Ministerie van Infrastructuur en Milieu . Directoraat-Generaal b esch 1 1<1<1 fl g Datum Nummer Betreft eati0a Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag www.rijksoverheidnI 24 juni 2014 IEN M/BSK-20 14/130429 Beslissing op bezwaar tegen besluit tot wijziging van referentiepunten langs spoorwegen ingevolge artikel 11:47 Wet milieubeheer. Contactpersoon info©geluidregisterspoor.nI Geachte mevrouw, mijnheer, Er is bezwaar gemaakt tegen mijn besluit van 4 juli 2013, kenmerk IENM/BSK 2013/137285, tot wijziging van geluidproductieplafonds (hierna: GPP’s of in enkelvoud: GPP) op referentiepunten langs spoorwegen. Met dit besluit neem ik een beslissing op bezwaar. Om redenen van efficiëntie is de beslissing op uw bezwaar geïntegreerd met de beslissing op het bezwaar van andere partijen tegen hetzelfde besluit. Een deel van de, meermaals aangevoerde, gronden zal in algemene zin worden beantwoord. Daaronder zal per partij worden aangegeven welke gronden zijn aangevoerd en hoe daar op wordt beslist. Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. 2. Partijen 6. 3. Ontvankelijkheid 8. 4. Weergave van de hoorzitting 9. 5. Algemeen deel bezwaargronden 12. 6. Bezwaargronden per partij 18. 7. Overwegingen ten aanzien van wijzigingen in beslissing op bezwaar 49. 8. Beslissing op bezwaar 57. Pagina 1 van 58 1. Inleiding SWUNG In de wet modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds (verder: Wet SWUNG of SWUNG) 1 zijn GPP’s geïntroduceerd om de groei van geluidsoverlast door verkeer te beperken. In dit nieuwe wettelijke systeem is op punten langs de hoofdinfrastructuur de maximaal toegestane geluidproductie vastgesteld. Vanaf de invoering op 1 juli 2012 wordt door de weg- en spoorbeheerder bewaakt dat vanuit de infrastructuur niet de waarde van het ter plaatse geldende GPP overschreden wordt. De wijze waarop de hoogte van de GPP’s wordt bepaald is vastgelegd in de wet. De GPP’s zijn voor de meeste locaties bepaald op het niveau van de heersende waarde + 1,5 dB werkruimte. De heersende waarde wordt voor spoor gebaseerd op het gemiddelde van de treinintensiteiten van de jaren 2006, 2007 en 2008 en de fysieke situatie per 31 december 2008 of zoals bekend aanwezig bij invoering van de GPP’s per 1 juli 2012. De 1,5 dB die wordt toegevoegd is de plafondcorrectiewaarde, die noodzakelijk is vanwege de normale fluctuaties die van jaar tot jaar optreden en om het treffen van maatregelen bij een situatie met structurele groei voor te bereiden. Voor de overige locaties langs spoorwegen zijn de GPP’s bij vaststelling gebaseerd op besluitinformatie, dat betekent dat deze plafonds gebaseerd zijn op akoestische onderzoeken behorende bij recente besluiten (bijvoorbeeld tracébesluiten) en niet op de hierboven uitgelegde heersende geluidproductie plus 1,5 dB. De in die projecten gehanteerde uitgangspunten voor infrastructuur en de prognoses voor het gebruik ervan worden omgerekend in GPP’s. De GPP-waarden op de referentiepunten zijn berekend en vastgelegd met als doel een referentie situatie vast te leggen waaraan toekomstig gebruik van de infrastructuur kan worden getoetst. De actuele GPP-waarden op de referentiepunten zijn geen representatieve weergave van geluidsbelastingen in de leefomgeving. Er wordt namelijk gewerkt met gegevens uit het verleden of toekomst (de heersende waarde of prognoses bij GPP’s op basis van besluitinformatie) en er wordt geen rekening gehouden met de omgeving van het spoor. De afschermende of reflecterende werking van gebouwen worden niet meegenomen. Dat is van belang voor de werking van SWUNG. In de nalevingrapportage zal, op basis van dezelfde uitgangspunten als bij de vaststelling, worden berekend of wordt voldaan aan de geluidproductieplafonds. Als uit die vergelijking blijkt dat (bijvoorbeeld door een toename van het treinverkeer of verandering van het spoor) de geluidproductie tot boven het plafond dreigt toe te nemen, is de beheerder gedwongen maatregelen te treffen, of als die niet mogelijk of doelmatig zijn, een procedure tot wijziging van de betreffende GPP’s te starten. Bij inwerkingtreding van SWUNG in 2012 is een register opgesteld met de GPP’s voor spoorwegen. Omdat deze eerste vaststelling van de GPP’s rechtstreeks 1 Kamerstukken II, 2009-2010, nr. 32 252 Pagina 2 van 58 voortvloeide uit de wet stond hier geen bezwaar of beroep tegen open. Vanwege de beperkende werking die uitgaat van deze GPP’s kunnen zij, behoudens uitzonderingen, na vaststelling niet zomaar gewijzigd worden. Zo zou een verhoging van het GPP de bescherming van omwonenden tegen geluidproductie door het treinverkeer verlagen. De hoofdregel hierbij is dat bij de wijziging van een GPP (bijvoorbeeld vanwege een tracébesluit) mogelijke geluidsmaatregelen worden beoordeeld op doelmatigheid en wenselijkheid. Alleen als maatregelen niet doelmatig of wenselijk zijn kan tot een verhoging van een GPP worden 2 overgegaan. Een van de uitzonderingen op de hoofdregel doet zich voor indien blijkt dat het GPP van rechtswege is vastgesteld op basis van nadien onjuist gebleken invoergegevens. Omdat bij de invoering een zeer grote hoeveelheid gegevens moest worden verwerkt, werd bij het opstellen van de wet geanticipeerd op de mogelijkheid van onjuistheden bij de vaststelling. Het is daarbij van belang dat het gaat om een herstel van onjuistheden in de invoer van gegevens in de modellen, zodat de GPP’s in overeenstemming worden gebracht met de wettelijk beoogde hoogte. Voor dit type wijzigingen is een vereenvoudigde procedure in de wet opgenomen waarbij, behoudens uitzonderingen, geen geluidbeperkende maatregelen hoeven te worden overwogen. In het bestreden besluit wordt gebruik gemaakt van deze vereenvoudigde procedure om een groot aantal geconstateerde onjuistheden bij de vaststelling van de GPP’s te herstellen. Mogelijkheid verzoek gereedkomen maatregelen door gemeente Bij de initiële vaststelling van de GPP’s op basis van 11.45 Wm, is gewerkt met bepaalde uitgangspunten die een weergave vormen van de werkelijkheid. De mate waarin de werkelijkheid kan worden benaderd is enigszins beperkt door de schaalgrote van het geluidregister. Een van die uitgangspunten is dat geluidbeperkende maatregelen alleen in het geluidregister worden verwerkt indien deze bekend zijn in de bestanden van de beheerder. Dit is van belang om te voorkomen dat constructies zonder akoestische werking als geluidbeperkende maatregel worden meegenomen. Daarnaast kan de beheerder van het register aan opname in de bestanden de voorwaarde stellen dat geluidbeperkende maatregelen van bijvoorbeeld een gemeente niet zomaar worden verwijderd. Dit zou tot grote problemen in de naleving kunnen leiden. Het hierboven beschreven uitgangspunt heeft tot gevolg dat bepaalde geluidbeperkende maatregelen niet in het register zijn opgenomen. In deze herstelprocedure is er voor gekozen om deze ‘ontbrekende’ schermen niet aan het register toe te voegen. De uitgevoerde herstelactie was al zeer omvangrijk en vereiste gegevens voor een volledige opname ontbreken. Het actualiseren van de bestanden met (aanvullende) geluidbeperkende maatregelen is op dit moment niet opportuun. Indien op een later moment blijkt dat individuele geluidsbeperkende maatregelen onterecht niet in de bestanden van de beheerder zijn opgenomen en daardoor niet 2 Een GPP kan ook verlaagd worden, in die gevallen gelden andere afwegingen Pagina 3 van 58 zijn verwerkt in het register, kan dit met toepassing van artikel 11.47 worden hersteld. Aanleiding correctie brongegevens Na de ingebruikname van het geluidregister voor Spoorwegen, zijn door raadplegende partijen onregelmatigheden geconstateerd. Op verzoek van het ministerie van IenM is door Prorail bij het register spoor een onderzoek gestart naar de juistheid van de (bron)gegevens. In samenwerking met drie ingenieursbureaus heeft ProRail in opdracht van het ministerie de brongegevens geanalyseerd en voorstellen gedaan ter correctie. De onjuistheden die zijn hersteld in het primaire besluit zijn onder te verdelen in drie categorieën: • Correcties op referentiepunten • Correcties op gegevens die landelijk doorwerken • Correcties op gegevens die lokaal doorwerken Correcties op referentiepunten Het besluit wijzigt op een aantal locaties de referentiepunten zelf. Referentiepunten die langs een spoorlijn liggen die niet op de geluidplafondkaart staan, zijn verwijderd. Dit betreft in totaal 257 referentiepunten (0,5%). Voor 59 referentiepunten was de status van het GPP verkeerd opgenomen (O,l%). Op 35 referentiepunten stond de status “vrijstelling” ipv “vigerend”. Op 24 referentiepunten staat foutief “vigerend” ipv “vrijstelling”. Voor 68 referentiepunten stond een onjuiste verwijzing naar artikel 11.45 lid 1, 2 of 3 vermeld (O,2%). Deze onjuistheden zijn gecorrigeerd. Correcties op generieke gegevens Er zijn meerdere onjuistheden gevonden die generiek gevolgen hebben voor het register: • In het intensiteitenbestand zijn twee fouten gevonden: onjuiste aantallen voor de treintypen DH2 en Mat’64 door een omrekenfout en een vertaal fout voor de intensiteiten van het DDM2/3-materieel. • In het bestand van het digitale terrein model (DTM), ook wel hoogtelij nenbestand genoemd, zijn hoogtelijnen geïdentificeerd die onjuist waren, deze zijn verwijderd. De hoogtelijnen bepalen hoe volgens het model de ondergrond verloopt. Bij een onjuist hoge hoogtelijn werd door het model een afschermde werking aangenomen (alsof ter plaatse een geluidswal bestond). • Ten slotte is gebleken dat in de berekening van de overdracht van bron naar referentiepunt een foutieve formule werd gebruikt, dit is gecorri geerd. Bovenstaande analyses en correcties leiden tot de wijziging van veel referentiepunten. In totaal wordt bij 53,8% van de referentiepunten (ruim 30.000) de GPP-waarde gewijzigd. De wijziging op een referentiepunt kan door een of meerdere van deze wijzigingen veroorzaakt worden. Effect voor de correctie op: • DH2 / Mat’64 materieel: 16,9% (circa 9650 GPP’s) • DDM2/3 Materieel: 9,1% (circa 5200 GPP’s) • Voor de correctie hoogtelijnen: 34,9% (circa 19900 GPP’s) Pagina 4 van 58 • Voor de correctie Overdracht: 11,5% (circa 6600 GPP’s) Correcties op locatiespecifieke gegevens Naast de onjuistheden die generieke gevolgen hebben voor het register zijn ook enkele lokale onjuistheden hersteld. Het betreft een correctie voor: • Bovenbouw • Infra objecten (schermen en bruggen met name) • Snelheidsprofiel Als gevolg van deze correcties veranderen de GPP-waarden op circa 3,l% van de referentiepunten (circa 1800). In het bestreden besluit zijn de herberekende GPP’s opgenomen na het herstel van de onjuistheden die hierboven zijn uiteen gezet. Het geluidsregister bevat op dit moment reeds deze herstelde GPP’s. Pagina 5 van 58 2. Partijen Tegen dit besluit zijn de volgende partijen in bezwaar opgekomen: volg nr. Bezwaarmaker T- College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Elburg College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Harderwijk College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Nijmegen College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Nunspeet College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Oldenzaal College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Zevenaar College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Putten Gedeputeerde staten van de provincie Overijssel Omgevingsdienst regio Utrecht namens: College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Bunnink College van burgemeesters en wethouders van de gemeente de Bilt College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Vianen College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Zeist College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Tytsjerksteradiel College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Breda College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Rheden 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. P.H. van Gils M.B. Duimelaar L. Blaauw H. J. Lof M. Boender, mede namens de bewoners van Mookhoek Vereniging Regionaal Overleg Noordelijke Pagina nr. aangeduid als: gemeente Elburg 19 26 gemeente Harderwijk gemeente Nijmegen gemeente Nunspeet gemeente Oldenzaal gemeente Zevenaar gemeente Putten 26 provincie Overijssel 27 omgevingsdienst Utrecht 29 30 gemeente Tytsjerksteradiel gemeente Breda 31 gemeente Rheden 32 Van Gils en Duimelaar 32 32 33 Dhr. Blaauw H.J. Lof bewoners Mookhoek RONA 19 23 25 25 34 Pagina 6 van 58 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. Aftakking (RONA) Stichting Spoorhinder College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Bloemendaal Omgevingsdienst West-Holland namens: College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Alphen aan de Rijn College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Kaag & Braassem College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Leiden College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Leiderdorp College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Lisse College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Oegstgeest College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Rijnwoude College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Teylingen College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Zoeterwoude College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Almelo College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Hof van Twente College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Arnhem College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Deventer College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Hengelo College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Borne College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Overbetuwe College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Wierden College van burgemeesters en wethouders van de gemeente Zutphen Het dagelijks bestuur van de regio stedendriehoek Gedeputeerde Staten van de Provincie Gelderland 34 35 36 Stichting Spoorhinder gemeente Bloemendaal Omgevingsdienst West-Holland 37 gemeente Almelo 38 gemeente Hof van Twente gemeente Arnhem 38 39 41 gemeente Deventer gemeente Hengelo 42 gemeente Borne 44 46 gemeente Overbetuwe gemeente Rijssen Holten gemeente Wierden 46 gemeente Zutphen 47 Regio Stedendriehoek Provincie Gelderland 45 48 Pagina 7 van 58 3. Ontvankelijkheid Er is geen aanleiding om te twijfelen aan de ontvankelijkheid van partijen. De bestuursorganen die bezwaar hebben gemaakt hebben alle een, of meer, spoorwegen op het grondgebied waarvoor zij tot taak hebben zorg te dragen voor een goede leefomgeving. De belangenverenigingen zijn alle bekende gesprekspartners van het Rijk die zich, zowel naar statuten als feitelijke werkzaamheden, inzetten voor een goede leefomgeving om het spoor. De individuele bezwaarmakers wonen allen in de buurt van een spoor waar GPP’s worden gewijzigd. Naast de hierboven vermelde partijen is ook bezwaar aangetekend door twee anderen. Zij zijn bij afzonderlijke beslissingen op bezwaar reeds niet-ontvankelijk verklaard vanwege respectievelijk een niet verschoonbare termijnoverschrijding en het indienen van een bezwaarschrift via de elektronische weg terwijl deze niet door het Ministerie is opengesteld. De 32 hierboven vermelde partijen zijn ontvankelijk. Pagina 8 van 58 4. Weergave van de hoorzitting Weergave van de hoorzitting Een deel van de partijen heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid om gehoord te worden. Daartoe is een gezamenlijk hoorzitting gehouden op 10 oktober 2013 te Utrecht. Bij de hoorzitting waren, naast de leden van de hoorcommissie, een vertegenwoordiger van ProRail en enkele deskundigen van het ministerie van Infrastructuur en Milieu aanwezig om een toelichting te verstrekken. De presentatie van ProRail bevatte een toelichting op het proces van en de uitgangspunten bij de correctie van de onjuiste brongegevens in het geluidregister spoor. Een schriftelijke weergave van de presentatie van ProRail is tijdens de hoorzitting aan alle aanwezigen ter beschikking gesteld. Aan de orde zijn gekomen de algemene bezwaargronden die door meerdere bezwaarmakers werden gedeeld en de specifieke bezwaargronden. Enkele bezwaarmakers hebben een pleitnotitie overgelegd. De hoorzitting is opgenomen op een geluidsmedium en met instemming van de aanwezigen is geen verslag opgesteld. In plaats van een verslag is hieronder een korte weergave van de hoorzitting opgenomen. Algemene bezwaargronden • Het is niet juist om zo’n ingrijpend besluit in de zomerperiode te nemen en te publiceren. In die periode zijn veel belanghebbenden met vakantie en zij hebben daardoor onvoldoende gelegenheid om bezwaar te maken. Toelichting IenM: De Staatssecretaris had aan de Tweede Kamer toegezegd dat de correcties in mei 2013 gepubliceerd zouden worden. Door later gebleken onvolkomenheden is dat tijdstip niet gehaald. Er is daarna gekozen voor een publicatie op de kortst mogelijke termijn. Het is immers van groot belang dat de gegevens in de geluidregisters correct zijn met het oog op de plannen van het rijk en andere overheden. Uitstel tot na de zomer was niet te dulden. Publicatie en terinzagelegging heeft daardoor in de zomerperiode plaatsgevonden. Op de websites van beide geluidregisters waren de correcties overigens al aangekondigd. In reactie hierop geven enkele bezwaarmakers aan dat deze publicatie op internet niet is opgemerkt. • Het is niet duidelijk wat de gevolgen voor de leefomgeving zijn en of er rekening is gehouden met ruimtelijke plannen. Toelichting IenM: De vereenvoudigde procedure van artikel 11.47 van de Wet milieubeheer staat toe dat de consequenties voor de omgeving buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Er is ook geen noodzaak voor een afweging, omdat de wijziging beperkt is tot het opnemen van de juiste gegevens over de feitelijke situatie in het peiljaar dat genoemd wordt in de wet of de gegevens die uit de besluitinformatie dienen te worden overgenomen. Hierop noemt de wet één uitzondering, namelijk voor plannen waarin sinds de invoering van het geluidregister geluidsgevoelige objecten geprojecteerd zijn. In dat geval kan er een noodzaak zijn voor Pagina 9 van 58 maatregelen. Zulke plannen zijn tot nu toe niet bekend bij het ministerie. Indien deze er echter wel zijn, kan dat in deze bezwaarprocedure naar voren worden gebracht en worden ze bij de besluitvorming betrokken. Van de zijde van de gemeente Nunspeet wordt aandacht gevraagd voor het lopende saneringsproject ten behoeve van een achttal woningen langs het spoor. De bewoners lijken de dupe te worden de nieuwe ontwikkelingen. Van de zijde van het ministerie wordt toegezegd dat er een nadere reactie zal komen op de hier ontstane situatie. • Er zou een controle door een externe onafhankelijke partij moeten plaats vinden. Meerdere bezwaarmakers wijzen erop dat onvoldoende transparant is hoe de GPP’s zijn vastgesteld. Berekeningen die zijn uitgevoerd door externe bureaus leveren andere waarden op en een ander verloop van de GPP’s. Naar aanleiding hiervan wordt verzocht om de GPP’s opnieuw te berekenen en om de onderliggende gegevens zoals brongegevens, databestanden en rekenmodellen openbaar te maken. Er wordt tevens gevraagd naar de uitgangspunten en de parameters en hoe hiermee in de praktijk is omgegaan. Van de zijde van RONA wordt erop gewezen dat artikel 11.33, derde lid, van de wet milieubeheer vereist dat validatie plaats vindt door een onafhankelijke partij. De heer Lof stelt met betrekking tot het emplacement Arnhem West aan de orde dat amper twee weken nadat in juni 2012 het tracébesluit is vastgesteld een geluidproductieplafond wordt vastgesteld dat een jaar later niet correct blijkt te zijn. De heer Lof vraagt hoe dit met elkaar te rijmen is. • Samenloop project PHS/Goederenroutering Oost Nederland (GON) Toelichting IenM: Het betreft hier een tracébesluit in wording. Thans is het in de fase waarin de milieueffectrapportage wordt opgemaakt. In eerste aanleg is inderdaad geen gebruik gemaakt van de gecorrigeerde GPP’s. In overleg met de betrokken overheden en andere partijen is inmiddels besloten om de gewijzigde plafonds op te nemen in een aanvulling op de milieueffectrapportage, hetgeen met name van belang is voor de variantenkeuze. In reactie op een vraag van RONA wordt van de zijde van ProRail naar voren gebracht dat bij de mer-studie voor de GON geen gebruik is gemaakt van het hoogtelijnenbestand dat in het geluidregister is gekomen. • Samenloop tracébesluit Arnhem West Toelichting IenM: De gegevens uit het akoestisch onderzoek behorend bij het traject Arnhem West zullen verwerkt worden in het geluidregister zodra het besluit onherroepelijk is geworden. Bijzondere bezwaargronden tijdens hoorzitting • Van de zijde van de gemeente Nunspeet wordt aangevoerd dat artikel 11.47 van de Wet milieubeheer is bedoeld om kleine fouten te herstellen. De onder havige wijziging is dermate grootschalig dat de procedure op grond van afde ling 3.4 van de Awb gevolgd had moeten worden. Pagina 10 van 58 • De GPP’s die in 2012 zijn vastgesteld boden een bepaalde bescherming. Door het bestreden besluit valt een gedeelte van die bescherming weg. In de ge meente Nunspeet is het verschil op veel punten 3 tot 6 dB en op sommige punten meer dan 10 dB. • Van de zijde van de provincie Overijssel wordt benadrukt dat het van groot belang is dat het geluidregister de juiste gegevens bevat. Op dit moment speelt deze vraag bijvoorbeeld bij het project Goederenvervoer Oost Neder land. Wat wordt er ondernomen om te bereiken dat het geluidregister correct is? • Het systeem is niet transparant en niet verifieerbaar. Van de zijde van de gemeente Nijmegen wordt op dit punt aangevoerd dat het de gemeente niet gelukt is om de berekeningen te controleren o.a. doordat in formatie over de hoogtelijnen ontbreekt. Verzocht wordt om deze informatie alsnog ter beschikking te stellen. De Omgevingsdienst Regio Utrecht sluit zich bij dit verzoek aan. Van de zijde van de gemeente Nijmegen wordt verder aangevoerd dat het verwerken van de gegevens in het eigen model zeer tijd rovend is. Verzocht wordt om het gebruikte model ter beschikking te stellen. Van de zijde van de gemeente Apeldoorn wordt opgemerkt dat invoergege vens zijn gecontroleerd. Opvallend was dat er grote verschillen optraden tus sen naast elkaar liggende referentiepunten. • Verschillende bezwaarmakers hebben aangegeven nog met aanvullende do cumentatie te willen komen. In overleg met de aanwezigen wordt hiervoor een termijn van vier weken vastgesteld, zodat er gelegenheid is om tot 10 novem ber 2013 nadere documentatie aan te leveren. Verzocht wordt om alle corres pondentie via de hoorcommissie te laten lopen. De aanwezigen stemmen in met een verlenging van de beslistermijn tot 1 januari 2014. • Van de zijde van de provincie Gelderland wordt er op gewezen dat in het aan vullend bezwaarschrift van de provincie Gelderland een Wob-verzoek is ver vat. De provincie Gelderland verzoekt om voortvarend op dit verzoek te rea geren zodat er voldoende tijd is om de verstrekte gegevens v66r 10 november 2013 te bestuderen. Pagina 11 van 58 5. Algemeen deel bezwaargronden 1. Het besluit is ten onrechte in de vakantieperiode ter inzage gelegd. Door meerdere belanghebbenden is als bezwaar naar voren gebracht dat het nemen en publiceren van een dergelijk besluit in de zomerperiode niet aanvaardbaar is. Bij de inwerkingtreding van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer zijn onjuiste waarden in het register opgenomen. Bij de eerste signalen dat deze onjuistheden waren opgetreden, is direct gestart met een hersteloperatie. Daarbij is vanuit het Ministerie in samenwerking met ProRail de nodige haast gemaakt. Zoals ook in enkele bezwaarschriften is aangegeven, kunnen onjuiste waarden in het register verstrekkende gevolgen hebben. Bij besluitvorming omtrent onder andere bouwplannen en saneringen dient van de geldende waarden, zoals opgenomen in het register, uit te worden gegaan. Dit kan leiden tot uitvoering van (omvangrijke) plannen op basis van verkeerde geluidsgegevens. Om deze redenen is zo snel mogelijk de herstelactie uitgevoerd. Ik erken dat de grote omvang van het besluit, in combinatie met de technische materie, het lastig maakt om dit besluit ten volle te beoordelen in de vakantieperiode. Gelet op hetgeen hierboven is gesteld, is geoordeeld dat verder uitstel niet te dulden was. Hierdoor is het besluit in de zomerperiode ter inzage gelegd. Overigens wijs ik er op dat de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zich niet verzet tegen het ter inzage leggen van een besluit in een vakantieperiode. Dit is niet anders bij omvangrijke en ingewikkelde besluiten. Om tegemoet te komen aan de wens van bepaalde partijen om meer tijd te krijgen voor aanvullend onderzoek, is een ruime termijn gehanteerd voor het indienen van nadere stukken. Het bovenstaande in aanmerking genomen zie ik geen reden waarom het besluit niet in de vakantie ter inzage gelegd had mogen worden. Dit bezwaar is ongegrond. II. Door de wijziging is het vertrouwensbeginsel geschonden. Bij de invoering van de GPP’s is, zoals al eerder is aangegeven, een zeer grote hoeveelheid gegevens verwerkt. Bij de invoering van de wet is reeds geanticipeerd op eventuele invoer van onjuiste gegevens door artikel 11.47 Wm op te nemen. Dit artikel bevat bijzondere bepalingen met betrekking tot het wijzigen van GPP’s die tot stand zijn gekomen bij invoering van de wet op 1 juli 2012. Vanuit het Ministerie zijn betrokkenen geïnformeerd over de herstelprocedure. Op de site van het geluidsregister www.geluidsooor.nl is ruim voor het bestreden besluit de volgende tekst zichtbaar geweest: Herstellen van onvolkomenheden Gebleken is dat enkele brongegevens die voor het register zijn gebruikt onvolkomenheden bevatten. I&M werkt aan het herstel hiervan. Als u momenteel bezig bent met een ruimtelijk project en u wilt graag weten of de onvolkomenheden invloed hebben op uw project, neem contact op via het Pagina 12 van 58 contactformulier op deze site. 3 Gemeenten die een vergunning verlenen moeten gebruik maken van deze site om bij de vergunningverlening de meest actuele GPP’s te verwerken. Daarbij zijn zij dus ook geattendeerd op het bestaan van de herstelprocedure. De gemeenten die navraag hebben gedaan hebben toelichting gekregen op de gevolgen voor (lopende) vergunningverleningen. Gelet op het bovenstaande en het feit dat er geen sprake is van enige toezegging aan het adres van bezwaarden dat het register niet gewijzigd zal worden, is er geen sprake van een schending van het vertrouwensbeginsel. Dit bezwaar is ongegrond. III. Door het ontbreken van relevante gegevens zoals de hoogtelijnen is het besluit niet verifieerbaar. Voor de berekening van de GPP’s zijn in het akoestische model die gegevens (bestanden) ingevoerd die benodigd zijn om deze berekening mogelijk te maken conform de gestelde wettelijke eisen. Dit houdt in dat gebruik is gemaakt van een DTM-bestand (Digitaal Terrein Model), in het geval van het register spoor is dat met behulp van breuklijnen oftewel een hoogtelijnenbestand. Het hoogtelijnenbestand is van belang voor onder meer de overdracht van het geluid van het spoor naar de referentiepunten en de hoogtebepaling van de referentiepunten. Het hoogtelijnenbestand dat gebruikt wordt bij het register spoor, bevat in totaal 1,2 miljoen hoogtelijnen. Het hoogtelijnenbestand is hiermee een zeer groot en complex bestand. Om deze reden wordt het bestand niet standaard ter inzage gelegd bij een besluit aangezien het (zeer) technische achtergrondinformatie betreft die, door middel van de berekening in het model, zijn weerslag krijgt in de berekende GPP’s. De hoogtelijnen zijn ook niet in het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (verder: Rmg 2012) genoemd als informatie die in het register moet worden opgenomen. Het gebruik van een ander hoogtelijnenbestand kan tot grote afwijkingen in de berekende GPP’s leiden. Het blijkt zeer lastig om de onderzoeken die ten grondslag hebben gelegen aan het besluit te verifiëren, zonder beschikking te hebben over hetzelfde hoogtebestand. Uit de bezwaarschriften en tijdens de hoorzitting is gebleken dat behoefte bestaat aan de bestanden met de hoogtelijnen. Daarom is met de bij de hoorzitting aanwezige partijen, afgesproken om aan deze wens tegemoet te komen. Via de vertegenwoordiger van Prorail kan per provincie en niet voor geheel Nederland het hoogtelijnenbestand worden verkregen. Dit om de bestandsgrootte hanteerbaar te houden. Met deze regeling is het mogelijk om, voor voldoende gekwalificeerde specialisten, te controleren of het besluit op de juiste gronden is genomen. Dit is ook reeds uitgevoerd naar tevredenheid van diverse partijen. Het gebrek van het niet inzichtelijk krijgen van het hoogtelijnen bestand is in de bezwaarprocedure, in overleg met de betrokken partijen, hersteld. In dit besluit is Deze tekst heeft van 3 april 2012 tot de bekendmaking van het besluit op de site gestaan. Pagina 13 van 58 een voorziening opgenomen om toegang te krijgen tot deze bestanden zoals hierboven beschreven. De betrokken organisatie (het loket berekeningen GPP’s spoor bij ProRail) zal meewerken aan een verzoek om deze informatie in te zien. Dit bezwaar is ongegrond. IV. Door het vaststellen van (hogere) GPP’s worden omwonenden in hun belang geschaad. De inleiding geeft een overzicht van de wet SWUNG en de daarmee ingevoerde GPP’s. Zoals daar is aangegeven is het doel van SWUNG het normeren van de geluidproductie vanuit het spoor. De GPP’s moeten niet gelezen worden als normen voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten. Om de normen op geluidsgevoelige objecten zoals woningen te toetsen is meer informatie nodig dan die betrokken is bij de vaststelling van de GPP’s. Zo bevat het register een vrijwel geheel absorberende bodem en geen bodemviakken voor bijvoorbeeld grote waterpartijen en ook geen afschermende bebouwing. Het rekenen ten behoeve van de GPP’s is vastgelegd in het Rmg 2012, bijlage V. Voor bijvoorbeeld gemeentelijke woningbouw, waar de werkelijke geluidsbelasting op de gevel van woningen bepalend is, geldt een ander systeem dat is neergelegd in bijlage IV van het Rmg 2012 2012. Op sommige referentiepunten is in het bestreden besluit de maximaal toegestane geluidproductie, het GPP, vanuit het spoor verhoogd. Zoals in de inleiding is aangegeven, is bij de van rechtswege vaststelling van de GPP’s uitgegaan van, naar nu blijkt, onjuiste invoergegevens. Daarom waren de GPP’s op die punten ten onrechte te laag vastgesteld. De wetgever heeft met SWUNG gekozen voor een bepaald systeem waarmee de initiële GPP’s zijn vastgesteld. Die keuze van de wetgever staat in dit besluit niet ter discussie. Omdat bij de inwerkingtreding van SWUNG voor de complete nationale infrastructuur, op basis van rekenmodellen, GPP’s moesten worden vastgesteld, is door de wetgever geanticipeerd op onjuistheden. Deze onjuistheden betreffen verkeerde uitgangspunten in de berekeningen waardoor onjuiste GPP’s zijn vastgesteld. Om deze onjuistheden formeel te herstellen is een vereenvoudigde procedure opgenomen in artikel 11.47 Wm. Het gaat bij deze procedure nadrukkelijk niet om wijzigingen op of aan de infrastructuur. Artikel 11.47 gaat uit van een herstel van een papieren werkelijkheid. Omdat er niets verandert in de daadwerkelijke leefomgeving wordt daar niet de afweging van geluidmaatregelen en eventuele schadevergoeding betrokken zoals bij een reguliere GPP-wijzigingsprocedure. Door de herstelactie op basis van artikel 11.47, krijgen omwonenden van het spoor de wettelijk beoogde bescherming tegen geluidsoverlast. Dat in sommige gevallen het register bij de vaststelling van rechtswege een te laag GPP bevatte doet hier niet aan af. Materieel worden de rechten van omwonenden niet aangetast. Dit laat onverlet dat formeel op een aantal plaatsen een hoger plafond wordt vastgesteld. Gelet op de aard van de procedure is het niet gepast om hier schadevergoedingen of maatregelen te overwegen, vanwege een papieren werkelijkheid die is ontstaan door onjuistheden bij de inwerkingtreding van de wet. Deze vereenvoudigde beoordeling van belangen is ook expliciet door de Pagina 14 van 58 wetgever beoogd bij het opnemen van artikel 11.47 Wm: Het voeren van een (beperkte) wijzigingsprocedure is wel belangrijk om te voorkomen dat ook voor oneigenlijke gevallen correcties in het register zouden plaatsvinden. Het corrigeren van waarden heeft voor bij de invoering al bestaande woningen geen nadelige gevolgen. De beoogde bescherming, overeenkomend met een plafond van de bij invoering werkelijk heersende geluidwaarde vermeerderd met 1,5 dB, wordt immers niet aangetast. 4 Het is denkbaar dat de eerder, onjuist vastgestelde, GPP’s toch de belangen van partijen raken. Dit is het geval indien een ruimtelijke ontwikkeling is vergund in de periode tussen het inwerking treden van de (onjuiste) GPP’s en de herstelactie die met het primaire besluit is doorgevoerd. Gemeenten moesten in die periode uitgaan van de waardes in het register. Het is denkbaar dat hierdoor ruimtelijke ontwikkelingen zijn toegestaan zonder de vereiste maatregelen te treffen om het wettelijk beoogde beschermingsniveau te bieden. Voor deze gevallen is het tweede lid van artikel 11.47 opgenomen. In die gevallen zal worden overwogen of er toch maatregelen getroffen moeten worden, om te voorkomen dat door de eerder onjuist vastgestelde GPP’s omwonenden in een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat zouden komen te verkeren. Bij de voorbereiding van het besluit is een waarschuwing afgegeven via de website www.geluidsjoor.nl. Vergunningverlenende instanties moeten op deze site de meeste actuele GPP’s raadplegen bij de verlening van een vergunning. Met de gemeenten die zich naar aanleiding van deze waarschuwing hebben gemeld, is overlegd hoe het best kan worden geanticipeerd op de lopende herstelprocedure. In het kader van de bezwaarprocedure is door meerdere partijen de zorg uitgesproken over de gevolgen voor reeds vergunde projecten. Deze partijen hebben, desgevraagd, echter geen vergunde ontwikkelingen, die door de herstelactie in hun belangen worden geschaad, concreet gemeld. Lr is daarom geen reden om af te wijken van de aanname uit het primaire besluit dat er geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn, die reeds vergund waren op het moment van de herstelactie en die worden geschaad door de herstelactie. De bezwaren met betrekking tot de belangenafweging bij het besluit zijn ongegrond. V. Het onderzoek ten behoeve van de herstelactie zou moeten worden uitgevoerd of gecontroleerd door een andere partij dan Prorail. Prorail is als beheerder van het spoor de meest deskundige partij om het onderzoek ten behoeve van de herstelactie uit te voeren. De wetgever heeft bij de inwerkingtreding van SWUNG steeds voor ogen gehad dat Prorail een belangrijke rol zou krijgen bij de effectuering van de wet. De dubbelrol, in de vorm van het beheer van het spoor en onderzoek naar de juistheid van het geluidsregister, wordt daarbij acceptabel geacht. De herstelactie is bovendien een besluit van de staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu. De staatsecretaris controleert de onderzoeken van Prorail en ziet toe op een objectieve uitvoering daarvan. Prorail is een voldoende deskundige en betrouwbare partij om deze hersteloperatie uit te voeren. In het besluit is Kamerstukken II 2009-2010, 32 252, nr. 3, p. 30 Pagina 15 van 58 aangegeven op welke wijze de onderzoeken zijn verbeterd ten opzichte van de vaststelling van rechtswege in 2012. Er is geen wettelijke verplichting tot het inschakelen van een onafhankelijke partij, ter controle van het onderzoek. Het uitgangspunt bij het primaire besluit is dan ook geweest dat kwaliteitsborging binnen de eigen Organisatie moet plaatsvinden. Deze kwaliteitsborging is op meerdere wijze vorm gegeven. Het RIVM verricht daarnaast jaarlijks metingen. Dit gebeurt naar aanleiding van ieder jaarverslag waarbij er een validatie van de rekengegevens plaatsvindt. Hiermee wordt voorkomen dat de rekengegevens uit de pas gaan lopen met de meetgegevens. De Inspectie Leefomgeving en Transport houdt toezicht op het beheer van het geluidregister. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het controleren van werkprocessen met betrekking tot het beheer van het geluidregister of het steekproefsgewijs controleren van de in het geluidregister ingevoerde gegevens. Tevens is de Inspectie Leefomgeving en Transport voornemens om op reguliere basis audits uit te voeren, om te controleren of het noodzakelijk is om het beheer te verbeteren. De bezwaren met betrekking tot de partij die het onderzoek ten behoeve van het besluit heeft uitgevoerd zijn ongegrond. Naar aanleiding van enkele bezwaargronden zijn grootschalige wijzigingen doorgevoerd in het geluidregister. Deze nieuwe aanpak (beschreven op pagina 50 en verder) is gevalideerd door DGMR. Het advies van DGMR, waarin de aangepaste werkwijze wordt onderschreven, is als bijlage bij deze beslissing gevoegd. VI Het besluit is onvoldoende begrijpelijk voor niet-experts, daarnaast is het kaartmateriaal op een zodanige schaaigrote weergegeven dat niet kan worden beoordeeld wat de gevolgen van het besluit zijn. Zoals in de inleiding en onder IV is aangegeven, is met het register niet beoogd om direct inzicht te verschaffen in de gevolgen voor de leefomgeving. Hiervoor is een aanvullende interpretatieslag nodig. Door middel van de systematiek van SWUNG wordt enkel een maximum gegeven voor de geluidsproductie vanuit het spoor. Mede hierdoor is het besluit zeer technisch van aard. Dit is een gevolg van de ingewikkelde materie die in de wet wordt geregeld. Met behulp van de juiste hulpmiddelen en expertise kan de uitkomst van de onderzoeken echter worden gereproduceerd. Daarnaast kan met een bezoek aan de website www.geluidsoor.nl door een ieder worden ingezien wat de vigerende GPP’s zijn. Het kaartmateriaal in bijlage 1 van het bestreden besluit is bedoeld om visueel aan te geven langs welke delen van de hoofdspoorwegen de gpp’s worden gewijzigd. De hoogte van de gewijzigde gpp’s en de brongegevens staan in bijlage 3 bij het akoestisch onderzoek. Het is niet de intentie geweest om door middel van kaartmateriaal de precieze gevolgen van het besluit in beeld te brengen. Dit zou vragen om zeer veel kaarten op detailniveau, is gevoelig voor fouten en is niet noodzakelijk om de gevolgen van de wijziging te kunnen beoordelen. Pagina 16 van 58 De bezwaren met betrekking tot inzichtelijkheid van het bestreden besluit zijn ongegrond. VII. De wijziging moet betrokken worden bij de milieueffectenrapportage inzake het besluit voor het programma hoogfrequent spoor, goederen Oost-Nederland (PHS-GON). De wijze van invulling van de milieueffectenrapportage PI-IS-GON is geen onderwerp van deze procedure. Desondanks is naar aanleiding van de bezwaren met relatie tot PHS-GON contact geweest tussen de projectorganisatie PHS-GON en een aantal betrokken partijen. Daarbij is aangegeven dat de milieueffectenrapportage ten behoeve van PHS-GON nog zal worden aangepast (om redenen die los staan van de herstelactie) en dat een gevoeligheidsanalyse zal worden uitgevoerd naar de gevolgen die de herstelactie heeft voor de uitkomsten van de milieueffectenrapportage. Deze grond heeft geen betrekking op het onderhavige besluit maar wordt meegenomen in de procedure voor het PHS-GON. Pagina 17 van 58 6. Bezwaargronden per partij (1’) De bezwaren van de gemeente Elburg. 1. De gemeente Elburg heeft aangegeven dat een deel van de GPP wijzigingen ten onrechte is uitgevoerd met de irocedure van 11.47 omdat niet de onjuiste verwerking van de gegevens is hersteld, maar de basisgegevens zelf. Daarnaast worden ook onjuistheden hersteld die niet onder het toerjassingsbereik van 11.47 vallen zoals het vermelden van de verkeerde status. de verwijzing naar een verkeerd wetsartikel en de dunne lijnen correctie. Daarom zou de procedure van afdeling 3.4 Awb doorloien moeten worden. Zoals de gemeente Elburg terecht stelt is bij de herstelactie meer veranderd dan alleen de brongegevens en GPP’s. In het register is een aantal wijzigingen doorgevoerd aan de referentiepunten zelf. Het betreft referentiepunten die geplaatst waren langs een (deel van een) spoorweg die niet onder het regime van SWUNG valt of plafonds die in het register voorzien waren van de verkeerde wettelijke grondslag (bijvoorbeeld 11.45, lid 1 in plaats van lid 2). GPP’s hebben alleen rechtsgevolg als op de betreffende spoorweg hoofdstuk 11.3 van de Wm van toepassing is. Voor wat betreft de spoorwegen waar krachtens artikel 11.17 Wm SWUNG niet op van toepassing is, blijft de Wet geluidhinder van toepassing. De GPP’s die daar abusievelijk zijn berekend hebben geen rechtsgevolg. De wijziging van de informatie over het GPP (zoals de verwijzing naar het artikelnummer) heeft geen rechtsgevolg omdat de vermelding van deze informatie in het register niet wettelijk voorgeschreven en louter informatief is. De onderdelen van de herstelactie die geen rechtsgevolg hebben maken geen onderdeel uit van het bestreden besluit, volgens de definitie van artikel 1:3 van de Awb. De bezwaren ten aanzien van de onderdelen van de herstelactie die rechtsgevolg ontberen, raken het bestreden besluit niet en zijn derhalve ongegrond. Ten slotte betoogt de gemeente Elburg dat met de herstelactie niet tevens een fout in de toepassing van artikel 11.45 lid 3 mocht worden hersteld. Deze stelling kan niet worden gevolgd. Op grond van artikel 11.45 lid 3 worden GPP’s met een waarde onder 52,0 dB gecorrigeerd naar 52,0 dB. Deze correctie is automatisch uitgevoerd bij de initiele vaststelling van de GPP’s. Een verkeerde toepassing van dit regime kan grote gevolgen hebben voor de hoogte van de GPP’s. Artikel 11.47 Wm beoogt een instrument te bieden voor het herstel van rekenfouten die zijn gemaakt bij de initiële vaststelling van de geluidproductieplafonds en die zorgen voor een afwijking van de wettelijk beoogde hoogte van het GPP. Het herstel van de onjuistheden die zijn opgetreden bij de automatische verwerking van 11.45 lid 3 vallen onder het toepassingsbereik van artikel 11.47 Wm. Het bezwaar, voor zover het zich richt tegen het herstellen van fouten gemaakt in de toepassing van 11.45 lid 3, is ongegrond. Pagina 18 van 58 2. en 3. Verder is aangevoerd dat door het vaststellen van hogere GPP’s de bescherming tegen geluidhinder voor omwonenden afneemt en zij in hun belang worden geschaad. Tot slot is volgens de gemeente Elburg niet bekend in hoeverre de gewijzigde GPP’s nog iassen in een aanvaardbaar woon- leefklimaat. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). (2 De bezwaren van de gemeente Harderwijk. 1. De wijziging van de GPP’s is in strijd met het vertrouwensbeginsel Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (II). 2. en 3. De gemeente Harderwijk is verder van mening dat de verhoging van de GPP’s nieuwe en in voorbereiding zijnde ruimtelijke ontwikkelingen beDerkt. Bovendien zorgt de verhoging van de GPP’s er voor dat gewenste en noodzakelijke maatreelen duurder worden. In het algemeen deel onder (IV) is reeds ingegaan op dit bezwaar. Ten aanzien van de kosten van de nu noodzakelijke maatregelen geldt dat dit de kosten zijn die noodzakelijk zijn om te voldoen aan het wettelijk beoogde beschermingsniveau. De onjuistheden bij de vaststelling van het register en de daaropvolgende herstelactie zijn geen reden om de verdeling van die kosten te heroverwegen. De gemeente kan geen aanspraak maken op een tegemoetkoming in de kosten voor geluidsmaatregelen. De bezwaren met betrekking tot de belangenafweging en kosten van onderzoek zijn ongegrond. (3) De bezwaren van de gemeente Nijmegen. 1. De gemeente Nijmegen voert aan dat het besluit niet verifieerbaar is door het ontbreken van noodzakelijke informatie (de hoogtelijnen). Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). Naar aanleiding van de hoorzitting heeft een vertegenwoordiger van de gemeente Nijmegen contact gehad met Prorail, en inzage gekregen in de gewenste gegevens. 2. De gemeente Nijmegen geeft aan dat er kwaliteitsborging zou moeten plaatsvinden door middel van een controle door een onafhankelijke rartij. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 3. De gemeente waarschuwt tevens voor mogelilke verschillen die kunnen otreden bil de handhaving van de GPP’s en het oijstellen van saneringsolannen door het niet ubliceren van de hoogtelilnen. Anders dan de gemeente stelt hebben de hoogtelijnen, die zijn gehanteerd bij het Pagina 19 van 58 vaststellen van de GPP’s, geen invloed op gemeentelijke akoestische onderzoeken. De gemeente is vrij om haar eigen digitale terrein model (DTM) te hanteren bij saneringsplannen. Bij saneringsplannen wordt geen vereenvoudiging toegepast en vind de modellering plaats conform bijlage IV van het RMG 2012. Voor de naleving wordt overeenkomstig het register gemodelleerd conform bijlage V van het RMG 2012. Zowel in het geval dat een sanering wordt uitgevoerd door de beheerder van de spoorweg zelf en ook bij naleving zal dezelfde informatie worden gebruikt als bij de vaststelling van de GPP’s. Hierdoor kunnen geen verschillen ontstaan door het niet publiceren van de hoogtelijnen. Mocht de gemeente desondanks de hoogtelijnenbestanden willen gebruiken bij het opstellen van saneringsplannen, is dit mogelijk. Zoals in de inleiding is aangegeven, worden de bestanden inmiddels op verzoek uitgeleverd. 4. Door het ontbreken van detailinformatie (GIS-bestanden’) is volgens de gemeente onvoldoende inzichtelijk waar er evolen van de wijziging van GPP’s zullen optreden en wat de gevolgen voor loiende ruimtelijke ontwikkelingen zullen ziin Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 5. Het besluit is ten onrechte in de vakantieeriode ter inzage gelegd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (T). 6. De gemeente geeft aan dat er ten onrechte meer dan één bronregisterlijn bij het besluit is gehanteerd. Het register bevat alle brongegevens zoals de snelheden, intensiteiten en materi eel. Zoals in de inleiding en in het algemeen deel onder iii is aangegeven, wordt het hoogtelijnenbestand inmiddels op verzoek ter beschikking gesteld. Door de ontwikkelaars van GeoMilieu en WinHavik is een goed werkende importmodule gemaakt. Deze importmodules zorgen voor een automatische import van de brongegevens en het hoogtelijnenbestand in de respectievelijke programma’s. De opbouw van het register is zo dat steeds sprake is van 1 bronregisterlijn per doorgaand spoor. Door middel van een database worden aan iedere registerlijn meerdere kenmerken toegewezen. Het register is een dynamisch segmentatie model: op één lijn worden verschillende eigenschappen geprojecteerd. Elk van die eigenschappen heeft een eigen begin en eind. Andere programma’s zoals WinHavik, GeoMilieu, kunnen deze structuur niet aan. Dit zijn namelijk statische segmentatie modellen. Op grond van alle begin en em des van de verschillende eigenschappen worden lijnstukken gedefinieerd. Bij de vertaling van het register naar de formats voor deze programma’s via het shape format, worden de spoortakken dus opgedeeld. Hierdoor lijkt het alsof er meer dan 1 bronregisterlijn is gehanteerd bij het besluit. Dit is echter niet het geval geweest. Pagina 20 van 58 De bezwaren met betrekking tot het hanteren van meer dan één bronregisterlijn zijn ongegrond. 7. Prorail zou het gebruikte model ter beschikking moeten stellen om onduidelijkheden te voorkomen en gemeenten kosten te besparen. Akoestische onderzoeken vanuit gemeenten maken gebruik van een eigen omge vingsmodel conform bijlage IV Rmg 2012. Dus inclusief bebouwing, akoestisch reflecterende en absorberende bodemgebieden en een eigen hoogtelijnenbestand. Dit model wordt ook gevuld met de broninformatie vanuit het register. Doordat gebruik wordt gemaakt van een eigen omgevingsmodel kan bij het onderzoek door het betreffende bevoegd gezag goed worden toegezien op een correcte mo dellering van de omgeving. Het uitleveren van het, speciaal ingerichte, model dat is gehanteerd bij de berekening van de GPP’s draagt daar niet aan bij. Het hoogtelijnenbestand van het register is, zoals onder III aangegeven, op aan vraag beschikbaar. Het bestand kan in akoestische onderzoeken van de gemeente door de gemeente uitgebreid worden met het eigen hoogtelijnenbestand. Sane ringsplannen vanuit ProRail maken gebruik van de beschikbare data, en dus ook van het hoogtelijnenbestand vanuit het register. Op deze wijze wordt gestreefd naar een zo correct mogelijke modellering van saneringslocaties en congruentie met het register en de naleving. De suggestie om het model uit te leveren raakt het besluit niet, het bezwaar is ongegrond. 8. Een deel van de informatie die is gebruikt voor de totstandkoming van het be sluit, ook deels die van de vaststelling van geluidproductieplafond op plaatsen waar uw besluit niet direct betrekking op heeft, is onjuist. a) Centraal Station Nijmegen, spoor 35 station: treincategorie 1 (elektrisch ma terieel) kan daar helemaal niet rilden want er is aeen bovenleiding aanwezig. Over de sporen van het emplacement lijken de treinintensiteiten ook willekeu Bij de bouw van het register is uitgegaan van een zogenaamde verdeling over de sporen in plaats van een specifiek toedeling per spoor. Dit omdat geen compleet overzicht van de verdeling van de intensiteiten over de sporen be schikbaar is. Daar waar geen verdeling van de intensiteiten over de specifieke sporen beschikbaar is, is er voor gekozen om de intensiteiten van de jaren 2006, 2007 en 2008 te verdelen over alle beschikbare sporen. Hierdoor is de beoogde hoogte van het GPP zoveel mogelijk benaderd. Evenwel kan hierdoor modelmatig de, in werkelijkheid onmogelijke, situatie voorkomen dat elek trisch materieel rijdt op een spoor zonder bovenleiding. b) Er is niet met de werkelijke brugtoeslagen voor stalen bruggen gerekend (sta len spoorbrug over Maas-Waal-kanaal en stalen spoorbrug over de Waal). Er is gebruik gemaakt van een standaard toeslag van 10 dB. De werkelijke toeslag dient bepaald te worden omdat dit mede van belang is voor de beoordeling van klachten en de saneringsonderzoeken. Op deze wijze kan dit tot foutieve Pagina 21 van 58 rekenresultaten leiden op basis waarvan er mogelijk ten onrechte (geen) maatregelen worden getroffen. Bij de bruggen waarvan een akoestisch rapport beschikbaar was op het mo ment dat het register is gevuld, zijn brugtoeslagen op basis van deze rappor ten meegenomen. Van het overgrote deel van de bruggen is voor de beheer der echter niet zo’n akoestisch rapport beschikbaar. Daarom is in het Rmg 2012 artikel 1.1.3.2 bepaald dat voor die bruggen een standaard emissietoe slag wordt gehanteerd. Anders dan de gemeente lijkt aan te nemen is het mogelijk de werkelijke akoestische kwaliteit van de brug te betrekken in een saneringsonderzoek. Wanneer uit het saneringsonderzoek maatregelen voortkomen kan ook tege lijk met die maatregelen de werkelijke brugtoeslag worden opgenomen in het register. Deze nieuwe brugtoeslag moet wel tot stand zijn gekomen conform de geldende wet- en regelgeving omtrent het inmeten van (stalen)bruggen. Indien voor een brug geen akoestische rapportage beschikbaar is, wordt bij de naleving met dezelfde uitgangspunten gerekend als bij de vaststelling van de GPP. De relatieve bescherming tegen toename van geluidsproductie vanuit de spoorweg blijft dus gelijk. c) De 450 meter lance betonnen aanbrug van de spoorbrug over de Waal heeft eveneens een extra geluidoroductie (door ons gemeten toeslag is 7 dB); bil het GPP is er hiervoor helemaal geen toeslag verwerkt en is verondersteld dat deze bestaat uit een spoor met betonnen dwarsliggers. Dit is volaens ons een onjuiste aanname. Zoals onder b is aangegeven, is voor de bruggen waarvan Prorail de beschik king had over een akoestisch rapport conform bijlage IV bij het Rmg 2012, dit onderzoek meegenomen bij de vaststelling van de GPP’s. Het onderzoek waar de gemeente naar verwijst is daar niet bij betrokken omdat Prorail daar tot op heden geen beschikking over heeft. De brug waar de gemeente naar verwijst is een betonnen brug. Dit type brug kent geen standaard toeslag conform het Rmg 2012. Dit is dan ook zodanig in het register opgenomen. d) Met de reeds lan bestaande geluidwal en de 2 geluidschermen langs het spoor Nijmegen-Den Bosch ter hoogte van de viaducten over de Neerbos scheweg is bij de bepaling van de plafonds onterecht geen rekening gehouden. Geluidwallen worden, anders dan geluidschermen, in het register opgenomen als onderdeel van de omgeving (in het hoogtelijnenbestand). De geluidswal die door de gemeente wordt bedoeld is op die manier opgenomen in het regis ter. Omdat de hoogtelijnen niet in de download van het register zijn opgeno men, kan de indruk ontstaan dat de wal niet is meegenomen. Inmiddels worden de hoogtelijnenbestanden op verzoek uitgeleverd waardoor deze werkwijze beter inzichtelijk is. Pagina 22 van 58 Op basis van de door de gemeente Nijmegen aangedragen punten zijn geen fou ten in het besluit ontdekt. Het bezwaar betreffende de onjuistheden in het besluit is ongegrond. (4’ De bezwaren van de gemeente NunsDeet. 1. De gemeente Nunspeet voert allereerst aan dat uit de hoeveelheid fouten die nu worden gesignaleerd, blijkt dat de besluitvorming in 2012 onzorgvuldig was. Hierboven is reeds geconstateerd dat de wetgever reeds in de memorie van toelichting de verwachting heeft uitgesproken dat vanwege de grote hoeveelheid gegevens die bij de invoering geregistreerd moesten worden voor de bestaande infrastructuur, er ook onjuistheden in het register zouden sluipen. Juist om deze onjuistheden te corrigeren is de wijzigingsprocedure van artikel 11.47 in het leven geroepen. De kwaliteit van het register bij de vaststelling van rechtswege staat in deze procedure niet ter discussie. 2. Een deel van de GPP wijzigingen is ten onrechte uitgevoerd met de procedure van 11.47 omdat niet de onjuiste verwerking van de gegevens is hersteld, maar de basisgegevens zelf. Daarom zou de procedure van 3.4 Awb doorlopen moeten worden. In de, namens de oemeente Nunspeet ingediende ileitnota, is daar aan toegevoegd dat 11.47 is bedoeld voor kleinschalig herstel, niet een grote actie als hier is doorgevoerd. De bijzondere procedure van 11.47 is opgenomen om een relatief eenvoudige wijziging mogelijk te maken indien fouten in het register zouden zijn gekomen door zuiver invoer- en rekenfouten. Het is onwenselijk om een belangenafweging, met mogelijke maatregelen, te moeten doorlopen om zuiver technische onjuistheden te herstellen. Deze herstelactie sluit aan bij deze bedoeling van de wetgever. Weliswaar werd bij de inwerkingtreding van de wet verwacht dat er minder fouten zouden zijn, dit neemt echter niet weg dat dit instrument het aangewezen middel is om de fouten te herstellen. De toepassing van afdeling 3.4 Awb, die gelet op de schaalgrootte van de procedure wellicht voor de hand zou hebben gelegen, is expliciet door de wetgever 5 afgewezen. Het bezwaar is ongegrond. 3. Voorts wordt aanevoerd dat nu de oude GPP’s ten onrechte ziin aehanteerd bil saneringsmaatregelen. Die maatregelen blilken nu afgestemd op te lage g eI u i dswaa rd en. Anders dan de gemeente stelt, zijn de brongegevens uit het register die voor de grootste wijziging in GPP-waarden zorgen, niet gebruikt bij saneringsbesluiten. Ten behoeve van een sanering worden andere brongegevens (DTM) gebruikt dan in het register opgenomen. Saneringen vinden plaats conform bijlage IV RMG 2012. De GPP vaststelling gaat volgens bijlage V RMG 2012. De wijzigingen met Kamerstukken II 2009/2010, 32 252, nr. 3. p. 136 Pagina 23 van 58 betrekking tot materieel geeft een maximale verandering van 0,1 dB. 0,1 dB is inzake een saneringsonderzoek dusdanig gering dat er geen sprake kan zijn van significant onjuiste maatregelen. Het bezwaar is ongegrond. 4. De gemeente is verder van mening dat bil de sanerincisonderzoeken ten onrechte is uitgegaan van spoorintensiteiten zonder goederenvervoer. In de ingediende pleitnota wordt daar aan toe gevoegd dat door een slechte afstemming tussen de saneringsaaniak en de GPP-wijziging het woon- en leefklimaat voor bepaalde (sanerings-) woningen niet is geborgd. Het bezwaar van de gemeente Nunspeet richt zich op het saneringsbesluit. In deze procedure staat dit besluit niet ter discussie. Het bezwaar is ongegrond. 5. Door de GPP wijziging worden omwonenden formeel in hun rechten aangetast omdat de geluidsbelasting in hun buurt nu hoger mag worden. De voormalige GPP waarde zou eborcid moeten worden in plaats van een verhoging toe te staan. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 6. Het besluit is niet verifieerbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). 7. Besluit is onjuist op de volgende punten: a) Er ontbreekt een geluidsscherm dat in 2008 is gerealiseerd ter hoogte van het Groenelaantje 24 in Nunspeet. b) In 2011 zijn raildempers aangebracht. Het is niet duidelijk of deze zijn meegenomen. In de door u ingediende pleitnota voegt u daar aan toe dat de raildempers onderdeel zijn van een saneringsplan en niet zouden moeten bijdragen aan het creëren van extra geluidsruimte. c’) Er is ten onrechte overal met betonnen dwarsliggers gerekend omdat op delen ook houten dwarsliggers liggen. De saneringsoperatie in Nunspeet valt onder artikel XI lid 3 Invoeringswet geluidproductieplafonds (verder: Invoeringswet). Zodra het saneringsbesluit onherroepelijk wordt, wordt op grond van dat artikel het bestaande GPP vervangen voor het GPP waarbij rekening is gehouden met de saneringsoperatie. Het onderhavige besluit ziet op de situatie voordat het onherroepelijk saneringsbesluit in het register is verwerkt. Om die reden zijn bepaalde maatregelen die in het kader van deze saneringsoperatie zijn gerealiseerd nog niet opgenomen. Het bezwaar is ongegrond. Pagina 24 van 58 (5) De bezwaren van de gemeente Oldenzaal. 1. De informatie is dusdanig technisch gepresenteerd dat het voor omwonenden en ook experts niet mogelijk is om de gevolgen in beeld te krijgen. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 2. Kwaliteitsborging door middel van een controle door een onafhankelijke partij is noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 3. De gewijzigde GPP’s kunnen gevolgen hebben voor vastgestelde bouwplannen in Oldenzaal. De gemeente vraagt meer duidelijkheid over de evolaen voor Oldenzaal. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 4. Het besluit is ten onrechte in de zomerperiode gepubliceerd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (1). 5. De wijziging moet betrokken worden bij de milieueffectenrapijortage inzake het besluit voor het programma hoofreciuent sooor, aoederen Oost-Nederland (PHS GON). Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VII). (6) De bezwaren van de gemeente Zevenaar. 1. Er is geen vertrouwen in de juistheid van deze gegevens oo basis van geluiden uit de regio dat correcties niet juist zijn (onder meer vanwege de hoogteligginci van het spoor). In het bestreden besluit is aangegeven op welke wijze de correcties zijn doorgevoerd. Een aantal bezwaarden heeft kritiek geuit op de wijze waarop de correcties hebben plaatsgevonden. Op deze kritiek is bij de betreffende bezwaren ingegaan. Daarbij wordt mede ingegaan op de gevolgen van de hoogteligging op het onderzoek dat ten grondslag heeft gelegen aan het besluit. In het kader van deze procedure is overleg gevoerd met verschillende regionale partijen waaronder de Provincie Gelderland. Daarbij is aangegeven dat deze geconstateerde gebreken in het besluit voortkomen uit de verschillende werkwijzen. De gemeente heeft verder niet concreet gemaakt welke gebreken in het onderzoek zitten. Het bezwaar met betrekking tot de juistheid van het onderzoek is ongegrond. 2. Kwaliteitsborging door middel van een controle door een onafhankelijke partij is Pagina 25 van 58 noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 3. Het is niet mogelijk om de gegevens te controleren of de consequenties van de wijziging te overzien. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 4. De verhoging kan oevolen hebben voor ruimtelijke ilannen uit het afaelooen jaar, de gemeente hoort graag hoe hiermee wordt omgegaan. De gevolgen die de herstelactie heeft voor de gemeente Zevenaar is af te leiden uit het gewijzigde register. De gemeente kan, bijvoorbeeld bij de verlening van omgevingsvergunningen, afgaan op het inmiddels aangepaste register. Plannen die reeds zijn vergund op basis van het foutieve register zijn bij mij niet bekend. De gemeente Zevenaar heeft deze ook in de loop van de procedure niet naar voren gebracht. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 5. Het besluit is ten onrechte in de vakantieieriode ter inzage gelegd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (1). (7’) De bezwaren van de gemeente Putten. 1.en 2. Li- is onvoldoende onderzoek gedaan naar de gevolgen van de wijziging oo de leefomgeving. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 3. De wijziging is in strijd met het vertrouwensbeginsel. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (II). (8’) De bezwaren van de Drovincie Overijssel. 1. De kaarten bij het besluit zijn onvoldoende inzichtelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 2. De gegevens uit het geluidsregister komen niet overeen met de herberekening in Geomilieu V2.21. De onjuistheden betreffen: a) Schermen ter hoogte van Borne -GPP nummer 10481 heeft een opmerkelijk groot verschil tussen het GPP en de heersende waarde. b’) Bij Bathmen en Deventer zijn variabele schermhootes gehanteerd terwijl vaste NaNOV schermhootes gelden. Pagina 26 van 58 Voor de beantwoording van de gronden die zien op de situatie in de gemeente Borne wordt verwezen naar de beantwoording onder nr. 26 (Borne). Het bezwaar is gegrond. Voor de beantwoording van de gronden die zien op de situatie in de gemeente Deventer wordt verwezen naar de beantwoording onder nr. 24 (Deventer). Het bezwaar is ongegrond. 3. Sommige raildempers bil Wierden zijn olaatst in verband met een saneringsopgave maar niet meegenomen in de GPP-berekening. Hierdoor ontstaat ten onrechte extra geluidsruimte. Voor de beantwoording van de gronden die zien op de situatie in de gemeente Wierden wordt verwezen naar de beantwoording onder nr. 29 (Wierden). Het bezwaar is ongegrond. 4. Het besluit is ten onrechte in de vakantieeriode ter inzage gelegd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (1). (9’) De bezwaren van de omgevincisdienst Regio Utrecht. 1. Het besluit had door een onafhankelilke partij gecontroleerd moeten worden. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 2. Er treden onverklaarbare verschillen tussen naastgelegen punten op. Door de Omgevingsdienst Regio Utrecht is niet aangegeven welke verschillen onverklaarbaar overkomen. In algemene zin kan worden gezegd dat naast elkaar gelegen punten soms grote verschillen in waarden kunnen vertonen. Een voorbeeld hiervan doet zich bijvoorbeeld voor bij onderdoorgangen. Het maaiveld ligt daar (ter hoogte van de onderlangs kruisende weg) aanzienlijk lager dan de directe omgeving. Als op dat punt een referentiepunt is geplaatst, wordt deze op de vaste hoogte vanaf het maaiveld gemodelleerd en ligt daardoor lager dan de naastgelegen punten. Op die hoogte is de geluidproductie veel lager en oogt het verschil met de naastgelegen punten onverklaarbaar, terwijl het een juiste uitwerking van de uitgangspunten betreft. Van belang is dat dit alles voor de naleving niet van betekenis is omdat dan met dezelfde uitgangspunten zal worden gerekend. De bescherming tegen de (relatieve) toename van geluidproductie sinds de referentieperiode blijft gelijk. Het bezwaar ten aanzien van de onverklaarbare verschillen tussen GPP’s is ongegrond. 3. Er is onvoldoende gemotiveerd waarom, elet op de grote hoeveelheid fouten in Pagina 27 van 58 het vorige besluit, de huidige waardes wel zouden kloppen. In het besluit is aangegeven op welke punten onvolkomenheden in het geluidregister zijn hersteld. De Omgevingsdienst heeft niet aangegeven op welke punten het bestreden besluit te kort schiet. In de algemene beantwoording onder V is aangegeven hoe de kwaliteit van besluitvorming geborgd is. Het bezwaar ten aanzien van de kwaliteit van de besluitvorming is ongegrond. 4. Er is ten onrechte aangenomen dat er aeen ruimtelijke ontwikkelingen langs de spoorwegen hebben plaatsgevonden sinds de inwerkingtreding van de wet. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 5. De wijziging heeft verder nadelige gevolgen, die ten onrechte niet zijn meegenomen, voor: a) woningen die door de wijziging boven de voorkeurswaarde van 48 dB komen. b) projecten die nog in voorbereiding zijn en daardoor onderzoek moeten overdoen. c) saneringsgevallen die zijn vastgesteld oo basis van oude brongegevens. Zoals in het algemeen deel onder IV is aangegeven wordt met de herstelactie het, door de wetgever beoogde, beschermingsniveau vastgelegd. Om die reden is het niet noodzakelijk een aanvullende beoordeling van de belangen van bestaande woningen te geven. Daarnaast geven de GPP’s alleen inzicht in de geluidproductie van het spoor en niet in de (voorkeurs-) geluidwaarde op een woning. Op het moment dat een project wordt vergund, wordt gewerkt met de dan geldende GPP’s. Om die reden is ruim voorafgaand aan het bestreden besluit een kennisgeving op de site van het geluidregister geplaatst dat een wijziging aanstaande was. Voor zover er toch projecten onderzoek moeten overdoen is dit geen reden om de onvolkomenheden in het register niet te herstellen. Er zijn geen saneringsgevallen bekend die, door gebruikmaking van onjuiste brongegevens, in hun belangen zijn aangetast. De bezwaren ten aanzien van de belangenafweging zijn ongegrond. 6. De wettelijke regeling dat nieuwe GPP’s direct in het register worden opgenomen zorgt voor een onwerkbare situatie voor gemeenten omdat zij geen rekening kunnen houden met de, op handen zijnde, wijziging. De wettelijke systematiek, waarbij gemeenten kunnen worden geconfronteerd met een gewijzigd register lopende een besluitvormingstraject is niet gemakkelijk. Anderzijds is het onmogelijk om rekening te houden met alle (niet gepubliceerde) lopende besluitvormingsprocedures in het land. De wetgever heeft het systeem op deze wijze ingericht en het onderhavige besluit past daar in. Pagina 28 van 58 Het bezwaar met betrekking tot de mogelijkheid van gemeenten om te anticiperen op de wijziging is ongegrond. 7. Het besluit is ten onrechte in de vakantieperiode ter inzage gelegd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (1). 8. Omdat nabewerkingen nodig zijn om de, door de Staatssecretaris geleverde, informatie te kunnen hanteren wordt het besluit moeilijk controleerbaar en het register onwerkbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). (1O’ De bezwaren van de gemeente Tytsjerksteradiel. 1. De verhoging van de GPP’s heeft evolaen voor nieuwe en in voorbereiding zijnde ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 2. Het is niet duidelijk hoe de omrekening van “oude” eenheden (bakken oer uur) naar “nieuwe” eenheden (rekeneenheden oer uur) heeft plaats gevonden. De geluidbelasting van spoorvoertuigen wordt berekend conform het Rmg 2012 bijlage IV. In die bijlage is ook aangegeven hoe wordt omgegaan met de introductie van nieuw materieel (onderdeel 1.2.2). De omrekening van ‘bakken per uur’ naar ‘rekeneenheden’ maakt geen deel uit van het register en ook niet van dit besluit. Het bezwaar is ongegrond. 3. Er is ten onrechte gerekend met een dubbeldeks elektrische trein van het type IRM-4, aangezien er op het traject Groningen-Leeuwarden geen bovenleiding aanwezig is. Tussen Groningen en Leeuwarden vind ook verplaatsing van materieel plaats (of heeft plaatsgevonden tijdens de referentieperiode). Dit gebeurt met zogenaamde DE-locs (Diesel-Electrische Locomotieven). Door de modelmatige benadering die ten grondslag ligt aan het register wordt het IRM-4 materieel, ook op dit traject in deze omstandigheid, als reizigersmaterieel gezien. Daardoor krijgt dit materieel ook het bijbehorende snelheidsprofiel mee. Het gehanteerde model is een versimpelde weergave van de werkelijkheid. In werkelijkheid zal de snelheid van de, door DE-locs aangedreven treinen, lager zijn. Gelet op de zeer geringe aantallen en de afwijkende snelheid is de bijdrage aan het GPP echter kleiner dan 0,05 dB. Deze afwijking wordt acceptabel geacht. Het bezwaar is ongegrond. Pagina 29 van 58 (ii’ De bezwaren van de gemeente Breda. 1. De informatie is oi een te hoo abstractieniveau weergegeven en de bijgeleverde figuren geven geen zicht o de gevolgen van de plafondverhoging voor de gemeente Breda. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 2. De vastgestelde registers zijn begin 2013 in opdracht van de gemeente Breda onderzocht. de resultaten van dit onderzoek zouden moeten worden meegenomen in deze wijzigingsprocedure. Bij het beoordelen van de aangedragen vergelijking tussen enerzijds het register en anderzijds het gemeentelijke model is uitgegaan van een download van 6 fe bruari 2013. Aangenomen is dat dit ook voor spoor geldt aangezien in het rapport alleen sprake is van een datum waarop uit het register weg een download is ge daan. Geluidschermen en —wallen Met betrekking tot de schermen worden drie locaties in ogenschouw genomen: a) Samenkomst sporen Roosendaal-Breda met HSL tracé b) Onderdoorgang HSL-tracé bij knooppunt Galder c) Schermen ten oosten van het station Breda Ad a. De schermen zoals in het register zijn opgenomen zijn conform de gerealiseerde situatie. Uitgebreide controle met onder andere railvideo’s laten zien dat de in het register opgenomen schermen juist zijn. Wat ontbreekt in het register spoor zijn: • de Stadsducten: Overbos en Valdijk. Het beheer van deze stadsducten is niet bij ProRail onder gebracht. Gelet op het afschermende karakter (in de lengterichting grenst het aan een tunnel) is besloten om de stadsducten als tunnel, aansluitend bij de geluidsschermen, in het register op te nemen. • Verder ontbreekt tussen de Backer en Ruebweg en Moskesbrug / station Prinsenbeek een betonnen wand met een geluid afschermende werking. Deze zal in het register worden opgenomen. • Tussen het HSL tracé en de A16 ter hoogte van Prinsenbeek, ontbreekt het scherm. Dit ten gevolge van het feit dat dit scherm niet in beheer is bij Prorail maar bij Rijkswaterstaat. In de gevallen dat een afschermende constructie ontbreekt is van belang dat dit niet uitmaakt voor de naleving van de GPP’s. De geluidsproductie vanuit het spoor wordt immers bij de vaststelling en de naleving op dezelfde manier bere kend. Daardoor krijgt de omgeving de beoogde bescherming tegen het spoorla waai. Ad b. Ter hoogte van het knooppunt Galder is geen scherm opgenomen omdat daar geen scherm aanwezig is. Op deze locatie is een tunnelbak aanwezig. De tunnel bak maakt onderdeel uit van het hoogtelijnenbestand. Hierdoor zijn de juiste GPP’s vastgesteld. Pagina 30 van 58 Ad c. De schermen ter hoogte van de onderdoorgang van de Doornboslaan en aan de westzijde van de overgang Oosterhoutseweg zijn geografisch niet helemaal juist gemodelleerd. Deze worden aangepast. De overige schermen zijn correct in het register opge nomen. Het bezwaar is deels gegrond, de genoemde onjuistheden zijn hersteld in de be slissing op bezwaar. (12) De bezwaren van de Omcievinpsdienst West-Holland. 1. Door het ontbreken van relevante gegevens (hoogtelijnen) is het besluit niet verifieerbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). 2. Het is niet duidelijk welke gevolgen de wijziging heeft voor de raillijstwoningen waar sanerino heeft rIaats gevonden. Bij de uitgevoerde sanering van raillijstwoningen is geen gebruik gemaakt van de gegevens uit het register. De herstelactie heeft om die reden geen invloed op de uitgevoerde sanering. De raillijst woningen waar nog geen sanering is uitgevoerd, zijn opgenomen in het meerjarenprogramma geluidsanering (MJPG). In het kader van dit programma, dat wordt uitgevoerd namens het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, is reke ning gehouden met de wijzigingen die in het primaire besluit zijn aangebracht. Het bezwaar is ongegrond. 3. Evenmin is duidelijk wat de evoloen zijn voor de akoestische onderzoeken voor ruimtelijke plannen langs en op de spoorlijn die in het afgelopen jaar zijn vastgesteld en nu worden voorbereid. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 4. Het besluit is ten onrechte in de vakantieperiode ter inzage gelegd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (T). (13) De bezwaren van Van Gils en Duimelaar Het geluidproductieplafond van de HSL-lijn is al eens verhoogd. Een verdere verhoging is niet redelijk. Voor trajecten waar recent een besluit is genomen of in 2008 geen representatief gebruik plaats vond, is het GPP gebaseerd op het akoestisch onderzoek bij het besluit. Dat geldt ook voor de HSL. De GPP’s zijn daarom vastgesteld op dezelfde Pagina 31 van 58 waarden als bij het tracébesluit voor dit traject. De maximale geluidsbelasting vanwege de HSL verandert dus niet ten opzichte van de uitgangsituatie bij het tracébesluit voor de HSL. De geluidemissie (geluiduitstoot) van het HSL-tracé verandert niet door dit besluit. Door correcties in het hoogtelijnenbestand verandert de overdracht van het spoor naar het referentiepunt en wijzigt op referentiepunten de GPP-waarde. Voor geluidsbelastingen op woningen heeft dit geen directe gevolgen. Het bezwaar met betrekking tot de geluidsbelasting van de HSL zijn ongegrond. (14) De bezwaren van dhr. Blaauw. 1. Uit het besluit blijkt niet waarom juist op deze plekken een GPP wijziging noodzakelijk is. In het bestreden besluit is aangegeven op welke punten onvolkomenheden in het van rechtswege besluit zijn geconstateerd en hersteld. Het bezwaar is ongegrond. 2. Het besluit is onvoldoende inzichtelijk om verzet mogelijk te maken. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 3. Het uitgangspunt voor het vaststellen van GPP’s is ten onrechte dat de spoorgebruiker onoeremd lawaai moet kunnen maken. De samenleving mag in redelijkheid verwachten dat het acceotabele geluidproductieplafond ten opzichte van de huidige situatie daalt. In het algemeen deel (IV) is ingegaan op de invulling van de belangenafweging bij dit besluit. Daarbij zijn de uitgangspunten van de wet niet ter discussie gesteld. De wetgever heeft een balans getroffen tussen de belangen van infrastructuur en de bescherming van de leefomgeving. Dit besluit beoogt enkel de door de wetgever uitgezette lijn te vertalen naar de werkelijkheid. Het bezwaar is ongegrond. (15’) De bezwaren van H. J. Lof. 1. De gewijzigde GPP’s komen niet overeen met de gehanteerde GPP’s bij het, in juni 2012 vastgestelde, tracébesluit Sporen Anhem. De GPP’s zijn bij inwerkingtreding van SWUNG vastgesteld op basis van de hoofdregel: “heersende situatie plus 1,5 dB werkruimte”. Voor trajecten waar onlangs een (tracé)besluit is genomen of geen representatief gebruik plaats vond in de periode van 2006 tot 2008, wordt het (tracé)besluit als uitgangspunt genomen. In het geval van nieuwe besluiten, die onherroepelijk worden na de inwerkingtreding van SWUNG, zullen de waarden uit het register vervangen worden door de waarden die in het nieuwe besluit als uitgangspunt zijn genomen. Pagina 32 van 58 Op het moment van inwerkingtreding van SWUNG was het tracébesluit voor het stationsgebied van Arnhem nog niet onherroepelijk. Er is dus een GPP opgenomen conform de hoofdregel: heersende waarde plus 1,5 dB. Als het tracébesluit Sporen in Arnhem onherroepelijk wordt, zullen de waarden uit dat besluit in het register worden opgenomen. Het tracébesluit Sporen in Arnhem is als gevolg van de uitspraak van de Raad van State van 2 oktober 2013 (201207300/1/R4) nog niet onherroepelijk geworden. Tot dit besluit onherroepelijk wordt gelden de waarden die in de herstelactie zijn opgenomen. Het bezwaar met betrekking tot het tracébesluit Sporen in Arnhem is ongegrond. 2. Bij de correcties oo brongegevens die landelijk doorwerken, wordt niet aangegeven oj welke drie soorten treinmaterieel de correcties betrekking hebben en welke aanoassingen er plaats hebben gevonden. In hoofdstuk drie van het rapport, dat is toegevoegd aan het bestreden besluit (rapport: “Herstel brongegevens Geluidregister Spoor en wijzigingen GPP’s langs het spoor; van 11 juni 2013, Versie 1, ProRail, Maarten van loon Martens), is duidelijk uiteengezet wat de wijzigingen in materieel inhouden. — Het bezwaar is ongegrond. 3. Het besluit maakt niet inzichtelijk wat de gevolgen zijn van een GPP wijziging oo een specifieke locatie. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 4. Het besluit is ten onrechte in de vakantieeriode ter inzage gelegd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (1). (16’) De bezwaren van de bewoners van Mookhoek. 1. Door het besluit wordt de maximaal toegestane geluidsbelasting van de HSL, ter hoogte van Mookhoek, onredelijk hoog. De hoofdregel van de Wet SWUNG is een GPP van de heersende waarde plus 1,5 dB. Voor trajecten waar recent een besluit is genomen of, in 2008 geen representatief gebruik plaats vond, is van deze hoofdregel afgeweken. Daar is het GPP gebaseerd op het akoestisch onderzoek bij het besluit. Bezwaarmakers wonen langs de HSL. Zoals in het besluit is aangegeven is de HSL een van de trajecten waar op basis van de hoofdregel geen representatief GPP kon worden vastgesteld. De GPP’s zijn daarom vastgesteld op dezelfde waarden als bij het tracébesluit voor dit traject. De maximale geluidsbelasting vanwege de HSL verandert dus niet ten opzichte van de uitgangsituatie bij het tracébesluit voor de HSL. Pagina 33 van 58 De geluidemissie (geluiduitstoot) van het HSL-tracé verandert niet. Door correcties in het hoogtelijnenbestand verandert de overdracht van het spoor naar het referentiepunt en wijzigt op referentiepunten de GPP-waarde. Het bezwaar met betrekking tot de geluidsbelasting vanwege de HSL is ongegrond. (17) De bezwaren van RONA. 1. De informatie is dusdanig technisch gepresenteerd dat het voor omwonenden en ook experts niet mogelijk is om de aevolen in beeld te krijgen. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 2. De correcties van het cieluidregister moeten door een onafhankelijke organisatie worden uitgevoerd omdat: a) De fouten uit 2012 aangeven dat Prorail niet in staat is tot het berekenen van de GPP’s b) Prorail zelf belang heeft bij een hogere vaststelling van GPP’s Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 3. Het besluit bevat fouten a) O de route Vlissingen Roosendaal is ten onrechte uitgegaan van een snelheid van 90 km per uur, terwijl dit 80 km per uur moet zijn. b) Bij de berekeningen wordt geen rekening gehouden met (afwijkend bui tenlands treinmaterieel. — In het primaire besluit is de foutief gehanteerde snelheid op de route Vlissingen Roosendaal reeds hersteld. Anders dan RONA stelt wordt er in de berekeningen wel degelijk rekening gehouden met buitenlands materieel. De genoemde fouten komen niet in het besluit voor, het bezwaar is ongegrond. 4. Oo de hoorzitting is door RONA aan het bezwaarschrift toegevoegd dat artikel 11.33, derde lid, van de wet milieubeheer vereist dat validatie olaats vindt door een onafhankelijke partij. Validatie conform artikel 11.33 lid 3 heeft betrekking op een akoestisch onderzoek en niet op register en referentiepunten. Het bezwaar is ongegrond. (18) De bezwaren van de Stichting SDoorhinder. 1. De werkruimte (heersende waarde +1,5 dB) die in het wetsvoorstel SWUNG als hoofdregel kent is onredelijk. Daarnaast biedt de wet onvoldoende oplossing voor de geluidshinder in situaties waar een laag geluidsscherm gewenst is. In deze procedure staan de uitgangspunten van de Wet SWUNG niet ter discussie. Pagina 34 van 58 De wetgever heeft de balans tussen infrastructuur en leefomgeving op deze manier bepaald. In dit besluit wordt slechts beoogd deze uitgangspunten zo goed mogelijk te vertalen naar de werkelijkheid. Het bezwaar met betrekking tot de hoofdregel van de wet SWUNG is ongegrond. 2. De informatie is dusdanig technisch cierresenteerd dat het niet mogelijk is om de gevolgen in beeld te krijgen. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 3. De vaststelling van en de controle ojj de geluidniveaus wordt ten onrechte uitgevoerd door een belanghebbende partij. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel CV). 4. Door de rekenmethode kunnen grote verschillen ontstaan met de daadwerkelijk georoduceerde geluidsbelasting. Zoals in de inleiding en het algemeen deel onder IV is aangegeven, gaat het systeem van de wet uit van een referentiesituatie voor geluidproductie vanuit de spoorweg (de nu vastgestelde GPP’s) die wordt vergeleken met het daadwerkelijke gebruik van het spoor. In de nalevingsverslagen wordt op dezelfde manier de geluidsproductie berekend als bij de vaststelling van de GPP’s. Op die manier wordt bereikt dat een bescherming wordt geboden tegen een ongeremde toename van de geluidsproductie (ten opzichte van de referentiesituatie). Het register beoogt niet de werkelijke geluidsbelasting in beeld te brengen. Het bezwaar is ongegrond. 5. Er is geen zekerheid dat de rilsnelheden van treinen, waar de GPP’s oo gebaseerd zijn, niet worden overschreden. Bij het opstellen van de snelheidsprofielen is gebruik gemaakt van de meest betrouwbare en geaccepteerde simulatie voor heel Nederland. Ook de profielen die eerder in Aswin (het geluidemissieregister dat werd gehanteerd voor SWUNG) gebruikt werden, zijn hierop gebaseerd. Mocht er op een traject structureel harder gereden worden dan in het besluit of register is aangenomen, zal dit leiden tot een hogere geluidsbelasting in het nalevingverslag. Indien die geluidsbelasting te hoog wordt is de beheerder verplicht actie te ondernemen om overschrijding van de GPP’s te voorkomen. Het bezwaar is ongegrond. (19 De bezwaren van de gemeente Bloemendaal. 1. Uit het besluit blijkt niet duidelijk welke veranderingen in het GPP zijn doorgevoerd. Pagina 35 van 58 Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 2. Het bijbehorend akoestisch onderzoek is niet toegevoegd aan het besluit Het akoestisch onderzoek heeft ter inzage gelegen bij het besluit en was (is nog steeds) te raadplegen via de website www.centrumpp.nl. 3. De kaarten bij het besluit zijn onvoldoende duidelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). (20) De bezwaren van de Omcievincisdienst West-Holland. 1. De waarden in het nieuwe besluit liggen oo sommige punten aanzienlijk hoger dan in het eerste besluit; dit kan grote (financiële’) consequenties hebben voor (al lopende’) ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 2. O enkele sijoortrajecten wordt uitgegaan van houten dwarsliggers terwijl dit betonnen dwarsliggers zijn. De GPP’s worden vastgesteld conform de heersende waarde. Voor het vaststellen van de heersende waarde wordt voor de staat van de infrastructuur het referentiejaar 2008 gehanteerd. Bij de vaststelling van de GPP’s is dus niet van belang wat op dit moment is gerealiseerd maar hoe de situatie was in de referentiejaren. De, in het besluit gehanteerde, bovenbouw is conform de referentieperiode. Akoestische basiskwaliteit betreft de afspraak bij vervangen van spoor en inzake sanering/saneringsonderzoek. Wanneer sporen inmiddels zijn vernieuwd kan dus nu sprake zijn van akoestische basiskwaliteit. Dit wordt niet overgenomen in het register tenzij dit in een (sanerings-) besluit is vastgelegd. De bezwaargrond is ongegrond. 3. Het is niet duidelijk hoe wordt omgegaan met eventuele financiële evolen van besluitvorming oi basis van de eerder vastgestelde, naar nu blijkt foutieve, GPP’s. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 4. Voor tenminste de volgende locaties ontbreekt informatie: sjoortraject 2147 (eocode 166b rechts en links’), sioortraject 1007B (geocode 534 b links), sgoor traject 1001A (eocode 146 rechts) en soortraject 1005A (eocode 534b links). Onderzoek van de genoemde trajecten laat zien dat geen informatie ontbreekt. Naar alle waarschijnlijkheid is bij het controleren van deze trajecten door de om gevingsdienst, ook gekeken naar de zogenaamde ‘overloopwissels’. Het is juist dat hier geen informatie op is geprojecteerd. Alleen op doorgaande sporen staat in formatie zoals intensiteiten, snelheden, plafondcorrectiewaarden en bovenbouw. Pagina 36 van 58 Op doodlopend spoor, overloopwissels en dergelijke waar geen intensiteiten op staan is bij de bouw van het register geen uitputtende volledigheid nagestreefd op de andere kenmerken zoals bovenbouw. Het bezwaar is ongegrond. (21’ De bezwaren van de aemeente Almelo. 1. In het besluit zijn onjuiste schermhoogtes ter hoogte van Deventer. Bathmen en Borne verwerkt. Ook in Almelo zijn onjuiste schermhoogtes aangetroffen. Voor de beantwoording van deze bezwaargrond wordt verwezen naar de beantwoording onder 23 (Deventer), 25 (Hengelo) en 26 (Borne). Noch uit het bezwaarschrift, noch uit een controle die naar aanleiding van het bezwaarschrift is uitgevoerd is gebleken dat de schermen bij Almelo op een onjuiste wijze in het register zijn ingevoerd. Het bezwaar is ongegrond. 2. Het besluit geeft ten onrechte aan dat ter hoogte van het traject “Almelo verdient” sorake is van een verlaging van het GPP. De berekende waarde van de geluidproductie wordt op een aantal punten weliswaar verlaagd (bijvoorbeeld van 52,0 naar 51,7) maar op grond van artikel 11.45 lid 3 Wm wordt het GPP (onder de 52 dB) vastgesteld op 52 dB. Hoewel de berekende waarde dus verandert, blijft door toepassing van artikel 11.45 lid 3, het vastgestelde GPP gelijk. Het bezwaar is ongegrond. 3. Het besluit is niet verifieerbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). 4. Het besluit is niet begrijpelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 5. Controle door een onafhankelijke partij is noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 6. Het besluit zou moeten worden meegenomen in het MER ten behoeve van PHS GON. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VII). Pagina 37 van 58 7. Een hogere geluidsbelasting is niet gewenst. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 8. Het besluit is ten onrechte in de vakantieperiode geijubliceerd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (T). (22 De bezwaren van de ciemeente Hof van Twente. 1. In het besluit zijn onjuiste schermhoogtes ter hooate van Deventer, Almelo, Hengelo en Oldenzaal verwerkt. Voor de beantwoording van deze bezwaargrond wordt verwezen naar de beantwoording onder 23 (Deventer) nummer 1,20 (Almelo) nummer 1 en 25 (Hengelo). 2. Het besluit is niet verifieerbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). 3. Het besluit is niet begrijoelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 4. Controle door een onafhankelijke partij is noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 5. Het besluit zou moeten worden meegenomen in het MER ten behoeve van PHS GON. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VII). 6. Naar boven bijgestelde GPP’s kunnen gevolgen hebben voor reeds vastgestelde bouwilannen. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 7. Het besluit is ten onrechte in de vakantieeriode gepubliceerd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (T). (23) De bezwaren van de gemeente Arnhem. 1. Uit een steekproef blijkt dat de hoogteligging van het spoor in Arnhem op een onjuiste manier in het besluit is opgenomen. Het bezwaar is gegrond en is hersteld in de beslissing op bezwaar. Pagina 38 van 58 2. De geluidemissies van de brug over de Utrechtseweg zijn onvoldoende meegenomen in het besluit. Alleen indien ten tijde van het vaststellen een onderzoek naar de akoestische werking van de brug bekend was bij de beheerder is deze meegenomen. Als geen onderzoek bekend was is gerekend met de standaard opslag uit het RMG 2012. Van deze brug is geen onderzoek bij Prorail bekend, dus is de standaard toeslag toegevoegd. De akoestische effecten van de burg zijn voldoende in het besluit verwerkt. Ten behoeve van het nalevingsverslag zal op dezelfde manier worden gerekend waardoor de beoogde bescherming tegen een toename van geluidsproductie is geborgd. Voor de berekening van bijvoorbeeld geluidsbelastingen op te plannen woningbouw kan van de werkelijke brugtoeslag worden uitgegaan. Het bezwaar is ongegrond. 3. Het besluit is niet verifieerbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). 4. Het besluit is niet begrijoelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 5. Controle door een onafhankelijke artii is noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 6. Het besluit zou moeten worden meegenomen in het MER ten behoeve van PHS GON. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VII). 7. Naar boven bijgestelde GPP’s kunnen gevolgen hebben voor reeds vastgestelde bouwplannen. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 8. Het besluit is ten onrechte in de vakantieeriode oeubliceerd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (1). (24 De bezwaren van de gemeente Deventer. 1. In het besluit zijn onjuiste scherm hoogtes ter hoote van Deventer, Almelo, Hengelo en Oldenzaal verwerkt. Ten aanzien van het NaNOV scherm bij Bathmen: Pagina 39 van 58 De betreffende schermen waren reeds gerealiseerd bij het vullen van het register. Reeds gerealiseerde schermen zijn in het register opgenomen conform de feitelijke situatie. Controle in de bestanden van ProRail alsmede geraadpleegde baanvideo’s wijzen uit dat de hoogte van de schermen varieert. Bij Bathmen betreft het een gereali seerde situatie en deze gerealiseerde situatie is in het register opgenomen. Ten aanzien van het NaNOV-scherm bij Borne ten zuiden van de Jupiterstraat en het scherm ten noorden van de Jupiterstraat wordt verwezen naar het antwoord onder nummer 26 (Borne) 1. Ten aanzien van de bovenbouw bij Borne wordt verwezen naar het antwoord on der nummer 26 (Borne) 1. Ten aanzien van de bovenbouw bij Borne wordt verwezen naar het antwoord on der nummer 26 (Borne) 3. 2. De effecten van raildemiers bil Wierden zijn niet meeoenomen in het besluit. Voor de beantwoording van de gronden die zien op de situatie in de gemeente Wierden wordt verwezen naar de beantwoording onder nr. 29 (Wierden). 3. In het besluit is ten onrechte rekening gehouden met verouderd sioormaterieel dat nog net in werking was in 2008 (zoals materieel 64. De intensiteiten en materieel soorten zijn in het register opgenomen conform de bepalingen in artikel 11.45 Wm, leden 1, 2 en 3. Al het materieel dat in de refe rentieperiode (2006, 2007 en 2008) in dienst was is daarom meegenomen. Het bezwaar is ongegrond. 4. Het besluit is niet verifieerbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). 5. Het besluit is niet begrijijelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 6. Controle door een onafhankelijke iartij is noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 6. Het besluit zou moeten worden meegenomen in het MER ten behoeve van PHS GON. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VII). 7. Naar boven bijgestelde GPP’s kunnen gevolgen hebben voor reeds vastgestelde bouwjlannen. Pagina 40 van 58 Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 8. Het besluit is ten onrechte in de vakantieperiode gepubliceerd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (1). (25’) De bezwaren van de gemeente Hengelo. 1. Uit een steekproef blijkt dat ter hoogte van Hengelo: a) een onjuiste bovenbouwconstructie en dwarsliggers zijn gebruikt b) de afstand van de schermen tot het hart van het spoor onjuist is c correcties in verband met stalen/betonnen viaducten onjuist zijn toegepast d) de hoogte van het talud op locaties niet overeenkomt met de hoogte van de baan. a) Ten aanzien van de bovenbouw en dwarsliggers: De bovenbouwconstructie vanaf de Kuipersdijk tot station Hengelo (spoor B traject 190 Hengelo-Enschede) is uitgevoerd met “Betonnen dwarsliggers en niet zoals in het register wordt vermeld met “Houten of zigzag betonnen dwarsliggers”; • De bovenbouwconstructie vanaf de Deldenerstraat in Hengelo tot aan de Del densestraat in Borne (spoor B traject 170 Hengelo-Almelo) is uitgevoerd met ‘betonnen dwarsliggers” en niet zoals in het register wordt vermeld met “Hou ten of zigzag betonnen dwarsliggers”; • Verder vermelt het geluidregister op diverse baanvakken in Hengelo nog bo venbouwconstructies met “Houten of zigzag betonnen dwarsliggers’. Deze zijn op dit moment inderdaad nog aanwezig maar op grond van het Besluit geluid milieubeheer (artikel 7, akoestische basiskwaliteit) moet dit overal worden gewijzigd in “Betonnen dwarsliggers”. Hierdoor zullen de GGP waarden ter plaatse worden verlaagd. Zoals in de inleiding is aangegeven, is bij de vaststelling van de GPP’s gewerkt met referentiejaar 2008 voor de infrastructuur. Het gaat dus niet om de huidige situatie maar om de situatie in 2008. Bij het spoor wordt bij de vaststelling van GPP’s ook niet gewerkt met de zogenaamde akoestische basiskwaliteit. Bij wegen is dit wel het geval, daar wordt als hoofdregel ZOAB aanwezig geacht. Het besluit bevat conform het uitgangspunt de situatie zoals 2008 als referentiesituatie. Het bezwaar is ongegrond. b) Ten aanzien van het scherm: • De afstand tussen het scherm en het hart van het dichtstbijzijnde spoor wij ken op traject 180 bij spoor B tussen km 15.842 16.100 en bij spoor A tus sen km. 16.050 en 16.373 meer dan één meter af van de werkelijke situatie; - Controle van de situatie heeft opgeleverd dat de schermen conform realisatie zijn opgenomen in het register. Het bezwaar is ongegrond. c) Ten aanzien van de bruggen: Het register heeft geen beschikking over akoestische rapporten die een afwijkende Pagina 41 van 58 geluidsopslag voor de genoemde bruggen onderbouwt. Daarnaast is volgens de hoofdregel gerekend met de situatie in 2008. Indien er maatregelen zijn uitgevoerd kan de gemeente een verzoek gereedkomen maatregelen indienen. Als er aanleiding toe bestaat zal op basis van dit verzoek het GPP ter plaatse worden verlaagd. Het bezwaar is ongegrond. d) Ten aanzien van de hoogte van het talud: Het bezwaar is gegrond, dit gebrek is hersteld in de beslissing op bezwaar. 2. In het besluit is ten onrechte rekening oehouden met verouderd materieel. De intensiteiten en materieel soorten zijn in het register opgenomen conform de bepalingen in artikel 11.45 Wm, leden 1, 2 en 3. Al het materieel dat in de refe rentieperiode (2006, 2007 en 2008) in dienst was is daarom meegenomen. Zo ook het Mat’64 materieel. Het bezwaar is ongegrond. 3. Het besluit is niet verifieerbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). 4. Het besluit is niet begriloelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 5. Controle door een onafhankelijke partij is noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 6. Het besluit zou moeten worden meegenomen in het MER ten behoeve van PHS GON. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VII) 7. Naar boven bijgestelde GPP’s kunnen gevolgen hebben voor reeds vastgestelde bouwplannen. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 8. Het besluit is ten onrechte in de vakantieeriode geijubliceerd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (1). (26’) De bezwaren van de gemeente Borne. 1. In het besluit zijn onluiste schermhoogtes ter hoogte van Borne verwerkt. Pagina 42 van 58 Ten aanzien van het NaNOV-scherm bij Borne ten zuiden van de Jupiterstraat en het scherm ten noorden van de Jupiterstraat: Controle van het scherm in het register duidt inderdaad op hoogtes die afwijken van de in het bezwaar vermelde 2,0 meter hoogte. Onderzoek wijst uit dat de schermen aan beide zijden (noorden en zuiden; GeoCode 025. km 10.25 10.78 en km 10.8 11.44) van de Jupiterstraat een gelijke hoogte hebben. De scherm hoogtes ten noorden en ten zuiden van de Jupiterstraat zijn aangepast naar de gerealiseerde hoogten (2 meter t.o.v. bovenkant spoor). Dit is gelijk aan alle in het register opgenomen geïnventariseerde NaNOV-schermen. - — Het bezwaar is gegrond, het gebrek is hersteld in de beslissing op bezwaar. Ten aanzien van het opmerkelijk grote verschil op GPP-punt 10481: Bij het vaststellen van de heersende waarde in 2012 is ter hoogte van dit referen tiepunt (en aangrenzende punten) geen scherm opgenomen. Dit is bij het herstel van het register gecorrigeerd. Vandaar dat sprake is van een groot verschil in de veranderingen in GPP-waarden en heersende-waarden. Het betreft het scherm in GeoCode 025, van Km 10,25 tot Km 11,45, Referentie punten: 10465, 10467, 10469, 10471, 10473, 10475, 10477, 10479, 10481, 10483, 10485, 10487, 10489. Het bezwaar is ongegrond. 2. Het besluit is niet verifieerbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). 3. Een aantal geluidswallen in de gemeente Borne die in het kader van de NaNOV saneringsopgave zijn gerealiseerd zijn niet opgenomen in het besluit waardoor te hoge GPP’s zijn vastgesteld. Geluidwallen worden, anders dan geluidschermen, in het register opgenomen als onderdeel van de omgeving (in het hoogtelijnenbestand). De geluidswal die door de gemeente wordt bedoeld is op die manier opgenomen in het register. Omdat de hoogtelijnen niet in het register zijn opgenomen, kan de indruk ontstaan dat de wal niet is meegenomen. Het bezwaar is ongegrond. 4. Er is met verkeerde tve dwarsliggers gerekend op delen van het spoor in de gemeente Borne. In het referentiejaar voor de infrastructuur (2008) lagen bij Borne houten dwarsliggers. Deze zijn ook meegenomen in het besluit. Inmiddels kunnen er andere dwarsliggers zijn geplaatst maar dit wordt conform de wet niet meegenomen bij de vaststelling van de GPP’s. Het bezwaar is ongegrond. Pagina 43 van 58 5. Het besluit is niet begrijijelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 6. Controle door een onafhankelijke partij is noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 7. De GPP’s wijken sterk af van daadwerkelijk uitgevoerde geluidsmetingen langs het sooor. Zoals in de inleiding en het algemeen deel onder IV is aangegeven, gaat het systeem van de wet uit van een referentiesituatie voor geluidproductie vanuit de spoorweg (de nu vastgestelde GPP’s) die wordt vergeleken met het daadwerkelijke gebruik van het spoor. In de nalevingsverslagen wordt op dezelfde manier de geluidsproductie berekend als bij de vaststelling van de GPP’s. Op die manier wordt bereikt dat een bescherming wordt geboden tegen een ongeremde toename van de geluidsproductie (ten opzichte van de referentiesituatie). Het register beoogt niet de werkelijke geluidsbelasting in beeld te brengen. Het bezwaar is ongegrond. 8. Het besluit zou moeten worden meegenomen in het MER ten behoeve van PHS GON. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VII). 9. De Wet SWUNG schiet tekort door geen rekening te houden met oiekgeluiden. Het bestreden besluit beoogt de GPP’s die bij de inwerkingtreding foutief zijn vastgesteld te corrigeren. Het systeem van de wet SWUNG staat in deze procedure niet ter discussie. De wens om aanvullende bescherming tegen geluidshinder, in de vorm van piekgeluiden, wettelijk te regelen kan niet aan dit besluit tegengeworpen worden. Het bezwaar met betrekking tot piekgeluiden is ongegrond. 10. Het besluit is ten onrechte in de vakantieoeriode geoubliceerd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (1). (27’) De bezwaren van de gemeente Overbetuwe. 1. Uit het besluit blijkt niet waarom de GPP’s in de gemeente Overbetuwe zijn verhoogd. In het besluit is aangegeven op welke gronden GPP’s zijn gewijzigd. De stelling van de gemeente Overbetuwe kan niet worden gevolgd. Pagina 44 van 58 Het bezwaar is ongegrond. 2. Controle door een onafhankelijke jartii is noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 3. Het besluit is niet verifieerbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). 4. Het besluit is niet begrijoelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 5. Naar boven bijgestelde GPP’s kunnen gevolgen hebben voor reeds vastgestelde bouwplannen. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 6. Het besluit zou moeten worden meegenomen in het MER ten behoeve van PHS GON. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VII). (28’) De bezwaren van de gemeente Rijssen-Holten. 1. Uit een steekproef blijkt dat ter hoote van de gemeente Deventer NaNOV schermen oi een onjuiste manier zijn verwerkt in het besluit. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het antwoord onder nummer 23 (Deventer). 2. Het besluit is niet verifieerbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). 3. Het besluit is niet begrijoelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 4. Controle door een onafhankelijke partij is noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 5. Het besluit zou moeten worden meegenomen in het MER ten behoeve van PHS GON. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VII). 6. Naar boven bijgestelde GPP’s kunnen gevolgen hebben voor reeds vastgestelde bouwplannen. Pagina 45 van 58 Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 7. Het besluit is ten onrechte in de vakantieieriode gejubliceerd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (1). (29 De bezwaren van de gemeente Wierden. 1. Ter hoogte van Wierden zijn de, in 2010/2011 aangebrachte, raildemijers niet in het besluit verwerkt maar wel de verlaagde geluidsschermen. De raildempers bij Wierden zijn geplaatst in het saneringsoperatie in Wierden valt onder XI lid 3 saneringsbesluit onherroepelijk wordt, wordt op bestaande GPP vervangen voor het GPP waarbij saneringsoperatie. kader van een sanering. De Invoeringswet. Zodra het grond van dat artikel het rekening is gehouden met de Het onderhavige besluit ziet op de situatie voordat het onherroepelijk saneringsbesluit in het register is verwerkt. Het bezwaar is ongegrond. De schermen waren ten tijde van het vullen van het register aanwezig en zijn om die reden al meegenomen. Het bezwaar is ongegrond. 2. Het besluit is ten onrechte in de vakantiereriode gerjubliceerd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (1). (3O’ De bezwaren van de gemeente Zutphen. 1. Het besluit is niet verifieerbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). 2. Het besluit is niet begrijijelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 3. Controle door een onafhankelijke iartij is noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 4. Het besluit zou moeten worden meegenomen in het MER ten behoeve van PHS GON. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VII). 5. Naar boven bijgestelde GPP’s kunnen gevolgen hebben voor reeds vastgestelde Pagina 46 van 58 bouwplannen. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 6. Het besluit is ten onrechte in de vakantiejeriode geijubliceerd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (1). 7. Een onderzoek van DGMR, uitgevoerd met aswin, komt uit oij grote afwijkingen ten orJzichte van het besluit. Het onderzoek van DGMR wijst in diverse richtingen. Zo worden verschillen in bovenbouw, rijsnelheden en ligging van het spoor als verschillen ten opzichte van het herstelde register gegeven. Daarnaast is in het onderzoek geen rekening gehouden met de verdiscontering van de brugtoeslag in de geluidsemissie van het spoor. Deze is 8 dB. Het verschil met de gemodelleerde ASWIN gegevens wordt zo teruggebracht tot een 0,5 dB. Tussen verschillende modellen kunnen altijd kleine afwijkingen bestaan, een verschil van 0,5 dB tussen verschillende modellen is daarom te verwachten. De gemeente heeft niet aangegeven waarom de berekeningen die ten grondslag liggen aan het besluit niet zouden kloppen, het bezwaar is ongegrond. 8. Uit het besluit blijkt niet wat de gevolgen zijn voor woningen met een hogere waarde. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). (31’) De bezwaren van de regio Stedendriehoek. 1. Het besluit is niet begrijoelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 2. Uit een steekrroef blijkt dat enkele invoergegevens (schermhoogtes en stillere treinen) niet juist zijn. Het bezwaar is onvoldoende gespecificeerd. Onduidelijk is waar het betrekking op heeft en kan als zodanig niet worden beantwoord. Het bezwaar is ongegrond. 3. Controle door een onafhankelijke iartii is noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 4. Het besluit zou moeten worden meegenomen in het MER ten behoeve van PHS GON. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VII). Pagina 47 van 58 (32 De bezwaren van provincie Gelderland. 1. Het besluit is ten onrechte in de vakantieijeriode gerjubliceerd. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (T). 2. Controle door een onafhankelijke iartij is noodzakelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (V). 3. Het besluit is niet begrijijelijk. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VI). 4. Pas na contact met een medewerker van Prorail was het besluit verifieerbaar. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (III). 5. Naar boven biigestelde GPP’s kunnen gevolgen hebben voor reeds vastgestelde bouwijlannen. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (IV). 7. Het besluit zou moeten worden meegenomen in het MER ten behoeve van PHS GON. Voor de reactie op dit bezwaar wordt verwezen naar het algemeen deel (VII). 8. Bij de eerste jaarlijkse controle oo overschrijding van de GPP’s (in 2014) dient meer transijarantie in acht genomen te worden. Dit wordt meegenomen in de besluitvorming omtrent de nalevingsverslagen in 2014. Dit raakt het besluit niet. Het bezwaar is ongegrond. Pagina 48 van 58 7. Overwegingen ten aanzien van wijzigingen in beslissing op bezwaar Enkele bezwaren van partijen zijn gegrond verklaard. Om deze gebreken in het bestreden besluit te herstellen is in de beslissing op bezwaar een nieuwe lijst met GPP’s opgenomen. Daarin is de kritiek van bezwaarmakers verwerkt. Hieronder zal worden aangegeven welke wijzigingen ten opzichte van het primaire besluit zijn aangebracht. Het gaat dan om een wijziging die gevolgen heeft voor het hele netwerk, als gevolg van de hoogtelijnen en enkele locatiespecifieke wijzigingen. Wijziging op het hele netwerk (hoogtelijnen) In het bezwaar van de gemeentes Hengelo en Arnhem is naar voren gebracht dat de hoogtelijnen die de bovenkant van het talud vormen, op locaties niet overeenkomen met de hoogte van de spoorbaan. Dit blijkt te kloppen. Het gevolg is dat op locaties onjuiste GPP’s zijn vastgesteld. De reden van het niet overeenkomen in hoogte (conflicten in hoogte) is de toepassing van twee bestanden die van elkaar verschillen in hoogte informatie. Deze twee bestanden zijn het DTM of hoogtelijnenbestand, dat is verkregen van iDelft en verrijkt voor het register, enerzijds en de spoorhoogte, vastgelegd in de PVS (permanente vastlegging spoorgeometrie) van ProRail anderzijds. Het verrijkte hoogtelijnenbestand is tot stand gekomen door luchtfotodata en is onnauwkeuriger dan het PVS bestand, dat tot stand is gekomen door metingen op de spoorbaan door meettreinen. Omdat beide bestanden gecombineerd worden gebruikt kan dit tot afwijkende resultaten leiden. Een voorbeeld hiervan is dat de omgeving (volgens het hoogtelijnenbestand) een halve meter hoger was dan de spoorbaan (volgens het PVS-bestand). Het corrigeren van deze fout kan niet beperkt blijven tot de enkele punten die zijn aangedragen door bezwaarmakers. De GPP’s vormen een systeem met landelijke dekking. Er is daarom een actie uitgevoerd op het hele netwerk waardoor de meeste GPP-punten zijn gewijzigd. Opzet onderzoek herstel hoogtelijnenbestand De oorzaak van het conflict in hoogte zit in de discrepantie tussen de twee gehanteerde bestanden. Om tot een oplossing te komen moet de hoogte informatie in een van de twee bestanden worden aangepast. Omdat in het register de hoogte informatie van infra-objecten (zoals schermen, perrons en bruggen) is afgeleid van de spoorhoogte, is besloten om het PVS bestand als uitgangspunt te nemen. Op basis van de hoogte van het spoor, kan een standaardmodel van de directe omgeving van het spoor worden opgesteld. In deze directe omgeving kan dan geen conflict meer plaatsvinden met andere hoogtelijnen. De mogelijkheid om de vormgeving van de omgeving te relateren aan de hoogte van het spoor bestaat alleen voor het deel in beheer bij Prorail. Verder weg van het spoor, waar een afwijking in de modellering van de omgeving geen, of in mindere mate, een akoestisch relevant effect heeft, is het initiële hoogtelijnenbestand gebruikt. Vanuit het Ministerie van IenM heeft Prorail de opdracht gekregen om conform Pagina 49 van 58 deze werkwijze het hoogtelijnenbestand aan te passen. De analyse is door ProRail gedaan, de aanpassing van het hoogtelijnenbestand is gedaan door M+P raadgevende ingenieurs. Tegelijk met de opdracht aan ProRail heeft het ministerie van IenM, DGMR raadgevende ingenieurs de opdracht gegeven de aanpassingen in het hoogtelijnenbestand te controleren en te analyseren. Bevindingen van alle betrokken partijen, DGMR, M+P en ProRail zijn verwerkt in het nieuwe hoogtelijnenbestand. Het hoogtelijnenbestand is zeer omvangrijk. Om deze reden wordt het niet ter inzage gelegd bij dit besluit. Het bestand is tevens geen brongegeven zoals bedoeld in artikel 11.46 lid 2 onder e Wm. Het is evenwel mogelijk om deze bestanden op te vragen bij het geluidregister via [email protected]. Het hoogtelijnenbestand kan dan per provincie worden uitgeleverd. Juridisch kader herstel hoogtelijnen GPP’s worden berekend conform hoofdstuk 5 en bijlage V van het Rmg 2012. Ten aanzien van de vormgeving van het talud staat in bijlage V van het RMG 2012: 1.2.6. Mode/lering talud Ten behoeve van het berekenen van GPP’s mag een vereenvoudigde mode/lering van het talud toegepast worden. De voorgestelde werkwijze houdt een meer abstracte modelering van het talud in dan zou kunnen worden bereikt door alle gegevens (hoogtelijnenbestand) over de werkelijk vormgeving van het talud te gebruiken. Het RMG 2012 laat ruimte om een meer abstracte weergave van de werkelijkheid in het register-model te gebruiken. Zoals uit het onderzoek naar aanleiding van de bezwaren is gebleken geeft de meer gedetailleerde weergave van de werkelijkheid in het model, minder representatieve resultaten. Om die reden wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid in het RMG 2012 om een abstracte vormgeving van het talud in het model te verwerken. Aanpassingen en werkwijze Op basis van de spoorhoogte is de directe omgeving van het spoor gemodelleerd. Op deze manier is in een aantal stappen voor heel Nederland onder het spoor een ‘standaard bovenkant talud’ aangemaakt. Deze standaard bovenkant is een directe afgeleide van de bovenkant talud zoals gegeven in het Rmg 2012 2012 (RMG 2012), bijlage IV, paragraaf 5.3.3 Hoogteverschillen in bodem (figuur 5,4 in het bijzonder). Pagina 50 van 58 altijd 0 2 meter scherp scherm D [1 dl rij lijn bovenkant spoor hoogtelijn en stomp scherm F b2 hoogteIijn en stomp scherm cl bi maaiveld c2 hnnateliin Figuur 1: ‘Figuur 5.4: Modellering van de dwarsdoorsnede van een standaard talud (RMG 2012)” Als eerste zijn op 1,65 meter aan beide zijde en op gelijke hoogte van ‘van ‘F’ twee hoogtelijnen ‘G’ aangemaakt. Deze twee hoogtelijnen modelleren in feite het ballastbed per rijlijn onder het spoor. Dit resulteert in Figuur 2. altijd 02 metet D scherp scherm dl rij lijn II A b2 bovenkant spoor G 1 L k LJ U4 4 L ci bi gi hoogtelijn en :.stomp scherm J maaiveld ‘hnrtnt&iin c2 Figuur 2: Toevoeging ballastbed hoogtelijnen; Rand ballastbed (G) op 1.65 m (gi) ten opzicht van hartlijn spoor (HS) op -0,2 m (g2) ten opzichte van bovenkant spoor (BS). Op en in kunstwerken zijn geen ballastbed hoogtelijnen aangemaakt. Pagina 51 van 58 Onderzoek en analyse leidde ook tot het inzicht dat de hoogte van ‘B’ (kant aarden baan; KAB) in het hoogtelijnenbestand niet in overeenstemming was met het RMG’12 (O,5m onder BS; ‘B’) en dat tussen ‘B’ en ‘F’ ook hoogtelijnen aanwezig konden zijn die akoestisch verstorend werkten. Om deze twee verstoringen op te lossen is op grond van het meest recente bestand: ‘spoorbaan’ uit de basis beheer kaart (BBK) van ProRail een nieuwe KAB (‘B’) aangemaakt. Alle hoogtelijnen die zich binnen de kant aardenbaan bevonden en een hoogteverschil van minder dan 4m hadden, zijn verwijderd. Dit geldt niet voor de ballastbed lijnen, hoogtelijnen spoor, perronranden. Ter hoogte van stations waar de hoogtelijnen van perronranden, ballastbed en KAB samenvielen is ervoor gekozen om de gegenereerde ballastbed en KAB hoogtelijnen te verwijderen. Dit ter voorkoming van onnodig veel en doublerende hoogtelijnen. De toevoeging/vervanging van ballastbed en nieuwe kant aarden baan leidt tot de opbouw van het talud en nieuwe bovenkant zoals schematisch weergegeven in figuur 3. t • t Figuur 3: “Opbouw nieuwe ‘standaard talud’ In onderstaande tabel is een korte uitleggegeven van de gebruikte symbolen. Symbool Betekenis Hart spoor, rijlijn • Spoorstaaf f • • Bestaande hoogtelijnen Toegevoegde lijnen: ballastbed en kant aarden baan Tenslotte zijn alle hoogtelijnen die in het hoogtelijnenbestand zaten en die dienden voor de modellering van bovenkant aarden baan spoor, de zogenaamde ‘Railways hoogtelijnen’, verwijderd. Deze zijn vervangen door de nieuw gegenereerde hoogtelijnen. Ook is een selectie gemaakt van hoogtelijnen die dienen voor de hoogtebepaling van dijken, waaronder ook taluds, de zogenaamde ‘Dikes hoogtelijnen’. Wanneer (delen van) deze hoogtelijnen zich bevonden binnen een afstand van 2m van de KAB zijn deze tot de kadastrale grenzen van ProRail verwijderd. Dit is gedaan met behulp van het meest recente bestand van ProRail. Door het toevoegen van de ‘Ballastbed’ en ‘KAB’ hoogtelijnen in combinatie met het verwijderen van de conflicterende hoogtelijnen, waaronder ‘Railways’ en ‘Dikes zijn voor heel Nederland de conflicten in hoogte tussen talud en spoorbaan (rijlijn) opgelost. Tijdens de controle door ProRail en DGMR zijn nog enkele andere onjuistheden in het register gevonden die in opdracht van het ministerie direct zijn gecorrigeerd. Deze zijn hieronder kort beschreven. Pagina 52 van 58 Locatiespecifieke wijzigingen Station Arnhem-Zuid Gebleken is dat op Station Arnhem-Zuid geluidschermen onjuist zijn gemodelleerd. Na onderzoek bleek dat op het station geen geluidschermen staan; dit zijn de balustrades op de perrons. De geluidschermen zijn uit het register verwijderd. Deventer Coimschate Ten oosten van de Stationsweg, ten zuiden van het spoor, in Deventer Colmschate is foutief een geluidscherm opgenomen in het register. Dit scherm was gepland in het kader van de NaNCy, maar is nooit gerealiseerd. De bouw van dit scherm is vervangen door gevelmaatregelen. Het scherm is verwijderd uit het register. Utrecht Bij controle bleek dat in Utrecht drie schermen niet geheel correct in het register aanwezig zijn: Station Zuilen / Cartesiusweg Zowel aan de oost- als aan de westzijde van het viaduct over de Cartesiusweg zijn schermen op het kunstwerk aanwezig (bij station Zuilen). Het geluidscherm aan de westzijde is im hoog en is niet opgenomen in het geluidregister. Geluidscherm van im toegevoegd aan het geluidregister. Schermen nabij Cremerstraat In het geluidregister is het geluidscherm bij de Cremerstraat deels 4 meter hoog, deels 4,5m hoog. In de werkelijkheid is het geluidscherm overal 4 m hoog. Schermhoogte aangepast van 4,5m naar 4,Om. Leidseveertunnel / Van Sijjjesteijnkade In het geluidregister is het geluidscherm aan de westzijde van de spoorlijn tussen de Leidseveertunnel en de Van Sijpesteijnkade deels onderbroken. In werkelijkheid is deze onderbreking er niet en loopt het scherm door. Nieuw scherm toegevoegd, 4 meter hoog, tussen de schermen s:1034909847 en s:1034910006. Onjuistheden in intensiteiten boog Almere-Weesp Gebleken is dat de intensiteiten op de boog bij Weesp niet conform het TB CV SAAL waren. In het register zaten te lage intensiteiten. Het betreft een stuk van circa 1 km meter. (referentiepunten 51903 51914; Halverwege de boog tot aan de overgang lange Muiderweg). De intensiteiten zijn aangepast. — Pagina 53 van 58 Conclusies Door het landelijk opnieuw modelleren van de bovenkant talud / bovenkant aarden baan zijn zeer veel conflicten opgelost tussen de hoogte van het spoor en de hoogte bovenkant talud. Hierdoor zijn er veel veranderingen van geluidwaarden en GPP’s. Ten opzichte van de initieel vastgestelde GPP’s krijgt circa 77% van de referentiepunten na deze beschikking een ander GPP. Van alle referentiepunten krijgt circa 70% ten opzichte van het primaire besluit een veranderd GPP. Uit de vergelijking tussen deze beslissing op bezwaar en het primaire besluit (nu vigerend) komt naar voren dat van de wijziging in GPP’s circa 90°h van deze wijzigingen maximaal 1 dB bedraagt (dit komt overeen met 63% van het totaal). De gevolgen van het modelleren van de bovenkant aarden baan en de correcties voor schermen en intensiteiten leidt dus niet tot grote veranderingen in GPP bij een groot aantal referentiepunten. Wanneer de wijzigingen in deze beslissing op bezwaar en de initiële waarden (2012) worden vergeleken is duidelijk te zien dat in het algemeen de initieel vastgestelde GPP’s lager waren. Zoals eerder is aangegeven in het primaire besluit is dit een logisch gevolg van het oplossen van conflicten tussen de hoogtedefinities van het spoor ten opzichte van het hoogtelijnenbestand. In onderstaande tabel en grafieken zijn de wijzigingen tussen deze beslissing (BOB) en het primaire besluit (Vigerend) en tussen BOB en initiële vaststelling gegeven in zowel absolute aantallen als procenten. BOB-Initieel BOB-Vigerend dB klass e <- 10 gpp (%) 9W gpp (#) 6 (#) 9W (%) gpp gw gpp 9W (#) (#) (%) (%) 0,0 0,1 7 7 41 0 8 0,0 - - 0,0 12 12 0,0 0,0 0,0 0,0 -6 - -3 -3 -1 -1 - 0,6 -0,6 0,3 -0,3 - 0,1 0 0,1 0,3 0,3 0,6 131 811 1.323 48 702 1.465 0,2 1,4 2,3 0,1 1,2 2,6 119 1.071 1.313 117 1.108 1.445 0,2 1,9 2,3 0,2 1,9 2,5 7.994 8.917 14,0 15,6 5.049 5.588 8,9 9,8 7.680 8.800 13,5 15,4 4.446 5.002 7,8 8,8 17.017 8.982 10.822 10.964 29,8 15,7 19,0 19,2 13.027 5.969 6.023 7.119 22,8 10,5 10,6 12,5 7.690 9.118 13,5 16,0 9.056 10.323 15,9 18,1 - 2.205 2.525 3,9 4,4 4.836 5.413 8,5 9,5 1,0 1 - 3 3 6 2.714 373 3.121 427 4,8 0,7 5,5 0,7 9.993 1.887 223 42 11.564 2.813 407 109 17,5 3,3 0,4 0,1 20,3 4,9 0,7 0,2 100,0 57.050 57.050 100,0 100,0 -10 6 - - 0,6 - - 10 76 110 0,1 0,2 10 -> 7 23 0,0 0,0 57.050 57.050 100,0 6 Tota al Pagina 54 van 58 25,0% 22,5% 20,0% c 8) 17,5% S 8) S 0) 0) 0J 15,0% 12,5% 10,0% 7,5% 5,0% 2,5% 0,0% J JIL ç:, ‘8 Co Co ‘ — ‘:2 (0 ‘•y ‘ n :2’ c 0:2’ ‘ c’ “) 9’ (o ‘r c’ ‘:2 ‘ 1 gw :1 750 (0 Co ‘ 1 gpp ‘ Verandering (dB) Verandering in GPP en geluidwaarden tussen BOB en Initiële vaststelling per veranderingsklasse (waarde gpp). 18.000 16.000 14.000 0. 12.000 10.000 8.000 • 808 6.000 4.000 2.000 0 <52 52-55 55-60 60-65 65-70 70-75 75-80 80-85 GeIuid,kI,,en (dB) Aantal referentiepunten ingedeeld per geluidsklasse op basis van de geluidwaarde. Op basis van de bevindingen van DGMR, M+P en ProRail kan geconcludeerd worden dat het huidige hoogtelijnenmodel een betere afspiegeling is van de werklelijke situatie op en langs het spoor, dat veel akoestisch relevante conflicten zijn opgelost en dat door het foutenherstel inclusief verwerking van bezwaren een Pagina 55 van 58 betere vaststelling van de GPP’s kan worden gedaan op alle referentiepunten. Hierdoor zijn de nu berekende GPP-waarden een meer correcte normering van het geluid langs het spoor. Pagina 56 van 58 8. Beslissing Artikel 1 De beschikking van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 4 juli 2013, kenmerk IENM/BSK-2013/137285, wordt ingetrokken, voor zover die betrekking heeft op de punten, opgenomen in de van deze beschikking deel uitmakende, lijst (bijlage 1). Artikel 2 Partij 1 tot en met 32 zijn ontvankelijk. Artikel 3 De bezwaren van partij 1, voor zover ontvankelijk en van de partijen 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9,10, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 25 , 27, 29, 30, 31, 32 zijn ongegrond. Artikel 4 De bezwaren van partijen: 8, onder 2, 11, onder 2c, 21, onder 1, 22 onder 1, 23 onder 1, 24 onder 1, 26 onder 1, 28 onder 1, zijn gegrond en voor het overige ongegrond. DE DIF iR-GENERAAL MILIEU EN INTERNATIONAAL, drs. C.B.F. Pagina 57 van 58 Publicatie Deze beslissing op bezwaar wordt bekendgemaakt door toezending aan de bezwaarmakers. Van deze beslissing zal tevens kennis worden gegeven door publicatie in de Staatscourant en publicatie op www.centrumpp.nl. Aan de gemeenten waarbinnen wijzigingen in de GPP’s voorkomen zal het besluit tevens worden toegezonden. Bijlage T met de gewijzigde punten is zeer omvangrijk (385 pagina’s op A3formaat) en wordt daarom niet meegezonden met de beslissing. De bijlage zal worden gepubliceerd op www.cetrumpp.nl en kan worden ingezien bij het ministerie van Infrastructuur en Milieu Rechtsbeschermi ng Op grond van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet milieubeheer kan tegen deze beslissing op bezwaar binnen zes weken na de dag waarop deze is bekendgemaakt een beroepschrift worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en tenminste het volgende te bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. vermelding van de datum, het kenmerk en het onderwerp van deze beslissing; d. een opgave van de redenen waarom tegen de beslissing beroep wordt ingesteld. Daarnaast dient bij het beroepschrift een afschrift van deze beslissing te worden meegezonden. Pagina 58 van 58
© Copyright 2024 ExpyDoc