prof. mr. M.J.A. van Mourik Notitie betreffende Circulaire Wapens en Munitie 2014 Een eerste kennisneming van de nieuwe circulaire brengt mij tot de volgende opmerkingen: 1. Ook schietverenigingen die niet zijn aangesloten bij de KNSA – alsmede individuele leden -kunnen verlof krijgen tot het voor handen hebben van wapens en munitie. Ook de VBG hoeft dus geen lid van de KNSA te zijn. 2. Aan de Gilden wordt in de circulaire geen woord besteed. Zij worden blijkbaar beschouwd als verenigingen die de schietsport beoefenen. Dat dit een bijkomstige activiteit is doet niet ter zake. Een schietvereniging (gilde) of een lid daarvan kan verlof krijgen de schietsport te beoefenen. 3. Het voorhanden hebben van wapens mag geen gevaar opleveren voor de beoefenaar van de schietsport, de openbare orde en de veiligheid. Voor het verlenen van het verlof moet een redelijk belang bestaan bij het voorhanden hebben van wapens en munitie. Het beoefenen van de schietsport kan een redelijk belang vormen. (B 2.1 en 2.2) 4. Een verenigingsverlof wordt alleen verleend na certificering door de KNSA. De minister is bevoegd de certificerende instantie aan te wijzen en kiest voor de KNSA (koepelorganisatie). Het is ongewenst dat individuen de schietsport beoefenen buiten een gecertificeerde vereniging. (B 2.1) 5. Een individu, al dan niet lid van een gilde, dat een eigen wapen voorhanden heeft, moet zijn gecertificeerd. 6. Bijzondere aandacht verdient uiteraard het gebruik van verenigingswapens binnen de schietvereniging (i.c. gilde). Voor de leden van de schietvereniging (gilde) die enkel met verenigingswapens schieten (zoals de meeste gildebroeders en -zusters) is certificering niet vereist. De vereniging - het gilde - moet worden gecertificeerd door de KNSA. Bij de uitgifte en het gebruik van verenigingswapens en munitie dienen bepaalde voorschriften in acht te worden genomen (B 2.2.2.). 7. Ook ‘promotieactiviteiten en introducés’ hebben de aandacht van de CWM. ‘Incidenteel’ – ‘in het kader van de promotie van de vereniging en de schietsport ‘- mogen geïnteresseerden in de gelegenheid worden gesteld met de schietsport kennis te maken. Hier kan gedacht worden aan burgerkoningschieten e.d. De CWM verlangt in dit verband dat voldaan wordt aan nader omschreven voorschriften (B 2.2.5). Deze voorschriften passen niet bij het gildewezen. Het gaat over ‘schietbanen’ en over (te) veel administratieve rompslomp. 1 NB: De NBFS zou het standpunt kunnen innemen dat deze regeling gelet op haar inhoud niet van toepassing is op gilden. Deze geven de wapens en munitie ook niet uit handen tijdens het burgerschieten en stellen ze dus niet ‘ter beschikking’ bij dit soort (promotie)activiteiten. 8. Het toezicht op de gecertificeerde verenigingen - en op gecertificeerde individuen met een eigen wapen - geschiedt door de politie. (B 9) Enige praktische conclusies: (1) Noch de VBG noch een Gilde hoeft lid te zijn van de KNSA. (2) De vraag rijst welke taak nu nog voor de VBG is weggelegd. Wat heeft het lidmaatschap van de KNSA nog voor zin? Zie (3) en (4). (2) Ieder Gilde dat de schietsport beoefent moet daartoe verlof hebben en gecertificeerd worden. Dat geldt niet voor de leden die enkel in verenigingsverband schieten met verenigingswapens. De KNSA kan niet eisen dat een Gilde lid wordt van de KNSA. (3) Het ware wenselijk dat Gilden die aangesloten zijn bij de NBFS automatisch gecertificeerd zijn. Dat zou veel rompslomp voorkomen. De NBFS zou in dit opzicht als koepel kunnen functioneren. Die koepelfunctie zou ook kunnen worden vervuld door VBG, als verlengstuk van de NBFS. (4) Omdat thans de gilden als zodanig niet gecertificeerd zijn maar de VBG wel, is het belang van de leden van de VBG ermee gediend de VBG haar lidmaatschap van de KNSA niet vóór 1 januari 2015 opzegt. Tevoren kan in NBFS-verband beleid worden ontwikkeld. Zie ook hierboven onder 7. Ravenstein, 4 juli 2014 Martin Jan van Mourik 2
© Copyright 2024 ExpyDoc