Decir no al estrés! Het effect van het toepassen van de principes van kinderyoga op stress bij kansarme kinderen uit Guatemala Studiegebied Gezondheidszorg Opleiding Bachelor in de Ergotherapie Academiejaar 2013 - 2014 Module Bachelorproef Promotor Johan Vertriest Student Malysse Emilie Woord vooraf Ik wil graag een aantal personen danken, die mij geholpen hebben om deze bachelorproef te realiseren. Om belangrijke informatie te kunnen verzamelen van mijn cliënten, kreeg ik de hulp van het hele team uit Educarte. Eveneens de assistentie van mijn stagementor Eileen was een grote ondersteuning voor mijn bachelorproef. Een woord van dank mag ook niet ontbreken aan Stan Benoot, een ergotherapeut, die mij de nodige feedback heeft gegeven. Als laatste bedank ik graag mijn mama, mijn vrienden en mijn interne begeleider. Ik kreeg hun hulp en hun steun om door te zetten. Emilie Malysse, Kortrijk, 12 augustus 2014 2 Abstract De levensomstandigheden in Guatemala hebben een grote invloed op het fysiek en mentaal functioneren van de inwoners, zowel bij kinderen als bij volwassenen. Een groot deel van de bevolking leeft in slechte omstandigheden, zoals een woning zonder elektriciteit, water en riolering. Ze krijgen ook te kampen met criminaliteit, waardoor de buurten onveilig zijn. Het onderwijs is eveneens niet vanzelfsprekend. Dit alles kan leiden tot negatieve stress, waardoor de kinderen zich niet op een gewone manier kunnen ontwikkelen. In dit onderzoek wordt er nagegaan of de principes van kinderyoga stress kan reduceren. Voorafgaand aan het onderzoek wordt er een vragenlijst afgenomen die meer inzicht geeft op bepaalde aspecten van het kind, zoals het fysiek, emotioneel, mentaal, energetisch lichaam... Door middel van de principes van kinderyoga, verwerkt in verschillende sessies, wordt er geoefend op het juiste gebruik van de ademhaling, een betere concentratie, stimulatie van de zintuigen en ontspanning. Na de sessies wordt opnieuw dezelfde vragenlijst afgenomen om het effect van de principes van kinderyoga te kunnen nagaan. Uit de pré- en postmeting blijkt dat de 5 gekozen cliënten minder fysieke ongemakken ondervinden na het uitvoeren van de kinderyogasessies. Zij ervaren de technieken als rustgevend en ontspannend. De kinderen vinden het bovendien een leuke manier om elkaar te leren kennen en te vertrouwen. Een aanvullend onderzoek is noodzakelijk doordat de steekproef beperkt is. 3 Inhoudstafel Woord vooraf............................................................................................................. 2 Abstract ..................................................................................................................... 3 Lijst met afkortingen ................................................................................................. 6 1. Inleiding ................................................................................................................. 7 1.1. Korte situatieschets ........................................................................................ 7 1.1.1. Guatemala .............................................................................................. 7 1.1.2. Centro Comunitario Educarte ................................................................ 7 1.2. Onderzoeksopzet ............................................................................................ 8 1.3. Literatuurstudie .............................................................................................. 8 1.3.1. Armoede in Latijns- Amerika ................................................................ 8 1.3.2. Problemen die armoede met zich meebrengt ......................................... 9 1.3.2.1. Huisvesting en de omgeving .......................................................... 9 1.3.2.2. Gezondheidszorg ............................................................................ 9 1.3.3. Gevolgen van armoede voor de kinderen............................................... 10 1.3.3.1. Ondervoeding ................................................................................. 10 1.3.3.2. Kinderverwaarlozing ...................................................................... 10 1.3.3.3. Beperkt of geen onderwijs .............................................................. 10 1.3.3.4. Ontwikkelingsachterstand .............................................................. 11 1.3.3.5. Stress .............................................................................................. 11 1.4. Problemen bij de ontwikkeling van een kind in armoede .............................. 12 1.4.1. De ontwikkeling ..................................................................................... 12 1.4.2. Problemen tijdens de ontwikkeling ........................................................ 13 1.4.2.1. Gevolgen van een ontwikkelingsachterstand ................................. 13 1.5. Stress als gevolg van armoede ....................................................................... 14 1.5.1. Wat is stress ........................................................................................... 14 1.5.1.1. Positieve stress ............................................................................... 14 1.5.1.2. Negatieve stress .............................................................................. 14 1.5.2. Wanneer komt een kind in aanraking met stress .................................... 14 1.5.3. Gevolgen van negatieve stress voor kinderen ........................................ 15 1.5.3.1. Samenhang stress en armoede ........................................................ 15 1.6. Ergotherapie en wellnesscoaching ................................................................. 16 1.6.1. Meerwaarde complementaire technieken ............................................... 16 1.6.2. Taak van de ergotherapeut ..................................................................... 16 1.6.3. Canadian Model of Cliënt- Centered Enablement ................................. 16 1.6.3.1. Basiselementen van de ergotherapeutische interventie volgens het CMCE ...................................................................................... 17 1.6.3.2. Samenhang tussen CMCE en complementaire technieken ............ 18 1.7. Complementaire technieken .......................................................................... 20 1.7.1. Principes van kinderyoga ....................................................................... 20 1.7.2. Yoga als therapievorm ........................................................................... 21 1.8. Onderzoeksvraag ........................................................................................... 22 2. Methode ................................................................................................................. 23 2.1. Doelgroep....................................................................................................... 23 2.1.1. Statische gegevens per cliënt ................................................................. 23 2.2. Pre meting ...................................................................................................... 25 2.2.1. Assessment ............................................................................................. 25 2.2.1.1. Vragenlijst ...................................................................................... 25 2.3. Afname assessment ........................................................................................ 25 2.4. Opbouw Yogasessie ....................................................................................... 26 2.4.1. Workshops ............................................................................................. 26 2.4.1.1. Inhoudelijk...................................................................................... 26 2.4.1.2. Individueel/ groep........................................................................... 28 2.4.1.3. Locatie ............................................................................................ 28 2.4.1.4. Frequentie ....................................................................................... 28 2.4.1.5. Duur ................................................................................................ 28 2.4.1.6. Thema’s .......................................................................................... 28 2.4.1.7. Materiaal ......................................................................................... 28 2.5. Post meting .................................................................................................... 29 3. Resultaten .............................................................................................................. 30 3.1. Resultaten pre meting .................................................................................... 30 3.2. Subjectieve bevindingen van de yogasessies ................................................. 31 3.3. Resultaten post meting ................................................................................... 32 3.4. Vergelijking pre- en post meting ................................................................... 33 4. Discussie en conclusie ........................................................................................... 34 4.1. Discussie ........................................................................................................ 34 4.1.1. Terugkoppeling naar de inleiding .......................................................... 34 4.1.2. Bevindingen gedurende het onderzoek .................................................. 34 4.1.2.1. Moeilijkheden tijdens het onderzoek ............................................. 34 4.2. Conclusie ....................................................................................................... 35 Lijst met figuren ........................................................................................................ 36 Lijst met tabellen ....................................................................................................... 36 Referentielijst............................................................................................................. 37 Bijlagen ..................................................................................................................... 39 5 Lijst met afkortingen HDI: The Human Development Report NGO: niet-gouvernementele organisatie ECLAC: Economische Commissie voor Latijns-Amerika en de Caraïben UGMR: Unesco Global Monitoring Report NIH: The National Institutes of Health NCCAM: National Center for complementary and Alternative Medicine CMCE: Canadian Model of Client-Centered Enablement DCD: Development Co-ordination Disorder 1. Inleiding 1.1. Korte situatieschets 1.1.1. Guatemala Tijdens een stageperiode van 15 weken in Guatemala (Vieja) kwam dit onderzoek tot stand. Volgens de meest recente gegevens staat Guatemala op de 116ste plaats in de The Human Development Report (HDI) voor het minst ontwikkelde land van Latijns Amerika, met uitzondering van Haïti. 51% van de Guatemaltekers leeft onder de nationale armoedegrens en lijdt 16% van de bevolking lijdt aan hongersnood (UNDP, 2010). Deze gebrekkige ontwikkeling vormt in dit land niet de grootste problematiek. Ook de veiligheidssituatie is bijzonder zorgwekkend. Zo kent dit land het hoogste moordcijfer ter wereld (UNDP, 2010), waarbij geweld en criminaliteit duidelijk aanwezig zijn (Brands, 2010). Uit een onderzoek van HDI blijkt wel dat er een verbetering merkbaar is op vlak van onderwijs, levensverwachting en inkomen maar toch heeft dit land nog een lange weg af te leggen. Het onderzoek gebeurt in Centro Comunitario Educarte. Dit is een niet-gouvernementele organisatie (NGO) die het sociale leven van de kinderen wil verbeteren aan de hand van onderwijs en kunst door verschillende activiteiten te presenteren. 1.1.2. Centro Comunitario Educarte Het streefdoel van Educarte is om zo veel mogelijk sociale diensten aan te bieden. De organisatie gelooft dat iedereen zich kan ontwikkelen wanneer ze een eerlijke kans krijgen op onderwijs. Educarte bevindt zich in het dorp Vieja dat gelegen is naast de stad Antigua. De inwoners van Vieja leven voornamelijk in armoede waardoor ze weinig kansen krijgen tot onderwijs. De meeste kinderen binnen Educarte leven in moeilijke familiesituaties waardoor ze vaak te kampen hebben met emotionele en ontwikkelingsproblemen. De doelgroep omvat een 70-tal kinderen en hun families. De kinderen kunnen deelnemen aan verschillende programma’s waardoor ze zich expressief kunnen uitleven. Educarte moedigt kinderen en volwassenen aan om zelfstandig en verantwoordelijk te worden voor hun eigen leven. De organisatie wil betere leefomstandigheden voor de ontwikkeling van de kinderen creëren. Hun grootste focus is educatie, voeding, mentaal en fysiek welzijn en vrije meningsuiting. Dit alles is de visie en missie van Educarte. 7 1.2. Onderzoeksopzet Jonge kinderen zijn sterk afhankelijk van hun ouders. Daardoor wordt er dikwijls gedacht dat kinderen geen stress kunnen ervaren. Dit is duidelijk niet het geval aangezien jonge kinderen goed kunnen aanvoelen of hun omgeving veilig of vijandig is. Een gebrek aan geborgenheid zullen jonge kinderen ervaren als stress (Van Der Ploeg, 2013). Wanneer een kind in aanraking komt met stress resulteert dit zich op verschillende aspecten. Lichamelijke klachten zoals buikpijn, hoofdpijn en vermoeidheid is veel voorkomend. Enkele technieken worden gebruikt om deze klachten weg te nemen of te reduceren. Voorbeelden van deze technieken kunnen zijn; ademhalingsoefeningen, progressieve spierontspanning en geleide visualisatie. In deze bachelorproef zal ik enkele vaardigheden toepassen bij Guatemalteekse kinderen die in een armere buurt leven. Eerst en vooral ga ik na wie mijn doelgroep is. Wat zijn de waarden en normen van deze kinderen? In welke omgeving leven de kinderen? Welke mogelijke gevolgen hebben hun levenstijl en de omgeving? Nadien wordt er bekeken of de kinderen uit de organisatie Educarte te maken hebben met stress. Wat kan men afleiden uit de observaties? Heeft stress gevolgen voor de ontwikkeling van het kind? Is stress een gevolg van de armoede waarin ze leven? Waarom is het belangrijk om stress te reduceren? Tot slot wordt er uitgelegd wat kinderyoga kan betekenen als therapie voor stress. Na de literatuurstudie die wordt uitgevoerd, zal ik komen tot een passende onderzoeksvraag. Deze zal ik kunnen toelichten vanuit de voorgaande literatuurstudie. Ten slotte wordt er een bijpassende methode uitgevoerd op de doelgroep. Aan de hand van de aangeboden sessies en de afgenomen assessments kan ik komen tot een eindresultaat. Uiteindelijk wordt alles in discussie gesteld om een conclusie te bereiken. 1.3. Literatuurstudie 1.3.1. Armoede in Latijns-Amerika Het woord armoede is moeilijk te omschrijven. Het kan niet gezien worden als een louter financieel probleem. Armoede is een probleem met verschillende onderdelen. Het is niet alleen weinig of geen geld hebben, maar het betekent ook minder kansen hebben op een goede opleiding, op werk, op een degelijk huis, op een goede gezondheid, enz. De Europese Unie omschrijft armoede als volgt: "armoede is een situatie waarin sprake is van onvoldoende materiële, culturele en sociale middelen, waardoor mensen zijn uitgesloten van een levensstandaard die in de samenleving waarin men woont als minimaal wordt gezien”. 8 “Het is een van de levensomstandigheden met de grootst waarschijnlijke negatieve invloed op het welzijn, de ontwikkeling en de toekomstmogelijkheden van kinderen” (Steenssens, Aguilar, Demeyer & Fontaine, 2008). Uit een rapport van de Economische Commissie voor Latijns-Amerika en de Caraïben (ECLAC) over het ‘Sociale Panorama van Latijns-Amerika’ blijkt dat 31,4 procent van de bevolking in Latijns-Amerika in armoede leeft (Cerulus, 2011). 1.3.2. Problemen die armoede met zich meebrengt 1.3.2.1. Huisvesting en de omgeving De huisvesting in Latijns- Amerika blijft een groot probleem. Zowat een derde van de bevolking leeft in té kleine huizen of appartementen met meerdere personen (drie of meer). Arme families wonen frequent in minder gezonde omstandigheden zoals woningen zonder elektriciteit, water en sanitatie. Bovendien hebben ze minder faciliteiten voor onderwijs en gezondheidszorg. In steden is de kans groot dat arme huishoudens ook in aanraking komen met meer vervuiling en criminaliteit (Houweling, z.j.). De sociale omgeving is eveneens niet aantrekkelijk voor de armen. Tussen de jaren ‘50 en ‘90 werd Guatemala fel getekend door een oorlog. Na het einde van deze oorlog verdween het direct geweld niet, maar nam andere vormen aan. Criminaliteit en georganiseerde misdaad maakte zijn opkomst. Misdaden zoals diefstal, gewapende overvallen, afpersing, kidnapping en moord vormen geen uitzondering in het huidige Guatemala. Het land heeft te maken met één van de hoogste moordcijfers ter wereld met een gemiddelde van 45,2 moorden op 100 000 inwoners, met andere woorden 6000 moorden op jaarbasis. Doordat de regering niet in staat is om genoeg middelen in te zetten zoals politie, blijven deze slechte omstandigheden doorgaan. Zowel de kinderen als volwassenen leven voortdurend in angst, wat voor de kinderen gevolgen kan hebben op hun ontwikkeling. 1.3.2.2. Gezondheidszorg Uit een onderzoek van Drs. M.C. Rots- de Vries, Ir. H.T. Kroesbergen en Dr. L.A.M. van de Goor blijkt dat mensen met een laag inkomen een veel slechtere gezondheid hebben dan mensen met een hoger inkomen. Kinderen afkomstig uit arme gezinnen zijn hiervoor extra kwetsbaar (Rots- de Vries, Kroesbergen & Van De Goor, 2009). 9 1.3.3. Gevolgen van armoede voor de kinderen “Armoede en deprivatie beïnvloeden het welzijn van kinderen zowel direct, via tekort aan economische middelen, als indirect, via druk op het welzijn van de ouders, conflicten en gedwongen aanpassingen in de levenstijl van het gezin” (Vranken, De Boyser & Dierckx, 2006). Hieronder worden de mogelijke gevolgen van armoede voor de kinderen beschreven. 1.3.3.1. Ondervoeding Kinderen uit arme huishoudens hebben een grotere kans op ondervoeding. Armoede en ondervoeding hebben een effect op psycho-sociale en taal-cognitieve ontwikkeling van jonge kinderen. Ondervoeding op jonge leeftijd is een determinant van chronische ziekten, waaronder hart en vaatziekten, op latere leeftijd. 1.3.3.2. Kinderverwaarlozing Één van de oorzaken van kinderverwaarlozing is armoede. Een studie naar de gevolgen van verwaarlozing binnen een groot geboortecohort uit Australië toonde aan dat verwaarlozing resulteert in een beperking van het cognitief functioneren tijdens de adolescentie (Haasnoot, De vries, Mérelle & Van Houten, 2012). Bovendien is er een merkbaar risico op het ontwikkelen van psychische problemen, (zeden)delinquent gedrag en verslaving. Ook is er het gevaar van intergenerationele overdracht, waarbij ouders die zelf zijn verwaarloosd hun eigen kinderen mishandelen. De gevolgen van verwaarlozing voor het individu zijn enorm. (Haasnoot, De vries, Mérelle & Van Houten, 2012). 1.3.3.3. Beperkt of geen onderwijs Uit het Unesco Global Monitoring Report (UGMR) blijkt dat van alle kinderen in de wereld van basisschoolleeftijd kunnen er 250 miljoen niet lezen of schrijven, ook al is een deel van die groep enkele jaren naar school geweest (UGMR, 2012). Indien kinderen de mogelijkheid krijgen om onderwijs te volgen, kunnen ze eveneens geconfronteerd worden met uitsluiting in de maatschappij. Kinderen uit armoede worden op school vaak ervaren als lastig, moeilijk en worden soms te snel opgegeven. Scholing creëert een belangrijke uitweg voor kinderen uit de vicieuze cirkel van deprivatie. Onderwijs helpt bij de ontwikkeling van hun capaciteiten en vaardigheden die nodig zijn om in de toekomst een zelfstandig leven op te bouwen. 10 De schoolparticipatie is lager onder armere kinderen dan onder hun meer welgestelde leeftijdsgenootjes. Het scholingsniveau beïnvloedt weerom beroepsmogelijkheden en inkomensniveau. Er wordt geschat dat elk extra jaar onderwijs in Latijns- Amerika gemiddeld een 10-12 procent hoger inkomen oplevert. 1.3.3.4. Ontwikkelingsachterstand ‘Armoede is een risicofactor voor de gezondheid en goede ontwikkeling van kinderen.’ Indien er geen kansen zijn voor de kinderen op een goede ontwikkeling, is de kans groot op een ontwikkelingsachterstand. De leefomgeving waarin het kind vertoeft, beïnvloedt de manier waarop een kind zich ontwikkelt. Er is een verschil aanwezig bij kinderen die voldoende en adeqaute steun ervaren vanuit hun omgeving en kinderen die weinig steun ervaren. Diegene die geringe steun ondervinden, ontwikkelen minder zelfvertrouwen en vertrouwen in anderen. De kwaliteit van de omgeving is dus essentieel: wanneer een kind opgroeit in een minder adeqaute omgeving, zal het kind minder gestimuleerd of geremd zijn in zijn ontwikkeling. Bepaalde gezinsomstandigheden kunnen een risicofactor zijn met een directe invloed, waardoor een kind negatieve ervaringen opdoet. Deze omstandigheden kunnen verschillend zijn van aard zoals: relatieproblemen/ psychische problemen of een zorgwekkende financiële situatie. Deze toestanden kunnen de responsiviteit van de ouder verminderen en zo de ervaringen van het kind indirect beïnvloeden. Ook kenmerken van de wijdere omgeving kunnen de ontwikkeling negatief beïnvloeden zoals onveiligheid in de buurt. 1.3.3.5. Stress Kinderen die leven in ongunstige omstandigheden, kunnen in aanraking komen met stress. Er is voldoende bewijs vanuit onderzoek dat kinderarmoede constant stress betekent en nefast is voor het brein (Libert, M, 2014). 11 1.4. Problemen bij de ontwikkeling van een kind in armoede 1.4.1. De ontwikkeling Om de ontwikkeling van een kind zo goed mogelijk te laten verlopen komt RiksenWalraven tot een viertal pedagogische basisdoelen die hieronder kort beschreven worden. 1. Bieden van emotionele veiligheid. De omgeving waarin kinderen vertoeven, biedt een veilige basis waar kinderen zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn. Het bieden van een gevoel van veiligheid wordt door Riksen- Walraven gezien als de meest basale pedagogische doelstelling omdat het bijdraagt aan het welbevinden van het kind en omdat een veilig klimaat een voorwaarde is voor het realiseren van de andere pedagogische doelen (Meij, 2011). 2. Gelegenheid bieden voor het ontwikkelen van persoonlijke competentie. Deze omgeving stelt kinderen in staat om hun persoonlijke competentie te ontwikkelen. Het gaat om persoonlijke eigenschappen als veerkracht, impulscontrole, zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit, motivatie, volharding, creativiteit en cognitieve en taalvaardigheden. Hierdoor zijn kinderen in staat om allerlei problemen goed aan te pakken en zich goed aan te passen aan (veranderende) situaties (Meij, 2011). 3. Gelegenheid bieden voor het ontwikkelen van sociale competentie. Het gaat hier om de gelegenheid aan kennis en vaardigheden, zoals het zich inleven in een ander, communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen en oplossen en het ontwikkelen van sociale verantwoordelijkheid (Meij, 2011). 4. Overdragen van waarden en normen. De opvoedomgeving draagt waarden en normen aan kinderen over, waardoor kinderen zich de cultuur eigen maken van de samenleving waarin zij opgroeien (Meij, 2011). Ontwikkeling vindt plaats in interactie met de omgeving. De omgeving van het kind speelt een grote rol bij de kansen die het kind krijgt om de aanwezige mogelijkheden te benutten. Als het niet wordt voldaan aan de voorwaarden die nodig zijn om zich te ontwikkelen, dan is de kans groot dat het kind een ontwikkelingsachterstand oploopt. Enkele belangrijke voorwaarden om tot een goede ontwikkeling te komen zijn veiligheid en vertrouwen, verbaal en non- verbaal contact en een stimulerende omgeving. 12 1.4.2. Problemen tijdens de ontwikkeling Wanneer kinderen in armoede leven, is het moeilijk om de vier voorgaande pedagogische basisdoelen te bereiken. De kinderen leven in nadelige situaties waardoor hun ontwikkeling moeizaam kan verlopen. Er zijn twee begrippen die van belang zijn wanneer we spreken over problemen tijdens de ontwikkeling, namelijk een ontwikkelingsachterstand en een ontwikkelingsstoornis. Het eerste omvat dat het kind slechts weinig afwijkt van het gemiddelede. Het tweede gaat over een kind die erg afwijkt van het gemiddelde, heel erg achter is of anders is dan zijn of haar leeftijdsgenootjes. Doordat arme kinderen in ongunstige omstandigheden vertoeven, spreken we hier over een ontwikkelingsachterstand. 1.4.2.1. Gevolgen van een ontwikkelingsachterstand Problemen met de motoriek hebben een grote invloed op de ontwikkeling van het kind. Indien een kind moeilijkheden ervaart met taken die om motoriek vragen, leidt dit vaak tot traag werken. Vaak zien we ook dat deze kinderen niet goed weten met welke motoriek ze moeten reageren op een situatie. Soms is er ook sprake van concentratieproblemen. Wanneer een kind een motorische achterstand heeft kan dit duiden op dyspraxie of DCD het Development Co-ordination Disorder, in het Nederlands, stoornis in de ontwikkeling van de coördinatie van bewegingen (De Vos, z.j.). Kenmerken die we dan zien zijn: een houterige beweging, moeite met het doseren van kracht (b.v. veel te hard of zacht gooien met een bal), problemen met het starten of stoppen van een beweging op het juiste moment, trillen bij de aanzet tot een beweging, snel verlies van het evenwicht, moeilijk leesbaar handschrift, moeite met tijdsdruk en tragere verwerking van visuele informatie. Maar dyspraxie/ DCD kent vele verschijningsvormen en bij ieder kind kunnen weer andere kenmerken waargenomen worden. Bij het ene kind ligt het probleem vooral bij de taalontwikkeling, bij het andere in de grove motoriek terwijl het derde kind juist moeite heeft met de fijne motoriek en een vierde zich vooral slecht kan concentreren. Dit maakt het moeilijker om de diagnose dyspraxie/ DCD te stellen (De Vos, z.j.). 13 1.5. Stress als gevolg van armoede 1.5.1. Wat is stress? Er worden meerdere synoniemen gebruikt om het begrip ‘stress’ te definiëren zoals angst, conflict, emotionele stoornis, druk, trauma, catastrofe, frustratie, vervreemding enz. Uit het boek ‘stress, vriend en vijand’ wordt het begrip in de volgende definitie gebruikt: “stress is een ernstige verstoring van het evenwicht tussen de eisen die door een bepaalde situatie worden gesteld en de capaciteiten die aanwezig zijn om aan die situatie het hoofd te bieden, terwijl de hantering van deze situatie belangrijke gevolgen heeft. ‘Stressreacties’ slaan op de wijze waarop we met stress omgaan en er het hoofd aan bieden” (Compernolle, 2009). We onderscheiden twee types stress, namelijk positieve en negatieve stress. 1.5.1.1. Positieve stress Stress oefent een grote invloed uit op ons gedrag en ons psychisch functioneren waardoor ons lichaam aanzienlijk kan reageren. Wanneer we stress ervaren, staat ons lichaam klaar voor actie, ons verstand draait op volle toeren, onze zintuigen reageren gevoeliger en onze concentratie is maximaal. Indien het handelt over positieve, kortdurende stress, komen deze aspecten op de voorgrond: toegenomen alertheid, toegenomen concentratie, grotere weerstand tegen pijn, stimulans voor het hart, stimulans van creativiteit, groter uithoudingsvermogen enz. 1.5.1.2. Negatieve stress Als we regelmatig last hebben van stressverschijnselen en wanneer we deze niet het hoofd kunnen bieden, dan worden deze negatief. 1.5.2. Wanneer komt een kind in aanraking met stress? Wanneer kinderen blootgesteld worden aan ongunstige omstandigheden, kunnen ze in aanraking komen met stress. Onder ongunstige omstandigheden verstaan we situaties met weinig persoonlijke aandacht en cognitieve stimulering, slechte voeding, geweld, onrust en conflicten thuis. We spreken van negatieve stress wanneer de stressverschijnselen langdurig optreden. Indien kinderen in armoede leven, ondervinden zij veel gevolgen die eerder in deze bachelorproef vermeld worden. Door deze gevolgen, ervaren de kinderen negatieve stress. 14 1.5.3. Gevolgen van negatieve stress voor kinderen Tabel 1: Hieronder worden enkele negatieve gevolgen in kaart gebracht op verschillende gebieden. Emotioneel - Agressie - Prikkelbaarheid - Slapeloosheid - Zelfverwijten - Schuldgevoel - Gebrek aan motivatie Lichamelijk - Hartkloppingen - Duizeligheid - Hoofdpijn - Buikpijn - Kortademigheid - Diaree - Zweten Motoriek - Spierpijn - Rugpijn - Beven - Stramheid - Spanningshoofdpijn - Tics Verstandelijk - Verstrooidheid - Vergeetachtigheid - Voortdurend piekeren - Taken niet kunnen afmaken Gedrag - Geremdheid - Sociale isolatie - Wenen - Slecht luisteren - Nagelbijten Kinderen die in een stressvolle omgeving leven, ervaren meer chaos en dit leidt aldus niet alleen tot cognitieve gevolgen maar ook lichamelijke. De meest voorkomende klachten zijn buikpijn en hoofdpijn. Veel kinderen hebben last van vermoeidheid. Het komt overigens regelmatig voor dat kinderen gebukt gaan onder meerdere klachten, zoals een combinatie van hoofdpijn en buikpijn. Lichamelijke ongemakken in de kindertijd vormen een niet te onderschatten probleem (Jellesma, 2009). 1.5.3.1. Samenhang stress en armoede Armoede en stress kunnen gelinkt worden met elkaar. Doordat stress gevolgen kan hebben op de gezondheid van het kind, kan dit leiden tot meer armoede. Hoe minder gezond de kinderen zijn, des te groter de kans dat ze ook in armoede opgroeien. Een onderzoeker aan de Oregon State University vindt dat armoede meer stress veroorzaakt. De kinderen hebben een gevoel van hulpeloosheid in hun omgumstige omstandigheden en dragen meer stress dan de ouders. We spreken van deprivatie wanneer jonge kinderen te maken hebben met stressvolle gebeurtenissen of situaties. Alles wat het kind aan zijn emotionele, sociale, fysieke en cognitieve behoeften tegemoet komt, ervaart het kind als bedreigend en stressvol. 15 Wanneer het kind in een situatie terecht komt waar er geen sprake is van geborgenheid, warmte of waardering, maar alleen strenge straffen en afwijzing heersen, vertoeft het kind in een sitautie die stress met zich meebrengt. Kinderen die in armoede leven, hebben te maken met al deze aspecten. 1.6. Ergotherapie en Wellnesscoaching 1.6.1. Meerwaarde complementaire technieken Dankzij het keuzetraject Wellnesscoaching bestaat de mogelijkheid er om als ergotherapeut zich te verdiepen in complementaire technieken. Deze vaardigheden worden aangeleerd om stress te reduceren en leren om ze toe te passen bij verschillende doelgroepen. Binnen deze bachelor worden complementaire technieken toegepast op kansarme kinderen uit Guetamala. Aan de hand van ontspanningsoefeningen, ademhalingsoefeningen, concentratioefeningen, enz. kan stress behandeld worden. De aangeleerde vaardigheden om de stress te reduceren kan zorgen voor een positieve invloed op de kwaliteit van het leven van de cliënten. 1.6.2. Taak van de ergotherapeut De taak van de ergotherapeut wordt verduidelijkt aan de hand van het Canadian Model of Client-Centered Enablement (CMCE) ontwikkeld door Townsend et al (2007). 1.6.3. Canadian Model of Client-Centered Enablement Één van de kerncompetenties van het model is ‘cliëntgecentreerd mogelijk maken van het handelen’. De cliënt staat centraal. Dit is van groot belang tijdens het aanbieden van de sessies. De cliënt wordt optimaal betrokken bij de technieken die worden aangeboden tijdens de workshops. Zo krijgt de cliënt de mogelijkheid om zelfstandig zijn belemmeringen aan te pakken. Het CMCE bestaat uit twee asymmetrische lijnen, die gebogen zijn. Deze asymmetrie staat voor variabiliteit en de mogelijkheden van de verschillende vormen van samenwerken tussen cliënt en professional. 16 Het onderste punt, waar de gebogen lijnen kruisen, is de start van de samenwerking tussen cliënt en ergotherapeut. Het bovenste punt vormt het einde van de samenwerking, beiden gaan verder in verschillende richtingen (Townsend et al, geciteerd door Le Granse, Van Hartingsveldt & Kinébanian, 2007). Figuur 1: Canadian Model of Client-Centered Enablement (CMCE) 1.6.3.1. Basiselementen van de ergotherapeutische interventie volgens het CMCE 1 De basiselementen van de ergotherapeutische interventie worden weergegeven in het CMCE, door middel van rechthoeken van verschillende lengte en kleur. Dit is om aan te geven dat elke cliënt en elke context anders is, daardoor zijn telkens andere elementen prioritair binnen de behandeling. Ze zijn alfabetisch gerangschikt (Townsend et al, geciteerd door Le Granse, Van Hartingsveldt & Kinébanian, 2007). - Aanpassen: het aanpassen van het handelen, activiteiten, de fysieke en de sociale omgeving aan de cliënt, vormt een belangrijk onderdeel van de ergotherapeutische interventie. - Pleiten: de ergotherapeut pleit vanuit het perspectief van de cliënt. Op die manier kan een individuele of sociale verandering gerealiseerd worden. 1 Le Granse, M., Van Hartingsveldt, M. & Kinébanian, A. (2012). Grondslagen van de ergotherapie. Amsterdam: Reed Business. 17 - - - - - - - - Coachen: coachen is met de cliënt samenwerken in een dynamische relatie die erop gericht is dat de cliënt actie onderneemt om zijn doelstellingen en verlangens te realiseren (International Coach Federation, geciteerd door Le Granse, Van Hartingsveldt & Kinébanian, 2011). Samenwerken: de basis van samenwerken is empathie, creatieve communicatie en vertrouwen. De ergotherapeut werkt niet voor de cliënt, maar samen met de cliënt om het handelen te optimaliseren. Consulteren: consulteren bestaat uit luisteren naar verschillende perspectieven van de cliënt en zijn omgeving, eventuele verschillen accepteren en informeren over opties om het handelen of de omgeving aan te passen. Coördineren: de ergotherapeut coördineert acties rond de cliënt en zijn omgeving. Er wordt met verschillende organisaties samengewerkt om het handelen van de cliënt te optimaliseren. Ontwerpen/vervaardigen: de ergotherapeut ontwerpt mogelijkheden om het handelen van de cliënt te optimaliseren. Dit gebeurt op het niveau van de cliënt en zijn omgeving. Kennis overdragen: om veranderingen in het handelen te stimuleren wordt in de ergotherapie het overdragen van kennis en ervaring gebruikt. De cliënt leert vooral door te doen, waarbij de ergotherapeut instructies geeft. Betrokken zijn in: de basis voor een therapeutische relatie is betrokkenheid. De cliënt kan zijn perspectieven en keuzes verwoorden, wat een voorwaarde is voor het veranderen van het handelen. Specialiseren: binnen het gebruik van specifieke technieken in bepaalde situaties werkt de ergotherapeut cliëntgecentreerd. Dit gebeurt door kritisch te blijven reflecteren, de cliënt goed te informeren en te blijven overleggen met elkaar. 1.6.3.2. Samenhang tussen CMCE en complementaire technieken 2 De basiselementen die van toepassing zijn binnen deze bachelorproef zijn aanpassen, coachen, samenwerken, consulteren, ontwerpen en vervaardigen, het overdragen van kennis, betrokken zijn en specialiseren. - Aanpassen: door complementaire technieken aan te passen naar de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt, kan hij deze zelfstandig uitvoeren binnen situaties waarin stress wordt ervaren. 2 Le Granse, M., Van Hartingsveldt, M. & Kinébanian, A. (2012). Grondslagen van de ergotherapie. Amsterdam: Reed Business. 18 - - - - - - - Coachen: binnen een dynamische relatie tussen cliënt en ergotherapeut, ontwikkelt de cliënt vaardigheden om complementaire technieken toe te passen. Gedurende dit proces wordt hij ondersteund door de ergotherapeut. Samenwerken: vertrouwen staat centraal binnen de relatie tussen cliënt en ergotherapeut. Dit bevordert een optimale samenwerking. Op die manier durft de cliënt nieuwe technieken toe te passen en hierover te reflecteren. Consulteren: de ergotherapeut luistert naar de verschillende perspectieven van de cliënt en zijn omgeving, zodat hij hieraan tegemoet kan komen. Op die manier sluit het gebruik van complementaire technieken aan op de wensen van de cliënt en zijn omgeving. Ontwerpen/vervaardigen: wanneer de cliënt moeilijkheden ondervindt tijdens het handelen, veroorzaakt door stress, ontwikkelt de ergotherapeut mogelijkheden om het handelen te optimaliseren. Dit kan door het toepassen van complementaire technieken, zodat stress vermindert en het handelen vlotter verloopt. Kennis overdragen: de ergotherapeut gebruikt eigen ervaringen en kennis om een verandering in het handelen van de cliënt te stimuleren. Daarbij worden gepaste instructies gegeven, zodat de cliënt de complementaire technieken zelfstandig kan uitvoeren. Betrokken zijn in: door een goede relatie tussen cliënt en ergotherapeut, durft de cliënt nieuwe technieken uit te proberen waarbij hij zijn perspectieven en keuzes kan verwoorden. Specialiseren: door het volgen van het keuzetraject Wellnesscoaching, beschikt de ergotherapeut over de vaardigheden om complementaire technieken te vertalen naar de mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. 19 1.7. Complementaire technieken 1.7.1. Principes van kinderyoga Het woord yoga is afkomstig uit het Sanskriet, een oude taal uit India. Als we het woord vertalen in het Nederlands betekent het ‘samen verenigen’. In deze bacherlorproef wordt er gewerkt met kinderyoga. Het is een manier om kinderen bewust te laten worden van hun lichaam en geest. Kinderyoga levert een positieve bijdrage aan de ontwikkeling van: • evenwicht, stabiliteit en zelfvertrouwen door het beoefenen van houdingen; • coördinatie en ritme door de overgang van de ene houding naar de andere; • concentratie door het beoefenen van evenwichtshoudingen en andere concentratiespelletjes; • kalmte en emotionele stabiliteit door ademhalingsoefeningen; • vertrouwen en zelfvertrouwen, yoga is zonder enige vorm van competitie; • creativiteit en inspiratie door visualisaties; • positief denken door gebruik van positieve bevestiging bij de eindontspanning of tijdens de oefeningen. Kinderen hebben al deze vaardigheden nodig om te leren omgaan met hun samenleving waarin ze zich moeten ontwikkelen. Bepaalde competenties moeten ze verwerven tijdens hun ontwikkeling zoals keuzes maken, relaties aangaan, grenzen verkennen. Om dit uit te voeren, moeten ze samenwerken, reflecteren, zich kunnen concentreren en creatief zijn. Het aspect leren wie je bent is daar onafscheidelijk mee verbonden. Alles heeft hier te maken met het ervaren. Kinderyoga is hiervoor een uitstekende middel. Diane Valkenburg en Ellen Pieters van de faculteit bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit in Amsterdam hebben een onderzoek uitgevoerd bij kinderen uit een basisschool. De kinderen uit onder-, midden- en bovenbouw kregen gedurende veertien weken, elke week een yogasessie. Het onderzoek wil antwoord geven op een viertal vragen: • Wat is de pedagogische waarde van kinderyoga, volgens ouders, leerkrachten, de schooldirecteur en de yogadocente? • Wat zijn hun verwachtingen met betrekking tot kinderyoga? Wat zijn de verwachtingen van de kinderen? • Ervaren de betrokkenen veranderingen? Welke ervan schrijven ze toe aan de invloed van kinderyoga? • Op welke manier is kinderyoga volgens ouders, leerkrachten, de schooldirecteur en de yogadocente te implementeren in het basisonderwijs? 20 Uit de resultaten van de leerkrachten bleek dat de oefeningen vaak worden toegepast wanneer er een toetsmoment aankomt en om een rustige sfeer in de klas te krijgen. In de kleutergroepen ondervinden de kinderen niet dat ze yoga doen. Een verklaring zou kunnen zijn dat bewegen met jonge kinderen een natuurlijk onderdeel vormt van het dagritme in de klas. De oudere kinderen geven aan dat ze de yogaoefeningen gebruiken op momenten wanneer ze boos zijn of voordat ze gaan slapen en in een enkel geval voor een spreekbeurt. Meer dan de helft van de ouders neemt een verandering waar bij hun kinderen, hoofdzakelijk ten aanzien van ontspanning. Ook rust en houding worden genoemd. 1.7.2. Yoga als therapievorm Yoga therapie wordt gedefinieerd door de internationale vereniging van yoga therapeuten als het proces in de richting van een betere gezondheid en welzijn door middel van de toepassing van de filosofie en de praktijk van yoga. Yoga is erkend door ‘the National Institutes of Health (NIH), National Center for complementary and Alternative Medicine (NCCAM) als een vorm van CAM in de categorie van de ‘mind-body’ geneeskunde. NCCAM beweert dat de mind-body geneeskunde zich richt op de interacties tussen de hersenen, geest, lichaam en gedrag en op een krachtige wijze waarop emotionele, mentale, sociale, psychische en gedragsmatige factoren een rechtstreekse invloed kan zijn op de gezondheid. Wanneer yoga wordt toegepast bij kinderen zien we dat de therapeutische interventies vaak ondersteunend zijn in plaats van revaliderend doordat hun capaciteiten nog steeds in het proces ontwikkeld worden. Kinderyoga als therapievorm wordt voornamelijk gebruikt bij kinderen met een risico op het ontwikkelen van aandoeningen, en in de academische en behandelings settings met kinderen met de diagnose van aandoeningen van aandacht, angst, depressie en eetstoornissen. Uit het artikel van Jellesma F. Blijkt dat ademhalingsoefeningen, progressieve spierontspanning en geleide visualisatie helpt bij het reduceren van stress klachten (Jellesma, 2009). 21 1.8. Onderzoeksvraag Vanuit deze literatuurstudie kom ik tot de volgende onderzoeksvraag: Wat is het effect van het toepassen van de principes van kinderyoga op stress bij kansarme kinderen uit Guatemala? Hiermee wil ik nagaan welk effect de principes van kinderyoga, die worden aangeboden tijdens de schooluren, hebben op kinderen die in armere buurten vertoeven. 22 2. Methode 2.1. Doelgroep De uitwerking van mijn bachelorproef vindt plaats in Educarte ciudad Vieja in Guatemala. In deze organisatie zijn er twee verschillende klassen waaronder één klas van 17 kinderen met de leeftijd van 3-4 jaar en de andere klas van 10 kinderen met de leeftijd van 5-6 jaar. De specifieke yogasessies worden gegeven aan 5 kinderen die 6 jaar oud zijn. In overleg met de leerkracht worden deze kinderen gekozen aan de hand van bepaalde observaties waarin we zien wie er het meest te maken zou hebben met stress. 2.1.1. Statische gegevens per cliënt Hieronder zijn de gegevens beschreven van de 5 gekozen cliënten. Tabel 2: Gegevens van de 5 geselecteerde cliënten. Initialen (naam): Geslacht: Leeftijd: Achtergrond informatie: Initialen (naam): Geslacht: Leeftijd: Achtergrond informatie: Cliënt 1: J.M.J. meisje 6 jaar - Maya cultuur. - Ouders zijn analfabeet. - Heeft een oudere en jongere zus. - Woont met haar gezin in één kamer in de stad Antigua. - Het gezin heeft zware financiële problemen. - Ze krijgt thuis geen hulp met schoolwerk. Cliënt 2: A.P.G. meisje 6 jaar - Enig kind. - Woont in een golfplaten huis in het dorp San Pedro. - Haar vader werkt als klusjesman en is nooit thuis. - Haar moeder staat in voor haar opvoeding. - Het gezin heeft zware financiële problemen. 23 Initialen (naam): Geslacht: Leeftijd: Achtergrond informatie: Initialen (naam): Geslacht: Leeftijd: Achtergrond informatie: Initialen (naam): Geslacht: Leeftijd: Achtergrond informatie: Cliënt 3: B.F. jongen 6 jaar - Heeft één jongere broer. - Zijn moeder wordt mishandeld door zijn vader. - Zijn vader heeft diabetes. - Zijn moeder is werkloos. - Het gezin heeft zware financiële problemen. - Hij krijgt thuis geen hulp met schoolwerk. Cliënt 4: S.M.J. meisje 6 jaar - Ze heeft één oudere broer en zus. - Haar mama is leerkracht in Educarte. - Ze krijgt hulp thuis in verband met schoolwerk. - Het gezin heeft geen financiële problemen. - Ze woont in een gevaarlijke buurt. Cliënt 5: K.V. jongen 6 jaar - Enig kind. - Zijn moeder heeft de leeftijd van 22 jaar. - Hij woont in een gevaarlijke buurt en mag niet buiten spelen. - Het gezin heeft zware financiële problemen. 24 2.2. Pre meeting 2.2.1. Assessment Mijn gekozen assessment is gebasseerd op de vragenlijst van Mevrouw Dumazy (leerkacht Howest en ergotherapeut) die het algemeen welzijn bevraagt bij kinderen. De 28 vragen zijn gebasseerd aan de hand van 7 luiken: Het fysiek lichaam Het mentaal lichaam Het emotioneel lichaam Het energetisch lichaam Relaties Werk – Vrije tijd Omgeving – Maatschappij In elk luik worden er enkele vragen gesteld hoe het kind zich voelt, zich gedraagt, in welke omgeving het vertoeft enz. (zie bijlagen) 2.2.1.1. Vragenlijst Er wordt gekozen voor deze vragenlijst, omdat de vragen aangepast zijn aan het niveau van de kinderen. Aangezien eveneens de leerkrachten in Educarte laaggeschoold zijn en er geen ergotherapeuten aanwezig zijn is het voor mij vanzelfsprekend om het assessment simpel te houden. Een ergotheapeutische vragenlijst die de stress kan nagaan bij kinderen is er niet te vinden. Een assessment die de stress nagaat zoals het DASS- manuscript is te ingewikkeld om af te nemen bij de kinderen in Educarte. De vragen zijn moeilijk te beantwoorden en treden te diep in detail zoals: Ik had het gevoel dat ik als persoon niet veel voorstel. Ik voelde me somber en zwaarmoedig. Ik was niet in staat om ook maar enig positief gevoel te ervaren. 2.3. Afname assessment Om een assessment af te nemen is het belangrijk om met verschillende aspecten rekening te houden. Het is noodzakelijk om de taal te kunnen spreken en te begrijpen. Daarnaast is de achtergrond van de kinderen eveneens van groot belang. Om de kinderen beter te leren kennen, zijn er de leerkrachten uit Educarte om mij meer kennis bij te brengen. 25 De eerste afname van deze vragenlijst wordt in de 5de week van de bachelorproefstage afgenomen (14/03/14). Er wordt een lokaal uit Educarte gebruikt om het assessment af te nemen. Dit gebeurt individueel. De afname is een mondelinge bevraging van de vragenlijst aangezien de kinderen nog niet kunnen lezen en schrijven. De ondervraging gebeurt in een lokaal waar er weinig afleiding mogelijk is, zodat de kinderen met volle concentratie alles beantwoorden. De vragenlijst is vertaald in het Spaans door een Guatemalteekse leerkracht uit de Zamora school. Er wordt vooraf aan ieder kind uitgelegd wat de bedoeling is van deze bevraging. Samen met het kind worden de vragen overlopen en krijgt het voldoende de tijd om te antwoorden. Er wordt eveneens gebruik gemaakt van een woordenboek wanneer bepaalde zaken onverstaanbaar (onbegrijpelijk) zijn. Iedere leerling krijgt ongeveer 30 minuten de tijdsduur om alles te beantwoorden. Nadat alle kinderen het assessment hebben afgenomen, worden de antwoorden individueel in een tabel geplaats (Pre meting). 2.4. Opbouw yogasessie Nadat het assessment is afgenomen, kunnen de yogasessies beginnen. De resultaten worden gebruikt om de workshops op te stellen. Er wordt rekening gehouden met de noden van ieder individu die door de vragenlijst wordt achterhaald. Er worden yogasessies gegeven om de stress bij kinderen te reduceren aan de hand van verschillende technieken zoals ademhalingsoefeningen, ontspannings en meditatieoefeningen, concentratieoefeningen, viualisatieoefeningen, yogahoudingen, enz. 2.4.1. Workshops Tijdens de voorbereiding van elke workshop worden er zowel groeps- als individuele doelstellingen bepaald. Gedurende elke sessie wordt er naar gestreefd om elke doelstelling te behalen. Wanneer het blijkt dat het onmogelijk is om deze te bereiken, worden ze aangepast voor een volgende sessie. De workshops worden twee maal per week, iedere maandag- en dondernamiddag aangeboden. 2.4.1.1. Inhoudelijk Iedere yoga sessie heeft een bepaald thema met bijhorende titel. Het is belangrijk dat alles mooi verweven is in één les. Daarom is een verhaallijn een handig hulpmiddel en is de intense beleving van de kinderen des te groter. Rond dit thema wordt er een verhaal verteld om de kinderen hun aandacht te trekken. Het is de bedoeling dat elk kind zich kan inleven in het fictie verhaal. 26 Elke sessie wordt opgesplitst in 4 onderdelen om een vaste structuur te hebben. Deze bestaat uit: Introductie thema: Duur: 10 minuten. In dit onderdeel wordt het verhaal omtrent het thema verteld. Het verhaal is fictief en dit wordt eveneens vermeld aan de kinderen. Ze moeten proberen hun voor te stellen dat het verhaal waar is om zo hen te kunnen inleven. Opwarming: Duur: 10 minuten. Tijdens de opwarming worden er bewegingsactiviteiten aangeboden in de vorm van spelletjes zoals chinese voetbal, muizenjacht, balspelen, enz. ... Op die manier kunnen de kinderen hun energie even kwijt zodat ze rustig een yogasessie kunnen starten. De opwarming wordt telkens gelinkt met het thema. Thema uitwerking: Duur: 20 minuten. In dit deel wordt het thema verwerkt. Hier worden telkens enkele yogahoudingen aangeboden in combinatie met een andere soort oefening. Bijvoorbeeld 3 houdingen en een smaakoefening nogmaals in samenhang met de thematiek. Slot: Duur: 10 minuten. Het slot is een moment om rustig de sessie af te sluiten. Primair wordt er een berustende oefening gegeven zoals een visualisatieoefening of tekenen om daarna tot een vertelmoment te komen. Ieder kind krijgt de kans om zijn of haar ervaringen uit te wisselen. 27 2.4.1.2. Individueel/ groep Alle sessies worden aangeboden in groep. Toch wordt er ook individueel gewerkt wordt. Bepaalde oefeningen kunnen eenmaal met twee worden uitgevoerd waardoor dit het vertrouwen in anderen kan stimuleren. 2.4.1.3. Locatie Er is een lokaal beschikbaar binnen Educarte die gebruikt mag worden voor de yogasessies, zowel binnen als buiten. De ruimte is voldoende groot om allerlei oefeningen aan te bieden. 2.4.1.4. Frequentie In het begin van de bachelorproefstage zullen de sessies eenmaal in de week doorgaan. Op die manier kunnen de kinderen kennis maken met de workshops. Vanaf de 4de sessie zullen de workshops 2 wekelijks aangeboden worden. In het totaal zijn er 10 workshops gepland. 2.4.1.5. Duur De duur van één sessie is ongeveer 60 minuten. Langer is moeilijk haalbaar aangezien de kinderen zich niet lang kunnen concentreren. 2.4.1.6. Thema’s Elke yogasessie heeft een bepaald thema die gelinkt wordt met een verhaal. Zo kunnen de kinderen zich inleven in het thema en zijn de oefenigen van de sessie eveneens gebasseerd op het verhaal. Een voorbeeld van een thema kan ‘de zoo’ zijn. 2.4.1.7. Materiaal De organisatie beschikt niet over yogamatjes wat voor bepaalde oefeningen gewenst zou zijn. Andere materialen zoals papier, potloden, stiften, blinddoeken enz. zijn wel aanwezig. Creativiteit en flexibiliteit blijft van belang bij onvoorziene omstandigheden. Materialen die handig zijn bij kinderyoga zoals vingerpoppetjes, mandala’s en muziek heb ik zelf ter beschikking. 28 2.5. Post meeting De tweede en de laatste afname van het assessment zal in de laatste week van de bachelorproefstage doorgaan. Er wordt opnieuwe dezelfde vragenlijst aangeboden zoals bij de eerste afname. Het assessment gebeurt nogmaals mondeling en individueel in dezelfde ruimte. Nadien worden de antwoorden van de eerste en de laatste afname vergeleken in de resultaten. 29 3. Resultaten 3.1. Resultaten pre meting Zoals eerder vermeld bevat de afgenomen vragenlijst 7 luiken die samen 28 vragen inhouden. Het is moeilijk om een percentage te plakken op deze assessment. Om de resultaten te kunnen meten wordt er uit elk luik de belangrijkste vragen uitgepikt die van belang zijn om te zien of het kind te maken heeft met stress. Tabel 3: Hieronder zijn de gegevens van de pre meting in kaart gebracht en wordt alles aangeduid met een ‘X’. Cliënten: Fysiek lichaam - Cliënt heeft dikwijls hoofdpijn: - Cliënt heeft dikwijls buikpijn: - Cliënt is dikwijls ziek: - Cliënt eet niet veel: - Cliënt beweegt niet veel: - Cliënt is niet tevreden met zichzelf: Mentaal lichaam - Cliënt denkt veel na: Emotioneel lichaam - Cliënt voelt zich angstig: - Cliënt is niet veel vrolijk: - Cliënt is veel bang: - Cliënt is veel verdrietig: - Cliënt vindt dat hij/zij nergens goed in is: Energetisch lichaam - Cliënt is dikwijls moe: - Cliënt kan niet goed slapen: - Cliënt kan zich niet goed ontspannen: Relaties - Cliënt heeft niet veel vrienden: School/ Vrije tijd - Cliënt komt niet graag naar school (Educarte) - Cliënt heeft geen hobby’s: Omgeving/ Maatschappij - Cliënt is niet blij met het huis waarin hij/ zij woont: - Cliënt is niet blij met de mensen waarmee hij/ zij samen woont. 1 X X X X 2 X X X X 3 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X 4 X X X 5 X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X 30 Tabel 4: workshops: Workshop Datum Duur Workshop 1 Workshop 2 Workshop 3 Workshop 4 Workshop 5 Workshop 6 Workshop 7 Workshop 8 20/03/14 27/03/14 31/03/14 03/04/14 23/04/14 24/04/14 07/05/14 09/05/14 60 minuten 60 minuten 60 minuten 60 minuten 50 minuten 60 minuten 40 minuten 60 minuten Aantal deelgenomen cliënten 5 5 4 4 5 5 3 5 3.2. Subjectieve bevindingen van de yogasessies Tijdens de voorbereidingen van de eerste workshops werd ervoor gekozen om willigkeurig een aantal deelnemers uit te kiezen. De kinderen werden vooraf ingelicht over de komende yogasessies. De eerste workshops verliepen terughoudend. Wanneer er bepaalde houdingen werden geïntroduceerd , stelden de kinderen geen enkele vragen waardoor de houdingen niet altijd vlot werden uitgevoerd. De taalbarriére was eveneens duidelijk aanwezig. De onderlinge verschillen tussen de kinderen was groot. Het was weleens moeilijk om individueel aan de slag te gaan. Na enkele sessies leken de kinderen te genieten van het samenzijn. Ze hadden geen problemen om met elkaar te spelen en ik had het gevoel dat de kinderen elkaar vertrouwden. 31 3.3. Resultaten post meting Tabel 5: Hieronder zijn de gegevens van de post meting in kaart gebracht en wordt alles aangeduid met een ‘O’. Cliënten: Fysiek lichaam - Cliënt heeft dikwijls hoofdpijn: - Cliënt heeft dikwijls buikpijn: - Cliënt is dikwijls ziek: - Cliënt eet niet veel: - Cliënt beweegt niet veel: - Cliënt is niet tevreden met zichzelf: Mentaal lichaam - Cliënt denkt veel na: Emotioneel lichaam - Cliënt voelt zich angstig: - Cliënt is niet veel vrolijk: - Cliënt is veel bang: - Cliënt is veel verdrietig: - Cliënt vindt dat hij/zij nergens goed in is: Energetisch lichaam - Cliënt is dikwijls moe: - Cliënt kan niet goed slapen: - Cliënt kan zich niet goed ontspannen: Relaties - Cliënt heeft niet veel vrienden: School/ Vrije tijd - Cliënt komt niet graag naar school (Educarte) - Cliënt heeft geen hobby’s: Omgeving/ Maatschappij - Cliënt is niet blij met het huis waarin hij/ zij woont: - Cliënt is niet blij met de mensen waarmee hij/ zij samen woont. 1 2 O O 3 4 O O O O 5 O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O 32 3.4. Vergelijking pre- en post meting Wanneer we de pre- en post meting bestuderen om te vergelijken, zien we dat enkele ‘symptomen/ gevolgen’ van stress verdwenen zijn bij enkele cliënten. In de discussie en wordt er besproken of kinderyoga een effect gehad heeft om stress te reduceren. Tabel 6: Vergelijking pre- en post meting. Cliënten: Fysiek lichaam - Cliënt heeft dikwijls hoofdpijn: - Cliënt heeft dikwijls buikpijn: - Cliënt is dikwijls ziek: - Cliënt eet niet veel: - Cliënt beweegt niet veel: - Cliënt is niet tevreden met zichzelf: Mentaal lichaam - Cliënt denkt veel na: Emotioneel lichaam - Cliënt voelt zich angstig: - Cliënt is niet veel vrolijk: - Cliënt is veel bang: - Cliënt is veel verdrietig: - Cliënt vindt dat hij/zij nergens goed in is: Energetisch lichaam - Cliënt is dikwijls moe: - Cliënt kan niet goed slapen: - Cliënt kan zich niet goed ontspannen: Relaties - Cliënt heeft niet veel vrienden: School/ vrije tijd - Cliënt komt niet graag naar school (Educarte) - Cliënt heeft geen hobby’s: Omgeving/ Maatschappij - Cliënt is niet blij met het huis waarin hij/ zij woont: - Cliënt is niet blij met de mensen waarmee hij/ zij samen woont. 1 X X 2 O X X 3 X X X X X O X X O X X X X O X X O X O X X O X O X X X X X X X X X X X X X 4 5 X X O O O O X X X X X X X X X X X X X X O O O X O X X O X X O O O O X X X O X O X O X O X O X O X O X O 33 4. Discussie en conclusie 4.1. Discussie 4.1.1. Terugkoppeling naar de inleiding Zoals in de inleiding wordt aangegeven, kunnen kinderen stress ervaren wanneer deze in aanraking komen met ongunstige omstandigheden. De vijf geselecteerde cliënten in deze proef ondervinden deze nadelige situaties waardoor ze aldus stress kunnen ervaren. In de praktijk is het niet eenvoudig om te kunnen bewijzen dat het kind wel degelijk aan stress leidt. Er moet worden vermeld dat dit een beperkt onderzoek was met een kleine steekproef. Verder onderzoek zou noodzakelijk zijn om tot een daadwerkelijke conclusie te kunnen komen. 4.1.2. Bevindingen gedurende het onderzoek De sessies verliepen niet altijd even vlot. Doordat de kinderen sterk persoonlijk van elkaar verschilden, was het moeilijk om individueel aan de slag te gaan. Het ene kind kon bepaalde houdingen beter uitvoeren dan het andere kind. Ze leerden om samen te werken en indien nodig elkaar te helpen. Na een aantal sessies was het merkbaar dat de kinderen dichter naar elkaar toegegroeid waren door samenwerking. De deelnemers stonden open om nieuwe ervaringen op te snuiven en om hun lichaam beter te leren kennen. Na een viertal workshops vertelden de kinderen meer over hun gevoelens tijdens de sessies. Het stellen van vragen was eveneens helder zichtbaar. 4.1.2.1. Moeilijkheden tijdens het onderzoek Er waren duidelijke afspraken met de leerkrachten uit Educarte tot stand gebracht. Doorgaans zouden de workshops twee maal per week aangeboden worden, de maandag en de donderdag. Dit was echter niet haalbaar doordat de hoofdverantwoordelijke van de organisatie, telkens onverwacht wou bijeenkomen om te vergaderen. De kinderen kregen yoga oefeningen om thuis te kunnen uitvoeren. Doordat de meeste ouders geen tijd hadden om hun kinderen te helpen, verliep de huistaken moeizaam. Eveneens zijn de ouders van cliënt één analfabeet. 34 De taalbarriére was het grootste struikelblok tijdens dit onderzoek. Wanneer de kinderen niet reageerden op gestelde vragen, was er een kans dat ze de vraag niet hadden begrepen. Eveneens als onderzoeker om de oefeningen in het Spaans uit te leggen was niet vanzelfsprekend. In Guatemala was er geen school- of leerplicht waardoor er een grote kans bestond dat niet alle deelnemers tegelijk konden participeren en waardoor bepaalde cliënten onvoldoende sessies konden bijwonen. 4.2. Conclusie Het is belangrijk om de kinderen een vaste structuur te kunnen geven door de sessies op vastgelegde momenten te laten doorgaan. In Educarte was die niet van toepassing en waren er onvoldoende sessies aangeboden door tijdsgebrek. Eveneens is het soepelder om dezelfde taal te spreken. Indien het kind moeilijkheden ondervindt bij het uitvoeren van een opdracht, is het eenvoudiger wanneer beiden elkaar rechtstreeks begrijpen. Toch kunnen we de conclusie trekken dat de kinderen baat hebben bij het volgen van kinderyoga. Dit zien we wanneer we kijken naar het eerste assessment en deze vergelijken met de laatste. De kinderen kwamen melden, dat ze het een leuke manier vonden om anderen te leren kennen, het eigen lichaam op een speelse manier te bestuderen, nieuwe spelletjes te ontdekken enz. 35 Lijst met figuren Figuur 1: Canadian Model of Client-Centered Enablement 17 Lijst met tabellen Tabel 1: Gevolgen van negatieve stress voor kinderen Tabel 2: Gegevens van de 5 geselecteerde cliënten Tabel 3: Resultaten pre meting Tabel 4: Workshops Tabel 5: Resultaten post meting Tabel 6: Vergelijking pre- en post meting 15 23 30 31 32 33 36 Referentielijst: Kay, C. (2006). Rural poverty and development strategies in Latin America. Journal of agrarian change, 6, nr. 4, pp. 455-508. Armoede in Latijns- Amerika slinkt tergend traag. (2011). Geraadpleegd op 19 juni 2014 via http://vl.attac.be/breve103.html De Graaf, M. & Meij, H. (2011). Effectieve interventies voor jonge risicokinderen. Geraadpleegd op 19 juni 2014 via aanpakkindermishandeling.nl Boer, A. (2013). Huiselijk geweld [Bachelorproef]. Universiteit Utrecht, Departement sociale wetenschappen. Compernolle, T. (2006). Stress, vriend en vijand. Geraadpleegd op 20 juni 2014 via http://books.google.be/books Neel, J. (2013). Poverty & stress. Berkeley Scientific Journal, 18, nr. 1, pp. 42-45. Van Der Ploeg, J. (2013). Bronnen van stress. Geraadpleegd op 19 juni 2014 via http://link.springer.com/chapter/10.1007/978-90-368-0419-6_4 Raaijmakers, S. (2008). Kinderyoga in het basisonderwijs: weet jij wie je bent? Geraadpleegd op 2 juli 2014 via http://jsw-online.nl/jsw/ Van Den Buis, C. (2011). Guatemala en de strijd tegen straffeloosheid [masterproef]. Universiteit Gent, Faculteit politieke en sociale wetenschappen. Van Der Ploeg, J. (2013). Stress bij kinderen: behandeling van kinderen en adolescenten met stress. Nederland: Oegstgeest. Vranken, J., De Boyser, K. & Dierckx D. (2006). Armoede en sociale uitsluiting: Jaarboek 2006. Leuven: Acco. Sociale ontwikkeling kind. (2008). Geraadpleegd op 7 augustus 2014 via http://mens-ensamenleving.nl Groenez, S. & Vandenbroek, M. (2013). De positieve effecten van voorschoolse voorzieningen voor kinderen in armoede. Geraadpleegd op 10 juli 2014 via https://expoo.be Vandezande, N. (2009). Wellnesstechnieken: methode en analyse. Cursus Howest Kortrijk. Moonen, B. (2007). Kwaliteit van leven. Het ontwerpen van een vragenlijst voor mensen met een verstandelijke beperking. Scriptie Universiteit Twente. 37 Libert, M. (2014). Armoede is nefast voor het brein van kinderen. Geraadpleegd op 11 augustus 2014 via http://gentgezondestad.be Haasnoot, M., De Vries, M., Mérelle, M. & Van Houten, M. (2012). Kinderverwaarlozing beter in beeld. Medisch contact, 67, nr. 20, pp. 1-4. Cerulus, L. (2011). Latijns-Amerika brengt armoede naar het laagste peil in twintig jaar. Geraadpleegd op 8 augustus 2014 via http://mo.be/artikel Rots- de Vries, M., Kroesbergen, I & Van De Goor I. (2009). Armoede en gezondheid van kinderen. Geraadpleegd op 8 augustus 2014 via http://landelijkeclientenraad.nl Houweling, T. (z.j.). Levensloop en gezondheid in lage en middeninkomenslanden. Geraadpleegd op 7 augustus 2014 via http://depot.knaw.nl Meij, H. (2011). De basis van opvoeding en ontwikkeling. Geraadpleegd op 10 augustus 2014 via http://nji.nl Voorwaarden voor ontwikkeling. (z.j.). Geraadpleegd op 23 juli 2014 via http://www.trajectwelzijn.nl Jellesma, F. (2009). Stress en lichamelijke klachten bij kinderen. Geraadpleegd op 12 augustus 2014 via http://dare.uva.nl Le Granse, M., Van Hartingsveldt, M. & Kinébanian, A. (2012). Grondslagen van de ergotherapie. Amsterdam: Reed Business. Duportail, L. (2014). Het effect van het toepassen van complementaire technieken op de kwaliteit van leven bij volwassenen met een NAH [bachelorproef]. Hogeschool West Vlaanderen, Departement ergotherapie. 38 Bijlagen Bijlage 1: Assessment (vragenlijst) Bijlage 2: Voorbeeld kinderyogasessie 39 Assessment: Vragenlijst Naam: Leeftijd: Fysiek lichaam 1 Heb je moeite met ? □ 2 □ □ □ □ Heb je dikwijls pijn ? □ Opdracht : cliënt duidt de pijnplek(ken) aan op het bodyscan-figuurtje. 3 Ben je dikwijls ziek ? □ 40 4 Eet je graag ? □ Wat eet je zéééér graag? Wat eet je helemaal niet graag? 5 Doe je aan beweging ? □ Welke bewegingsactiviteiten doe je graag? 6 Ben je tevreden met jezelf ? □ Opdracht : cliënt maakt een zelfportret. Wat vind je het leukst aan jezelf? Wat vind je minder leuk? 41 Mentaal lichaam 7 Denk je veel na ? □ Opdracht : cliënt vult een denkwolkje in met positieve gedachten en een denkwolkje met negatieve gedachten + eventueel inkleuren van de wolkjes. Emotioneel lichaam 8 Hoe voel je je nu ? □ □ 9 □ □ Wanneer voel je je blij? Lach je veel ? Met wat lach je dan ? 10 Wanneer voel je je boos ? Hoe toon je dat je boos bent ? 42 11 Wanneer voel je je verdrietig ? Ween je veel ? Wat doe je dan om jezelf te troosten ? Of naar wie ga je dan om getroost te worden? 12 Wanneer voel je je bang ? 13 Waar ben je zeer goed in ? Waar ben je helemaal niet goed in. Energetisch lichaam 14 Ben je dikwijls moe? □ Waar word je moe van ? 15 Slaap je goed? □ 43 16 Kun je je gemakkelijk ontspannen? □ Waar word je rustig van ? Waar word je nerveus van ? 17 Wat is je lievelingsdier? 18 Luister je graag naar muziek? □ Welke muziek hoor je graag? 19 Wat is je lievelingskleur? Opdracht :cliënt kiest een lievelingskleur uit een doos met kleurpotloden. 20 Opdracht: cliënt voelt aan de verschillende voeldoosjes en kiest zijn/haar favoriete textuur eruit. 21 Opdracht: de belevingscoach blaast een kaarsje uit en doet een wens, de cliënt doet hetzelfde. Nadien worden de gedane wensen in mekaars oor gefluisterd. 44 Relaties 22 Heb je veel vrienden? □ Heb je één beste vriend? 23 Heb je een liefje? Of zou je een liefje willen ? □ Werk - Vrije tijd 24 Kom je graag naar Educarte ? □ Welk werkje doe je het liefst? Welk werkje doe je niet graag? 45 25 Heb je hobbies? Welke ? □ Zijn er nog andere hobbies die je zou willen doen? Verveel je je vaak ? Omgeving – Maatschappij 26 Ben je blij met het huis waarin je woont? □ 27 Ben je blij met de mensen bij wie je woont? 28 Kijk je vaak TV? □ Welk programma zie je het liefst ? 46 Voorbeeld kinderyogasessie Sessie 1: 20/03/14 Bezoek aan de zoo Groep: 5 deelnemers Duur voorbereiding: 10 minuten Duur sessie: 50 minuten Waar: ruim klaslokaal in Educarte 1. Introductie thema (10 minuten) Met zen allen brengen we een bezoek aan de zoo in Guatemala City. We gaan verschillende dieren gaan bezichtigen. - Welke dieren zijn er allemaal aanwezig in een dierentuin? - Welke geluiden maken deze dieren? De zoo in de hoofdstad is heel groot en daarom gaan we ons eerst opwarmen zodat we zoveel mogelijk dieren kunnen zien. 2. Opwarming (10 minuten) Iedereen staat op een rij ver van elkaar. Voor hen liggen er vijf hoepels verspreid. Het doel is om vanaf het startsein zo snel mogelijk 5 maal in en uit de hoepel te springen en daarna door de hoepel te kruipen. Dit moet worden uitgevoerd bij alle 5 de hoepels. Deze opwarming kan een imitatie zijn van een Kangoeroe om zo het thema doorheen de sessie te behouden. 3. Thema uitwerking (20 minuten) Het beoefenen van 3 yogahoudingen: - De leeuw - De giraf - De Gorilla Na de laatste houding van de Gorilla is er nog een smaakoefening. De kinderen zitten in een cirkel met hun ogen gesloten en hun handen open. Ik geef aan ieder kind een stukje banaan. Ze moeten aan het stukje ruiken, voelen, luisteren en proeven. Nadat de banaan beproeft is mogen ze hun ogen terug openen en vertellen wat ze gehoord, geproefd, geroken en gevoeld hebben. 47 4. Slot (10 minuten) Het inkleuren van een mandala (tekening) op rustige instrumentale muziek. 48
© Copyright 2024 ExpyDoc