over gewicht en gezondheid

over gewicht en gezondheid
Els van Thiel
Over gewicht en
gezondheid
Deskundigen over de praktijk en de feiten
wereldbibliotheek · amsterdam
© 2014 Els van Thiel
Alle rechten voorbehouden
Omslagontwerp Karin van der Meer
Illustraties omslag © Shutterstock
Foto auteur © Surya Caglan
nur 740
isbn 978 90 284 2576 7
www.wereldbibliotheek.nl
Inhoud
Voorwoord – De dikke mens als zondebok 7
Er gaat niets boven een zelfverbouwd radijsje 13
Arme mensen zijn dikker 21
Houd toch op over die vrije wil! 33
Wat feministen wel en niet zeggen over obesitas 47
Dikke mensen zijn impulsiever 57
Ik denk, dus ik heb geen trek 69
Je kun je brein beetnemen 77
De emotionele eter en de verborgen verleider 83
Minder zitten, langer leven 95
Het kan veel gezonder dan met de schijf van vijf 107
Zorg op maat 117
Het aardige van kleine stappen 127
Goede bedoelingen en ethische valkuilen 137
Wég met de dictatuur van de weegschaal! 151
Zwaarlijvigheid is van alle tijden 159
Afvallen begint met genieten 167
Literatuur 175
De dikke mens als zondebok
Voorwoord door Inez de Beaufort
‘Elk pondje gaat door het mondje.’ ‘We gaan die mevrouw geen
ivf-behandeling geven voordat ze is afgevallen.’ ‘Ze moeten maar
gewoon betalen voor een extra zitplaats als ze te dik zijn.’ ‘Stuur
ze verplicht naar de sportclub.’ ‘Ze is heel dik, maar wel erg gezellig.’ ‘Zijn buik blubberde echt over zijn broekriem heen, nou, zo
iemand hoef ik niet bij ons in dienst te hebben.’
Dikke mensen zijn sukkels met een bourgondische instelling
die te lui zijn om te bewegen of te lapzwanserig om te koken, en
die liever naar ongezond en smakeloos fastfood grijpen (wat
trouwens wel lastig te combineren is met een bourgondische
instelling – die ferme uitspraak over de kwaliteit van fastfood durf
ik wel aan).
Over dikke mensen wordt veel gepraat, vooral door niet-dikke
mensen. Ze zijn een makkelijk te raken schietschijf voor iedereen
met kritiek, en het is lekker prijsschieten: overgewicht wordt met
schuld geassocieerd (eigen schuld, dikke bult), omdat overgewicht
en obesitas problemen voor de gezondheidszorg en de volksgezondheid opleveren krijgt men ladingen verwijten over vermijdbare schade (het is asociaal) en ten slotte is het sommige mensen
een esthetische doorn in het oog (dik is lelijk). Kortom, dikke
mensen zijn de nieuwe zondebokken aan het leefstijlfirmament.
Ze worden aan de moderne versie van de schandpaal genageld nu
de rokers zich in de hoekjes en gaatjes van de openbare ruimte
hebben verstopt waar ze hun verslaving nog mogen uitleven. Overgewicht en obesitas kun je echter niet verbergen, je kunt niet stiekem dik zijn. Het heeft te maken met je uiterlijk en je uitstraling.
En het begint vroeg, de relatie tot je eigen lichaam en je gewicht.
7
Pluisje en Twiggy
Zoals veel vrouwen heb ik een complexe relatie met mijn gewicht.
En zoals bij veel vrouwen is dat natuurlijk de schuld van een man.
Op een gevoelige leeftijd werd ik verliefd, en hoewel wij toch
zeker vier keer hadden gezoend in het bos, liet hij mij meedogenloos in de steek voor een jongere vrouw (uit twee klassen
lager) met een elfachtige uitstraling. Hij noemde haar Pluisje. Ik
was niet dik, maar ik was ook geen rank elfje. Vermoedelijk mollig (al is dat misschien niets anders dan een aardige manier om
te zeggen dat iemand toch dik is).
Dat was het moment waarop ik mij voor het eerst bewust met
mijn gewicht ging bezighouden. Omdat dat kennelijk belangrijk
was. En dus ging ik, tot wanhoop van mijn moeder, mijn eerste
hongerdiëten volgen. Dat ik daar niet echt veel mooier van werd
is mij vaak gezegd, maar daar luister je niet naar als je in een
heftige concurrentiestrijd met pluisjes bent verwikkeld.
Het was het tijdperk van Twiggy. Zo hoorde je er dus uit te
zien, anders kon je geen minirokjes dragen. Maar de meeste meisjes zagen er niet zo uit en namen dus maatregelen. Waar het mij
nu om gaat is de confrontatie met allerlei normen voor gewicht
waaraan we blootgesteld worden en die ons leven kunnen bepalen. Is bepalen niet een te zwaar woord? Ik denk het eigenlijk niet.
Want als je dikke mensen vraagt hoe ze zijn geworden wie ze zijn,
wijzen ze er vaak op hoe belangrijk hun gewicht altijd is geweest
voor hun identiteit. En dat zij soms al vanaf de kleuterschool als
dik zijn bestempeld. Sommigen hebben zich daar uiteindelijk
misschien zelfs blijmoedig bij neergelegd – ‘Dit ben ik, basta’ – en
hebben een partner gevonden die er niet over zeurde, maar velen
zullen zich, zeker gezien de grote media-aandacht voor overgewicht en obesitas, ofwel de hele tijd schuldig voelen of zich van
het ene dieet in het andere storten.
8
Sherry en eierkoeken
Over dat diëten maak ik me vaak boos. Wanhopige mensen doen
alles om gewicht te verliezen, ook al is de wijze waarop ze dat
proberen ongezond, onrealistisch, onprettig. Ik weet het, de bedenker van het dieet zal je nooit vertellen dat het onverstandig is
om wekenlang op sherry te leven (hoor je nu niks meer over,
maar heb ik ook gedaan, ik meen drie dagen) of om grote brokken vlees te nuttigen, zoals het ook niet verstandig is om ’s ochtends wakker te worden en meteen al hevig te verlangen naar de
eierkoek die je om elf uur als tussendoortje (zo’n typisch dieetwoord) mag.
Mensen doen de gekste dingen om af te vallen. Ze storten zich
in de armen van geldbeluste goeroes, kwakzalvers en ander gespuis, maar het enige effect is dat de rekeningen zo hoog oplopen
dat je ten slotte geen geld meer hebt om gezond eten te kopen.
En ondertussen is onze huidige samenleving zo ingericht dat je
voortdurend geconfronteerd wordt met verleidelijke geuren van
eten. Er zijn eterietjes op elke hoek, koffie-chains die koffies serveren met het aantal calorieën waarop een beetje boer vroeger
zowel het melken als het uitmesten van de stal wel haalde (naar
ik mij heb laten vertellen 600 calorieën, maar dat wil je natuurlijk
helemaal niet weten). Daarnaast bewegen we minder omdat we
urenlang achter de computer en voor de televisie zitten.
Een sedentaire leefstijl en (ernstig) overgewicht zijn ongezond.
Meer kans op diabetes, meer gewrichtsklachten, meer hart- en
vaatproblemen. Er zijn, kortom, volop andere redenen voor het
voorkomen van overgewicht en obesitas dan alleen het uiterlijk.
Maar je wilt dikke mensen niet de stuipen op het lijf jagen, je wilt
ook niet dat ze nog meer gediscrimineerd worden dan ze al worden, en tegelijk wil je toch dat overgewicht beperkt wordt. Het is
heel lastig laveren bij het zoeken naar een oplossing voor dit
complexe probleem.
Eén strategie is om het allemaal Heel Erg Leuk te maken.
­Bewegen doe je in een bos met een heleboel andere mensen,
geïnspireerd door beroemde sporters met een frisse uitstraling
die je niet vertellen hoe het afzien eruitziet maar wel hoe fijn het
9
is om in de frisse buitenlucht al je spieren te voelen. Maar zo’n
strategie doet geen recht aan de complexiteit van het probleem.
De bewustwording van die complexiteit en het besef dat niemand
een simpele oplossing heeft, zijn een eerste belangrijke stap. Elke
strategie om Het Probleem op te lossen zonder dat inzicht is gedoemd te mislukken.
Gewicht en gezondheid
Hoe zou het die Pluisje van toen zijn vergaan? Is ze een dikke
dame geworden die, zoals dat vrouwen soms vergaat door hormonale veranderingen en dankzij onze obesogene samenleving,
haar gewicht heeft zien toenemen tot een paar maatjes meer? Is
ze nog steeds rank en fragiel zodat mannen haar willen beschermen? Hoe zou haar gewicht haar karakter hebben gevormd?
Misschien is ze met een praktische meneer getrouwd en misschien heeft die praktische meneer een embonpoint waar Pluisje
liefdevol naar kijkt wanneer ze weer een verrukkelijke appeltaart
voor hem heeft gebakken. Misschien is ze alleen, en misschien is
ze diëtiste. (‘Volg mijn dieet, dan blijft u altijd zo slank als ik.’) Of
misschien heeft ze iets met een heuse health freak, zo een die
twintig kilometer omfietst op zijn racefiets om gezonde bessen
te halen voor bij de havermout, en die oprecht dol is op taaie
granen met noten en als tussendoortje van die heel zure appels
eet, die zweert bij cranberrysap en quinoa en gestoomde broccoli en wortelpuree en die maar één keer per jaar een ijsje eet
(vruchtensorbet uiteraard). Ze bestaan!
Alleen al door hierover te schrijven krijg ik zin in knisperende broodjes met honing en geitenkaas, en syllabub en chocolademousse met extra slagroom en stukjes chocola en zo’n koffie
met misschien wel 600 calorieën. Misschien mist Pluisje dat ook
wel en heeft ze spijt van haar elfachtige uitstraling en beseft zij
inmiddels dat ook haar relatie met gewicht complex is.
Eén ding is in ieder geval zeker: ons gewicht is belangrijk voor
wie we zijn en hoe we ons voelen en hoe gezond we zijn. Daarover
biedt dit boek boeiende perspectieven. Het bevat veel ‘quotable’
10
uitspraken. De geïnterviewde deskundigen laten zich soms gepeperde uitspraken ontlokken. En alle interviews tezamen geven
een helder beeld van hoe complex het probleem van overgewicht
is. Of je nu Pluisje heet of niet.
Prof. dr. Inez de Beaufort studeerde theologie in Utrecht en promo­
veerde in 1985 aan de Rijksuniversiteit Groningen op een onderzoek
naar de ethische aspecten van medische experimenten met men­
sen. Sinds 1991 is ze hoogleraar medische ethiek aan het Erasmus
­Medisch Centrum in Rotterdam. Ze heeft zitting in tal van nationale
en Europese adviescommissies, waaronder de Gezond­heidsraad en
de European Group on Ethics in Science and New Technologies.
11
Er gaat niets boven een zelfverbouwd
radijsje
Jaap Seidell is hoogleraar voeding en gezondheid aan en
directeur van de afdeling Gezondheidswetenschappen van
de Vrije Universiteit en het VU medisch centrum in Amster­
dam. Daarnaast is hij onder meer lid van de Gezondheids­
raad, voorzitter van het Partnerschap Overgewicht Neder­
land, bestuurslid van het Consortium Integrale Aanpak
Overgewicht (ciao) en bestuurslid van de stichting GO4Kids
(gezonde omgeving voor kinderen). Ook is hij lid en mede­
oprichter van de International Obesity Task Force en lid van
het epode European Network, een effectief gebleken Frans
programma om overgewicht bij kinderen te voorkomen. In
2011 publiceerde hij samen met Jutka Halberstadt het boek
Tegenwicht: Feiten en fabels over overgewicht.
De werkkamer van Jaap Seidell op de VU in Amsterdam ligt op
de vijfde verdieping. Hij komt natuurlijk met de trap. Een beetje
gehaast, want hij staat op het punt naar een wetenschappelijk
obesitascongres in het Amerikaanse San Antonio te vertrekken.
‘Toen ik dertig jaar geleden in Amerika was, vond ik de mensen
daar ontzettend dik. Ze waren toen even dik als wij nu. De cijfers
zeggen dat ook.’
Seidell is een internationaal gerenommeerd onderzoeker op
het gebied van overgewicht en obesitas en een veelgevraagd adviseur van organisaties en overheden in binnen- en buitenland.
Toen hij ooit tijdens een congres in Dallas even de benen strekte,
werd hij prompt door de politie aangehouden. Zijn vergrijp? Hij
had op de weg gelopen. ‘Je móét wel,’ zegt hij, ‘want trottoirs en
fietspaden zijn er niet.’
13
Amerikaanse collega’s die bij hem op bezoek komen, kijken
vaak jaloers naar Nederland, heeft Seidell gemerkt. Een land waar
je nog gemakkelijk kunt fietsen en lopen, waar de porties eten
nog niet zo gigantisch zijn en waar nog relatief vaak gymles wordt
gegeven op school.
Supersize
Zeventig procent van de Amerikanen is te zwaar en niet zo’n
beetje ook. Seidell denkt niet dat het in Nederland die kant op
gaat. ‘Zo doorgeschoten is de situatie hier niet. We zijn toch nog
altijd een fietsend en lopend volk. Nederlanders voelen niets voor
die gigantische supersize porties fastfood en die bekers cola van
een liter of meer. Wij vinden de bekers popcorn in de bioscoop
nu al groot, maar in Amerika zijn het emmers. Amerika is ook
het land waar scholen weliswaar een gezonde kantine moeten
hebben, maar waar onlangs is afgesproken dat pizza als groente
geldt.’
Als de omgeving je aanzet tot eten en beweging ontmoedigt,
wordt het moeilijk om af te vallen en op gewicht te blijven. Daarom
– hij benadrukt het keer op keer – is het zo belangrijk dat we onze
‘obesogene’ omgeving, die overmatig eten uitlokt en bewegingsarmoede bevordert, veranderen in een omgeving die uitnodigt
tot gezond gedrag.
Hoe je dat doet? Begin bij de kinderen, zegt Seidell, zelf vader.
‘Als je kinderen voor de tv zet met een schaal koekjes en een fles
limonade, gaan die geheid op. Laat je de tv de hele dag aan staan,
dan blijven ze zitten. Als er een karaf water staat en een schaal
fruit, gaan die net zo goed op. En als je ze een tuin aanbiedt en ze
een bal geeft, gaan ze buiten spelen. Zo wordt de kiem gelegd voor
later gedrag. Als je als kind gewend raakt aan zoet en vet eten en
aan veel zitten, dan blijf je dat vaak de rest van je leven doen.’
14
Luilekkerland
Op tafel in zijn werkkamer ligt de klassieker Uit het leven van Dik
Trom. De held uit het boek dat Cornelis Johannes Kieviet in 1891
schreef, wordt dik geboren. In die tijd een goed teken. ‘Genen
spelen een rol. De een is gevoeliger voor het ontwikkelen van
overgewicht dan de ander. Dat wil niet zeggen dat je er niks aan
kunt doen, maar dat je nog beter op moet letten dan anderen.’
Ooit, duizenden jaren geleden, was aanleg om dik te worden
een voordeel: wie snel en efficiënt vet kon opslaan, bouwde een
mooie energiereserve op voor slechte tijden. Maar de laatste vijftig jaar leven we in een luilekkerland met een overaanbod aan
eten en weinig noodzaak tot bewegen. Wie wil bewegen, moet
een ferm besluit nemen: ik ga nú sporten.
Seidell heeft ooit samen met een journalist dagboekjes doorgenomen van volwassen vrouwen rond 1930. Daaruit kwam naar
voren dat de maaltijden toen meestal simpel waren: aardappels,
groente en een beetje vlees of vis. Schoonmaken, wassen en
koken gebeurde met de hand en boodschappen deed je te voet of
op de fiets. Vrouwen waren de hele dag druk bezig met het huishouden.
In de jaren tachtig was dat al anders. Toen spendeerden vrouwen gemiddeld twee uur per dag aan de maaltijden. Nu nog
ongeveer twaalf minuten: de tijd die nodig is om de borden uit
de kast te pakken en de magnetron aan te zetten. ‘Niet overal
natuurlijk, maar gemiddeld. In mijn jeugd keken kinderen gemiddeld twee uur per week naar de tv, nu twintig à vijfentwintig
uur. Dat ligt niet aan de kinderen, dat komt door veranderingen
in de maatschappij.’
Al is het probleem in Nederland nog niet zo groot als in Amerika, Duitsland of Engeland, intussen is wel de helft van de Neder­
landers te dik. Voorlichting alléén helpt niet als het aanbod van
verleidelijk voedsel ondertussen blijft groeien. ‘De boodschap is
dan nogal pover: je woont wel in luilekkerland, maar je mag niet
toetasten.’
Alleen een integrale aanpak kan het tij keren: één partij kan
de omgeving niet veranderen, benadrukt hij. Overheid, bedrijfs15
leven, scholen en de zorg moeten er samen werk van maken. De
burger zelf moet zijn best doen en matigen. Dat is moeilijk; daar
is hulp bij nodig. Het huidige zorgstelsel is echter een groot obstakel. Het betaalt pas als mensen veel te zwaar zijn en in een
stadium zijn gekomen dat ze zorg nodig hebben. ‘Het gevolg is
dat de huidige zorg niet aansluit bij de behoeften van mensen met
overgewicht en obesitas. Wat ze bij uitstek nodig hebben – preventieve activiteiten gericht op leefstijlverandering – valt buiten
de Zorgverzekeringswet. Neem een voorbeeld aan autoverzekeraars. Die steken veel geld in het op voorhand beperken van de
schade. Dat zou in de gezondheidszorg ook kunnen. Problemen
als diabetes, hart- en vaatziekten, gewrichtsklachten en slaap­
apneu zie je vaak jaren van tevoren aankomen. Als je goede ondersteuning krijgt, kun je ook als je te zwaar bent nog lange tijd
relatief gezond zijn. En belangrijk: het gevoel houden dat je erbij
hoort en meetelt. Want we leven in een maatschappij die erg
onvriendelijk en veroordelend is ten opzichte van dikke mensen.’
Eenvoudige interventies
Enerzijds te weinig zorg, maar anderzijds te veel zorg. Dikke
kinderen die in groten getale in dure behandelprogramma’s in
ziekenhuizen terechtkomen, zijn Seidell een doorn in het oog. ‘Je
hebt aanleg om dik te worden, je hebt te veel gegeten en te lang
voor de tv gezeten. Ben je dan ziek? Alleen voor een zeer beperkt
deel van die kinderen is gespecialiseerde hulp nodig. Maar ze
gaan allemaal naar het ziekenhuis, want er is een dbc (diagnosebehandelcombinatie) voor en dus vergoeding.’ Hij schetst de
herhaalde gang door het ziekenhuis van ouders en kinderen: ze
krijgen opdrachten, vaak heel verschillende, van de kinderarts,
de ziekenhuisdiëtist, de ziekenhuispsycholoog en de ziekenhuisfysiotherapeut. Vermoeiend en verwarrend, en eigenlijk is het
dan al te laat.
Seidell verwacht meer van eenvoudige interventies dicht bij
huis die de zorg ontlasten in plaats van belasten. In Zweden en
Engeland bijvoorbeeld bleken moeders na een korte instructie
16
heel goed in staat gezonde spelletjes te organiseren. Ook gezinscoaches die ouders tips gaven en mee boodschappen gingen
doen, bleken doeltreffend. ‘Zó ingewikkeld is gezond leven nu
ook weer niet.’ Al horen ziekenhuizen dit niet graag, zegt hij, want
het is strijdig met hun belangen. Hij pleit ook voor cultureel sensitieve oplossingen. ‘Een ggd organiseerde een gratis zwemuur
speciaal voor vrouwen met een allochtone achtergrond. Ze kwamen één keer. Zie je wel dat ze niet gemotiveerd zijn, zeiden de
initiatiefnemers. Toen een slimmerik informeerde wat er aan de
hand was, bleek dat de camera’s in de kleedruimtes het struikelblok waren. Er zat bij de balie een meneer die die camera’s in het
oog hield. Zet dat ene uur een mevrouw bij de balie. Of dek die
camera’s tijdelijk af. Zó eenvoudig zijn obstakels soms uit de weg
te ruimen.’
Het komt erop neer, zegt hij, dat mensen uiteindelijk zélf de
oplossing moeten aandragen voor het probleem van overgewicht.
Ook jongeren weten vaak drommels goed wat er niet in de haak
is en hoe het anders zou kunnen.
Worstelaars en gewichtheffers
In het luilekkerland waarin we leven, stimuleert onze omgeving
ons om meer te eten en minder te bewegen. Terug naar de sobere jaren vijftig is geen optie. Maar gezond gedrag moet weer
heel gewoon worden, betoogt hij. ‘Laat kinderen lekker buiten
rennen en ravotten. En geef ze een glas water als ze dorst krijgen.
Wat vroeger heel vanzelfsprekend was, moet weer in zwang
raken. Er moeten weer verkeersluwe wijken komen, waar speelplekken in ere hersteld worden. Scholen kunnen bijvoorbeeld een
tuinproject opzetten. Kinderen vinden radijsjes doorgaans vieze
dingen. Maar er gaat niets boven een zelf in de schooltuin verbouwd radijsje!’ Maak gezond gedrag niet alleen gewoon, interessant en vanzelfsprekend, maar vooral leuk – dát is de boodschap.
De gedragsverandering volgt dan vanzelf.
Seidell praat met opvallend veel begrip en compassie over
kinderen met overgewicht. ‘Kinderen die veel te zwaar zijn, heb17
ben vaak geen goede conditie. Ze kunnen niet hard rennen, zijn
kortademig en ze worden uitgelachen. Het hakt erin als je nooit
gekozen wordt bij gymnastiek. Een laag zelfbeeld is het gevolg.’
Voordat het zover komt, moet er worden ingegrepen met niet te
dure, wijkgerichte preventieve interventies, die door gemeenten
en zorgverzekeraars gezamenlijk worden aangeboden.
‘Als je te dik bent, ga je niet sporten. Dan blijf je thuis voor de
tv of de pc zitten. Je moet dus programma’s maken die leuk zijn
voor dikke kinderen, waardoor hun zelfvertrouwen groeit. Dikke
jongens en meisjes kunnen vaak heel goed zwemmen, doordat
ze veel spieren hebben. Turkse en Marokkaanse jongens adoreren
worstelaars en gewichtheffers. Topsporters dus, mensen die gezond leven. Ze zijn zwaar, maar gespierd en sterk. Prachtige rolmodellen voor dikke jongens, die vaak ook heel sterk zijn. Organiseer dus sportieve activiteiten waar zij goed in zijn. Van verliezers maak je dan winnaars.’
Hij roept de Olympische Spelen in herinnering, met sporters
in alle soorten en maten. Kogelstoters en discuswerpers zijn
zwaar, maar ze bewegen heel veel en letten op hun voeding. ‘Als
je dik bent, leef je ongezond en als je niet dik bent, leef je gezond,
hoor je vaak. Dat is maar zéér de vraag!’
Gezonde wijken
Weten-willen-kunnen-doen-blijven doen, schrijft Seidell in Tegen­
wicht: Feiten en fabels over overgewicht. Het is een richtsnoer voor
de mens die worstelt met overgewicht. ‘De consument moet de
juiste keuze maken, maar die keuze moet er wel zijn en die moet
ook nog aantrekkelijk ogen, goedkoop zijn en gemakkelijk verkrijgbaar.’ Een taak voor het bedrijfsleven: goede alternatieven
leveren. De voedingsindustrie is een moeilijke partij, beaamt hij.
Want die wil zo veel mogelijk voedsel verkopen. Voedsel dat mensen graag willen, is meestal rijk aan suiker en vet. En je verdient er
meer aan dan aan een komkommer en een onsje rookvlees. Fastfoodrestaurants willen best salades aanbieden, maar sla moet vers
ingekocht en gewassen worden en ziet er gauw verflenst uit. Een
18
hamburger op een plaat mikken is een stuk eenvoudiger. Mensen
vinden het nog lekkerder ook. Waarom zou je dan moeite doen?
Toch is Seidell voorzichtig optimistisch: ‘De voedingsindustrie
begint na te denken over hoe ze haar producten gezonder en
verantwoordelijker kan aanbieden.’
Ook gemeentelijke overheden beginnen schoorvoetend toe te
geven dat het gezonder maken van wijken noodzakelijk is, constateert hij. ‘Het is niet alleen een probleem van de wethouder
van Volksgezondheid, het gaat ook om ruimtelijke ordening,
verkeer, sport, onderwijs en, met het oog op fastfoodrestaurants,
vestigingsbeleid.’
Als het lukt, krijgt iedereen er schik in. Voor kinderen is het
leuker en gezonder. Als wijken verkeersluwer worden, is er minder verkeershinder en minder agressie. Kinderen die samen buiten spelen, helpen de samenhang in de wijk een stap verder. Zo
wordt de wijk aantrekkelijker voor gezinnen met jonge kinderen,
waardoor de huizenprijzen stijgen. En dat is wat gemeentelijke
bestuurders graag zien.
‘Ze gaan beseffen dat zo’n gezonde, florerende wijk veel gunstiger is dan een wijk met het zoveelste leegstaande kantorencomplex
op het allerlaatste plekje groen. Ze komen er ook achter dat het
gezonder maken van wijken niet alleen geld kost, maar ook geld
oplevert.’
Geen quick fixes
Hij vergelijkt het lot van dikke mensen met dat van rokers. ‘In
mijn jeugd deelden mijn ouders sigaretten uit aan de visite. Ik
kleide elke Vaderdag een asbak voor mijn vader. Roken was volkomen geaccepteerd. Tegenwoordig zijn rokers verbannen naar
tochtige portieken op straat. Mensen met overgewicht zijn nu aan
de beurt. Ze kosten de maatschappij veel geld met hun diabetes
en hart- en vaatziekten. En dat hebben ze aan zichzelf te wijten,
wordt ze ingepeperd. Het is maar zeer de vraag of overgewicht
mensen werkelijk aan te rekenen is. Voor een deel, een zéér beperkt deel. Het ontstaan van overgewicht is veel ingewikkelder
19
dan ieder-pondje-gaat-door-het-mondje.’ En daar komt dan nog
de zorg bij die niet aansluit bij de behoefte. ‘Een patiënt die te
zwaar is en last van zijn knieën heeft, krijgt van zijn huisarts te
horen dat hij moet afvallen. Hij gaat eens op internet rondkijken
en koopt een boek van een dieetgoeroe. Maar die diëten zijn niet
vol te houden. Dokter Frank wil bijvoorbeeld dat je ’s morgens
venkel met hüttenkäse klaarmaakt… Dat is vragen om moeilijkheden. Gedragsverandering is alleen vol te houden als die past
bij je levensstijl.’
Hoe moet het dan wel?
‘Quick fixes bestaan niet. Overgewicht heeft te maken met je
leefwijze en dus met de keuzes die je maakt. Ik zie nog de moeder
in de supermarkt voor het schap met ingeblikte groenten staan
terwijl wij, de deskundigen, haar vertelden dat ze verse groenten
voor haar kinderen moest klaarmaken. “Waar moet ik de tijd
vandaan halen?” vroeg ze. “En hoe moet ik die groenten klaarmaken? Die lusten ze bij ons niet.” Dat zijn obstakels van formaat.
Adviezen, vooral van wetenschappers of overheid, worden als
betuttelend ervaren. Mensen moeten zélf kiezen, zelf een oplossing bedenken die past bij hun gezin, hun sociale leven, hun cultuur en hun portemonnee. En bij wat ze leuk en lekker vinden.
Maar daar moeten ze wel praktische hulp bij krijgen.’
Tips
• Pas je gedrag blijvend aan.
• Eet gezonder en beweeg meer.
• Probeer vijf à tien procent van je lichaamsgewicht te verliezen.
20