
Activiteiten
18.
Werkvormen
19.
Les/contacturen
Onderwijsperi
ode
Maximum
aantal
deelnemers
20.
21.
2
Cijfer
75 %
het eerste
criterium =
knockout
RLV:



Berg, Bas van den, (2007/2013) Geloof je het zelf?! Levensbeschouwelijk leren in het primair onderwijs. Bussum: Coutinho.
Artikelen op Scholar.
Bronnenboek RLV kernfase pabo 2
Cube:

Bronnenboek Cultuurbeschouwing BT.2.3
RLV:

Schepper, Jef de (2006), Levensbeschouwing ontwikkelen. Didactiek voor godsdienst/levensbeschouwing in het primair onderwijs, Kwintessens.

Methodes en projecten Godsdienst/levensbeschouwing basisonderwijs.

Raamleerplan voor Godsdienst/Levensbeschouwing op Katholieke Basisscholen, NKSR, 1999.
www.coutinho.nl/student/webondersteuning/geloofjehetzelf
De student participeert actief in de lessen en verricht de nodige voorbereiding voorafgaand aan de lessen. De student voert zowel praktische als theoretische als reflectieve
opdrachten uit. De student werkt zowel aan visie ontwikkeling, als aan ontwikkeling van het handelen in de praktijk met kinderen.

Theorielessen met activerende werkvormen

Zelfstudie: verdiepen in aangegeven literatuur

Ateliers

Praktijkonderwijs ( stage)
Zie punt 6.
2
30
80
OWE 2.4 Rekenen; denken en werken vanuit leerlijnen
Titel OWE
code
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Kennistoets Rekenen en
wiskunde & Pedagogiek onderwijskunde
PAB-VD2.4
Opleiding tot leraar basisonderwijs (HAN Pabo locatie Nijmegen)
Kernfase voltijd , deels specifiek en deels generiek afstudeerrichting Jonge Kind (JK )en Oudere Kind (OK)
Op basis van groepsonderzoek lesgeven in rekenen-wiskunde vanuit leerlijnen.
Rekenen; denken en werken vanuit leerlijnen
Groepsonderzoek en daarop afgestemde lessen rekenen-wiskunde
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
BT 2.4 JK: 48 uur
BT 2.4 OK: 36 uur
Onderwijstijd, incl stage:
JK: 162 uur
OK: 174 uur
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets en de andere beroepstaken van de kernfase een cyclisch geheel.
Toegelaten tot de kernfase
Student leert denken en werken vanuit leerlijnen rekenen-wiskunde o.a. onder andere door het opzetten en uitvoeren van een groepsonderzoek rekenen-wiskunde met
ondersteuning vanuit pedagogiek en onderwijskunde. Daarnaast ontwerpt student enkele lesactiviteiten op basis van de bevindingen en voert deze uit in de stagegroep.
Student laat zo zien dat hij onderwijs kan afstemmen op de groep. Vanuit een helder zicht op de schoolgroep ontwerpt student 3 samenhangende activiteiten of lessen
behorende bij één van de rekendomeinen. Voor het oudere kind: hele getallen of in overleg kommagetallen, voor het jongere kind maakt student een keuze uit de
domeinen (hele getallen, meten en/of meetkunde). Belangrijk hierbij is dat student laat zien zicht te hebben op de groep en de interventies dus kan afstemmen op de
groep, denkend en werkend vanuit leerlijnen en andere verzamelde gegevens.
Student beschouwt en handelt vanuit:

theorieën over ontwikkelingen en leren, geconcretiseerd voor rekenen-wiskunde

de visie op het werken met leerlijnen en differentiëren van de school waar student stage loopt.
Student richt zich op alle kinderen in de groep en houdt rekening met de gedetailleerde informatie over 5 kinderen.
Vanuit pedagogiek en onderwijskunde wordt aandacht besteed aan de relatie tussen schoolvisie op onderwijs en het eigen handelen in de klas. Verder worden behandeld:
leerstrategieën en leervoorwaarden als werkhouding, motivatie en attributie.

Interpersoonlijk competent

Pedagogisch competent

Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent

Organisatorisch competent

Competent in samenwerking met collega’s
 Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. Een
selectie van de beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Rekenen en Wiskunde:
60 %
Kennistoets
1
cijfer
6,0
2 pogingen
33 %

Kennis van wat essentieel is in het domein van de gehele
per studiejaar.
getallen, welke plaats deze heeft in het onderwijs en hoe daar
81
didactisch vorm aan wordt gegeven.
Kennis van wat essentieel is in het domein verhoudingen,
breuken, procenten en kommagetallen, welke plaats deze heeft in
het onderwijs en hoe daar didactisch vorm aan wordt gegeven.

Kunnen pendelen tussen de globale theorie van rekenenwiskunde en de hierboven genoemde twee domeinen.

Weten dat kinderen verschillende strategieën hanteren bij het
oplossen van rekenen-wiskunde opgaven, deze herkennen,
benoemen en het onderwijs erop afstemmen.

Bedenken met behulp van welke (grote of kleinere) interventies
het betreffende kind een stapje verder kan komen.
Pedagogiek en onderwijskunde:

Kennis en inzicht van de relatie tussen schoolvisie op onderwijs
en eigen handelen in de klas

Kennis en inzicht met betrekking over leerstrategieën

Kennis en inzicht met betrekking tot leervoorwaarden als
werkhouding, motivatie en attributie

Een groepsonderzoek kunnen doen voor de thuisklas en op basis
daarvan leerinhouden (met name op het gebied van
rekenen-wiskunde) en interventies afstemmen op de groep of een
groepje kinderen.

Doelen (van de activiteiten) zijn verantwoord vanuit het
vooronderzoek en correct geformuleerd. De doelen hebben een
rekendidactisch
component.

Feedback van medestudenten en mentor op het vooronderzoek
is zichtbaar verwerkt.

In de opzet van de lesactiviteiten is didactiek/theorie verwerkt en
verantwoord vanuit het vooronderzoek .

De begeleidingsinterventies zijn gebaseerd op de
theorie/didactiek.

In de reflecties wordt met behulp van de theorie/didactiek
teruggeblikt en voornemens gemaakt ten aanzien van het eigen
handelen en het rekenen van de kinderen.

Feedback en tips van de mentor worden zichtbaar in gezet.

Jonge Kind: In de voorbereiding en de begeleiding van kinderen
laat de student zien rekening te houden met specifieke
ontwikkelingspsychologische kenmerken en het leren van jonge
kinderen.

Groepsonderzoek
13. Verplichte literatuur
Schriftelijke
presentatie
(op dpf)
1
cijfer
60%
66 %
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Literatuur Rekenen en wiskunde

Verhoudingen, procenten, breuken en kommagetallen – Amersfoort., Thieme Meulenhoff, Ivan Zanten M., &, Van den Bergh J.,& Meijer R.
e.a. (2014). Utrecht/Zutphen: Thiememeulenhoff, ISBN 978 90 06 95537 8

Alleen indien je voor jongere kind gekozen hebt: Rekenen-wiskunde in de praktijk Onderbouw, Oonk, W. (2014), Groningen: Noordhoff
Uitgevers, ISBN 978-90-01-83281-0

Literatuur pabo 1 wordt bekend verondersteld en zo nodig opgehaald (Meten en Meetkunde, Van Zanten M., e.a.( 2010), Utrecht/Zutphen:
Thiememeulenhoff, en Hele getallen, Van Zanten M.,(2007) e.a., Utrecht/Zutphen: Thiememeulenhoff 2007

Aangevuld met in de bijeenkomsten uitgereikt materiaal en relevante websites.
Literatuur Pedagogiek en Onderwijskunde

Hoofdstuk 8.3, 9.1, 10.1, 10.2, 10.3 in Ontwikkelingspsychologie, Feldman R., (2011) Amsterdam: Pearson Education
82






14. Aanbevolen literatuur
Hoofdstuk 4 in Leren over leren, Oosterheert I., (2007). Groningen: Noordhoff Uitgevers
Hoofdstuk 2,3 Handelingsgericht werken; een handreiking voor het schoolteam, Pameijer, N., Beukering, T. en Lange S., (2009), Leuven:
Acco
Hoofdstuk 3 in Leerlingenzorg in de basisschool, Maas A., (2007). Heeswijk-Dinther: Esstede (wordt uitgereikt in de les)
Jansen H., Werkhoudingsproblemen, afstemmingsstrategie, uitgedeeld artikel, op hoofdlijnen bestuderen
Hoofdstuk 1 en 2 in Kiezen voor het jonge kind, H. Brouwers, Bussum: Countinho maart 2012
Enkele documenten op Scholar
Jongere Kind:

Mathekings, Hoenisch E., Niggemeyer (2007), Amsterdam: SWP

Spelend Rekenen, Slenders, M. , van Roosmalen-Noppen, Hilhorst M., Van Schijndel-Boel I., (2009), Drunen: Delubas
Oudere kind:

Rekenen-wiskunde in de praktijk, Kerninzichten, Oonk, W. e.a., (2011), Groningen: Noordhoff Uitgevers
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Aanbevolen: abonnement op: Volgens Bartjens
Opzetten en uitvoeren van groepsonderzoek, op basis van dit onderzoek lesactivitieten ontwerpen en uitvoeren.
Hoorcolleges, generieke lessen, bouwspecifieke lessen, werk/feedback-bijeenkomsten.
Deze OWE omvat:
14 x rekenen-wiskunde waarvan 5 generieke bijeenkomsten, 9 bijeenkomsten Oudere kind, 9 bijeenkomsten Jongere kind
2 x rekenen-wiskunde: voorbereiding op kennisbasistoets
3x P & O generiek
4 x P &O Jongere kind
2 x SLB
5 x Bew, alleen specialisten JK
Periode 2, 8 weken inclusief 1 stageweek
Klassengroep, maximaal 30 studenten
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 2.5 Leren door samen hardop te denken. OWE code 1415 2.5 V
PAB-VD2.5
code
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs (HAN Pabo locatie Nijmegen)
2.
Doelgroep
Kernfase voltijd (Afstudeerrichting Jonge Kind en Oudere Kind – deels specifiek en deels generiek)
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)Producten
Inzetten van verschillende gespreksvormen ter ontwikkeling van de taalvaardigheid.
4.
5.
Leren door samen hardop te denken.

Film: gesprek in de stageklas

Lesvoorbereiding
83



6.
Studiepunten/studielast
7.
8.
9.
Samenhang met andere
OWE’s
Ingangseisen
Algemene omschrijving
10.
Competenties
11.
Beoordelingscriteria
12.
Tentaminering
Verantwoording
Reflectie
Collegiaal feedback: filmpje
7.5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd
40
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
84
Stage
86
210 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
Binnen deze beroepstaak maakt de student kennis met verschillende gespreksvormen en werkt hij aan zijn eigen vaardigheden om een gesprek te (bege)leiden. Deze
gesprekken en deze vaardigheden kunnen in iedere onderwijssetting ingezet worden om bij te dragen aan de onderwijsdoelen.
In deze onderwijseenheid komen de volgende gespreksvormen aan de orde:

‘Dialogic talk’ bij natuuronderwijs

Kunstbeschouwende gesprekken

Onderwijsleergesprekken

Filosofische gesprekken
Vanuit taaldidactiek leert de student daarnaast wat ‘taalontwikkelende gesprekken’ zijn. Hij leert hoe je ervoor kunt zorgen dat binnen alle gespreksvormen kinderen worden
uitgedaagd hun mondelinge taalvaardigheid maximaal in te zetten en verder te ontwikkelen.
Al die gesprekken hebben tot doel leerlingen zelf na te laten denken en hun gedachten te laten verwoorden en hierover met medeleerlingen in gesprek te gaan. De
leerlingen raken daarmee meer thuis in bepaalde onderwerpen of vakgebieden, scherpen hun denken en worden steeds taalvaardiger. Het is de taak van de leerkracht dit
proces te stimuleren en het gesprek zodanig te begeleiden dat de leeropbrengst optimaal is.
√ Interpersoonlijk competent
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in reflectie en ontwikkeling competent in samenwerking met collega's
deeltentamen 1: Schriftelijke presentatie (op DPF) Leren door samen hardop te denken
Student:

Geeft belang aan van waarom ‘samen hardop denken’ voor het leren van kinderen belangrijk is.

Kan onderbouwde uitspraken doen over de wijze van toepassen van diverse gespreksvormen.

Kan taalontwikkelende gespreksvaardigheden adequaat inzetten in gespreksvormen zoals hierboven genoemd.

Kan in dit licht ingeleverde werk van een medestudent kritisch en fair beoordelen.
toetsvorm
aantal examinatoren
Beoordeling = cijfer /
cesuur
weging
minimaal resultaat
(niet) voldaan
periode afname en
comp
herkansing =
ensat
frequentie
ie
2x per jaar
n.v.t.
deeltentamen 1: Schriftelijke presentatie (op DPF) Leren door samen hardop te denken
schriftelijke presentatie (op
DPF)
13.
Verplichte literatuur

1
Cijfer
60 % van het
totaal aantal te
behalen punten
100 %
6,0
Aerts, E. van. (2007) CultuurInzicht, Amersfoort: Thieme Meulenhoff, par. 2.4
84
14.
15.
16.
17.
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18.
Werkvormen
19.
20.
21.
Les-/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers

H. Keulen van, I. Oosterheert (2011) Wetenschap en techniek op de basisschool. Groningen: Noordhoff.

Vaan, E de & J. Marell (2006) Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs, Bussum: Coutinho.

Reader: Leren door samen hardop te denken (zie: bt-wijzer)
Zie bronnen op Scholar
Videobewerkingsprogramma
n.v.t.
De lessen bestaan uit korte informatieoverdracht, zelf gesprekken voeren met medestudenten om een gespreksvorm te ervaren en elkaar feedback geven. In de ICT lessen
krijgt de student tevens ondersteuning bij het bewerken van de video-opnamen. De kennis over de vier benaderingen verkrijgt de student vooral door zelfstudie om zo
optimaal van de lessen te kunnen profiteren. In de stage oefent de student na bestudering van de theorie en oefening op de pabo met de gespreksvormen. Uiteindelijk krijgt
de student een gespreksvorm toegewezen om op te nemen voor de beroepstaakopdracht.
Hoorcolleges
Werkcolleges
Stage
Zie punt 6.
Periode 3
Klassengroep, maximaal 30 studenten
Titel OWE
OWE 2.6 JK Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (JK)
code
PAB-VD2.6JK
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase voltijd –afstudeerrichting Jonge Kind (JK specifiek) HAN Pabo locatie Nijmegen
Organisatorisch en didactisch gedifferentieerd lesgeven.
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van jonge kinderen (JK)

Beroepstaakopdracht Opbrengstgericht werken met taal

Beroepstaakopdracht Afstemmen bij het jongere kind

Beroepstaakopdracht Engels geven aan het jonge kind

Kennistoets Natuur en techniek niveau 2

Beroepstaakopdracht Bewegingsonderwijs

Stage tussenevaluatie
15 stp / 420 sbu
Contacttijd:
100,5 uur onderwijsgroep
Onderwijstijd:
199,5 uur zelfstudie
120 uur stage
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets en de andere beroepstaken van de kernfase een cyclisch geheel.
In de beroepstaak ‘ Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen’ ontwikkelt de student de vaardigheid om in zijn onderwijs rekening te houden met de
verschillen in ontwikkeling tussen kinderen. Het accent ligt daarbij op het ontwikkelen van vaardigheden om organisatorisch en didactisch te differentiëren. In deze periode
85
10. Competenties
staan daarbij Kunsten (muziek, beeldend en drama), Natuuronderwijs en Techniek (NoTe), Sociale wereldoriëntatie (SWO) en Pedagogiek & onderwijskunde (integratie –
kind – ontwikkelingsgebieden) centraal. Bij basiscommunicatie/beeldbegeleiding analyseert de student zijn eigen manier van leiding geven aan een groep aan de hand
van videobeelden.
√ Interpersoonlijk competent
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met de omgeving
√ Competent in samenwerking met collega’s
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
‘Opbrengstgericht werken
met taal’
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
Hieronder volgen de beoordelingscriteria per (deel)toets
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)


Afstemmen bij het jongere
kind






toetsvorm
Aantal
examinatoren
cijfer /
(niet)
voldaan
Cesuur
Weging
Min.
vereiste
resultaat
Frequentie
Student past de inzichten uit het Protocol Leesproblemen en
dyslexie toe in zijn begeleiding.
Aan het einde van de begeleidingsperiode kan de student
benoemen wat het werken met het handelingsplan heeft
opgeleverd voor zowel de kinderen als hemzelf
Schriftelijke
presentatie
op digitaal
portfolio
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
20%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
In de gekozen voorbeelden laat de student zien dat hij zijn
onderwijs bewust en op een activerende wijze afstemt op de leeren ontwikkelingsbehoeften van de leerlingen in zijn groep
De student heeft kennis van de voor een leraar relevante
aspecten van het schoolleven van het jongere kind, zijn leef- en
belevingswereld en zijn ontwikkelingskenmerken. Hij benut deze
kennis bij het afstemmen van mijn onderwijs.
De student geeft onderwijs vanuit voldoende zicht op de actuele
beginsituatie van leerlingen.
Op basis daarvan bepaalt de student concrete doelen rekening
houdend met verschillen tussen kinderen in interesse, leerstijl en
niveau.
Hij kijk terug naar het verloop van de activiteiten en wat er
geleerd is.
De student analyseert zijn/haar manier van leiding geven aan de
groep aan de hand van opgenomen filmmateriaal van de student
waarop te zien is dat de student aan het lesgeven is.
Mondelinge
presentatie
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
30%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
86
Engels geven aan het jonge
kind
De student:

laat zien dat hij activiteiten weet te ontwerpen die passen bij
het doel en de uitgangspunten van Engels voor groep 1 t/m
4.

De student reflecteert op zijn vaardigheid in het vormgeven
en uitvoeren van Engels voor het jongere kind en formuleert
voornemens voor de verdere ontwikkeling daarvan
Kennistoets Natuuronderwijs

en techniek niveau 2
De kennistoets “natuur en techniek” gaat over eigen kennis van natuur
en techniek. De inhoud van deze toets betreft de kennisbasis
natuurwetenschap en techniek zoals deze landelijk is vastgesteld.
Bewegingsonderwijs
De student:

Organiseert activiteiten en voert activiteiten uit

Kan organisatorische problemen die zich voordoen bij het
zelfstandig reguleren door de kinderen ondervangen en
begeleiden

Kan kinderen die moeite hebben met de activiteit begeleiden en
ondersteunen.

Kan activiteiten die recht doen aan verschillen tussen kinderen
(gedifferentieerd aanbod) aanbieden en begeleiden.
Tussenbeoordeling stage
De student:

Laat een onderzoekende houding zien.

Neemt initiatief om gebruik te maken van de mogelijkheden in de
stage om nieuwe kennis op te doen en om zijn handelingsrepertoire uit te breiden.

Probeert zo goed mogelijk af te stemmen op de onderwijsbehoefte van zowel individuele kinderen als de groep.

Kent de essentie van de leer- en vakgebieden.

Kan kinderen plaatsen op de leerlijn van de verschillende leer en
vakgebieden.

Wordt door de leerlingen gerespecteerd.

Neem deel aan meso-activiteiten.

Communiceert effectief met collega's
13. Verplichte literatuur
Voor alle vakken
 De in de lessen gemaakte aantekeningen en de verstrekte hand-outs.
Taal
Nederlands

Handleiding van (lees)methode.

Leesmethode (toetsen geletterdheid), groep 3 en 4.

LVS van de stageklas.

Protocol Leesproblemen en Dyslexie.
Schriftelijke
presentatie
op digitaal
portfolio
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
10%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
10%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Mondelinge
presentatie
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
10%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Stage
(tussen)beoordeling
2
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
20%
6,0
In overleg
87

Literatuur en collegestof van OWE 2.2.

www.expertisecentrumnederlands.nl
Engels:

Literatuur wordt aan het begin van de periode opgegeven.
OJW
Natuuronderwijs en techniek kennistoets niveau 2:

Kersbergen C. & Haarhuis A. (2009). Natuuronderwijs Inzichtelijk. Bussum: Coutinho. Hfst 4 t/m 7.1

Soortenlijst niveau 2: http://digibordpabo.yurls.net/nl/page/676586

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2015) Natuur en Techniek - kennistoets niveau 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Natuuronderwijs en techniek didactiek:

Vaan, E. de & Marell, J.(2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Bussum: Coutinho. 7e herziene druk.

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2015) Natuur- en Techniekonderwijs, afstemmen op de ontwikkeling van kinderen. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
SWO:
 Blokhuis, J. (2009). Aardrijkskunde en Didactiek: bronnenboek. Groningen: Noordhoff.
 Bruin, R. de, & Bosua, M. (2009). Geschiedenis Geven. Assen: Van Gorcum.
 Reader, Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
blz. 13 t/m 37; ontwikkeling van tijdsbesef groep 3 en 4: blz 38 t/m 52
 Reader, Bronnenboek oriëntatie op jezelf en de wereld - AK en GS. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Kunsten:
Beeldende vorming

Onna, J. van, & Jacobse, A. (2008). Laat maar zien. Groningen Noordhoff.
Muziek

Haverkort, F. Lei, R. van der, & Noordam, L.(2010). Eigenwijs liedbundel voor het basisonderwijs (inclusief cd-rom). Bron: SMV.

Haverkort, F., & Lei, R. van der (2010). Muziekmeester. Amsterdam Thieme Meulenhof.

Reader Muziek specialisatie jongere kind . Nijmegen, Pabo Groenewoud (zie bt wijzer).
Drama

Nooij, H.de (2012). Kijk op spel, drama voor de PABO. Groningen : Noordhoff.
P&O

Brouwers, H. (2010). Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Uitgeverij Coutinho

Eijkeren, M. van. (2008). Pedagogisch- didactisch begeleiden. Zutphen: ThiemeMeulenhoff.

Feldman, R.S. (2013) Ontwikkelingspsychologie (5e editie). Amsterdam: Pearson Benelux B.V.

Kallenberg, T., Koster, B., Onstenk, J. & Scheepsma, W. (2007) Ontwikkeling door Onderzoek. Zutphen: ThiemeMeulenhoff.
o
H. 4 'Data verzamelen', informatie over verschillende manieren om data te verzamelen
o
Skillsheets (handvat bij onderzoek doen)

D22 Hoe observeer je leerlingen? p. 207 - 208

D23 Hoe observeer je zo objectief mogelijk? p. 209 - 210

D25 Hoe houd je een interview? p. 215 - 217

Oosterheert. I. (2011). Leren over leren (2e druk). Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.

Aanvullende artikelen op Scholar
Bewegingsonderwijs

Hazelebach C. e.a. (2011) Bewegingsonderwijs in het speellokaal deel 1 t/m 6 Publicatiefonds ’t Web.

Bronnenboek 960; Bewegingsonderwijs niveau 2
SVIB:
88

Visser , Y. e.a (2005), Leraar worden, een competentiegerichte aanpak, Heeswijk-Dinter: Esstede bv.

Brons, C., (2000), De klas in beeld + DVD, Heeswijk-Dinther: Esstede bv.

Geel, V. van, (1997), Lichaamstaal,praktijkboek voor de leraar, Baarn, HB uitgevers
Woltjer , G. (2006), Hoe ga je om met kinderen op school,Competenties in de praktijk, Groningen WN
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
code
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
Zie bronnen op scholar
n.v.t.
n.v.t.
Student ontwerpt didactisch en organisatorisch gedifferentieerde lessen en geeft deze lessen tijdens de stage.

Theorielessen met activerende werkvormen

Samenwerking in duo’s

Bijhouden mindmap afstemming

Zelfstudie: verdiepen in aangegeven literatuur
Deze OWE omvat 63,5 blokuren van 1,5 uur naast 2 stagedagen per week
Daarnaast 4 bijeenkomsten rekenen-wiskunde: voorbereiding op kennisbasistoets ( 2 in periode 3 in periode 4). Zie verder punt 6.
Periode 3 en 4, 14 lesweken en 1 stageweek (onder voorbehoud)
Klassengroep, maximaal 30 studenten
OWE 2.7 JK Thematisch ontwerpen (JK)
PAB-VD2.7JK
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase voltijd –afstudeerrichting Jonge Kind (JK specifiek) HAN Pabo locatie Nijmegen
Betekenisvol thematisch onderwijs geven door middel van het integreren van meerdere ontwikkelings- en leergebieden.
Thematisch ontwerpen voor jonge kinderen (JK)

Presentatie thematisch werken

Presentatie bewegingsonderwijs: contextmodule
7,5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd:
51,5 uur onderwijsgroep
Geprogrammeerde onderwijstijd
86,5 uur zelfstudie
72 uur stage
Deze beroepstaak sluit aan op BT 2.6. Op basis van het in BT 2.6. beschreven groepsproces en beschreven mogelijkheden tot afstemming op verschillen tussen kinderen
wordt in BT 2.7 een eigen thematisch ontwerp gemaakt, uitgevoerd en geëvalueerd.
Propedeuse behaald (t.b.v. landelijke kennisbasistoetsen Taal en Rekenen)
In de beroepstaak Thematisch Ontwerpen ontwikkel je de vaardigheid om meerdere ontwikkelings- en leergebieden te integreren in betekenisvol thematisch onderwijs en
om de resultaten daarvan te herkennen en te gebruiken voor evaluatie en bijstelling. Jouw reflectie op deze werkwijze verwerk je in jouw visie op opvoeding en onderwijs.
In deze beroepstaakopdracht werk je nauw samen met jouw mentor en een medestudent. Je kiest een thema of werkt vanuit een thema dat al gepland is. Je gebruikt jouw
groepsportret en jouw inzichten en voornemens met betrekking tot afstemmen om het thema (verder) uit te werken. Sleutelwoorden zijn ‘betekenisvol’, ‘activeren’
89
‘verbinden’ ‘variëren’ ‘afstemmen’ en ‘evalueren’. Het afstemmen geef je mede vorm vanuit de talenten die je in jouw leerlingen herkent.
Bij deze beroepstaak worden ook de kennisbasistoets Rekenen/Wiskunde en de kennisbasistoets Taal verzilverd.
10. Competenties
√ Interpersoonlijk competent
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met de omgeving
√ Competent in samenwerking met collega’s
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Presentatie thematisch
ontwerpen
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
De beoordelingscriteria zijn per deeltoets aangegeven
11. Beoordelingscriteria
De student

Ontwerpt en geeft activerend en betekenisvol thematisch
onderwijs waarin hij meerdere leer- en
ontwikkelingsgebieden integreert.

Zet werkvormen, samenwerkingsvormen, leermiddelen
(inclusief ICT) en didactieken in die passen bij de -vanuit
kennis van leerlijnen- gestelde doelen.

Stemt af op, en stimuleert verschillende talenten, interesses
en verwerkingsniveaus van de kinderen.

Maakt duidelijk hoe hij werkt aan (delen van) de volgende
competenties van de eindkwalificaties leren en lesgeven met
ICT: instrumentele vaardigheden, informatievaardigheden,
pedagogisch-didactisch gebruik van ICT, evalueren in ictrijke leerprocessen en ontwerpen van ICT-rijke
leerarrangementen.

Zet ICT op meerdere plekken in het leerproces van de
leerlingen in en verantwoordt de keuze daarvoor.

Maakt duidelijk welke (didactische) keuzes hij maakt bij de
inzet van ICT en wat de gevolgen zijn voor het eigen
lesgeven.

Is in staat om spel te benutten als ontwikkelingsinstrument.

Kan vooraf, tijdens en na afloop van het thema op
verschillende manieren gegevens verzamelen over de
ontwikkeling van kinderen en registreert die om aan te
kunnen geven wat het effect is van zijn aanbod en
begeleiding.

Voert gesprekken met kinderen die ervoor zorgen dat het
thematisch werken voor hen boeiend en uitdagend blijft.

Oriënteert zich op verschillende manieren met collega’s en
kinderen op de keuze, inhoud en vormgeving van het thema.

Vertaalt zijn ervaringen met thematisch werken in ideeën die
hij heeft over kinderen, over opvoeding en onderwijs en
ontwikkelt op deze manier zijn persoonlijk werkconcept.

Zorgt voor samenhang in inhoud en voor variatie in
toetsvorm
Aantal
examinatoren
cijfer /
(niet)
voldaan
Cesuur
Weging
Min.
vereiste
resultaat
Frequentie
Mondelinge
presentatie
4
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
50%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
90
werkvormen.
Speelt in op talenten, interesses en verwerkingsniveaus van
kinderen

.Brengt de opbrengst van zijn thematisch werken in beeld.

Heeft een duidelijke visie op thematisch werken
De kennistoets “aardrijkskunde niveau 2” is een uitbreiding van de
eigen kennis van aardrijkskunde op onderbouwniveau van het
voortgezet onderwijs.

Kennis van geografische begrippen.

Kennis van begrippen, feiten en plaats kunnen toepassen in
een context van een gebied.

Kennistoets
Aardrijkskunde niveau 2
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
20%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
20%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Mondelinge
presentatie
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
10%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Kennistoets Geschiedenis
niveau 2
De kennistoets “geschiedenis niveau 2” gaat over eigen kennis van de
geschiedenis op brugklas niveau. De toets toetst van 1500 tot nu.

Kennis van historische feiten en jaartallen

Plaatsen van ontwikkelingen in de tijd, het bepalen
chronologische volgorde van personen en gebeurtenissen

(her)kennen van de belangrijkste kenmerken van de eerste
5 tijdvakken.
Mondelinge presentatie
Bewegingsonderwijs
De student

Kan een speelterrein zo inrichten dat eenvoudige
bewegingsactiviteiten (brede context activiteiten) effectief
kunnen worden uitgevoerd en begeleid.

Kan eenvoudige bewegingsactiviteiten voor groep 3 t/m 8
snel en effectief kunnen introduceren a.d.h.v. plaatje, praatje
en daadje..

Kan eenvoudige bewegingsactiviteiten voor groep 3 t/m 8
begeleiden op “loopt het” en”lukt het”problemen.

Kan bewegingsactiviteiten die geschikt zijn voor diverse
bewegingscontexten selecteren op basis van de volgende 5
criteria:
o
te realiseren door alle kinderen;
o
alle kinderen kunnen tegelijk actief bewegen;
o
eenvoudig te begeleiden;
o uitnodigen tot zelfstandig herhalen door de
kinderen; verwantschap kunnen geven met wat in
gewone lessen bewegingsonderwijs aangeboden
wordt.
13. Verplichte literatuur
Voor alle vakken
 De in de lessen gemaakte aantekeningen en de verstrekte hand-outs.
Taal

Beek, W. van & Verhallen, M. (2004). Taal, een zaak van alle vakken. Bussum: Coutinho.
OJW, Note:

H. Keulen van, & Oosterheert, I. (2011). Wetenschap en techniek op de basisschool Groningen: Noordhoff.

Vaan, E. de & Marell,J. (2006). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs (PDN), Bussum Coutinho.
SWO:
 Blokhuis, J. (2009). Aardrijkskunde en Didactiek: bronnenboek. Groningen: Noordhoff.
91



Bruin, R. de, & Bosua, M. (2009). Geschiedenis Geven. Assen: Van Gorcum.
Reader, Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
blz. 13 t/m 37; ontwikkeling van tijdsbesef groep 3 en 4: blz 38 t/m 52
Reader, Bronnenboek oriëntatie op jezelf en de wereld - AK en GS. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Kunsten:
Beeldende vorming (BV)
Onna, J. van. 2008, Laat maar zien. Groningen: Wolters Noordhoff, Hoofdstuk 1 t/m 11
Muziek

Haverkort, F. Lei, R. van der, & Noordam, L.(2010). Eigenwijs liedbundel voor het basisonderwijs (inclusief cd-rom). Bron: SMV.

Haverkort, F., & Lei, R. van der (2010). Muziekmeester. Amsterdam Thieme Meulenhof.

Bronnenboek “Jonge kind” 0708, 8 artikelen over muziek
Drama

Nooij, H.de, (2012) Kijk op spel, drama voor de PABO;
P&O

Brouwers, H. (2010) Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Uitgeverij Coutinho

Eijkeren, M. van. (2008). Pedagogisch- didactisch begeleiden. Zutphen: ThiemeMeulenhoff.

Feldman, R.S. (2013) Ontwikkelingspsychologie (5e editie). Amsterdam: Pearson Benelux B.V.

Kallenberg, T., Koster, B., Onstenk, J. & Scheepsma, W. (2007) Ontwikkeling door Onderzoek. Zutphen: ThiemeMeulenhoff.
o
H. 4 'Data verzamelen', informatie over verschillende manieren om data te verzamelen
o
Skillsheets (handvat bij onderzoek doen)

D22 Hoe observeer je leerlingen? p. 207 - 208

D23 Hoe observeer je zo objectief mogelijk? p. 209 - 210

D25 Hoe houd je een interview? p. 215 - 217

Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen - Jongere kind. (beroepstaak 2.6 jk). (2013) Nijmegen:Pabo Groenewoud.

Oosterheert. I. (2011). Leren over leren (2e druk). Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.

Artikelen op Scholar
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Bewegingsonderwijs
Reader. Bewegen in brede context. Nijmegen: Pabo Groenewoud
Zie bronnen op scholar
n.v.t.
n.v.t.
In nauwe samenwerking met de mentor en een medestudent ontwerpt student thematisch onderwijs. Daarbij integreert student meerdere ontwikkelings- , leer – en
kennisgebieden waaronder de kennisbases van taal, rekenen, geschiedenis en aardrijkskunde.

Theorielessen met activerende werkvormen

Samenwerking in duo’s

Zelfstudie: verdiepen in aangegeven literatuur
Deze OWE omvat 34 lesblokken van 1,5 uur. Daarnaast lopen de studenten 2 dagen per week stage. Zie verder punt 6.
Periode 4, 7 lesweken en 1 stageweek.
Klassengroep, maximaal 30 studenten.
92
Titel OWE
OWE 2.6 OK Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (OK)
code
PAB-VD2.6OK
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase voltijd –afstudeerrichting Oudere Kind (OK specifiek) HAN Pabo locatie Nijmegen
Organisatorisch en didactisch gedifferentieerd lesgeven.
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van oudere kinderen (OK)

Beroepstaakopdrachten voor de leergebieden OJW (NOTE en SWO), Kunsten en Taal

Kennistoets Note niveau 2

Tussenbeoordeling stage eind Pabo 2
15 stp / 420 sbu
Geprogrammeerde contacttijd:
96 uur Onderwijsgroep
Geprogrammeerde onderwijstijd, incl stage:
204 uur zelfstudie
120 uur stage
In deze beroepstaak gaat de student de kennis en inzichten uit voorafgaande beroepstaken toepassen in het afstemmen op de ontwikkeling van kinderen met aandacht
voor opbrengstgericht werken. Hij oefent met vakinhouden en vakdidactiek en ontwerpt lessen waarin hij adaptief op de behoeften van de leerlingen kan inspelen.
In de beroepstaak 2.1 heeft de student kennis gemaakt met een aantal mogelijkheden om de ontwikkeling van
kinderen te analyseren, registreren en te volgen. In beroepstaak 2.2 is specifiek ingegaan op de
ontwikkeling van geletterdheid en in de beroepstaak 2.4 op die van gecijferdheid en de mogelijkheden
om interventies af te stemmen op individuele kinderen of op groepjes met een specifieke
onderwijsbehoefte.
In deze beroepstaak ontwikkelt de student de vaardigheid om af te stemmen bij SWO, Kunsten, Note, Taal en Engels, op het niveau van de klas, groepjes en individuele
kinderen, in geplande en spontane situaties.
Bij OJW en Kunsten verkent de student de mogelijkheden om af te stemmen vanuit vakdidactiek en vakinhoud.
Bij Taal leert de student hoe hij opbrengstgericht kan werken
Bij Engels experimenteert de student met activiteiten die een positieve houding ten opzichte van het spreken van Engels ontwikkelen.
√ Interpersoonlijk competent
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met de omgeving
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
√ Competent in samenwerking met collega’s
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
Hieronder volgen de beoordelingscriteria per (deel)toets.
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min. vereiste Frequentie
exami(niet)
resultaat
natoren
voldaan
93
Presentatie
Opbrengstgericht werken
met taal




Presentatie Vakdidactisch
afstemmen
1. SWO







Presentatie Vakdidactisch
afstemmen
2. Note
De student past de opgedane kennis van de tussendoelen
gevorderde geletterdheid toe in de begeleiding van
kinderen.
De student geeft planmatig onderwijs vanuit voldoende zicht
op de actuele beginsituatie van leerlingen. Op basis daarvan
bepaalt hij concrete doelen, activiteiten en methodieken en
stelt een handelingsplan op.
De student kijkt systematisch terug op het verloop van de
activiteiten en wat er geleerd is en stelt zo nodig het
handelingsplan bij.
De student stemt de begeleiding af op de behoeftes van
kinderen. Hij past de inzichten uit het Protocol
Leesproblemen en Dyslexie toe in de begeleiding.
De student plaatst op basis van de beginsituatie (een
groepje) kinderen op de leerlijnen.
De student bepaalt vanuit de beginsituatie wat de kinderen
in het onderwijsarrangement gaan leren.
Vanuit eigen beginsituatie en stagecontext bepaalt de
student eigen leerkrachtdoelen.
De student benoemt en verantwoordt hoe hij afstemt op
kinderen in de leer- en werkomgeving. En hij laat zien dat hij
de (vak)didactiek volop betrekt.
De student benoemt en verantwoordt wat hijzelf en de
kinderen geleerd hebben en maakt daarmee het leerproces
van zichzelf en de leerlingen expliciet.
De student ontwerpt en voert lessen uit. Het vierfasenmodel
en TPR staan centraal in het ontwerp.
De student analyseert zijn/haar manier van leiding geven
aan de groep aan de hand van opgenomen filmmateriaal
van de student waarop te zien is dat de student aan het
lesgeven is.
Idem als bovenstaand, nu toegespitst op vakgebied Note.
Schriftelijke
presentatie
1
cijfer
Schriftelijke
en
mondelinge
presentatie
1
cijfer
Schriftelijke
en
mondelinge
presentatie
1
cijfer
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
30%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
94
Presentatie Vakdidactisch
afstemmen
3. Kunsten
Idem als bovenstaand, nu toegespitst op vakgebied Kunsten.
Schriftelijke
en
mondelinge
presentatie
1
cijfer
Presentatie Vakdidactisch
afstemmen
4. Engels
Idem als bovenstaand, nu toegespitst op vakgebied Engels.
Schriftelijke
en
mondelinge
presentatie
1
cijfer
Kennistoets Natuuronderwijs
en techniek niveau 2
De kennistoets “natuur en techniek” gaat over eigen kennis van natuur
en techniek. De inhoud van deze toets betreft de kennisbasis
natuurwetenschap en techniek zoals deze landelijk is vastgesteld.
Kennistoets
1
cijfer
Tussenbeoordeling stage
eind Pabo 2
De student:

laat een onderzoekende houding zien.

neemt initiatief om gebruik te maken van de mogelijkheden in de
stage om nieuwe kennis op te doen en om zijn handelingsrepertoire uit te breiden.

communiceert tijdig en open over zijn leerproces.

geeft aan waar verbeterpunten liggen.

probeert zo goed mogelijk af te stemmen op de onderwijsbehoefte van zowel individuele kinderen als de groep.

kent de essentie van de leer- en vakgebieden.

kan kinderen plaatsen op de leerlijn van de verschillende leer en
vakgebieden.

weet leerlingen te boeien.

wordt door de leerlingen gerespecteerd.

speelt qua vorm en inhoud flexibel in op wat leerlingen inbrengen.

neemt deel aan meso-activiteiten.
Mondelinge
en
schriftelijke
presentatie
2
cijfer
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
20%
6,0
In overleg
95



13. Verplichte literatuur
communiceert effectief met collega's.
communiceert met ouders over de ontwikkeling van hun kinderen.
is in staat om op een verantwoorde wijze een dagdeel onderwijs
te verzorgen.
Taal:


Huizenga, H. (2010). Aanvankelijk en technisch lezen. Groningen/Houten: Noordhoff.
Druenen, M. van (2012). Leesproblemen en dyslexie in het basisonderwijs – Handreiking voor aankomende leerkrachten. Nijmegen: Expertisecentrum
Nederlands. (dit boek kopen of downloaden) www.expertisecentrumnederlands.nl
Natuuronderwijs en techniek kennistoets niveau 2:

Kersbergen C. & A. Haarhuis (2009), Natuuronderwijs Inzichtelijk. Bussum Coutinho. Hfdst. 3 t/m 6 (behalve § 5.1 t/m 5.3).

Soortenlijst cito deel 2 : http://digibordpabo.yurls.net/nl/page/676586

Reader NoTe – Natuur- en techniekonderwijs OK. Afstemmen op de ontwikkeling van kinderen. Nijmegen: Pabo Groenewoud, hfdst. 2 en 3.
Natuuronderwijs en techniek didactiek:

Vaan, E de & J. Marell, (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs, Bussum: Coutinho.

Reader NoTe – Natuur- en techniekonderwijs OK. Afstemmen op de ontwikkeling van kinderen. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Aardrijkskunde:

Blokhuis, J. (2009) Aardrijkskunde en Didactiek: bronnenboek, Groningen: Noordhoff.

Reader Bronnenboek oriëntatie op jezelf en de wereld - AK en GS. Nijmegen: Pabo Groenewoud.

Verheij J.K., Notté, H. e.a. (2007). Aardrijkskunde is overal. Rosmalen: Cantal Uitgeverij.
Geschiedenis:

Bruin, R. de, & Bosua, M.(2009 )Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum.

Reader Bronnenboek oriëntatie op jezelf en de wereld - AK en GS. Nijmegen: Pabo Groenewoud.

Reader Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Drama:

Nooij, H. (2012) Kijk op spel: Drama voor de pabo. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Muziek:

Lei, R.van de, F. Haverkort en L.Noordam (2007) Muziek Meester!, Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Beeldende Vorming:

Onna, J. van, A. Jacobse (2008) Laat maar zien. Groningen:Wolters Noordhoff.
Engels:

Bodde-Alderlieste, M. en J.Schokkenbroek, 2011, Engels in het basisonderwijs, kennisbasis vakdidactiek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
P&O:

Feldman, R. (2012). Ontwikkelingspsychologie. Benelux: Pearson.
RLV:

Bronnenboek Religie en Levensbeschouwelijke vorming, Pabo 2 (kernfase).
Rekenen:

M. van Zanten e.a., (2011) Gebroken getallen. ThiemeMeulenhoff

M. van Zanten e.a. ,(2007) Hele getallen. ThiemeMeulenhoff
96
ICT:
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE


M. van Zanten e.a. , (2011) Meten en meetkunde. ThiemeMeulenhoff
M. van Zanten e.a.,(2009) Verhoudingen en procenten. ThiemeMeulenhoff

Wordt in bijeenkomst 1 medegedeeld.
SVIB:

Visser , Y. e.a (2005), Leraar worden, een competentiegerichte aanpak, Heeswijk-Dinter: Esstede bv.

Brons, C., (2000), De klas in beeld + DVD, Heeswijk-Dinther: Esstede bv.

Geel, V. van, (1997), Lichaamstaal,praktijkboek voor de leraar, Baarn, HB uitgevers

Woltjer , G. (2006), Hoe ga je om met kinderen op school,Competenties in de praktijk, Groningen WN
Zie bronnen op scholar
n.v.t.
Leerlingvolgsysteem stageklas
Student ontwerpt didactisch en organisatorisch gedifferentieerde lessen en geeft deze lessen tijdens de stage.
Klassikale lessen, feedbacklessen, zelfstudie
Deze OWE omvat 55 blokuren van 1,5 uur naast 2 stagedagen per week
Daarnaast 4 x rekenen-wiskunde: voorbereiding op kennisbasistoets. 2 x in periode 3 en 2 x in periode 4
Periode 3 en 4, 15 lesweken en 1 stageweek
Klassengroep, maximaal 30 studenten
OWE 2.7 Thematisch ontwerpen oudere kind (OK)
code
PAB-VD2.7OK
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase voltijd –afstudeerrichting Oudere Kind (OK specifiek) HAN Pabo locatie Nijmegen
Betekenisvol thematisch onderwijs geven door middel van het integreren van meerdere ontwikkelings- en leergebieden.
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
Thematisch ontwerpen oudere kind (OK)
1 thematisch ontwerp
Beroepstaakopdracht bewegingsonderwijs
7,5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd:
51,5 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd:
86,5 uur zelfstudie
72 uur stage
De beroepstaak thematisch ontwerpen bouwt voort op de vakinhoudelijke en vakdidactische ervaringen van de student uit de beroepstaak Afstemmen op de ontwikkeling van
leerlingen (OWE 2.6). De student gaat een betekenisvol en activerend leerarrangement ontwerpen, gebaseerd op de beginsituatie van de leerlingen. De student leert hoe hij
allerlei leersituaties in samenhang kan ontwerpen, uitvoeren en evalueren.
Propedeuse behaald (t.b.v. landelijke kennisbasistoetsen Taal en Rekenen)
97
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
De student ontwerpt in deze periode een thematisch leerarrangement voor zijn stageklas. Hij onderzoekt welke meerwaarde thematisch onderwijs biedt, zowel in theorie als in
de praktijk. Om richting te bepalen stelt de student van te voren duidelijke doelen voor zichzelf en voor de groep, en bedenkt hoe hij de opbrengst hiervan gaat vaststellen. Hij is
in staat om de keuzes die hij maakt te verantwoorden. Hij voert het thematische ontwerp uit om de waarde ervan te testen, de opbrengst te evalueren en te zoeken naar
mogelijke doorontwikkeling. De student is 2 tot 4 dagdelen in zijn stageklas actief, zodat het thema zichtbaar gaat ‘leven’ in de groep.
In het leerarrangement past de student alle kennis en vaardigheden toe, die hij opgedaan heeft in het afstemmen op het oudere kind (BT 2.6). Hij bouwt voort op zijn kennis van
de beginsituatie van de stageklas voor de verschillende leergebieden; laat in het ontwerp zien dat hij de vakdidactiek beheerst. Het thematisch ontwerp is zijn meesterproef qua
vakinhoudelijke en vakdidactische vaardigheden. De student ontwikkelt zich met name op interpersoonlijk, pedagogisch, didactisch en organisatorisch vlak. Naast het
ontwerpen van een thematisch leerarrangement zijn twee kennistoetsen ingepland voor aardrijkskunde en geschiedenis die de eigen vaardigheden op niveau 2 toetsen. Bij
deze beroepstaak worden eveneens de kennisbasistoets Rekenen/Wiskunde en de kennisbasistoets Taal verzilverd.
√ Interpersoonlijk competent
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met de omgeving
√ Competent in samenwerking met collega’s
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
presentatie Thematisch
ontwerpen
Kennistoets
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
De beoordelingscriteria zijn per deeltoets aangegeven
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)

De student oriënteert zich op verschillende manieren met
collega’s en kinderen, inhoudelijk op de keuze van een thema.

De student ontwerpt en geeft activerend en betekenisvol
thematisch onderwijs waarin hij meerdere leer- en
ontwikkelingsgebieden integreert. De student kan gemaakte
keuzes verantwoorden en verbinden aan leerlijnen van leer- en
vakgebieden.

De student zet werkvormen, samenwerkingsvormen,
leermiddelen en didactieken in die passen bij de te bereiken
doelen.

De student daagt kinderen uit door gevarieerde manieren van
leren aan te bieden en stimuleert diverse talenten, interesses en
verwerkingsniveaus van kinderen.

De student voert gesprekken met kinderen die ervoor zorgen dat
het thematisch werken voor hen boeiend en uitdagend blijft.

De student vertaalt zijn ervaringen met thematisch werken in
ideeen die de student heeft over kinderen, over opvoeding en
onderwijs en ontwikkelt op deze manier zijn persoonlijk
werkconcept.

Vooraf tijdens en na afloop van het thema verzamelt de student
op verschillende manieren gegevens over de ontwikkeling van
kinderen en registreert hij die om aan te kunnen geven wat het
effect is van zijn aanbod en begeleiding.
De kennistoets “aardrijkskunde niveau 2” is een uitbreiding van de
eigen kennis van aardrijkskunde op onderbouwniveau van het
toetsvorm
Naar keuze:
mondelinge
of
schrfitelijke
presentatie
Kennistoets
Aantal
examinatoren
1
cijfer /
(niet)
voldaan
cijfer
Cesuur
Weging
Frequentie
50%
Min.
vereiste
resultaat
6,0
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
1
cijfer
60% van
20%
6,0
2 pogingen per
2 pogingen per
studiejaar
98
Aardrijkskunde niveau 2
voortgezet onderwijs.

Kennis van geografische begrippen.

Kennis van begrippen, feiten en plaats kunnen toepassen in
een context van een gebied.
Kennistoets Geschiedenis
niveau 2
De kennistoets “geschiedenis niveau 2” gaat over eigen kennis van de
geschiedenis op brugklas niveau. De toets toetst van 1500 tot nu.

Kennis van historische feiten en jaartallen

Plaatsen van ontwikkelingen in de tijd, het bepalen
chronologische volgorde van personen en gebeurtenissen

(her)kennen van de belangrijkste kenmerken van de eerste
5 tijdvakken.
Mondelinge presentatie
Bewegingsonderwijs




13. Verplichte literatuur
De student kan een speelterrein zo inrichten dat eenvoudige
bewegingsactiviteiten (brede context activiteiten) effectief
kunnen worden uitgevoerd en begeleid.
De student kan eenvoudige bewegingsactiviteiten voor
groep 3 t/m 8 snel en effectief introduceren a.h.v. plaatje,
praatje, daadje.
De student kan eenvoudige bewegingsactiviteiten voor
groep 3 t/m 8 begeleiden op “loopt het” en”lukt
het”problemen.
De student kan bewegingsactiviteiten die geschikt zijn voor
diverse bewegingscontexten selecteren op basis van de
volgende 5 criteria:
1. te realiseren door alle kinderen;
2. alle kinderen kunnen tegelijk actief bewegen;
3. eenvoudig te begeleiden;
4. uitnodigen tot zelfstandig herhalen door de kinderen;
5. verwantschap kunnen geven met wat in gewone lessen
bewegingsonderwijs aangeboden wordt
Kennistoets
1
cijfer
Mondelinge
presentatie
1
cijfer
het totaal
aantal te
behalen
punten
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
studiejaar
20%
6,0
2 pogingen per
studiejaar
10%
6,0
2 pogingen per
studiejaar
P&O:

Bronnenboek Thematisch ontwerpen (pabo) + bronnen op Han scholar beroepstaak 2.7 OK –bronnen
Aardrijkskunde:

Blokhuis, J. (2009) Aardrijkskunde en Didactiek: bronnenboek, Groningen: Noordhoff
Geschiedenis:

Bruin, R. de, .Bosua, M. (2009 ). Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum


Natuuronderwijs en techniek:Vaan, E de & J. Marell, (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs, Bussum: Coutinho
Reader NoTe – Natuur- en techniekonderwijs OK. Afstemmen op de ontwikkeling van kinderen. Nijmegen: Pabo Groenewoud,
Drama:

Nooij, H. (2012) Kijk op spel: Drama voor de pabo. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Muziek:

Van der Lei (2007) Muziek Meester, ThiemeMeulenhoff
99
Beeldende Vorming:

Onna, J. van, Jacobse, A. (2008) Laat maar zien, Wolters-Noordhoff.
Bewegingsonderwijs:

Reader Bewegingsonderwijs (reader nr. 172)
ICT:
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers

wordt in bijeenkomst 1 meegedeeld
Zie bronnen op scholar
n.v.t.
n.v.t.
Student ontwerpt thematisch onderwijs. Daarbij integreert student meerdere ontwikkelings- , leer – en kennisgebieden waaronder de kennisbases van taal, rekenen,
geschiedenis en aardrijkskunde.
Klassikale lessen, feedbacklessen, zelfstudie
Deze OWE omvat 26 blokuren van 1,5 uur naast 2 stagedagen per week en 1 stageweek
Periode 4, 7 lesweken en 1 stageweek
Klassengroep, maximaal 30 studenten
Titel OWE
OWE 2.8 Integrale toets ‘Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften’
code
PAB-VD2.8
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase voltijd (Afstudeerrichting JK en OK – deels specifiek en deels generiek)
Visieontwikkeling, adaptief lesgeven.
Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften

Twee kindportretten

pedagogisch didactisch groepsplan, uitvoering in de praktijk en reflectie
15 stp / 420 sbu
Contacttijd:
BT 2.8 JK: 58 uur
BT 2.8 OK: 58 uur
Onderwijstijd, incl stage:
304 uur (incl. 100 uur stagetijd)
Deze beroepstaak vormt samen met de andere beroepstaken van de kernfase een cyclisch geheel. In de kernfase is kennisgemaakt met het belang van het uitdragen van
de visie van school op onderwijs in je dagelijks handelen. De student weet dat er verschillende systemen zijn om leerlingen te volgen in hun ontwikkeling en onderkent het
belang hiervan voor het geven van goed onderwijs (2.1). De student heeft leren denken en werken vanuit leerlijnen (rekenen/wiskunde en taal), weet zicht te krijgen op de
actuele beginsituatie van leerlingen en kan de doelen voor leerlingen en zijn onderwijsaanbod hier op afstemmen. (2.2, 2.4, 2.6) De student kan hierbij rekening houden
met verschillen tussen kinderen in interesse, leerstijl en niveau. Ook wordt kennis van het schoolleven van het oudere/jongere kind, zijn leef- en belevingswereld en zijn
ontwikkelingskenmerken benut. De student is in staat om de betekenis van spel te herkennen en te benutten als ontwikkelingsinstrument. Hij zorgt voor een leerwerkomgeving waarin kinderen gestimuleerd worden onderzoekend te leren en kan dit leren begeleiden. De student speelt doelbewust in op spontane vragen en
activiteiten van leerlingen. Hij zet werkvormen, samenwerkingsvormen (inclusief zelfstandig werken), leermiddelen (met gebruik van ICT) en didactieken in die passen bij
100
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
de te bereiken doelen. De student past activerende didactiek toe en houdt daarbij rekening met instructie- , begeleiding- en feedbackbehoeften van verschillende
leerlingen in de groep. (2.5, 2.5, 2.7). De student leert in deze beroepstaak dit alles toe te passen en te verdiepen voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften en
weet een passend onderwijs- en ondersteuningsaanbod te creëren voor alle leerlingen in zijn (stage)groep. Hierbij wordt cyclisch gewerkt met het opstellen en uitvoeren
van een groepsplan en worden de onderzoeksvaardigheden die aangezet zijn en uitgebreid worden in 2.9 en 2.10 toegepast. Ook de landelijke kennisbases Rekenen en
Taal worden getoetst..
Propedeuse behaald.
De student doorloopt tijdens deze onderwijseenheid de volledige cyclus van handelingsgericht werken (HGW) voor de hele groep met accent op het tegemoetkomen aan
specifieke onderwijsbehoeften van twee leerlingen.
Deze onderwijseenheid wordt ondersteund vanuit de deskundigheidsgebieden Taal en taaldidactiek, Rekenen en Wiskunde en Pedagogiek en Onderwijskunde (P&O).
De student brengt de onderwijs- en zorgvisie van je stageschool in kaart. Hij vormt hier op basis van actuele maatschappelijke ontwikkelingen een mening over.
Hij brengt de beginsituatie van de klas in kaart, op het gebied van rekenen/ wiskunde en taal waarbij hij ook klassenmanagement, interactie en instructie verwerkt.
Vanuit een goed zicht op leerlijnen en doelen vorm hij zich een goed beeld van de onderwijsbehoeften van de hele groep. Hierbij maakt hij de keuze voor het leergebied
Rekenen en wiskunde of Taal/Lezen. De student brengt specifieke instructie- en ondersteuningsbehoeften van de kinderen (proactief) in kaart.
Met behulp van een groepsplan (Rekenen en Wiskunde of Taal/Lezen) creëert de student ruimte om adaptief onderwijs te verzorgen aan kinderen met specifieke
onderwijsbehoeften. Hierbij worden twee leerlingen gedetailleerd gevolgd.
Op deze manier geeft de student handen aan voeten aan professionele opvattingen met betrekking tot onderwijs en zorg van de stageschool en van zichzelf. Hij laat in de
dagelijkse praktijk zien dat hij vanuit (nieuw) verworven kennis met betrekking tot het lesgeven aan en ondersteunen van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften zijn
handelen proactief en preventief kan sturen.
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Deeltoets Beschrijven
schoolvisie
Deeltoets Kindportretten

Interpersoonlijk competent

Pedagogisch competent

Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent

Organisatorisch competent

Competent in samenwerking met collega’s
 Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Alle items
1
(niet)
voldaan
Max 2

De student beschrijft relevante gegevens over de wijk, buurt, Schriftelijke
min.
ligging van de school.
presentatie
voldaan
pogingen per
voldoende

De student geeft aan een heldere beschrijving van de organisatie
DPF
jaar
van en visie op zorg en onderwijs in de stageschool en
stagegroep waarbij de items uit de beschrijving van de opdracht
verwerkt zijn.

De student beschrijft zijn/haar persoonlijke opvattingen t.a.v.
zorg. De student relateert deze aan relevante maatschappelijke
ontwikkelingen (minimaal 2).

De student beschrijft de effecten van deze ontwikkelingen op het
onderwijs op de school en in zijn/haar groep
Alle items
Schriftelijke
1
(niet)
voldaan
Max 2

De student maakt een nadere analyse van de beginsituatie van
min.
de twee volgleerlingen.
presentatie
voldaan
pogingen per
voldoende

De student maakt hierbij gebruik van verschillende factoren die
DPF
studiejaar
van invloed zijn op het gedrag en de ontwikkeling van het kind.

De student benoemt of deze factoren protectief of belemmerend
101

Deeltoets Reflectie op
handelingsgericht werken



zijn.
De student verwijst naar relevante theorie bij de beschrijving van
de specifieke behoeften van de twee volgleerlingen
De student reflecteert op zijn/haar inzicht in handelingsgericht
werken en zijn/haar bekwaamheid om handelingsgericht te
werken. De student onderbouwt dit met enkele (minimaal 2)
concrete voorbeelden waarin hij/zij laat zien de handelingsgericht
werken uitgangspunten van handelingsgericht werken hebt
toegepast.
Hij/Zij benoemt concrete bekwaamheden die je op het terrein van
handelingsgericht werken nog wilt ontwikkelen.
Hij/zij benoemt concreet een effect van het gebruik van bronnen (
literatuur/ deskundigen) op zijn/haar ontwikkeling in
handelingsgericht werken.
Schriftelijke
presentatie
DPF
1
(niet)
voldaan
Alle items
min.
voldoende
-
voldaan
Max 2
pogingen per
studiejaar
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het totaal
te behalen
aantal
punten
30%
6,0
Max 2
pogingen per
studiejaar
Schriftelijke
presentatie
DPF
1
cijfer
Alle items
min.
voldoende
40%
6,0
Max 2
pogingen per
studiejaar
Ontwikkeling visie

Deeltoets kennistoets P&O
Deeltoets Groepsplan;
Opzet, uitvoering en
didactische reflectie
De student geeft aan hoe deze beroepstaak zijn/haar visie op
leerlingenzorg heeft beïnvloed, waarbij hij/zij terugkijkt naar je
visieverslag van het vooronderzoek en aangeeft hoe hij/zij visie
zijn/haar zich ontwikkeld heeft
De student:

Heeft kennis van kan passende differentiatievormen en
werkvormen

Heeft kennis van aanwijzingen, aanpakken en richtlijnen die
speciaal zijn ontwikkeld voor specifieke pedagogische
behoeften.

Heeft kennis van leerprocessen

Heeft kennis van leerstijlen

Heeft kennis van de cyclus HandelingsGericht Werken
(HGW) en kan de uitgangspunten herkennen en toepassen
in praktijksituaties
De student:

Heeft de pedagogische en didactische (taal en rekenen)
beginsituatie van de groep in kaart gebracht. Dit is
aantoonbaar en navolgbaar gebaseerd op gesprekken,
waarnemingen en andere bronnen waaronder het
leerlingvolgsysteem van de school.

Toont aan dat het groepsoverzicht en de kindportretten
voldoende bieden basis om een groepsplan te maken.

Benoemt de doelen (didactisch en pedagogisch) gericht op
specifieke op groepsniveau voor deze periode.

Benoemt de (specifieke) onderwijsbehoeften van de groep
en de volgkinderen

Signaleert kinderen met specifieke behoeften

Maakt een groepsplan op basis van een gedegen
vooronderzoek

Verantwoordt de indeling in subgroepen

Heeft aangegeven wanneer en hoe je evalueert.

Heeft het plan besproken met mentor of IB-er.
102

Deeltoets eindgesprek stage
Kennisbasistoets
rekenen/wiskunde
Kennisbasistoets taal
13. Verplichte literatuur
Laat zien dat hij/zij het plan kan uitvoeren in tijd en in
organisatie.

Heeft de doelen voor de groep, subgroepen en de twee
volgleerlingen zijn aanwijsbaar opgenomen in vijf
samenhangende betekenisvolle activiteiten.

Komt zichtbaar tegemoet aan specifieke vakinhoudelijke en
vakdidactische en pedagogische behoeften in het licht van
de doelen.

Jonge kind: Spel / spelen is als werkvorm opgenomen in het
groepsplan.

Realiseert het groepsplan

Laat zien dat je uitvoering volgens een cyclisch proces
verloopt.

Zet passende differentiatievormen, werkvormen en
klassenmanagement in passende bij tegemoet komen aan
speciale onderwijsbehoeften

Past doelen aan waar nodig

Kan werken vanuit de visie van de school.

Evalueert het groepsplan

Beschrijft globaal de leeropbrengst van het werken met het
groepsplan op de ontwikkeling van de hele groep en de
twee volgkinderen.

Geeft hierbij concreet aan wat de invloed van zijn/haar
vakdidactische handelen en begeleidingsinterventies hierbij
geweest is

Herkent de wisselwerking tussen jezelf de omgeving, de
resultaten en het gedrag van een van de twee volgkinderen
De student:

Laat een onderzoekende houding zien.

Neemt initiatief om gebruik te maken van de mogelijkheden in de
stage om nieuwe kennis op te doen en om zijn
handelings¬repertoire uit te breiden.

Probeert zo goed mogelijk af te stemmen op de
onderwijsbehoeften van zowel individuele kinderen als de groep.

Kent de essentie van de leer- en vakgebieden.

Kan kinderen plaatsen op de leerlijn van de verschillende leer- en
vakgebieden.

Wordt door de leerlingen gerespecteerd.

Neem deel aan meso-activiteiten.

Communiceert effectief met collega's.
De kennisbasis toets rekenen/wiskunde toetst het onderdeel
professionele gecijferdheid van de landelijk kennisbasis
rekenen/wiskunde voor de pabo’s
Mondelinge
presentatie
(stage –
eindgesprek
)
Kennistoets
(digitaal)
2
cijfer
voldoende
30 %
6,0
1 maal eind
van de
periode.
cijfer
Landelijke
norm
-
6,0
2 pogingen
per studiejaar
De kennisbasistoets ‘taal’ gaat over eigen kennis van taal. De inhoud
cijfer
Landelijke
6,0
2 pogingen
Kennistoets
van deze toets betreft de kennisbasis taal zoals deze landelijk is
norm
per studiejaar
(digitaal)
vastgesteld.
Pedagogiek en onderwijskunde
Algemeen:

Hoofdstuk 1 t/m 3 (herhaling), Hoofdstuk 4, Hoofdstuk 5, Hoofdstuk 7 in Pameijer, N. & Beukering, T. van, e.a.: “Handelingsgericht werken een handreiking voor
103

schoolteams” Acco Leuven/Den Haag , 2010
Diverse artikelen integraal geplaatst of via link op scholar


Brouwers, H.: ‘Kiezen voor het jonge kind’ . Bussum. Coutinho Bussum, 2010
Artikelen op scholar


Oosterheert, I.: “leren over leren”, Noordhoff Uitgevers 2011,
Artikelen op scholar
JK:
OK:
Rekenen & wiskunde
Algemeen:

Hoofdstuk 4. Groenestijn M. e.a.,( 2011). Protocol ernstige RekenWiskunde problemen en dyscalculie. Van Gorcum. ISBN 9789023247630 . Download van
website: http://www.volgens-bartjens.nl/

En literatuur uit Pabo 1 en 2 (Boeken Thieme), uitgereikte literatuur in de lessen en artikelen op site http://www.volgens-bartjens.nl
Taal & taaldidactiek
Literatuur uit pabo 1 en 2.

Mortel, K. van der, Förrer, M. “Lezen, denken, begrijpen”, CPS, 2010

Diverse artikelen integraal geplaatst of via link op scholar.
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Ten behoeve van de landelijke kennisbasistoetsen Rekenen en Taal: alle eerder in de opleiding bestudeerde bronnen.
Oonk, W., Keijzer, R., Lit, S., Barth, F. (2013). Rekenen-wiskunde in de praktijk. Verschillen in de klas. Noordhoff Uitgevers ISBN 978900182036-7
n.v.t.
artikelen en materiaal uit de lessen op scholar en tijdens bijeenkomsten uitgereikt
Hoorcolleges,generieke lessen, bouwspecifieke lessen, (werk/feedback)bijeenkomsten, stage
Hoorcolleges, lessen, werkcolleges.
Naast generieke P&O-lessen en slb-bijeenkomsten zijn er zowel in periode 1 als 2 twee bijeenkomsten ter voorbereiding op de kennisbasitoets rekenen-wiskunde.
Daarnaast zijn er generieke en specifieke (JK of OK) lessen rekenen.
Zie punt 6
Periode 1 en periode 2, 16 weken inclusief 1 stageweek
Klassengroep, maximaal 30 studenten
104
Titel OWE
OWE 2.9: Wereldwijs bewegen met kinderen
code
PAB-VD2.9
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase voltijd –afstudeerrichting JK / OK (deels generiek - deels specifiek)
Als wereldburger kinderen wereldwijs maken.
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Didactiek- en kennistoets
Kunsten niv. 2
Wereldwijs bewegen met kinderen
Onderwijsarrangement
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
Onderwijstijd, incl stage:
Onderwijsgroep 33 uur
137 uur (incl. 56 uur stagetijd)
Excursie/veldwerk 7,5 uur
Gastcolleges 10 uur
Hoorcolleges 4,5 uur
Werkbijeenkomsten 18 uur
Totaal 73 uur
Deze OWE bouwt voort op OWE 1.1 (met daarin het onderwijsverhaal), OWE 1.2 (waarin bezinning op vieren en identiteit plaatsvindt) en op OWE 2.3 (waarin aandacht voor
onderwijs en samenleving, voor levensbeschouwing en voor de identiteit van de leraar). Nu wordt de focus verbreed naar de pluriforme samenleving en de rol die de school
daarin speelt. De thema’s identiteit, diversiteit, kinderrechten en duurzaamheid worden uitgediept. OWE 2.9 legt een duidelijke relatie met de onderzoekslijn en stimuleert
studenten een grondige theoretische verkenning te doen binnen een gekozen thema . Er is verband met de PWC-lijn en de doorgaande lijn ‘cultuurdrager/overdrager’. De
persoonlijke bezinning van de student op zijn werkconcept (PWC) vindt in de afstudeerfase zijn afronding, gekoppeld aan een levensbeschouwelijke afstudeervariant.
In deze beroepstaak vertrekken we vanuit het concept wereldburgerschap en openen meerdere vensters op de wereld. De student verdiept zich in het thema kinderrechten en
werkt dit uit in een onderwijs arrangement. Vanuit een globaal geformuleerde probleemstelling komt de student tot een theoretische verkenning van een thema. Hij legt een
relatie met het concept wereldburgerschap waarbij hij focust op één van de vensters van wereldburgerschap. Hij verkent de culturele en religieuze diversiteit van zijn omgeving
en wordt zich ervan bewust dat hij als toekomstige leerkracht een belangrijke rol heeft als cultuurdrager en cultuuroverdrager. Hij ontwikkelt zijn visie op onderwijs in de
globaliserende samenleving.
De student verwerkt zelfstandig de kennis en didactiek van Kunsten niveau 2 en didactiek OJW niveau 2.
SBL-competenties:

vakinhoudelijk en didactisch competent

competent in samenwerking met de omgeving

competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling.
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Kennistoets (QMP)
cijfer
60% van
10%
2 pogingen

De student kent de didactiek en vakinhouden kunsten niveau 2.
het totaal
per
aantal te
studiejaar
105
behalen
punten
Didactiektoets
OJW niv. 2

De student kent de didactiek van OJW niveau 2.
Kennistoets (QMP)
Kinderrechten-week

De student toont aan bekend te zijn met de universele verklaring
van de rechten van het kind. Hij verwerkt deze actuele kennis in
een ICT- rijk onderwijsleerarangement.
Schriftelijke
presentatie
Beroepstaak-opdracht
Wereldwijs bewegen
(deel A en B)
13. Verplichte literatuur
Deel A
1. Vanuit een globale themakeuze rond wereldburgerschap
komt de student tot een grondige theoretische
verkenning binnen het gekozen thema.Knock‐out‐criterium
2. De student doorloopt adequaat de eerste stappen van de
onderzoekscyclus, resulterend in een verslag van een
probleemverkenning.
3. De student beschrijft de probleemverkenning beknopt
vanuit verschillende perspectieven waarbij verwijzingen
naar bronnen geïntegreerd zijn in een eigen authentieke
tekst.
4. Het taalgebruik is helder, bondig en adequaat voor een zakelijke
tekst.
Schriftelijk
presentatie
Deel B:
1. De student heeft gevarieerde bronnen (vaklessen, literatuur,
excursies, presentaties, kennisdeling ed) gebruikt en inhoudelijk
correct verwerkt bij de beschrijving van zijn eyeopeners. Knock‐out
criterium.
2. De student toont zich bewust van zijn rol als wereldburger en
het wereldwijs maken van kinderen in het primair onderwijs
en kan kernachtig formuleren wat dat betekent voor zijn
visie op onderwijs.
3. De student kan de betekenis van zijn eye‐openers voor
zichzelf als wereldburger en cultuur(over)drager benoemen
in termen van gedrag, voornemen(s), oordelen, activiteiten.
4. De student besluit met een slotwoord over het belang van
wereldburgerschap in het basisonderwijs
Bij de vaklessen
Wereldburgerschap algemeen: Artikelen op scholar
Cultuurbeschouwing: Artikelen op scholar
cijfer
Jury
kinder
rechten
week
voldaan
2
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
--
10%
--
2 pogingen
per
studiejaar
voldoen
de
1 poging per
jaar, bij
onvoldoende
actieve
participatie;
vervangende
opdracht
1 criterium
mag
onvoldoen
de zijn,
alleen niet
het eerste.
Deel A:
50%
voldoen
de
2 pogingen
per
studiejaar
Deel B:
30%
Voor
zowel
deel A als
deel B:
Criterium
nummer 1
onvoldoend
e is een 5;
één
criterium
onvoldoend
e is een 6;
1‐2 keer
goed is een
7;
3 keer goed
is een 8; 4
keer goed
een 9.
RLV
Berg, Bas van den (2007), Geloof je het zelf?! Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 6.
Bronnenboek RLV pabo 3
106
Educaties
Reader
Kunsten en SWO
Aerts,E. e.a. (2007),Cultuur inZicht,Utrecht: Thieme Meulenhoff. Hoofdstuk 3.
Aardrijkskunde (onder voorbehoud; zie bt wijzer voor definitieve lijst)
Verheij J. K. en H. Notte (2007), Aardrijkskunde is overal. Rosmalen: Cantal.
* paragraaf 2.1. De schoolomgeving.
* paragraaf 1.2.1. Kijken op verschillende schaalniveaus
* paragraaf 1.2.3. Kijken vanuit verschillende invalshoeken
* paragraaf 1.3 Trends en educaties
Kunsten kennis en didactiektoets niveau 2
Drama

Nooij, H. de (2008), Kijk op spel, drama voor de Pabo. Groningen: Wolters Noordhoff. Hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5
Beeldende vorming
Didactiek en basiskennis

Onna, J. van en A. Jacobse (2013), Laat maar zien, een didactische handleiding voor beeldend onderwijs, 4e druk 2008, Groningen: Wolters-Noordhoff. Gehele
boek.
Kunsteducatie

Aerts, E., Hendriks.A.,lavoir,N van de, Tuit.J., Tongeren, C.van, Cultuur InZicht, eerste druk, 2007, Thieme Meulenhoff
H 1 t/m 4

Roozen, I. (2009), In gesprek met het beeld en met elkaar: Beschouwen en reflecteren met kinderen, Enschede: SLO. (deze brochure is te downloaden en is een
samenvatting van het boek Ogen Open, beeld beschouwen met kinderen uit groep 1 t/m 8)
Onderzoek

Van der Donk, C., & Van Lanen, B. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
Muziek
Voor oude (oranje) uitgave van Muziek Meester

Oudere kind
- pag. 55 – 80 Muziek in de midden-/bovenbouw
- pag. 175 – 201
Luisteren
- pag. 241 – 271
Muziek lezen en noteren

Jonge kind
- pag. 24 – 54 Muziek in de onderbouw
- pag. 272 – 301
Bewegen
- Ondersteuningspakket Kernfase (0708) Alle muziekartikelen

Verdieping
- pag. 82 – 96 Multicultureel muziekonderwijs
- Ondersteuningspakket Pabo1 Hoofdstuk 6, 7, 8
- Ondersteuningspakket periode 9/10 Helemaal
Voor nieuwe (paarse) uitgave van Muziek Meester (3e druk 2010)


Ondersteuningspakket 119 : hoofdstuk 6,7 en 8
Ondersteuningspakket jonge kind (reader pabo): alle artikelen
Muziek Meester ( 3e druk, 2010)

Hoofdstuk 3 : Luisteren : pag.61-83

Hoofdstuk 5 : Muziek lezen en noteren : pag. 119-141

Hoofdstuk 7 : Vorm : pag. 168-181

Hoofdstuk 8 : Betekenis :pag. 184-200

Hoofdstuk 9 : Muziekonderwijs en opvoeding : pag. 204 -225

Hoofdstuk 10: Muziek in de onderbouw

Thema B:Muziek in midden- en bovenbouw:
www.muziekmeester.nl

Thema D : Multicultureel muziekonderwijs:
www.muziekmeester.nl
107
Didactiektoets OJW niveau 2
Aardrijkskunde:

Verheij, J. (2007) Aardrijkskunde is overal. Rosmalen: Cantal.

Inzoomen en uitzoomen blz. 27 t/m 32

Regionale beeldvorming blz. 121 t/m 127

Didactische werkvormen blz. 70 t/m 107

Omgevingsonderwijs blz. 53 t/m 69

Trends en educaties blz. 44 t/m 51

Reader 210, Bronnenboek oriëntatie op jezelf en de wereld - AK en GS . Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Geschiedenis:

Bruin, R. de, Bosua, M.(2009). Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum.
2.1 De lessencyclus, invalshoeken
8.1 Omgevingsonderwijs
9.1 Het begrensde beeld

Reader 155, Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2 . Nijmegen: Pabo Groenewoud.
o
Beeldvorming van het verleden,p.76-98
o
De Tien Tijdvakken, p.105-107
o
Canon van Nederland en Kerndoelen, p. 108-116
o
Ontwikkeling van tijdsbesef bij jonge kinderen, p.13-38


Reader 210, Bronnenboek oriëntatie op jezelf en de wereld - AK en GS. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Reader 223 OJW Omgevingsonderwijs, Cultureel erfgoed. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Natuuronderwijs:

Vaan, E de & Marell, J. (2006) Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Bussum: Coutinho.
o
hfdst. 1 t/m 6, 9 t/m 12 (met uitzondering van §10.4 en §10.5), 14, 15, 18 en 19.
o
hfdst. 13 en 17 t/m 23.
hfdst. 7, 8, 10, 24 en 25.


Reader 1000 NoTe - Natuur- en techniekonderwijs – OK. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
of
Reader 1033 NoTe - Natuur- en techniekonderwijs – JK. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Educaties:

Reader 224 OJW Educaties. Nij megen: Pabo Groenewoud.

Vaan, E de & Marell, J. (2006) Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Bussum: Coutinho.
o
hfdst. 16. Coutinho, Bussum 2006
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
Op Scholar wordt elk studie jaar een actuele literatuurlijst gepubliceerd
n.v.t.
In bijeenkomsten uitgereikt materiaal en besproken websites.
17. Activiteiten
Studenten kiezen een thema uit de inhouden van deze periode en verdiepen zich door een theoretische probleemverkenning. De verkenning resulteert in een verslag.
Belangrijke eyeopeners die deze periode zijn opgedaan worden verwerkt in een visieverslag.
108
Excursies
Vensterbijeenkomsten (directe onderzoeksbegeleiding)
Klassikale lessen
HoorcollegesPresentaties
Zie punt 6
Periode 1
Klassengroep max. 30 studenten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
OWE 2.10 Professional zijn in een groter geheel
code
PAB-VD2.10
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase voltijd –afstudeerrichting JK en OK (generiek)
Praktijkgerichte onderzoeksopzet maken en voorbereiden op het vinden van een baan als leerkracht basisonderwijs.
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
Professional zijn in een groter geheel
Drie beroepsproducten:
Onderzoeksopzet
Schoolorganisatie in het groter geheel, keuze uit:
a. Voorlichtingsfilm
b. Minidocumentaire
c. Lesvoorbereiding en uitvoering
d. Eigen vorm
Sollicitatiebrief
7,5 / 210 sbu
Contacttijd:
38 uur
Deze OWE hangt samen met :
OWE 2.8 Lesgeven aan kinderen met speciale onderwijsbehoeften
OWE 2.9 Wereldwijs bewegen
Propedeuse behaald.
Onderwijstijd, incl stage:
172 uur (incl. 56 uur stagetijd)
Vanuit een gezamenlijke visie wordt in een school in teamverband systematisch gewerkt aan het verbeteren van het onderwijs. De leraar is onderdeel van en voelt zich
medeverantwoordelijk voor dit continu veranderende geheel. Er wordt respectvol met elkaars kwaliteiten en meningen omgegaan. Onderzoekend leren maakt hier deel van
uit. In deze beroepstaak verken je de school als organisatie, de actoren en hun rollen, invloeden op de school en je onderzoekt de visie van de school. Je doorloopt de
eerste stappen van de onderzoekscyclus tbv een vraagstuk waar de school mee bezig is. Je levert de school een gedegen en onderbouwde onderzoeksopzet waar zo
mee kan worden gewerkt. Je rondt af met een sollicitatiegesprek met een echte directeur, waarin je laat zien voldoende zicht te hebben op de basisschool als organisatie
en jouw plaats in dit geheel.

interpersoonlijk competent

competent in samenwerking met de omgeving

competent in samenwerking met collega's
109
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Integrale toets:
‘Professional zijn in een
groter geheel’
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. De
beoordelingscriteria staan hieronder vermeld.
11. Beoordelingscriteria (selectie)
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
1. De student laat zien dat hij in staat is op vanuit een probleemMondelinge
2
cijfer
100%
6,0
Voldoende
2 pogingen
stelling een probleemverkenning te maken, gericht op
en
per
indien:
studiejaar
schoolontwikkeling. Hij gebruikt hierbij relevante actoren,
schriftelijke
Indicator 5
literatuur en andere bronnen.
presentaties
minimaal
2. De student laat zien dat hij vanuit een probleemverkenning kan
voldoende
komen tot een onderzoeksvraag.
en
3. De student laat zien dat hij vanuit een onderzoeksvraag kan
indicatoren 6
komen tot een daarbij passend onderzoeksplan inclusief
t/m 12 allen
onderzoeksinstrumenten.
voldoende.
4. Het verslag informeert dermate helder en concreet over de
achtergronden, het belang en de mogelijke opzet van het
onderzoek dat het onderzoek door de school uitgevoerd kan
worden.
5. Aan de hand van bovenstaande 4 indicatoren laat de student zien
onderzoek te kunnen verrichten op niveau afstudeerbekwaam.
6. De student benoemt zijn kwaliteiten en leerpunten bij het omgaan
met ouders en relateert dit aan eigen ervaringen.
7.
13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
De student noemt argumenten die voor hem van belang zijn om
ouders als partners in de opvoeding te zien.
8. De student kan kenmerken van een professionele cultuur
benoemen en kan uitleggen hoe hij zich ertoe verhoudt.
9. De student gaat respectvol om met meningen en kwaliteiten van
anderen
10. De student heeft de diverse actoren die een rol spelen in het PO
in beeld gebracht en kan deze benoemen.
11. De student kan aangeven welke rol hij zelf heeft binnen het
grotere geheel; op microniveau en mesoniveau.
12. De student heeft relevante literatuur verwerkt.
In bijeenkomsten uitgereikt materiaal en besproken websites.
Bolks, Tonis (2011) Professioneel communiceren met ouders. Den Haag: Boom Lemma
Eijkeren, M. van (2005) Werken in het basisonderwijs. Amersfoort: Thiememeuelenhoff
Kallenberg, T. (2010) Ontwikkeling door onderzoek. Amersfoort: Thiememeulenhoff
Vries, P. de (2007) Handboek ouders in de School. CPS Uitgeverij
Vijlder, F. de Van klassieke professionals naar excellente organisaties (Online)
Pameijer, N. & Beukering, T. van, e.a. (2010) Handelingsgericht werken in de klas Den Haag/Leuven Leuven
Wolsing, J. (2011) Schakels in de school. Bussum: Couthino
Jutten, J. (2007) De systeemdenker in actie; leidinggeven in een lerende school. Schinnen: Natuurlijk leren
Jutten, J.(2003) Natuurlijk leren: systeemdenken in een lerende school. Sittard: Consent
110
Emst, A. (2002). Professionele cultuur in onderwijsorganisaties. Utecht: APS/Edukern
Meijer, S ,(2010) De basisschool, een handboek voor ouders en professionals.Amsterdam : SWP Uitgeverij
Munnik,C. de & Vreugendenhil, K. (2008) Kennis over onderwijs .(tweede druk) Groningen: Noordhoff UItgevers
Munnik,C. de & Vreugendenhil, K. (2012) Ontwerpen van onderwijs. (vierde druk) Groningen: Noordhoff UItgevers
Doornenbal,J.,Van Oenen,S Pols,W(2012) Werken in de brede school, een pedagogische benadering. (eerste druk) Bussum:Coutinho
Van der Donk, C., & Van Lanen, B. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
In bijeenkomsten uitgereikt materiaal en besproken websites.
Onderzoeksopzet in relatie tot schoolontwikkeling maken
Maken van een opdracht om zicht te krijgen op de schoolorganisatie en de actoren daarbinnen
Leren communiceren met ouders en onderzoeken van de ouderbetrokkenheid op de school
Oefenen van het voeren van een sollicitatiegesprek.
Schrijven van een sollicitatiebrief.
Presenteren van beroepsproducten aan medestudenten
Zelfstudie
Colleges, deels met externe deskundigen
Werkbijeenkomsten
Rollenspel waarbij communiceren met ouders wordt geoefend
Onderwijsleergesprek
Simulatie
5 x pedagogiek en onderwijskunde met externe deskundigen
4 x slb
Beroepstaakopening.
1 x oriëntatie op de beroepstaak (periode eerder) tijdens de beroepstaakopening van 2.8.
2 hoorcolleges en 4 werkcolleges over onderzoek
raadpleging
2
175 in collegezaal, 30 in leslokaal
OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
Integraal junior leraar zijn
1.
Opleiding
2.
Doelgroep
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten afstudeerfase voltijd (Jonge Kind of Oudere Kind)
PAB-VD3.1
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Lesgeven, ontwerpen, begeleiden, onderzoek doen
4.
Centrale beroepstaak
Lesgeven
5.
(Beroeps)Producten
Afstudeerplan
Stage logboek
111
6.
Studiepunten/studielast
7.
Samenhang met andere OWE’s
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10
.
Competenties
11
.
Beoordelingscriteria
Voortgangs- en eindverslag
22,5 stp / 630 sbu
voltijd
deeltijd
Geprogrammeerde contacttijd: leergroep, contact met stagebegeleider
10 uur
10 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid: simulatieschool
40 uur
Stagevoorbereiding en stage
580 uur
620 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
630 uur
630 uur
Deze OWE vormt samen met OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen , 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en 3.4 Meesterproef het
geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
150 sbu (propedeuse en kernfase afgerond)
Een goedkeuring van het afstudeerplan is een voorwaarde om aan de afstudeerstage te beginnen. De afstudeerstage van deze OWE vindt plaats op een derde
stageschool vanaf de propedeuse.
Tijdens de afstudeerstage ontwikkelt de student zich tot startbekwame leerkracht, dat wil zeggen dat de student voldoet aan de SBL-competenties. Tijdens de
stage houdt student een logboek bij, schrijft een voortgangsverslag en een eindverslag. Onderdeel van deze OWE is verder het schrijven van een afstudeerplan en
(alleen voor voltijd studenten) deelname aan de simulatieschool.
Alle zeven SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
Deeltentamen 1: Afstudeerplan

Leerdoelen vloeien voort uit sterkte-zwakte-analyse

Stageactiviteiten zijn gerelateerd aan de leerdoelen en de zeven SBL-competenties

In afstemming met de school is minimaal het onderwerp en het doel van het afstudeeronderzoek bepaald en is een eerste schets van het
onderzoeksvoorstel opgenomen

De contouren van de meesterproef zijn duidelijk en de beginsituatie van de leerlingen in relatie tot de beoogde doelen.

Student heeft zich inhoudelijke georiënteerd op de verdere ontwikkeling van het professioneel werkconcept.

Student heeft zich inhoudelijk verdiept ten behoeve van het werken aan de vier beroepstaken (professioneel werkconcept, stage, afstudeeronderzoek
en de meesterproef.
De beoordelingscriteria zijn meer gedetailleerd opgenomen in de Opleidingswijzer 2014-2015
Deeltentamen 2: Afstudeerstage
Interpersoonlijk competent:

ziet wat er gebeurt in de klas op individueel en groepsniveau en kan hier adequaat op reageren

stemt zijn manier van communiceren met kinderen af op het ontwikkelingsniveau van de kinderen

kan verantwoorden hoe hij met de groep en individuele kinderen omgaat

stimuleert gewenst gedrag en spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag

geeft op een positieve en effectieve manier leiding aan een groep kinderen

communiceert open over dat wat hem opvalt in de school
112
Pedagogisch competent:

speelt flexibel in op wat leerlingen inbrengen

creëert een veilige leeromgeving

heeft zichtbaar plezier in het omgaan met en lesgeven aan kinderen en weet hen te boeien

sluit aan bij de leef- en belevingswereld van kinderen

heeft een beeld van het sociaal klimaat in de groep en het welbevinden van de kinderen

verdiept zich in ontwikkelingsproblemen van kinderen uit zijn groep

kan omgaan met ontwikkelingsproblemen van kinderen uit zijn groep

verdiept zich in gedragsproblemen van kinderen uit zijn groep

kan omgaan met gedragsproblemen van kinderen uit zijn groep

draagt bij aan het collegiale gesprek vanuit actuele kennis over ontwikkeling en leren
Didactisch en vakinhoudelijk :

sluit aan bij de onderwijsbehoeften van kinderen

sluit aan bij het ontwikkelingsniveau van kinderen

plaatst kinderen op leerlijnen van leer- en vakgebieden en werkt van daaruit opbrengstgericht aan hun ontwikkeling

beheerst de leerinhouden van de vak- en vormingsgebieden

zet doelgericht verschillende werk- en groeperingvormen in

bespreekt met kinderen op positieve wijze hun werk om samen na te gaan hoe iets beter of anders kan

draagt bij aan het collegiale gesprek vanuit actuele kennis over inhoud en vakdidactiek
Organisatorisch:

heeft zijn klassenmanagement op orde

is consequent in het hanteren van regels en afspraken

wordt door de leerlingen gerespecteerd en heeft overwicht

om zich doelgericht verder te bekwamen plant hij tijd en ruimte in
Samenwerken met collega’s:

communiceert open en respectvol met collega’s

werkt constructief samen met collega’s in verschillende vormen van overleg

functioneert als volwaardig beginnend teamlid

toont zich nieuwsgierig naar wat er in de school gaande is

toont betrokkenheid op het leren van alle leerlingen in de school
Samenwerking omgeving:

communiceert open en respectvol met ouders

communiceert goed voorbereid met ouders over de ontwikkeling van hun kind

past verkregen handelingsadviezen toe raadpleegt deskundigen om zijn onderwijs te optimaliseren
Reflectie en ontwikkeling:

stelt zich begeleidbaar op

evalueert, reflecteert en leert continu van zijn ervaringen bij de uitvoering van het onderwijs

reflecteert op de (onbedoelde) effecten van verbeterprocessen op zijn eigen ontwikkeling en de ontwikkeling van leerlingen. verdiept zich op eigen
initiatief in nieuwe onderwerpen
12
.
Tentaminering
toetsvorm
aantal
examinato
Beoordeling
= cijfer /
cesuur
weging
minimaal
resultaat
periode afname
en herkansing =
compensatie
113
ren
(niet)
voldaan
frequentie
Deeltentamen 1: Afstudeerplan
Schriftelijke presentatie
1
Deeltentamen 2: Afstudeerstage
1
Schriftelijke en
mondelinge presentatie
(niet)
voldaan
Alle
beoordelings
criteria
voldoende
-
voldaan
2 kansen per
studiejaar
nvt
cijfer
Alle
competentie
domeinen
gemiddeld
een
voldoende,
dan een 6.
100 %
6,0
2 kansen per
studiejaar
nvt
13
.
Verplichte literatuur
-
14
.
Aanbevolen literatuur
-
15
.
Software
-
16
.
Overig materiaal
-
17
.
Activiteiten
18
.
Werkvormen
Deelname aan simulatieschool
Stage
Voortgangsgesprekken en eindgesprek stage
Intervisie tijdens SLB-bijeenkomsten
Deelname aan 1 pedagogische leergroep of gespreksleergroep op de opleiding
Stage, werkcolleges, intervisie tijdens SLB, individuele gesprekken
19
.
Les-/contacturen
Oriënteren en voorbereiden stage op de stageschool: 1 – 1,5 dag per week gedurende gemiddeld 2 maanden:
Uitvoeren stage gedurende 5 maanden ( 3 dagen per week) bij goedgekeurd afstudeerplan.
Deeltijdstudenten lopen 2 aaneengesloten dagen stage tijdens de uitvoering
Leergroep op opleiding: (6 u)
Vier contactmomenten met stagebegeleider Pabo (4 uur)
Simulatieschool alleen voor voltijd studenten.
114
Zie verder punt 6.
20
.
Onderwijsperiode
Semester 1 en 2
21
.
Maximum aantal deelnemers
-
OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
Praktijkgericht onderzoek doen PAB-VD3.2
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase voltijd (Jonge Kind of Oudere Kind)
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Praktijkgericht onderzoek doen
4.
Centrale beroepstaak
Praktijkgericht onderzoek doen
5.
(Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
7.
Samenhang met andere
OWE’en
Onderzoeksrapportage praktijkgericht onderzoek
Presentatie van het onderzoek op de stageschool
15 stp / 420 sbu
Geprogrammeerde contacttijd
29,5
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
293
Stage
97,5
420 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en 3.4 Meesterproef het geheel
waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10
.
Competenties
11
.
Beoordelingscriteria
150 sbu (propedeuse en kernfase afgerond)
De student voert een praktijkgericht onderzoek uit in en ten behoeve van de stageschool. Het onderzoek omvat alle stappen van een onderzoekscyclus tot en met
de onderzoeksrapportage. De rapportage voldoet aan huidige eisen van een HBO afgestudeerde.
 competent in reflectie en ontwikkeling
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten.
Tentamen: onderzoeksverslag
Student toont aan dat hij:

een praktijkrelevant vraagstuk kan beantwoorden met behulp van onderzoek.

data kan verzamelen en gebruiken in zijn werk als professional.

een praktijkrelevant vraagstuk kan plaatsen in een bredere context.

zowel bestaande als eigen inzichten en werkwijzen ter discussie stelt

kan beargumenteren hoe zijn keuzen in het onderzoekproces tot stand komen

alle belanghebbenden betrekt bij het onderzoeksproces

zich aan de beroepsethische gedragsregels voor onderzoek kan houden

onderzoekresultaten kan vertalen naar toepassingen in de praktijk

een consistente en navolgbare werkwijze hanteert
Deze criteria zijn gedetailleerder uitgewerkt op de beoordelingsformulieren in de opleidingswijzer.
115
12
.
Tentaminering
toetsvorm
aantal
examinato
ren
cijfer / (niet)
voldaan
cesuur
weging
minimaal
resultaat
periode afname
en herkansing =
frequentie
compensatie
6,0
2 kansen per
studiejaar
n.v.t
Tentamen: onderzoeksverslag
54 punten
100%
van de 90
punten
(60%)
Van Lanen, B. & van der Donk, C. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Couthino.
Schriftelijke presentatie
2
cijfer
13
.
Verplichte literatuur
14
.
Aanbevolen literatuur
Boeie, H. (2014) Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Den Haag: Boom/Lemma
Baarda, B., van der Hulst, M., & de Goede, M. (2007). Basisboek interviewen. Groningen: Noordhoff
15
.
Software
-
16
.
Overig materiaal
-
17
.
Activiteiten
18
.
Werkvormen
Student. formuleert een heldere probleemstelling uitgaande van de context van de stageschool, op basis waarvan hij zich verder verdiept in zich in theorie en
praktijksituatie van het praktijkprobleem. De onderzoeksvragen die voortvloeien uit de probleemverkenning geven vervolgens richting aan het onderzoeksplan, dat
de student hanteert om data te verzamelen en te analyseren. In het onderzoeksverslag beschrijft de student de resultaten en de conclusies van de
dataverzameling en -analyse en beschrijft hij in de discussie wat de waarde van het onderzoek is, welke aanbevelingen hij kan doen en welke vervolgvragen het
onderzoek oproept. Gedurende het onderzoek stemt de student het onderzoek regelmatig af met stageschool en onderzoeksbegeleider. Als het onderzoek is
afgerond wordt het onderzoek gepresenteerd op de stageschool aan belanghebbenden.Tenslotte voegt de student een kritische reflectie op het doen van
onderzoek in relatie tot de ontwikkeling tot junior leraar toe als bijlage bij het onderzoeksverslag.
Hoorcolleges, werkcolleges, peer-feedback, expert feedback, formatieve toetsing van onderzoeksvoorstel en onderzoeksplan, individuele gesprekken
19
.
Les-/contacturen
5 hoorcolleges x 1,5 u = 7,5 u
8 werkcolleges x 1,5 u = 12 u
Individuele begeleiding= circa 10 uur (inclusief formatieve feedback en feedback op documenten)
Zie verder punt 6
20
.
Onderwijsperiode
Het onderzoek wordt uitgevoerd tijdens de afstudeerstage. De voorbereiding, uitvoering en verslaglegging vindt plaats gedurende vier periodes. Aan het begin van
elk semester is het mogelijk te starten.
21
.
Maximum aantal deelnemers
150 studenten voor hoorcolleges.
15 studenten voor werkcolleges per groep. Aantal groepen onbeperkt.
OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept PAB-VD3.3
1.
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Opleiding
116
2.
Doelgroep
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
4.
Centrale beroepstaak
5.
(Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
7.
Samenhang met andere OWE’s
8.
Ingangseisen
Studenten afstudeerfase voltijd (Jonge Kind of Oudere Kind)
Lesgeven en visieontwikkeling vanuit een professioneel werkconcept
Lesgeven en visieontwikkeling vanuit een professioneel werkconcept

Visiestuk van 4000 woorden met eventueel bijlagen als bewijslast

De student presenteert zijn professioneel werkconcept niveau 3 op het digitaal portfolio.
7,5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd
12 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
90 uur
Stage
108 uur
210 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen en 3.4 Meesterproef het geheel waarbinnen de student werkt
aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
150 sbu (propedeuse en kernfase afgerond)
Voordat het professioneel werkconcept (PWC) wordt beoordeeld moet het volgende in orde zijn:
- Verslag is op tijd beschikbaar op dpf en de beoordelaar is toegang verleend
- Verslag voldoet aan vormeisen: voorblad (met titel, naam, studentnummer, slb-er, datum); voorwoord, inhoudsopgave, paginanummering en aantal pagina’s
- Verslag voldoet aan de taaleisen (stijl, grammatica en spelling)
- Bronvermelding is volgens APA- richtlijnen
- Het PWC bevat minimaal aspecten van de dimensies ped-did/omgeving/levensbeschouwel./cultureel-maatsch.
9.
Algemene omschrijving
10
.
Competenties
11
Beoordelingscriteria
Als alle bovenstaande onderdelen in orde zijn vindt de beoordeling plaats. Wordt na eerste lezing vastgesteld dat niet voldaan is aan vormeisen, taaleisen en
bronvermelding dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om de check helemaal op orde te maken.Een week later kan de beoordeling opnieuw
aangevraagd worden.
De student beschrijft vanuit welke visie en inzichten hij straks aan de slag wil gaan en waarom. Hij beantwoordt vragen en verantwoordt grondig – vanuit diverse
bronnen en eigen ervaringen – vragen zoals: wat voor leraar ben ik en wil ik zijn? Hoe verhoud ik mij tot ontwikkelingen in de samenleving en in het onderwijs
bijzonder? Waarover heb ik al een visie ontwikkeld, en waar ben ik nog volop mee bezig? Wat zijn mijn kwaliteiten en waar liggen mijn uitdagingen? De student
motiveert eveneens de (eventuele) keuze voor een extra verdieping in een levensbeschouwelijke variant.
Alle zeven SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten.
Tentamen: professioneel werkconcept (PWC)
117
.
12
.
Tentaminering
- t.a.v. begripsverheldering:
De student biedt een samenhangende verheldering van begrippen en benaderingen die in zijn visie centraal staan, in eigen structurering van kennis.
- t.a.v. brongebruik:
De student gebruikt gevarieerde bronnen en voldoende relevante literatuur. Opvattingen en overtuigingen komen navolgbaar voort uit een meer perspectivische
verkenning en onderbouwing.
- t.a.v.relatie denken-handelen:
De student maakt de relatie tussen zijn handelen en de onderliggende gedachten, opvattingen en waarden expliciet. Hij maakt dit concreet aan de hand van
diverse voorbeelden uit de eigen praktijk.
- t.a.v. oordeelsvorming over de eigen ontwikkeling:
De student benoemt de essentie in de ontwikkeling van zijn ervaringen, kennis en beelden over leraarschap en onderwijs. Hij laat hierbij regelmatig constructief
kritische distantie zien en weegt meerdere perspectieven af. De hieruit getrokken conclusies zijn navolgbaar en worden kritisch beschouwd.
toetsvorm
aantal
cijfer / (niet)
cesuur
weging
minimaal
periode afname
compensatie
examinato voldaan
resultaat
en herkansing =
ren
frequentie
Tentamen: professioneel werkconcept (PWC)
Schriftelijke presentatie
1
cijfer
Als aan ingangseisen
niet is voldaan, dan
stoppen met
beoordelen = 4; Eén
keer onvoldoende =
5; Vier voldoende =
6; Drie keer
voldoende en één
keer goed = 7; Twee
keer voldoende en
twee keer goed = 8;
Eén keer voldoende
en drie keer goed is
9; Vier keer goed = 9,
of 10 na overleg.
100%
6,0
2 kansen per
studiejaar
n.v.t
13
.
Verplichte literatuur
In overleg
14
.
Aanbevolen literatuur
in overleg
15
.
Software
-
16
.
Overig materiaal
-
17
.
Activiteiten
In de vier bijeenkomsten ligt het accent op het inhoudelijk ingaan op de vier dimensies: informatieverwerking, leren denken, leren verbinden en samen leren.
18
.
Werkvormen
4 werkcolleges
19
.
Les-/contacturen
Zie punt 6.
118
20
.
Onderwijsperiode
Periode 1 en 2
21
.
Maximum aantal deelnemers
16 deelnemers per groep. Onbeperkt aantal groepen.
OWE 3.4 Meesterproef 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
Meesterproef
1.
Opleiding
2.
Doelgroep
Opleiding tot leraar basisonderwijs, Pabo
Studenten afstudeerfase voltijd (Jonge Kind of Oudere Kind)
PAB-VD3.4
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Ontwerpen van een ICT-rijk leerarrangement
4.
Centrale beroepstaak
Ontwerpen van een ICT-rijk leerarrangement
5.
(Beroeps)Producten
Zelfontworpen leerarrangement voor alle kinderen van de groep uit de afstudeerstage
6.
Studiepunten/studielast
10 stp / 280 sbu
Geprogrammeerde contacttijd (4x vakdidactische kring, 1x bijeenkomst ICT en 1x Hoorcollege Meesterproef)
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele- en groepszelfwerkzaamheid en raadpleeguren (6x ateliers)
Geprogrammeerde onderwijstijd voor voorbereiding en elektronische leeromgeving (3u per week)
Geprogrammeerde onderwijstijd voor verslaglegging
Stage
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
18 uur
18 uur
100 uur
75 uur
69 uur
280 uur
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen en 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel
werkconcept het geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
Bij een voldoende beoordeling ‘voldoende of hoger’ voor de meesterproef 3.4 en als de overige beroepstaken van de afstudeerfase reeds met minimaal een
voldoende zijn afgerond, kan de student opgaan voor de integrale toets; een mondelinge presentatie. In deze integrale toets staat de gehele professionele
standaard niveau 3 centraal.
8.
Ingangseisen
150 sbu (propedeuse en kernfase afgerond)
Voordat werkconcept de Meesterproef wordt beoordeeld moet het volgende in orde zijn:
- Schriftelijke presentatie is op tijd beschikbaar op dpf en aan de beoordelaars is toegang verleend
- Schriftelijke presentatie is helder en overzichtelijk ingericht (tabbladen, inleiding, leeswijzer, maximaal 10 pagina’s bodytekst)
- Verslag voldoet aan de taaleisen (stijl, grammatica en spelling)
- Bronvermelding is volgens APA- richtlijnen
- Het verslag is goed door Ephorus gekomen
Als alle bovenstaande onderdelen in orde zijn, vindt de beoordeling plaats. Wordt na eerste lezing vastgesteld dat niet voldaan is aan vormeisen, taaleisen en
bronvermelding, dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om binnen 2 dagen de check helemaal op orde te maken.
Zodra de student dit heeft gedaan mailt hij de beoordelaar. Na deze email wordt de check opnieuw uitgevoerd.
9.
Algemene omschrijving
De student laat in de Meesterproef het beste van zijn kunnen zien in een zelfgekozen en zelfontworpen leerarrangement voor alle kinderen van zijn groep. De
meesterproef richt zich op het aantonen van de interpersoonlijk, pedagogisch, vakdidactisch en organisatorisch competentiedomeinen in voorbereiding, uitvoering
en evaluatie. Daarnaast voldoet het ontwerp en de verantwoording daarvan aan een selectie uit de professionele standaard niveau 3 (m.n. kennis toepassen en
oordeelsvorming) en toont de student kwalificaties 5, 6 en 8 aan van de Eindkwalificaties Leren en lesgeven met ICT ( Deze worden benoemd in toetscriterium 4
119
onder punt 11). De student plaatst het verslag + concrete bewijsstukken en verantwoording van het arrangement op het digitaal portfolio.
10
.
Competenties
11
.
Beoordelingscriteria
√ Interpersoonlijk competent
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten.
Tentamen 1: Meesterproef
Criteria
Onvoldoende
Voldoende
Goed
Doelen en
beginsituatie
Doelen zijn globaal en/of niet haalbaar in
de voorgestelde tijd en/of deze liggen
niet of niet navolgbaar in de zone van
naaste ontwikkeling van (groepjes)
leerlingen, gezien de analyse van hun
beginsituatie en/of de beginsituatie is
oppervlakkig uitgewerkt en/of er is
weinig samenhang tussen de
beginsituatie en de doelen.
Activiteiten en interventies zijn niet
overtuigend afgestemd op de
onderwijsbehoeften van de groep,
groepjes kinderen en/of individuele
leerlingen, in het licht van hun
beginsituatie en de te bereiken doelen,
en/of ‘leren met ICT’ heeft in het ontwerp
geen (passende) plaats.
Doelen zijn concreet, haalbaar in de
voorgestelde tijd en deze liggen
navolgbaar in de zone van naaste
ontwikkeling van (groepjes) leerlingen,
gezien de analyse van hun beginsituatie.
Er is een logische samenhang tussen
beginsituatie van de leerlingen en de
doelen, student maakt deze relatie
expliciet.
Activiteiten en interventies zijn overtuigend
afgestemd op onderwijsbehoeften van de
groep, groepjes kinderen en/of individuele
leerlingen. De relatie met de beschreven
beginsituatie en de te bereiken doelen is
helder. ‘Leren met ICT’ heeft hierin een
passende plaats.
De ontwerpkeuzes worden niet of
nauwelijks theoretisch verantwoord. De
begrippen en bronverwijzingen en/of de
manier waarop ze worden gebruikt
wijzen op een mager kennisniveau en/of
een te gering vermogen kennis toe te
passen in een ontwerp.
De student toont met zijn
leerarrangement en de presentatie
daarvan aan dat zijn ICT-geletterdheid
(instrumentele vaardigheden,
informatievaardigheden en
mediavaardigheden) op het niveau van
de Eindkwalificaties Leren en Lesgeven
met ICT is, maar maakt onvoldoende
gebruik van de pedagogisch-didactische
mogelijkheden van ICT in zijn ontwerp.
De ontwerpkeuzes worden ook theoretisch
verantwoord, met adequate gebruikmaking
van relevante begrippen, bronverwijzingen
en concretisering hiervan naar het
ontwerp; de student weet waar hij het over
heeft.
Doelen zijn concreet, haalbaar in de voorgestelde
tijd en deze liggen navolgbaar in de zone van
naaste ontwikkeling van (groepjes) leerlingen,
gezien de analyse van hun beginsituatie, die
uitermate gedegen is. Er is een logische
samenhang tussen beginsituatie van de leerlingen
en de doelen, student maakt deze relatie expliciet.
De uitwerking hiervan is genuanceerd, gaat uit van
verschillen tussen leerlingen.
Activiteiten en interventies zijn overtuigend en zeer
zorgvuldig afgestemd op onderwijsbehoeften van
de groep, groepjes kinderen en individuele
leerlingen. De relatie met de beschreven
beginsituatie en de te bereiken doelen is helder. Er
wordt adequaat rekening gehouden met diverse
onderwijsbehoeften van uiteenlopende aard en
‘leren met ICT’ wordt hierbij krachtig en innovatief1
ingezet.
De ontwerpkeuzes worden mede vanuit een
theoretische, meerperspectivische helicopterview
gemaakt en verantwoord. Beperkingen van de
keuzes worden aangegeven. Er is sprake van
adequate gebruikmaking van relevante begrippen,
bronverwijzingen en concretiseringen hiervan naar
het ontwerp; de student weet waar hij het over heeft.
De student toont met zijn leerarrangement en de
presentatie daarvan aan dat zijn ICT-geletterdheid
op het niveau van de Eindkwalificaties Leren en
Lesgeven met ICT is.
Hij ontwerpt een innovatief, ICT-rijk leerarrangement
en maakt in zijn ontwerp weloverwogen gebruik van
ICT gekoppeld aan pedagogische en didactische
doelen, de inhoud en de eigen visie. Hij doet hierbij
recht aan verschillen tussen leerlingen en maakt zijn
keuzes inzichtelijk.
Daarnaast deelt hij de opgedane kennis met
In het ontwerp
creatief en
planmatig
afstemmen op
onderwijsbehoeft
en van leerlingen
Theoretische
verantwoording
van het ontwerp
Eindkwalificaties
Leren en
Lesgeven met
ICT
1
De student toont met zijn leerarrangement
en de presentatie daarvan aan dat zijn
ICT-geletterdheid op het niveau van de
Eindkwalificaties Leren en Lesgeven met
ICT is.
Hij ontwerpt een ICT-rijk leerarrangement
en maakt in zijn ontwerp weloverwogen
gebruik van ICT gekoppeld aan
pedagogische en didactische doelen, de
inhoud en de eigen visie.
Innovatief binnen de context van deze school
120
collega’s en participeert hij in online netwerken.
Omgaan met
praktijkproblemen
en
Tijdens de uitvoering van het ontwerp
ervaart de student geen of weinig
praktijkproblemen. Als de student toch
iets langer nadenkt over een probleem
dan zijn de analyse en conclusie
oppervlakkig en/of oplossing niet
passend bij het probleem.
Uitvoering van
het ontwerp
De gepresenteerde uitvoering van het
ontwerp en de feedback hierop overtuigt
onvoldoende dat de student,voor zover
van toepassing binnen dit arrangement,
interpersoonlijk, pedagogisch, didactisch
en organisatorisch startbekwaam is.
Communicatie en samenwerking met
collega’s en/of ouders vinden niet of
nauwelijks aantoonbaar plaats en/of
verlopen onvoldoende adequaat of
prettig.
In de evaluatie worden niet of nauwelijks
verbanden gelegd tussen
leeropbrengsten, doelen, beginsituatie
en aanpak. Student doet geen
aanbevelingen voor een herontwerp. Het
eigen handelen en/of het kennisniveau
komt niet zelfkritisch ter sprake, noch
aandachtspunten voor zijn verdere
ontwikkeling.
Communiceren
met collega’s
en/of ouders
Evalueren
12
.
Tentaminering
toetsvorm
Tijdens de uitvoering van het ontwerp
komt de student meerdere
praktijkproblemen tegen die vragen om
een oplossing. De student analyseert het
probleem om tot de kern ervan te komen.
Daarbij benut de student eerder opgedane
kennis en ervaringen en eventueel
literatuur. De analyse leidt tot een
aannemelijke conclusie en passende
oplossing.
De gepresenteerde uitvoering van het
ontwerp en de feedback hierop overtuigt in
voldoende mate dat de student, voor zover
van toepassing binnen dit arrangement,
interpersoonlijk, pedagogisch, didactisch
en organisatorisch startbekwaam is.
Communicatie en samenwerking met
collega’s en/of ouders vinden, waar van
toepassing t.b.v. het leerarrangement,
aantoonbaar op adequate, prettige wijze
plaats.
In de evaluatie worden diverse verbanden
gelegd tussen leeropbrengsten, doelen,
beginsituatie en aanpak. Student geeft
aanbevelingen voor een herontwerp. Het
eigen handelen en kennisniveau komt
zelfkritisch ter sprake, evenals
aandachtspunten voor zijn verdere
ontwikkeling. De student geeft blijk van
een realistisch beeld van zijn functioneren
als ‘Meester’ in deze proef; een te lage
inschatting is niet van invloed op de
kwalificatie.
Tijdens de uitvoering van het ontwerp komt de
student meerdere praktijkproblemen tegen die
vragen om een oplossing. De student analyseert het
probleem grondig en vanuit meerdere perspectieven
om tot de kern ervan te komen. Daarbij benut de
student eerder opgedane kennis en ervaringen en
literatuur in samenhang. De analyse leidt tot een
aannemelijke, goed beargumenteerde conclusie en
passende, eveneens beargumenteerde oplossing.
De gepresenteerde uitvoering van het ontwerp en
de feedback hierop overtuigt ruimschoots dat de
student, voor zover van toepassing binnen dit
arrangement, interpersoonlijk, pedagogisch,
didactisch en organisatorisch startbekwaam is.
Communicatie en samenwerking met collega’s
en/of ouders vinden, waar van toepassing t.b.v. het
leerarrangement, aantoonbaar op adequate, prettige
wijze plaats. De student stelt zich aantoonbaar
proactief professioneel op.
In de evaluatie worden diverse verbanden gelegd
tussen leeropbrengsten, doelen, beginsituatie en
aanpak. Student geeft alternatieven en
verbetersuggesties voor een herontwerp gekoppeld
aan theoretische verantwoording.
Het eigen handelen en kennisniveau komt
zelfkritisch en zeer genuanceerd ter sprake, evenals
aandachtspunten voor zijn verdere ontwikkeling. De
student geeft blijk van een genuanceerd realistisch
beeld van zijn functioneren als ‘Meester’ in deze
proef; een te lage inschatting is niet van invloed op
de kwalificatie.
aantal
examinato
ren
cijfer / (niet)
voldaan
cesuur
weging
minimaal
resultaat
periode afname
en herkansing =
frequentie
compensatie
1
cijfer
- Stoppen beoordeling = 4;
- 1 keer of meer
onvoldoende = 5;
- Alles voldoende = 6;
- Voldoende samen met 1
of 2 keer goed = 6;
- Voldoende samen met 34 keer goed = 7;
- Voldoende samen met 56 keer goed = 8;
100%
6,0
Twee kansen per
studiejaar
geen
Tentamen: Meesterproef
Schriftelijke presentatie
121
- Voldoende en 7 keer
goed = 9;
- Alles goed = 9, of 10 na
overleg
13
.
Verplichte literatuur
Bepaald door het gekozen leergebied van de student, zie scholar leren onder de leergebiedleerkringen.
14
.
Aanbevolen literatuur
Bepaald door het gekozen leergebied van de student, zie scholar leren onder de leergebiedleerkringen.
15
.
Software
Afhankelijk van de keuze van de student.
16
.
Overig materiaal
Afhankelijk van de keuze van de student.
17
.
Activiteiten
Ontwerp afstemmen op stagegroep en binnen de schoolcontext.
Ontwerp theoretisch verantwoorden
Uitvoeren leerarrangement op stage
Schrijven verslag voor eindbeoordeling
18
.
Werkvormen
Hoor- en werkcolleges
Individuele- en groepszelfwerkzaamheid en raadpleeguren binnen de ateliers.
19
.
Les-/contacturen
Zie punt 6, studielast.
20
.
Onderwijsperiode
Verdeeld over drie onderwijsperiodes; periode 1 hoorcolleges, periode 2 en 3 werkcolleges en ateliers
21
.
Maximum aantal deelnemers
Hoorcolleges en ateliers 50-100 studenten, werkcolleges gemiddeld 16 studenten en maximaal 25. Geen maximum aan het totaal aantal deelnemers.
OWE 3.5 Integrale toets Afstudeerfase 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
Integrale toets afstudeerfase PAB-VD3.5
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase voltijd (Jonge Kind of Oudere Kind)
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Integratie van theorie en praktijk voor een startbekwame leraar basisonderwijs
4.
Centrale beroepstaak
Integratie van theorie en praktijk voor een startbekwame leraar basisonderwijs
5.
(Beroeps)Producten
-
6.
Studiepunten/studielast
5 studiepunten / 140 sbu
Geprogrammeerde contacttijd
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
1 uur
139 uur
122
140 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
7.
Samenhang met andere OWE’s
In deze OWE rondt student de doorgroei naar startbekwaamheid af door de integratie van theorie en praktijk. Deze OWE bouwt voort op OWE 3.1 Integraal junior leraar
zijn, OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen, OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en OWE 3.4 Meesterproef.
8.
Ingangseisen
OWE 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 (55 studiepunten) uit de afstudeerfase behaald.
9.
Algemene omschrijving
Een aantal verplichte documenten op het DPF moet in orde zijn, daarna vindt de beoordeling plaats. Het betreft de volgende documenten:
- Sterkte/zwakteanalyse
- Afstudeerplan
- Beoordeling afstudeerplan
- Ondertekend stagecontract
- Eindevaluatie stage en eindbeoordeling stage OWE 3.1
- Beoordeling onderzoek OWE 3.2
- Beoordeling PWC OWE 3.3
- Beoordeling meesterproef 3.4
Wordt na de eerste check vastgesteld dat niet voldaan is aan alle verplichte documenten, dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om binnen 2 dagen
de documenten in orde te maken. Zodra de student dit heeft gedaan mailt hij de beoordelaar. Na deze email wordt de check opnieuw uitgevoerd.
Student verzamelt de documenten zoals genoemd bij ‘ingangseisen’op het DPF en bereidt zich aan de hand daarvan voor op het eindgesprek.
10.
Competenties
Alle zeven SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
11.
Beoordelingscriteria
Tentamen: eindgesprek
12.
Tentaminering
Professionele standaard niveau 3:
Verbanden leggen tussen eigen ontwikkeling en eigen
praktijk.
(leer- en onderzoeksvaardigheid).
Koppelen handelen aan visie en beleid.
(kennis verwerven en kennis toepassen
Mondelinge vaardigheid
communiceren en presenteren).
Sterkte/zwakte analyse en POP
(leer- en onderzoeksvaardigheid)
Reflecteren
(oordeelsvorming, kennis verwerven en kennis
toepassen).
toetsvorm
aantal
cijfer / (niet)
examinatoren
voldaan
De student kan verbanden leggen tussen stage, onderzoek, PWC en meesterproef en zijn eigen ontwikkeling.
De student kan visie en beleid vertalen naar concreet handelen in de praktijk en andersom, hij onderbouwt
gemaakte keuzes en relateert deze aan zijn opvattingen.
De student kan zich mondeling, helder, correct, zorgvuldig en gestructureerd uitdrukken.
De student kan in een gedetailleerde en gestructureerde sterkte-/zwakteanalyse aangeven waar de grenzen
en uitdagingen van zijn handelingsbekwaamheid liggen.
De student maakt van vrijwel elke ervaring een leerervaring door er - als gewoonte - op te reflecteren en erover
te communiceren met anderen.
cesuur
weging
minimaal
resultaat
periode afname
en herkansing =
frequentie
compensatie
123
Tentamen: eindgesprek
Mondelinge toets
2
cijfer
13.
Verplichte literatuur
-
14.
Aanbevolen literatuur
-
15.
Software
-
16.
Overig materiaal
Naar keuze
17.
Activiteiten
Mondeling gesprek met twee examinatoren
18.
Werkvormen
Gesprek
19.
Contacturen
20.
Onderwijsperiode
30 minuten
Iedere maand
21.
Maximum aantal deelnemers
-
Eén keer of meer
onvoldoende = 5; Vijf keer
voldoende = 6; Vier keer
voldoende en één goed = 6;
Drie keer voldoende en twee
keer goed = 7; Twee keer
voldoende en drie keer goed
= 8; Eén keer voldoende en
vier keer goed = 9: Vijf keer
goed = 9, of 10 in overleg.
100%
6,0
2 kansen per
n.v.t.
studiejaar
124
Deeltijd
OWE 2.1 Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
Titel OWE
code
PAB-VD2.1
1. Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs HAN Pabo locatie Nijmegen
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
Kernfase Deeltijd; afstudeerrichting JK en OK (generiek)
Kennis opdoen over handelingsgericht werken, logopedie en toetsing, presenteren.
7. Samenhang met andere
OWE’s
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets en de andere beroepstaken van de kernfase een cyclisch geheel. Handelingsgericht en opbrengstgericht werken
wordt in deze periode aangezet. Het vormt op die onderwerpen het fundament voor de kernfase.
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
-
10. Competenties
√ Pedagogisch competent
Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
p&o presentatie ‘visie evaluatie en toetsing’, logopedietoets
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
30 uur (hoor en werkcolleges, inclusief 4 gastsprekers)
Onderwijstijd):
180 uur
Het onderwijs dient zo te worden ingericht en vormgegeven dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het onderwijs moet afgestemd
worden op mogelijkheden en ontwikkelingskenmerken van individuele leerlingen. Deze afstemming vraagt om een nauwkeurig beeld van de ontwikkeling van kinderen. De
student gaat aan de slag met de eerste fasen van het model van handelingsgericht werken ( waarnemen en begrijpen) met bijdragen vanuit de vakken pedagogiek &
onderwijskunde (p&o), statistiek, ict en logopedie. Bij het vak pedagogiek en onderwijskunde wordt ook aandacht besteed aan visievorming met betrekking tot evaluatie en
toetsing in het basisonderwijs.
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met de omgeving
√ Competent in samenwerking met collega’s
11. Beoordelingscriteria
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer, staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
Kennistoets

Ik kan in mijn uitleg de volgende begrippen adequaat, onderscheidend en in samenhang gebruiken: afstemmen, talentontwikkeling, management, ouders &
samenleving, handelingsgericht werken, werken in een team en leerlingvolgsysteem.

Ik kan de basisstructuur van een groepsplan en kan deze invullen en interpreteren.

Ik kan onderscheid maken tussen methodegebonden toetsen en methodeongebonden toetsen kan aangeven wanneer en met welk doel ze gebruikt worden en
wat ze meten.

Ik kan eenvoudige beschrijvende statistiek toepassen bij het interpreteren van toetsgegevens.
-
Voor de presentatie p&o zijn de beoordelingscriteria onder andere

De leden zijn allen duidelijk ‘expert’.

Visie en kern van het thema helder geschetst.
125



-
Juist gebruik van relevante termen.
Goede inhoudelijke argumenten.
In de presentatie aandacht voor verschillende posities / standpunten/ kritische vragen.
Een van de criteria voor de toets logopedie is:

Ik kan de meest voorkomende spraak- en taalproblemen signaleren en mijn handelen als leerkracht hierop afstemmen.
12. Tentaminering
(deel)toetsen
11. Beoordelingscriteria
Toetsvorm
p&o-presentatie





De leden zijn allen duidelijk ‘expert’.
Visie en kern van het thema helder geschetst.
Juist gebruik van relevante termen.
Goede inhoudelijke argumenten.
In de presentatie aandacht voor verschillende posities /
standpunten/kritische vragen.
Mondelinge
presentatie
Kennistoets p&o, statistiek
en ict

Kennis over de bestudeerde literatuur, inhoud van de lessen en
gastlessen
Kennistoets
Logopedietoets

13. Verplichte literatuur
Aantal
examinatoren
1
Cijfer /
(niet)
voldaan
(niet)
voldaan
Cesuur
Weging
Min. vereiste
resultaat
Frequentie
6 van de
10 punten
-
voldaan
2 pogingen
per
studiejaar
1
Cijfer
60% van
het totaal
te behalen
punten
(100)
60% van
het totale
aantal
punten
100%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
Kennistoets
1
(niet)
voldaan
2 pogingen
Een koppeling maken tussen de bestudeerde theorie en
voldaan
per
herkenning van spraaktaalproblemen.
studiejaar

De diverse begrippen benoemen en herkennen als fonologie,
morfologie, semantiek, pragmatiek en syntaxis.

Verschillende taal- en articulatieproblemen benoemen en
herkennen en een koppeling leggen naar het leerkrachthandelen
in de klas

De relatie leggen naar de minimum spreeknormen en het
handelen hierop afstemmen.
Pedagogiek & onderwijskunde en statistiek:

Artikelen die tijdens de bijeenkomsten worden uitgedeeld.

Pameijer, N., Beukering, T van & Lange S. de, “Handelingsgericht werken: een handreiking voor het schoolteam” Leuven/Den Haag: Acco. Uit dit boek: Het Woord
vooraf, hoofdstuk 1 en van hoofdstuk 3 de paragrafen 3.1 tot en met 3.6.

Eijkeren, van M. (2005). Werken in het basisonderwijs. Utrecht: ThiemeMeulenhoff. Hoofdstuk 2, 3 en 9.

Eijkeren, van M. (2008). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Utrecht: ThiemeMeulenhoff. Hoofdstuk 1 en 9 en de paragrafen 7.1 en 7.2.

Hollenberg, J. en Lubbe, M.van der (2011). Toetsen op school PO. Arnhem: Cito. Hoofdstuk 1, 3 en 5. Te downloaden via site Cito:
http://www.cito.nl/~/media/cito_nl/Files/Onderzoek%20en%20wetenschap/cito_toetsen_op_school_po.ashx
Logopedie:

C.Lindenberg-Meijerman ( 2007), Logopedie en leerkracht, Wolters-Noordhoff Groningen-Houten, Hoofdstuk 5, 6, 7, 8 en 10.
ict:
126
Een digitaal klassenboek. Opbrengsten van een digitaal leerlingvolgsysteem voor het ontwikkelingsgericht onderwijs. van Kennisnet onderzoeksreeks – Ict in het
onderwijs, te downloaden of te bestellen (gratis) via http://onderzoek.kennisnet.nl/naar-de-onderzoeken/onderzoeksreeks
.
14. Aanbevolen literatuur
Opbrengstgericht werken doe je zo! 9 Schoolportretten (2009) PO raad, Utrecht
15. Software
Cito Leerling- en onderwijsvolgsysteem
16. Overig materiaal
Werkmateriaal uitgerijkt in de bijeenkomsten
17. Activiteiten
In de lessen pedagogiek en onderwijskunde gaan de studenten met coöperatieve werkvormen aan het werk met bestudeerde literatuur. Een aantal keren zijn er
gastsprekers uitgenodigd. Een aantal lessen hebben het karakter van hoorcolleges.
In de slb-bijeenkomsten is er aandacht voor het Persoonlijk OpleidingsPlan (POP), er wordt kennis gemaakt met het lesvoorbereidingsmodel niveau 2 en de studenten
worden voorbereid op de stage.
Bij statistiek gaan de studenten in drie bijeenkomsten dieper in op getalsmatige gegevens en de representatie ervan en er wordt relevante beschrijvende statistiek
bestudeerd.
Bij logopedie wordt theorie en praktijk gekoppeld door te kijken naar filmpjes van kinderen met de meest voorkomende spraaktaalproblemen. Ook wordt er geoefend met
het kijken naar en interpreteren van een taalbeeld; De studenten denken na over de vraag: Wat zeggen deze gegevens mij als leerkracht en welke acties moet ik
ondernemen?
Bij ict wordt gewerkt met het Cito Volgsysteem primair onderwijs (LOVS).
Bij bewegingsonderwijs worden tijdens de lesbijeenkomsten stimulerende en inspirerende voorbeelden van contextactiviteiten met elkaar uitgevoerd. Er is aandacht voor
verdieping en nuancering.
Klassikale bijeenkomsten, bijeenkomsten basisgroepen en gastcolleges.
Deze OWE omvat 18 blokken van 1,5 tot 2 uur. Zie verder punt 6.
Periode 1, 7 weken
Klassengroep, maximaal 30 studenten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
OWE 2.2 Taal; denken en werken vanuit leerlijnen
code
PAB-VD2.2
1. Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2. Doelgroep
Kernfase Deeltijd (Afstudeerrichting JK en OK – Generiek) HAN Pabo locatie Nijmegen
3. Beroepstaak/
beroepstaken
Kennis opdoen over de ontwikkeling van geletterdheid , over didactiek voor het werken aan geletterdheid en over Engels voor basisschoolkinderen, kennis
toepassen in lessen.
Taal; denken en werken vanuit leerlijnen
Stagelessen, huiswerkopdrachten.
7,5 stp / 210 sbu
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten /
studielast: Contacttijd /
Onderwijstijd
Contacttijd:
20 uur
Onderwijstijd, incl stage:
190 uur
127
7. Samenhang met andere
OWE’s
Deze beroepstaak hangt inhoudelijk samen met het onderdeel ‘mondelinge taalontwikkeling’ in beroepstaak 2.5, met het onderdeel `opbrengstgericht werken met
taal’ in beroepstaak 2.6 en met het onderdeel `thematisch ontwerpen’ in beroepstaak 2.7.
In de beroepstaken 2.5, 2.6 en 2.7 worden de hier verkregen kennis en inzichten toegepast in onderwijsontwerpen.
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
In deze beroepstaak worden drie aspecten van taalonderwijs onder de loep genomen:
 De ontwikkeling van geletterdheid bij kinderen van 0 tot 12 jaar
 Didactieken voor het werken aan geletterdheid op de basisschool
 Het leren van Engels op de basisschool, inclusief eigen vaardigheid.
Hierbij komen ook overeenkomsten en verschillen tussen eerste, tweede en vreemde talenonderwijs en de kennisbasis Nederlandse taal voor leraren
basisonderwijs aan de orde.
10. Competenties
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met collega’s
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Kennistoets taal/Engels
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing
geformuleerd.
11.
Beoordelingscriteria
toetsvorm

Kennistoets,
bestaande
uit:




Vaardigheidstoets Engels
13. Verplichte literatuur

Relevante vakdidactische begrippen kennen en
adequaat hanteren in de context van een geschetste
praktijksituatie zowel voor Nederlands als het vakgebied
Engels.
Kunnen uitleggen wat essentieel is in het proces van
leren lezen en schrijven (aanvankelijk lezen en spellen,
voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen en
stellen), welke plaats dit heeft in het onderwijs en hoe
daar didactisch vorm aan wordt gegeven.
Kunnen benoemen wat taalbewustzijn is en welke rol dit
speelt in het lees- en schrijfonderwijs.
De referentieniveaus voor lezen en schrijven en de
bijbehorende tussendoelen Taal in het basisonderwijs
kunnen toelichten en concreet maken aan de hand van
voorbeelden.
Kunnen uitleggen wat essentieel is in het proces van
leren lezen en schrijven (aanvankelijk lezen en spellen
of voortgezet technisch lezen, begrijpend lezen en
stellen), welke plaats dit heeft in het onderwijs en hoe
daar didactisch vorm aan wordt gegeven.
Student beheerst luistervaardigheid en leesvaardigheid
Engels op minimaal niveau B1 van het Europees
Referentie Kader (het niveau Opleiding tot leraar
basisonderwijs).
Aantal
examinatoren
cijfer /
(niet)
voldaan
Cesuur
Weging
Min.
vereiste
resultaat
Frequentie
cijfer
60% van
het
maximum
aantal
punten.
100%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
voldaan
2 pogingen
per studiejaar
1
Verdeling
als volgt:
50%
- 57 digitale
vragen
1
30%
1
20%
- 2 open
vragen ttd
- 1 open
vraag Engels
1
Vaardigheidstoets
(digitaal)
(niet)
voldaan
B1 niveau
-
Taal en taaldidactiek:
128



14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Huizenga, H. (2010). Aanvankelijk en technisch lezen, Groningen: Noordhoff.
Förrer, M. & Mortel, K. van de (2010), Lezen…denken…begrijpen! Handboek begrijpend lezen in het basisonderwijs, Amersfoort: CPS.
Reader ttd 0506 Didactiek tekstschrijven
Engels:

Bodde-Alderlieste, M. & Schokkenbroek, J. (2011). Engels in het basisonderwijs. Groningen: Noordhoff Uitgevers.
Aanvullende artikelen kunnen op Scholar geplaatst worden.
www.lesintaal.nl
n.v.t.

Lessen op de pabo: klassikaal en werken in groepen

Zelfstudie en maken van huiswerkopdrachten n.a.v. bestudeerde stof
Hoorcollege, informatieoverdracht klassikaal, opdrachten in tweetallen of in kleine groepen, responsiecollege.
Deze OWE omvat voor 8 blokuren van 1,5 uur en samen met Engels een opening en afsluitende bijeenkomst. Daarnaast voor Engels 3 blokuren van 1,5 uur
en 2 slb bijeenkomsten. Zie verder punt 6.
Periode 1
Klassengroep, maximaal 30 studenten
OWE 2.3 Beschouwen, geloven, vieren
Titel onderwijseenheid
(OWE)
PAB-VD2.3
code
12.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
13.
Doelgroep
Kernfase Deeltijd – HAN Pabo locatie Nijmegen; afstudeerrichting Jonge Kind / Oudere Kind (JK/OK)
14.
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale
beroepstaak
(Beroeps)Produc
ten
Reflecteren over de invloed van cultuur op opvoeding en onderwijs, lesgeven in kunstvakken, vieren.
15.
16.
17.
Studiepunten/stu
dielast
18.
Samenhang met
andere OWE’s
Ingangseisen
Algemene
19.
20.
Beschouwen, geloven, vieren

Lessenserie inclusief een viering

Kunstzinnig product

Visieverslag

Reflectieverslag
7.5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
Onderwijstijd incl. stage:
23,5u
186,5u
Deze beroepstaak is een vervolg op BT 1.2. Expressie en communicatie. Verdere verdieping vindt plaats tijdens BT 2.9. Wereldwijs bewegen.
Studenten ontwikkelen antennes voor levensbeschouwelijke aspecten in het leven en leren nadenken over onderwijs en opvoeding in de hedendaagse samenleving vanuit
129
omschrijving
21.
Competenties
22.
11.
Beoordelingscrit
eria
12.
Tentaminering
een cultuurbeschouwelijk perspectief. Op kindniveau leren studenten leerlingen begeleiden in hun levensbeschouwelijke ontwikkeling en ontdekken ze hoe het leren van
kinderen ondersteund kan worden op een creatieve en veelzijdige manier. Studenten werken met kinderen aan basisvertrouwen in het leven en bevorderen de ontwikkeling
van heel het kind. Studenten zullen aandacht hebben voor zowel hun hoofd en handen alsook hun hart en ziel.
Studenten zien in dat opvoeding en onderwijs cultuurbepaald zijn. De studenten kunnen de fasen uit het cultuurmodel van Van Peursen herkennen in artikelen over
samenleving, opvoeding en onderwijs.
Studenten ervaren de kracht van de kunstvakken in relatie tot leren met hoofd, hart, handen en ziel.
 Inter-persoonlijk competent
 Pedagogisch competent
 Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
 Competent in samenwerking met collega’s
 Competent in reflectie en ontwikkeling
deeltentamen 1: Cultuur beschouwen
Student:

laat zien dat en hoe opvoeding en onderwijs cultuurbepaald zijn. De student onderbouwt dit met diverse voorbeeldden.

onderbouwt zijn argumentatie met behulp van het cultuurmodel van Van Peursen.

laat zien te reflecteren op zijn persoonlijke en professionele ontwikkeling in relatie tot de cultuurbepaaldheid van zijn ideeën en standpunten m.b.t.

opvoeding en onderwijs.
deeltentamen 2: Creatief levensbeschouwelijk leren
Student:

beschrijft in een visieverslag zo concreet mogelijk elementen die van invloed zijn op de persoonlijke
levensbeschouwelijke vorming

onderbouwt de beschrijving met heldere argumentatie

schrijft het visieverslag op inhoudelijk coherente en consistente wijze met adequate verwijzingen naar bronnen (APA)

laat een breed perspectief op levensbeschouwing en op levensbeschouwelijk leren en vieren zien

benoemt leeropbrengsten uit vaklessen, het maken van een kunstzinnig product, stage en vakliteratuur en beschouwt
deze in samenhang met de eigen (visie)ontwikkeling. (knock-out criterium)

participeert aan groepsgesprek, daagt anderen uit tot verkenning en verantwoording van opgedane ervaringen,
kennis en standpunten.

laat een breed perspectief op levensbeschouwelijk leren en vieren zien.

laat zich door docentvragen aan het denken zetten en tot verdere exploratie uitdagen.
toetsvorm
aantal
Beoordeling = cijfer /
examinatoren
(niet) voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname en
Com
herkansing =
pens
frequentie
atie
deeltentamen 1: schriftelijke presentatie Cultuur beschouwen
schriftelijke presentatie (op DPF)
1
Cijfer
75 %
het eerste
criterium =
knockout
30%
6,0
2x per jaar
n.v.t
.
70%
6,0
2X per jaar
n.v.t
.
Deeltentamen 2: schriftelijke en mondelinge presentatie Creatief levensbeschouwelijk leren
Schriftelijke presentatie+
mondelinge presentatie
2
Cijfer
75 %
het eerste
criterium =
knockout
130
13.
Verplichte
literatuur
14.
Aanbevolen
literatuur
15.
16.
17.
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18.
Werkvormen
19.
20.
Les-/contacturen
Onderwijsperiod
e
Maximum aantal
deelnemers
21.
Titel OWE
code
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
RLV:



Berg, Bas van den, (2007/2013) Geloof je het zelf?! Levensbeschouwelijk leren in het primair onderwijs. Bussum: Coutinho.
Artikelen op Scholar.
Bronnenboek RLV kernfase pabo 2
Cube:

Bronnenboek Cultuurbeschouwing BT.2.3
RLV:

Schepper, Jef de (2006), Levensbeschouwing ontwikkelen. Didactiek voor godsdienst/levensbeschouwing in het primair onderwijs, Kwintessens.

Methodes en projecten Godsdienst/levensbeschouwing basisonderwijs.

Raamleerplan voor Godsdienst/Levensbeschouwing op Katholieke Basisscholen, NKSR, 1999.
www.coutinho.nl/student/webondersteuning/geloofjehetzelf
De student participeert actief in de lessen en verricht de nodige voorbereiding voorafgaand aan de lessen. De student voert zowel praktische als theoretische als reflectieve
opdrachten uit. De student werkt zowel aan visie ontwikkeling, als aan ontwikkeling van het handelen in de praktijk met kinderen.

Theorielessen met activerende werkvormen

Zelfstudie: verdiepen in aangegeven literatuur

Ateliers

Praktijkonderwijs ( stage)
Zie punt 6.
2
30
OWE 2.4 Rekenen; denken en werken vanuit leerlijnen
PAB-VD2.4
Opleiding tot leraar basisonderwijs (HAN Pabo locatie Nijmegen)
Kernfase Deeltijd, deels specifiek en deels generiek afstudeerrichting Jonge Kind (JK )en Oudere Kind (OK)
Op basis van groepsonderzoek lesgeven in rekenen-wiskunde vanuit leerlijnen.
Rekenen; denken en werken vanuit leerlijnen
Groepsonderzoek en daarop afgestemde lessen rekenen-wiskunde
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
BT 2.4 JK: 16 uur
BT 2.4 OK: 23,5 uur
Onderwijstijd, incl stage:
JK: 194 uur
OK: 186,5 uur
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets en de andere beroepstaken van de kernfase een cyclisch geheel.
Toegelaten tot de kernfase
131
9. Algemene omschrijving
Student leert denken en werken vanuit leerlijnen rekenen-wiskunde o.a. onder andere door het opzetten en uitvoeren van een groepsonderzoek rekenen-wiskunde met
ondersteuning vanuit pedagogiek en onderwijskunde. Daarnaast ontwerpt student enkele lesactiviteiten op basis van de bevindingen en voert deze uit in de stagegroep.
Student laat zo zien dat hij onderwijs kan afstemmen op de groep. Vanuit een helder zicht op de schoolgroep ontwerpt student 3 samenhangende activiteiten of lessen
behorende bij één van de rekendomeinen. Voor het oudere kind: hele getallen of in overleg kommagetallen, voor het jongere kind maakt student een keuze uit de
domeinen (hele getallen, meten en/of meetkunde). Belangrijk hierbij is dat student laat zien zicht te hebben op de groep en de interventies dus kan afstemmen op de
groep, denkend en werkend vanuit leerlijnen en andere verzamelde gegevens.
Student beschouwt en handelt vanuit:

theorieën over ontwikkelingen en leren, geconcretiseerd voor rekenen-wiskunde

de visie op het werken met leerlijnen en differentiëren van de school waar student stage loopt.
Student richt zich op alle kinderen in de groep en houdt rekening met de gedetailleerde informatie over 5 kinderen.
Vanuit pedagogiek en onderwijskunde wordt aandacht besteed aan de relatie tussen schoolvisie op onderwijs en het eigen handelen in de klas. Verder worden behandeld:
leerstrategieën en leervoorwaarden als werkhouding, motivatie en attributie.
10. Competenties

Interpersoonlijk competent

Pedagogisch competent

Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent

Organisatorisch competent

Competent in samenwerking met collega’s
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Kennistoets Rekenen en
wiskunde & Pedagogiek onderwijskunde
Groepsonderzoek
 Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. Een
selectie van de beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Rekenen en Wiskunde:
60 %
Kennistoets
1
cijfer
6,0
2 pogingen
33 %

Kennis van wat essentieel is in het domein van de gehele
per studiejaar.
getallen, welke plaats deze heeft in het onderwijs en hoe daar
didactisch vorm aan wordt gegeven.

Kennis van wat essentieel is in het domein verhoudingen,
breuken, procenten en kommagetallen, welke plaats deze heeft in
het onderwijs en hoe daar didactisch vorm aan wordt gegeven.

Kunnen pendelen tussen de globale theorie van rekenenwiskunde en de hierboven genoemde twee domeinen.

Weten dat kinderen verschillende strategieën hanteren bij het
oplossen van rekenen-wiskunde opgaven, deze herkennen,
benoemen en het onderwijs erop afstemmen.

Bedenken met behulp van welke (grote of kleinere) interventies
het betreffende kind een stapje verder kan komen.
Pedagogiek en onderwijskunde:

Kennis en inzicht van de relatie tussen schoolvisie op onderwijs
en eigen handelen in de klas

Kennis en inzicht met betrekking over leerstrategieën

Kennis en inzicht met betrekking tot leervoorwaarden als
werkhouding, motivatie en attributie
60%
Schriftelijke
1
cijfer
6,0
2 pogingen

Een groepsonderzoek kunnen doen voor de thuisklas en op basis
66 %
daarvan leerinhouden (met name op het gebied van
presentatie
per studiejaar
rekenen-wiskunde) en interventies afstemmen op de groep of een (op dpf)
132
groepje kinderen.
Doelen (van de activiteiten) zijn verantwoord vanuit het
vooronderzoek en correct geformuleerd. De doelen hebben een
rekendidactisch
component.

Feedback van medestudenten en mentor op het vooronderzoek
is zichtbaar verwerkt.

In de opzet van de lesactiviteiten is didactiek/theorie verwerkt en
verantwoord vanuit het vooronderzoek .

De begeleidingsinterventies zijn gebaseerd op de
theorie/didactiek.

In de reflecties wordt met behulp van de theorie/didactiek
teruggeblikt en voornemens gemaakt ten aanzien van het eigen
handelen en het rekenen van de kinderen.

Feedback en tips van de mentor worden zichtbaar in gezet.

Jonge Kind: In de voorbereiding en de begeleiding van kinderen
laat de student zien rekening te houden met specifieke
ontwikkelingspsychologische kenmerken en het leren van jonge
kinderen.
Literatuur Rekenen en wiskunde

Verhoudingen, procenten, breuken en kommagetallen – Amersfoort., Thieme Meulenhoff, Ivan Zanten M., &, Van den Bergh J.,& Meijer R. e.a. (2014).
Utrecht/Zutphen: Thiememeulenhoff, ISBN 978 90 06 95537 8

Alleen indien je voor jongere kind gekozen hebt: Rekenen-wiskunde in de praktijk Onderbouw, Oonk, W. (2014), Groningen: Noordhoff Uitgevers, ISBN 978-9001-83281-0

Literatuur pabo 1 wordt bekend verondersteld en zo nodig opgehaald (Meten en Meetkunde, Van Zanten M., e.a.( 2010), Utrecht/Zutphen: Thiememeulenhoff,
en Hele getallen, Van Zanten M.,(2007) e.a., Utrecht/Zutphen: Thiememeulenhoff 2007

Aangevuld met in de bijeenkomsten uitgereikt materiaal en relevante websites.
Literatuur Pedagogiek en Onderwijskunde

Hoofdstuk 8.3, 9.1, 10.1, 10.2, 10.3 in Ontwikkelingspsychologie, Feldman R., (2011) Amsterdam: Pearson Education

Hoofdstuk 4 in Leren over leren, Oosterheert I., (2007). Groningen: Noordhoff Uitgevers

Hoofdstuk 2,3 Handelingsgericht werken; een handreiking voor het schoolteam, Pameijer, N., Beukering, T. en Lange S., (2009), Leuven: Acco

Hoofdstuk 3 in Leerlingenzorg in de basisschool, Maas A., (2007). Heeswijk-Dinther: Esstede (wordt uitgereikt in de les)

Jansen H., Werkhoudingsproblemen, afstemmingsstrategie, uitgedeeld artikel, op hoofdlijnen bestuderen

Hoofdstuk 1 en 2 in Kiezen voor het jonge kind, H. Brouwers, Bussum: Countinho maart 2012

Enkele documenten op Scholar

13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
Jongere Kind:

Mathekings, Hoenisch E., Niggemeyer (2007), Amsterdam: SWP

Spelend Rekenen, Slenders, M. , van Roosmalen-Noppen, Hilhorst M., Van Schijndel-Boel I., (2009), Drunen: Delubas
Oudere kind:

Rekenen-wiskunde in de praktijk, Kerninzichten, Oonk, W. e.a., (2011), Groningen: Noordhoff Uitgevers
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
Aanbevolen: abonnement op: Volgens Bartjens
Opzetten en uitvoeren van groepsonderzoek, op basis van dit onderzoek lesactivitieten ontwerpen en uitvoeren.
Hoorcolleges, generieke lessen, bouwspecifieke lessen, werk/feedback-bijeenkomsten.
Deze OWE omvat bijeenkomsten
rekenen-wiskunde waarvan 1 bijeenkomst voorbereiding op kennisbasistoets
P&O
bewegingsonderwijs. Zieverder punt 6.
133
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Periode 2, 8 weken inclusief 1 stageweek
Klassengroep, maximaal 30 studenten
Titel onderwijseenheid (OWE)
OWE 2.5 Leren door samen hardop te denken.
code
PAB-VD2.5
12.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs (HAN Pabo locatie Nijmegen)
Doelgroep
Kernfase Deeltijd (Afstudeerrichting Jonge Kind en Oudere Kind – deels specifiek en deels generiek)
Inzetten van verschillende gespreksvormen ter ontwikkeling van de taalvaardigheid.
15.
16.
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)Producten
17.
Studiepunten/studielast
18.
19.
20.
Samenhang met andere
OWE’s
Ingangseisen
Algemene omschrijving
21.
Competenties
7.5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
Onderwijstijd incl. stage:
19,5u
190,5u
Binnen deze beroepstaak maakt de student kennis met verschillende gespreksvormen en werkt hij aan zijn eigen vaardigheden om een gesprek te (bege)leiden. Deze
gesprekken en deze vaardigheden kunnen in iedere onderwijssetting ingezet worden om bij te dragen aan de onderwijsdoelen.
In deze onderwijseenheid komen de volgende gespreksvormen aan de orde:

‘Dialogic talk’ bij natuuronderwijs

Kunstbeschouwende gesprekken

Onderwijsleergesprekken

Filosofische gesprekken
Vanuit taaldidactiek leert de student daarnaast wat ‘taalontwikkelende gesprekken’ zijn. Hij leert hoe je ervoor kunt zorgen dat binnen alle gespreksvormen kinderen worden
uitgedaagd hun mondelinge taalvaardigheid maximaal in te zetten en verder te ontwikkelen.
Al die gesprekken hebben tot doel leerlingen zelf na te laten denken en hun gedachten te laten verwoorden en hierover met medeleerlingen in gesprek te gaan. De
leerlingen raken daarmee meer thuis in bepaalde onderwerpen of vakgebieden, scherpen hun denken en worden steeds taalvaardiger. Het is de taak van de leerkracht dit
proces te stimuleren en het gesprek zodanig te begeleiden dat de leeropbrengst optimaal is.
√ Interpersoonlijk competent
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in reflectie en ontwikkeling competent in samenwerking met collega's
22.
Beoordelingscriteria
13.
14.
Leren door samen hardop te denken.

Film: gesprek in de stageklas

Lesvoorbereiding

Verantwoording

Reflectie

Collegiaal feedback: filmpje
Tentamen: Schriftelijke presentatie (op DPF) Leren door samen hardop te denken
134
Student:

Geeft belang aan van waarom ‘samen hardop denken’ voor het leren van kinderen belangrijk is.

Kan onderbouwde uitspraken doen over de wijze van toepassen van diverse gespreksvormen.

Kan taalontwikkelende gespreksvaardigheden adequaat inzetten in gespreksvormen zoals hierboven genoemd.

Kan in dit licht ingeleverde werk van een medestudent kritisch en fair beoordelen.
12.
Tentaminering
toetsvorm
aantal examinatoren
Beoordeling = cijfer /
cesuur
weging
minimaal resultaat
(niet) voldaan
periode afname en
compe
herkansing =
nsatie
frequentie
Tentamen: Schriftelijke presentatie (op DPF) Leren door samen hardop te denken
schriftelijke presentatie (op DPF)
13.
Verplichte literatuur
14.
15.
16.
17.
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
18.
Werkvormen
19.
20.
21.
Les-/contacturen
Onderwijsperiode
Maximum aantal
deelnemers
1
Cijfer
60 % van het totaal
aantal te behalen
punten
100 %
6,0
2x per jaar
n.v.t.

Aerts, E. van. (2007) CultuurInzicht, Amersfoort: Thieme Meulenhoff, par. 2.4

H. Keulen van, I. Oosterheert (2011) Wetenschap en techniek op de basisschool. Groningen: Noordhoff.

Vaan, E de & J. Marell (2006) Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs, Bussum: Coutinho.

Reader: Leren door samen hardop te denken (zie: bt-wijzer)
Zie bronnen op Scholar
Videobewerkingsprogramma
n.v.t.
De lessen bestaan uit korte informatieoverdracht, zelf gesprekken voeren met medestudenten om een gespreksvorm te ervaren en elkaar feedback geven. In de ICT lessen
krijgt de student tevens ondersteuning bij het bewerken van de video-opnamen. De kennis over de vier benaderingen verkrijgt de student vooral door zelfstudie om zo
optimaal van de lessen te kunnen profiteren. In de stage oefent de student na bestudering van de theorie en oefening op de pabo met de gespreksvormen. Uiteindelijk krijgt
de student een gespreksvorm toegewezen om op te nemen voor de beroepstaakopdracht.
Hoorcolleges
Werkcolleges
Stage
Zie punt 6.
Periode 3
Klassengroep, maximaal 30 studenten
135
Titel OWE
OWE 2.6 JK Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (JK)
code
PAB-VD2.6JK
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase Deeltijd afstudeerrichting Jonge Kind (JK specifiek) HAN Pabo locatie Nijmegen
Organisatorisch en didactisch gedifferentieerd lesgeven.
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van jonge kinderen (JK)

Beroepstaakopdracht Opbrengstgericht werken met taal

Beroepstaakopdracht Afstemmen bij het jongere kind

Beroepstaakopdracht Engels geven aan het jonge kind

Kennistoets Natuur en techniek niveau 2

Beroepstaakopdracht Bewegingsonderwijs

Stage tussenevaluatie
15 stp / 420 sbu
Contacttijd:
51 uur onderwijsgroep
Onderwijstijd:
369 (incl. stage)
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets en de andere beroepstaken van de kernfase een cyclisch geheel.
In de beroepstaak ‘ Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen’ ontwikkelt de student de vaardigheid om in zijn onderwijs rekening te houden met de
verschillen in ontwikkeling tussen kinderen. Het accent ligt daarbij op het ontwikkelen van vaardigheden om organisatorisch en didactisch te differentiëren. In deze periode
staan daarbij Kunsten (muziek, beeldend en drama), Natuuronderwijs en Techniek (NoTe), Sociale wereldoriëntatie (SWO) en Pedagogiek & onderwijskunde (integratie –
kind – ontwikkelingsgebieden) centraal. Bij basiscommunicatie/beeldbegeleiding analyseert de student zijn eigen manier van leiding geven aan een groep aan de hand
van videobeelden.
√ Interpersoonlijk competent
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met de omgeving
√ Competent in samenwerking met collega’s
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
‘Opbrengstgericht werken
met taal’
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
Hieronder volgen de beoordelingscriteria per (deel)toets
11. Beoordelingscriteria


Student past de inzichten uit het Protocol Leesproblemen en
dyslexie toe in zijn begeleiding.
Aan het einde van de begeleidingsperiode kan de student
benoemen wat het werken met het handelingsplan heeft
toetsvorm
Aantal
examinatoren
cijfer /
(niet)
voldaan
Cesuur
Weging
Min.
vereiste
resultaat
Frequentie
Schriftelijke
presentatie
op digitaal
portfolio
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
20%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
136
opgeleverd voor zowel de kinderen als hemzelf
Afstemmen bij het jongere
kind






In de gekozen voorbeelden laat de student zien dat hij zijn
onderwijs bewust en op een activerende wijze afstemt op de leeren ontwikkelingsbehoeften van de leerlingen in zijn groep
De student heeft kennis van de voor een leraar relevante
aspecten van het schoolleven van het jongere kind, zijn leef- en
belevingswereld en zijn ontwikkelingskenmerken. Hij benut deze
kennis bij het afstemmen van mijn onderwijs.
De student geeft onderwijs vanuit voldoende zicht op de actuele
beginsituatie van leerlingen.
Op basis daarvan bepaalt de student concrete doelen rekening
houdend met verschillen tussen kinderen in interesse, leerstijl en
niveau.
Hij kijk terug naar het verloop van de activiteiten en wat er
geleerd is.
De student analyseert zijn/haar manier van leiding geven aan de
groep aan de hand van opgenomen filmmateriaal van de student
waarop te zien is dat de student aan het lesgeven is.
Engels geven aan het jonge
kind
De student:

laat zien dat hij activiteiten weet te ontwerpen die passen bij
het doel en de uitgangspunten van Engels voor groep 1 t/m
4.

De student reflecteert op zijn vaardigheid in het vormgeven
en uitvoeren van Engels voor het jongere kind en formuleert
voornemens voor de verdere ontwikkeling daarvan
Kennistoets Natuuronderwijs

en techniek niveau 2
De kennistoets “natuur en techniek” gaat over eigen kennis van natuur
en techniek. De inhoud van deze toets betreft de kennisbasis
natuurwetenschap en techniek zoals deze landelijk is vastgesteld.
Bewegingsonderwijs
De student:

Organiseert activiteiten en voert activiteiten uit

Kan organisatorische problemen die zich voordoen bij het
zelfstandig reguleren door de kinderen ondervangen en
begeleiden

Kan kinderen die moeite hebben met de activiteit begeleiden en
ondersteunen.

Kan activiteiten die recht doen aan verschillen tussen kinderen
(gedifferentieerd aanbod) aanbieden en begeleiden.
Tussenbeoordeling stage
De student:

Laat een onderzoekende houding zien.
punten
Mondelinge
presentatie
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
30%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Schriftelijke
presentatie
op digitaal
portfolio
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
10%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
10%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Mondelinge
presentatie
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
10%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Stage
2
cijfer
60% van
20%
6,0
In overleg
137







13. Verplichte literatuur
Neemt initiatief om gebruik te maken van de mogelijkheden in de
stage om nieuwe kennis op te doen en om zijn handelingsrepertoire uit te breiden.
Probeert zo goed mogelijk af te stemmen op de onderwijsbehoefte van zowel individuele kinderen als de groep.
Kent de essentie van de leer- en vakgebieden.
Kan kinderen plaatsen op de leerlijn van de verschillende leer en
vakgebieden.
Wordt door de leerlingen gerespecteerd.
Neem deel aan meso-activiteiten.
Communiceert effectief met collega's
(tussen)beoordeling
het totaal
aantal te
behalen
punten
Voor alle vakken
 De in de lessen gemaakte aantekeningen en de verstrekte hand-outs.
Taal
Nederlands

Handleiding van (lees)methode.

Leesmethode (toetsen geletterdheid), groep 3 en 4.

LVS van de stageklas.

Protocol Leesproblemen en Dyslexie.

Literatuur en collegestof van OWE 2.2.

www.expertisecentrumnederlands.nl
Engels:

Literatuur wordt aan het begin van de periode opgegeven.
OJW
Natuuronderwijs en techniek kennistoets niveau 2:

Kersbergen C. & Haarhuis A. (2009). Natuuronderwijs Inzichtelijk. Bussum: Coutinho. Hfst 4 t/m 7.1

Soortenlijst niveau 2: http://digibordpabo.yurls.net/nl/page/676586

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2015) Natuur en Techniek - kennistoets niveau 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Natuuronderwijs en techniek didactiek:

Vaan, E. de & Marell, J.(2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Bussum: Coutinho. 7e herziene druk.

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2015) Natuur- en Techniekonderwijs, afstemmen op de ontwikkeling van kinderen. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
SWO:
 Blokhuis, J. (2009). Aardrijkskunde en Didactiek: bronnenboek. Groningen: Noordhoff.
 Bruin, R. de, & Bosua, M. (2009). Geschiedenis Geven. Assen: Van Gorcum.
 Reader, Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
blz. 13 t/m 37; ontwikkeling van tijdsbesef groep 3 en 4: blz 38 t/m 52
 Reader, Bronnenboek oriëntatie op jezelf en de wereld - AK en GS. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Kunsten:
Beeldende vorming

Onna, J. van, & Jacobse, A. (2008). Laat maar zien. Groningen Noordhoff.
Muziek

Haverkort, F. Lei, R. van der, & Noordam, L.(2010). Eigenwijs liedbundel voor het basisonderwijs (inclusief cd-rom). Bron: SMV.

Haverkort, F., & Lei, R. van der (2010). Muziekmeester. Amsterdam Thieme Meulenhof.
138

Reader Muziek specialisatie jongere kind . Nijmegen, Pabo Groenewoud (zie bt wijzer).
Drama

Nooij, H.de (2012). Kijk op spel, drama voor de PABO. Groningen : Noordhoff.
P&O

Brouwers, H. (2010). Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Uitgeverij Coutinho

Eijkeren, M. van. (2008). Pedagogisch- didactisch begeleiden. Zutphen: ThiemeMeulenhoff.

Feldman, R.S. (2013) Ontwikkelingspsychologie (5e editie). Amsterdam: Pearson Benelux B.V.

Kallenberg, T., Koster, B., Onstenk, J. & Scheepsma, W. (2007) Ontwikkeling door Onderzoek. Zutphen: ThiemeMeulenhoff.
o
H. 4 'Data verzamelen', informatie over verschillende manieren om data te verzamelen
o
Skillsheets (handvat bij onderzoek doen)

D22 Hoe observeer je leerlingen? p. 207 - 208

D23 Hoe observeer je zo objectief mogelijk? p. 209 - 210

D25 Hoe houd je een interview? p. 215 - 217

Oosterheert. I. (2011). Leren over leren (2e druk). Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.

Aanvullende artikelen op Scholar
Bewegingsonderwijs

Hazelebach C. e.a. (2011) Bewegingsonderwijs in het speellokaal deel 1 t/m 6 Publicatiefonds ’t Web.

Bronnenboek 960; Bewegingsonderwijs niveau 2
SVIB:

Visser , Y. e.a (2005), Leraar worden, een competentiegerichte aanpak, Heeswijk-Dinter: Esstede bv.

Brons, C., (2000), De klas in beeld + DVD, Heeswijk-Dinther: Esstede bv.

Geel, V. van, (1997), Lichaamstaal,praktijkboek voor de leraar, Baarn, HB uitgevers
Woltjer , G. (2006), Hoe ga je om met kinderen op school,Competenties in de praktijk, Groningen WN
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Zie bronnen op scholar
n.v.t.
n.v.t.
Student ontwerpt didactisch en organisatorisch gedifferentieerde lessen en geeft deze lessen tijdens de stage.

Theorielessen met activerende werkvormen

Samenwerking in duo’s

Bijhouden mindmap afstemming

Zelfstudie: verdiepen in aangegeven literatuur
Deze OWE omvat 31 blokuren van 1,5 uur en 6 lessen van 45 min.
Daarnaast 4 bijeenkomsten rekenen-wiskunde: voorbereiding op kennisbasistoets ( 2 in periode 3 in periode 4). Zie verder punt 6.
Periode 3 en 4, 14 lesweken en 1 stageweek (onder voorbehoud)
Klassengroep, maximaal 30 studenten
139
Titel OWE
code
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
OWE 2.7 JK Thematisch ontwerpen (JK)
PAB-VD2.7JK
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase voltijd – deeltijd afstudeerrichting Jonge Kind (JK specifiek) HAN Pabo locatie Nijmegen
Betekenisvol thematisch onderwijs geven door middel van het integreren van meerdere ontwikkelings- en leergebieden.
Thematisch ontwerpen voor jonge kinderen (JK)


Presentatie thematisch werken
Presentatie bewegingsonderwijs: contextmodule
7,5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd:
Geprogrammeerde onderwijstijd
29,25 uur onderwijsgroep
180,75 uur (incl. stage)
Deze beroepstaak sluit aan op BT 2.6. Op basis van het in BT 2.6. beschreven groepsproces en beschreven mogelijkheden tot afstemming op verschillen tussen kinderen
wordt in BT 2.7 een eigen thematisch ontwerp gemaakt, uitgevoerd en geëvalueerd.
Propedeuse behaald (t.b.v. landelijke kennisbasistoetsen Taal en Rekenen)
In de beroepstaak Thematisch Ontwerpen ontwikkel je de vaardigheid om meerdere ontwikkelings- en leergebieden te integreren in betekenisvol thematisch onderwijs en
om de resultaten daarvan te herkennen en te gebruiken voor evaluatie en bijstelling. Jouw reflectie op deze werkwijze verwerk je in jouw visie op opvoeding en onderwijs.
In deze beroepstaakopdracht werk je nauw samen met jouw mentor en een medestudent. Je kiest een thema of werkt vanuit een thema dat al gepland is. Je gebruikt jouw
groepsportret en jouw inzichten en voornemens met betrekking tot afstemmen om het thema (verder) uit te werken. Sleutelwoorden zijn ‘betekenisvol’, ‘activeren’
‘verbinden’ ‘variëren’ ‘afstemmen’ en ‘evalueren’. Het afstemmen geef je mede vorm vanuit de talenten die je in jouw leerlingen herkent.
Bij deze beroepstaak worden ook de kennisbasistoets Rekenen/Wiskunde en de kennisbasistoets Taal verzilverd.
10. Competenties
√ Interpersoonlijk competent
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met de omgeving
√ Competent in samenwerking met collega’s
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Presentatie thematisch
ontwerpen
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
De beoordelingscriteria zijn per deeltoets aangegeven
11. Beoordelingscriteria
De student

Ontwerpt en geeft activerend en betekenisvol thematisch
onderwijs waarin hij meerdere leer- en
ontwikkelingsgebieden integreert.

Zet werkvormen, samenwerkingsvormen, leermiddelen
(inclusief ICT) en didactieken in die passen bij de -vanuit
kennis van leerlijnen- gestelde doelen.

Stemt af op, en stimuleert verschillende talenten, interesses
en verwerkingsniveaus van de kinderen.

Maakt duidelijk hoe hij werkt aan (delen van) de volgende
toetsvorm
Aantal
examinatoren
cijfer /
(niet)
voldaan
Cesuur
Weging
Min.
vereiste
resultaat
Frequentie
Mondelinge
presentatie
4
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
50%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
140
Kennistoets
Aardrijkskunde niveau 2
Kennistoets Geschiedenis
niveau 2
competenties van de eindkwalificaties leren en lesgeven met
ICT: instrumentele vaardigheden, informatievaardigheden,
pedagogisch-didactisch gebruik van ICT, evalueren in ictrijke leerprocessen en ontwerpen van ICT-rijke
leerarrangementen.

Zet ICT op meerdere plekken in het leerproces van de
leerlingen in en verantwoordt de keuze daarvoor.

Maakt duidelijk welke (didactische) keuzes hij maakt bij de
inzet van ICT en wat de gevolgen zijn voor het eigen
lesgeven.

Is in staat om spel te benutten als ontwikkelingsinstrument.

Kan vooraf, tijdens en na afloop van het thema op
verschillende manieren gegevens verzamelen over de
ontwikkeling van kinderen en registreert die om aan te
kunnen geven wat het effect is van zijn aanbod en
begeleiding.

Voert gesprekken met kinderen die ervoor zorgen dat het
thematisch werken voor hen boeiend en uitdagend blijft.

Oriënteert zich op verschillende manieren met collega’s en
kinderen op de keuze, inhoud en vormgeving van het thema.

Vertaalt zijn ervaringen met thematisch werken in ideeën die
hij heeft over kinderen, over opvoeding en onderwijs en
ontwikkelt op deze manier zijn persoonlijk werkconcept.

Zorgt voor samenhang in inhoud en voor variatie in
werkvormen.

Speelt in op talenten, interesses en verwerkingsniveaus van
kinderen

.Brengt de opbrengst van zijn thematisch werken in beeld.

Heeft een duidelijke visie op thematisch werken
De kennistoets “aardrijkskunde niveau 2” is een uitbreiding van de
eigen kennis van aardrijkskunde op onderbouwniveau van het
voortgezet onderwijs.

Kennis van geografische begrippen.

Kennis van begrippen, feiten en plaats kunnen toepassen in
een context van een gebied.
De kennistoets “geschiedenis niveau 2” gaat over eigen kennis van de
geschiedenis op brugklas niveau. De toets toetst van 1500 tot nu.

Kennis van historische feiten en jaartallen

Plaatsen van ontwikkelingen in de tijd, het bepalen
chronologische volgorde van personen en gebeurtenissen

(her)kennen van de belangrijkste kenmerken van de eerste
5 tijdvakken.
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
20%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
20%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
141
Mondelinge presentatie
Bewegingsonderwijs
De student

Kan een speelterrein zo inrichten dat eenvoudige
bewegingsactiviteiten (brede context activiteiten) effectief
kunnen worden uitgevoerd en begeleid.

Kan eenvoudige bewegingsactiviteiten voor groep 3 t/m 8
snel en effectief kunnen introduceren a.d.h.v. plaatje, praatje
en daadje..

Kan eenvoudige bewegingsactiviteiten voor groep 3 t/m 8
begeleiden op “loopt het” en”lukt het”problemen.

Kan bewegingsactiviteiten die geschikt zijn voor diverse
bewegingscontexten selecteren op basis van de volgende 5
criteria:
o
te realiseren door alle kinderen;
o
alle kinderen kunnen tegelijk actief bewegen;
o
eenvoudig te begeleiden;
o uitnodigen tot zelfstandig herhalen door de
kinderen; verwantschap kunnen geven met wat in
gewone lessen bewegingsonderwijs aangeboden
wordt.
13. Verplichte literatuur
Voor alle vakken
 De in de lessen gemaakte aantekeningen en de verstrekte hand-outs.
Mondelinge
presentatie
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
10%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
Taal

Beek, W. van & Verhallen, M. (2004). Taal, een zaak van alle vakken. Bussum: Coutinho.
OJW, Note:

H. Keulen van, & Oosterheert, I. (2011). Wetenschap en techniek op de basisschool Groningen: Noordhoff.

Vaan, E. de & Marell,J. (2006). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs (PDN), Bussum Coutinho.
SWO:
 Blokhuis, J. (2009). Aardrijkskunde en Didactiek: bronnenboek. Groningen: Noordhoff.
 Bruin, R. de, & Bosua, M. (2009). Geschiedenis Geven. Assen: Van Gorcum.
 Reader, Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
blz. 13 t/m 37; ontwikkeling van tijdsbesef groep 3 en 4: blz 38 t/m 52
 Reader, Bronnenboek oriëntatie op jezelf en de wereld - AK en GS. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Kunsten:
Beeldende vorming (BV)
Onna, J. van. 2008, Laat maar zien. Groningen: Wolters Noordhoff, Hoofdstuk 1 t/m 11
Muziek

Haverkort, F. Lei, R. van der, & Noordam, L.(2010). Eigenwijs liedbundel voor het basisonderwijs (inclusief cd-rom). Bron: SMV.

Haverkort, F., & Lei, R. van der (2010). Muziekmeester. Amsterdam Thieme Meulenhof.

Bronnenboek “Jonge kind” 0708, 8 artikelen over muziek
Drama

Nooij, H.de, (2012) Kijk op spel, drama voor de PABO;
P&O

Brouwers, H. (2010) Kiezen voor het jonge kind. Bussum: Uitgeverij Coutinho

Eijkeren, M. van. (2008). Pedagogisch- didactisch begeleiden. Zutphen: ThiemeMeulenhoff.

Feldman, R.S. (2013) Ontwikkelingspsychologie (5e editie). Amsterdam: Pearson Benelux B.V.
142




14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE
Kallenberg, T., Koster, B., Onstenk, J. & Scheepsma, W. (2007) Ontwikkeling door Onderzoek. Zutphen: ThiemeMeulenhoff.
o
H. 4 'Data verzamelen', informatie over verschillende manieren om data te verzamelen
o
Skillsheets (handvat bij onderzoek doen)

D22 Hoe observeer je leerlingen? p. 207 - 208

D23 Hoe observeer je zo objectief mogelijk? p. 209 - 210

D25 Hoe houd je een interview? p. 215 - 217
Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen - Jongere kind. (beroepstaak 2.6 jk). (2013) Nijmegen:Pabo Groenewoud.
Oosterheert. I. (2011). Leren over leren (2e druk). Groningen/Houten: Wolters-Noordhoff.
Artikelen op Scholar
Bewegingsonderwijs
Reader. Bewegen in brede context. Nijmegen: Pabo Groenewoud
Zie bronnen op scholar
n.v.t.
n.v.t.
In nauwe samenwerking met de mentor en een medestudent ontwerpt student thematisch onderwijs. Daarbij integreert student meerdere ontwikkelings- , leer – en
kennisgebieden waaronder de kennisbases van taal, rekenen, geschiedenis en aardrijkskunde.

Theorielessen met activerende werkvormen

Samenwerking in duo’s

Zelfstudie: verdiepen in aangegeven literatuur
Deze OWE omvat 18 lesblokken van 1,5 uur en 3 lessen van 45 min. Zie punt 6.
Periode 4, 7 lesweken en 1 stageweek.
Klassengroep, maximaal 30 studenten.
OWE 2.6 OK Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van kinderen (OK)
code
PAB-VD2.6OK
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase Deeltijd afstudeerrichting Oudere Kind (OK specifiek) HAN Pabo locatie Nijmegen
Organisatorisch en didactisch gedifferentieerd lesgeven.
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
Onderwijs afstemmen op de ontwikkeling van oudere kinderen (OK)

Beroepstaakopdrachten voor de leergebieden OJW (NOTE en SWO), Kunsten en Taal

Kennistoets Note niveau 2

Tussenbeoordeling stage eind Pabo 2
15 stp / 420 sbu
Geprogrammeerde contacttijd:
Geprogrammeerde onderwijstijd, incl stage:
46,5 uur Onderwijsgroep
373,5 uur (incl. stage)
In deze beroepstaak gaat de student de kennis en inzichten uit voorafgaande beroepstaken toepassen in het afstemmen op de ontwikkeling van kinderen met aandacht
voor opbrengstgericht werken. Hij oefent met vakinhouden en vakdidactiek en ontwerpt lessen waarin hij adaptief op de behoeften van de leerlingen kan inspelen.
143
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
In de beroepstaak 2.1 heeft de student kennis gemaakt met een aantal mogelijkheden om de ontwikkeling van
kinderen te analyseren, registreren en te volgen. In beroepstaak 2.2 is specifiek ingegaan op de
ontwikkeling van geletterdheid en in de beroepstaak 2.4 op die van gecijferdheid en de mogelijkheden
om interventies af te stemmen op individuele kinderen of op groepjes met een specifieke
onderwijsbehoefte.
In deze beroepstaak ontwikkelt de student de vaardigheid om af te stemmen bij SWO, Kunsten, Note, Taal en Engels, op het niveau van de klas, groepjes en individuele
kinderen, in geplande en spontane situaties.
Bij OJW en Kunsten verkent de student de mogelijkheden om af te stemmen vanuit vakdidactiek en vakinhoud.
Bij Taal leert de student hoe hij opbrengstgericht kan werken
Bij Engels experimenteert de student met activiteiten die een positieve houding ten opzichte van het spreken van Engels ontwikkelen.
√ Interpersoonlijk competent
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met de omgeving
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Presentatie
Opbrengstgericht werken
met taal
√ Competent in samenwerking met collega’s
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
Hieronder volgen de beoordelingscriteria per (deel)toets.
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min. vereiste Frequentie
exami(niet)
resultaat
natoren
voldaan
Schriftelijke
1
cijfer
30%
6,0
2 pogingen

De student past de opgedane kennis van de tussendoelen
60% van
gevorderde geletterdheid toe in de begeleiding van
presentatie
per
het
kinderen.
studiejaar
totaal

De student geeft planmatig onderwijs vanuit voldoende zicht
op de actuele beginsituatie van leerlingen. Op basis daarvan
aantal te
bepaalt hij concrete doelen, activiteiten en methodieken en
behalen
stelt een handelingsplan op.
punten

De student kijkt systematisch terug op het verloop van de
activiteiten en wat er geleerd is en stelt zo nodig het
handelingsplan bij.

De student stemt de begeleiding af op de behoeftes van
kinderen. Hij past de inzichten uit het Protocol
Leesproblemen en Dyslexie toe in de begeleiding.
144
Presentatie Vakdidactisch
afstemmen
1. SWO

De student plaatst op basis van de beginsituatie (een
groepje) kinderen op de leerlijnen.

De student bepaalt vanuit de beginsituatie wat de kinderen
in het onderwijsarrangement gaan leren.

Vanuit eigen beginsituatie en stagecontext bepaalt de
student eigen leerkrachtdoelen.

De student benoemt en verantwoordt hoe hij afstemt op
kinderen in de leer- en werkomgeving. En hij laat zien dat hij
de (vak)didactiek volop betrekt.

De student benoemt en verantwoordt wat hijzelf en de
kinderen geleerd hebben en maakt daarmee het leerproces
van zichzelf en de leerlingen expliciet.

De student ontwerpt en voert lessen uit. Het vierfasenmodel
en TPR staan centraal in het ontwerp.

De student analyseert zijn/haar manier van leiding geven
aan de groep aan de hand van opgenomen filmmateriaal
van de student waarop te zien is dat de student aan het
lesgeven is
Idem als bovenstaand, nu toegespitst op vakgebied Note.
Schriftelijke
en
mondelinge
presentatie
1
cijfer
Schriftelijke
en
mondelinge
presentatie
1
cijfer
Presentatie Vakdidactisch
afstemmen
3. Kunsten
Idem als bovenstaand, nu toegespitst op vakgebied Kunsten.
Schriftelijke
en
mondelinge
presentatie
1
cijfer
Presentatie Vakdidactisch
afstemmen
4. Engels
Idem als bovenstaand, nu toegespitst op vakgebied Engels.
Schriftelijke
en
mondelinge
presentatie
1
cijfer
Kennistoets Natuuronderwijs
en techniek niveau 2
De kennistoets “natuur en techniek” gaat over eigen kennis van natuur
en techniek. De inhoud van deze toets betreft de kennisbasis
natuurwetenschap en techniek zoals deze landelijk is vastgesteld.
Kennistoets
1
cijfer
Presentatie Vakdidactisch
afstemmen
2. Note
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
10%
6,0
2 pogingen
per
studiejaar
145
Tussenbeoordeling stage
eind Pabo 2
De student:

laat een onderzoekende houding zien.

neemt initiatief om gebruik te maken van de mogelijkheden in de
stage om nieuwe kennis op te doen en om zijn handelingsrepertoire uit te breiden.

communiceert tijdig en open over zijn leerproces.

geeft aan waar verbeterpunten liggen.

probeert zo goed mogelijk af te stemmen op de onderwijsbehoefte van zowel individuele kinderen als de groep.

kent de essentie van de leer- en vakgebieden.

kan kinderen plaatsen op de leerlijn van de verschillende leer en
vakgebieden.

weet leerlingen te boeien.

wordt door de leerlingen gerespecteerd.

speelt qua vorm en inhoud flexibel in op wat leerlingen inbrengen.

neemt deel aan meso-activiteiten.

communiceert effectief met collega's.

communiceert met ouders over de ontwikkeling van hun kinderen.

is in staat om op een verantwoorde wijze een dagdeel onderwijs
te verzorgen.
13. Verplichte literatuur
Taal:


Mondelinge
en
schriftelijke
presentatie
2
cijfer
60% van
het
totaal
aantal te
behalen
punten
20%
6,0
In overleg
Huizenga, H. (2010). Aanvankelijk en technisch lezen. Groningen/Houten: Noordhoff.
Druenen, M. van (2012). Leesproblemen en dyslexie in het basisonderwijs – Handreiking voor aankomende leerkrachten. Nijmegen: Expertisecentrum
Nederlands. (dit boek kopen of downloaden) www.expertisecentrumnederlands.nl
Natuuronderwijs en techniek kennistoets niveau 2:

Kersbergen C. & A. Haarhuis (2009), Natuuronderwijs Inzichtelijk. Bussum Coutinho. Hfdst. 3 t/m 6 (behalve § 5.1 t/m 5.3).

Soortenlijst cito deel 2 : http://digibordpabo.yurls.net/nl/page/676586

Reader NoTe – Natuur- en techniekonderwijs OK. Afstemmen op de ontwikkeling van kinderen. Nijmegen: Pabo Groenewoud, hfdst. 2 en 3.
Natuuronderwijs en techniek didactiek:

Vaan, E de & J. Marell, (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs, Bussum: Coutinho.

Reader NoTe – Natuur- en techniekonderwijs OK. Afstemmen op de ontwikkeling van kinderen. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Aardrijkskunde:

Blokhuis, J. (2009) Aardrijkskunde en Didactiek: bronnenboek, Groningen: Noordhoff.

Reader Bronnenboek oriëntatie op jezelf en de wereld - AK en GS. Nijmegen: Pabo Groenewoud.

Verheij J.K., Notté, H. e.a. (2007). Aardrijkskunde is overal. Rosmalen: Cantal Uitgeverij.
Geschiedenis:

Bruin, R. de, & Bosua, M.(2009 )Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum.

Reader Bronnenboek oriëntatie op jezelf en de wereld - AK en GS. Nijmegen: Pabo Groenewoud.

Reader Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Drama:

Nooij, H. (2012) Kijk op spel: Drama voor de pabo. Groningen: Wolters-Noordhoff.
146
Muziek:

Lei, R.van de, F. Haverkort en L.Noordam (2007) Muziek Meester!, Amersfoort: ThiemeMeulenhoff.
Beeldende Vorming:

Onna, J. van, A. Jacobse (2008) Laat maar zien. Groningen:Wolters Noordhoff.
Engels:

Bodde-Alderlieste, M. en J.Schokkenbroek, 2011, Engels in het basisonderwijs, kennisbasis vakdidactiek. Groningen/Houten: Noordhoff Uitgevers.
P&O:

Feldman, R. (2012). Ontwikkelingspsychologie. Benelux: Pearson.
RLV:

Bronnenboek Religie en Levensbeschouwelijke vorming, Pabo 2 (kernfase).
Rekenen:

M. van Zanten e.a., (2011) Gebroken getallen. ThiemeMeulenhoff

M. van Zanten e.a. ,(2007) Hele getallen. ThiemeMeulenhoff

M. van Zanten e.a. , (2011) Meten en meetkunde. ThiemeMeulenhoff

M. van Zanten e.a.,(2009) Verhoudingen en procenten. ThiemeMeulenhoff
ICT:
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Titel OWE

Wordt in bijeenkomst 1 medegedeeld.
SVIB:

Visser , Y. e.a (2005), Leraar worden, een competentiegerichte aanpak, Heeswijk-Dinter: Esstede bv.

Brons, C., (2000), De klas in beeld + DVD, Heeswijk-Dinther: Esstede bv.

Geel, V. van, (1997), Lichaamstaal,praktijkboek voor de leraar, Baarn, HB uitgevers

Woltjer , G. (2006), Hoe ga je om met kinderen op school,Competenties in de praktijk, Groningen WN
Zie bronnen op scholar
n.v.t.
Leerlingvolgsysteem stageklas
Student ontwerpt didactisch en organisatorisch gedifferentieerde lessen en geeft deze lessen tijdens de stage.
Klassikale lessen, feedbacklessen, zelfstudie
Deze OWE omvat 28 blokuren van 1,5 uur en 6 lessen van 45 min.
Daarnaast 4 x rekenen-wiskunde: voorbereiding op kennisbasistoets. 2 x in periode 3 en 2 x in periode 4
Zie punt 6.
Periode 3 en 4, 15 lesweken en 1 stageweek
Klassengroep, maximaal 30 studenten
OWE 2.7 Thematisch ontwerpen oudere kind (OK)
147
code
PAB-VD2.7OK
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase Deeltijd afstudeerrichting Oudere Kind (OK specifiek) HAN Pabo locatie Nijmegen
Betekenisvol thematisch onderwijs geven door middel van het integreren van meerdere ontwikkelings- en leergebieden.
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
Thematisch ontwerpen oudere kind (OK)
1 thematisch ontwerp
Beroepstaakopdracht bewegingsonderwijs
7,5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd:
Geprogrammeerde onderwijstijd:
29,25 uur
180,75 uur (incl. stage)
De beroepstaak thematisch ontwerpen bouwt voort op de vakinhoudelijke en vakdidactische ervaringen van de student uit de beroepstaak Afstemmen op de ontwikkeling
van leerlingen (OWE 2.6). De student gaat een betekenisvol en activerend leerarrangement ontwerpen, gebaseerd op de beginsituatie van de leerlingen. De student leert
hoe hij allerlei leersituaties in samenhang kan ontwerpen, uitvoeren en evalueren.
Propedeuse behaald (t.b.v. landelijke kennisbasistoetsen Taal en Rekenen)
De student ontwerpt in deze periode een thematisch leerarrangement voor zijn stageklas. Hij onderzoekt welke meerwaarde thematisch onderwijs biedt, zowel in theorie
als in de praktijk. Om richting te bepalen stelt de student van te voren duidelijke doelen voor zichzelf en voor de groep, en bedenkt hoe hij de opbrengst hiervan gaat
vaststellen. Hij is in staat om de keuzes die hij maakt te verantwoorden. Hij voert het thematische ontwerp uit om de waarde ervan te testen, de opbrengst te evalueren en
te zoeken naar mogelijke doorontwikkeling. De student is 2 tot 4 dagdelen in zijn stageklas actief, zodat het thema zichtbaar gaat ‘leven’ in de groep.
In het leerarrangement past de student alle kennis en vaardigheden toe, die hij opgedaan heeft in het afstemmen op het oudere kind (BT 2.6). Hij bouwt voort op zijn
kennis van de beginsituatie van de stageklas voor de verschillende leergebieden; laat in het ontwerp zien dat hij de vakdidactiek beheerst. Het thematisch ontwerp is zijn
meesterproef qua vakinhoudelijke en vakdidactische vaardigheden. De student ontwikkelt zich met name op interpersoonlijk, pedagogisch, didactisch en organisatorisch
vlak. Naast het ontwerpen van een thematisch leerarrangement zijn twee kennistoetsen ingepland voor aardrijkskunde en geschiedenis die de eigen vaardigheden op
niveau 2 toetsen. Bij deze beroepstaak worden eveneens de kennisbasistoets Rekenen/Wiskunde en de kennisbasistoets Taal verzilverd.
√ Interpersoonlijk competent
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met de omgeving
√ Competent in samenwerking met collega’s
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
presentatie Thematisch
ontwerpen
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
De beoordelingscriteria zijn per deeltoets aangegeven
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)


De student oriënteert zich op verschillende manieren met
collega’s en kinderen, inhoudelijk op de keuze van een
thema.
De student ontwerpt en geeft activerend en betekenisvol
thematisch onderwijs waarin hij meerdere leer- en
ontwikkelingsgebieden integreert. De student kan gemaakte
toetsvorm
Naar keuze:
mondelinge
of
schrfitelijke
presentatie
Aantal
examinatoren
1
cijfer /
(niet)
voldaan
cijfer
Cesuur
Weging
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
50%
Min.
vereiste
resultaat
6,0
Frequentie
2 pogingen per
studiejaar
148
Kennistoets
Aardrijkskunde niveau 2
Kennistoets Geschiedenis
niveau 2
Mondelinge presentatie
Bewegingsonderwijs
keuzes verantwoorden en verbinden aan leerlijnen van leeren vakgebieden.

De student zet werkvormen, samenwerkingsvormen,
leermiddelen en didactieken in die passen bij de te bereiken
doelen.

De student daagt kinderen uit door gevarieerde manieren van
leren aan te bieden en stimuleert diverse talenten, interesses
en verwerkingsniveaus van kinderen.

De student voert gesprekken met kinderen die ervoor zorgen
dat het thematisch werken voor hen boeiend en uitdagend
blijft.

De student vertaalt zijn ervaringen met thematisch werken in
ideeen die de student heeft over kinderen, over opvoeding en
onderwijs en ontwikkelt op deze manier zijn persoonlijk
werkconcept.

Vooraf tijdens en na afloop van het thema verzamelt de
student op verschillende manieren gegevens over de
ontwikkeling van kinderen en registreert hij die om aan te
kunnen geven wat het effect is van zijn aanbod en
begeleiding.
De kennistoets “aardrijkskunde niveau 2” is een uitbreiding van de
eigen kennis van aardrijkskunde op onderbouwniveau van het
voortgezet onderwijs.

Kennis van geografische begrippen.

Kennis van begrippen, feiten en plaats kunnen
toepassen in een context van een gebied.
De kennistoets “geschiedenis niveau 2” gaat over eigen kennis
van de geschiedenis op brugklas niveau. De toets toetst van 1500
tot nu.

Kennis van historische feiten en jaartallen

Plaatsen van ontwikkelingen in de tijd, het bepalen
chronologische volgorde van personen en
gebeurtenissen

(her)kennen van de belangrijkste kenmerken van de
eerste 5 tijdvakken.




De student kan een speelterrein zo inrichten dat
eenvoudige bewegingsactiviteiten (brede context
activiteiten) effectief kunnen worden uitgevoerd en
begeleid.
De student kan eenvoudige bewegingsactiviteiten voor
groep 3 t/m 8 snel en effectief introduceren a.h.v.
plaatje, praatje, daadje.
De student kan eenvoudige bewegingsactiviteiten voor
groep 3 t/m 8 begeleiden op “loopt het” en”lukt
het”problemen.
De student kan bewegingsactiviteiten die geschikt zijn
voor diverse bewegingscontexten selecteren op basis
van de volgende 5 criteria:
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
20%
6,0
2 pogingen per
studiejaar
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
20%
6,0
2 pogingen per
studiejaar
Mondelinge
presentatie
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
10%
6,0
2 pogingen per
studiejaar
149
6.
7.
8.
9.
te realiseren door alle kinderen;
alle kinderen kunnen tegelijk actief bewegen;
eenvoudig te begeleiden;
uitnodigen tot zelfstandig herhalen door de
kinderen;
10. verwantschap kunnen geven met wat in gewone
lessen bewegingsonderwijs aangeboden wordt
13. Verplichte literatuur
P&O:

Bronnenboek Thematisch ontwerpen (pabo) + bronnen op Han scholar beroepstaak 2.7 OK –bronnen
Aardrijkskunde:

Blokhuis, J. (2009) Aardrijkskunde en Didactiek: bronnenboek, Groningen: Noordhoff
Geschiedenis:

Bruin, R. de, .Bosua, M. (2009 ). Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum


Natuuronderwijs en techniek:Vaan, E de & J. Marell, (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs, Bussum: Coutinho
Reader NoTe – Natuur- en techniekonderwijs OK. Afstemmen op de ontwikkeling van kinderen. Nijmegen: Pabo Groenewoud,
Drama:

Nooij, H. (2012) Kijk op spel: Drama voor de pabo. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Muziek:

Van der Lei (2007) Muziek Meester, ThiemeMeulenhoff
Beeldende Vorming:

Onna, J. van, Jacobse, A. (2008) Laat maar zien, Wolters-Noordhoff.
Bewegingsonderwijs:

Reader Bewegingsonderwijs (reader nr. 172)
ICT:
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers

wordt in bijeenkomst 1 meegedeeld
Zie bronnen op scholar
n.v.t.
n.v.t.
Student ontwerpt thematisch onderwijs. Daarbij integreert student meerdere ontwikkelings- , leer – en kennisgebieden waaronder de kennisbases van taal, rekenen,
geschiedenis en aardrijkskunde.
Klassikale lessen, feedbacklessen, zelfstudie
Deze OWE omvat 18 blokuren van 1,5 uur en 3 lessen van 45 min.
Zie punt 6.
Periode 4, 7 lesweken en 1 stageweek
Klassengroep, maximaal 30 studenten
150
Titel OWE
OWE 2.8 Integrale toets ‘Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften’
code
PAB-VD2.8
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase Deeltijd (Afstudeerrichting JK en OK – deels specifiek en deels generiek)
Visieontwikkeling, adaptief lesgeven.
Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften

Twee kindportretten

pedagogisch didactisch groepsplan, uitvoering in de praktijk en reflectie
15 stp / 420 sbu
Contacttijd:
BT 2.8 JK: 28,5 uur
BT 2.8 OK: 28,5 uur
Onderwijstijd, incl stage:
391,5uur
Deze beroepstaak vormt samen met de andere beroepstaken van de kernfase een cyclisch geheel. In de kernfase is kennisgemaakt met het belang van het uitdragen van
de visie van school op onderwijs in je dagelijks handelen. De student weet dat er verschillende systemen zijn om leerlingen te volgen in hun ontwikkeling en onderkent het
belang hiervan voor het geven van goed onderwijs (2.1). De student heeft leren denken en werken vanuit leerlijnen (rekenen/wiskunde en taal), weet zicht te krijgen op de
actuele beginsituatie van leerlingen en kan de doelen voor leerlingen en zijn onderwijsaanbod hier op afstemmen. (2.2, 2.4, 2.6) De student kan hierbij rekening houden
met verschillen tussen kinderen in interesse, leerstijl en niveau. Ook wordt kennis van het schoolleven van het oudere/jongere kind, zijn leef- en belevingswereld en zijn
ontwikkelingskenmerken benut. De student is in staat om de betekenis van spel te herkennen en te benutten als ontwikkelingsinstrument. Hij zorgt voor een leerwerkomgeving waarin kinderen gestimuleerd worden onderzoekend te leren en kan dit leren begeleiden. De student speelt doelbewust in op spontane vragen en
activiteiten van leerlingen. Hij zet werkvormen, samenwerkingsvormen (inclusief zelfstandig werken), leermiddelen (met gebruik van ICT) en didactieken in die passen bij
de te bereiken doelen. De student past activerende didactiek toe en houdt daarbij rekening met instructie- , begeleiding- en feedbackbehoeften van verschillende
leerlingen in de groep. (2.5, 2.5, 2.7). De student leert in deze beroepstaak dit alles toe te passen en te verdiepen voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften en
weet een passend onderwijs- en ondersteuningsaanbod te creëren voor alle leerlingen in zijn (stage)groep. Hierbij wordt cyclisch gewerkt met het opstellen en uitvoeren
van een groepsplan en worden de onderzoeksvaardigheden die aangezet zijn en uitgebreid worden in 2.9 en 2.10 toegepast. Ook de landelijke kennisbases Rekenen en
Taal worden getoetst..
Propedeuse behaald.
De student doorloopt tijdens deze onderwijseenheid de volledige cyclus van handelingsgericht werken (HGW) voor de hele groep met accent op het tegemoetkomen aan
specifieke onderwijsbehoeften van twee leerlingen.
Deze onderwijseenheid wordt ondersteund vanuit de deskundigheidsgebieden Taal en taaldidactiek, Rekenen en Wiskunde en Pedagogiek en Onderwijskunde (P&O).
De student brengt de onderwijs- en zorgvisie van je stageschool in kaart. Hij vormt hier op basis van actuele maatschappelijke ontwikkelingen een mening over.
Hij brengt de beginsituatie van de klas in kaart, op het gebied van rekenen/ wiskunde en taal waarbij hij ook klassenmanagement, interactie en instructie verwerkt.
Vanuit een goed zicht op leerlijnen en doelen vorm hij zich een goed beeld van de onderwijsbehoeften van de hele groep. Hierbij maakt hij de keuze voor het leergebied
Rekenen en wiskunde of Taal/Lezen. De student brengt specifieke instructie- en ondersteuningsbehoeften van de kinderen (proactief) in kaart.
Met behulp van een groepsplan (Rekenen en Wiskunde of Taal/Lezen) creëert de student ruimte om adaptief onderwijs te verzorgen aan kinderen met specifieke
onderwijsbehoeften. Hierbij worden twee leerlingen gedetailleerd gevolgd.
Op deze manier geeft de student handen aan voeten aan professionele opvattingen met betrekking tot onderwijs en zorg van de stageschool en van zichzelf. Hij laat in de
dagelijkse praktijk zien dat hij vanuit (nieuw) verworven kennis met betrekking tot het lesgeven aan en ondersteunen van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften zijn
handelen proactief en preventief kan sturen.
10. Competenties

Interpersoonlijk competent

Pedagogisch competent

Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
151
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Deeltoets Beschrijven
schoolvisie
Deeltoets Kindportretten
Deeltoets Reflectie op
handelingsgericht werken

Organisatorisch competent

Competent in samenwerking met collega’s
 Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Alle items
1
(niet)
voldaan
Max 2

De student beschrijft relevante gegevens over de wijk, buurt, Schriftelijke
min.
ligging van de school.
presentatie
voldaan
pogingen per
voldoende

De student geeft aan een heldere beschrijving van de organisatie
DPF
jaar
van en visie op zorg en onderwijs in de stageschool en
stagegroep waarbij de items uit de beschrijving van de opdracht
verwerkt zijn.

De student beschrijft zijn/haar persoonlijke opvattingen t.a.v.
zorg. De student relateert deze aan relevante maatschappelijke
ontwikkelingen (minimaal 2).

De student beschrijft de effecten van deze ontwikkelingen op het
onderwijs op de school en in zijn/haar groep
Alle items
Schriftelijke
1
(niet)
voldaan
Max 2

De student maakt een nadere analyse van de beginsituatie van
min.
de twee volgleerlingen.
presentatie
voldaan
pogingen per
voldoende

De student maakt hierbij gebruik van verschillende factoren die
DPF
studiejaar
van invloed zijn op het gedrag en de ontwikkeling van het kind.

De student benoemt of deze factoren protectief of belemmerend
zijn.

De student verwijst naar relevante theorie bij de beschrijving van
de specifieke behoeften van de twee volgleerlingen
Alle items
Schriftelijke
1
(niet)
voldaan
Max 2

De student reflecteert op zijn/haar inzicht in handelingsgericht
min.
werken en zijn/haar bekwaamheid om handelingsgericht te
presentatie
voldaan
pogingen per
voldoende
werken. De student onderbouwt dit met enkele (minimaal 2)
DPF
studiejaar
concrete voorbeelden waarin hij/zij laat zien de handelingsgericht
werken uitgangspunten van handelingsgericht werken hebt
toegepast.

Hij/Zij benoemt concrete bekwaamheden die je op het terrein van
handelingsgericht werken nog wilt ontwikkelen.

Hij/zij benoemt concreet een effect van het gebruik van bronnen (
literatuur/ deskundigen) op zijn/haar ontwikkeling in
handelingsgericht werken.
Ontwikkeling visie

Deeltoets kennistoets P&O
De student geeft aan hoe deze beroepstaak zijn/haar visie op
leerlingenzorg heeft beïnvloed, waarbij hij/zij terugkijkt naar je
visieverslag van het vooronderzoek en aangeeft hoe hij/zij visie
zijn/haar zich ontwikkeld heeft
De student:

Heeft kennis van kan passende differentiatievormen en
werkvormen

Heeft kennis van aanwijzingen, aanpakken en richtlijnen die
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het totaal
te behalen
aantal
30%
6,0
Max 2
pogingen per
studiejaar
152
Deeltoets Groepsplan;
Opzet, uitvoering en
didactische reflectie
speciaal zijn ontwikkeld voor specifieke pedagogische
behoeften.

Heeft kennis van leerprocessen

Heeft kennis van leerstijlen

Heeft kennis van de cyclus HandelingsGericht Werken
(HGW) en kan de uitgangspunten herkennen en toepassen
in praktijksituaties
De student:

Heeft de pedagogische en didactische (taal en rekenen)
beginsituatie van de groep in kaart gebracht. Dit is
aantoonbaar en navolgbaar gebaseerd op gesprekken,
waarnemingen en andere bronnen waaronder het
leerlingvolgsysteem van de school.

Toont aan dat het groepsoverzicht en de kindportretten
voldoende bieden basis om een groepsplan te maken.

Benoemt de doelen (didactisch en pedagogisch) gericht op
specifieke op groepsniveau voor deze periode.

Benoemt de (specifieke) onderwijsbehoeften van de groep
en de volgkinderen

Signaleert kinderen met specifieke behoeften

Maakt een groepsplan op basis van een gedegen
vooronderzoek

Verantwoordt de indeling in subgroepen

Heeft aangegeven wanneer en hoe je evalueert.

Heeft het plan besproken met mentor of IB-er.

Laat zien dat hij/zij het plan kan uitvoeren in tijd en in
organisatie.

Heeft de doelen voor de groep, subgroepen en de twee
volgleerlingen zijn aanwijsbaar opgenomen in vijf
samenhangende betekenisvolle activiteiten.

Komt zichtbaar tegemoet aan specifieke vakinhoudelijke en
vakdidactische en pedagogische behoeften in het licht van
de doelen.

Jonge kind: Spel / spelen is als werkvorm opgenomen in het
groepsplan.

Realiseert het groepsplan

Laat zien dat je uitvoering volgens een cyclisch proces
verloopt.

Zet passende differentiatievormen, werkvormen en
klassenmanagement in passende bij tegemoet komen aan
speciale onderwijsbehoeften

Past doelen aan waar nodig

Kan werken vanuit de visie van de school.

Evalueert het groepsplan

Beschrijft globaal de leeropbrengst van het werken met het
groepsplan op de ontwikkeling van de hele groep en de
twee volgkinderen.

Geeft hierbij concreet aan wat de invloed van zijn/haar
vakdidactische handelen en begeleidingsinterventies hierbij
geweest is
punten
Schriftelijke
presentatie
DPF
1
cijfer
Alle items
min.
voldoende
40%
6,0
Max 2
pogingen per
studiejaar
153

Deeltoets eindgesprek stage
Kennisbasistoets
rekenen/wiskunde
Kennisbasistoets taal
13. Verplichte literatuur
Herkent de wisselwerking tussen jezelf de omgeving, de
resultaten en het gedrag van een van de twee volgkinderen
De student:

Laat een onderzoekende houding zien.

Neemt initiatief om gebruik te maken van de mogelijkheden in de
stage om nieuwe kennis op te doen en om zijn
handelings¬repertoire uit te breiden.

Probeert zo goed mogelijk af te stemmen op de
onderwijsbehoeften van zowel individuele kinderen als de groep.

Kent de essentie van de leer- en vakgebieden.

Kan kinderen plaatsen op de leerlijn van de verschillende leer- en
vakgebieden.

Wordt door de leerlingen gerespecteerd.

Neem deel aan meso-activiteiten.

Communiceert effectief met collega's.
De kennisbasis toets rekenen/wiskunde toetst het onderdeel
professionele gecijferdheid van de landelijk kennisbasis
rekenen/wiskunde voor de pabo’s
Mondelinge
presentatie
(stage –
eindgesprek
)
Kennistoets
(digitaal)
2
cijfer
voldoende
30 %
6,0
1 maal eind
van de
periode.
cijfer
Landelijke
norm
-
6,0
2 pogingen
per studiejaar
De kennisbasistoets ‘taal’ gaat over eigen kennis van taal. De inhoud
cijfer
Landelijke
6,0
2 pogingen
Kennistoets
van deze toets betreft de kennisbasis taal zoals deze landelijk is
norm
per studiejaar
(digitaal)
vastgesteld.
Pedagogiek en onderwijskunde
Algemeen:

Hoofdstuk 1 t/m 3 (herhaling), Hoofdstuk 4, Hoofdstuk 5, Hoofdstuk 7 in Pameijer, N. & Beukering, T. van, e.a.: “Handelingsgericht werken een handreiking voor
schoolteams” Acco Leuven/Den Haag , 2010

Diverse artikelen integraal geplaatst of via link op scholar
JK:

Brouwers, H.: ‘Kiezen voor het jonge kind’ . Bussum. Coutinho Bussum, 2010

Artikelen op scholar
OK:

Oosterheert, I.: “leren over leren”, Noordhoff Uitgevers 2011,

Artikelen op scholar
Rekenen & wiskunde
Algemeen:

Hoofdstuk 4. Groenestijn M. e.a.,( 2011). Protocol ernstige RekenWiskunde problemen en dyscalculie. Van Gorcum. ISBN 9789023247630 . Download van
website: http://www.volgens-bartjens.nl/

En literatuur uit Pabo 1 en 2 (Boeken Thieme), uitgereikte literatuur in de lessen en artikelen op site http://www.volgens-bartjens.nl
Taal & taaldidactiek
Literatuur uit pabo 1 en 2.

Mortel, K. van der, Förrer, M. “Lezen, denken, begrijpen”, CPS, 2010

Diverse artikelen integraal geplaatst of via link op scholar.
154
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Ten behoeve van de landelijke kennisbasistoetsen Rekenen en Taal: alle eerder in de opleiding bestudeerde bronnen.
Oonk, W., Keijzer, R., Lit, S., Barth, F. (2013). Rekenen-wiskunde in de praktijk. Verschillen in de klas. Noordhoff Uitgevers ISBN 978900182036-7
n.v.t.
artikelen en materiaal uit de lessen op scholar en tijdens bijeenkomsten uitgereikt
Hoorcolleges,generieke lessen, bouwspecifieke lessen, (werk/feedback)bijeenkomsten, stage
Hoorcolleges, lessen, werkcolleges.
Naast generieke P&O-lessen en slb-bijeenkomsten zijn er bijeenkomsten ter voorbereiding op de kennisbasitoets rekenen-wiskunde. Daarnaast zijn er generieke en
specifieke (JK of OK) lessen rekenen.
Zie punt 6.
Periode 1 en periode 2, 16 weken inclusief 1 stageweek
Klassengroep, maximaal 30 studenten
Titel OWE
OWE 2.9: Wereldwijs bewegen met kinderen
code
PAB-VD2.9
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase Deeltijd – afstudeerrichting JK / OK (deels generiek - deels specifiek)
Als wereldburger kinderen wereldwijs maken.
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
Wereldwijs bewegen met kinderen
Onderwijsarrangement
7,5 stp / 210 sbu
Contacttijd:
Onderwijstijd, incl stage:
36 uur
174 uur (incl. stage)
Deze OWE bouwt voort op OWE 1.1 (met daarin het onderwijsverhaal), OWE 1.2 (waarin bezinning op vieren en identiteit plaatsvindt) en op OWE 2.3 (waarin aandacht voor
onderwijs en samenleving, voor levensbeschouwing en voor de identiteit van de leraar). Nu wordt de focus verbreed naar de pluriforme samenleving en de rol die de school
daarin speelt. De thema’s identiteit, diversiteit, kinderrechten en duurzaamheid worden uitgediept. OWE 2.9 legt een duidelijke relatie met de onderzoekslijn en stimuleert
studenten een grondige theoretische verkenning te doen binnen een gekozen thema . Er is verband met de PWC-lijn en de doorgaande lijn ‘cultuurdrager/overdrager’. De
persoonlijke bezinning van de student op zijn werkconcept (PWC) vindt in de afstudeerfase zijn afronding, gekoppeld aan een levensbeschouwelijke afstudeervariant.
In deze beroepstaak vertrekken we vanuit het concept wereldburgerschap en openen meerdere vensters op de wereld. De student verdiept zich in het thema kinderrechten
en werkt dit uit in een onderwijs arrangement. Vanuit een globaal geformuleerde probleemstelling komt de student tot een theoretische verkenning van een thema. Hij legt
een relatie met het concept wereldburgerschap waarbij hij focust op één van de vensters van wereldburgerschap. Hij verkent de culturele en religieuze diversiteit van zijn
omgeving en wordt zich ervan bewust dat hij als toekomstige leerkracht een belangrijke rol heeft als cultuurdrager en cultuuroverdrager. Hij ontwikkelt zijn visie op onderwijs
in de globaliserende samenleving.
De student verwerkt zelfstandig de kennis en didactiek van Kunsten niveau 2 en didactiek OJW niveau 2.
SBL-competenties:

vakinhoudelijk en didactisch competent

competent in samenwerking met de omgeving
155

11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Didactiek- en kennistoets
Kunsten niv. 2
Didactiektoets
OJW niv. 2
Kinderrechten-week
competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling.
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Kennistoets (QMP)
cijfer
60% van
10%
2 pogingen

De student kent de didactiek en vakinhouden kunsten niveau 2.
het totaal
per
aantal te
studiejaar
behalen
punten
Kennistoets (QMP)
cijfer
60% van
10%
2 pogingen

De student kent de didactiek van OJW niveau 2.
het totaal
per
aantal te
studiejaar
behalen
punten
-Schriftelijke
Jury
voldaan
-voldoen
1 poging per

De student toont aan bekend te zijn met de universele verklaring
van de rechten van het kind. Hij verwerkt deze actuele kennis in
presentatie
kinder
de
jaar, bij
een ICT- rijk onderwijsleerarangement.
onvoldoende
rechten
actieve
week
participatie;
vervangende
opdracht
Beroepstaak-opdracht
Wereldwijs bewegen
(deel A en B)
Deel A
1. Vanuit een globale themakeuze rond wereldburgerschap
komt de student tot een grondige theoretische
verkenning binnen het gekozen thema.Knock‐out‐criterium
2. De student doorloopt adequaat de eerste stappen van de
onderzoekscyclus, resulterend in een verslag van een
probleemverkenning.
3. De student beschrijft de probleemverkenning beknopt
vanuit verschillende perspectieven waarbij verwijzingen
naar bronnen geïntegreerd zijn in een eigen authentieke
tekst.
4. Het taalgebruik is helder, bondig en adequaat voor een zakelijke
tekst.
Deel B:
1. De student heeft gevarieerde bronnen (vaklessen, literatuur,
excursies, presentaties, kennisdeling ed) gebruikt en inhoudelijk
correct verwerkt bij de beschrijving van zijn eyeopeners. Knock‐out
criterium.
2. De student toont zich bewust van zijn rol als wereldburger en
het wereldwijs maken van kinderen in het primair onderwijs
en kan kernachtig formuleren wat dat betekent voor zijn
visie op onderwijs.
3. De student kan de betekenis van zijn eye‐openers voor
zichzelf als wereldburger en cultuur(over)drager benoemen
Schriftelijk
presentatie
2
cijfer
1 criterium
mag
onvoldoen
de zijn,
alleen niet
het eerste.
Deel A:
50%
voldoen
de
2 pogingen
per
studiejaar
Deel B:
30%
Voor
zowel
deel A als
deel B:
Criterium
nummer 1
onvoldoend
e is een 5;
één
criterium
onvoldoend
e is een 6;
1‐2 keer
goed is een
7;
3 keer goed
is een 8; 4
keer goed
een 9.
156
13. Verplichte literatuur
in termen van gedrag, voornemen(s), oordelen, activiteiten.
4. De student besluit met een slotwoord over het belang van
wereldburgerschap in het basisonderwijs
Bij de vaklessen
Wereldburgerschap algemeen: Artikelen op scholar
Cultuurbeschouwing: Artikelen op scholar
RLV
Berg, Bas van den (2007), Geloof je het zelf?! Bussum: Coutinho. Hoofdstuk 6.
Bronnenboek RLV pabo 3
Educaties
Reader
Kunsten en SWO
Aerts,E. e.a. (2007),Cultuur inZicht,Utrecht: Thieme Meulenhoff. Hoofdstuk 3.
Aardrijkskunde (onder voorbehoud; zie bt wijzer voor definitieve lijst)
Verheij J. K. en H. Notte (2007), Aardrijkskunde is overal. Rosmalen: Cantal.
* paragraaf 2.1. De schoolomgeving.
* paragraaf 1.2.1. Kijken op verschillende schaalniveaus
* paragraaf 1.2.3. Kijken vanuit verschillende invalshoeken
* paragraaf 1.3 Trends en educaties
Kunsten kennis en didactiektoets niveau 2
Drama

Nooij, H. de (2008), Kijk op spel, drama voor de Pabo. Groningen: Wolters Noordhoff. Hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5
Beeldende vorming
Didactiek en basiskennis

Onna, J. van en A. Jacobse (2013), Laat maar zien, een didactische handleiding voor beeldend onderwijs, 4e druk 2008, Groningen: Wolters-Noordhoff. Gehele
boek.
Kunsteducatie

Aerts, E., Hendriks.A.,lavoir,N van de, Tuit.J., Tongeren, C.van, Cultuur InZicht, eerste druk, 2007, Thieme Meulenhoff
H 1 t/m 4

Roozen, I. (2009), In gesprek met het beeld en met elkaar: Beschouwen en reflecteren met kinderen, Enschede: SLO. (deze brochure is te downloaden en is een
samenvatting van het boek Ogen Open, beeld beschouwen met kinderen uit groep 1 t/m 8)
Onderzoek

Van der Donk, C., & Van Lanen, B. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
Muziek
Voor oude (oranje) uitgave van Muziek Meester

Oudere kind
- pag. 55 – 80 Muziek in de midden-/bovenbouw
- pag. 175 – 201
Luisteren
- pag. 241 – 271
Muziek lezen en noteren
Voor nieuwe (paarse) uitgave van Muziek Meester (3e druk 2010)


Ondersteuningspakket 119 : hoofdstuk 6,7 en 8
Ondersteuningspakket jonge kind (reader pabo): alle artikelen
Muziek Meester ( 3e druk, 2010)
157

Jonge kind
- pag. 24 – 54 Muziek in de onderbouw
- pag. 272 – 301
Bewegen
- Ondersteuningspakket Kernfase (0708) Alle muziekartikelen

Verdieping
- pag. 82 – 96 Multicultureel muziekonderwijs
- Ondersteuningspakket Pabo1 Hoofdstuk 6, 7, 8
- Ondersteuningspakket periode 9/10 Helemaal








Hoofdstuk 3 : Luisteren : pag.61-83
Hoofdstuk 5 : Muziek lezen en noteren : pag. 119-141
Hoofdstuk 7 : Vorm : pag. 168-181
Hoofdstuk 8 : Betekenis :pag. 184-200
Hoofdstuk 9 : Muziekonderwijs en opvoeding : pag. 204 -225
Hoofdstuk 10: Muziek in de onderbouw
Thema B:Muziek in midden- en bovenbouw:
www.muziekmeester.nl
Thema D : Multicultureel muziekonderwijs:
www.muziekmeester.nl
Didactiektoets OJW niveau 2
Aardrijkskunde:

Verheij, J. (2007) Aardrijkskunde is overal. Rosmalen: Cantal.

Inzoomen en uitzoomen blz. 27 t/m 32

Regionale beeldvorming blz. 121 t/m 127

Didactische werkvormen blz. 70 t/m 107

Omgevingsonderwijs blz. 53 t/m 69

Trends en educaties blz. 44 t/m 51

Reader 210, Bronnenboek oriëntatie op jezelf en de wereld - AK en GS . Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Geschiedenis:

Bruin, R. de, Bosua, M.(2009). Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum.
2.1 De lessencyclus, invalshoeken
8.1 Omgevingsonderwijs
9.1 Het begrensde beeld

Reader 155, Oriëntatie op jezelf en de wereld - Geschiedenis niveau 1 en 2 . Nijmegen: Pabo Groenewoud.
o
Beeldvorming van het verleden,p.76-98
o
De Tien Tijdvakken, p.105-107
o
Canon van Nederland en Kerndoelen, p. 108-116
o
Ontwikkeling van tijdsbesef bij jonge kinderen, p.13-38


Reader 210, Bronnenboek oriëntatie op jezelf en de wereld - AK en GS. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Reader 223 OJW Omgevingsonderwijs, Cultureel erfgoed. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Natuuronderwijs:

Vaan, E de & Marell, J. (2006) Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Bussum: Coutinho.
o
hfdst. 1 t/m 6, 9 t/m 12 (met uitzondering van §10.4 en §10.5), 14, 15, 18 en 19.
o
hfdst. 13 en 17 t/m 23.
hfdst. 7, 8, 10, 24 en 25.


Reader 1000 NoTe - Natuur- en techniekonderwijs – OK. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
of
Reader 1033 NoTe - Natuur- en techniekonderwijs – JK. Nijmegen: Pabo Groenewoud.
Educaties:
158


Reader 224 OJW Educaties. Nij megen: Pabo Groenewoud.
Vaan, E de & Marell, J. (2006) Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Bussum: Coutinho.
o
hfdst. 16. Coutinho, Bussum 2006
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
Op Scholar wordt elk studie jaar een actuele literatuurlijst gepubliceerd
n.v.t.
In bijeenkomsten uitgereikt materiaal en besproken websites.
17. Activiteiten
Studenten kiezen een thema uit de inhouden van deze periode en verdiepen zich door een theoretische probleemverkenning. De verkenning resulteert in een verslag.
Belangrijke eyeopeners die deze periode zijn opgedaan worden verwerkt in een visieverslag.
Excursies
Vensterbijeenkomsten (directe onderzoeksbegeleiding)
Klassikale lessen
HoorcollegesPresentaties
Contacturen bestaan uit: onderwijsgroep , excursie/veldwerk ,begeleide werkbijeenkomsten, hoorcollege. Zie punt 6.
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Periode 1
Klassengroep max. 30 studenten
Titel OWE
OWE 2.10 Professional zijn in een groter geheel
code
PAB-VD2.10
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase Deeltijd – afstudeerrichting JK en OK (generiek)
Praktijkgerichte onderzoeksopzet maken en voorbereiden op het vinden van een baan als leerkracht basisonderwijs.
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
Professional zijn in een groter geheel
Drie beroepsproducten:
Onderzoeksopzet
Schoolorganisatie in het groter geheel, keuze uit:
e. Voorlichtingsfilm
f.
Minidocumentaire
g. Lesvoorbereiding en uitvoering
h. Eigen vorm
Sollicitatiebrief
7,5 / 210 sbu
Contacttijd:
24 uur
Deze OWE hangt samen met :
OWE 2.8 Lesgeven aan kinderen met speciale onderwijsbehoeften
OWE 2.9 Wereldwijs bewegen
Propedeuse behaald.
Onderwijstijd, incl stage:
186 uur (inclusief stagetijd)
159
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Integrale toets:
‘Professional zijn in een
groter geheel’
Vanuit een gezamenlijke visie wordt in een school in teamverband systematisch gewerkt aan het verbeteren van het onderwijs. De leraar is onderdeel van en voelt zich
medeverantwoordelijk voor dit continu veranderende geheel. Er wordt respectvol met elkaars kwaliteiten en meningen omgegaan. Onderzoekend leren maakt hier deel van
uit. In deze beroepstaak verken je de school als organisatie, de actoren en hun rollen, invloeden op de school en je onderzoekt de visie van de school. Je doorloopt de
eerste stappen van de onderzoekscyclus tbv een vraagstuk waar de school mee bezig is. Je levert de school een gedegen en onderbouwde onderzoeksopzet waar zo
mee kan worden gewerkt. Je rondt af met een sollicitatiegesprek met een echte directeur, waarin je laat zien voldoende zicht te hebben op de basisschool als organisatie
en jouw plaats in dit geheel.

interpersoonlijk competent

competent in samenwerking met de omgeving

competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. De
beoordelingscriteria staan hieronder vermeld.
11. Beoordelingscriteria (selectie)
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
13. De student laat zien dat hij in staat is op vanuit een probleemMondelinge
2
cijfer
100%
6,0
Voldoende
2 pogingen
stelling een probleemverkenning te maken, gericht op
en
per
indien:
studiejaar
schoolontwikkeling. Hij gebruikt hierbij relevante actoren,
schriftelijke
Indicator 5
literatuur en andere bronnen.
presentaties
minimaal
14. De student laat zien dat hij vanuit een probleemverkenning kan
voldoende
komen tot een onderzoeksvraag.
en
15. De student laat zien dat hij vanuit een onderzoeksvraag kan
indicatoren 6
komen tot een daarbij passend onderzoeksplan inclusief
t/m 12 allen
onderzoeksinstrumenten.
voldoende.
16. Het verslag informeert dermate helder en concreet over de
achtergronden, het belang en de mogelijke opzet van het
onderzoek dat het onderzoek door de school uitgevoerd kan
worden.
17. Aan de hand van bovenstaande 4 indicatoren laat de student zien
onderzoek te kunnen verrichten op niveau afstudeerbekwaam.
18. De student benoemt zijn kwaliteiten en leerpunten bij het omgaan
met ouders en relateert dit aan eigen ervaringen.
19. De student noemt argumenten die voor hem van belang zijn om
ouders als partners in de opvoeding te zien.
20. De student kan kenmerken van een professionele cultuur
benoemen en kan uitleggen hoe hij zich ertoe verhoudt.
21. De student gaat respectvol om met meningen en kwaliteiten van
anderen
22. De student heeft de diverse actoren die een rol spelen in het PO
in beeld gebracht en kan deze benoemen.
23. De student kan aangeven welke rol hij zelf heeft binnen het
grotere geheel; op microniveau en mesoniveau.
160
24. De student heeft relevante literatuur verwerkt.
13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
In bijeenkomsten uitgereikt materiaal en besproken websites.
Bolks, Tonis (2011) Professioneel communiceren met ouders. Den Haag: Boom Lemma
Eijkeren, M. van (2005) Werken in het basisonderwijs. Amersfoort: Thiememeuelenhoff
Kallenberg, T. (2010) Ontwikkeling door onderzoek. Amersfoort: Thiememeulenhoff
Vries, P. de (2007) Handboek ouders in de School. CPS Uitgeverij
Vijlder, F. de Van klassieke professionals naar excellente organisaties (Online)
Pameijer, N. & Beukering, T. van, e.a. (2010) Handelingsgericht werken in de klas Den Haag/Leuven Leuven
Wolsing, J. (2011) Schakels in de school. Bussum: Couthino
Jutten, J. (2007) De systeemdenker in actie; leidinggeven in een lerende school. Schinnen: Natuurlijk leren
Jutten, J.(2003) Natuurlijk leren: systeemdenken in een lerende school. Sittard: Consent
Emst, A. (2002). Professionele cultuur in onderwijsorganisaties. Utecht: APS/Edukern
Meijer, S ,(2010) De basisschool, een handboek voor ouders en professionals.Amsterdam : SWP Uitgeverij
Munnik,C. de & Vreugendenhil, K. (2008) Kennis over onderwijs .(tweede druk) Groningen: Noordhoff UItgevers
Munnik,C. de & Vreugendenhil, K. (2012) Ontwerpen van onderwijs. (vierde druk) Groningen: Noordhoff UItgevers
Doornenbal,J.,Van Oenen,S Pols,W(2012) Werken in de brede school, een pedagogische benadering. (eerste druk) Bussum:Coutinho
Van der Donk, C., & Van Lanen, B. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
In bijeenkomsten uitgereikt materiaal en besproken websites.
Onderzoeksopzet in relatie tot schoolontwikkeling maken
Maken van een opdracht om zicht te krijgen op de schoolorganisatie en de actoren daarbinnen
Leren communiceren met ouders en onderzoeken van de ouderbetrokkenheid op de school
Oefenen van het voeren van een sollicitatiegesprek.
Schrijven van een sollicitatiebrief.
Presenteren van beroepsproducten aan medestudenten
Zelfstudie
Colleges, deels met externe deskundigen
Werkbijeenkomsten
Rollenspel waarbij communiceren met ouders wordt geoefend
Onderwijsleergesprek
Simulatie
3 x pedagogiek en onderwijskunde met externe deskundigen
4 x slb
Beroepstaakopening.
1 x oriëntatie op de beroepstaak (periode eerder) tijdens de beroepstaakopening van 2.8.
2 hoorcolleges en 2 werkcolleges over onderzoek, 1,5 uur professionele schrijflijn
Raadpleging
Zie verder punt 6.
2
175 in collegezaal, 30 in leslokaal
161
OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
Integraal junior leraar zijn
1.
Opleiding
2.
Doelgroep
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten afstudeerfase deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind)
PAB-VD3.1
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Lesgeven, ontwerpen, begeleiden, onderzoek doen
4.
Centrale beroepstaak
Lesgeven
5.
(Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
7.
Samenhang met andere OWE’s
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10
.
Competenties
Afstudeerplan
Stage logboek
Voortgangs- en eindverslag
22,5 stp / 630 sbu
Geprogrammeerde contacttijd: leergroep, contact met stagebegeleider
10 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid: simulatieschool
Stagevoorbereiding en stage
620 uur
630 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
Deze OWE vormt samen met OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen , 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en 3.4 Meesterproef het
geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
150 sbu (propedeuse en kernfase afgerond)
Een goedkeuring van het afstudeerplan is een voorwaarde om aan de afstudeerstage te beginnen. De afstudeerstage van deze OWE vindt plaats op een derde
stageschool vanaf de propedeuse.
Tijdens de afstudeerstage ontwikkelt de student zich tot startbekwame leerkracht, dat wil zeggen dat de student voldoet aan de SBL-competenties. Tijdens de
stage houdt student een logboek bij, schrijft een voortgangsverslag en een eindverslag. Onderdeel van deze OWE is verder het schrijven van een afstudeerplan en
(alleen voor voltijd studenten) deelname aan de simulatieschool.
Alle zeven SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
11
.
Beoordelingscriteria
 competent in reflectie en ontwikkeling
Deeltentamen 1: Afstudeerplan

Leerdoelen vloeien voort uit sterkte-zwakte-analyse

Stageactiviteiten zijn gerelateerd aan de leerdoelen en de zeven SBL-competenties

In afstemming met de school is minimaal het onderwerp en het doel van het afstudeeronderzoek bepaald en is een eerste schets van het
onderzoeksvoorstel opgenomen

De contouren van de meesterproef zijn duidelijk en de beginsituatie van de leerlingen in relatie tot de beoogde doelen.

Student heeft zich inhoudelijke georiënteerd op de verdere ontwikkeling van het professioneel werkconcept.

Student heeft zich inhoudelijk verdiept ten behoeve van het werken aan de vier beroepstaken (professioneel werkconcept, stage, afstudeeronderzoek
en de meesterproef.
162
De beoordelingscriteria zijn meer gedetailleerd opgenomen in de Opleidingswijzer 2014-2015
Deeltentamen 2: Afstudeerstage
Interpersoonlijk competent:

ziet wat er gebeurt in de klas op individueel en groepsniveau en kan hier adequaat op reageren

stemt zijn manier van communiceren met kinderen af op het ontwikkelingsniveau van de kinderen

kan verantwoorden hoe hij met de groep en individuele kinderen omgaat

stimuleert gewenst gedrag en spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag

geeft op een positieve en effectieve manier leiding aan een groep kinderen

communiceert open over dat wat hem opvalt in de school
Pedagogisch competent:

speelt flexibel in op wat leerlingen inbrengen

creëert een veilige leeromgeving

heeft zichtbaar plezier in het omgaan met en lesgeven aan kinderen en weet hen te boeien

sluit aan bij de leef- en belevingswereld van kinderen

heeft een beeld van het sociaal klimaat in de groep en het welbevinden van de kinderen

verdiept zich in ontwikkelingsproblemen van kinderen uit zijn groep

kan omgaan met ontwikkelingsproblemen van kinderen uit zijn groep

verdiept zich in gedragsproblemen van kinderen uit zijn groep

kan omgaan met gedragsproblemen van kinderen uit zijn groep

draagt bij aan het collegiale gesprek vanuit actuele kennis over ontwikkeling en leren
Didactisch en vakinhoudelijk :

sluit aan bij de onderwijsbehoeften van kinderen

sluit aan bij het ontwikkelingsniveau van kinderen

plaatst kinderen op leerlijnen van leer- en vakgebieden en werkt van daaruit opbrengstgericht aan hun ontwikkeling

beheerst de leerinhouden van de vak- en vormingsgebieden

zet doelgericht verschillende werk- en groeperingvormen in

bespreekt met kinderen op positieve wijze hun werk om samen na te gaan hoe iets beter of anders kan

draagt bij aan het collegiale gesprek vanuit actuele kennis over inhoud en vakdidactiek
Organisatorisch:

heeft zijn klassenmanagement op orde

is consequent in het hanteren van regels en afspraken

wordt door de leerlingen gerespecteerd en heeft overwicht

om zich doelgericht verder te bekwamen plant hij tijd en ruimte in
Samenwerken met collega’s:

communiceert open en respectvol met collega’s

werkt constructief samen met collega’s in verschillende vormen van overleg

functioneert als volwaardig beginnend teamlid

toont zich nieuwsgierig naar wat er in de school gaande is

toont betrokkenheid op het leren van alle leerlingen in de school
Samenwerking omgeving:
163



communiceert open en respectvol met ouders
communiceert goed voorbereid met ouders over de ontwikkeling van hun kind
past verkregen handelingsadviezen toe raadpleegt deskundigen om zijn onderwijs te optimaliseren
Reflectie en ontwikkeling:

stelt zich begeleidbaar op

evalueert, reflecteert en leert continu van zijn ervaringen bij de uitvoering van het onderwijs

reflecteert op de (onbedoelde) effecten van verbeterprocessen op zijn eigen ontwikkeling en de ontwikkeling van leerlingen. verdiept zich op eigen
initiatief in nieuwe onderwerpen
12
.
toetsvorm
Tentaminering
aantal
examinato
ren
Beoordeling
= cijfer /
(niet)
voldaan
cesuur
weging
minimaal
resultaat
periode afname
en herkansing =
frequentie
compensatie
(niet)
voldaan
Alle
beoordelings
criteria
voldoende
-
voldaan
2 kansen per
studiejaar
nvt
cijfer
Alle
competentie
domeinen
gemiddeld
een
voldoende,
dan een 6.
100 %
6,0
2 kansen per
studiejaar
nvt
Deeltentamen 1: Afstudeerplan
Schriftelijke presentatie
1
Deeltentamen 2: Afstudeerstage
1
Schriftelijke en
mondelinge presentatie
13
.
Verplichte literatuur
-
14
.
Aanbevolen literatuur
-
15
.
Software
-
16
.
Overig materiaal
-
17
.
Activiteiten
18
.
Werkvormen
Deelname aan simulatieschool
Stage
Voortgangsgesprekken en eindgesprek stage
Intervisie tijdens SLB-bijeenkomsten
Deelname aan 1 pedagogische leergroep of gespreksleergroep op de opleiding
Stage, werkcolleges, intervisie tijdens SLB, individuele gesprekken
19
Les-/contacturen
Oriënteren en voorbereiden stage op de stageschool: 1 – 1,5 dag per week gedurende gemiddeld 2 maanden:
164
Uitvoeren stage gedurende 5 maanden ( 3 dagen per week) bij goedgekeurd afstudeerplan.
.
Deeltijdstudenten lopen 2 aaneengesloten dagen stage tijdens de uitvoering
Leergroep op opleiding: (6 u)
Vier contactmomenten met stagebegeleider Pabo (4 uur)
Simulatieschool alleen voor voltijd studenten.
Zie verder punt 6.
20
.
Onderwijsperiode
Semester 1 en 2
21
.
Maximum aantal deelnemers
-
OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
Praktijkgericht onderzoek doen PAB-VD3.2
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind)
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Praktijkgericht onderzoek doen
4.
Centrale beroepstaak
Praktijkgericht onderzoek doen
5.
(Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
7.
Samenhang met andere
OWE’en
Onderzoeksrapportage praktijkgericht onderzoek
Presentatie van het onderzoek op de stageschool
15 stp / 420 sbu
Geprogrammeerde contacttijd
29,5
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
293
Stage
97,5
420 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en 3.4 Meesterproef het geheel
waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10
.
Competenties
11
.
Beoordelingscriteria
150 sbu (propedeuse en kernfase afgerond)
De student voert een praktijkgericht onderzoek uit in en ten behoeve van de stageschool. Het onderzoek omvat alle stappen van een onderzoekscyclus tot en met
de onderzoeksrapportage. De rapportage voldoet aan huidige eisen van een HBO afgestudeerde.
 competent in reflectie en ontwikkeling
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten.
Tentamen: onderzoeksverslag
Student toont aan dat hij:

een praktijkrelevant vraagstuk kan beantwoorden met behulp van onderzoek.

data kan verzamelen en gebruiken in zijn werk als professional.

een praktijkrelevant vraagstuk kan plaatsen in een bredere context.

zowel bestaande als eigen inzichten en werkwijzen ter discussie stelt

kan beargumenteren hoe zijn keuzen in het onderzoekproces tot stand komen
165

alle belanghebbenden betrekt bij het onderzoeksproces

zich aan de beroepsethische gedragsregels voor onderzoek kan houden

onderzoekresultaten kan vertalen naar toepassingen in de praktijk

een consistente en navolgbare werkwijze hanteert
Deze criteria zijn gedetailleerder uitgewerkt op de beoordelingsformulieren in de opleidingswijzer.
12
.
Tentaminering
toetsvorm
aantal
examinato
ren
cijfer / (niet)
voldaan
cesuur
weging
minimaal
resultaat
periode afname
en herkansing =
frequentie
compensatie
6,0
2 kansen per
studiejaar
n.v.t
Tentamen: onderzoeksverslag
54 punten
100%
van de 90
punten
(60%)
Van Lanen, B. & van der Donk, C. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Couthino.
Schriftelijke presentatie
2
cijfer
13
.
Verplichte literatuur
14
.
Aanbevolen literatuur
Boeie, H. (2014) Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Den Haag: Boom/Lemma
Baarda, B., van der Hulst, M., & de Goede, M. (2007). Basisboek interviewen. Groningen: Noordhoff
15
.
Software
-
16
.
Overig materiaal
-
17
.
Activiteiten
18
.
Werkvormen
Student. formuleert een heldere probleemstelling uitgaande van de context van de stageschool, op basis waarvan hij zich verder verdiept in zich in theorie en
praktijksituatie van het praktijkprobleem. De onderzoeksvragen die voortvloeien uit de probleemverkenning geven vervolgens richting aan het onderzoeksplan, dat
de student hanteert om data te verzamelen en te analyseren. In het onderzoeksverslag beschrijft de student de resultaten en de conclusies van de
dataverzameling en -analyse en beschrijft hij in de discussie wat de waarde van het onderzoek is, welke aanbevelingen hij kan doen en welke vervolgvragen het
onderzoek oproept. Gedurende het onderzoek stemt de student het onderzoek regelmatig af met stageschool en onderzoeksbegeleider. Als het onderzoek is
afgerond wordt het onderzoek gepresenteerd op de stageschool aan belanghebbenden.Tenslotte voegt de student een kritische reflectie op het doen van
onderzoek in relatie tot de ontwikkeling tot junior leraar toe als bijlage bij het onderzoeksverslag.
Hoorcolleges, werkcolleges, peer-feedback, expert feedback, formatieve toetsing van onderzoeksvoorstel en onderzoeksplan, individuele gesprekken
19
.
Les-/contacturen
5 hoorcolleges x 1,5 u = 7,5 u
8 werkcolleges x 1,5 u = 12 u
Individuele begeleiding= circa 10 uur (inclusief formatieve feedback en feedback op documenten)
Zie verder punt 6
20
.
Onderwijsperiode
Het onderzoek wordt uitgevoerd tijdens de afstudeerstage. De voorbereiding, uitvoering en verslaglegging vindt plaats gedurende vier periodes. Aan het begin van
elk semester is het mogelijk te starten.
21
.
Maximum aantal deelnemers
150 studenten voor hoorcolleges.
15 studenten voor werkcolleges per groep. Aantal groepen onbeperkt.
166
OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept PAB-VD3.3
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind)
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Lesgeven en visieontwikkeling vanuit een professioneel werkconcept
4.
Centrale beroepstaak
Lesgeven en visieontwikkeling vanuit een professioneel werkconcept
5.
(Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast

Visiestuk van 4000 woorden met eventueel bijlagen als bewijslast

De student presenteert zijn professioneel werkconcept niveau 3 op het digitaal portfolio.
7,5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
Stage
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
12 uur
90 uur
108 uur
210 uur
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen en 3.4 Meesterproef het geheel waarbinnen de student werkt
aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
8.
Ingangseisen
150 sbu (propedeuse en kernfase afgerond)
Voordat het professioneel werkconcept (PWC) wordt beoordeeld moet het volgende in orde zijn:
- Verslag is op tijd beschikbaar op dpf en de beoordelaar is toegang verleend
- Verslag voldoet aan vormeisen: voorblad (met titel, naam, studentnummer, slb-er, datum); voorwoord, inhoudsopgave, paginanummering en aantal pagina’s
- Verslag voldoet aan de taaleisen (stijl, grammatica en spelling)
- Bronvermelding is volgens APA- richtlijnen
- Het PWC bevat minimaal aspecten van de dimensies ped-did/omgeving/levensbeschouwel./cultureel-maatsch.
Als alle bovenstaande onderdelen in orde zijn vindt de beoordeling plaats. Wordt na eerste lezing vastgesteld dat niet voldaan is aan vormeisen, taaleisen en
bronvermelding dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om de check helemaal op orde te maken.Een week later kan de beoordeling opnieuw
aangevraagd worden.
9.
Algemene omschrijving
De student beschrijft vanuit welke visie en inzichten hij straks aan de slag wil gaan en waarom. Hij beantwoordt vragen en verantwoordt grondig – vanuit diverse
bronnen en eigen ervaringen – vragen zoals: wat voor leraar ben ik en wil ik zijn? Hoe verhoud ik mij tot ontwikkelingen in de samenleving en in het onderwijs
bijzonder? Waarover heb ik al een visie ontwikkeld, en waar ben ik nog volop mee bezig? Wat zijn mijn kwaliteiten en waar liggen mijn uitdagingen? De student
motiveert eveneens de (eventuele) keuze voor een extra verdieping in een levensbeschouwelijke variant.
10.
Competenties
Alle zeven SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
167



11.
Beoordelingscriteria
competent in samenwerking met de omgeving
competent in samenwerking met collega's
competent in reflectie en ontwikkeling
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten.
Tentamen: professioneel werkconcept (PWC)
- t.a.v. begripsverheldering:
De student biedt een samenhangende verheldering van begrippen en benaderingen die in zijn visie centraal staan, in eigen structurering van kennis.
- t.a.v. brongebruik:
De student gebruikt gevarieerde bronnen en voldoende relevante literatuur. Opvattingen en overtuigingen komen navolgbaar voort uit een meer perspectivische
verkenning en onderbouwing.
- t.a.v.relatie denken-handelen:
De student maakt de relatie tussen zijn handelen en de onderliggende gedachten, opvattingen en waarden expliciet. Hij maakt dit concreet aan de hand van diverse
voorbeelden uit de eigen praktijk.
- t.a.v. oordeelsvorming over de eigen ontwikkeling:
De student benoemt de essentie in de ontwikkeling van zijn ervaringen, kennis en beelden over leraarschap en onderwijs. Hij laat hierbij regelmatig constructief
kritische distantie zien en weegt meerdere perspectieven af. De hieruit getrokken conclusies zijn navolgbaar en worden kritisch beschouwd.
12.
Tentaminering
toetsvorm
aantal
examinator
en
cijfer / (niet)
voldaan
cesuur
weging
minimaal resultaat periode afname en
herkansing =
frequentie
compensatie
6,0
n.v.t
Tentamen: professioneel werkconcept (PWC)
Schriftelijke presentatie
1
cijfer
Als aan ingangseisen
100%
niet is voldaan, dan
stoppen met
beoordelen = 4; Eén
keer onvoldoende = 5;
Vier voldoende = 6;
Drie keer voldoende en
één keer goed = 7;
Twee keer voldoende
en twee keer goed = 8;
Eén keer voldoende en
drie keer goed is 9;
Vier keer goed = 9, of
10 na overleg.
2 kansen per
studiejaar
13.
Verplichte literatuur
In overleg
14.
Aanbevolen literatuur
in overleg
15.
Software
-
16.
Overig materiaal
-
17.
Activiteiten
In de vier bijeenkomsten ligt het accent op het inhoudelijk ingaan op de vier dimensies: informatieverwerking, leren denken, leren verbinden en samen leren.
168
18.
Werkvormen
4 werkcolleges
19.
Les-/contacturen
Zie punt 6.
20.
Onderwijsperiode
Periode 1 en 2
21.
Maximum aantal deelnemers
16 deelnemers per groep. Onbeperkt aantal groepen.
OWE 3.4 Meesterproef 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
Meesterproef
PAB-VD3.4
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs, Pabo
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind)
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Ontwerpen van een ICT-rijk leerarrangement
4.
Centrale beroepstaak
Ontwerpen van een ICT-rijk leerarrangement
5.
(Beroeps)Producten
Zelfontworpen leerarrangement voor alle kinderen van de groep uit de afstudeerstage
6.
Studiepunten/studielast
10 stp / 280 sbu
Geprogrammeerde contacttijd (4x vakdidactische kring, 1x bijeenkomst ICT en 1x Hoorcollege Meesterproef)
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele- en groepszelfwerkzaamheid en raadpleeguren (6x ateliers)
Geprogrammeerde onderwijstijd voor voorbereiding en elektronische leeromgeving (3u per week)
Geprogrammeerde onderwijstijd voor verslaglegging
Stage
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
18 uur
18 uur
100 uur
75 uur
69 uur
280 uur
7.
Samenhang met andere OWE’s
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen en 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel
werkconcept het geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
Bij een voldoende beoordeling ‘voldoende of hoger’ voor de meesterproef 3.4 en als de overige beroepstaken van de afstudeerfase reeds met minimaal een
voldoende zijn afgerond, kan de student opgaan voor de integrale toets; een mondelinge presentatie. In deze integrale toets staat de gehele professionele
standaard niveau 3 centraal.
8.
Ingangseisen
150 sbu (propedeuse en kernfase afgerond)
Voordat werkconcept de Meesterproef wordt beoordeeld moet het volgende in orde zijn:
- Schriftelijke presentatie is op tijd beschikbaar op dpf en aan de beoordelaars is toegang verleend
- Schriftelijke presentatie is helder en overzichtelijk ingericht (tabbladen, inleiding, leeswijzer, maximaal 10 pagina’s bodytekst)
- Verslag voldoet aan de taaleisen (stijl, grammatica en spelling)
- Bronvermelding is volgens APA- richtlijnen
169
- Het verslag is goed door Ephorus gekomen
Als alle bovenstaande onderdelen in orde zijn, vindt de beoordeling plaats. Wordt na eerste lezing vastgesteld dat niet voldaan is aan vormeisen, taaleisen en
bronvermelding, dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om binnen 2 dagen de check helemaal op orde te maken.
Zodra de student dit heeft gedaan mailt hij de beoordelaar. Na deze email wordt de check opnieuw uitgevoerd.
9.
Algemene omschrijving
De student laat in de Meesterproef het beste van zijn kunnen zien in een zelfgekozen en zelfontworpen leerarrangement voor alle kinderen van zijn groep. De
meesterproef richt zich op het aantonen van de interpersoonlijk, pedagogisch, vakdidactisch en organisatorisch competentiedomeinen in voorbereiding, uitvoering
en evaluatie. Daarnaast voldoet het ontwerp en de verantwoording daarvan aan een selectie uit de professionele standaard niveau 3 (m.n. kennis toepassen en
oordeelsvorming) en toont de student kwalificaties 5, 6 en 8 aan van de Eindkwalificaties Leren en lesgeven met ICT ( Deze worden benoemd in toetscriterium 4
onder punt 11). De student plaatst het verslag + concrete bewijsstukken en verantwoording van het arrangement op het digitaal portfolio.
10.
Competenties
√
√
√
√
11.
Beoordelingscriteria
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten.
Interpersoonlijk competent
Pedagogisch competent
Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
Organisatorisch competent
Tentamen 1: Meesterproef
Criteria
Onvoldoende
Voldoende
Goed
Doelen en
beginsituatie
Doelen zijn globaal en/of niet haalbaar in
de voorgestelde tijd en/of deze liggen
niet of niet navolgbaar in de zone van
naaste ontwikkeling van (groepjes)
leerlingen, gezien de analyse van hun
beginsituatie en/of de beginsituatie is
oppervlakkig uitgewerkt en/of er is
weinig samenhang tussen de
beginsituatie en de doelen.
Activiteiten en interventies zijn niet
overtuigend afgestemd op de
onderwijsbehoeften van de groep,
groepjes kinderen en/of individuele
leerlingen, in het licht van hun
beginsituatie en de te bereiken doelen,
en/of ‘leren met ICT’ heeft in het ontwerp
geen (passende) plaats.
Doelen zijn concreet, haalbaar in de
voorgestelde tijd en deze liggen
navolgbaar in de zone van naaste
ontwikkeling van (groepjes) leerlingen,
gezien de analyse van hun beginsituatie.
Er is een logische samenhang tussen
beginsituatie van de leerlingen en de
doelen, student maakt deze relatie
expliciet.
Activiteiten en interventies zijn overtuigend
afgestemd op onderwijsbehoeften van de
groep, groepjes kinderen en/of individuele
leerlingen. De relatie met de beschreven
beginsituatie en de te bereiken doelen is
helder. ‘Leren met ICT’ heeft hierin een
passende plaats.
De ontwerpkeuzes worden niet of
nauwelijks theoretisch verantwoord. De
begrippen en bronverwijzingen en/of de
De ontwerpkeuzes worden ook theoretisch
verantwoord, met adequate gebruikmaking
van relevante begrippen, bronverwijzingen
Doelen zijn concreet, haalbaar in de voorgestelde
tijd en deze liggen navolgbaar in de zone van
naaste ontwikkeling van (groepjes) leerlingen,
gezien de analyse van hun beginsituatie, die
uitermate gedegen is. Er is een logische
samenhang tussen beginsituatie van de leerlingen
en de doelen, student maakt deze relatie expliciet.
De uitwerking hiervan is genuanceerd, gaat uit van
verschillen tussen leerlingen.
Activiteiten en interventies zijn overtuigend en zeer
zorgvuldig afgestemd op onderwijsbehoeften van
de groep, groepjes kinderen en individuele
leerlingen. De relatie met de beschreven
beginsituatie en de te bereiken doelen is helder. Er
wordt adequaat rekening gehouden met diverse
onderwijsbehoeften van uiteenlopende aard en
‘leren met ICT’ wordt hierbij krachtig en innovatief2
ingezet.
De ontwerpkeuzes worden mede vanuit een
theoretische, meerperspectivische helicopterview
gemaakt en verantwoord. Beperkingen van de
In het ontwerp
creatief en
planmatig
afstemmen op
onderwijsbehoeft
en van leerlingen
Theoretische
verantwoording
van het ontwerp
2
Innovatief binnen de context van deze school
170
manier waarop ze worden gebruikt
wijzen op een mager kennisniveau en/of
een te gering vermogen kennis toe te
passen in een ontwerp.
De student toont met zijn
leerarrangement en de presentatie
daarvan aan dat zijn ICT-geletterdheid
(instrumentele vaardigheden,
informatievaardigheden en
mediavaardigheden) op het niveau van
de Eindkwalificaties Leren en Lesgeven
met ICT is, maar maakt onvoldoende
gebruik van de pedagogisch-didactische
mogelijkheden van ICT in zijn ontwerp.
en concretisering hiervan naar het
ontwerp; de student weet waar hij het over
heeft.
Omgaan met
praktijkproblemen
en
Tijdens de uitvoering van het ontwerp
ervaart de student geen of weinig
praktijkproblemen. Als de student toch
iets langer nadenkt over een probleem
dan zijn de analyse en conclusie
oppervlakkig en/of oplossing niet
passend bij het probleem.
Uitvoering van
het ontwerp
De gepresenteerde uitvoering van het
ontwerp en de feedback hierop overtuigt
onvoldoende dat de student,voor zover
van toepassing binnen dit arrangement,
interpersoonlijk, pedagogisch, didactisch
en organisatorisch startbekwaam is.
Communicatie en samenwerking met
collega’s en/of ouders vinden niet of
nauwelijks aantoonbaar plaats en/of
verlopen onvoldoende adequaat of
prettig.
In de evaluatie worden niet of nauwelijks
verbanden gelegd tussen
leeropbrengsten, doelen, beginsituatie
en aanpak. Student doet geen
aanbevelingen voor een herontwerp. Het
eigen handelen en/of het kennisniveau
komt niet zelfkritisch ter sprake, noch
aandachtspunten voor zijn verdere
ontwikkeling.
Tijdens de uitvoering van het ontwerp
komt de student meerdere
praktijkproblemen tegen die vragen om
een oplossing. De student analyseert het
probleem om tot de kern ervan te komen.
Daarbij benut de student eerder opgedane
kennis en ervaringen en eventueel
literatuur. De analyse leidt tot een
aannemelijke conclusie en passende
oplossing.
De gepresenteerde uitvoering van het
ontwerp en de feedback hierop overtuigt in
voldoende mate dat de student, voor zover
van toepassing binnen dit arrangement,
interpersoonlijk, pedagogisch, didactisch
en organisatorisch startbekwaam is.
Communicatie en samenwerking met
collega’s en/of ouders vinden, waar van
toepassing t.b.v. het leerarrangement,
aantoonbaar op adequate, prettige wijze
plaats.
In de evaluatie worden diverse verbanden
gelegd tussen leeropbrengsten, doelen,
beginsituatie en aanpak. Student geeft
aanbevelingen voor een herontwerp. Het
eigen handelen en kennisniveau komt
zelfkritisch ter sprake, evenals
aandachtspunten voor zijn verdere
ontwikkeling. De student geeft blijk van
een realistisch beeld van zijn functioneren
als ‘Meester’ in deze proef; een te lage
inschatting is niet van invloed op de
kwalificatie.
Eindkwalificaties
Leren en
Lesgeven met
ICT
Communiceren
met collega’s
en/of ouders
Evalueren
De student toont met zijn leerarrangement
en de presentatie daarvan aan dat zijn
ICT-geletterdheid op het niveau van de
Eindkwalificaties Leren en Lesgeven met
ICT is.
Hij ontwerpt een ICT-rijk leerarrangement
en maakt in zijn ontwerp weloverwogen
gebruik van ICT gekoppeld aan
pedagogische en didactische doelen, de
inhoud en de eigen visie.
keuzes worden aangegeven. Er is sprake van
adequate gebruikmaking van relevante begrippen,
bronverwijzingen en concretiseringen hiervan naar
het ontwerp; de student weet waar hij het over heeft.
De student toont met zijn leerarrangement en de
presentatie daarvan aan dat zijn ICT-geletterdheid
op het niveau van de Eindkwalificaties Leren en
Lesgeven met ICT is.
Hij ontwerpt een innovatief, ICT-rijk leerarrangement
en maakt in zijn ontwerp weloverwogen gebruik van
ICT gekoppeld aan pedagogische en didactische
doelen, de inhoud en de eigen visie. Hij doet hierbij
recht aan verschillen tussen leerlingen en maakt zijn
keuzes inzichtelijk.
Daarnaast deelt hij de opgedane kennis met
collega’s en participeert hij in online netwerken.
Tijdens de uitvoering van het ontwerp komt de
student meerdere praktijkproblemen tegen die
vragen om een oplossing. De student analyseert het
probleem grondig en vanuit meerdere perspectieven
om tot de kern ervan te komen. Daarbij benut de
student eerder opgedane kennis en ervaringen en
literatuur in samenhang. De analyse leidt tot een
aannemelijke, goed beargumenteerde conclusie en
passende, eveneens beargumenteerde oplossing.
De gepresenteerde uitvoering van het ontwerp en
de feedback hierop overtuigt ruimschoots dat de
student, voor zover van toepassing binnen dit
arrangement, interpersoonlijk, pedagogisch,
didactisch en organisatorisch startbekwaam is.
Communicatie en samenwerking met collega’s
en/of ouders vinden, waar van toepassing t.b.v. het
leerarrangement, aantoonbaar op adequate, prettige
wijze plaats. De student stelt zich aantoonbaar
proactief professioneel op.
In de evaluatie worden diverse verbanden gelegd
tussen leeropbrengsten, doelen, beginsituatie en
aanpak. Student geeft alternatieven en
verbetersuggesties voor een herontwerp gekoppeld
aan theoretische verantwoording.
Het eigen handelen en kennisniveau komt
zelfkritisch en zeer genuanceerd ter sprake, evenals
aandachtspunten voor zijn verdere ontwikkeling. De
student geeft blijk van een genuanceerd realistisch
beeld van zijn functioneren als ‘Meester’ in deze
proef; een te lage inschatting is niet van invloed op
de kwalificatie.
171
12.
Tentaminering
toetsvorm
aantal
examinator
en
cijfer / (niet)
voldaan
cesuur
weging
1
cijfer
- Stoppen beoordeling = 4; 100%
- 1 keer of meer
onvoldoende = 5;
- Alles voldoende = 6;
- Voldoende samen met 1 of
2 keer goed = 6;
- Voldoende samen met 3-4
keer goed = 7;
- Voldoende samen met 5-6
keer goed = 8;
- Voldoende en 7 keer
goed = 9;
- Alles goed = 9, of 10 na
overleg
minimaal resultaat periode afname en
herkansing =
frequentie
compensatie
6,0
geen
Tentamen: Meesterproef
Schriftelijke presentatie
Twee kansen per
studiejaar
13.
Verplichte literatuur
Bepaald door het gekozen leergebied van de student, zie scholar leren onder de leergebiedleerkringen.
14.
Aanbevolen literatuur
Bepaald door het gekozen leergebied van de student, zie scholar leren onder de leergebiedleerkringen.
15.
Software
Afhankelijk van de keuze van de student.
16.
Overig materiaal
Afhankelijk van de keuze van de student.
17.
Activiteiten
Ontwerp afstemmen op stagegroep en binnen de schoolcontext.
Ontwerp theoretisch verantwoorden
Uitvoeren leerarrangement op stage
Schrijven verslag voor eindbeoordeling
18.
Werkvormen
Hoor- en werkcolleges
Individuele- en groepszelfwerkzaamheid en raadpleeguren binnen de ateliers.
19.
Les-/contacturen
Zie punt 6, studielast.
20.
Onderwijsperiode
Verdeeld over drie onderwijsperiodes; periode 1 hoorcolleges, periode 2 en 3 werkcolleges en ateliers
21.
Maximum aantal deelnemers
Hoorcolleges en ateliers 50-100 studenten, werkcolleges gemiddeld 16 studenten en maximaal 25. Geen maximum aan het totaal aantal deelnemers.
OWE 3.5 Integrale toets Afstudeerfase 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
Integrale toets afstudeerfase PAB-VD3.5
172
1.
Opleiding
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind)
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Integratie van theorie en praktijk voor een startbekwame leraar basisonderwijs
4.
Centrale beroepstaak
Integratie van theorie en praktijk voor een startbekwame leraar basisonderwijs
5.
(Beroeps)Producten
-
6.
Studiepunten/studielast
5 studiepunten / 140 sbu
Geprogrammeerde contacttijd
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
7.
Samenhang met andere OWE’s
In deze OWE rondt student de doorgroei naar startbekwaamheid af door de integratie van theorie en praktijk. Deze OWE bouwt voort op OWE 3.1 Integraal junior leraar
zijn, OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen, OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en OWE 3.4 Meesterproef.
8.
Ingangseisen
OWE 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 (55 studiepunten) uit de afstudeerfase behaald.
9.
Algemene omschrijving
Een aantal verplichte documenten op het DPF moet in orde zijn, daarna vindt de beoordeling plaats. Het betreft de volgende documenten:
- Sterkte/zwakteanalyse
- Afstudeerplan
- Beoordeling afstudeerplan
- Ondertekend stagecontract
- Eindevaluatie stage en eindbeoordeling stage OWE 3.1
- Beoordeling onderzoek OWE 3.2
- Beoordeling PWC OWE 3.3
- Beoordeling meesterproef 3.4
Wordt na de eerste check vastgesteld dat niet voldaan is aan alle verplichte documenten, dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om binnen 2 dagen
de documenten in orde te maken. Zodra de student dit heeft gedaan mailt hij de beoordelaar. Na deze email wordt de check opnieuw uitgevoerd.
Student verzamelt de documenten zoals genoemd bij ‘ingangseisen’op het DPF en bereidt zich aan de hand daarvan voor op het eindgesprek.
10.
Competenties
Alle zeven SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
11.
Beoordelingscriteria
Tentamen: eindgesprek
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Professionele standaard niveau 3:
Verbanden leggen tussen eigen ontwikkeling en eigen
1 uur
139 uur
140 uur
De student kan verbanden leggen tussen stage, onderzoek, PWC en meesterproef en zijn eigen ontwikkeling.
173
12.
Tentaminering
praktijk.
(leer- en onderzoeksvaardigheid).
Koppelen handelen aan visie en beleid.
(kennis verwerven en kennis toepassen
Mondelinge vaardigheid
communiceren en presenteren).
Sterkte/zwakte analyse en POP
(leer- en onderzoeksvaardigheid)
Reflecteren
(oordeelsvorming, kennis verwerven en kennis
toepassen).
toetsvorm
aantal
cijfer / (niet)
examinatoren
voldaan
De student kan visie en beleid vertalen naar concreet handelen in de praktijk en andersom, hij onderbouwt
gemaakte keuzes en relateert deze aan zijn opvattingen.
De student kan zich mondeling, helder, correct, zorgvuldig en gestructureerd uitdrukken.
De student kan in een gedetailleerde en gestructureerde sterkte-/zwakteanalyse aangeven waar de grenzen
en uitdagingen van zijn handelingsbekwaamheid liggen.
De student maakt van vrijwel elke ervaring een leerervaring door er - als gewoonte - op te reflecteren en erover
te communiceren met anderen.
cesuur
weging
minimaal
resultaat
periode afname
en herkansing =
frequentie
compensatie
100%
6,0
2 kansen per
n.v.t.
Tentamen: eindgesprek
Mondelinge toets
2
cijfer
13.
Verplichte literatuur
-
14.
Aanbevolen literatuur
-
15.
Software
-
16.
Overig materiaal
Naar keuze
17.
Activiteiten
Mondeling gesprek met twee examinatoren
18.
Werkvormen
Gesprek
19.
Contacturen
20.
Onderwijsperiode
30 minuten
Iedere maand
21.
Maximum aantal deelnemers
-
Eén keer of meer onvoldoende
= 5; Vijf keer voldoende = 6;
Vier keer voldoende en één
goed = 6; Drie keer voldoende
en twee keer goed = 7; Twee
keer voldoende en drie keer
goed = 8; Eén keer voldoende
en vier keer goed = 9: Vijf keer
goed = 9, of 10 in overleg.
studiejaar
174
ALPO-traject
Postpropedeutische fase ALPO:
Jaar 2
kernfase
Jaar 3
kernfase
Periode 1
Periode 2
Periode 3
Periode 4
2.1 Ontwikkeling
2.4 Onderwijs verzorgen rond een thema
van kinderen in
(7,5 stp)
kaart brengen (7,5
stp - vrijstelling RU)
2.2 Begeleiden van
2.3 Pedagogisch didactisch afstemmen op
2.5 Beschouwen, geloven vieren (7,5 stp)
kinderen in
het jonge kind (15 stp)
leerprocessen (7,5
stp)
2.6 Pedagogisch didactisch afstemmen op
het oudere kind (15 stp)
2.7 Cultuurbewust onderwijs (7,5 stp)
Minor (30 stp vrijstelling RU)
2.8 Lesgeven aan kinderen met specifieke
onderwijsbehoeften (15 stp – vrijstelling
RU)
2.9 Professional in een groter geheel / Integrale toets Afstudeerbekwaam (7,5 stp)
Jaar 4
afstudeerfa
se
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
Integraal junior leraar zijn (15 stp) ( 22,5 waarvan 7,5 vrijstelling)
Praktijkgericht onderzoek doen (15 stp vrijstelling RU)
Professioneel werkconcept (5 stp) (7,5 stp waarvan 2,5 vrijstelling)
Meesterproef (7,5 stp) (10 waarvan 2,5 vrijstelling)
Integrale Toets (2,5 stp) ( 5 waarvan 2,5 vrijstelling)
Lichtblauw = pabo onderwijs, Donkerblauw = pabo-onderwijs dat volledig ingevuld wordt door vrijstellingen vanuit RU onderwijs
175
Postpropedeutische fase - Kernfase voltijd, afstudeerrichting ALPO
Onder voorbehoud van wijzigingen op basis van evaluatie van het curriculum
Titel OWE
OWE 2.1A Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
code
PAB-A2.1A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten Pabo voltijd, afstudeerrichting ALPO
Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen
2. Presentatie Visie Evaluatie en toetsing (opdracht Pedagogiek en Onderwijskunde)
3. Interpretatie van videobeelden bij logopedie
7,5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd (zie lesrooster) + gastlessen
56 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
154 uur
Stage
-
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
210 uur
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets en de andere beroepstaken van de kernfase een cyclisch geheel.
De titel van deze periode luidt: ‘Ontwikkeling van kinderen in kaart brengen’. Het is onze opdracht om het onderwijs zo in te richten dat de leerlingen een ononderbroken
ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Ons onderwijs moet afgestemd worden op elke afzonderlijke leerling. Deze afstemming vraagt om een nauwkeurig beeld van de
ontwikkeling van kinderen. We gaan aan de slag met de eerste fasen van het model van handelingsgericht werken ( waarnemen en begrijpen) met bijdragen vanuit de
vakken Pedagogiek & Onderwijskunde, Rekenen-Wiskunde, ICT en logopedie. Bij het vak pedagogiek en onderwijskunde besteden we ook nog aandacht aan visies met
betrekking tot evaluatie en toetsing in het basisonderwijs.
10. Competenties
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
√ Competent in samenwerking met de omgeving
√ Competent in samenwerking met collega’s
11. Beoordelingscriteria
√ Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer, staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. Een
selectie van de beoordelingscriteria staat hieronder per deeltoets vermeld.
Kennistoets

Ik kan in mijn uitleg de volgende begrippen adequaat, onderscheidend en in samenhang gebruiken: afstemmen, talentontwikkeling, management, ouders &
samenleving, handelingsgericht werken, werken in een team en leerlingvolgsysteem

Ik kan de basisstructuur van een groepsplan en kan deze invullen en interpreteren

Ik kan onderscheid maken tussen methodegebonden toetsen en methodeongebonden toetsen kan aangeven wanneer en met welk doel ze gebruikt worden en
176
wat ze meten.

-
Ik kan eenvoudige beschrijvende statistiek toepassen bij het interpreteren van toetsgegevens.
Voor de presentatie P&O zijn de beoordelingscriteria onder andere.:

De leden zijn allen duidelijk ‘expert’.

Visie en kern van het thema helder geschetst.

Juist gebruik van relevante termen.

Goede inhoudelijke argumenten.

In de presentatie aandacht voor verschillende posities / standpunten/kritische vragen.
-
12. Tentaminering
(deel)toetsen
Toets logopedie: Student maakt een koppeling met de theorie, zie beroepstaakwijzer, in een casus in een schriftelijk tentamen. De student moet minimaal een 6 halen.
Een keuze uit de criteria (zie verder de doelen van de beroepstaakwijzer) De student moet minimaal een 6 halen

Ik kan de meest voorkomende spraak- en taalproblemen signaleren en mijn handelen hierop afstemmen.
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Aantal
Cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
Studenten van de ALPO opleiding kunnen een vrijstelling aanvragen
exami(niet)
vereiste
voor onderstaande toetsen op basis van een positief behaald
natoren
voldaan
resultaat
studieresultaat voor het vak beroepsvaardigheden ALPO op de
opleiding PW van de RU conform het besluit van de
examencommissie d.d. mei 2013.
P&O-presentatie





De leden zijn allen duidelijk ‘expert’.
Visie en kern van het thema helder geschetst.
Juist gebruik van relevante termen.
Goede inhoudelijke argumenten.
In de presentatie aandacht voor verschillende posities /
standpunten/kritische vragen.
Mondelinge
presentatie
1
(niet)
voldaan
6 van de
10 punten
-
voldaan
2 pogingen
per studiejaar
Kennistoets P&O, statistiek
en ICT

Kennis over de bestudeerde literatuur, inhoud van de lessen en
gastlessen
Kennistoets
2
cijfer
60% vd
totale
aantal
punten
100%
6.0
2 pogingen
per studiejaar
Taalbeeld voor logopedie

13. Verplichte literatuur
1
(niet)
60% vd
voldaan
2 pogingen
Een koppeling maken tussen de bestudeerde theorie en het
Kennistoets
voldaan
totale
per studiejaar
taalbeeld.
aantal

De diverse begrippen benoemen en herkennen als fonologie,
punten
morfologie, semantiek, pragmatiek en syntaxis.

Verschillende taal- en articulatieproblemen benoemen en
herkennen.

De relatie leggen naar de minimum spreeknormen en het
handelen hierop afstemmen .
Pedagogiek & onderwijskunde en statistiek:

Artikelen die tijdens de bijeenkomsten worden uitgedeeld.

Pameijer, N., Beukering, T van & Lange S. de, “Handelingsgericht werken: een handreiking voor het schoolteam” Leuven/Den Haag: Acco. Uit dit boek: Het
Woord vooraf, hoofdstuk 1 en van hoofdstuk 3 de paragraaf 3.1 tot en met 3.6.

Eijkeren, van M. (2005). Werken in het basis onderwijs. Utrecht: ThiemeMeulenhoff.
177


Hoofdstuk 2, 3 en 9.
Eijkeren, van M. (2008). Pedagogisch-didactisch begeleiden. Utrecht: ThiemeMeulenhoff.
De hoofdstukken 1 en 9 en de paragrafen 7.1 en 7.2..
Kallenberg, T. e.a. (2011). Ontwikkeling door onderzoek. Utrecht: ThiemeMeulenhoff.
Deel A De zin van onderzoek: Hoofdstuk 1, 2, 3 en paragraaf 4.3 en 4.4. .

CITO, DLE hoe zit het daarmee?, http://www.cito.nl/~/media/cito_nl/Files/Primair%20en%20speciaal%20onderwijs/cito_dle_flyer.ashx
.
Logopedie:

C.Lindenberg-Meijerman, Logopedie en leerkracht, Wolters-Noordhoff Groningen-Houten, Hoofdstuk 5, 6, 7, 8 en 10.
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
ICT:
Een digitaal klassenboek. Opbrengsten van een digitaal leerlingvolgsysteem voor het ontwikkelingsgericht onderwijs. van Kennisnet onderzoeksreeks – Ict in het
onderwijs, te downloaden of te bestellen (gratis) via http://onderzoek.kennisnet.nl/naar-de-onderzoeken/onderzoeksreeks
Opbrengstgericht werken doe je zo! PO raad, Utrecht
Cito Leerling- en onderwijsvolgsysteem
Werkmateriaal uit de lessen
In de lessen pedagogiek en onderwijskunde ga je aan de slag met de bestudeerde literatuur. Daarnaast hebben we een aantal gastsprekers uitgenodigd.
In de SLB-bijeenkomsten ga je aan de slag met het ontwikkelen van je Persoonlijk Opleidingsplan (POP), is er aandacht voor plannen, maak je kennis met het
lesvoorbereidingsmodel voor niveau 2 en word je voorbereid op de stage.
Bij rekenen-wiskunde gaan we in twee bijeenkomsten dieper in op getalsmatige gegevens en de representatie ervan. We bestuderen relevante beschrijvende statistiek.
Daarnaast is er een bijeenkomst over opbrengstgericht werken bij rekenen-wiskunde.
Bij logopedie koppelen we theorie en praktijk aan elkaar door te kijken naar filmpjes van kinderen met de meest voorkomende spraaktaalproblemen. Ook gaan we oefenen
met het kijken naar en interpreteren van een taalbeeld; wat zeggen deze gegevens mij als leerkracht en welke acties moet ik ondernemen.
Bij ICT ga je werken met het Cito Volgsysteem primair onderwijs (LOVS).
Bij bewegingsonderwijs zullen tijdens de lesbijeenkomsten stimulerende en inspirerende voorbeelden van contextactiviteiten met elkaar gedaan worden en zal er aandacht
zijn voor verdieping en nuancering.
Klassikale bijeenkomsten, bijeenkomsten basisgroepen en gastcolleges
Zie punt 6
Periode 1
Klassengroep= maximaal 35
SLB in basisgroepen = maximaal 17
Titel OWE
OWE 2.2A Begeleiden van kinderen in leerprocessen
code
PAB-A2.2A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten Pabo voltijd, afstudeerrichting ALPO
Begeleiden van kinderen in leerprocessen
Begeleiden van kinderen in leerprocessen

Ontwerpen leerarrangement Natuur en Techniek ( NoTe)

Ontwerpen leerarrangement Sociale Wereld Oriëntatie ( SWO)
178
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12.Tentaminering
(deel)toetsen
Praktijkopdracht NoTe
7,5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd (zie lesrooster)
45 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
165 uur
Stage
-
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
210 uur
Deze OWE sluit aan op het geen de studenten geleerd hebben in de propedeutische fase over onderzoekend leren bij kinderen en wordt verder verdiept door middel van
de opdrachten die onderdeel vormen van de OWE 2.3A Pedagogisch didactisch afstemmen op het jonge kind en de OWE 2.6A Pedagogisch didactisch afstemmen op het
oudere kind.
n.v.t
Leerprocessen in het basisonderwijs zijn er op gericht om leerlingen steeds beter te laten functioneren in de wereld waarin ze leven. Als leraar op de basisschool heb je de
belangrijke taak om deze leerprocessen bij leerlingen te optimaliseren. Daarom ontwikkel je praktische toepasbare kennis over het ontwikkelen van leerprocessen bij
leerlingen. Deze kennis baseer je onder meer op recente wetenschappelijke inzichten ten aanzien van intelligenties , hersenonderzoek, conceptontwikkeling en sociaal
constructivisme. Door jouw toenemende ervaring met het begeleiden van de conceptontwikkeling bij onderzoekende leerlingen kun je de waarde van de theorie aan de
praktijk toetsen.
Je bent in staat om leerprocessen bij leerlingen te initiëren en te ondersteunen. Vooraf ben je in staat leerdoelen te formuleren, die richting geven aan jouw begeleiding.
Door weloverwogen inzet van gevarieerde beeldvormers, didactische werkvormen (o.a. verschillende gespreksvormen) begeleid je leerlingen naar nieuwe kennis,
inzichten en vaardigheden. Je kunt de ontwikkeling van de leerling analyseren, hierop interventies plegen en het resultaat daarvan evalueren. In het ontwerp en de uitvoering van je onderwijs ben je in staat in te spelen op meervoudige intelligenties van de leerlingen.
SBL-competenties

interpersoonlijk competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. De
beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
1
cijfer
50%
6.0
2 pogingen
De student kan aspecten van “leren leren” benoemen en
Schriftelijke
Minimaal
per studiejaar
herkennen en heeft kennis van wat er op dat vlak te bereiken valt
presentatie
60% van
met kinderen.
het totaal
De student kan verschillende gespreksvormen inzetten om
aantal te
onderzoekende kinderen te begeleiden en begeleidt kinderen
behalen
punten
richting nieuwe inzichten en begrippen.
De student kan typen leerdoelen relateren aan typen
leerprocessen. Op basis hiervan kan hij passende werk- en
instructievormen kiezen.
De student benoemt denkstappen van kinderen met behulp van
domeinspecifieke kennis en heeft hierbij aandacht voor
conceptontwikkeling van kinderen over de werkelijkheid.
De student kan samen met medestudenten een arrangement
voorbereiden, uitvoeren en evalueren waarbij kinderen
179
Praktijkopdracht SWO
-
-
-
-
-
13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
gestimuleerd worden in het zelf opzetten en uitvoeren van
onderzoek.
Schriftelijke
1
cijfer
50%
6.0
2 pogingen
De student ontwerpt een leerarrangement voor leerlingen van de
Minimaal
presentatie
per studiejaar
basisschool, waarin kinderen worden uitgedaagd zelf op
60% van
onderzoek uit te gaan. Het leerarrangement daagt leerlingen uit
het totaal
om zich te oriënteren in zowel in ruimte als tijd.
aantal te
De student gebruikt meerdere beeldvormers en ICT als bronnen
behalen
punten
voor het betekenisvol maken van een zelf gekozen onderwerp en
kiest werkvormen, die de leerlingen activeren zelf vragen te
stellen en om zelf ontdekactiviteiten te ondernemen.
De student laat in het ontwerp zien welke concepten, inzichten
en vaardigheden hij als leerdoelen voor de leerlingen stelt.
Tevens laten de student zien hoe hij de conceptontwikkeling van
de leerling wil volgen, begeleiden en wil evalueren
De student kan typen leerdoelen relateren aan typen
leerprocessen. Op basis hiervan kan hij passende werk- en
instructievormen kiezen.
De student benoemt denkstappen van kinderen met behulp van
domeinspecifieke kennis en heeft hierbij aandacht voor
conceptontwikkeling van kinderen over de werkelijkheid.
•
Vaan, E de & Marell, J. (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Bussum: Coutinho.

Bruin, R. de, & Bosua, M. (2013). Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum.

Verheij J.K. (2008). Aardrijkskunde is Overal. Rosmalen:Cantal.

Blokhuis, J. (2009). Aardrijkskunde en Didactiek: bronnenboek, Groningen: Noordhoff.

Berg, E. van den e.a. ( 2013) onderzoeken en ontwerpen met 4- tot 14-jarigen, hfst. 6, 22 en 23: inspirerende praktijkvoorbeelden. Utrecht: NVON

Naylor, S. & Keogh, B. ( 200), cd-rom, Concept Cartoons in Science Education. Sandbach ( UK): Millgate House Publ.
voorbereiden van onderzoekactiviteiten voor jonge kinderen, deze uitvoeren en evalueren
theorielessen, vaardigheidslessen, zelfstudie, toepassing met groepje kinderen uit de eigen omgeving van de student
Zie punt 6
periode 1
Klassengroep= maximaal 35
SLB in basisgroepen = maximaal 17
Titel OWE
OWE 2.3A : Pedagogisch didactisch afstemmen op het jonge kind
code
PAB-A2.3A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten Pabo voltijd, afstudeerrichting ALPO
pedagogisch didactisch afstemmen op het Jonge kind
180
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12.Tentaminering
(deel)toetsen
Beroepstaakopdracht
afstemmen op het jonge
kind
pedagogisch didactisch afstemmen

Stagemap met lesvoorbereidingen en reflecties
15 stp /420 sbu
Geprogrammeerde contacttijd (zie lesrooster)
69 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
247 uur
Stage
104
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
420 uur
Deze OWE loopt gedeeltelijk parallel aan OWE 2.4A waarin de student zich verdiept in de leef en belevingswereld van het jonge kind en de gevolgen beschrijft die dit
heeft voor het ontwerpen van onderwijs voor jonge kinderen. Als de student daarvoor kiest, kan hij in het vierde jaar van de opleiding ook zijn afstudeerstage bij het jonge
kind lopen en zich zodoende verder specialiseren.
n.v.t.
Als leerkracht van jonge kinderen heb je zicht op de grote verschillen in ontwikkeling en belevingswereld bij deze leeftijdsgroep. Jouw begeleiding en onderwijsaanbod is
hierop afgestemd en houdt rekening met de ontwikkelingspsychologische kenmerken en de basisbehoeften van jonge kinderen.
Je realiseert je dat een bewuste, inlevende interactie met jonge kinderen de grondslag vormt voor zowel het leerproces als het welbevinden. De betrokkenheid van
kinderen wordt verhoogd, door het inrichten van een leeromgeving die uitdaagt en nieuwsgierig maakt.
Je beweegt je in de zone van de naaste ontwikkeling van individuele kinderen door de juiste organisatorische, methodische, didactische en leerstofinhoudelijke keuzes te
maken. Je pedagogisch- didactisch handelen is afwisselend afgestemd op de hele groep, kleinere groepen en individuen, in een cyclisch proces van voorbereiden,
uitvoeren en evalueren.
Je hebt een visie op het volgen van jonge kinderen en op actuele inzichten betreffende het pedagogisch-didactisch afstemmen. Je bent bekend met verschillende visies
op onderwijs aan het jonge kind en kunt je positie hierin bepalen.
SBL-competenties
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. De
beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
- De student heeft zicht op ontwikkelingspsychologische kenmerken
Schriftelijke
1
cijfer
50%
6.0
2 pogingen
60%
leef- en belevingswereld en basisbehoeften van jonge kinderen en sluit presentatie
per studiejaar
hierbij aan.
(op DPF)
- De student stelt zichzelf vragen bij het gedrag van kinderen en is zich
daarbij bewust van het eigen perspectief.
- De student heeft zicht op de relatie tussen ontwikkelingsgebieden en
leergebieden en kan een aanbod doen waarin hij deze kennis toepast.
- De student kan jonge kinderen in hun spelontwikkeling begeleiden en
spelactiviteiten op gang brengen die de ontwikkeling van kinderen
bevorderen. De student herkent de doorgaande lijn van het overgaan
van spel naar de leren als leidende activiteit .
- De student kan op verschillende manieren gegevens over de
ontwikkeling van (individuele) kinderen verzamelen, interpreteren en
181
praktijkopdrachten rekenen
A+B
kennistoets rekenen JK
Praktijkopdracht A taal JK
inzetten voor verbetering van het onderwijsaanbod.
- De student heeft kennis van diverse onderwijsconcepten voor
onderwijs aan jonge kinderen. De student kan zijn eigen visie op
onderwijs aan jonge kinderen vergelijken met andere visies op
onderwijs.
- De student kan binnen zijn organisatie van de klas, de speelzaal en
de speelplaats bewust de zelfstandigheid van jonge kinderen en het
samenwerken van jonge kinderen ondersteunen.
- De student kan zijn activiteiten zo organiseren dat er een goede
verhouding is tussen geleide, begeleide en vrije activiteiten.
- De student kan consequent regels hanteren die noodzakelijk zijn voor
een veilige en effectief georganiseerde leeromgeving.
- De student bereidt twee activiteiten voor, voert deze uit en reflecteert
hierop, één activiteit binnen het domein tellen/getalbegrip en één
activiteit binnen het domein meten en/of meetkunde.
- De didactiek van elk betreffende domein komt naar voren.
- De student benoemt de belangrijkste contexten, modellen en
materialen behorende bij het domein.
- In de voorbereidingen voor activiteiten geeft de student aan wat
de specifieke beginsituatie is van zijn groep.
- De student benoemt daarin een aantal verschillen tussen leerlingen.
- De student formuleert bij de activiteiten
heldere, vakspecifieke doelen voor de leerlingen.
- In de les/activiteitenvoorbereiding laat de student zien hoe hij handelt
op basis van de geconstateerde verschillen in zijn groep.
-De student geeft concrete voorbeelden van de vragen die hij
leerlingen stelt en van de instructie die hij geeft.
- De student evalueert het rekenen van (een aantal) leerlingen.
- De student formuleert nieuwe leerdoelen voor de leerlingen
en laat daarmee het cyclische werken zien.
- De student reflecteert op zijn eigen didactisch handelen en hij
formuleert nieuwe leerdoelen voor zichzelf.
- De student heeft de vakliteratuur bij de activiteiten toegepast .
- De student is op de hoogte van de didactieken bij rekenenwiskunde in groep 1/2, rekenen tot 20 en rekenen tot 100
De student is van de domeinen tellen/getalbegrip, meten en
meetkunde op de hoogte van de volgende aspecten:
de fasen van telontwikkeling
de fasen van de leerlijn meten en het onderscheid tussen
kwalitatief meten en kwantitatief meten
de drie onderdelen binnen de leerlijn meetkunde; oriënteren,
construeren, opereren
de drie oplossingsniveaus en abstractieniveaus
de gehanteerde oplossingsstrategieën
conventionele en onconventionele materialen/modellen
-
De student geeft een beeld van hoe woordenschatonderwijs in de
klassengroep vorm krijgt
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
1
cijfer
kennistoets
1
cijfer
Schriftelijke
presentatie
1
cijfer
60%
60%
60%
10%
6.0
2 pogingen
per studiejaar
10%
6.0
2 pogingen
per studiejaar
10%
6.0
2 pogingen
per studiejaar
182
-
Praktijkopdracht B taal JK
De student kan niveauverschillen bij individuele kinderen
signaleren en zijn onderwijs en selectie van aan te leren woorden
en begrippen hierop afstemmen
De student kan woordenschatactiviteiten voorbereiden, uitvoeren
en evalueren en past hierbij de Viertakt toe
Er is een duidelijke koppeling tussen de praktijk en de theorie. De
student toont aan kennis van taal en taaldidactiek te hebben en
deze te kunnen toepassen.
- De student ontwikkelt een eigen mening over goed taalonderwijs.
Hij geeft de tot nu toe ontwikkelde visie op taalonderwijs en de
didactiek ervan duidelijk weer en toont aan hoe deze visie in
verband staat met de door hem gekozen en uitgevoerde
activiteiten.
- De student kan zelf zorgvuldig en creatief met taal omgaan en
nagenoeg foutloos spellen.
- De student toont zijn leerproces aan in relatie tot taalonderwijs,
beschrijft zichzelf als lerende en geeft aan waar verbeterpunten
liggen.
De criteria behorende bij deze opdracht zijn in samenwerking met de
RU geformuleerd
De student kan een thema voor oudste kleuters uitwerken
volgens de aanpak van José Schraven, waarbij rekening
gehouden wordt met de keuze van de woorden (mkm), geschikte
letters, de manier van aanbieden (visueel, auditief en motorisch)
en voert dit uit in de stageklas. Of:
De student ontwerpt een taalronde en voert deze uit in de
stageklas. Of:
De student ontwerpt een verteltafel n.a.v. een prentenboek en
voert dit uit in de stageklas. Of:
De student kiest zelf een talige activiteit op het gebied van
geletterdheid of stellen en voert deze uit in de stageklas, na
overleg met de taaldocent.
De student presenteert een van de voorgestelde opdrachten in
zijn klassengroep en doet dit aan de hand van videobeelden of
concreet materiaal.
(op DPF)
Mondelinge
presentatie
1
(niet)
voldaan
Kennistoets taal JK
-
Student is op de hoogte van de kennis zoals vastgelegd in de
kennisbasis Nederlands en de didactieken van de taaldomeinen
woordenschat, beginnende geletterheid, aanvankelijktechnisch lezen en schrijven en stellen m.b.t. het jonge kind.
kennistoets
1
cijfer
toets bewegingsonderwijs
-
De student legt verbanden en laat verdieping zien en toont
inzicht in de verschillende onderdelen van het bewegingsonderwijs aan kleuters
mondelinge
presentatie
1
cijfer
Stagebeoordeling
1
(niet)
voldaan
Tussenbeoordeling stage
jonge kind
13. Verplichte literatuur
-
voldaan
1 poging in
periode 4 en
herkansing in
volgend
studiejaar na
overleg met de
docent
10%
6.0
2 pogingen
per studiejaar
10%
6.0
2 pogingen
per studiejaar
voldaan
2 pogingen
per studiejaar
presentatie
uitgevoerd
60%
60%
de student laat zien dat hij praktijk en theorie kan koppelen .
Zie stagewerkboek niveau 2 jonge kind

Brouwers, H. (2010, Kiezen voor het jonge kind. Bussum:Coutinho
Voor OJW:
183

Reader 0710: Bronnenboek OJW, Aardrijkskunde en Geschiedenis, semester Jonge Kind

Vaan, E de Marell, J. (2012) Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs (PDN). Bussum: Coutinho, hfdst.: 6-8, 10.4-10.5, 17
Voor Rekenen- wiskunde:

Oonk, W. e.a. (2010) Rekenen-wiskunde in de praktijk Onderbouw. Groningen: Wolters Noordhoff
Voor Kunsten:

Nooij, H. de (2004 ) Kijk op spel. Groningen: Wolters Noordhoff.

Onna, J. van, Jacobse, A. (2008) Laat maar zien, Groningen: Wolters-Noordhoff.H. 8.1 , 8.2, 9.1

Lei, Rinze van der, e.a, Muziek meester (2003), Amersfoort, Thieme Meulenhoff,
Voor Taal:





Huizenga H. en Robbe, R. (2009),Taalonderwijs ontwerpen, Groningen, Noordhoff uitgeverij
Nulft, D. van den & M. Verhallen (2009), Met woorden in de weer, Bussum: Coutinho
Huizenga H. (2011), Aanvankelijk en technisch lezen, Bussum: Coutinho (let op: laatste druk),
Huizenga H.(2010), Spelling, Bussum; Coutinho vierde druk,
Nulft, D.van der&M.Verhallen (2009) Met woorden in de weer. Praktijkboek voor het basisonderwijs. Bussum: Coutinho
www.coutinho.nl/metwoordenindeweer
Pater-Sneep, M. van (2014), Zalf of crème, differentiëren binnen woordenschatonderwijs. In J. Prenger (namens redactie), Meer taal (nummer 3, jaargang 1, pp. 2023). Assen: Van Gorcum.
Gastcollege J. Schraven en materialen hierbij.
Norden, S. van (2004), Taalleren op eigen kracht, Assen: Van Gorcum.

Verhalen vertellen p. 76-77 uit: Damhuis, R. & P.Litjens (2003). Mondelinge communicatie. Drie werkwijzen voor mondelinge taalontwikkeling. Nijmegen:




Expertisecentrum Nederlands.

Creëren van interactieve leessituaties p. 112-116 uit: Kleef, van M. & M.Tomesen (2002). Stimulerende lees- en schrijfactiviteiten in de onderbouw. Prototypen voor
het creëren van interactieve leessituaties en het ontlokken van (nieuw) schrijfgedrag. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands

14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Prentenboek naar keuze.
Voor Rekenen- wiskunde:

Vugt, J. van, Wosten, A. (2004) Rekenen: een hele opgave deel 1. Baarn: HB uitgevers
voorbereiden van lesactiviteiten voor jonge kinderen, deze uitvoeren en evalueren
theorielessen, zelfstudie, uitvoeren praktijkopdrachten
Zie punt 6
periode 2 en 3
Klassengroep= maximaal 35
SLB in basisgroepen = maximaal 17
Titel OWE
OWE 2.4A : Onderwijs verzorgen rond een thema
code
PAB-A2.4A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten Pabo voltijd, afstudeerrichting ALPO
onderwijs verzorgen rond een thema
184
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12.Tentaminering
(deel)toetsen
Beroepsopdracht ontwerpen
en uitvoeren
onderwijs verzorgen rond een thema
Thema ontwerpen en uitvoeren
7,5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd (zie lesrooster) + gastlessen
53 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
93 uur
Stage
64 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
210 uur
De student verdiept zich in deze OWE in de leef en belevingswereld van het jonge kind, gebruikt de gegevens van het eerder gemaakte groepsportret (OWE 2.3A) en
ontwerpt van daaruit thematisch onderwijs voor jonge kinderen. Hij laat zien dat hij, volgens het model van OGO ( ontwikkelingsgericht werken), geïntegreerd, activerend
en betekenisvol onderwijs rond een thema kan vormgeven. Als de student daarvoor kiest, kan hij in het vierder jaar ook zijn afstudeerstage bij het jonge kind doen en
zich verder specialiseren.
De student is zich er van bewust dat jonge kinderen de wereld als totaal, op een subjectieve manier benaderen. Daar stemt de student in het onderwijs op af, door rond
thema’s onderwijsarrangementen te ontwerpen die betekenisvol zijn voor kinderen. De student gaat na welke ervaringswereld en welke voorkennis de kinderen hebben
ten aanzien van het onderwerp en welke opmerkingen, vragen of preconcepten kinderen vanuit deze ervaringswereld zouden kunnen in- of meebrengen.
Het ontwerp is breed, de student spreekt diverse ontwikkelingsgebieden aan en is zich bewust van de relatie tussen de ontwikkelingslijnen en de leerlijnen van de
vakgebieden. Waar mogelijk zijn meerdere leergebieden geïntegreerd in het ontwerp. Het ontwerp biedt ruimte voor verschillen in ontwikkeling tussen jonge kinderen.
De vormgeving en de begeleiding zijn afgestemd op het verhogen van de betrokkenheid en het welbevinden van kinderen. De student heeft er plezier in om de kinderen
nieuwsgierig te maken, te activeren, en te prikkelen tot onderzoek.
SBL-competenties
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. De
beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
60%
- De student kan een thematisch onderwijsaanbod ontwerpen,
Mondelinge
1
Cijfer
50%
6.0
2 pogingen
uitvoeren en evalueren dat aansluit bij de leef- en belevingswereld van
presentatie
per jaar
jonge kinderen en rekening houdt met verschillen tussen kinderen.
- De student geeft er blijk van hoge verwachtingen te hebben van
kinderen.
- De student kan pedagogisch-didactische en organisatorische keuzes
vooraf en tijdens het traject verantwoorden.
- De student heeft zicht op de relatie tussen ontwikkelings- en
leerlijnen en kan een aanbod doen waarin hij deze kennis toepast.
- De student kan zowel conventioneel als onconventioneel materiaal
inzetten ter ondersteuning van de ontwikkeling van jonge kinderen,
185
stagebeoordeling Jonge
Kind
13. Verplichte literatuur
zodanig dat het uitnodigt tot onderzoek.
- De student kan consequent regels hanteren die noodzakelijk zijn voor
een veilige en effectief georganiseerde leeromgeving.
- De student besteedt in het ontwerp aandacht aan gevarieerde werken groeperingvormen.
- De student kan zijn activiteiten zo organiseren dat er een goede
verhouding is tussen geleide, begeleide en vrije activiteiten en deze
binnen de planning van de groep passen.
- de student laat zien dat hij onderdelen van verschillende
leergebieden kan integreren
- Maakt duidelijk hoe hij werkt aan (delen van) de volgende
competenties van de eindkwalificaties Leren en lesgeven met ICT:
instrumentele vaardigheden, informatievaardigheden, pedagogischdidactisch gebruik van ICT en ontwerpen van ICT-rijke
leerarrangementen.
- Zet ICT op meerdere plekken in het leerproces van de leerlingen in
en verantwoordt de keuze daarvoor.
- Maakt duidelijk welke (didactische) keuzes hij maakt bij de inzet van
ICT en wat de gevolgen zijn voor het eigen lesgeven.
- De student past houding, mimiek, expressie en taalgebruik aan, aan
Stage
1
cijfer
50%
het ontwikkelingsniveau van het kind.
beoordeling
- De student experimenteert met interventies om aan te sluiten bij de
onderwijsbehoeften en ontwikkelingsniveaus van kinderen
- De student ontwerpt aan de hand van een thema een basis voor een
rijke leeromgeving
- De student verdiept zich in specifieke vakdidactische kennis en
vaardigheden mbt het jonge kind.
- De student verantwoordt zijn aanpak vanuit actuele kennis over
ontwikkelingspsychologie en vakdidactiek
- De student laat een onderzoekende houding zien en zet
onderzoeksvaardigheden in om (eigen) activiteiten te verbeteren
De student is begeleidbaar: hij organiseert feedback en kan deze
constructief en respectvol geven en ontvangen; hij past adviezen
regelmatig toe.

Brouwers, H. (2010 ) Kiezen voor het jonge kind . Bussem: Coutinho
Voor OJW:

Reader 0710: Bronnenboek OJW, Aardrijkskunde en Geschiedenis, semester Jonge Kind

Bruin, R. de, Bosua, M. (2009) Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum.

Verheij, J.K. (2008) Aardrijkskunde is Overal. Rosmalen: Cantal.

Blokhuis, J. (2009) Aardrijkskunde en Didactiek: Bronnenboek. Groningen: Noordhoff.

Vaan, E de, Marell, J. (2012) Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs (PDN); hfdst. 6-8, 10.4-10.5, 17. Bussum: Coutinho
Voor Kunsten:

Nooij, H. de (2009-tweede druk ) Kijk op spel. Groningen: Wolters Noordhoff.
Onna, J. van, Jacobse, A. (2008) Laat maar zien. Groningen: Wolters-Noordhoff.
6.0
in overleg
186
Lei, Rinze van der, e.a, (2010-derde druk) Muziek meester, Amersfoort: Thieme Meulenhoff,
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
theorielessen, zelfstudie, uitvoeren praktijkopdrachten
Zie punt 6
periode 3 en 4
Klassengroep= maximaal 35
SLB in basisgroepen = maximaal 17
Titel OWE
OWE 2.5A : Beschouwen, geloven, vieren
code
PAB-A2.5A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten Pabo voltijd, afstudeerrichting ALPO
Beschouwen, geloven, vieren
Beschouwen, geloven, vieren

Beroepstaakopdracht ‘Creatief levensbeschouwelijk leren’: bestaande uit:
- Visieverslag ‘Creatief levensbeschouwelijk leren’ (schriftelijke presentatie).
- Groepstentamen ‘beschouwen, geloven, vieren’ (mondelinge presentatie).
- Verslag academische verkenning op thema ‘afscheid’ ( RU)

Beroepstaakopdracht ‘cultuur beschouwen’
7,5 stp / 210 sbu
Geprogrammeerde contacttijd (zie lesrooster) + workshop
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
Stage
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
28 uur
150 uur
32
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
210 uur
De student verdiept zich middels deze OWE in de dimensies van beschouwen, geloven, vieren en verwerkt deze o.a. in zijn stagepraktijk. Verdere verdieping vindt plaats
tijdens de afstudeerfase als de student zijn professioneel werkconcept schrijft gekoppeld aan de keuze voor een levenbeschouwelijke variant.
Bij de opdracht Beschouwen, geloven, vieren, gaat het erom dat je antennes ontwikkelt voor levensbeschouwelijke momenten in het leven zoals deze zich in ervaringen
van geluk of verdriet, in verwondering en geraaktzijn kunnen voordoen. De student verkent hoe dergelijke ervaringen in godsdienstige en seculiere stromingen hun
neerslag vinden en onderzoekt waar raakvlakken met het basisonderwijs liggen. Hij verdiept zich in de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen en hoe hij deze
kan ondersteunen.
Bij deze beroepstaak hoort een conceptuele verkenning en een literatuurworkshop verzorgd door de RU ( academische borging van 2.5). De student ziet de
cultuurbepaaldheid in van opvoeding en onderwijs en kan dit met voorbeelden onderbouwen.
SBL-competenties
187
11. Beoordelingscriteria
12.Tentaminering
(deel)toetsen
Beroepstaakopdracht
Creatief
levensbeschouwelijk leren
(academisch geborgd)
Beroepstaakopdracht
Cultuur beschouwen
13. Verplichte literatuur
14. Aanbevolen literatuur







Interpersoonlijk competent
organisatorisch competent
competent in samenwerking met collega's
competent in reflectie en ontwikkeling
Ik ben mij bewust van mijn persoonlijke levensbeschouwelijke en culturele identiteit en de doorwerking ervan in het leven van alledag, in mijn denken en doen.
Ik kan vanuit een cultuurbeschouwelijk perspectief aan de hand van een cultuurmodel nadenken over onderwijs en opvoeding in de hedendaagse samenleving.
Ik heb oog voor de levensbeschouwelijke ontwikkeling van kinderen en kan deze met een creatief levensbeschouwelijk leeraanbod ondersteunen. Hierbij heb ik
bijzonder aandacht voor de rijkdom van beelden en verhalen.

Ik heb een visie op levensbeschouwelijk leren en vieren ontwikkeld die voortkomt uit mijn oriëntatie op diverse bronnen. Van hieruit kan ik lesactiviteiten en vieringen
met kinderen vormgeven en begeleiden en mijn keuzes verantwoorden.

Ik herken hoe mensen uitdrukking geven aan hun beleving en kan dit met behulp van kunsten praktisch ondersteunen. Bij mijn levensbeschouwelijke
onderwijsactiviteiten zet ik expressieve elementen in die op de kinderen afgestemd zijn.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
schriftelijke en
1
cijfer
70%
6.0
2x per jaar
Visie wordt onderbouwd met heldere argumentatie gebaseerd
75%
mondelinge
op vakliteratuur/bronnen.
het eerste
presentatie
De student beschrijft zo concreet mogelijk elementen die van
criterium =
invloed zijn op de persoonlijke levensbeschouwelijke vorming.
knockout
De student geeft een omschrijving van levensbeschouwelijke
vorming in eigen woorden en benoemt geprefereerde
vakdidactieken concreet.
Het visieverslag is inhoudelijk coherent en consistent met
adequate verwijzingen naar bronnen (APA).
Schriftelijke
1
75 %
30%
6.0
2x per jaar
In een reflectieverslag laat de student zien dat en hoe
Cijfer
presentatie
opvoeding en onderwijs cultuurbepaald zijn. De student
het eerste
(op DPF)
onderbouwt dit met diverse voorbeelden en bronnen.
criterium =
Voorafgegaan
De student onderbouwt zijn argumentatie behulp van het
knockout
door
cultuurmodel van Van Peursen.
mondelinge
De student laat zien te reflecteren op zijn persoonlijke en
groepspreprofessionele ontwikkeling in relatie tot de cultuurbepaaldheid
sentatie
van zijn ideeën en standpunten m.b.t. opvoeding en onderwijs.
De student kan voornemens benoemen voor zijn verdere
ontwikkeling op het gebied van een cultuurbeschouwelijke blik
op opvoeding en onderwijs.

Berg, Bas van den, (2007) Geloof je het zelf?! Levensbeschouwelijk leren in het primair onderwijs, Coutinho

Bronnenboek Kernfase RLV

Bronnenboek cultuurbeschouwing

Schepper, J. de (2004) Levensbeschouwing ontwikkelen; didactiek voor godsdienst/levensbeschouwing in het primair onderwijs. Hilversum: Kwintessens.
Vanuit kunsten:

Aerts e.a. (2007) Cultuur InZicht; casus 8 en casus 9. Amersfoort: Thieme Meulenhoff

Nooij, H. de (2004) Kijk op spel; hfdst. 7 Gevorderd en productgericht drama. Groningen: Wolters-Noordhoff

Nooij, H. de (2009-tweede druk ) De planken op. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Nijenhuis, M. (2007) Lesmap Vieren kun je leren Kwintessens Uitgevers
188
Nijenhuis, M., Sikkel, H. (2001 ) Lichtjes, slingers en verhalen. NZV Uitgevers.
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
-
Academische verkenning op het thema afscheid ( workshop)
Uitvoeren van lessen inclusief een viering op de stageschool. In de lessen krijgt de student informatie, inspiratiebronnen en oefeningen aangereikt om zich te
verdiepen in en te oefenen met aspecten van beschouwen, geloven, vieren.
theorielessen, zelfstudie, uitvoeren praktijkopdracht, workshop RU
Zie punt 6
periode 4
Klassengroep= maximaal 35
SLB in basisgroepen = maximaal 17
Titel OWE
OWE 2.6A: Pedagogisch didactisch afstemmen op het oudere kind
code
PAB-A2.6A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten Pabo voltijd, afstudeerrichting ALPO
Pedagogisch didactisch afstemmen op het oudere kind
Pedagogisch didactisch afstemmen op het oudere kind
Stagemap met lesvoorbereidingen en reflecties
15 stp / 420 SBU
Geprogrammeerde contacttijd (zie lesrooster)
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
Stage
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
57 uur
299 uur
64 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
420 uur
Bij deze beroepstaak ligt het accent van de toetsing bij de leergebieden rekenen en taal en NoTe. De toetsing van de leergebieden SWO en Kunsten sluit aan op BT 2.7A.
Op basis van het in BT 2.6A. beschreven groepsproces en beschreven mogelijkheden tot afstemming op verschillen tussen kinderen wordt in de BT 2.7A. een eigen
cultureel educatief ontwerp gemaakt, uitgevoerd en geëvalueerd.
Propedeuse behaald
De student kan schetsen hoe opbrengstgericht werken met oudere kinderen er uitziet. Hij denkt en werkt vanuit concrete doelen en kan nagaan in hoeverre die bereikt
worden. Hij kent de cyclus handelingsgericht werken en laat zien gegevens te kunnen verzamelen en de onderwijsbehoeften te kunnen benoemen. Om zijn onderwijs af te
stemmen op de kinderen, richt hij zich op het leren kennen van hun steeds veranderende leef- en belevingswereld, vaardigheden en kennis, leer/opvoedingsbehoeften,
talenten en betrokkenheid. Hij maakt daarbij gebruik van zijn omgang met de kinderen, gerichte observaties, gesprekjes, leerlingenwerk, LVS en toetsing. Hij beheerst de
belangrijkste vakdidactische uitgangpsunten. Hij maakt duidelijk welke (didactische) keuzes hij maakt bij de inzet van ICT en wat de gevolgen zijn voor het eigen lesgeven.
Hij kiest weloverwogen inhouden, werkvormen, vakdidactische toepassingen en begeleidingswijzen, waarbij hij oog houdt voor een brede ontwikkeling. Hij relateert zijn
onderwijs aan de tussendoelen en leerlijnen. Praktijkgericht onderzoek helpt hem zijn leerkrachtgedrag te verbeteren.
SBL-competenties
 Interpersoonlijk competent
 organisatorisch competent
189
11. Beoordelingscriteria
12.Tentaminering
(deel)toetsen
praktijkopdracht kunsten
groepsplan rekenen
praktijkopdracht taal
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. De
beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Vink
2 pogingen
- De student kan onderwijsactiviteiten, inhouden, werkvormen
Schriftelijke
1
nvt
60%
per jaar
vakdidactische toepassingen en begeleidingswijzen afstemmen op de
presentatie
belevingswereld en de leer/ontwikkelingsbehoeften van de leerlingen.
- De student kan zijn onderwijs relateren aan de tussendoelen en
leerlijnen van de kunstvakken en kiest op deze basis relevante
inhouden en activiteiten
- De student kijkt samen met leerlingen terug op hoe ze geleerd en wat
ze geleerd hebben.
• De student erkent het belang van onderzoek en is op de hoogte van
de werking van de onderzoekscyclus van de 1-zorgroute
• De student kan op basis van evaluaties, diagnostische gesprekken,
observaties en toetsen betrouwbare uitspraken doen over de kennis
en vaardigheden van de leerlingen
• De student kan gerichte onderwijsactiviteiten, inhouden,werkvormen,
vakdidactische toepassingen en begeleidingswijzen laten volgen op
wat hij bij kinderen aan leer/ontwikkelingsbehoeften ziet. Hij verkent
dan welke doelen met deze activiteiten bereikt kunnen worden.
• De student is in staat te reflecteren op de wisselwerking tussen zijn
gedrag, de onderwijsomgeving, de leerresultaten en het handelen
(gedrag) van de betrokken leerling.
• De student heeft een eigen visie op evaluatie en toetsing,
opbrengstgericht werken, handelingsgericht werken en
talentontwikkeling.

De student heeft 3 opeenvolgende lessen begrijpend lezen
voorbereid volgens het lesvoorbereidingsformulier en uitgevoerd
in de stageklas.

Lesvoorbereiding:

Er is aangesloten bij de beginsituatie van de stagegroep en er
wordt rekening gehouden met de individuele niveauverschillen
van de kinderen.

Er is aangegeven waar eventuele problemen worden verwacht.

Er is doordacht hoe kinderen op een didactisch verantwoorde
manier geholpen kunnen worden tijdens de lessen.

Er is duidelijk en zichtbaar gebruik gemaakt van instructie
volgens de hardop-denk-methode of het directe instructiemodel.

Het aanleren van leesstrategieën of –vaardigheden is
(op DPF)
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
1
cijfer
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
1
cijfer
60%
60%
40%
6.0
2 pogingen
per jaar
25%
6.0
2 pogingen
per jaar
190
nadrukkelijk aan de orde.
Lesuitvuitvoering en reflectie:
Er is aangegeven waar profijt is ervaren van de theoretische- en
didactische kennis.

Er is voor elke les aangegeven welke aanpassingen na de les
zouden moeten worden aangebracht.

Er is beschreven welke ontwikkeling, na de uitvoering van de 3
lessen, je hebt waargenomen bij enkele leerlingen en bij de groep
als geheel.

Er is zichtbaar gecontroleerd of je de juiste doelen had gesteld, of
de doelen zijn bereikt en hoe je dat weet.

Conclusie:

Er is in eigen woorden weergegeven wat de samenvattende
conclusies over de gegeven lessen. Er worden argumenten
gegeven die het belang van goed leesonderwijs onderstrepen.

Er is een duidelijke koppeling tussen de praktijk en de theorie. De
student toont aan kennis van taal en taaldidactiek te hebben en
deze te kunnen toepassen.

De student ontwikkelt een eigen mening over goed taalonderwijs.
Hij geeft de tot nu toe ontwikkelde visie op taalonderwijs en de
didactiek ervan duidelijk weer en toont aan hoe deze visie in
verband staat met de door hem gekozen en uitgevoerde
activiteiten.

De student kan zelf zorgvuldig en creatief met taal omgaan en
nagenoeg foutloos spellen.

De student toont zijn leerproces aan in relatie tot taalonderwijs,
beschrijft zichzelf als lerende en geeft aan waar verbeterpunten
liggen.

De student kan bij het ontwerpen en uitvoeren van
natuuronderwijs en techniek op uiteenlopende manieren adaptief
te werk gaan.

De student kan tenminste twee samenhangende lessen NoTe
opzetten en uitvoeren waarin onderzoekend en ontwerpend leren
centraal staan. De student kan daarbij het adaptief gebruik van
bronnen verantwoorden, zowel vanuit de theorie (vakdidactiek)
als vanuit de praktijk (beginsituatie van de stageklas).

De student kan voor genoemde lessen een onderzoekswerkblad
en een ontwerpblad samenstellen en aangeven hoe deze zijn
afgestemd op de groep.
-De student heeft kennis van begrippen uit de kennisbasis Taal en kan
de didactiek van de verschillende taaldomeinen toepassen en daarbij
rekening houden met de leeftijdsgroep.

Stemt met de inzet van ICT af op de beginsituatie van de
leerlingen en de groep.


praktijkopdracht NoTe
kennistoets taal OK
ICT toepassing
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
1
cijfer
kennistoets
1
cijfer
Mondelinge
presentatie
1
(niet)
voldaan
60%
60%
25%
6.0
2 pogingen
per jaar
10%
6.0
2 pogingen
per jaar
voldaan
2 pogingen
per jaar
191

Tussenbeoordeling stage
OK
13. Verplichte literatuur
in de les
Zet ICT op meerdere plekken in het leerproces van de leerlingen
in en verantwoordt de keuze daarvoor.

Maakt duidelijk hoe hij werkt aan de competenties van de
eindkwalificaties Leren en lesgeven met ICT. Naast de genoemde
competenties bij beroepstaak 2.4 (instrumentele vaardigheden,
informatievaardigheden, pedagogisch-didactisch gebruik van ICT
en ontwerpen van ICT-rijke leerarrangementen) is er nu ook
aandacht voor het opleiden tot ICT-geletterde leerlingen en
evalueren in ict-rijke leerprocessen.

Maakt duidelijk welke (didactische) keuzes hij maakt bij de inzet
van ICT en wat de gevolgen zijn voor het eigen lesgeven.

Maakt een eindpresentatie waarin bovenstaande aspecten aan
de orde komen.
in overleg
- De student laat onderzoekende houding zien
Tussen
1
(niet)
voldaan
- De student probeert zo goed mogelijk af te stemmen op de
beoordeling
voldaan
onderwijsbehoefte van zowel individuele kinderen als de groep
stage
- De student kent de essentie van de leer- en vakgebieden
- De student communiceert effectief met collega’s
- De student communiceert met ouders over de ontwikkeling van hun
kinderen
- De student is in staat op een verantwoorde wijze een dagdeel
onderwijs te verzorgen
Literatuur rekenen
• Eijkeren van, M. (2009) Pedagogisch en didactisch begeleiden. Baarn: HBuitgevers
• TAL-team (2005) Breuken, procenten, verhoudingen. Groningen: Noordhoff
• PDF bestand: Groenestijn M. van, Borghouts C., Janssen C. (2011) Protocol Ernstige Reken-Wiskundeproblemen en Dyscalculie BO SBO SO Assen: Van Gorcum
Literatuur Taal






14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
Förrer, M. Mortel van de K. (2010), Lezen… denken… begrijpen! CPS Amersfoort
Huizenga H., Robbe, R. (2009),Taalonderwijs ontwerpen, Groningen: Noordhoff Uitgevers
Huizenga H. (2011), Aanvankelijk en technisch lezen, Groningen: Noordhoff Uitgevers (let op: laatste druk)
Huizenga H. (2010), Spelling, Groningen : Noordhoff Uitgevers, vierde druk
Bronnenboek Tekstschrijven
Förrer, M. Mortel van de K. (2010), Lezen… denken… begrijpen! Amersfoort, CPS
Literatuur Kunsten

Nooij, H. de (2009-tweede druk ) Kijk op spel. Groningen: Wolters Noordhoff.

Onna, J. van, Jacobse, A. (2008) Laat maar zien. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Lei, Rinze van der, e.a, (2010-derde druk ) Muziek meester. Amersfoort: Thieme Meulenhoff,
Literatuur NoTe
Vaan, E. de, Marell, J. (2013) Praktische Didactiek voor natuuronderwijs;Bussum: Coutinho
• Maas, A. (2007) Leerlingenzorg in de basisschool. Heeswijk-Dinther: Esstede
• Vught, J. van, Wosten, A. (2004) Rekenen een hele opgave, deel 2. Baarn: HBuitgevers
Naar keuze voor de ict toepassing
Op de Pabo krijg je in de diverse bijeenkomsten bij de verschillende leergebieden informatie over hoe je je doelen, onderwijsaanbod, instructies,werkvormen, materialen
pedagogisch- en didactisch kunt afstemmen op het oudere kind. Je verdiept je in het actuele thema opbrengstgericht werken en in gesprek met medestudenten vorm je je
visie met betrekking tot dit thema.
192
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
• Theorielessen met activerende werkvormen
• Vaardigheidslessen o.a. in het voeren van diagnostische gesprekken
• Onderzoek doen in je stageklas
• Zelfstudie; bestuderen van theorie, verdiepen in actuele media (kranten, tijdschriften, televisie, internet)
Zie punt 6
periode 1 en 2
Klassengroep= maximaal 35
SLB in basisgroepen = maximaal 17
Titel OWE
OWE 2.7A: Cultuurbewust onderwijs
code
PAB-A2.7A
1. Opleiding
2. Doelgroep
Opleiding tot leraar basisonderwijs
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
cultuur bewust onderwijs
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
Studenten Pabo voltijd, afstudeerrichting ALPO
cultuur bewust onderwijs

Cultuur educatief ontwerp

Onderzoeksverslag cultuur bewust onderwijs
7,5 stp / 210 SBU
Geprogrammeerde contacttijd (zie lesrooster) + workshop
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
Stage
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
45 uur
109 uur
56 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
210 uur
Deze OWE bouwt voort op de OWE’s 1.1A (met daarin het onderwijsverhaal) en op OWE 2.5A (waarin aandacht voor onderwijs en samenleving, voor levensbeschouwing
en voor de identiteit van de leraar). Nu wordt de focus verbreedt naar de pluriforme samenleving en de rol die de school daarin speelt.. Er is verband met de reflectielijn en
de PWC-lijn en de doorgaande lijn ‘cultuurdrager/overdrager’. De persoonlijke bezinning van de student op zijn werkconcept (PWC) vindt in de afstudeerfase zijn
afronding.
Propedeuse behaald
De student is zich bewust van het begrip cultuur in brede en engere zin en onderzoekt zijn eigen culturele identiteit. Hij is zich ervan bewust dat die kan verschillen van
kinderen, ouders en collega’s en ziet de consequenties daarvan voor het eigen handelen.
Hij heeft een denkkader om cultuurverschillen op micro- meso- en macroniveau te benoemen en te vergelijken. Hij beseft dat hij in een complexe en globaliserende
samenleving leeft en met leerlingen werkt die uit allerlei verschillende taalgebieden en culturen komen. Daarnaast kan hij aangeven op welke manieren een leraar
cultuurdrager en cultuuroverdrager is en kan zijn. Hij is zich bewust van het belang van het in kaart brengen van de culturele omgeving van kinderen en de rol van
cultuureducatie binnen het onderwijs. Hij brengt kinderen niet alleen cultuurbesef bij, maar legt ook de basis voor cultuurbewustzijn. De student is in staat zijn ideeën te
toetsen aan die van mensen met een andere sociaal-culturele achtergrond en oriënteert zich ook internationaal voor zijn professionele ontwikkeling.
SBL-competenties
 Interpersoonlijk competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
193
11. Beoordelingscriteria
12.Tentaminering
(deel)toetsen
Cultuur-educatief ontwerp
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. De
beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria (selectie per deeltoets)
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
2 pogingen
- De student kan de uitgangspunten van cultuureducatie benoemen
Schriftelijke
1
cijfer
30%
6.0
60%
per jaar
en aangeven op welke wijze een leraar cultuurdrager en
presentatie
Onderzoeksverslag Cultuur
bewust onderwijs
cultuuroverdrager is en kan zijn. Hij kan verschillende niveaus van
cultureel erfgoed en actuele culturele uitingen als ook zijn persoonlijke
culturele bagage verantwoord inzetten in zijn lesontwerpen.
- De student laat zien praktijkonderzoek in te kunnen zetten om zijn
kennis over cultuurbewust onderwijs te verdiepen.
- De student kan deze kennis koppelen aan een persoonlijk
werkconcept en vertalen naar leerdoelen en een aanzet tot een visie
op cultuureducatie
-
Didactiektoets OJW niveau
2
-
(op DPF)
Schriftelijke
presentatie
(op DPF)
1
cijfer
Kennistoets
1
cijfer
Kennistoets
1
cijfer
De student kent de didactiek van OJW op niveau 2
60%
60%
30%
6.0
2 pogingen
per jaar
30%
6.0
2 pogingen
per jaar
10%
6.0
Kennistoets Natuuronderwijs

en techniek niveau 2
- De kennistoets “natuur en techniek” gaat over eigen kennis van
natuur en techniek. De inhoud van deze toets betreft de kennisbasis
natuurwetenschap en techniek zoals deze landelijk is vastgesteld.
13. Verplichte literatuur
Kunsten

Nooij, H. de (2004 ) Kijk op spel. Groningen: Wolters-Noordhoff

Onna, J. van, Jacobse, A. (2008) Laat maar zien. Groningen: Wolters-Noordhoff

Lei, Rinze van der, e.a.(2003 ) Muziek meester(2003). Amersfoort: Thieme Meulenhoff
NoTe

Vaan, E. de, Marell, J. (2013) Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Bussum: Coutinho.

Kersbergen C. & Haarhuis A. (2009). Natuuronderwijs Inzichtelijk. Bussum: Coutinho.

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2015) Natuur en Techniek - kennistoets niveau 2. Nijmegen: Pabo Groenewoud

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (2015) Natuur- en Techniekonderwijs, afstemmen op de ontwikkeling van kinderen. Nijmegen: Pabo Groenewoud
handouts van lessen NoTe
SWO

Readers 155, 210, 223 en 224

Bruin, R. de, Bosua, M. (201) Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum

Verheij, J.K. (2008) Aardrijkskunde is Overal. Rosmalen: Cantal

Blokhuis, J. (2009) Aardrijkskunde en Didactiek: Bronnenboek. Groningen: Noordhoff
handouts van lessen SWO

Aerts e.a. (2007) Cultuur InZicht. Amersfoort: Thieme Meulenhoff
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
2 pogingen
per jaar
194
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Inleidingen en kritische dialoog over het begrip cultuur. Het ontwerpen van een cultuur educatief ontwerp met ondersteuning vanuit de leergebieden Kunsten en OJW.
Internationale uitwisseling via video-conferencing met buitenlandse scholen. Het zelf doen van praktijkonderzoek over de invulling en betekenis van cultuurbewust
onderwijs. Er is de mogelijkheid voor een korte buitenlandstage.

Theorielessen met activerende werkvormen

Uitvoeren opdrachten tijdens stage

Zelfstandig onderzoek doen

Zelfstudie; bestuderen van theorie, verdiepen in actuele media (kranten, tijdschriften, televisie, internet)
Zie punt 6
periode 1 en 2
Klassengroep maximaal 35 studenten
SLB maximaal 17 studenten
Titel OWE
OWE 2.8A lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften
code
PAB-A2.8A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd
7. Samenhang met andere
OWE’s
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten Pabo voltijd, afstudeerrichting ALPO
Lesgeven aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften
Lesgeven aan leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften

Twee kindportretten

Pedagogisch didactisch groepsplan, uitvoering in de praktijk en reflectie
15 stp (vrijstelling mogelijk dmv RU-onderwijs)
Geprogrammeerde contacttijd (zie lesrooster)
58 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
262 uur
Stage
100 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
420 uur
Deze beroepstaak vormt samen met de integrale toets en de andere beroepstaken van de kernfase een cyclisch geheel. In de kernfase is kennisgemaakt met het belang
van het uitdragen van de visie van school op onderwijs in je dagelijks handelen. De student weet dat er verschillende systemen zijn om leerlingen te volgen in hun
ontwikkeling en onderkent het belang hiervan voor het geven van goed onderwijs.. De student heeft leren denken en werken vanuit leerlijnen (rekenen/wiskunde en taal),
weet zicht te krijgen op de actuele beginsituatie van leerlingen en kan de doelen voor leerlingen en je onderwijsaanbod hier op afstemmen. (2.2A, 2.4A, 2.6A) de student
kan hierbij rekening houden met verschillen tussen kinderen in interesse, leerstijl en niveau. Ook benut wordt kennis van het schoolleven van het oudere/jongere kind, zijn
leef- en belevingswereld en zijn ontwikkelingskenmerken benut. De student is in staat om de betekenis van spel te herkennen en te benutten als ontwikkelingsinstrument.
Hij zorgt voor een leer- werkomgeving waarin kinderen gestimuleerd worden onderzoekend te leren en kan dit leren begeleiden. De student speelt doelbewust in op
spontane vragen en activiteiten van leerlingen. Hij zet werkvormen, samenwerkingsvormen 3, leermiddelen4 en didactieken in die passen bij de te bereiken doelen. De
student past activerende didactiek toe en houdt daarbij rekening met instructie- , begeleiding- en feedbackbehoeften van verschillende leerlingen in de groep. (relatie met
bt 2.5A, 2.6A en 2.7A)
195
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
Propedeuse behaald
De student doorloopt tijdens deze onderwijseenheid de volledige cyclus van handelingsgericht werken (HGW) voor de hele groep met accent op het tegemoetkomen aan
specifieke onderwijsbehoeften van enkele leerlingen.
Deze onderwijseenheid wordt ondersteund vanuit de deskundigheidsgebieden Taal en taaldidactiek, Rekenen en Wiskunde en Pedagogiek en Onderwijskunde (P&O).
Je brengt de onderwijs- en zorgvisie van je stageschool in kaart. Je vormt hier op basis van actuele maatschappelijke ontwikkelingen een mening over. Je brengt de
beginsituatie van de klas in kaart, op het gebied van rekenen en wiskunde, taal, twee andere vakgebieden waarbij je ook klassenmanagement, interactie en instructie
verwerkt.
Vanuit een goed zicht op leerlijnen en doelen vorm je je een goed beeld van de onderwijsbehoeften van de hele groep. Hierbij maak je de keuze voor het leergebied R&W
of Taal/Lezen. Je brengt specifieke instructie en ondersteuningsbehoeften van de kinderen (proactief) in kaart.
Met behulp van een groepsplan (Rekenen/Wiskunde of Taal/Lezen) creëer je ruimte om adaptief onderwijs te verzorgen aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften.
Hiervan volg je drie leerlingen gedetailleerd. Op deze manier geef je handen aan voeten aan professionele opvattingen met betrekking tot onderwijs en zorg van je school
en jezelf. Je laat in de dagelijkse praktijk zien dat je vanuit (nieuw) verworven kennis met betrekking tot het lesgeven aan en ondersteunen van kinderen met specifieke
onderwijsbehoeften je handelen proactief en preventief kunt sturen.
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12.Tentaminering
(deel)toetsen
Deeltoets Beschrijven
schoolvisie

Interpersoonlijk competent

Pedagogisch competent

Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent

Organisatorisch competent

Competent in samenwerking met collega’s
 Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. De
beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11.Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
Studenten van de ALPO opleiding kunnen een vrijstelling aanvragen
exami(niet)
vereiste
voor onderstaande toetsen op basis van een positief behaald
natoren
voldaan
resultaat
studieresultaat voor het vak beroepsvaardigheden ALPO op de
opleiding PW van de RU conform het besluit van de
examencommissie d.d. mei 2013.




De student beschrijft relevante gegevens over de wijk, buurt,
ligging van de school.
De student geeft aan een heldere beschrijving van de
organisatie van en visie op zorg en onderwijs in de stageschool
en stagegroep waarbij de items uit de beschrijving van de
opdracht verwerkt zijn.
De student beschrijft zijn/haar persoonlijke opvattingen t.a.v.
zorg. De student relateert deze aan relevante maatschappelijke
ontwikkelingen (minimaal 2).
De student beschrijft de effecten van deze ontwikkelingen op
het onderwijs op de school en in zijn/haar groep
Schriftelijke
presentatie
DPF
1
(niet)
voldaan
Alle
items
min.
voldoen
de
-
voldaan
Max 2
pogingen per
jaar
196
Deeltoets Kindportretten




Deeltoets Reflectie op
handelingsgericht werken



De student maakt een nadere analyse van de beginsituatie van
de twee volgleerlingen.
De student maakt hierbij gebruik van verschillende factoren die
van invloed zijn op het gedrag en de ontwikkeling van het kind.
De student benoemt of deze factoren protectief of
belemmerend zijn.
De student verwijst naar relevante theorie bij de beschrijving
van de specifieke behoeften van de twee volgleerlingen
Schriftelijke
presentatie
DPF
1
(niet)
voldaan
Alle
items
min.
voldoen
de
-
voldaan
Max 2
pogingen per
studiejaar
De student reflecteert op zijn/haar inzicht in handelingsgericht
werken en zijn/haar bekwaamheid om handelingsgericht te
werken. De student onderbouwt dit met enkele (minimaal 2)
concrete voorbeelden waarin hij/zij laat zien de
handelingsgericht werken uitgangspunten van
handelingsgericht werken hebt toegepast.
Hij/Zij benoemt concrete bekwaamheden die je op het terrein
van handelingsgericht werken nog wilt ontwikkelen.
Hij/zij benoemt concreet een effect van het gebruik van bronnen
( literatuur/ deskundigen) op zijn/haar ontwikkeling in
handelingsgericht werken.
Schriftelijke
presentatie
DPF
1
(niet)
voldaan
Alle
items
min.
voldoen
de
-
voldaan
Max 2
pogingen per
studiejaar
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het
totaal te
behalen
aantal
punten
50%
6,0
Max 2
pogingen per
studiejaar
Ontwikkeling visie

Deeltoets kennistoets P&O
De student geeft aan hoe deze beroepstaak zijn/haar visie op
leerlingenzorg heeft beïnvloed, waarbij hij/zij terugkijkt naar je
visieverslag van het vooronderzoek en aangeeft hoe hij/zij visie
zijn/haar zich ontwikkeld heeft
De student:

Heeft kennis van kan passende differentiatievormen en
werkvormen

Heeft kennis van aanwijzingen, aanpakken en richtlijnen
die speciaal zijn ontwikkeld voor specifieke pedagogische
behoeften.

Heeft kennis van leerprocessen

Heeft kennis van leerstijlen

Heeft kennis van de cyclus HandelingsGericht Werken
(HGW) en kan de uitgangspunten herkennen en
toepassen in praktijksituaties
197
Deeltoets Groepsplan;
Opzet, uitvoering en
didactische reflectie
De student:

Heeft de pedagogische en didactische (taal en rekenen)
beginsituatie van de groep in kaart gebracht. Dit is
aantoonbaar en navolgbaar gebaseerd op gesprekken,
waarnemingen en andere bronnen waaronder het
leerlingvolgsysteem van de school.

Toont aan dat het groepsoverzicht en de kindportretten
voldoende bieden basis om een groepsplan te maken.

Benoemt de doelen (didactisch en pedagogisch) gericht
op specifieke op groepsniveau voor deze periode.

Benoemt de (specifieke) onderwijsbehoeften van de groep
en de volgkinderen

Signaleert kinderen met specifieke behoeften

Maakt een groepsplan op basis van een gedegen
vooronderzoek

Verantwoordt de indeling in subgroepen

Heeft aangegeven wanneer en hoe je evalueert.

Heeft het plan besproken met mentor of IB-er.

Laat zien dat hij/zij het plan kan uitvoeren in tijd en in
organisatie.

Heeft de doelen voor de groep, subgroepen en de twee
volgleerlingen zijn aanwijsbaar opgenomen in vijf
samenhangende betekenisvolle activiteiten.

Komt zichtbaar tegemoet aan specifieke vakinhoudelijke
en vakdidactische en pedagogische behoeften in het licht
van de doelen.

Jonge kind: Spel / spelen is als werkvorm opgenomen in
het groepsplan.

Realiseert het groepsplan

Laat zien dat je uitvoering volgens een cyclisch proces
verloopt.

Zet passende differentiatievormen, werkvormen en
klassenmanagement in passende bij tegemoet komen aan
speciale onderwijsbehoeften

Past doelen aan waar nodig

Kan werken vanuit de visie van de school.

Evalueert het groepsplan

Beschrijft globaal de leeropbrengst van het werken met
het groepsplan op de ontwikkeling van de hele groep en
de twee volgkinderen.

Geeft hierbij concreet aan wat de invloed van zijn/haar
vakdidactische handelen en begeleidingsinterventies
hierbij geweest is

Herkent de wisselwerking tussen jezelf de omgeving, de
resultaten en het gedrag van een van de twee
volgkinderen
13. Verplichte literatuur
Verplicht:
Pedagogiek en onderwijskunde
Algemeen:
Schriftelijke
presentatie
DPF
1
cijfer
Alle
items
min.
voldoen
de
50%
6,0
Max 2
pogingen per
studiejaar
198



Pameijer, N. & Beukering, T. van, e.a.: “Handelingsgericht werken in de klas” Acco Leuven/Den Haag , 2010 ISBN 9789033479250 hoofdstuk 1 t/m 4 en h. 7
Literatuur behorend bij de owe’s 2.1, 2.4 t/m 2.7
Diverse artikelen integraal geplaatst of via link op scholar


Brouwers, H.: ‘Kiezen voor het jonge kind’ . Bussum. Coutinho Bussum, 2010 ISBN: 9789046901892
Artikelen op scholar


Oosterheert, I.: “leren over leren”, Noordhoff Uitgevers 2011, , ISBN 9789001794842 hoofdstuk 4,5,6
Artikelen op scholar
Jk:
Ok:
Rekenen & wiskunde
Algemeen:

Hoofdstuk 4. Groenestijn M. e.a.,( 2011). Protocol ernstige RekenWiskunde problemen en dyscalculie. Van Gorcum. ISBN 9789023247630 . Download van
website: http://www.volgens-bartjens.nl/

Oonk, W., Keijzer, R., Lit, S., Barth, F. (2013). Rekenen-wiskunde in de praktijk. Verschillen in de klas. Noordhoff Uitgevers ISBN 978900182036-7

En literatuur uit Pabo 1 en 2 (Boeken Thieme), uitgereikte literatuur in de lessen en artikelen op site http://www.volgens-bartjens.nl
Jk
o
Van Vugt J. e.a., 2004, Rekenen een hele opgave, HB Uitgevers, ISBN 9789055744367
Ok
o
Van Vugt J. e.a., 2011, Rekenen een hele opgave deel 2, Thieme/Meulenhoff Amsterdam, ISBN 9789055746422
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
Taal & taaldidactiek
o
Literatuur uit pabo 1 en 2.
o
Mortel, K. van der, Förrer, M. “Lezen, denken, begrijpen”, CPS, 2010 ISBN 978-90-6508-626-6
o
Diverse artikelen integraal geplaatst of via link op scholar
Oonk, W., Keijzer, R., Lit, S., Barth, F. (2013). Rekenen-wiskunde in de praktijk. Verschillen in de klas. Noordhoff Uitgevers ISBN 978900182036-7
n.v.t.
artikelen op scholar en tijdens bijeenkomsten uitgereikt
Hoorcolleges,generieke lessen, bouwspecifieke lessen, (werk/feedback)bijeenkomsten, stage
Hoorcolleges, lessen, werkcolleges
Zie punt 6
Periode 1 en 2
Klassengroep= maximaal 35
SLB in basisgroepen = maximaal 17
Titel OWE
OWE 2.9A : Integrale toets afstudeerbekwaam
code
PAB-A2.9A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. Centrale beroepstaak
5. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten Pabo voltijd, afstudeerrichting ALPO
Integrale toets afstudeerbekwaam
Integrale toets afstudeerbekwaam

Stagemap met lesvoorbereidingen en reflecties
199
6. Studiepunten / studielast:
Contacttijd / Onderwijstijd

Maken van een analyse m.b.v. videomateriaal
7,5 stp / 210 SBU
Geprogrammeerde contacttijd (zie lesrooster) + simulatieschool
70 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
12 uur
Stage
7. Samenhang met andere
OWE’s
8. Ingangseisen m.b.t.
tentamens
9. Algemene omschrijving
10. Competenties
11. Beoordelingscriteria
12. Tentaminering
(deel)toetsen
128 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
210 uur
Deze onderwijseenheid vormt de afsluiting van de kernfase. De student laat zien dat hij zicht heeft gekregen op de breedte van het primair onderwijs en zijn functie en
positie als academisch leerkracht. Hij kijkt terug op zijn leerproces van de afgelopen twee jaar en maakt een sterkte/zwakte analyse die kan dienen als uitgangspunt voor
het formuleren van leerdoelen voor de afstudeerfase.
Propedeuse behaald
De student rondt de stage in de kernfase af en richt zich op het aantonen van zijn afstudeerbekwaamheid. Door de deelname aan de simulatieschool ervaart de student
hoe hij functioneert binnen teamverband en waar zijn sterke en zwakke punten liggen. Deze neemt hij mee in een terugblik op zijn leerproces van de afgelopen twee jaar
waarbij hij zowel zijn stage-ervaringen als zijn theoretische ontwikkeling onder de loep neemt. De student krijgt zo een helder beeld van waar zijn zwakke en sterke punten
liggen die uitgangspunten vormen voor het maken van een afstudeerplan in het vierde jaar.
SBL-competenties
 Interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. De
beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Kennisbasistoets Taal
Landelijk vast te stellen
kennistoets
1
cijfer
Landelijke
norm
10%
Kennisbasistoets Rekenen
Landelijk vast te stellen
kennistoets
1
cijfer
Landelijke
norm
10%
Eindbeoordeling stage
Oudere kind
Kennistoets geschiedenis
niveau 2
-
stagebeoord
eling
Kennistoets
1
cijfer
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
Kennistoets aardrijkskunde
niveau 2
De student formuleert zijn eigen leerdoelen en laat zien hoe hij
zich hierin ontwikkeld heeft
De kennistoets “aardrijkskunde niveau 2” is een uitbreiding van de
eigen kennis van aardrijkskunde op onderbouwniveau van het
voortgezet onderwijs.

Kennis van geografische begrippen.

Kennis van begrippen, feiten en plaats kunnen toepassen in
een context van een gebied.
De kennistoets “geschiedenis niveau 2” gaat over eigen kennis van de
geschiedenis op brugklas niveau. De toets toetst van 1500 tot nu.

Kennis van historische feiten en jaartallen

Plaatsen van ontwikkelingen in de tijd, het bepalen
chronologische volgorde van personen en gebeurtenissen
2 pogingen
per jaar
10%
Nog nader
te bepalen
Nog nader
te bepalen
minimaal
6.0
6,0
10%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
60%
2 pogingen
per studiejaar
in overleg
2 pogingen
per studiejaar
200

Mondelinge presentatie
afstudeerbekwaam
13. Verplichte literatuur
(her)kennen van de belangrijkste kenmerken van de eerste
5 tijdvakken.
De student kijkt terug op zijn leerproces over de afgelopen twee
Mondelinge
1
jaar en maakt een sterkte/ zwakte analyse die kan dienen als
presentatie
uitgangspunt voor zijn afstudeerplan. Hij ondersteunt zijn
afstudeerbekwaamheid a.d.h.v. videofragmenten
Aardrijkskunde:

Blokhuis, J. (2009) Aardrijkskunde en Didactiek: bronnenboek, Groningen: Noordhoff
niet
(voldaan
)
voldaan
in overleg
Geschiedenis:

Bruin, R. de, .Bosua, M. (2009 ). Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum
14. Aanbevolen literatuur
15. Software
16. Overig materiaal
17. Activiteiten
18. Werkvormen
19. Les- / contacturen
20. Onderwijsperiode
21. Maximum aantal
deelnemers
3 rekenlessen gericht op de voorbereiding kennisbasistoets rekenen/wiskunde, theorielessen, zelfstudie, bijeenkomsten met studieloopbaanbegeleider (intervisie gericht
op het afstudeerbekwaam worden)
Hoorcolleges, werkcolleges, en lessen, simulatieschool-week
Zie punt 6
periode 1,2,3 en 4
Klassengroep maximaal 35 deelnemers
Slb groep maximaal 17 deelnemers
OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
1.
Opleiding
2.
Doelgroep
Integraal junior leraar zijn PAB-A3.1
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten afstudeerfase ALPO (voltijd)
3.
Lesgeven, ontwerpen, begeleiden, onderzoek doen
4.
5.
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)Producten
6.
7.
Studiepunten/studielast
Samenhang met andere OWE’s
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
Lesgeven
Afstudeerplan
Stage logboek
Voortgangs- en eindverslag
22,5 stp / 630 sbu (waarvan 7,5 stp vrijstelling)
Deze OWE vormt samen met OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen, 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en 3.4 Meesterproef het
geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
150 sbu (propedeuse en kernfase afgerond)
Een goedkeuring van het afstudeerplan is een voorwaarde om aan de afstudeerstage te beginnen. De afstudeerstage van deze OWE vindt plaats op een
derde stageschool vanaf de propedeuse.
Tijdens de afstudeerstage ontwikkelt de student zich tot startbekwame leerkracht, dat wil zeggen dat de student voldoet aan de SBL-competenties. Tijdens
de stage houdt student een logboek bij, schrijft een voortgangsverslag en een eindverslag. Onderdeel van deze OWE is verder het schrijven van een
201
10
.
Competenties
11
.
Beoordelingscriteria
afstudeerplan en deelname aan de simulatieschool.
Alle zeven SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
Deeltentamen 1: Afstudeerplan

Leerdoelen vloeien voort uit sterkte-zwakte-analyse

Stageactiviteiten zijn gerelateerd aan de leerdoelen en de zeven SBL-competenties

In afstemming met de school is minimaal het onderwerp en het doel van het afstudeeronderzoek bepaald en is een eerste schets van het
onderzoeksvoorstel opgenomen

De contouren van de meesterproef zijn duidelijk en de beginsituatie van de leerlingen in relatie tot de beoogde doelen.

Student heeft zich inhoudelijke georiënteerd op de verdere ontwikkeling van het professioneel werkconcept.

Student heeft zich inhoudelijk verdiept ten behoeve van het werken aan de vier beroepstaken (professioneel werkconcept, stage,
afstudeeronderzoek en de meesterproef.
De beoordelingscriteria zijn meer gedetailleerd opgenomen in de Opleidingswijzer 2014-2015
Deeltentamen 2: Afstudeerstage H
Interpersoonlijk competent:

ziet wat er gebeurt in de klas op individueel en groepsniveau en kan hier adequaat op reageren

stemt zijn manier van communiceren met kinderen af op het ontwikkelingsniveau van de kinderen

kan verantwoorden hoe hij met de groep en individuele kinderen omgaat

stimuleert gewenst gedrag en spreekt leerlingen aan op ongewenst gedrag

geeft op een positieve en effectieve manier leiding aan een groep kinderen

communiceert open over dat wat hem opvalt in de school
Pedagogisch competent:

speelt flexibel in op wat leerlingen inbrengen

creëert een veilige leeromgeving

heeft zichtbaar plezier in het omgaan met en lesgeven aan kinderen en weet hen te boeien

sluit aan bij de leef- en belevingswereld van kinderen

heeft een beeld van het sociaal klimaat in de groep en het welbevinden van de kinderen

verdiept zich in ontwikkelingsproblemen van kinderen uit zijn groep

kan omgaan met ontwikkelingsproblemen van kinderen uit zijn groep

verdiept zich in gedragsproblemen van kinderen uit zijn groep

kan omgaan met gedragsproblemen van kinderen uit zijn groep
202

draagt bij aan het collegiale gesprek vanuit actuele kennis over ontwikkeling en leren
Didactisch en vakinhoudelijk :

sluit aan bij de onderwijsbehoeften van kinderen

sluit aan bij het ontwikkelingsniveau van kinderen

plaatst kinderen op leerlijnen van leer- en vakgebieden en werkt van daaruit opbrengstgericht aan hun ontwikkeling

beheerst de leerinhouden van de vak- en vormingsgebieden

zet doelgericht verschillende werk- en groeperingvormen in

bespreekt met kinderen op positieve wijze hun werk om samen na te gaan hoe iets beter of anders kan

draagt bij aan het collegiale gesprek vanuit actuele kennis over inhoud en vakdidactiek
Organisatorisch:

heeft zijn klassenmanagement op orde

is consequent in het hanteren van regels en afspraken

wordt door de leerlingen gerespecteerd en heeft overwicht

om zich doelgericht verder te bekwamen plant hij tijd en ruimte in
Samenwerken met collega’s:

communiceert open en respectvol met collega’s

werkt constructief samen met collega’s in verschillende vormen van overleg

functioneert als volwaardig beginnend teamlid

toont zich nieuwsgierig naar wat er in de school gaande is

toont betrokkenheid op het leren van alle leerlingen in de school
Samenwerking omgeving:

communiceert open en respectvol met ouders

communiceert goed voorbereid met ouders over de ontwikkeling van hun kind

past verkregen handelingsadviezen toe raadpleegt deskundigen om zijn onderwijs te optimaliseren
Reflectie en ontwikkeling:

stelt zich begeleidbaar op

evalueert, reflecteert en leert continu van zijn ervaringen bij de uitvoering van het onderwijs

reflecteert op de (onbedoelde) effecten van verbeterprocessen op zijn eigen ontwikkeling en de ontwikkeling van leerlingen. verdiept zich op eigen
initiatief in nieuwe onderwerpen
12
.
Tentaminering
toetsvorm
aantal
examinat
oren
Beoordeling
= cijfer /
(niet)
voldaan
cesuur
weging
minimaal
resultaat
periode afname
en herkansing =
frequentie
compensatie
Deeltentamen 1: Afstudeerplan
203
Schriftelijke
presentatie
1
Deeltentamen 2: Afstudeerstage H
Schriftelijke en
1
mondelinge
presentatie
(niet)
voldaan
Alle
beoordeling
scriteria
voldoende
-
voldaan
2 kansen per
studiejaar
nvt
cijfer
Alle
competenti
edomeinen
gemiddeld
een
voldoende,
dan een 6.
100 %
6,0
2 kansen per
studiejaar
nvt
(niet)
voldaan
Alle
competenti
edomeinen
gemiddeld
een
voldoende
n.v.t.
voldaan
2 kansen per
studiejaar
nvt
Deeltentamen 3: Afstudeerstage R
Schriftelijke en
mondelinge
presentatie
1
13
.
14
.
15
.
16
.
17
.
Verplichte literatuur
-
Aanbevolen literatuur
-
Software
-
Overig materiaal
-
Activiteiten
18
.
19
.
Werkvormen
Deelname aan simulatieschool
Stage
Voortgangsgesprekken en eindgesprek stage
Intervisie tijdens SLB-bijeenkomsten
Deelname aan 1 pedagogische leergroep of gespreksleergroep op de opleiding
Stage, werkcolleges, intervisie tijdens SLB, individuele gesprekken
Les-/contacturen
Oriënteren en voorbereiden stage op de stageschool: 1 – 1,5 dag per week gedurende gemiddeld 2 maanden:
Uitvoeren stage gedurende 5 maanden ( 3 dagen per week) bij goedgekeurd afstudeerplan.
Leergroep op opleiding: (6 u)
204
Vier contactmomenten met stagebegeleider Pabo (4 uur)
Simulatieschool (40 u)
20
.
21
.
Onderwijsperiode
Zie verder punt 6.
Semester 1 en 2
Maximum aantal deelnemers
-
OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
Praktijkgericht onderzoek doen PAB-A3.2
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase ALPO (voltijd)
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Praktijkgericht onderzoek doen
4.
Centrale beroepstaak
Praktijkgericht onderzoek doen
5.
(Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
Onderzoeksrapportage praktijkgericht onderzoek
Presentatie van het onderzoek op de stageschool
15 stp / 420 sbu (waarvan 15 stp = volledige vrijstelling)
7.
Samenhang met andere
OWE’en
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en 3.4 Meesterproef het geheel
waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
8.
Ingangseisen
9.
Algemene omschrijving
10
.
Competenties
150 sbu (propedeuse en kernfase afgerond)
De student voert een praktijkgericht onderzoek uit in en ten behoeve van de stageschool. Het onderzoek omvat alle stappen van een onderzoekscyclus tot en met
de onderzoeksrapportage. De rapportage voldoet aan huidige eisen van een HBO afgestudeerde.
 competent in reflectie en ontwikkeling
11
.
Beoordelingscriteria
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten.
Tentamen: onderzoeksverslag
Student toont aan dat hij:

een praktijkrelevant vraagstuk kan beantwoorden met behulp van onderzoek.

data kan verzamelen en gebruiken in zijn werk als professional.

een praktijkrelevant vraagstuk kan plaatsen in een bredere context.

zowel bestaande als eigen inzichten en werkwijzen ter discussie stelt

kan beargumenteren hoe zijn keuzen in het onderzoekproces tot stand komen

alle belanghebbenden betrekt bij het onderzoeksproces

zich aan de beroepsethische gedragsregels voor onderzoek kan houden

onderzoekresultaten kan vertalen naar toepassingen in de praktijk
205

een consistente en navolgbare werkwijze hanteert
Deze criteria zijn gedetailleerder uitgewerkt op de beoordelingsformulieren in de opleidingswijzer.
12
.
Tentaminering
toetsvorm
aantal
examinato
ren
cijfer / (niet)
voldaan
cesuur
weging
minimaal
resultaat
periode afname
en herkansing =
frequentie
compensatie
6,0
2 kansen per
studiejaar
n.v.t
Tentamen: onderzoeksverslag
54 punten
100%
van de 90
punten
(60%)
Van Lanen, B. & van der Donk, C. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Couthino.
Schriftelijke presentatie
2
cijfer
13
.
Verplichte literatuur
14
.
Aanbevolen literatuur
Boeie, H. (2014) Analyseren in kwalitatief onderzoek: denken en doen. Den Haag: Boom/Lemma
Baarda, B., van der Hulst, M., & de Goede, M. (2007). Basisboek interviewen. Groningen: Noordhoff
15
.
Software
-
16
.
Overig materiaal
-
17
.
Activiteiten
18
.
Werkvormen
Student. formuleert een heldere probleemstelling uitgaande van de context van de stageschool, op basis waarvan hij zich verder verdiept in zich in theorie en
praktijksituatie van het praktijkprobleem. De onderzoeksvragen die voortvloeien uit de probleemverkenning geven vervolgens richting aan het onderzoeksplan, dat
de student hanteert om data te verzamelen en te analyseren. In het onderzoeksverslag beschrijft de student de resultaten en de conclusies van de
dataverzameling en -analyse en beschrijft hij in de discussie wat de waarde van het onderzoek is, welke aanbevelingen hij kan doen en welke vervolgvragen het
onderzoek oproept. Gedurende het onderzoek stemt de student het onderzoek regelmatig af met stageschool en onderzoeksbegeleider. Als het onderzoek is
afgerond wordt het onderzoek gepresenteerd op de stageschool aan belanghebbenden. Tenslotte voegt de student een kritische reflectie op het doen van
onderzoek in relatie tot de ontwikkeling tot junior leraar toe als bijlage bij het onderzoeksverslag.
Hoorcolleges, werkcolleges, peer-feedback, expert feedback, formatieve toetsing van onderzoeksvoorstel en onderzoeksplan, individuele gesprekken
19
.
Les-/contacturen
5 hoorcolleges x 1,5 u = 7,5 u
8 werkcolleges x 1,5 u = 12 u
Individuele begeleiding= circa 10 uur (inclusief formatieve feedback en feedback op documenten)
Zie verder punt 6
20
.
Onderwijsperiode
Het onderzoek wordt uitgevoerd tijdens de afstudeerstage. De voorbereiding, uitvoering en verslaglegging vindt plaats gedurende vier periodes. Aan het begin van
elk semester is het mogelijk te starten.
21
.
Maximum aantal deelnemers
150 studenten voor hoorcolleges.
15 studenten voor werkcolleges per groep. Aantal groepen onbeperkt.
OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept PAB-A3.3
206
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase ALPO (voltijd)
3.
Lesgeven en visieontwikkeling vanuit een professioneel werkconcept
4.
5.
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)Producten
6.
7.
Studiepunten/studielast
Samenhang met andere OWE’s
8.
Ingangseisen
Lesgeven en visieontwikkeling vanuit een professioneel werkconcept

Visiestuk van 4000 woorden met eventueel bijlagen als bewijslast

De student presenteert zijn professioneel werkconcept niveau 3 op het digitaal portfolio.
7,5 stp / 210 sbu (waarvan 2,5 stp vrijstelling)
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen en 3.4 Meesterproef het geheel waarbinnen de student
werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
150 sbu (propedeuse en kernfase afgerond)
Voordat het professioneel werkconcept (PWC) wordt beoordeeld moet het volgende in orde zijn:
- Verslag is op tijd beschikbaar op dpf en de beoordelaar is toegang verleend
- Verslag voldoet aan vormeisen: voorblad (met titel, naam, studentnummer, slb-er, datum); voorwoord, inhoudsopgave, paginanummering en aantal
pagina’s
- Verslag voldoet aan de taaleisen (stijl, grammatica en spelling)
- Bronvermelding is volgens APA- richtlijnen
- Het PWC bevat minimaal aspecten van de dimensies ped-did/omgeving/levensbeschouwel./cultureel-maatsch.
9.
Algemene omschrijving
10
.
Competenties
11
.
Beoordelingscriteria
Als alle bovenstaande onderdelen in orde zijn vindt de beoordeling plaats. Wordt na eerste lezing vastgesteld dat niet voldaan is aan vormeisen, taaleisen en
bronvermelding dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om de check helemaal op orde te maken. Een week later kan de beoordeling
opnieuw aangevraagd worden.
De student beschrijft vanuit welke visie en inzichten hij straks aan de slag wil gaan en waarom. Hij beantwoordt vragen en verantwoordt grondig – vanuit
diverse bronnen en eigen ervaringen – vragen zoals: wat voor leraar ben ik en wil ik zijn? Hoe verhoud ik mij tot ontwikkelingen in de samenleving en in het
onderwijs bijzonder? Waarover heb ik al een visie ontwikkeld, en waar ben ik nog volop mee bezig? Wat zijn mijn kwaliteiten en waar liggen mijn
uitdagingen? De student motiveert eveneens de (eventuele) keuze voor een extra verdieping in een levensbeschouwelijke variant.
Alle zeven SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten.
Tentamen: professioneel werkconcept (PWC)
207
12
.
Tentaminering
- t.a.v. begripsverheldering:
De student biedt een samenhangende verheldering van begrippen en benaderingen die in zijn visie centraal staan, in eigen structurering van kennis.
- t.a.v. brongebruik:
De student gebruikt gevarieerde bronnen en voldoende relevante literatuur. Opvattingen en overtuigingen komen navolgbaar voort uit een meer
perspectivische verkenning en onderbouwing.
- t.a.v. relatie denken-handelen:
De student maakt de relatie tussen zijn handelen en de onderliggende gedachten, opvattingen en waarden expliciet. Hij maakt dit concreet aan de hand van
diverse voorbeelden uit de eigen praktijk.
- t.a.v. oordeelsvorming over de eigen ontwikkeling:
De student benoemt de essentie in de ontwikkeling van zijn ervaringen, kennis en beelden over leraarschap en onderwijs. Hij laat hierbij regelmatig
constructief kritische distantie zien en weegt meerdere perspectieven af. De hieruit getrokken conclusies zijn navolgbaar en worden kritisch beschouwd.
toetsvorm
aantal
cijfer / (niet) cesuur
weging
minimaal
periode afname
compensatie
examinat
voldaan
resultaat
en herkansing =
oren
frequentie
Deeltentamen 1: Professioneel werkconcept (PWC) H
Schriftelijke presentatie
1
cijfer
Als aan ingangseisen
niet is voldaan, dan
stoppen met
beoordelen = 4; Eén
keer onvoldoende =
5; Vier voldoende =
6; Drie keer
voldoende en één
keer goed = 7; Twee
keer voldoende en
twee keer goed = 8;
Eén keer voldoende
en drie keer goed is
9; Vier keer goed = 9,
of 10 na overleg.
100%
6,0
2 kansen per
studiejaar
n.v.t
n.v.t.
voldaan
2 kansen per
studiejaar
n.v.t
Deeltentamen 2: Professioneel werkconcept (PWC) R
Schriftelijke presentatie
13
.
14
.
15
.
Verplichte literatuur
In overleg
Aanbevolen literatuur
in overleg
Software
-
1
(niet)
voldaan
208
16
.
17
.
18
.
19
.
20
.
21
.
Overig materiaal
-
Activiteiten
In de vier bijeenkomsten ligt het accent op het inhoudelijk ingaan op de vier dimensies: informatieverwerking, leren denken, leren verbinden en samen leren.
Werkvormen
4 werkcolleges
Les-/contacturen
Zie punt 6.
Onderwijsperiode
Periode 1 en 2
Maximum aantal deelnemers
16 deelnemers per groep. Onbeperkt aantal groepen.
209
OWE 3.4 Meesterproef 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
1.
Opleiding
2.
Doelgroep
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
4.
Centrale beroepstaak
5.
(Beroeps)Producten
6.
Studiepunten/studielast
7.
Samenhang met andere OWE’s
8.
Ingangseisen
Meesterproef PAB-A3.4
Opleiding tot leraar basisonderwijs, Pabo
Studenten afstudeerfase ALPO (voltijd)
Ontwerpen van een ICT-rijk leerarrangement
Ontwerpen van een ICT-rijk leerarrangement
Zelfontworpen leerarrangement voor alle kinderen van de groep uit de afstudeerstage
10 stp / 280 sbu (waarvan 2,5 stp vrijstelling)
Deze OWE vormt samen met OWE 3.1 Integraal junior leraar zijn, 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen en 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel
werkconcept het geheel waarbinnen de student werkt aan zijn doorgroei naar startbekwaamheid.
Bij een voldoende beoordeling ‘voldoende of hoger’ voor de meesterproef 3.4 en als de overige beroepstaken van de afstudeerfase reeds met minimaal een
voldoende zijn afgerond, kan de student opgaan voor de integrale toets; een mondelinge presentatie. In deze integrale toets staat de gehele professionele
standaard niveau 3 centraal.
150 sbu (propedeuse en kernfase afgerond)
Voordat werkconcept de Meesterproef wordt beoordeeld moet het volgende in orde zijn:
- Schriftelijke presentatie is op tijd beschikbaar op dpf en aan de beoordelaars is toegang verleend
- Schriftelijke presentatie is helder en overzichtelijk ingericht (tabbladen, inleiding, leeswijzer, maximaal 10 pagina’s bodytekst)
- Verslag voldoet aan de taaleisen (stijl, grammatica en spelling)
- Bronvermelding is volgens APA- richtlijnen
- Het verslag is goed door Ephorus gekomen
Als alle bovenstaande onderdelen in orde zijn, vindt de beoordeling plaats. Wordt na eerste lezing vastgesteld dat niet voldaan is aan vormeisen, taaleisen en
bronvermelding, dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om binnen 2 dagen de check helemaal op orde te maken.
Zodra de student dit heeft gedaan mailt hij de beoordelaar. Na deze email wordt de check opnieuw uitgevoerd.
9.
Algemene omschrijving
10
.
Competenties
11
.
Beoordelingscriteria
De student laat in de Meesterproef het beste van zijn kunnen zien in een zelfgekozen en zelfontworpen leerarrangement voor alle kinderen van zijn groep.
De meesterproef richt zich op het aantonen van de interpersoonlijk, pedagogisch, vakdidactisch en organisatorisch competentiedomeinen in voorbereiding,
uitvoering en evaluatie. Daarnaast voldoet het ontwerp en de verantwoording daarvan aan een selectie uit de professionele standaard niveau 3 (m.n. kennis
toepassen en oordeelsvorming) en toont de student kwalificaties 5, 6 en 8 aan van de Eindkwalificaties Leren en lesgeven met ICT ( Deze worden benoemd in
toetscriterium 4 onder punt 11). De student plaatst het verslag + concrete bewijsstukken en verantwoording van het arrangement op het digitaal portfolio.
√ Interpersoonlijk competent
√ Pedagogisch competent
√ Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent
√ Organisatorisch competent
De werkwijze van de student is systematisch en transparant zonder spelfouten en andere taalfouten.
Tentamen 1: Meesterproef
Criteria
Onvoldoende
Voldoende
Goed
210
Doelen en
beginsituatie
In het ontwerp
creatief en
planmatig
afstemmen op
onderwijsbehoef
ten van
leerlingen
Theoretische
verantwoording
van het ontwerp
Eindkwalificaties
Leren en
Lesgeven met ICT
5
Doelen zijn globaal en/of niet haalbaar
in de voorgestelde tijd en/of deze
liggen niet of niet navolgbaar in de
zone van naaste ontwikkeling van
(groepjes) leerlingen, gezien de analyse
van hun beginsituatie en/of de
beginsituatie is oppervlakkig
uitgewerkt en/of er is weinig
samenhang tussen de beginsituatie en
de doelen.
Activiteiten en interventies zijn niet
overtuigend afgestemd op de
onderwijsbehoeften van de groep,
groepjes kinderen en/of individuele
leerlingen, in het licht van hun
beginsituatie en de te bereiken doelen,
en/of ‘leren met ICT’ heeft in het
ontwerp geen (passende) plaats.
Doelen zijn concreet, haalbaar in de
voorgestelde tijd en deze liggen
navolgbaar in de zone van naaste
ontwikkeling van (groepjes) leerlingen,
gezien de analyse van hun beginsituatie.
Er is een logische samenhang tussen
beginsituatie van de leerlingen en de
doelen, student maakt deze relatie
expliciet.
Doelen zijn concreet, haalbaar in de voorgestelde
tijd en deze liggen navolgbaar in de zone van
naaste ontwikkeling van (groepjes) leerlingen,
gezien de analyse van hun beginsituatie, die
uitermate gedegen is. Er is een logische
samenhang tussen beginsituatie van de leerlingen
en de doelen, student maakt deze relatie expliciet.
De uitwerking hiervan is genuanceerd, gaat uit van
verschillen tussen leerlingen.
Activiteiten en interventies zijn
overtuigend afgestemd op
onderwijsbehoeften van de groep,
groepjes kinderen en/of individuele
leerlingen. De relatie met de beschreven
beginsituatie en de te bereiken doelen is
helder. ‘Leren met ICT’ heeft hierin een
passende plaats.
Activiteiten en interventies zijn overtuigend en
zeer zorgvuldig afgestemd op onderwijsbehoeften
van de groep, groepjes kinderen en individuele
leerlingen. De relatie met de beschreven
beginsituatie en de te bereiken doelen is helder. Er
wordt adequaat rekening gehouden met diverse
onderwijsbehoeften van uiteenlopende aard en
‘leren met ICT’ wordt hierbij krachtig en
5
innovatief ingezet.
De ontwerpkeuzes worden niet of
nauwelijks theoretisch verantwoord.
De begrippen en bronverwijzingen
en/of de manier waarop ze worden
gebruikt wijzen op een mager
kennisniveau en/of een te gering
vermogen kennis toe te passen in een
ontwerp.
De student toont met zijn
leerarrangement en de presentatie
daarvan aan dat zijn ICT-geletterdheid
(instrumentele vaardigheden,
informatievaardigheden en
mediavaardigheden) op het niveau van
de Eindkwalificaties Leren en Lesgeven
met ICT is, maar maakt onvoldoende
gebruik van de pedagogischdidactische mogelijkheden van ICT in
zijn ontwerp.
De ontwerpkeuzes worden ook
theoretisch verantwoord, met adequate
gebruikmaking van relevante begrippen,
bronverwijzingen en concretisering
hiervan naar het ontwerp; de student
weet waar hij het over heeft.
De ontwerpkeuzes worden mede vanuit een
theoretische, meerperspectivische helicopterview
gemaakt en verantwoord. Beperkingen van de
keuzes worden aangegeven. Er is sprake van
adequate gebruikmaking van relevante begrippen,
bronverwijzingen en concretiseringen hiervan naar
het ontwerp; de student weet waar hij het over
heeft.
De student toont met zijn leerarrangement en de
presentatie daarvan aan dat zijn ICT-geletterdheid
op het niveau van de Eindkwalificaties Leren en
Lesgeven met ICT is.
Hij ontwerpt een innovatief, ICT-rijk
leerarrangement en maakt in zijn ontwerp
weloverwogen gebruik van ICT gekoppeld aan
pedagogische en didactische doelen, de inhoud en
de eigen visie. Hij doet hierbij recht aan verschillen
tussen leerlingen en maakt zijn keuzes inzichtelijk.
Daarnaast deelt hij de opgedane kennis met
De student toont met zijn
leerarrangement en de presentatie
daarvan aan dat zijn ICT-geletterdheid op
het niveau van de Eindkwalificaties Leren
en Lesgeven met ICT is.
Hij ontwerpt een ICT-rijk
leerarrangement en maakt in zijn
ontwerp weloverwogen gebruik van ICT
gekoppeld aan pedagogische en
didactische doelen, de inhoud en de
eigen visie.
Innovatief binnen de context van deze school
211
collega’s en participeert hij in online netwerken.
Omgaan met
praktijkprobleme
n en
Tijdens de uitvoering van het ontwerp
ervaart de student geen of weinig
praktijkproblemen. Als de student toch
iets langer nadenkt over een probleem
dan zijn de analyse en conclusie
oppervlakkig en/of oplossing niet
passend bij het probleem.
Uitvoering van
het ontwerp
De gepresenteerde uitvoering van het
ontwerp en de feedback hierop
overtuigt onvoldoende dat de
student,voor zover van toepassing
binnen dit arrangement,
interpersoonlijk, pedagogisch,
didactisch en organisatorisch
startbekwaam is.
Communicatie en samenwerking met
collega’s en/of ouders vinden niet of
nauwelijks aantoonbaar plaats en/of
verlopen onvoldoende adequaat of
prettig.
In de evaluatie worden niet of
nauwelijks verbanden gelegd tussen
leeropbrengsten, doelen, beginsituatie
en aanpak. Student doet geen
aanbevelingen voor een herontwerp.
Het eigen handelen en/of het
kennisniveau komt niet zelfkritisch ter
sprake, noch aandachtspunten voor
zijn verdere ontwikkeling.
Communiceren
met collega’s
en/of ouders
Evalueren
12
.
Tentaminering
toetsvorm
aantal
examinat
oren
Deeltentamen 1: Meesterproef H
cijfer / (niet)
voldaan
Tijdens de uitvoering van het ontwerp
komt de student meerdere
praktijkproblemen tegen die vragen om
een oplossing. De student analyseert het
probleem om tot de kern ervan te
komen. Daarbij benut de student eerder
opgedane kennis en ervaringen en
eventueel literatuur. De analyse leidt tot
een aannemelijke conclusie en passende
oplossing.
De gepresenteerde uitvoering van het
ontwerp en de feedback hierop overtuigt
in voldoende mate dat de student, voor
zover van toepassing binnen dit
arrangement, interpersoonlijk,
pedagogisch, didactisch en
organisatorisch startbekwaam is.
Tijdens de uitvoering van het ontwerp komt de
student meerdere praktijkproblemen tegen die
vragen om een oplossing. De student analyseert
het probleem grondig en vanuit meerdere
perspectieven om tot de kern ervan te komen.
Daarbij benut de student eerder opgedane kennis
en ervaringen en literatuur in samenhang. De
analyse leidt tot een aannemelijke, goed
beargumenteerde conclusie en passende,
eveneens beargumenteerde oplossing.
De gepresenteerde uitvoering van het ontwerp en
de feedback hierop overtuigt ruimschoots dat de
student, voor zover van toepassing binnen dit
arrangement, interpersoonlijk, pedagogisch,
didactisch en organisatorisch startbekwaam is.
Communicatie en samenwerking met
Communicatie en samenwerking met collega’s
collega’s en/of ouders vinden, waar van
en/of ouders vinden, waar van toepassing t.b.v.
toepassing t.b.v. het leerarrangement,
het leerarrangement, aantoonbaar op adequate,
aantoonbaar op adequate, prettige wijze prettige wijze plaats. De student stelt zich
plaats.
aantoonbaar proactief professioneel op.
In de evaluatie worden diverse
In de evaluatie worden diverse verbanden gelegd
verbanden gelegd tussen
tussen leeropbrengsten, doelen, beginsituatie en
leeropbrengsten, doelen, beginsituatie
aanpak. Student geeft alternatieven en
en aanpak. Student geeft aanbevelingen
verbetersuggesties voor een herontwerp
voor een herontwerp. Het eigen
gekoppeld aan theoretische verantwoording.
handelen en kennisniveau komt
Het eigen handelen en kennisniveau komt
zelfkritisch ter sprake, evenals
zelfkritisch en zeer genuanceerd ter sprake,
aandachtspunten voor zijn verdere
evenals aandachtspunten voor zijn verdere
ontwikkeling. De student geeft blijk van
ontwikkeling. De student geeft blijk van een
een realistisch beeld van zijn
genuanceerd realistisch beeld van zijn
functioneren als ‘Meester’ in deze proef;
functioneren als ‘Meester’ in deze proef; een te
een te lage inschatting is niet van invloed lage inschatting is niet van invloed op de
op de kwalificatie.
kwalificatie.
cesuur
weging
minimaal
periode afname
compensatie
resultaat
en herkansing =
frequentie
212
Schriftelijke presentatie
2
cijfer
- Stoppen beoordeling =
4;
- 1 keer of meer
onvoldoende = 5;
- Alles voldoende = 6;
- Voldoende samen met 1
of 2 keer goed = 6;
- Voldoende samen met
3-4 keer goed = 7;
- Voldoende samen met
5-6 keer goed = 8;
- Voldoende en 7 keer
goed = 9;
- Alles goed = 9, of 10 na
overleg
100%
6,0
Twee kansen per
studiejaar
geen
n.v.t.
voldaan
Twee kansen per
studiejaar
geen
Deeltentamen 2: Meesterproef R
Schriftelijke presentatie
2
(niet)
voldaan
13
.
14
.
15
.
16
.
17
.
Verplichte literatuur
Bepaald door het gekozen leergebied van de student, zie scholar leren onder de leergebiedleerkringen.
Aanbevolen literatuur
Bepaald door het gekozen leergebied van de student, zie scholar leren onder de leergebiedleerkringen.
Software
Afhankelijk van de keuze van de student.
Overig materiaal
Afhankelijk van de keuze van de student.
Activiteiten
18
.
19
.
20
.
21
.
Werkvormen
Les-/contacturen
Ontwerp afstemmen op stagegroep en binnen de schoolcontext.
Ontwerp theoretisch verantwoorden
Uitvoeren leerarrangement op stage
Schrijven verslag voor eindbeoordeling
Hoor- en werkcolleges
Individuele- en groepszelfwerkzaamheid en raadpleeguren binnen de ateliers.
Zie punt 6, studielast.
Onderwijsperiode
Verdeeld over drie onderwijsperiodes; periode 1 hoorcolleges, periode 2 en 3 werkcolleges en ateliers
Maximum aantal deelnemers
Hoorcolleges en ateliers 50-100 studenten, werkcolleges gemiddeld 16 studenten en maximaal 25. Geen maximum aan het totaal aantal deelnemers.
213
OWE 3.5 Integrale toets Afstudeerfase 2014-2015
Titel onderwijseenheid (OWE)
1.
Opleiding
Integrale toets startbekwaam PAB-A3.5
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
3.
Studenten afstudeerfase ALPO (voltijd)
Integratie van theorie en praktijk voor een startbekwame leraar basisonderwijs
4.
5.
6.
7.
Doelgroep
Beroepstaak/
beroepstaken
Centrale beroepstaak
(Beroeps)Producten
Studiepunten/studielast
Samenhang met andere OWE’s
8.
Ingangseisen
In deze OWE rondt student de doorgroei naar startbekwaamheid af door de integratie van theorie en praktijk. Deze OWE bouwt voort op OWE 3.1 Integraal junior
leraar zijn, OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen, OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en OWE 3.4 Meesterproef.
OWE 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 (55 studiepunten) uit de afstudeerfase behaald.
9.
Algemene omschrijving
Een aantal verplichte documenten op het DPF moet in orde zijn, daarna vindt de beoordeling plaats. Het betreft de volgende documenten:
- Sterkte/zwakteanalyse
- Afstudeerplan
- Beoordeling afstudeerplan
- Ondertekend stagecontract
- Eindevaluatie stage en eindbeoordeling stage OWE 3.1
- Beoordeling onderzoek OWE 3.2
- Beoordeling PWC OWE 3.3
- Beoordeling meesterproef 3.4
Wordt na de eerste check vastgesteld dat niet voldaan is aan alle verplichte documenten, dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om binnen 2
dagen de documenten in orde te maken. Zodra de student dit heeft gedaan mailt hij de beoordelaar. Na deze email wordt de check opnieuw uitgevoerd.
Student verzamelt de documenten zoals genoemd bij ‘ingangseisen’ op het DPF en bereidt zich aan de hand daarvan voor op het eindgesprek.
10.
Competenties
Alle zeven SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
11.
Beoordelingscriteria
Tentamen: Mondelinge presentatie startbekwaam
Integratie van theorie en praktijk voor een startbekwame leraar basisonderwijs
5 studiepunten / 140 sbu (waarvan 2,5 stp vrijstelling)
214
12.
Tentaminering
Professionele standaard niveau 3:
Verbanden leggen tussen eigen ontwikkeling en
eigen praktijk.
(leer- en onderzoeksvaardigheid).
Koppelen handelen aan visie en beleid.
(kennis verwerven en kennis toepassen
Mondelinge vaardigheid
communiceren en presenteren).
Sterkte/zwakte analyse en POP
(leer- en onderzoeksvaardigheid)
Reflecteren
(oordeelsvorming, kennis verwerven en kennis
toepassen).
toetsvorm
aantal
cijfer /
examinatoren
(niet)
voldaan
De student kan verbanden leggen tussen stage, onderzoek, PWC en meesterproef en zijn eigen
ontwikkeling.
De student kan visie en beleid vertalen naar concreet handelen in de praktijk en andersom, hij onderbouwt
gemaakte keuzes en relateert deze aan zijn opvattingen.
De student kan zich mondeling, helder, correct, zorgvuldig en gestructureerd uitdrukken.
De student kan in een gedetailleerde en gestructureerde sterkte-/zwakteanalyse aangeven waar de
grenzen en uitdagingen van zijn handelingsbekwaamheid liggen.
De student maakt van vrijwel elke ervaring een leerervaring door er - als gewoonte - op te reflecteren en
erover te communiceren met anderen.
cesuur
Deeltentamen 1: Mondelinge presentatie startbekwaam H
Eén keer of meer
2
cijfer
Mondelinge
onvoldoende = 5; Vijf keer
toets
voldoende = 6; Vier keer
voldoende en één goed =
6; Drie keer voldoende en
twee keer goed = 7; Twee
keer voldoende en drie
keer goed = 8; Eén keer
voldoende en vier keer
goed = 9: Vijf keer goed =
9, of 10 in overleg.
weging
minimaal
resultaat
periode afname
en herkansing =
frequentie
compensatie
100%
6,0
2 kansen per
studiejaar
n.v.t.
n.v.t.
voldaan
2 kansen per
studiejaar
n.v.t.
Deeltentamen 2: Mondelinge presentatie startbekwaam R
Mondelinge
toets
2
(niet)
voldaan
13.
Verplichte literatuur
-
14.
15.
16.
17.
18.
19.
Aanbevolen literatuur
Software
Overig materiaal
Activiteiten
Werkvormen
Contacturen
20.
Onderwijsperiode
Naar keuze
Mondeling gesprek met twee examinatoren
Gesprek
30 minuten
Iedere maand
215
21.
Maximum aantal deelnemers
-
216
4: Integrale toets POSTpropedeutische fase
Voltijd en Deeltijd
Titel OWE
OWE 2.8 Integrale toets ‘Lesgeven aan kinderen met specifieke onderwijsbehoeften’
code
PAB-VD2.8
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. (Beroeps)Producten
5. Studiepunten en/of
samenval met reguliere
tentamens
6. Samenhang met andere
integrale toetsen en
tentamens
7. Ingangseisen
8. Algemene omschrijving
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase voltijd (Afstudeerrichting JK en OK – deels specifiek en deels generiek)
Visieontwikkeling, adaptief lesgeven.

Twee kindportretten

pedagogisch didactisch groepsplan, uitvoering in de praktijk en reflectie
15 stp / 420 sbu
Contacttijd Voltijd:
Contacttijd Deeltijd:
BT 2.8 JK: 58 uur
BT 2.8 JK: 28,5 uur
BT 2.8 OK: 58 uur
BT 2.8 OK: 28,5 uur
Onderwijstijd, incl stage Voltijd:
304 uur (incl. 100 uur stagetijd)
Onderwijstijd, incl stage Deeltijd:
391,5
Deze beroepstaak vormt samen met de andere beroepstaken van de kernfase een cyclisch geheel. In de kernfase is kennisgemaakt met het belang van het uitdragen van
de visie van school op onderwijs in je dagelijks handelen. De student weet dat er verschillende systemen zijn om leerlingen te volgen in hun ontwikkeling en onderkent het
belang hiervan voor het geven van goed onderwijs (2.1). De student heeft leren denken en werken vanuit leerlijnen (rekenen/wiskunde en taal), weet zicht te krijgen op de
actuele beginsituatie van leerlingen en kan de doelen voor leerlingen en zijn onderwijsaanbod hier op afstemmen. (2.2, 2.4, 2.6) De student kan hierbij rekening houden
met verschillen tussen kinderen in interesse, leerstijl en niveau. Ook wordt kennis van het schoolleven van het oudere/jongere kind, zijn leef- en belevingswereld en zijn
ontwikkelingskenmerken benut. De student is in staat om de betekenis van spel te herkennen en te benutten als ontwikkelingsinstrument. Hij zorgt voor een leerwerkomgeving waarin kinderen gestimuleerd worden onderzoekend te leren en kan dit leren begeleiden. De student speelt doelbewust in op spontane vragen en
activiteiten van leerlingen. Hij zet werkvormen, samenwerkingsvormen (inclusief zelfstandig werken), leermiddelen (met gebruik van ICT) en didactieken in die passen bij
de te bereiken doelen. De student past activerende didactiek toe en houdt daarbij rekening met instructie- , begeleiding- en feedbackbehoeften van verschillende
leerlingen in de groep. (2.5, 2.5, 2.7). De student leert in deze beroepstaak dit alles toe te passen en te verdiepen voor kinderen met specifieke onderwijsbehoeften en
weet een passend onderwijs- en ondersteuningsaanbod te creëren voor alle leerlingen in zijn (stage)groep. Hierbij wordt cyclisch gewerkt met het opstellen en uitvoeren
van een groepsplan en worden de onderzoeksvaardigheden die aangezet zijn en uitgebreid worden in 2.9 en 2.10 toegepast. Ook de landelijke kennisbases Rekenen en
Taal worden getoetst..
Propedeuse behaald.
De student doorloopt tijdens deze onderwijseenheid de volledige cyclus van handelingsgericht werken (HGW) voor de hele groep met accent op het tegemoetkomen aan
specifieke onderwijsbehoeften van twee leerlingen.
Deze onderwijseenheid wordt ondersteund vanuit de deskundigheidsgebieden Taal en taaldidactiek, Rekenen en Wiskunde en Pedagogiek en Onderwijskunde (P&O).
De student brengt de onderwijs- en zorgvisie van je stageschool in kaart. Hij vormt hier op basis van actuele maatschappelijke ontwikkelingen een mening over.
Hij brengt de beginsituatie van de klas in kaart, op het gebied van rekenen/ wiskunde en taal waarbij hij ook klassenmanagement, interactie en instructie verwerkt.
Vanuit een goed zicht op leerlijnen en doelen vorm hij zich een goed beeld van de onderwijsbehoeften van de hele groep. Hierbij maakt hij de keuze voor het leergebied
Rekenen en wiskunde of Taal/Lezen. De student brengt specifieke instructie- en ondersteuningsbehoeften van de kinderen (proactief) in kaart.
Met behulp van een groepsplan (Rekenen en Wiskunde of Taal/Lezen) creëert de student ruimte om adaptief onderwijs te verzorgen aan kinderen met specifieke
onderwijsbehoeften. Hierbij worden twee leerlingen gedetailleerd gevolgd.
Op deze manier geeft de student handen aan voeten aan professionele opvattingen met betrekking tot onderwijs en zorg van de stageschool en van zichzelf. Hij laat in de
dagelijkse praktijk zien dat hij vanuit (nieuw) verworven kennis met betrekking tot het lesgeven aan en ondersteunen van kinderen met specifieke onderwijsbehoeften zijn
handelen proactief en preventief kan sturen.
217
9. Competenties
10. Beoordelingscriterai
11. Integrale
toetskenmerken en -vormen
Deeltoets Beschrijven
schoolvisie
Deeltoets Kindportretten
Deeltoets Reflectie op
handelingsgericht werken

Interpersoonlijk competent

Pedagogisch competent

Vakdidactisch en vakinhoudelijk competent

Organisatorisch competent

Competent in samenwerking met collega’s
 Competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd.
10. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Alle items
1
(niet)
voldaan
Max 2

De student beschrijft relevante gegevens over de wijk, buurt, Schriftelijke
min.
ligging van de school.
presentatie
voldaan
pogingen per
voldoende

De student geeft aan een heldere beschrijving van de organisatie
DPF
jaar
van en visie op zorg en onderwijs in de stageschool en
stagegroep waarbij de items uit de beschrijving van de opdracht
verwerkt zijn.

De student beschrijft zijn/haar persoonlijke opvattingen t.a.v.
zorg. De student relateert deze aan relevante maatschappelijke
ontwikkelingen (minimaal 2).

De student beschrijft de effecten van deze ontwikkelingen op het
onderwijs op de school en in zijn/haar groep
Alle items
Schriftelijke
1
(niet)
voldaan
Max 2

De student maakt een nadere analyse van de beginsituatie van
min.
de twee volgleerlingen.
presentatie
voldaan
pogingen per
voldoende

De student maakt hierbij gebruik van verschillende factoren die
DPF
studiejaar
van invloed zijn op het gedrag en de ontwikkeling van het kind.

De student benoemt of deze factoren protectief of belemmerend
zijn.

De student verwijst naar relevante theorie bij de beschrijving van
de specifieke behoeften van de twee volgleerlingen
Alle items
Schriftelijke
1
(niet)
voldaan
Max 2

De student reflecteert op zijn/haar inzicht in handelingsgericht
min.
werken en zijn/haar bekwaamheid om handelingsgericht te
presentatie
voldaan
pogingen per
voldoende
werken. De student onderbouwt dit met enkele (minimaal 2)
DPF
studiejaar
concrete voorbeelden waarin hij/zij laat zien de handelingsgericht
werken uitgangspunten van handelingsgericht werken hebt
toegepast.

Hij/Zij benoemt concrete bekwaamheden die je op het terrein van
handelingsgericht werken nog wilt ontwikkelen.

Hij/zij benoemt concreet een effect van het gebruik van bronnen (
literatuur/ deskundigen) op zijn/haar ontwikkeling in
handelingsgericht werken.
Ontwikkeling visie

De student geeft aan hoe deze beroepstaak zijn/haar visie op
leerlingenzorg heeft beïnvloed, waarbij hij/zij terugkijkt naar je
visieverslag van het vooronderzoek en aangeeft hoe hij/zij visie
218
Deeltoets kennistoets P&O
Deeltoets Groepsplan;
Opzet, uitvoering en
didactische reflectie
zijn/haar zich ontwikkeld heeft
De student:

Heeft kennis van kan passende differentiatievormen en
werkvormen

Heeft kennis van aanwijzingen, aanpakken en richtlijnen die
speciaal zijn ontwikkeld voor specifieke pedagogische
behoeften.

Heeft kennis van leerprocessen

Heeft kennis van leerstijlen

Heeft kennis van de cyclus HandelingsGericht Werken
(HGW) en kan de uitgangspunten herkennen en toepassen
in praktijksituaties
De student:

Heeft de pedagogische en didactische (taal en rekenen)
beginsituatie van de groep in kaart gebracht. Dit is
aantoonbaar en navolgbaar gebaseerd op gesprekken,
waarnemingen en andere bronnen waaronder het
leerlingvolgsysteem van de school.

Toont aan dat het groepsoverzicht en de kindportretten
voldoende bieden basis om een groepsplan te maken.

Benoemt de doelen (didactisch en pedagogisch) gericht op
specifieke op groepsniveau voor deze periode.

Benoemt de (specifieke) onderwijsbehoeften van de groep
en de volgkinderen

Signaleert kinderen met specifieke behoeften

Maakt een groepsplan op basis van een gedegen
vooronderzoek

Verantwoordt de indeling in subgroepen

Heeft aangegeven wanneer en hoe je evalueert.

Heeft het plan besproken met mentor of IB-er.

Laat zien dat hij/zij het plan kan uitvoeren in tijd en in
organisatie.

Heeft de doelen voor de groep, subgroepen en de twee
volgleerlingen zijn aanwijsbaar opgenomen in vijf
samenhangende betekenisvolle activiteiten.

Komt zichtbaar tegemoet aan specifieke vakinhoudelijke en
vakdidactische en pedagogische behoeften in het licht van
de doelen.

Jonge kind: Spel / spelen is als werkvorm opgenomen in het
groepsplan.

Realiseert het groepsplan

Laat zien dat je uitvoering volgens een cyclisch proces
verloopt.

Zet passende differentiatievormen, werkvormen en
klassenmanagement in passende bij tegemoet komen aan
speciale onderwijsbehoeften

Past doelen aan waar nodig

Kan werken vanuit de visie van de school.

Evalueert het groepsplan

Beschrijft globaal de leeropbrengst van het werken met het
Kennistoets
1
cijfer
60% van
het totaal
te behalen
aantal
punten
30%
6,0
Max 2
pogingen per
studiejaar
Schriftelijke
presentatie
DPF
1
cijfer
Alle items
min.
voldoende
40%
6,0
Max 2
pogingen per
studiejaar
219
Deeltoets eindgesprek stage
Kennisbasistoets
rekenen/wiskunde
Kennisbasistoets taal
12. Verplicht en aanbevolen
materiaal
groepsplan op de ontwikkeling van de hele groep en de
twee volgkinderen.

Geeft hierbij concreet aan wat de invloed van zijn/haar
vakdidactische handelen en begeleidingsinterventies hierbij
geweest is

Herkent de wisselwerking tussen jezelf de omgeving, de
resultaten en het gedrag van een van de twee volgkinderen
De student:

Laat een onderzoekende houding zien.

Neemt initiatief om gebruik te maken van de mogelijkheden in de
stage om nieuwe kennis op te doen en om zijn
handelings¬repertoire uit te breiden.

Probeert zo goed mogelijk af te stemmen op de
onderwijsbehoeften van zowel individuele kinderen als de groep.

Kent de essentie van de leer- en vakgebieden.

Kan kinderen plaatsen op de leerlijn van de verschillende leer- en
vakgebieden.

Wordt door de leerlingen gerespecteerd.

Neem deel aan meso-activiteiten.

Communiceert effectief met collega's.
De kennisbasis toets rekenen/wiskunde toetst het onderdeel
professionele gecijferdheid van de landelijk kennisbasis
rekenen/wiskunde voor de pabo’s
Mondelinge
presentatie
(stage –
eindgesprek
)
Kennistoets
(digitaal)
2
cijfer
voldoende
30 %
6,0
1 maal eind
van de
periode.
cijfer
Landelijke
norm
-
6,0
2 pogingen
per studiejaar
De kennisbasistoets ‘taal’ gaat over eigen kennis van taal. De inhoud
cijfer
Landelijke
6,0
2 pogingen
Kennistoets
van deze toets betreft de kennisbasis taal zoals deze landelijk is
norm
per studiejaar
(digitaal)
vastgesteld.
Pedagogiek en onderwijskunde
Algemeen:

Hoofdstuk 1 t/m 3 (herhaling), Hoofdstuk 4, Hoofdstuk 5, Hoofdstuk 7 in Pameijer, N. & Beukering, T. van, e.a.: “Handelingsgericht werken een handreiking voor
schoolteams” Acco Leuven/Den Haag , 2010

Diverse artikelen integraal geplaatst of via link op scholar
JK:

Brouwers, H.: ‘Kiezen voor het jonge kind’ . Bussum. Coutinho Bussum, 2010

Artikelen op scholar
OK:

Oosterheert, I.: “leren over leren”, Noordhoff Uitgevers 2011,

Artikelen op scholar
Rekenen & wiskunde
Algemeen:

Hoofdstuk 4. Groenestijn M. e.a.,( 2011). Protocol ernstige RekenWiskunde problemen en dyscalculie. Van Gorcum. ISBN 9789023247630 . Download van
website: http://www.volgens-bartjens.nl/

En literatuur uit Pabo 1 en 2 (Boeken Thieme), uitgereikte literatuur in de lessen en artikelen op site
http://www.volgens-bartjens.nl
Taal & taaldidactiek
Literatuur uit pabo 1 en 2.

Mortel, K. van der, Förrer, M. “Lezen, denken, begrijpen”, CPS, 2010

Diverse artikelen integraal geplaatst of via link op scholar.
220
Ten behoeve van de landelijke kennisbasistoetsen Rekenen en Taal: alle eerder in de opleiding bestudeerde bronnen.
13. Onderwijsperiode
Aanbevolen: Oonk, W., Keijzer, R., Lit, S., Barth, F. (2013). Rekenen-wiskunde in de praktijk. Verschillen in de klas. Noordhoff Uitgevers ISBN 978900182036-7
Periode 1 en periode 2, 16 weken inclusief 1 stageweek
Titel OWE
OWE 2.10 Professional zijn in een groter geheel
code
PAB-VD2.10
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. (Beroeps)Producten
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Kernfase voltijd –afstudeerrichting JK en OK (generiek)
Praktijkgerichte onderzoeksopzet maken en voorbereiden op het vinden van een baan als leerkracht basisonderwijs.
5. Studiepunten en/of
samenval met reguliere
tentamens
6. Samenhang met andere
integrale toetsen en
tentamens
7. Ingangseisen
8. Algemene omschrijving
9. Competenties
10. Beoordelingscriteria
Drie beroepsproducten:
Onderzoeksopzet
Schoolorganisatie in het groter geheel, keuze uit:
a. Voorlichtingsfilm
b. Minidocumentaire
c. Lesvoorbereiding en uitvoering
d. Eigen vorm
Sollicitatiebrief
7,5 / 210 sbu
Contacttijd Voltijd:
Contacttijd Deeltijd:
Onderwijstijd, incl stage Voltijd:
Onderwijstijd, incl stage Deeltijd:
38 uur
24 uur
172 uur (incl. 56 uur stagetijd)
186 uur (incl. stagetijd)
Deze OWE hangt samen met :
OWE 2.8 Lesgeven aan kinderen met speciale onderwijsbehoeften
OWE 2.9 Wereldwijs bewegen
Propedeuse behaald.
Vanuit een gezamenlijke visie wordt in een school in teamverband systematisch gewerkt aan het verbeteren van het onderwijs. De leraar is onderdeel van en voelt zich
medeverantwoordelijk voor dit continu veranderende geheel. Er wordt respectvol met elkaars kwaliteiten en meningen omgegaan. Onderzoekend leren maakt hier deel van
uit. In deze beroepstaak verken je de school als organisatie, de actoren en hun rollen, invloeden op de school en je onderzoekt de visie van de school. Je doorloopt de
eerste stappen van de onderzoekscyclus tbv een vraagstuk waar de school mee bezig is. Je levert de school een gedegen en onderbouwde onderzoeksopzet waar zo
mee kan worden gewerkt. Je rondt af met een sollicitatiegesprek met een echte directeur, waarin je laat zien voldoende zicht te hebben op de basisschool als organisatie
en jouw plaats in dit geheel.

interpersoonlijk competent

competent in samenwerking met de omgeving

competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de Beroepstaakwijzer staan de doelen en de beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. De
beoordelingscriteria staan hieronder vermeld.
221
11. Integrale
toetskenmerken en -vormen
Integrale toets:
‘Professional zijn in een
groter geheel’
12. Verplicht en aanbevolen
materiaal
10. Beoordelingscriteria (selectie)
25. De student laat zien dat hij in staat is op vanuit een probleemstelling een probleemverkenning te maken, gericht op
schoolontwikkeling. Hij gebruikt hierbij relevante actoren,
literatuur en andere bronnen.
26. De student laat zien dat hij vanuit een probleemverkenning kan
komen tot een onderzoeksvraag.
27. De student laat zien dat hij vanuit een onderzoeksvraag kan
komen tot een daarbij passend onderzoeksplan inclusief
onderzoeksinstrumenten.
28. Het verslag informeert dermate helder en concreet over de
achtergronden, het belang en de mogelijke opzet van het
onderzoek dat het onderzoek door de school uitgevoerd kan
worden.
29. Aan de hand van bovenstaande 4 indicatoren laat de student zien
onderzoek te kunnen verrichten op niveau afstudeerbekwaam.
30. De student benoemt zijn kwaliteiten en leerpunten bij het omgaan
met ouders en relateert dit aan eigen ervaringen.
toetsvorm
Mondelinge
en
schriftelijke
presentaties
Aantal
examinatoren
2
cijfer /
(niet)
voldaan
cijfer
Cesuur
Weging
Voldoende
indien:
Indicator 5
minimaal
voldoende
en
indicatoren 6
t/m 12 allen
voldoende.
100%
Min.
vereiste
resultaat
6,0
Frequentie
2 pogingen
per
studiejaar
31. De student noemt argumenten die voor hem van belang zijn om
ouders als partners in de opvoeding te zien.
32. De student kan kenmerken van een professionele cultuur
benoemen en kan uitleggen hoe hij zich ertoe verhoudt.
33. De student gaat respectvol om met meningen en kwaliteiten van
anderen
34. De student heeft de diverse actoren die een rol spelen in het PO
in beeld gebracht en kan deze benoemen.
35. De student kan aangeven welke rol hij zelf heeft binnen het
grotere geheel; op microniveau en mesoniveau.
36. De student heeft relevante literatuur verwerkt.
Bolks, Tonis (2011) Professioneel communiceren met ouders. Den Haag: Boom Lemma
Eijkeren, M. van (2005) Werken in het basisonderwijs. Amersfoort: Thiememeuelenhoff
Kallenberg, T. (2010) Ontwikkeling door onderzoek. Amersfoort: Thiememeulenhoff
Vries, P. de (2007) Handboek ouders in de School. CPS Uitgeverij
Vijlder, F. de Van klassieke professionals naar excellente organisaties (Online)
Pameijer, N. & Beukering, T. van, e.a. (2010) Handelingsgericht werken in de klas Den Haag/Leuven Leuven
Wolsing, J. (2011) Schakels in de school. Bussum: Couthino
Jutten, J. (2007) De systeemdenker in actie; leidinggeven in een lerende school. Schinnen: Natuurlijk leren
Jutten, J.(2003) Natuurlijk leren: systeemdenken in een lerende school. Sittard: Consent
Emst, A. (2002). Professionele cultuur in onderwijsorganisaties. Utecht: APS/Edukern
Meijer, S ,(2010) De basisschool, een handboek voor ouders en professionals.Amsterdam : SWP Uitgeverij
Munnik,C. de & Vreugendenhil, K. (2008) Kennis over onderwijs .(tweede druk) Groningen: Noordhoff UItgevers
Munnik,C. de & Vreugendenhil, K. (2012) Ontwerpen van onderwijs. (vierde druk) Groningen: Noordhoff UItgevers
Doornenbal,J.,Van Oenen,S Pols,W(2012) Werken in de brede school, een pedagogische benadering. (eerste druk) Bussum:Coutinho
222
Van der Donk, C., & Van Lanen, B. (2012). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.
13. Onderwijsperiode
In bijeenkomsten uitgereikt materiaal en besproken websites.
2
OWE 3.5
Integrale toets Afstudeerfase 2014-2015
code
PAB-VD3.5
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase voltijd, deeltijd (Jonge Kind of Oudere Kind)
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Integratie van theorie en praktijk voor een startbekwame leraar basisonderwijs
4.
(Beroeps)Producten
5.
Studiepunten en/of samenval met
reguliere tentamens
5 studiepunten / 140 sbu
Geprogrammeerde contacttijd
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
6.
Samenhang met andere integrale
toetsen en tentamens
In deze OWE rondt student de doorgroei naar startbekwaamheid af door de integratie van theorie en praktijk. Deze OWE bouwt voort op OWE 3.1 Integraal junior leraar
zijn, OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen, OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en OWE 3.4 Meesterproef.
7.
Ingangseisen
OWE 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 (55 studiepunten) uit de afstudeerfase behaald.
8.
Algemene omschrijving
Een aantal verplichte documenten op het DPF moet in orde zijn, daarna vindt de beoordeling plaats. Het betreft de volgende documenten:
- Sterkte/zwakteanalyse
- Afstudeerplan
- Beoordeling afstudeerplan
- Ondertekend stagecontract
- Eindevaluatie stage en eindbeoordeling stage OWE 3.1
- Beoordeling onderzoek OWE 3.2
- Beoordeling PWC OWE 3.3
- Beoordeling meesterproef 3.4
Wordt na de eerste check vastgesteld dat niet voldaan is aan alle verplichte documenten, dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om binnen 2 dagen
de documenten in orde te maken. Zodra de student dit heeft gedaan mailt hij de beoordelaar. Na deze email wordt de check opnieuw uitgevoerd.
Student verzamelt de documenten zoals genoemd bij ‘ingangseisen’op het DPF en bereidt zich aan de hand daarvan voor op het eindgesprek.
9.
Competenties
1 uur
139 uur
140 uur
Alle zeven SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
223



10.
Beoordelingscriteria
competent in samenwerking met de omgeving
competent in samenwerking met collega's
competent in reflectie en ontwikkeling
Tentamen: eindgesprek
Professionele standaard niveau 3:
Verbanden leggen tussen eigen ontwikkeling en eigen
praktijk.
(leer- en onderzoeksvaardigheid).
Koppelen handelen aan visie en beleid.
(kennis verwerven en kennis toepassen
Mondelinge vaardigheid
communiceren en presenteren).
Sterkte/zwakte analyse en POP
(leer- en onderzoeksvaardigheid)
Reflecteren
(oordeelsvorming, kennis verwerven en kennis
toepassen).
11.
Integrale toetskenmerken en -
toetsvorm
vormen
aantal
cijfer / (niet)
examinatoren
voldaan
De student kan verbanden leggen tussen stage, onderzoek, PWC en meesterproef en zijn eigen ontwikkeling.
De student kan visie en beleid vertalen naar concreet handelen in de praktijk en andersom, hij onderbouwt
gemaakte keuzes en relateert deze aan zijn opvattingen.
De student kan zich mondeling, helder, correct, zorgvuldig en gestructureerd uitdrukken.
De student kan in een gedetailleerde en gestructureerde sterkte-/zwakteanalyse aangeven waar de grenzen
en uitdagingen van zijn handelingsbekwaamheid liggen.
De student maakt van vrijwel elke ervaring een leerervaring door er - als gewoonte - op te reflecteren en erover
te communiceren met anderen.
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname en
compensatie
herkansing =
frequentie
Tentamen: eindgesprek
Mondelinge toets
2
cijfer
12.
Verplicht en aanbevolen
materiaal
-
13.
Onderwijsperiode
Iedere maand gedurende het hele studiejaar
Eén keer of meer
onvoldoende = 5; Vijf keer
voldoende = 6; Vier keer
voldoende en één keer goed
= 6; Drie keer voldoende en
twee keer goed = 7; Twee
keer voldoende en drie keer
goed = 8; Eén keer
voldoende en vier keer goed
= 9: Vijf keer goed = 9, of
10 in overleg.
100%
6,0
2 kansen per
n.v.t.
studiejaar
224
ALPO traject
Titel OWE
OWE 2.9A : Integrale toets afstudeerbekwaam
code
PAB-A2.9A
1. Opleiding
2. Doelgroep
3. Beroepstaak/
beroepstaken
4. (Beroeps)Producten
5. Studiepunten en/of
samenval met reguliere
tentamens
6. Samenhang met andere
integrale toetsen en
tentamens
7. Ingangseisen
8. Algemene omschrijving
9. Competenties
10. Beoordelingscriteria
11. Integrale
toetskenmerken en -vormen
Kennisbasistoets Taal
Kennisbasistoets Rekenen
Eindbeoordeling stage
Oudere kind
Kennistoets geschiedenis
Opleiding tot leraar basisonderwijs
Studenten Pabo voltijd, afstudeerrichting ALPO
Integrale toets afstudeerbekwaam


Stagemap met lesvoorbereidingen en reflecties
Maken van een analyse m.b.v. videomateriaal
7,5 stp / 210 SBU
Geprogrammeerde contacttijd (zie lesrooster) + simulatieschool
70 uur
Geprogrammeerde onderwijstijd voor individuele en groepszelfwerkzaamheid
12 uur
Stage
128 uur
Totaal geprogrammeerde onderwijstijd
210 uur
Deze onderwijseenheid vormt de afsluiting van de kernfase. De student laat zien dat hij zicht heeft gekregen op de breedte van het primair onderwijs en zijn functie en
positie als academisch leerkracht. Hij kijkt terug op zijn leerproces van de afgelopen twee jaar en maakt een sterkte/zwakte analyse die kan dienen als uitgangspunt voor
het formuleren van leerdoelen voor de afstudeerfase.
Propedeuse behaald
De student rondt de stage in de kernfase af en richt zich op het aantonen van zijn afstudeerbekwaamheid. Door de deelname aan de simulatieschool ervaart de student
hoe hij functioneert binnen teamverband en waar zijn sterke en zwakke punten liggen. Deze neemt hij mee in een terugblik op zijn leerproces van de afgelopen twee jaar
waarbij hij zowel zijn stage-ervaringen als zijn theoretische ontwikkeling onder de loep neemt. De student krijgt zo een helder beeld van waar zijn zwakke en sterke punten
liggen die uitgangspunten vormen voor het maken van een afstudeerplan in het vierde jaar.
SBL-competenties
 Interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
In het overzicht van de tentamenstof, zoals opgenomen in de beroepstaakwijzer staan de doelen en beoordelingscriteria van deze OWE-toetsing geformuleerd. De
beoordelingscriteria staan hieronder per deeltoets vermeld.
11. Beoordelingscriteria
toetsvorm
Aantal
cijfer /
Cesuur
Weging
Min.
Frequentie
exami(niet)
vereiste
natoren
voldaan
resultaat
Landelijk vast te stellen
Landelijke
2 pogingen
kennistoets
1
cijfer
10%
Nog nader
norm
per jaar
te bepalen
Landelijk vast te stellen
Landelijke
2 pogingen
kennistoets
1
cijfer
10%
Nog nader
norm
per studiejaar
te bepalen
-
De student formuleert zijn eigen leerdoelen en laat zien hoe hij
zich hierin ontwikkeld heeft
De kennistoets “aardrijkskunde niveau 2” is een uitbreiding van de
stagebeoord
eling
Kennistoets
1
cijfer
1
cijfer
60%
60% van
10%
minimaal
6.0
6,0
in overleg
2 pogingen
225
12. Verplicht en aanbevolen
materiaal
eigen kennis van aardrijkskunde op onderbouwniveau van het
voortgezet onderwijs.

Kennis van geografische begrippen.

Kennis van begrippen, feiten en plaats kunnen toepassen in
een context van een gebied.
De kennistoets “geschiedenis niveau 2” gaat over eigen kennis van de
Kennistoets
1
geschiedenis op brugklas niveau. De toets toetst van 1500 tot nu.

Kennis van historische feiten en jaartallen

Plaatsen van ontwikkelingen in de tijd, het bepalen
chronologische volgorde van personen en gebeurtenissen

(her)kennen van de belangrijkste kenmerken van de eerste
5 tijdvakken.
De student kijkt terug op zijn leerproces over de afgelopen twee
Mondelinge
1
jaar en maakt een sterkte/ zwakte analyse die kan dienen als
presentatie
uitgangspunt voor zijn afstudeerplan. Hij ondersteunt zijn
afstudeerbekwaamheid a.d.h.v. videofragmenten
Aardrijkskunde:

Blokhuis, J. (2009) Aardrijkskunde en Didactiek: bronnenboek, Groningen: Noordhoff
13. Onderwijsperiode
Geschiedenis:

Bruin, R. de, .Bosua, M. (2009 ). Geschiedenis geven. Assen: Van Gorcum
periode 1,2,3 en 4
niveau 2
Kennistoets aardrijkskunde
niveau 2
Mondelinge presentatie
afstudeerbekwaam
OWE 3.5
Integrale toets Afstudeerfase 2014-2015
code
PAB-A3.5
het totaal
aantal te
behalen
punten
cijfer
niet
(voldaan
)
60% van
het totaal
aantal te
behalen
punten
per studiejaar
10%
6,0
2 pogingen
per studiejaar
voldaan
in overleg
1.
Opleiding
Opleiding tot leraar basisonderwijs
2.
Doelgroep
Studenten afstudeerfase ALPO
3.
Beroepstaak/
beroepstaken
Integratie van theorie en praktijk voor een startbekwame leraar basisonderwijs
4.
(Beroeps)Producten
5.
Studiepunten en/of samenval met
reguliere tentamens
5 studiepunten / 140 sbu (waarvan 2,5 stp vrijstelling)
6.
Samenhang met andere integrale
toetsen en tentamens
In deze OWE rondt student de doorgroei naar startbekwaamheid af door de integratie van theorie en praktijk. Deze OWE bouwt voort op OWE 3.1 Integraal junior leraar
zijn, OWE 3.2 Praktijkgericht onderzoek doen, OWE 3.3 Denken en werken vanuit een professioneel werkconcept en OWE 3.4 Meesterproef.
7.
Ingangseisen
OWE 3.1, 3.2, 3.3 en 3.4 (55 studiepunten) uit de afstudeerfase behaald.
Een aantal verplichte documenten op het DPF moet in orde zijn, daarna vindt de beoordeling plaats. Het betreft de volgende documenten:
- Sterkte/zwakteanalyse
- Afstudeerplan
- Beoordeling afstudeerplan
- Ondertekend stagecontract
226
- Eindevaluatie stage en eindbeoordeling stage OWE 3.1
- Beoordeling onderzoek OWE 3.2
- Beoordeling PWC OWE 3.3
- Beoordeling meesterproef 3.4
Wordt na de eerste check vastgesteld dat niet voldaan is aan alle verplichte documenten, dan stopt de beoordeling. De beoordelaar mailt de student om binnen 2 dagen
de documenten in orde te maken. Zodra de student dit heeft gedaan mailt hij de beoordelaar. Na deze email wordt de check opnieuw uitgevoerd.
Student verzamelt de documenten zoals genoemd bij ‘ingangseisen’op het DPF en bereidt zich aan de hand daarvan voor op het eindgesprek.
8.
Algemene omschrijving
9.
Competenties
Alle zeven SBL-competenties
 interpersoonlijk competent
 pedagogisch competent
 vakinhoudelijk en didactisch competent
 organisatorisch competent
 competent in samenwerking met de omgeving
 competent in samenwerking met collega's
 competent in reflectie en ontwikkeling
10.
Beoordelingscriteria
Tentamen: eindgesprek
Professionele standaard niveau 3:
Verbanden leggen tussen eigen ontwikkeling en eigen
praktijk.
(leer- en onderzoeksvaardigheid).
Koppelen handelen aan visie en beleid.
(kennis verwerven en kennis toepassen
Mondelinge vaardigheid
communiceren en presenteren).
Sterkte/zwakte analyse en POP
(leer- en onderzoeksvaardigheid)
Reflecteren
(oordeelsvorming, kennis verwerven en kennis
toepassen).
11.
Integrale toetskenmerken en -
toetsvorm
vormen
aantal
cijfer / (niet)
examinatoren
voldaan
De student kan verbanden leggen tussen stage, onderzoek, PWC en meesterproef en zijn eigen ontwikkeling.
De student kan visie en beleid vertalen naar concreet handelen in de praktijk en andersom, hij onderbouwt
gemaakte keuzes en relateert deze aan zijn opvattingen.
De student kan zich mondeling, helder, correct, zorgvuldig en gestructureerd uitdrukken.
De student kan in een gedetailleerde en gestructureerde sterkte-/zwakteanalyse aangeven waar de grenzen
en uitdagingen van zijn handelingsbekwaamheid liggen.
De student maakt van vrijwel elke ervaring een leerervaring door er - als gewoonte - op te reflecteren en erover
te communiceren met anderen.
cesuur
weging
minimaal resultaat
periode afname en
compensatie
herkansing =
frequentie
Tentamen: eindgesprek
Mondelinge toets
2
cijfer
Eén keer of meer
onvoldoende = 5; Vijf keer
voldoende = 6; Vier keer
voldoende en één keer goed
= 6; Drie keer voldoende en
twee keer goed = 7; Twee
keer voldoende en drie keer
goed = 8; Eén keer
voldoende en vier keer goed
= 9: Vijf keer goed = 9, of
10 in overleg.
100%
6,0
2 kansen per
n.v.t.
studiejaar
227
12.
Verplicht en aanbevolen
materiaal
-
13.
Onderwijsperiode
Iedere maand gedurende het hele studiejaar
228