UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Crisiscommunicatie via sociale media: een experimenteel onderzoek naar de effecten van reactie ‘valence’ en aantal ‘likes’ bij reacties, op postcrisis reputatie en virale gedragsintenties. Wetenschappelijk artikel aantal woorden: 9953 EVELINE NEIRINGS MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT PROMOTOR: PROF. DR. CAUBERGHE COMMISSARIS: SANDER DE RIDDER ACADEMIEJAAR 2013 – 2014 1 2 3 Dankwoord Dit werk staat symbool voor discipline en uithouding, maar ook voor het botsen tegen een aantal grenzen, het leren loslaten en aanvaarden dat perfectie niet bestaat. Dit proces was dan ook niet gelukt zonder een aantal belangrijke mensen, aan wie ik deze masterproef dan ook graag wil opdragen. Als eerste bedank ik mijn promotor professor Cauberghe voor de begeleiding, tips en ideeën wanneer die bij mij even ontbraken. Ik kreeg de kans om te werken rond crisiscommunicatie en sociale media, een recent onderwerp, wat het ook interessant maakte. Ook wil ik iedereen bedanken die de tijd nam mijn vragenlijst in te vullen en de vele mensen die de link doorstuurden en deelden. Zonder jullie was dit onderzoek niet mogelijk. Daarnaast wil ik mijn lieve vrienden Annelore, Riemer en Jannes bedanken voor het kritisch nalezen, voor de steun en de peptalk wanneer ik het nodig had. Jullie zijn top! In het bijzonder wil ik mijn mama, Annick Besbrugge, bedanken voor alle emotionele en financiële steun tijdens mijn vijfjarige studieperiode en voor de kans die ik heb gekregen om na mijn bacheloropleiding nog een master te behalen. Als laatste bedank ik graag mijn allerliefste Sean Van Ryzeghem voor het photoshopwerk en nalezen, maar vooral voor al het geduld, begrip en onvoorwaardelijke steun tijdens mijn studies. Aan mijn lieve vrienden, Julie in het bijzonder, bedankt voor de hulp, het samen thesissen, het klaarstaan voor een babbel, een ontspanningsavondje ... Ik haal mijn sociaal leven in vanaf nu :-)! 4 5 Abstract Most of the prior research was focused on effective crisiscommunication by the spokesperson to minimize reputational damage (e.g. Coombs & Holladay, 2006). However, crisiscommunication has transformed to many-to-many communication, by which the public uses their voice to support or damage the firm (Hiltz, Diaz & Mark, 2011). Although prior research has shown that electronic word-of-mouth has the ability to influence consumer’s attitudes and behaviour (e.g. Cheung, Lee & Robjohn, 2008), the former hasn’t been explored in the field of crisiscommunication through Facebook. The current study fills this gap by investigating how the public could frame the crisis by posting or liking comments on a crisis statement. The effects are determined on organisational reputation and viral behavioural intentions. An experiment with a 2x2 between subjects design, in which we manipulated comment valence (positive or negative) and number of likes next to these reactions (high or low), was conducted among 210 Flemish participants. The results indicate that comment valence has an impact on post crisis reputation, through which positive reactions result in a better reputation perception. Adding a high number of likes does not have any strengthening effects on this finding. Further, positive comments lead to higher intentions of liking and sharing. This effect is mediated by usefulness of the information, explained by the positivity effect. The interaction-effect of comment valence and likes shows a tendency of positive comments with a high number of likes leading to higher intentions of liking and sharing, although the t-test was not significant. Contrary to the expectations, negative comments with few likes lead to a higher sharing intention, for which further research is necessary. Lastly, when the participants are asked how positive or negative they would react on a statement, the valence of their reactions appears to be influenced by the valence of the initial reactions. Key words: crisiscommunication, social media, audience framing, comments and likes, social influence 6 7 Inhoudstafel INLEIDING .............................................................................................................................. 10 LITERATUURSTUDIE ............................................................................................................ 12 1. Crisiscommunicatie en sociale media ............................................................................ 12 2. ‘Framing’ door het publiek ............................................................................................... 13 3. Sociale beïnvloeding......................................................................................................... 13 4. ‘Valence’ van reacties en hoeveelheid ‘likes’ ................................................................. 14 4.1 ‘eWOM’ en reactie ‘valence’.............................................................................................. 14 4.2 Hoeveelheid ‘likes’............................................................................................................. 15 5. ‘Valence’ reacties, hoeveelheid ‘likes’ en postcrisis reputatie ..................................... 15 5.1 Organisatiereputatie .......................................................................................................... 15 5.2 Invloed van ‘valence’ van reacties op reputatie................................................................. 15 5.3 Interactie-effect reactie ‘valence’ en hoeveelheid ‘likes’ op reputatie................................ 16 6. ‘Valence’ reacties, hoeveelheid ‘likes’ en virale gedragsintenties ............................... 16 6.1 Virale gedragsintenties...................................................................................................... 16 6.2 Invloed van ‘valence’ van reacties op virale gedragsintenties........................................... 17 6.3 Mediatie-effect van bruikbaarheid ..................................................................................... 17 6.4 Interactie-effect reactie ‘valence’ en hoeveelheid ‘likes’ op virale gedragsintenties......... 17 6.5 ‘Valence’ eigen reactie ...................................................................................................... 18 METHODE .............................................................................................................................. 19 1. Design en stimuli............................................................................................................... 19 2. Participanten...................................................................................................................... 21 3. Procedure........................................................................................................................... 21 4. Meetschalen....................................................................................................................... 21 RESULTATEN ........................................................................................................................ 23 1. Pretest ................................................................................................................................ 23 2. Manipulatiecheck .............................................................................................................. 24 3. Hypothesen........................................................................................................................ 24 CONCLUSIE EN DISCUSSIE................................................................................................. 30 BEPERKINGEN EN VERDER ONDERZOEK ........................................................................ 33 LITERATUURLIJST................................................................................................................ 35 BIJLAGEN .............................................................................................................................. 41 Bijlage 1: outputs pretest ..................................................................................................... 42 Bijlage 2: vragenlijst ............................................................................................................. 44 Bijlage 3: demografische variabelen ................................................................................... 55 Bijlage 4: ‘reliability analysis’ meetschalen........................................................................ 56 Bijlage 5: manipulatiecheck ................................................................................................. 60 Bijlage 6: hypothesetesten................................................................................................... 63 8 9 Inleiding Vandaag wordt een organisatie steeds vaker geconfronteerd met onverwachte crisissen, van geruchten tot voedselbesmetting, met veelal materiële en immateriële consequenties tot gevolg. Na een crisis is het belangrijk om op een snelle en adequate manier te reageren en dit via verschillende kanalen (Stamsnijder, 2002, p. 3). Een effectieve en professionele crisiscommunicatie kan hierbij de schade aan het reputationeel kapitaal van de organisatie aanzienlijk beperken (Coombs, 2007). Sinds lange tijd worden wetenschappelijke onderzoeken gedaan rond crisiscommunicatie. Zo bepaalt de ‘situational crisis communication theory’, via de crisisverantwoordelijkheid, voorgaande reputatie en crisisgeschiedenis, de geschikte communicatiestrategie (Coombs, 2007). Daarnaast blijkt bij een ernstige crisis een ‘stealing thunder’-techniek, waarbij de organisatie als eerste communiceert, favorabel en spelen empathie en ‘framing’ (emotioneel of rationeel) een rol bij het communiceren na een crisis (Claeys, 2012; Liu & Kim, 2011; Veil, Buehner & Palenchar, 2011, p. 112). Recent is er meer aandacht voor het medium dat wordt gebruikt tijdens de postcrisisfase. Door de groei van het web 2.0 kennen de meeste crisissen een online component. Hierbij wordt de laatste jaren een belangrijke rol toegekend aan sociale media (Utz, Schultz & Glocka, 2013, p. 40). Tijdens een crisis gaat het publiek immers meer gebruik maken van dit nieuwe medium (Pew Internet & American Life, 2006). Daarnaast kunnen sociale media betrouwbare informatie op een snelle en persoonlijke manier overbrengen naar de massa (Freberg, 2012, p. 416) en zijn ze interactiever dan traditionele media (Schultz, Utz & Göritz, 2011, p. 20). Praktijkvoorbeelden zoals de Nestlé-case waarbij mensen via Facebook kritiek uitten op het gebruik van palmolie in chocoladerepen ‘KitKat’, tonen de nood aan kennis over sociale crisiscommunicatie. De manier van communiceren in het nieuwe sociale media tijdperk wordt namelijk aanzienlijk uitdagender (Zhao, Wang, Wei & Liang, 2013, p. 485). Voorgaande onderzoeken rond crisiscommunicatie en sociale media focusten zich op verschillen tussen traditionele en sociale media, het exponentiële gebruik van Twitter tijdens een crisis, de aangehaalde onderwerpen tijdens een crisis en de geloofwaardigheid, aanvaarding en emoties bij crisisboodschappen door het bedrijf of consumenten via sociale netwerksites (Byrd, 2012; Freberg, 2012; Liu & Kim, 2011; Schultz, Utz & Göritz, 2011; Terpstra, Stronkman, de Vries & Paradies, 2012). Ook werd het belang van blogs als relatiemanagementtool na een crisis aangetoond gezien het de perceptie van crisisernst zou verminderen (Sweetser & Metzgar, 2007). Hoewel communicatiemanagers het belang van sociale media als primaire crisiscommunicatietool erkennen (Veil e.a., 2011, p. 120), is er een duidelijke hiaat in wetenschappelijke literatuur rond de effecten van de integratie van een crisisstatement van de woordvoerder met daarbij interacties van Facebookgebruikers. Die interactie zorgt immers voor een online spiraal van ‘wordof-mouth’. Het huidig onderzoek biedt dan ook een verrijking voor de literatuur inzake sociale media na een crisis en de effecten van enkele specifieke kenmerken van Facebook, de reactie ‘valence’ (positieve of negatieve reacties) en hoeveelheid ‘likes’. Ook wordt de literatuur rond ‘electronic word-of-mouth’ met die van crisiscommunicatie en sociale beïnvloeding gecombineerd. Het biedt een perspectief waarin het publiek, naast de organisatie, via sociale media de crisis mee gaat ‘framen’. Daarnaast biedt het huidig onderzoek een verbredend inzicht voor de crisiscommunicatiemanager. 10 In dit onderzoek wordt een 2 (hoeveelheid ‘likes’: hoog versus laag) x 2 (‘valence’ reacties: positief versus negatief) design gebruikt. Bijgevolg is de centrale vraag hoe het publiek de crisis via Facebook mee kan ‘framen’ door reacties te posten (positief of negatief) en deze veel of weinig te ‘liken’. Om deze vraag te beantwoorden, onderzoeken we twee deelvragen: • • Welk effect hebben reacties op een crisisstatement van de woordvoerder en ‘likes’ op die reacties via Facebook op de postcrisis reputatie van een bedrijf? In hoeverre heeft het statement met aangesloten reacties en ‘likes’ een invloed op virale gedragsintenties van mensen (intentie om te ‘liken’, delen, reageren)? Dit wetenschappelijk artikel start met een literatuurstudie. Daarop volgt de methodesectie waarin het design, de stimuli, participanten, procedure en meetschalen worden uitgelegd. In de resultatensectie worden de pretest, manipulatiecheck en analyse van de hypothesen besproken. Om te eindigen volgt de discussiesectie met het besluit, praktische implicaties, beperkingen en aanzet tot verder onderzoek. 11 Literatuurstudie 1. CRISISCOMMUNICATIE EN SOCIALE MEDIA Crisissen zijn onverwachte gebeurtenissen die gepaard gaan met een hoge onzekerheid en die een organisatie en haar reputatie bedreigen (Seeger, Sellnow & Ulmer, 1998, p. 233). Naargelang de verantwoordelijkheid die wordt toegekend aan het bedrijf kunnen deze crisissen in drie clusters worden onderverdeeld: het slachtoffer -, het accidentele - en het vermijdbare cluster. Binnen elk cluster passen verschillende types crisissen zoals de productschade crisis die vermijdbaar is door de organisatie waardoor een hoge verantwoordelijkheid wordt toegewezen (Coombs, 2007). De productschade crisis door een menselijke fout, waarbij producten zoals voeding schadelijk zijn en waardoor een terugroeping noodzakelijk is, heeft negatieve effecten op het imago bij de consument en leidt tot een daling in verkoop en marktaandeel. Consumenten blijken erg gevoelig aan het idee een product aan te schaffen dat geen zekerheid of veilig gevoel biedt (Laufer & Coombs, 2006, p. 379381). Dit negatief gevoel is nog sterker bij vrouwen dan mannen (Laufer & Gillespie, 2004). Gezien de ernst en gevolgen van zo’n crisis is een snelle en effectieve crisiscommunicatie belangrijk. Een decennium geleden werd na een crisis voornamelijk gebruik gemaakt van ‘oneto-many’ communicatie. Een persconferentie werd snel georganiseerd, een persartikel werd geschreven en verspreid via traditionele media. Het gebruik van nieuwe media zoals de website van de organisatie was bijzaak (Byrd, 2012, p. 242). Vandaag worden deze traditionele vormen nog steeds gebruikt, maar zijn ze ondergeschikt aan de interactieve sociale media (Gonzalez-Herrero & Smith, 2008, p. 144). ‘Sociale media’ is de overkoepelende benaming voor online communicatiekanalen die de uitwisseling tussen mensen virtueel mogelijk maken, zoals blogs, ‘content communities’ en sociale netwerksites (Kaplan & Haenlein, 2010, p. 60). Facebook vormt één van de grootste sociale netwerksites met meer dan 900 miljoen gebruikers (Utz e.a., 2013, p. 40). Naast traditionele media zoals kranten die gebruik maken van Facebook en Twitter voor het communiceren van gebeurtenissen, zijn sociale netwerksites een belangrijk instrument voor de organisatie in crisis (Jordan-Meier, 2011, p. 11). Het creëert de mogelijkheid om via de Facebookpagina van het bedrijf een relatie op te bouwen met stakeholders en om tijdens een crisis snel met hen te communiceren (Fischer & Reuber, 2011; Shankar & Malthouse, 2007). Hierdoor is een overgang merkbaar van (crisis)communicatie die aangeboden en gecontroleerd wordt door PR professionals naar ‘many-to-many’ platformen waarbij het publiek wordt betrokken en men rekening houdt met hun input (Hiltz, Diaz & Mark, 2011, p. 2). Stakeholders zijn bij deze media op zoek naar informatie met een menselijke stem in plaats van boodschappen van de organisatie op een formele toon (Gonzalez-Herrero & Smith, 2008, p. 144; Kelleher, 2008). Ze gebruiken sociale media tijdens en na een crisis om informatie te zoeken en te delen, zich emotioneel te uiten, zich begrepen te voelen of om een oplossing te eisen (Choi & Lin, 2009; Liu e.a., 2011). Deze verschuiving brengt enerzijds enkele voordelen met zich mee. Zo wordt het voor de organisatie in crisis mogelijk om op een efficiënte manier te communiceren met de heterogene getroffen bevolking (Hiltz e.a., 2011, p. 2). Daarnaast verloopt crisiscommunicatie sneller, interactiever en is de conversatie toegankelijker (Kent, Taylor & White, 2003). Ook zou een transparante, eerlijke en duidelijke communicatie via sociale media de reputatie en loyaliteit op lange termijn positief 12 beïnvloeden (Byrd, 2012, p. 244; Kaplan & Haenlein, 2010, p. 67). Door de mogelijkheid om een persoonlijke relatie op te bouwen met de stakeholders kan de reputatieschade geminimaliseerd en het herstel gemaximaliseerd worden, gezien betrokken stakeholders zelfs in crisistijden een aanmoedigende houding hebben tegenover de organisatie (Byrd, 2012, p. 242-250; Gonzalez-Herrero & Smith, 2008, p. 147). Als laatste zouden gebruikers van sociale media een lager niveau van crisis percipiëren dan mensen die enkel blootgesteld zijn aan traditionele media (Liu & Kim, 2011, p. 233). Anderzijds zorgen sociale media ervoor dat de controle over de conversatie niet meer in handen is van de organisatie, gezien stakeholders zelf de discussie kunnen inleiden of versterken. Daarnaast beschikt de organisatie niet over een onbeperkte tijd om de informatie voor te bereiden en moet men zeer snel communiceren (Byrd, 2012, p. 242). Verder blijft de informatie veel langer levendig en beschikbaar dan in traditionele media. Door een snelle online verspreiding kan de crisis online escaleren zoals in de voorbije ‘Toyota’ en ‘Nestlé’ crisissen het geval was (Broida, 2010; Byrd, 2012; Mei, Bansal & Pang, 2009, p. 149). Ondanks het groeiend belang van sociale netwerksites, betreft crisiscommunicatie via sociale netwerksites een nieuw domein. Naast de algemene kenmerken en voordelen ten opzichte van traditionele media, werd nog niet ingezoomd op crisiscommunicatie via Facebook en de specifieke kenmerken en gevolgen ervan op de perceptie en beïnvloeding van het publiek. 2. ‘FRAMING’ DOOR HET PUBLIEK Verscheidene onderzoeken wezen reeds op het belang van de juiste crisisresponsstrategie en van ‘crisisframing’ (e.g. Coombs, 2007). ‘Framing’ wordt gedefinieerd als de manier waarop informatie gepresenteerd en daardoor gepercipieerd wordt door het publiek (Sparks & Browning, 2011, p. 1312). De manier waarop de crisisrespons wordt ‘geframed’ zorgt dus voor een verschillende perceptie bij het publiek. Het sociaal karakter van sociale media vergroot dit ‘frame’ gezien de crisisrespons kan genuanceerd worden door meningen van het publiek (Mei e.a., 2009). De crisisboodschap wordt hierbij niet enkel meer ‘geframed’ door de woordvoerder, maar door een combinatie van merk- en consumentengegenereerde inhoud via ‘peer-to-peer’ technologieën (Lee, Rodgers & Kim, 2009). Recent is er meer aandacht voor de ontwikkeling van dit informationeel proces door het publiek zelf tijdens een crisis (Pan, Pan & Leidner, 2012). De organisatie communiceert een statement via een ‘online community’ en ‘netizens’ kunnen hier snel en asynchroon op reageren door er een reactie onder te plaatsen en de update of een andere reactie te ‘liken’ (Hung & Li, 2007; Zhao e.a., 2013, p. 486). Het statement en de reacties eronder worden door het publiek als een geheel beoordeeld aangezien ze dicht bij elkaar staan (de Vries, Gensler & Lee ang, 2012). Het is dus mogelijk dat de organisatie het issue op een andere manier uitlicht dan het publiek waardoor beide partijen als het ware samen de kwestie zouden kunnen ‘framen’ en zo het publiek beïnvloeden. 3. SOCIALE BEÏNVLOEDING Sociale beïnvloeding is bestudeerd in verschillende gedragswetenschappen (Fu & Sim, 2011). Het fenomeen ‘bandwagon effect’ beschrijft de neiging van mensen om 13 de consensus onder de kritische massa te volgen en er de eigen keuze door te laten bepalen (Simon, 1954). Deze theorie werd reeds in verscheidene contexten aangetoond. Zo heeft dit conformiteitseffect een invloed op de opinievorming van de consument (Nadeau, Cloutier & Guay, 1993) en zou het mensen overtuigen om actie te ondernemen zoals gelddonatie (Margetts, Escher & Reissfelder, 2009). Het volgen van de meerderheid die al een keuze heeft gemaakt of een standpunt heeft ingenomen is namelijk veiliger (Burnkrant & Consineau, 1975). Ward (1974) beschrijft de ‘consumer socialization theory’ waarbij communicatie tussen consumenten affectieve, cognitieve en gedragsattitudes beïnvloedt. Door de hoge ‘social presence’ van Facebook, wat inhoudt dat sociale netwerksites intiemer en rechtstreekser zijn dan bijvoorbeeld blogs, zouden Facebookgebruikers elkaars gedrag meer kunnen beïnvloeden (Kaplan & Haenlein, 2010, p. 61-62). Het ‘socialmediated crisis communication model’ verdeelt het publiek in drie types sociale mediagebruikers: de ‘creators’, de volgers en de inactieven die elkaar beïnvloeden door middel van online of offline ‘word-of-mouth’ (Liu e.a., 2011). 4. ‘VALENCE’ VAN REACTIES EN HOEVEELHEID ‘LIKES’ 4.1 ‘eWOM’ en reactie ‘valence’ ‘Electronic word-of-mouth’ (‘eWOM’) is “een positief of negatief statement gemaakt door een potentiële, actuele of vorige consument over een product of bedrijf, die beschikbaar gemaakt wordt voor een groot aantal mensen en instituties via het internet” (Thorsten, Gwinner, Walsh & Gremler, 2004, p. 39). De opkomst van web 2.0 en daarbij ‘eWOM’ hebben de online communicatiespiraal versneld en de consument een grotere macht en stem gegeven om ervaringen te delen (van Noort & Willemsen, 2011). De meest onderzochte vorm van ‘eWOM’ zijn ‘product reviews’ (Purnawirawan, De Pelsmacker & Dens, 2012). Toch kunnen de inzichten doorgetrokken worden naar andere contexten. Zo zijn online reacties van mensen op een Facebookupdate zichtbaar voor anderen en kunnen we deze definiëren als ‘eWOM’ (de Vries e.a., 2012, p. 84; Zhao e.a., 2013, p. 487). Uit onderzoek blijkt dat ‘eWOM’ overtuigender, geloofwaardiger, nuttiger is en de attitude meer beïnvloed dan bedrijfscommunicatie (Bickart & Schindler, 2001; Wang, Walther, Pingree & Hawkins, 2008). Het publiek wordt namelijk beïnvloed door collectieve intelligentie in plaats van door een kleine groep experts (Huang & Chen, 2006, p. 418). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen NWOM, negatieve online interacties die een bedreiging vormen voor de organisatie en PWOM, het delen van positieve en steunende meningen. Negatieve commentaren zijn vaak een schreeuw om aandacht en een manier om een frustratie te uiten (Coombs & Holladay, 2007; van Noort & Willemsen, 2011, p. 30-32). Dit onderscheid tussen NWOM en PWOM komt overeen met de ‘valence’ van online interacties. ‘Valence’ is de evaluatieve richting van een boodschap die positief, neutraal (beschrijvend) of negatief is en de respons van het publiek kan beïnvloeden (Doh & Hwang, 2009, p. 193; Lee e.a., 2009; Purnawirawan e.a., 2012, p. 245). Uit onderzoek blijkt dat het extremiteitseffect, congruentie-effect of ‘wisdom of the crowd’-heuristiek, waarbij er een consensus is gezien de reacties overwegend dezelfde ‘valence’ hebben, de informatie betrouwbaar maakt en de attitude versterkt in vergelijking met tweezijdige argumenten (Doh & Hwang, 2009, p. 193; Purnawirawan e.a., 2012, p. 245; Walther, Liang, Ganster, Wohn & Emington, 2012, p. 99; Zhu & Zhang, 2010). De perceptie van het publiek ontstaat dus door de groep van reacties in het geheel en de overweldigende toon ervan (Zhao e.a., 2013, p. 487). 14 4.2 Hoeveelheid ‘likes’ Naast de mogelijkheid om te reageren op een statusupdate, biedt Facebook de interactieve toepassing om reacties onder het crisisstatement te ‘liken’. Deze sociale ‘button’ wordt vandaag veel gebruikt, niet alleen op Facebook maar op het hele web (men refereert ook wel naar de ‘like economy’). De ‘like-button’ vormt een laagdrempelige manier van communiceren, vergroot de interactie en geeft aan dat iemand iets leuk vindt, sympathie toont of akkoord gaat met een update of reactie (Gerlitz & Helmond, 2011). Deze verschillende ‘likes’ of sterrenbeoordelingen zijn ‘cognitive misers’, begrijpelijke, informele signalen die perifeer verwerkt zouden worden (Cheung & Thadani, 2012, p. 465; Pennington zoals geciteerd in Sparks & Browning, 2011). Verscheidene onderzoeken wijzen op het belang van signalen om inhoud te promoten zoals een rating of een aantal ‘likes’ bij ‘reviews’ om zo de overeenstemming onder het publiek te signaleren en het belang aan te tonen (e.g. Jiménez & Mendoza, 2013, p. 58). Wanneer een reactie veel wordt ‘geliked’ geeft dit dus aan dat veel mensen akkoord gaan met de vooropgestelde opinie over de crisis. Zowel de ‘valence’ van de reacties als het aantal ‘likes’ op deze reacties vormen het onderwerp van mogelijke ‘eWOM’-beïnvloeding op reputatie en virale gedragsintenties. 5. ‘VALENCE’ REACTIES, HOEVEELHEID ‘LIKES’ EN POSTCRISIS REPUTATIE 5.1 Organisatiereputatie Een belangrijke zorg voor de getroffen organisatie is de mogelijke reputatieschade. Tijdens een crisis staan het merk, de reputatie en de geloofwaardigheid van de organisatie immers op het spel (Barrett, 2005, p. 60; Byrd, 2012, p. 244-245). Het reputatierisico is het hoogst bij crisissen waarbij er een hoge publieke perceptie is van verantwoordelijkheid (Coombs, 2007). Door het interactieve ‘eWOM’ karakter van sociale media komt het reputatierisico meer op de voorgrond te staan. Hierbij is het belangrijkste doel van crisiscommunicatie om negatieve postcrisis reacties zoveel mogelijk in te perken (Coombs & Holladay, 2008). Naast de communicatie door de woordvoerder gaat ook het publiek elkaar immers informeren (Gonzalez-Herrero & Smith, 2008, p. 149). 5.2 Invloed van ‘valence’ van reacties op reputatie De effecten van ‘eWOM’ zijn reeds in verschillende contexten onderzocht. Edwards, Edwards, Qing & Wahl (2007) toonden aan dat de ‘eWOM valence’ op een discussieforum over ervaringen met een professor leidde tot een duidelijk verschil in leermotivatie, geloofwaardigheid en attitude ten opzichte van de professor, waarvan ze een lesfilmpje bekeken. Ook blijken positieve of negatieve online product- en hotelbeoordelingen een aanzienlijke invloed te hebben op aankoopbeslissingen en attitudeveranderingen (Cheung e.a., 2008; Doh & Hwang, 2009, p. 193; Vermeulen & Seegers, 2009, p. 124). Een ander onderzoek kon bewijzen dat positieve boekbeoordelingen leidden tot een positief effect op percepties, attitudes en verkoop (Chevalier & Mayzlin, 2003). Daarnaast kwamen Zhao e.a. (2013) tot de bevinding dat reacties onder online krantenartikels de attitude, emoties en gedragsintenties over het issue beïnvloedden. Als laatste tonen Coombs & Holladay (2007) aan dat naast een effect van NWOM op aankoopintentie ook de reputatie eronder leidt. Deze effecten blijken vooral groot bij mensen die het merk niet kennen. Frequente en 15 betrokken gebruikers blijken immers meer resistent en beschermend tegenover een merk (Chakravarty, Liu & Mazumdar, 2010). Gebaseerd op resultaten uit vorig onderzoek waarbij ‘eWOM’ percepties over producten en bedrijven het publiek beïnvloedden, wordt dezelfde invloed van ‘eWOM’ op crisiscommunicatie via Facebook verwacht. Gezien een crisis een grote mate van onzekerheid veroorzaakt, wordt verwacht dat reacties van Facebookgebruikers op een statement door de organisatie, de crisis mee zullen ‘framen’ en zo het publiek beïnvloeden in hun attitude en reputatieperceptie. H1 = Wanneer de reacties die verschijnen na de crisisrespons op Facebook positief zijn, zal de reputatieperceptie en attitude van het publiek positiever zijn dan bij negatieve reacties. 5.3 Interactie-effect reactie ‘valence’ en hoeveelheid ‘likes’ op reputatie Daarnaast zou de ‘valence’ van reacties in combinatie met hoeveelheid ‘likes’ een effect kunnen hebben op de organisatiereputatie. Deze reputatie wordt immers uiteindelijk ontwikkeld door de partijen buiten het bedrijf (Fombrun, 1996) en kan beïnvloed worden door mechanismen zoals signalering (Standifird, 2001, p. 281). Bij het evalueren van productinformatie blijkt het aantal ‘likes’ belangrijk en ook de sterrenbeoordelingen van hotels blijken de attitude tegenover het merk te beïnvloeden (Freedman, 2011; Sparks & Browning, 2011, p. 1313). De theorie van sociale beïnvloeding van Asch (Kelley & Michela, 1980) waarbij de meerderheid wordt gevolgd in plaats van het verstand, gecombineerd met de doeltreffendheid van deze signalen in andere contexten, doet verwachten dat een hoger aantal ‘likes’ bij reacties het effect van de ‘valence’ van reacties op postcrisis reputatie zal versterken. H2 = Wanneer de reacties veel ‘geliked’ worden in vergelijking met weinig, zal het effect van ‘valence’ op postcrisis reputatie sterker zijn. Positieve reacties met veel ‘likes’ zullen dus zorgen voor een positievere reputatie dan degene met weinig ‘likes’. Bij negatieve reacties met veel ‘likes’ zal de reputatie negatiever zijn dan bij negatieve reacties met weinig ‘likes’. 6. ‘VALENCE’ REACTIES, HOEVEELHEID ‘LIKES’ EN VIRALE GEDRAGSINTENTIES 6.1 Virale gedragsintenties De online interacties tussen consument en organisatie worden beschreven als ‘virality’. Deze term beschrijft het online gedrag van mensen ten opzichte van de inhoud die ze aangereikt krijgen via sociale netwerksites (Alhabash & McAlister, 2014, p. 2). Tucker (zoals geciteerd in Alhabash & McAlister, 2014, p. 2) definieert virale gedragsintenties als de verzameling van ‘liken’, delen van inhoud en plaatsen van reacties als vorm van engagement van het publiek. Alhabash & McAlister (2014) toonden reeds aan dat mensen sneller cognitief minder veeleisende acties ondernemen. Mensen zullen dus de grootste neiging hebben iets te ‘liken’, daarna om het te delen en als laatste om er een reactie onder te plaatsen. Virale gedragingen zijn tijdens een crisis van groot belang gezien het ervoor zorgt dat het crisisbericht zich razendsnel gaat verspreiden (Mei e.a., 2009), wat op zijn beurt het reputatierisico vergroot. Door de groei van sociale media blijkt er meer kans op 16 secundaire crisiscommunicatie waarbij de consumenten over de crisis gaan vertellen, commentaren achterlaten of de info gaan delen via het internet (Schultz e.a., 2011, p. 21). De virale interacties als nieuwe vorm van secundaire crisiscommunicatie kunnen er dus voor zorgen dat er een online informatiespiraal ontstaat over de crisis. 6.2 Invloed van ‘valence’ van reacties op virale gedragsintenties Het onderzoek van Eckler & Bolls (2011) toont aan dat er meer kans is op virale gedragsintenties bij positieve advertenties dan bij negatieve. Ook Alhabash e.a. (2013) besloten uit hun onderzoek dat statusupdates over cyberpesten met een positieve toon leidden tot meer virale gedragsintenties dan de negatieve. Mensen blijken dus een grotere intentie te hebben zich te mengen in discussies met een positieve noot dan in extreem negatieve interacties. Hierdoor wordt verwacht dat wanneer overwegend steunende reacties zijn geplaatst onder de statusupdate, de virale gedragsintenties hoger zullen zijn dan in het geval van negatieve reacties. H3 = Positieve reacties zullen zorgen voor meer virale gedragsintenties (‘liken’, delen en reageren) dan negatieve reacties. 6.3 Mediatie-effect van bruikbaarheid Algemeen blijkt dat online ‘word-of-mouth’ zorgt voor meer informatieverwerking dan communicatie door de organisatie alleen (Casteleyn, Mottart & Rutten, 2009). Meer specifiek komen in de literatuur twee tegengestelde theorieën voor: het negativiteitsen positiviteitseffect. Bij productbeoordelingen blijkt een negativiteitseffect, gezien negatieve informatie als meer bruikbare informatie wordt gezien door de aanwezigheid van tastbare attributen en objectievere criteria dan bij positieve ‘reviews’. Het publiek zou negatieve ‘reviews’ percipiëren als accurater en met de doelstelling om eerlijk te informeren (Ahluwalia & Gurhan-Canli, 2000; Chen & Lurie, 2013; Sen & Lerman, 2007). Op basis van de literatuur kan echter worden verwacht dat de bruikbaarheid van reacties op een postcrisis statement via Facebook anders zullen worden beoordeeld, onder andere door een hogere betrokkenheid van de consument bij een crisis dan bij een productbeoordeling. In de crisiscontext is positieve informatie zeldzamer en minder verwacht en daardoor meer diagnostisch dan negatieve informatie (Fiske, 1980). Het publiek zal als het ware een negatief gevoel krijgen door de omstandigheden van de crisis, maar door het lezen van positieve reacties kan er een positiviteitseffect ontstaan (East, Hammond & Lomax, 2008). Deze steunende feedback ten aanzien van de organisatie toont namelijk een andere invalshoek op het issue, waardoor men het gevoel zal hebben accurater geïnformeerd te zijn (Cheung & Thadani, 2012). Zo kan de consument zijn mening nuanceren en dit vooral wanneer de organisatie hem onbekend is. Lee & Koo (2012) verklaren dat het positiviteitseffect ontstaat wanneer positieve signalen diagnostischer zijn dan negatieve. Het effect dat positieve informatie meer bruikbaar maakt voor het publiek voor hun opinievorming wordt vooropgesteld als verklaring voor hypothese 3. Er wordt immers verwacht dat men bij positieve reacties hogere virale gedragsintenties heeft omdat de informatie bruikbaar is en het dus de moeite waard is om te interageren. Hierdoor wordt volgende hypothese opgesteld: H4 = De bruikbaarheid van reacties als crisisinformatie is een mediator voor de relatie tussen ‘valence’ en virale gedragsintenties. 6.4 Interactie-effect reactie ‘valence’ en hoeveelheid ‘likes’ op virale gedragsintenties Bij de opbouw van hypothese 2 verwachtten we dat het aantal ‘likes’ als signaal dient voor een snellere aanvaarding van de inhoud wat een effect heeft op postcrisis reputatie. Gezien het aantal ‘likes’ werkt als versterkend informationeel signaal 17 (Cheung & Thadani, 2012, p. 465), kan worden verwacht dat naast een attitudeverandering, het publiek ook de (virale) gedragsintentie zal hebben te handelen zoals de voorgangers. De ‘social validation theory’ verklaart immers dat men de neiging heeft om advies te zoeken van anderen over hoe zich te gedragen in een situatie en dit vooral in een staat van onzekerheid, zoals een crisis (Cialdini & Goldstein, 2002, p. 47; Sparks & Browning, 2011, p. 1310). Wanneer naar de intentie wordt gevraagd in hoeverre men zelf een reactie zou ‘liken’ of de statusupdate zou delen, kunnen we verwachten dat de hoeveelheid ‘likes’ zal werken als duidelijk signaal voor het publiek om zelf ook via signalen in interactie te gaan. Door het verwachte positiviteitseffect echter, waardoor positieve reacties meer bruikbaar zijn, wordt het versterkend effect enkel verwacht in de conditie met positieve reacties. H5a = Positieve reacties met veel ‘likes’ zullen zorgen voor hogere virale gedragsintenties dan positieve reacties met weinig ‘likes’. H5b = In de conditie met negatieve reacties zal er geen verschil zijn tussen weinig en veel ‘likes’ voor virale gedragsintenties. 6.5 ‘Valence’ eigen reactie Naast het aanpassen van de opinie na het lezen van negatieve of positieve reacties (Schlosser, 2011), wordt verwacht dat Facebookgebruikers de neiging hebben een reactie te posten met dezelfde ‘valence’ als de reeds geplaatste reacties om zich te conformeren aan de voorgangers. Door het ‘empathic accuracy mechanism’ gaat men de specifieke inhoud van gedachten en gevoelens van anderen inschatten, wat zorgt voor een interactie tussen mensen (Feng, Lazar & Preece, 2004). De commentaren van anderen worden gelezen en als basis gebruikt voor de eigen keuzes of mening (Huang & Chen, 2006, p. 416). Zo toonden de Vries e.a. (2012) aan dat mensen geneigd zijn negatieve reacties te plaatsen om de voorgangers te volgen. Het conformiteitseffect verkleint de kans op een neiging om een reactie te plaatsen met een tegenstrijdige ‘valence’. H6 = Wanneer de respondenten een reactie zouden plaatsen, zou deze een gelijkaardige ‘valence’ hebben als de reacties die ze voordien te zien kregen. 18 Methode 1. DESIGN EN STIMULI In dit onderzoek gebruiken we een experimenteel design. Dit om een causaal verband aan te tonen tussen te onderzoeken onafhankelijke en afhankelijke variabelen. Het experiment heeft een 2 (‘valence’: positief vs. negatief) x 2 (hoeveelheid ‘likes’: veel vs. weinig) ‘between subjects experimental design’. Dezelfde crisis wordt beschreven in de verschillende condities. Het gaat om een productschade crisis waarbij een voedselcrisis kon vermeden worden door de organisatie. Dit crisistype binnen het vermijdbare crisiscluster werd gekozen omdat het bedrijf hier de hoogste verantwoordelijkheid heeft en de meeste negatieve reputatiegevolgen kent (Claeys, Cauberghe & Vyncke, 2010). Het fictief scenario bestaat erin dat 287 mensen opgenomen zijn in het ziekenhuis door besmetting met de ‘salmonella paratyphi’ bacterie. Het ijsjesbedrijf ‘Jack Ice’ wordt verantwoordelijk geacht gezien zij onvoldoende zorgvuldig omsprongen met de transportvoorschriften (zie figuur 1). Er werd gekozen voor een fictieve organisatie en crisis om effecten van betrokkenheid bij de crisis en bekendheid met het merk uit te sluiten. Aan gekende merken zou immers minder schuld worden toegewezen (Laufer & Coombs, 2006, p. 381). Figuur 1: Crisisscenario Nadat de crisissituatie via een krantenartikel wordt toegelicht, volgt een crisisstatement van de woordvoerder van ‘Jack Ice’ via de Facebookpagina van het bedrijf. Hierbij wordt de compensatie communicatiestrategie toegepast waarbij het bedrijf empathie toont, excuses aanbiedt en een compensatie belooft. Deze ‘rebuild’strategie is het meest toepasselijk omdat het leidt tot het beste reputatieherstel (Claeys, e.a., 2010). Hierop volgen de gemanipuleerde reacties van (fictieve) Facebookgebruikers. Deze reacties zijn zo opgesteld dat ze zo gelijk mogelijk zijn qua vorm en lengte (telkens tussen veertig en vijftig tekens) en zijn gebaseerd op reacties van sociale mediasites om zo de externe validiteit te verhogen. Er werd eenzelfde neutrale reactie gebruikt voor de vier condities, waardoor de kortere lengte 19 van deze reactie geen probleem vormt. Deze neutrale reactie werd steeds mee gerandomiseerd in de set, maar kreeg telkens hetzelfde aantal ‘likes’. In de conditie met een grote hoeveelheid ‘likes’ hebben de reacties 187, 298 en 322 ‘likes’ en 97 bij de neutrale reactie. Daarnaast toonde de weinig ‘likes’ conditie 2, 3 en 5 ‘likes’ naast de reacties en 2 bij de neutrale reactie. Deze aantallen zijn gebaseerd op reële aantallen op bedrijfsfacebookpagina’s en zijn zo bepaald dat er enerzijds voldoende verschil zit tussen de condities en anderzijds de grote aantallen realistisch blijven. De positieve ‘valence’ set toont drie reacties die positief en steunend zijn voor het bedrijf ‘Jack Ice’ terwijl de negatieve conditie negatieve en beledigende commentaren bevat. Bij elke set wordt ook eenzelfde vierde neutrale reactie toegevoegd om de geloofwaardigheid te verhogen. De manipulaties zijn ‘gecounterbalanced’, gezien binnen elke conditie zowel de volgorde van de reacties en van het aantal ‘likes’ als de vier personen gerandomiseerd zijn. In elke conditie zijn de Facebookgebruikers dezelfde, namelijk twee vrouwen en twee mannen. Er waren vijf positieve en vijf negatieve reacties, waarvan er telkens drie, willekeurig gekozen, in één stimulus werden getoond. De set van drie werd telkens vervolledigd met de ene neutrale reactie. Binnen elk van de vier condities zijn acht stimuli gemaakt, waardoor elke participant één van de tweeëndertig stimuli (zie voorbeeld figuur 1) te zien kreeg. Op die manier zijn volgorde-effecten en effecten door de bron van de reactie uitgesloten. Figuur 2: voorbeeldstimulus conditie negatief, weinig ‘likes’ 20 2. PARTICIPANTEN Voor het verzamelen van de deelnemers werd een gemakkelijkheidssteekproef gebruikt. Deze veel gebruikte steekproefmethode in de sociale wetenschappen is erop gebaseerd mensen te selecteren naar hun beschikbaarheid en bereidheid om mee te werken aan het onderzoek (Gravetter & Forzano, 2012, p. 151). Via e-mail en Facebook werd de link naar het online onderzoek verstuurd naar een groep mensen, die het op hun beurt deelden met anderen. Ook via papieren foldertjes werd de link verspreid. Om de participanten aan te moedigen om deel te nemen werd het ‘random lottery incentive system’ gebruikt waarbij ze kans maakten op een bongobon. 255 Vlaamse respondenten namen deel aan het onderzoek. Na ‘screening’ door missing data (11 cases), het foutief beantwoorden van twee filtervragen (22 cases) en het verwijderen van 2 uitschieters in leeftijd werden 210 bruikbare cases behouden (N=210, 67% vrouwen). De gemiddelde leeftijd van de respondentengroep is 31 jaar (SD=13.5, range=15-69 jaar). De meerderheid van de respondenten is hooggeschoold (N=162). 49 respondenten kregen de positieve, veel ‘likes’ conditie; 55 de negatieve, veel ‘likes’ conditie; 54 de positieve weinig ‘likes’ conditie en 52 respondenten kregen de negatieve weinig ‘likes’ conditie te zien. De respondenten wisten niet van het bestaan van de andere condities. 3. PROCEDURE De participanten kregen een uitnodiging met de link naar het online experiment (via Qualtrics). Er werd meegedeeld dat het onderzoek peilt naar de reacties op een voedselcrisis. Na een korte instructie, kregen de deelnemers een krantenartikel te zien over de crisis. Daarna werden ze ‘at random’ aan één van de vier condities toegewezen. Afhankelijk van de conditie waarin de respondent zat, kreeg hij of zij een afbeelding te zien van de Facebook-update met daarna een set reacties die overwegend positief of negatief zijn en met telkens veel of weinig ‘likes’. Om te garanderen dat er voldoende tijd zou besteed worden aan het lezen van de stimulus, werd gevraagd welke van de vier reacties men zou ‘liken’. Dit was een subtiele manier om hen meer aandacht te laten vestigen op de reacties en ‘likes’ en de antwoorden hierop waren dus verder niet van belang. Hierna kregen de respondenten de vragenlijst met om te beginnen een manipulatiecheck en daarna de afhankelijke, controle- en socio-demografische vragen. 4. MEETSCHALEN Na de manipulatie werden vragen gesteld om te peilen naar de perceptie van de respondent. De volledige vragenlijst is terug te vinden in bijlage 2. Er werden recente bestaande schalen uit gepubliceerde artikels gebruikt, met enkele minieme veranderingen om de items aan te passen aan de sociale mediacontext van het onderzoek. Elk item kreeg zeven ankerpunten. Allereerst werden de ernst van de crisis (Arpan & Pompper, 2003; ! =.90) en issue involvement (Zaichkowsky, 1985; ! =.87) gemeten. Na het zien van de stimulus volgde een reeks afhankelijke variabelen. De bruikbaarheid van de informatie werd gemeten aan de hand van de 3itemschaal van Bailey & Pearson (1983; e.g. De reacties van de vier Facebookgebruikers zijn waardevol; ! =.84). De verkorte 5-item ‘organizational reputation scale’ van Coombs & Holladay (2002) werd gebruikt om de postcrisis reputatie van de organisatie te meten (e.g. De organisatie is begaan met het welzijn van haar publiek; ! =.81). Impressie over de organisatie na de crisis werd gemeten aan de hand van de 3-item schaal van Lee (2005; e.g. Ik heb een negatieve impressie over Jack Ice; ! =.84). De ‘company attitude scale’ bestond uit 7 items (Yang e.a. (2010) van Boulding & Kirmani’s, 1993; e.g. verantwoordelijk– onverantwoordelijk; ! =.76). Virale gedragsintenties werden gemeten met behulp van 21 de 4-itemschaal van Eckler & Bolls (2011; e.g. Ik zou de statusupdate delen op Facebook; ! =.83). Daarnaast antwoordden de respondenten op een 7-puntenschaal hoe positief–negatief ze zelf zouden reageren op de update. Ook werden twee filtervragen verdeeld over de survey (e.g. Duid hier aub het antwoord ‘niet akkoord’ aan). Daarna volgden enkele controlevragen (zoals ‘product involvement’, van Noort & Willemsen, 2011; ! =.84) en demografische vragen. 22 Resultaten 1. PRETEST Om de gemanipuleerde variabele ‘valence’ en het scenario te testen werd voorafgaand aan het onderzoek een pretest uitgevoerd. Een schriftelijke enquête werd verdeeld onder 20 respondenten (50% vrouwen) met een gemiddelde leeftijd van 30.85 jaar (SD=13.22). Alle respondenten waren lid van Facebook zodat de betrokkenheid bij en de kennis over het medium werd verzekerd. Deze respondenten namen niet deel aan het eigenlijk onderzoek. Na een beschrijving van het crisisscenario werd de ‘attribution of responsibility-scale’ van Griffin, Babin en Darden (1992) gebruikt om na te gaan of er voldoende verantwoordelijkheid werd toegewezen aan het bedrijf. De twee omgekeerd geschaalde items (e.g., “Hoe verantwoordelijk zijn het lot of de omstandigheden voor deze gebeurtenissen?”) werden uit de schaal verwijderd om de betrouwbaarheid te optimaliseren (! =.85). Deze verkorte twee item 7-puntenschaal toont dat respondenten de verantwoordelijkheid van de voedselcrisis voornamelijk toekennen aan het bedrijf zelf (M=6.13, SD=.70). Gezien het gemiddelde hoger ligt dan vijf kan deze crisis in het vermijdbare cluster worden ingedeeld. Daarnaast kan uit de resultaten van de twee item 7-puntenschaal van gepercipieerde ernst (Arpan & Pompper, 2003, ! =.92) worden besloten dat de respondenten de crisis als ernstig tot zeer ernstig beschouwen (M=6.05, SD=.90). Door de bemerking van de respondenten over het kleine aantal slachtoffers (37) werd dit aantal in het eigenlijke onderzoek verhoogd naar 287 mensen, gebaseerd op het scenario in het onderzoek van Yang, Kang & Johnson (2010). Vervolgens werd nagegaan of het crisisstatement via Facebook door het fictief bedrijf ‘Jack Ice’ voldoende geloofwaardig was via de drie item ‘general credibility-scale’ (Williams, Patti & Drolet, 2005; ! =.90; e.g. “Deze update van het bedrijf lijkt mij geloofwaardig”). De geloofwaardigheid kon als aanvaardbaar beschouwd worden en werd daarom verder gebruikt in het effectief onderzoek (M=4.63, SD=1.49). Om de ‘valence’ van de reacties te testen werden vier neutrale, vijf positieve en vijf negatieve Facebookreacties aan de respondenten voorgelegd. Deze werden gerandomiseerd om vertekening door volgorde te vermijden. Per reactie werd de ‘valence’ (e.g. “Deze commentaar van de facebookgebruiker vind ik over het algemeen positief – negatief voor ‘Jack Ice’) ingeschat op een drie item 7puntenschaal (Walther e.a., 2012; chronbach’s alpha’s van .75 tot .96) en werd de geloofwaardigheid van de reactie beoordeeld (Williams, e.a., 2005; chronbach’s alpha’s van .90 tot .99). Het doel hiervan was reacties te verkrijgen die optimaal van elkaar verschillen in ‘valence’ en voldoende geloofwaardig zijn. Reacties met een minimale gemiddelde betrouwbaarheid van 4.5 werden behouden, waardoor twee positieve reacties geëlimineerd werden (M=3.88, SD=1.95; M=4.10, SD=1.71). Drie reacties werden ingedeeld als positief (M=6.00, SD=1.20; M=6.02, SD=.78; M=6.27, SD=.76) en vijf reacties als negatief (M=2.07, SD=.78; M=1.82, SD=1.17; M=1.42, SD=.62; M=1.17, SD=.35; M=1.50, SD=.73). De reacties die als doel hadden neutraal gepercipieerd te worden, werden toch eerder beoordeeld naar de positieve kant (M=4.78, SD=1.08; M=5.17, SD=1.20; M=4.15, SD=.82; M=4.28, SD=1.23). Twee van de vier oorspronkelijk neutrale reacties werden door hun hoge score meegenomen als reacties in de positieve ‘valence’ conditie (M=4.78 en M=5.17). Door middel van een kwalitatieve nabevraging bij de respondenten werd gevonden dat men een niet negatieve reactie automatisch linkt met een positieve attitude ten opzichte van het bedrijf en de kwestie. Hierdoor werd in plaats van vier, één neutrale 23 reactie (M=4.28; SD=1.23) met een hoge geloofwaardigheid (M=5.63, SD=1.38) licht aangepast en in alle condities van het eigenlijk onderzoek gebruikt. Het deeltje ‘veel moed gewenst aan iedereen die betrokken is in deze onzekere periode’ werd verwijderd, waardoor een meer beschrijvende, neutrale reactie overbleef (Ik kocht gisteren nog een pot aardbei-ijs in de supermarkt. Is er een mogelijkheid om het ijs terug te brengen? Kan hierover wat informatie gegeven worden? Alvast bedankt!). De outputs van de pretest zijn te raadplegen in bijlage 1. De tweede manipulatie, het aantal ‘likes’ werd niet gepretest. Dit omdat de aantallen voldoende verschillen om objectief als veel en weinig ‘likes’ te kunnen bestempelen. Wanneer de Facebook printscreen voor het eigenlijk onderzoek bewerkt was via Photoshop (met fictieve personen, reacties en ‘likes’ erbij) werd een realismecheck gedaan bij vijf mensen. Niemand gaf als commentaar dat er geen ‘likes’ of ‘shares’ onder de update van de woordvoerder zelf stonden, waardoor dit niet werd geïntegreerd in het onderzoek en de focus dus enkel kon liggen op reacties en de bijhorende ‘likes’. 2. MANIPULATIECHECK Om de effectiviteit van de ‘valence’ manipulatie te garanderen, werd een ‘independent samples t-test’ uitgevoerd. Aan het begin van de vragenlijst werd de vraag gesteld te beoordelen op een 7-puntenschaal hoe negatief of positief de set reacties onder de statusupdate was ten opzichte van het bedrijf ‘Jack Ice’. Uit de resultaten kan afgeleid worden dat de ‘valence’ van de reacties duidelijk was. De respondenten in de positieve ‘valence’ conditie vonden de reacties duidelijk positiever (M=5.74, SD=.97) dan degene in de negatieve conditie [M=2.16, SD=1.00, t(208) = -26.30, p < .001]. De respondenten beoordeelden de crisis als zeer ernstig (M=5.60, SD=1.03) en waren betrokken bij het issue (M=5.11, SD=1.05). Hierdoor kan de crisis ingedeeld worden als ‘preventable’. Er waren geen significante verschillen op te merken tussen de vier groepen (M_NV=5.43, SD_NV=.95; M_NW=5.72, SD_NW=.86; M_PV=5.70, SD_PV=1.21; M_PW=5.56, SD_PW=1.07) inzake perceptie van de ernst van de crisis [F(3, 206) = .95, p = .42]. Daarnaast zijn geen significante verschillen gevonden tussen de vier groepen (M_NV=4.94, SD_NV=1.13; M_NW=5.17, SD_NW=1.08; M_PV=5.27, SD_PV=.92; M_PW=5.10, SD_PW=1.04) voor betrokkenheid bij het issue [F(3, 206) = .92, p = .43] (zie bijlage 4). 3. HYPOTHESEN De outputs van de analyses zijn te raadplegen in bijlage 6. H1 = Wanneer de reacties die verschijnen na de crisisrespons op Facebook positief zijn, zal de reputatieperceptie en attitude van het publiek positiever zijn dan bij negatieve reacties. Door middel van ‘general linear model, two-way multivariate analysis of variance’ (anova) werden de twee onafhankelijke variabelen reactie ‘valence’ en hoeveelheid ‘likes’ op de afhankelijke variabelen reputatie, attitude en impressie over het bedrijf getest. 24 Als eerste werd het hoofdeffect van ‘valence’ op de afhankelijke variabelen onderzocht. De drie afhankelijke variabelen gaven hierbij hetzelfde resultaat. Er werd een significant effect gevonden tussen de conditie met negatieve (M=4.61, SD=.90) en positieve reacties (M=5.12, SD=.89) voor organisatiereputatie [F(1, 206) = 16.77, p < .001]. Daarnaast werd een significant hoofdeffect gevonden tussen negatieve (M=4.03, SD=.79) en positieve reacties (M=4.24, SD=.68) voor attitude ten aanzien van het bedrijf [F(1, 206) = 4.34, p = .04]. Als laatste werd een significant hoofdeffect gevonden tussen de negatieve (M=3.64, SD=1.08) en positieve ‘valence’ conditie (M=4.14, SD=1.08) voor impressie over de organisatie [F(1, 206) = 11.32, p = .001]. Deze bevindingen tonen dat mensen die positieve reacties te zien kregen een significant hogere reputatieperceptie hebben in vergelijking met degenen die negatieve reacties lazen onder de statusupdate van het bedrijf. Hierdoor kan hypothese 1 worden bevestigd. H2 = Wanneer de reacties veel ‘geliked’ worden in vergelijking met weinig, zal het effect van ‘valence’ op postcrisis reputatie sterker zijn. 25 Wanneer we verder kijken naar de output blijkt geen significant interactie-effect voor de combinatie van ‘likes’ en ‘valence’ op organisatiereputatie [F(1, 206) = 1.74, p = .19], noch op ‘company attitude’ [F(1, 206) = .03, p = .86] of impressie over de organisatie [F(1, 206) = .29, p = .60]. In de negatieve conditie was er geen verschil voor organisatiereputatie tussen veel (M=4.63, SD=.88) en weinig ‘likes’ (M=4.60, SD=.92), noch voor attitude tussen veel (M=4.02, SD=.78) en weinig ‘likes’ (M=4.04, SD=.81) of impressie ten opzichte van de organisatie tussen veel (M=3.67, SD=1.07) en weinig ‘likes’ (M=3.61, SD=1.09). Ook in de positieve conditie was geen verschil op te merken voor organisatiereputatie tussen veel (M=4.97, SD=1.01) en weinig ‘likes’ (M=5.27, SD=.74), noch voor attitude tussen veel (M=4.22, SD=.61) en weinig ‘likes’ (M=4.27, SD=.74) of voor impressie tussen veel (M=4.09, SD=1.15) en weinig ‘likes’ (M=4.19, SD=1.02). Hierdoor kan hypothese 2 niet worden aanvaard. Daarnaast was er geen hoofdeffect van hoeveelheid ‘likes’ op een van de drie afhankelijke variabelen. H3 = Positieve reacties zullen zorgen voor meer virale gedragsintenties (‘liken’, delen en reageren) dan negatieve reacties. Voor het testen van hypothesen 3 en 5 werd opnieuw een ‘general linear model, twoway multivariate anova’ uitgevoerd. Hierbij werd geslacht meegenomen als controlevariabele. De twee onafhankelijke variabelen reactie ‘valence’ en hoeveelheid ‘likes’ op de afhankelijke variabelen intentie om te ‘liken’, delen of een reactie te plaatsen werden getoetst. Er is geen significant verschil gevonden tussen de conditie met negatieve (M=3.07, SD=1.68) versus de conditie met positieve reacties (M=3.29, SD=1.71) op de intentie om een of meerdere reacties te ‘liken’ [F(1,202) = 1.65, p = .20]. Daarnaast werd geen significant verschil gevonden voor de intentie om zelf een reactie te plaatsen tussen de negatieve (M=2.42, SD=1.39) en positieve (M=2.33, SD=1.27) ‘valence’ conditie [F(1,202) = .01, p = .94]. Voor de intentie om het Facebookbericht te delen werd wel een significant hoofdeffect gevonden tussen de negatieve (M=3.06, SD=1.42) en positieve conditie [M=3.38, SD=1.37, F(1, 202) = 3.91, p = .05]. Een statement met positieve reacties eronder zorgt dus voor een hogere neiging om het 26 bericht te delen dan een statement gevolgd door negatieve reacties. Hypothese 3 kan dus gedeeltelijk worden aanvaard. Er werd voor de variabele ‘intentie om te delen’ een hoofdeffect gevonden van geslacht [F(1, 202) = 8.12, p = .005], waarbij vrouwen een hogere intentie hebben (M=3.41, SD=1.41) om een Facebookbericht te delen dan mannen (M=2.84, SD=1.32). Daarnaast werd een marginaal significant hoofdeffect gevonden voor geslacht bij intentie om te reageren (F(1, 202) = 3.12, p = .08) waarbij vrouwen (M=2.49, SD=1.28) een hogere intentie hebben dan mannen (M=2.16, SD=1.40). H4 = De bruikbaarheid van reacties als crisisinformatie is een mediator voor de relatie tussen ‘valence’ en virale gedragsintenties. Om hypothese 4 te testen werd de Preacher & Hayes ‘Bootstrap’ test om indirecte effecten in simpele mediatiemodellen te testen, gebruikt gezien deze meer robuuste resultaten oplevert dan de Sobel test. Allereerst werd gevonden dat valence positief gerelateerd is aan de intentie om te delen (B = .33, t(208) = 1.70, p = .09)1. Ook werd gevonden dat een set positieve reacties samenhangt met een hogere gepercipieerde bruikbaarheid van de informatie (B = .60, t(208) = 3.60, p < .001). Daarnaast werd gevonden dat de mediator (bruikbaarheid) positief geassocieerd is met de intentie om te delen (B = .58, t(208) = 8.30, p < .001). In deze studie is het 95% betrouwbaarheidsinterval verkregen met 5000 ‘bootstrap resamples’ (Preacher & Hayes, 2008). De resultaten van de mediatie-analyse bevestigen de mediërende rol van bruikbaarheid in de relatie tussen ‘valence’ en intentie om te delen (B = .34, CI = .16 tot .55). Dezelfde mediatie-analyse werd gedaan voor de afhankelijk variabele intentie om te ‘liken’. De positieve associatie tussen ‘valence’ en intentie om te ‘liken’ bleek, zoals verduidelijkt in vorige hypothese, niet significant (B = .23, t(208) = .97, p = .33). Toch is het mogelijk de mediatie ‘bootstrap’ analyse uit te voeren zonder significant hoofdeffect (Preacher & Hayes, 2008). Daarnaast werd gevonden dat een set positieve reacties samenhangt met een hogere gepercipieerde bruikbaarheid van de informatie (B = .60, t(208) = 3.60, p < .001). Ook bleek dat de mediator (bruikbaarheid) positief geassocieerd is met de intentie om te ‘liken’ (B = .67, t(208) = 7.84, p < .001). De resultaten van de mediatie-analyse bevestigen ook hier de mediërende rol van bruikbaarheid in de relatie tussen ‘valence’ en intentie om te ‘liken’ (B = .40, CI = .19 tot .67). Fig 6: mediatie information usefulness 1 De p-waarde is hier hoger dan in hypothese 3 door het weglaten van geslacht als controlevariabele. 27 H5a = Positieve reacties met veel ‘likes’ zullen zorgen voor hogere virale gedragsintenties dan positieve reacties met weinig ‘likes’. Via de ‘two-way anova’ werd verder het interactie-effect van ‘valence’ en ‘likes’ op de intentie om te ‘liken’, delen of een reactie te plaatsen getest. Er bleek een significant interactie-effect op de intentie om te delen [F(1, 202) = 5.03, p = .03], een marginaal significant effect op de intentie om te ‘liken’ [F(1, 202) = 3.34, p = .07] en geen significant effect van de intentie om een reactie te plaatsen [F(1, 202) = .76, p = .38]. Voor het verder testen van hypothese 5a, waarbij wordt verwacht dat veel ‘likes’ bij de conditie met positieve reacties zal zorgen voor hogere virale gedragsintenties (‘liken’ en delen) dan weinig ‘likes’, werd gebruik gemaakt van ‘independent samples t-tests’. Er werd geen significant effect gevonden tussen de scores van de respondenten in de weinig ‘likes’ conditie (M=3.29, SD=1.22) en de respondenten in de veel ‘likes’ conditie (M=3.49, SD=1.52) voor de intentie om te delen [t(101) = -.75, p = .45]. Daarnaast werden geen significante verschillen gevonden tussen de weinig ‘likes’ conditie (M=3.13, SD=1.65) versus veel ‘likes’ conditie (M=3.47, SD=1.77) voor de intentie om een van de reacties te ‘liken’ [t(101) = -1.01, p = .32]. Hoewel de verschillen niet significant zijn, is hier wel een gelijklopende tendens merkbaar, zowel bij delen, ‘liken’ als reageren, waarbij positieve reacties met veel ‘likes’ leiden tot hogere virale gedragsintenties dan positieve reacties met weinig ‘likes’. Voor dit onderzoek kan hypothese 5a echter niet worden aanvaard. H5b = In de conditie met negatieve reacties zal er geen verschil zijn tussen weinig en veel ‘likes’ voor virale gedragsintenties. Als tweede onderzoeken we hypothese 5b, waarbij wordt verwacht dat er geen verschil zal zijn tussen weinig en veel ‘likes’ voor virale gedragsintenties bij de respondenten die negatieve reacties te zien kregen, opnieuw via t-tests. Er werd merkwaardig genoeg een marginaal significant effect gevonden voor het verschil tussen de weinig ‘likes’ (M=3.31, SD=1.62) en veel ‘likes’ conditie (M=2.82, SD=1.17) voor de vraag of men de statusupdate zou delen op Facebook [t(93) = 1.78, p = .08]. Hier zouden weinig ‘likes’ naast negatieve reacties meer aanzetten tot delen dan veel ‘likes’. Daarnaast werd geen significant verschil gevonden tussen de weinig ‘likes’ 28 (M=3.31, SD=1.73) en veel ‘likes’ conditie (M=2.84, SD=1.61) voor de intentie om te ‘liken’ [t(105) = 1.46, p = .15]. Toch is ook hier een tendens te merken naar een voorkeur voor weinig ‘likes’ in vergelijking met veel ‘likes’ voor virale gedragsintenties. Hierdoor kan hypothese 5b gedeeltelijk worden aanvaard. H6 = Wanneer de respondenten een reactie zouden plaatsen zou deze een gelijkaardige ‘valence’ hebben als de reacties die ze voordien te zien kregen. Voor de laatste hypothese, die werd getest met een ‘one-way anova’, werd een significant verschil gevonden tussen de negatieve (M=3.28, SD=1.06) en positieve valence conditie (M=4.28, SD=1.08) voor de vraag hoe negatief of positief de eigen reactie zou zijn wanneer men zelf op het statement zou reageren [F(1, 208) = 45.89, p < .001]. Zoals verwacht hadden respondenten in de positieve conditie een significant hogere intentie om een positieve reactie te posten dan mensen in de negatieve conditie. Hierdoor kan hypothese 6 worden bevestigd. 29 Conclusie en discussie Het doel van dit onderzoek was om de effecten van de interactieve kenmerken van de sociale netwerksite Facebook op postcrisis reputatie en virale gedragsintenties vast te stellen. Via een experiment trachtten we een antwoord te bieden op de onderzoeksvraag hoe het publiek de crisis via Facebook mee kan gaan ‘framen’ door reacties te posten (positief of negatief) en deze veel of weinig te ‘liken’. Aan de hand van sociale beïnvloedingstheorieën zoals het ‘bandwagon effect’ (Simon, 1954) werd verwacht dat het publiek beïnvloed wordt door deze kenmerken. Allereerst onderzochten we de effecten op de postcrisis reputatie van het bedrijf. In de literatuur bestaat reeds de consensus dat crisissen een ernstige bedreiging zijn voor de bedrijfsreputatie en werd aangetoond dat effectieve crisiscommunicatie door het bedrijf de schade kan beperken of herstellen (Coombs, 2007). In het huidig onderzoek werd echter de vraag gesteld of naast de invloed van communicatie van het bedrijf ook Facebookgebruikers de perceptie van het publiek kunnen beïnvloeden door in online interactie te gaan met de getroffen organisatie. De effecten van online ‘word-of-mouth’ op attitude, aankoopintenties en merkreputatie zijn reeds onderzocht bij verscheidene ‘reviews’, discussiefora en reacties op online krantenartikels (Cheung e.a., 2008; Chevalier & Mayzlin, 2003; Zhao, e.a., 2013), waardoor hetzelfde overtuigingseffect kon verwacht worden op de bedrijfsreputatie bij een crisis. Uit de resultaten konden we inderdaad besluiten dat de ‘valence’ van reacties die verschijnen na de crisisrespons op Facebook het publiek beïnvloedt gezien het lezen van positieve reacties leidde tot een positievere attitude, impressie en postcrisis reputatie bij de participanten dan het lezen van negatieve reacties. Deze bevindingen zijn in lijn met Mei e.a. (2009) die aan de hand van crisiscasestudies vermoedden dat subjectieve commentaren verspreid op het internet de opinie van de organisatie sturen afgezien van de moeite van de organisatie om de crisis te herstellen (p. 150). Dit zou vooral het geval zijn bij consumenten die het merk niet kennen (Mei e.a., 2009), zoals het fictief bedrijf in huidig onderzoek. De hoeveelheid ‘likes’ bij reacties zou kunnen dienen als informationeel signaal om het belang van de inhoud te benadrukken zoals in andere contexten zoals sterrenbeoordelingen en ‘likes’ bij ‘reviews’ het geval is (Freedman, 2011). Door de benadrukking van de inhoud bij veel ‘likes’ werd verwacht dat het effect van ‘valence’ op postcrisis reputatie zou versterkt worden. Uit de resultaten bleek echter geen effect van aantal ‘likes’ in combinatie met de ‘valence’ van reacties op attitude, impressie of postcrisis reputatie. Voor de afwezigheid van dit effect kunnen verschillende verklaringen worden vooropgesteld. Chevalier & Mayzlin (2003) bewijzen dat participanten meer aandacht besteden aan en beïnvloed worden door de tekst van een ‘review’ dan door signalen zoals een gemiddelde ‘rating’. Hierdoor kan ook in deze kwestie verwacht worden dat men minder aandacht besteed aan het aantal ‘likes’ dan aan de meer opvallende commentaren. Ook kregen de participanten slecht één conditie te zien waardoor het aantal ‘likes’ niet opvallend werd gemaakt en de associatie van veel en weinig nummers misschien niet gebeurde. Signalen zoals sterrenbeoordelingen voor hotels werken beter (Sparks & Browning, 2011, p. 1313) maar deze geven los van de inhoud een directe inhoudelijke betekenis terwijl ‘likes’ bij reacties dit niet doen. Als laatste zou er een ‘ceiling effect’ kunnen zijn waarbij het aantal ‘likes’ geen extra informatie toevoegt gezien er in het onderzoek sowieso reeds overeenstemming is door de gelijke ‘valence’ binnen de set reacties (Dawar & Pillutla, 2000, p. 216). 30 Naast de effecten op postcrisis reputatie werden ook virale gedragsintenties, de intentie om de inhoud verder te verspreiden door te ‘liken’, delen of een reactie te plaatsen, onderzocht. Het sociale karakter van Facebook laat mensen immers in interactie treden met elkaar en met de organisatie via bedrijfspagina’s op sociale media, waardoor informatie gemakkelijk wordt verspreid (Lee, Xiong & Hu, 2012, p. 820). Voor de organisatie betekent dit echter een vergroting van het reputatierisico gezien meer mensen op de hoogte zijn van het incident en de crisis door online en offline ‘word-of-mouth’ kan escaleren bij de publieke opinie (Mei e.a., 2009, p. 149). De sporadische onderzoeken die reeds zijn gedaan naar virale gedragsintenties tonen aan dat er een grotere neiging is tot virale gedragsintenties bij inhoud met een positieve noot dan bij extreem negatieve statusupdates of advertenties (Alhabash e.a., 2013; Eckler & Bolls, 2011), waardoor hetzelfde werd verwacht bij de ‘valence’ van reacties op een crisisstatement. Die tendens naar meer virale gedragsintenties na het lezen van positieve reacties werd in het huidig onderzoek teruggevonden bij de intentie om een of meerdere reacties te ‘liken’ en om de statusupdate te delen, hoewel enkel het effect bij delen significant bleek. Voor de intentie om zelf te reageren werd dit verschil niet gevonden en was er zelfs een licht hogere intentie bij de negatieve conditie, die weliswaar niet significant bleek. Dit zou verklaard kunnen worden doordat reageren cognitief veeleisender is dan ‘liken’ of delen (Alhabash & McAlister, 2014), waardoor enkele extreme reacties geuit worden. Gezien het onderzoek fictief is zouden de participanten te weinig betrokken kunnen zijn om het bedrijf te verdedigen of steunen. De virale gedragsintenties delen en reageren bleken aanzienlijk hoger voor vrouwen dan voor mannen, wat ook werd verwacht in de literatuur gezien vrouwen meer betrokken zijn bij een voedselcrisis dan mannen (Laufer & Gillespie, 2004). Daarnaast bleek uit het onderzoek via een mediatieanalyse dat de bruikbaarheid van de informatie een verklaring was voor het effect van positieve reacties op de intentie om te ‘liken’ en delen. Zoals verwacht bleek immers een positiviteitseffect, waarbij positieve reacties diagnostischer bleken voor het publiek om hun mening te vormen rond het issue (Lee & Koo, 2012). Door het positiviteitseffect werd verwacht dat veel ‘likes’ zou dienen als signaal voor hogere eigen virale gedragsintenties. Dit gezien men in een staat van onzekerheid zowel een invloed op attitude als op gedrag waarneemt (Cialdini & Goldstein, 2002, p. 47). Hoewel geen significante verschillen werden gevonden in het onderzoek, was wel een gelijklopende tendens merkbaar waarbij in de positieve ‘valence’ conditie veel ‘likes’ leidden tot een hogere intentie bij de respondent om te ‘liken’ en delen. Het aantal ‘likes’ blijkt dus een informationeel signaal, dat verduidelijkt dat veel mensen betrokken zijn bij het issue en met elkaar interageren, wat aanzet om hetzelfde te doen. Uit dit enkel onderzoek is deze tendens echter niet te bewijzen. Voor mensen die negatieve reacties te zien kregen werd dit effect niet verwacht, gezien negatieve informatie minder diagnostisch zou zijn. Uit de resultaten bleek onverwacht een omgekeerd matig effect voor intentie om te delen, waarbij mensen die weinig ‘likes’ te zien kregen een hogere intentie hadden dan mensen in de veel ‘likes’ conditie. Voor de intentie om te ‘liken’ bleek het verschil niet significant, maar was eenzelfde tendens merkbaar, waarbij mensen in de conditie met weinig ‘likes’ zelf een hogere intentie hadden om te ‘liken’. Deze onverwachte resultaten vergen verder onderzoek, maar zouden kunnen verklaard worden door medelijden. De combinatie van negatieve reacties met veel ‘likes’ en dus veel mensen die de reacties steunen, zou overweldigend kunnen zijn voor de lezer waardoor men de publieke opinie te extreem vindt en medelijden krijgt met de organisatie. Een laatste bevinding uit de studie is dat respondenten zelf een reactie zouden plaatsen met een gelijkaardige ‘valence’ aan de reacties die ze te zien kregen. Deze bevinding is te nuanceren, aangezien de intentie om een reactie te plaatsen laag is, echter toch niet onbelangrijk. Uit het onderzoek valt immers af te leiden dat de 31 reacties een grotere invloed hebben dan de ‘likes’ erbij, waardoor een klein aantal reacties van mensen de publieke opinie kunnen beïnvloeden. Wanneer de enkelen die toch een reactie plaatsen de neiging hebben om de voorgangers te volgen, ontstaat dezelfde ‘valence’ over de reacties en dus een extremiteitseffect die zorgt voor een grotere invloed dan tweezijdige argumenten (Doh & Hwang, 2009, p. 193). Uit deze resultaten kunnen we de onderzoeksvraag positief beantwoorden dat via de interactieve kenmerken van sociale media het publiek de crisis mee kan gaan ‘framen’ en op die manier anderen worden beïnvloed. De invloed van de ‘valence’ van reacties is hierbij prominenter dan van het aantal ‘likes’ gezien de positieve of negatieve set reacties invloed heeft op de reputatieperceptie bij het publiek en op de ‘valence’ van een potentiële eigen reactie. De hoeveelheid ‘likes’ heeft hierbij geen extra effect, maar mag niet genegeerd worden door PR-professionals gezien reacties met een groot aantal ‘likes’ meer kans hebben om direct onder de Facebookupdate getoond te worden. De bevindingen over virale gedragsintenties blijken positief voor de getroffen organisatie gezien positieve reacties zorgen voor meer ‘liken’ en delen dan negatieve, wat de reputatie zou kunnen helpen herstellen. In combinatie met het aantal ‘likes’ is er een tendens merkbaar bij positieve reacties met veel ‘likes’ en negatieve reacties met weinig ‘likes’ die hogere virale gedragsintenties zouden veroorzaken, maar de afzonderlijke effecten bleken niet significant waardoor verder onderzoek noodzakelijk is. Deze exploratieve inzichten rond de hoeveelheid ‘likes’ geven een goede eerste aanzet voor verder studies. Dit onderzoek biedt enkele belangrijke inzichten voor crisiscommunicatiemanagers. Het toont de complexe sociale mediaomgeving waarbij de aandacht moet verdeeld worden tussen de respons van de woordvoerder en de interactie door het publiek. Los van de juiste toepassing van een crisisresponsstrategie blijken reacties immers de reputatie te kunnen schaden of herstellen. Het opbouwen van een ‘brand community’ is dus zeker een meerwaarde voor elke organisatie, gezien fans van het merk door positieve reacties, die verder online verspreid worden, de schade kunnen inperken. 32 Beperkingen en verder onderzoek Deze exploratieve eerste studie was gebaseerd op weinig voorgaand onderzoek rond dit specifieke onderwerp, waardoor het niet mogelijk was alle bevindingen volledig te verklaren. Onderzoek in een net ontgonnen terrein is echter ook een grote sterkte aangezien het een interessante aanzet vormt tot verder onderzoek. Ook toont het onderzoek reeds enkele interessante tendensen. Als eerste worden enkele praktische beperkingen van het onderzoek aangehaald. Tijdens het experiment zelf kregen respondenten de stimulus slechts kort te zien en hadden we geen controle op de aandacht die eraan werd besteed, waardoor het aantal ‘likes’ waarschijnlijk niet erg is opgevallen. Toch moet gezegd worden dat dit een realistische setting is, gezien Facebook erg vluchtig is. Indien specifiek werd gewezen op het aantal ‘likes’, zou de invloed niet meer onbewust gemeten worden. Evenzeer was de vragenlijst nogal lang, waardoor ondanks de filtervragen, de aandacht bij sommige respondenten wat lager kon liggen. Ook was er slechts één blootstelling aan het statement en de reacties, terwijl in realiteit het issue meermaals op de ‘Facebookwall’ kan verschijnen en meerdere blootstellingen zouden zorgen voor een groter effect van sociale besmetting (Hodas & Lerman, 2013,). Tevens kan onderzocht worden of hetzelfde effect wordt bekomen bij een conditie zonder ‘likes’ en bij andere hoeveelheden ‘likes’. Verder is het moeilijk om sociale beïnvloeding na te gaan via een online experiment en is er steeds een kloof tussen intentie en actueel gedrag. Daarnaast zijn er in realiteit weinig geïsoleerde positieve of negatieve sets van reacties, maar eerder een mix (Purnawirawan e.a., 2012, p. 245). Hierdoor kan aangeraden worden effecten te onderzoeken bij incongruente informatie. Als tweede zijn er enkele inhoudelijke beperkingen van het onderzoek. Zo was het niet mogelijk een sluitende verklaring te vinden voor de tendens van negatieve reacties met weinig ‘likes’ die leiden tot hogere virale gedragsintenties, waardoor verder onderzoek noodzakelijk is. Daarnaast werd gefocust op één type crisis, een voedselcrisis binnen het vermijdbare crisiscluster. Hierdoor kunnen de resultaten niet veralgemeend worden naar elke soort crisis. Ook kan bijkomend onderzoek zich meer toespitsen op virale gedragsintenties in plaats van reputatie als tweede afhankelijke variabele te beschouwen, om zo diepere inzichten te krijgen. Verder werd een fictief bedrijf en crisis gebruikt. Frequente gebruikers die meer betrokken zijn bij het merk zouden echter meer resistent zijn tegen WOM dan onwetende consumenten en meer openstaan om informatie te verkrijgen (Bagozzi & Dholakia, 2006; Chakravarty e.a., 2010), waardoor een bestaand merk zou kunnen gebruikt worden in volgend onderzoek. Als laatste worden enkele pistes voorgesteld waar volgend onderzoek zich op kan focussen. Zo zouden andere kenmerken zoals ‘shares’ en ‘likes’ op de update zelf en andere sociale netwerksites zoals Twitter en Youtube kunnen worden onderzocht. In plaats van een statement zou in volgend onderzoek een videofragment van de woordvoerder op Facebook kunnen geplaatst worden, gezien dit meer levendig is en zou leiden tot een betere attitude en meer reacties (de Vries e.a., 2012). Daarnaast kan verder worden ingegaan op de reacties. Naast de ‘valence’ zou men het effect van rationele versus emotionele reacties kunnen nagaan gezien emotionele informatie meer kans heeft om online gedeeld te worden en meer bruikbaar blijkt (Alhabash e.a., 2013, p. 176; Lee e.a., 2012, p. 820). Ook zou men de kwaliteit en het aantal argumenten in de reacties in rekening kunnen nemen (Lee, Park & Han, 2008). Daarnaast zou men kunnen nagaan of frequente Facebookgebruikers minder virale gedragsintenties hebben door een ‘eWOM overload’ (Alhabash & McAlister, 33 2014). Een andere piste is om enkele moderatie-effecten te onderzoeken waarbij het conformiteitseffect niet zou voorkomen zoals wanneer een aanvullende mening voorgesteld wordt die omgekeerd is dan de reacties, zoals een blog, of wanneer men denkt dat de reacties gemanipuleerd zijn door de organisatie zelf (Zhao e.a., 2013, p. 488). Als laatste is het essentieel voor PR-professionals om inzicht te krijgen in de manieren om met deze ‘eWOM’ om te gaan. Hierdoor is het interessant te onderzoeken welke ‘webcare’ interventies van de organisatie de invloed van ‘valence’ kunnen beperken. van Noort en Willemsen (2011) vonden immers dat het op merkgegeneerde platformen positief is om als organisatie te reageren op klachten. Belangrijk is dus een inzicht te krijgen of deze ‘webcare’ interventies ook na een crisis favorabel zijn voor de organisatie en hoe deze ‘webcare’ aan te pakken. 34 Literatuurlijst Ahluwahlia, R. & Gürhan-Canli, Z. (2000). The effects of extensions on the family brand name: an accessibility-diagnosticity perspective. Journal of Consumer Research, 27(3), 371-381. Alhabash, S. & McAlister, A.R. (2014). Redifining virality in less broad strokes: predicting viral behavioral intentions from motivations and uses of Facebook and Twitter. New Media & Society, 1-23. Alhabash, S., McAlister, A.R., Hagerstrom, A., Quilliam, E.T., Rifon, N.J. & Richards, J.I. (2013). Between likes and shares: effects of emotional appeal and virality on the persuasiveness of anticyberbullying messages on Facebook. Cyberpsychology, Behavior and Social Networking, 16(3), 175-182. Arpan, L.M. & Pompper, D. (2003). Stormy weather: testing stealing thunder as a crisis communication strategy to improve communication flow between organizations and journalists. Public Relations Review, 29(3), 291-308. Bagozzi, R.P. & Dholakia, U.M. (2006). Antecedents and purchase consequences of customer participation in small group brand communities. International Journal of Research in Marketing, 23(1), 45-61. Bailey, J.E. & Pearson, S.W. (1983). Development of a tool for measuring and analyzing computer user satisfaction. Management Science, 29(5), 530-545. Barett, M.S. (2005). Spokespersons and message control: how the CDC lost credibility during the anthrax crisis. Qualitative Research Reports in Communication, 6(1), 59-68. Bickart, B. & Schindler, R.M. (2001). Internet forums as influential sources of consumer information. Journal of interactive marketing, 15(3), 31-40. Broida, R. (2010, 19 maart). Nestle’s Facebook page: how a company can really screw up social media. Geraadpleegd op 20 april 2014 op het World Wide Web: http://www.cbsnews.com/news/nestles-facebook-page-how-a-company-can-reallyscrew-up-social-media/. Burnkrant, R.E. & Cousineau, A. (1975). Informational and normative social influence in buying behavior. Journal of Consumer Research, 2(3), 206-214. Byrd, S. (2012). Hi fans! Tell us your story!: Incorporating a stewardship-based social media strategy to maintain brand reputation during a crisis. Corporate communications: an international journal, 17(3), 241-254. Casteleyn, J., Mottart, A. & Rutten, K. (2009). How to use data from Facebook in your market research. International Journal of Market Research, 51(4), 439-347. Chakravarty, A., Liu, Y. & Mazumdar, T. (2010). The differential effects of online word-of-mouth and critics’ reviews on pre-release movie evaluation. Journal of Interactive Marketing, 24, 185-197. Chen, Z. & Lurie, N.H. (2013). Temporal contiguity and negativity bias in the impact of online word-of-mouth. Journal of Marketing Research, 50(4), 463-467. 35 Cheung, C.M.K., Lee, M.K.O. & Robjohn, N. (2008). The impact of electronic wordof-mouth: the adoption of online opinions in online customer communities. Internet Research, 18(3), 229-247. Cheung, C.M.K. & Thadani, D.R. (2012). The impact of electronic word-of-mouth communication: a literature analysis and integrative model. Decision Support Systems, 54(1), 461-470. Chevalier, J.A. & Mayzlin, D. (2003). The effect of word of mouth on sales: online book reviews. Journal of Marketing Research, 44(3), 345-354. Choi, Y. & Lin, Y.H. (2009). Consumer responses to Mattel product recalls posted on online bulletin boards: Exploring two types of emotion. Journal of Public Relations Research, 21(2), 198-207. Cialdini, R.B. & Goldstein, N.J. (2002). The science and practice of persuasion. Cornell Hotel and Restaurant Administration Quarterly, 43(2), 40-50. Claeys, A-S. (2012). The impact of the content and timing of organizational crisis communication on reputation repair (doctoraatstudie). Universiteit Gent, België. Claeys, A-S, Cauberghe, V. & Vyncke, P. (2010). Restoring reputations in times of crisis: an experimental study of the situational crisis communication theory and the moderating effects of locus of control. Public Relations Review, 36, 256-262. Coombs, W.T. (2007). Protecting organization reputations during a crisis: the development and application of situational crisis communication theory. Corporate Reputation Review, 10(3), 163-176. Coombs, W.T. & Holladay, S.J. (2002). Helping crisis managers protect reputational assets: initial tests of the situational crisis communication theory. Management Communication Quarterly, 16(2), 165-186. Coombs, W.T. & Holladay, S.J. (2007). The negative communication dynamic: exploring the impact of stakeholder effect on behavioral intentions. Journal of Communication Management, 11(4), 300-312. Coombs, W.T. & Holladay, S.J. (2008). Comparing apology to equivalent crisis response strategies: clarifying apology’s role and value in crisis communication. Public Relations Review, 34, 252-257. Dawar, N. & Pillutla, M.M. (2000). Impact of product-harm crises on brand equity: the moderating role of consumer expectations. Journal of Marketing Research, 37(2), 215-226. de Vries, L., Gensler, S. & Lee ang, P.S.H. (2012). Popularity of brand posts on brand fan pages: an investigation of the effects of social media marketing. Journal of Interactive Marketing, 26, 83-91. Doh, S-J. & Hwang, J-S. (2009). How consumers evaluate eWOM messages. CyberPsychology & Behavior, 12(2), 193-197. East, R., Hammond, K. & Lomax, W. (2008). Measuring the impact of positive and negative word of mouth on brand purchase probability. International Journal of Research in Marketing, 25, 215-224. 36 Eckler, P. & Bolls, P.D. (2011). Spreading the virus: emotional tone of viral advertising and its effect on forwarding intentions and attitudes. Journal of Interactive Advertising, 11, 1-11. Edwards, C., Edwards, A., Qing, Q. & Wahl, S.T. (2007). The influence of computermediated word-of-mouth communication on student perceptions if instructors and attitudes toward learning course content. Communication Education, 56(3), 255-277. Feng, J.J., Lazar, J. & Preece, J. (2004). Empathy and online interpersonal trust: a fragile relationship. Behaviour & Information Technology, 23(2), 97-106. Fischer, E. & Reuber, A.R. (2011). Social interaction via new social media: how can interactions on Twitter affect effectual thinking and behavior? Journal of Business Venturing, 26, 1-18. Fiske, S.T. (1980). Attention and weight in person perception: the impact of negative and extreme behavior. Journal of Personality and Social Psychology, 38(6), 889-906. Fombrun, C. (1996). Reputation: Realizing value from the corporate image. Boston, MA: Harvard Business School Press. Freberg, K. (2012). Intention to comply with crisis messages communicated via social media. Public relations review, 38, 416-421. Fu, W.W. & Sim, C.C. (2011). Aggregate bandwagon effect on online videos’ viewership: Value uncertainty, popularity cues and heuristics. Journal of the American Society for Information Science and Technology, 62(12), 2382-2395. Gerlitz, C. & Helmond, A. (2011, 24-25 januari). Hit, link, like & share: organizing the social and the fabric of the web in a like economy. Paper gepresenteerd op miniconferentie Universiteit van Amsterdam, Nederland. Gonzalez-Herrero, A. & Smith, S. (2008). Crisis communications management on the web: How internet-based technologies are changing the way public relations professionals handle business crises. Journal of Contingencies and Crisis Management, 16(3), 143-153. Gravetter, F.J. & Forzano, L.B. (2012). Research methods for the behavioral sciences (4th ed.). California: Wadsworth. Griffin, M., Babin, B.J. & Darden, W.R. (1992). Consumer assessments of responsibility for product-related injuries: the impact of regulations, warnings and promotional policies. Advances in Consumer Research, 19(1), 870-878. Hiltz, S.R., Diaz, P. & Mark, G. (2011). Introduction: Social media and collaborative systems for crisis management. ACM Transactions on Computer-Human Interaction, 18(4), 1-6. Hodas, N.O. & Lerman, K. (2013). The simple rules of social contagion. USC Information Sciences Institute, 1-12. Huang, J.H. & Chen, Y.F. (2006). Herding in online product choice. Psychology & Marketing, 23(5), 413-428. Hung, K.H. & Li, S.Y. (2007). The influence of eWOM on virtual consumer communities: social capital, consumer learning and behavioral outcomes. Journal of Advertising Research, 47(4), 485-495. 37 Jiménez, F.R. & Mendoza, N.A. (2013). Too popular too ignore: the influence of online reviews on purchase intentions of search and experience products. Journal of interactive marketing, 27, 226-235. Jordan-Meier, J. (2011). The four stages of highly effective crisis management: how to manage the media in the digital age. Florida: Taylor & Francis Group. Kaplan, A.M. & Haenlein, M. (2010). Users of the world unite! The challenges and opportunities of social media. Business Horizons, 53, 59-68. Kelleher, T. (2008). Conversational voice, communicated commitment and public relations outcomes in interactive online communication. Journal of communication, 59(1), 31-40. Kelley, H.H. & Michela, J.L. (1980). Attribution theory and research. Annual Review Psychology, 31, 457-501. Kent, M.L., Taylor, M. & White, W.J. (2003). The relationship between web site design and organizational responsiveness to stakeholders. Public Relations Review, 29, 63-77. Laufer, D. & Coombs, W.T. (2006). How should a company respond to a product harm crisis? The role of corporate reputation and consumer-based cues. Business Horizons, 49, 379-385. Laufer, D. & Gillespie, K. (2004). Differences in consumer attributions of blame between men and women: the role of perceived vulnerability and empathic concern. Psychology and Marketing, 21(2), 209-222. Lee, B.K. (2005). Hong Kong consumers’ evaluations in an airline crash: a path model analysis. Journal of Public Relations Research, 17(4), 363-391. Lee, J., Park, D-H. & Han, I. (2008). The effect of negative online consumer reviews on product attitude: an information processing view. Electronic Commerce Research and Applications, 7, 341-352. Lee, K.T. & Koo, D. M. (2012). Effects of attribute and valence of e-WOM on message adoption: moderating role of subjective knowledge and regulatory focus. Computers in Human Behavior, 28(5), 1974-1984. Lee, M., Rodgers, S. & Kim, M. (2009). Effects of valence and extremity of eWOM on attitude toward the brand and website. Journal of Current Issues and Research in Advertising, 31(2), 1-11. Lee, W., Xiong, L. & Hu, C. (2012). The effect of Facebook users’ arousal and valence on intention to go the festival: applying an extension of the technology acceptance model. International Journal of Hopspitality Management, 31, 819-827. Liu, B.F., Austin, L. & Jin Y. (2011). How publics respond to crisis communication strategies: the interplay of information form and source. Public relations review, 37, 345-353. Liu, B.F. & Kim, S. (2011). How organizations framed the 2009 H1N1 pandemic via social and traditional media: implications for U.S. health communicators. Public Relations Review, 37, 233-244. 38 Margetts, H., John, P., Escher, T. & Reissfelder, S. (2009, March 18-20). Experiment for web science: examining the effect of the internet on collective action. Conferencepaper, University of Oxford en University of Manchester. Mei, J.S.A., Bansal, N. & Pang, A. (2009). New media: a new medium in escalating crisis? Corporate Communications: An International Journal, 15(2), 143-155. Nadeau, R., Cloutier, E. & Guay, J-H. (1993). New evidence about the existence of a bandwagon effect in the opinion formation process. International political science review, 14, 203. Pan, S.L., Pan, G. & Leidner, D. (2012). Crisis response information networks. Journal of AIS, 13(1), 1518-555. Pew Internet & American Life Project. (2006). Blogger callback survey. Geraadpleegd op 4 oktober 2013 op het World Wide Web: http://www.pewinternet.org. Preacher, K. J., & Hayes, A. F. (2008). Asymptotic and resampling strategies for assessing and comparing indirect effects in multiple mediator models. Behavior Research Methods, 40, 879-891. Purnawirawan, N., De Pelsmacker, P. & Dens, N. (2012). Balance and sequence in online reviews: how perceived usefulness affects attitudes and intentions. Journal of interactive marketing, 26, 244-255. Schlosser, A.E. (2011). Can including pros and cons increase the helpfulness and persuasiveness of online reviews? The interactive effects of ratings and arguments. Journal of Consumer Psychology, 21, 226-239. Schultz, F., Utz, S. & Göritz, A. (2011). Is the medium the message? Perceptions of and reactions to crisis communication via twitter, blogs and traditional media. Public Relations Review, 37, 20-27. Seeger, M.W, Sellnow, T. & Ulmer, R.R. (1998). Communication, organization and crisis. In M.E. Roloff (Ed.), Communication Yearbook 21 (pp. 231-276). California: Sage. Sen, S. & Lerman, D. (2007). Why are you telling me this? An examination into negative consumer reviews on the web. Journal of interactive marketing, 21(4), 7694. Shankar, V. & Malthouse, E.C. (2007). The growth of interactions and dialogs in interactive marketing. Journal of Interactive Marketing, 21(2), 2-4. Simon, H.A. (1954). Bandwagon and underdog effects and the possibility of election predictions. Public Opinion Quarterly, 18(3), 245-253. Sparks, B.A. & Browning, V. (2011). The impact of online reviews on hotel booking intentions and perception of trust. Tourism Management, 32(6), 1310-1323. Stamsnijder, P. (2002). Goed nieuws in kwade tijden: crisiscommunicatie in de praktijk. Schoonhoven: Academic Service. Standifird, S. (2001). Reputation and e-commerce: eBay auctions and the assymetrical impact of positive and negative ratings. Journal of Management, 27, 279-295. 39 Sweetser, K. & Metzgar, E. (2007). Communicating during crisis: use of blogs as a relationship management tool. Public Relations Review, 33(3), 340-342. Terpstra, T., Stronkman, R., de Vries, A. & Paradies, G.L. (2012). Towards a realtime Twitter analysis during crises for operational crisis management: Proceedings of the 9th international ISCRAM Conference. Vancouver, Canada. Thorsten, H-T. Gwinner, K.P., Walsh, G. & Gremler, D.D. (2004). Electronic word-ofmouth via consumer-opinion platforms: what motivates consumers to articulate themselves on the internet? Journal of Interactive Marketing, 18, 38-52. Utz, S., Schultz F. & Glocka S. (2013). Crisis communication online: How medium, crisis type and emotions affected public relations in the Fukushima Daiichi nuclear disaster. Public Relations Review, 39, 40-46. van Noort, G. & Willemsen, L.M. (2011). Online damage controle: the effects of proactive versus reactive webcare interventions in consumer-generated and brandgenerated platforms. Journal of interactive marketing, 26, 131-140. Veil, S.R., Buehner, T. & Palenchar, M.J. (2011). A work-in-process literature review: incorporating social media in risk and crisis communication. Journal of Contingencies and Crisis Management, 19(2), 110-122. Vermeulen, I.E. & Seegers, D. (2009). Tried and tested: the impact of online hotel reviews on consumer consideration. Tourism Management, 30(1), 123-127. Walther, J.B., Liang, Y., Ganster, T., Wohn, D.Y. & Emington, J. (2012). Online reviews, helpfulness ratings and consumer attitudes: an extension of congruity theory of multiple sources in web 2.0. Journal of computer-mediated communication, 18, 97112. Wang, Z., Walther, J.B., Pingree, S. & Hawkins, R. (2008). Health information, credibility, homophily and influence via the Internet: websites versus discussion groups. Health Communication, 23, 358-368. Ward, S. (1974). Consumer socialization. Journal of Consumer Research, 1(2), 1-14. Williams, Patti & Drolet, A. (2005). Age-related differences in response to emotional advertisement. Journal of consumer research, 32, 343-354. Zaichkowsky, J.L. (1985). Measuring the involvement construct. The Journal of Consumer Research, 12, 341-352. Zhao, D., Wang, F., Wei, J. & Liang, L. (2013). Public reaction to information release for crisis discourse by organization: integration of online comments. International Journal of Information Management, 33, 485-495. Zhu, F. & Zhang, X. (2010). Impact of online consumer reviews on sales: the moderating role of product and consumer characteristics. Journal of Marketing, 74(2), 133-148. 40 Bijlagen 41 BIJLAGE 1: OUTPUTS PRETEST Statistics: ernst en verantwoordelijkheid crisis toegekende verantwoordelijkheid crisisernst N Valid 20 20 0 0 Mean 6,050 6,1250 Std. Deviation ,9018 ,70478 Minimum 4,5 4,50 Maximum 7,0 7,00 Missing Statistics: geloofwaardigheid Facebook update N Valid Missing Mean Std. Deviation 20 0 4,6333 1,48639 Minimum 2,00 Maximum 7,00 42 Statistics: geloofwaardigheid reacties reactie 1 N Valid reactie 2 reactie 3 reactie 4 reactie 5 reactie 6 reactie 7 reactie 8 reactie 9 reactie 10 reactie 11 reactie 12 reactie 13 reactie 14 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 4,7333 5,1833 5,3500 4,7833 5,2000 4,4833 3,8833 4,7667 5,2833 4,6500 5,6333 4,1000 4,7333 5,1000 1,82446 1,28179 1,35282 1,43586 1,30854 1,75877 1,95048 1,79701 1,47603 1,37000 1,37607 1,71372 1,72223 1,54504 Minimum 2,00 2,67 2,00 2,00 3,00 1,67 1,00 1,33 2,00 2,00 1,33 1,00 1,00 2,00 Maximum 7,00 7,00 7,00 7,00 7,00 7,00 7,00 7,00 7,00 7,00 7,00 7,00 7,00 7,00 Missing Mean Std. Deviation Statistics: valence reacties N Valid reactie 1 reactie 2 (+) (+) reactie 3 reactie 4 reactie 5 (-) (+) (+) reactie 6 reactie 7 reactie 8 reactie 9 reactie 10 reactie 11 reactie 12 reactie 13 reactie 14 (-) (+) (-) (n) (+) (n) (+) (-) (-) 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 20 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 6,0000 4,7833 2,0667 6,0167 5,1667 1,8167 5,7000 1,4167 4,1500 6,2667 4,2833 6,0333 1,1667 1,5000 1,20428 1,08296 ,78435 ,77592 1,19697 1,17217 1,24205 ,62008 ,81989 ,76929 1,22963 ,77157 ,35044 ,72950 Minimum 2,00 3,00 1,00 4,67 3,00 1,00 2,00 1,00 1,67 5,00 1,67 4,67 1,00 1,00 Maximum 7,00 7,00 3,67 7,00 7,00 6,00 7,00 2,67 6,00 7,00 7,00 7,00 2,00 3,33 Missing Mean Std. Deviation 43 BIJLAGE 2: VRAGENLIJST Q40 Beste,Allereerst hartelijk dank om deel te nemen aan dit onderzoek. In het kader van mijn masterproef doe ik een onderzoek naar de reacties op een voedselcrisis. Het is uiterst belangrijk om te beginnen aan het onderzoek en dit in 1 keer af te maken, zonder zich ondertussen op andere dingen te focussen. Gelieve de vragen heel aandachtig door te nemen. Klik telkens op >> om door te gaan naar de volgende pagina. De antwoorden worden in alle anonimiteit verwerkt. Het invullen van deze vragenlijst zal maximaal 20 minuten in beslag nemen. Wanneer je de enquête volledig en correct invult, maak je kans op 1 van de bongobonnen (Zoete Zonde of Wijn) door je e-mailadres op het einde in te vullen. Hartelijk bedankt! Vele groeten,Eveline Note: deze vragenlijst is niet geschikt om in te vullen via een smartphone (dus enkel via een computerscherm). Q36 In deze vragenlijst wordt een case besproken over het Nederlandse bedrijf ‘Jack Ice’ en de gebeurtenissen die er plaatsvonden. Lees aub onderstaand krantenartikel aandachtig. Q37 Gelieve te beoordelen hoe ernstig en zwaarwichtig u bovenstaande gebeurtenissen vindt: 1 (1) 2 (2) ! helemaal niet ernstig (1) ! helemaal niet zwaarwicht ig (1) ! ! niet ernstig (2) ! niet zwaarwichti g (2) ! eerder niet ernstig (3) eerder niet zwaarwic htig (3) ! neutraal (4) ! neutraal (4) ! eerder ernstig (5) ! eerder zwaarwic htig (5) ! ernstig (6) ! zwaarw ichtig (6) 44 ! heel ernstig (7) ! heel zwaarwic htig (7) Q38 Lees onderstaande stellingen en antwoord van helemaal niet akkoord tot helemaal akkoord: helemaal niet akkoord (1) niet akkoord (2) eerder niet akkoord (3) neutraal (4) eerder akkoord (5) akkoord (6) helemaal akkoord (7) Ik heb een sterke interesse in deze gebeurtenissen. (1) ! ! ! ! ! ! ! De informatie omtrent zulke gebeurtenissen is zeer belangrijk. (2) ! ! ! ! ! ! ! Ik hecht belang aan zulke gebeurtenissen. (3) ! ! ! ! ! ! ! Ik zou mij vervelen als mensen tegen mij zouden praten over deze gebeurtenissen. (4) ! ! ! ! ! ! ! Deze gebeurtenissen zijn erg relevant. (5) ! ! ! ! ! ! ! Q672 Lees de Facebook-update van de woordvoerder van het bedrijf na dit incident en de commentaren van de facebookgebruikers eronder aandachtig en beantwoord daarna de vraag. Let op: lees dit zeer aandachtig, want later in de vragenlijst worden vragen gesteld over de update en comments. 45 Q92 Stel u voor dat u deze 'comments' zag staan op Facebook. Welk(e) zou u 'liken' om aan te geven dat u akkoord gaat met de perso(o)n(en) in kwestie? ! ! ! ! Anniek (1) Marcus (2) Sarah (3) Pascal (4) Q22 De reacties onder de statusupdate (4 comments) vind ik over het algemeen: zeer negatief:zeer positief (steunend) ten opzichte van het bedrijf Jack Ice (1) 1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) " " " " " " " 46 Q16 Beantwoord volgende stellingen van helemaal niet akkoord tot helemaal akkoord: Helemaal niet akkoord (1) Niet akkoord (2) Eerder niet akkoord (3) Neutraal (4) Eerder akkoord (5) Akkoord (6) Helemaal akkoord (7) Ik ben geneigd om het krantenartikel uit de Telegraaf aan mensen te tonen of door te sturen. (1) ! ! ! ! ! ! ! Ik ben geneigd mensen te vertellen over deze crisis. (2) ! ! ! ! ! ! ! Ik ben geneigd om op een of andere manier een bericht achter te laten. (3) ! ! ! ! ! ! ! Q17 Stel dat u hier zelf een 'comment' op zou plaatsen zoals de 4 personen, hoe positief of negatief zou uw reactie hierop zijn? Heel positief (1) 1 (1) ! positief (2) eerder positief (3) ! ! neutraal (4) ! eerder negatief (5) ! negatief (6) ! heel negatief (7) ! Q21 In hoeverre gaat u akkoord met volgende stellingen? Helemaal niet akkoord (1) Niet akkoord (2) Eerder niet akkoord (3) Neutraal (4) Eerder akkoord (5) Akkoord (6) Helemaal akkoord (7) Je volgt de suggesties/meningen van de facebookgebruikers. (1) ! ! ! ! ! ! ! Je gaat akkoord met de mening die voorgesteld wordt in de commentaren. (2) ! ! ! ! ! ! ! Q18 Beantwoord aub onderstaande stellingen: Helemaal niet waar (1) Niet waar (2) Eerder niet waar (3) Neutraal (4) Eerder waar (5) Waar (6) Helemaal waar (7) De comments van de 4 facebookgebruikers zijn waardevol. (1) ! ! ! ! ! ! ! De comments zijn informatief. (2) ! ! ! ! ! ! ! De comments zijn nuttig/helpen mij om mijn mening te vormen. (3) ! ! ! ! ! ! ! 47 Q6 Beantwoord de stellingen van helemaal niet tot helemaal wel: helemaal niet (1) niet (2) eerder niet (3) neutraal (4) eerder wel (5) wel (6) helemaal wel (7) Hoe verantwoordelijk is de organisatie Jack Ice voor deze gebeurtenissen? (1) ! ! ! ! ! ! ! In welke mate geeft u de schuld aan de organisatie Jack Ice? (2) ! ! ! ! ! ! ! Q11 Beoordeel aub het merk Jack Ice op basis van volgende stellingen. Helemaal niet akkoord (1) Niet akkoord (2) Eerder niet akkoord (3) Neutraal (4) Eerder akkoord (5) Akkoord (6) Helemaal akkoord (7) De organisatie is begaan met het welzijn van haar publiek. (1) ! ! ! ! ! ! ! De organisatie is niet eerlijk. (2) ! ! ! ! ! ! ! Ik vertrouw de organisatie niet dat zij de waarheid vertelt over het incident. (3) ! ! ! ! ! ! ! Onder de meeste omstandigheden zou ik geneigd zijn te geloven wat de organisatie communiceert. (4) ! ! ! ! ! ! ! Dit is een controlevraag. Duid hier aub 'niet akkoord' aan. (5) ! ! ! ! ! ! ! De organisatie is niet begaan met het welzijn van haar doelgroepen. (6) ! ! ! ! ! ! ! Q34 Wat is uw impressie over de organisatie Jack Ice na deze gebeurtenissen? Hoe teleurgesteld bent u in Jack Ice? (1) Ik evalueer Jack Ice: (2) Ik heb een negatieve impressie over Jack Ice: (3) ! ! ! Helem aal niet (1) heel negati ef (1) Helem aal niet waar (1) ! ! ! Niet (2) ! Eerder niet (3) negat ief (2) ! eerder negatie f (3) ! Eerder niet waar (3) Niet waar (2) ! Neutraal (4) Eerder wel (5) ! Neutraal (4) ! eerder positief (5) ! Neutraal (4) ! Eerder waar (5) ! ! Wel (6) ! positief (6) ! Waar (6) Helemaal wel (7) ! ! ! 48 heel positief (7) Helemaal waar (7) Q8 Hoeveel controle heeft het bedrijf volgens u over dit probleem? Helemaal geen controle (1) 1 (1) ! Geen controle (2) Eerder geen controle (3) ! ! Neutraal (4) Eerder controle (5) ! Controle (6) ! Veel controle (7) ! ! Eerder akkoord (5) Akkoord (6) Q19 Beantwoord onderstaande stellingen: Helemaal niet akkoord (1) Niet akkoord (2) Eerder niet akkoord (3) Neutraal (4) Helemaal akkoord (7) Deze status update is de moeite waard om te delen met anderen. (1) ! ! ! ! ! ! ! Ik zou de status update ‘sharen’ op Facebook. (2) ! ! ! ! ! ! ! Ik zou één of meerdere reacties ‘liken’ om aan te geven dat ik akkoord ben. (3) ! ! ! ! ! ! ! Ik zou op deze statusupdate zelf een commentaar zetten. (4) ! ! ! ! ! ! ! Q14 Beantwoord volgende stellingen over Jack Ice. 1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) befaamd:berucht (1) ! ! ! ! ! ! ! verantwoordelijk:onverantwoordelijk (2) ! ! ! ! ! ! ! financieel stabiel:financieel onstabiel (3) ! ! ! ! ! ! ! betrouwbaar:onbetrouwbaar (4) ! ! ! ! ! ! ! lange termijn georiënteerd:korte termijn geörienteerd (5) ! ! ! ! ! ! ! gevestigde naam:geen gevestigde naam (6) ! ! ! ! ! ! ! Het is heel waarschijnlijk dat Jack Ice nog bestaat binnen 7 jaar.:Het is heel onwaarschijnlijk dat Jack Ice nog bestaat binnen 7 jaar. (7) ! ! ! ! ! ! ! 49 Q13 Beantwoord aub onderstaande stellingen: Helemaal niet akkoord (1) Niet akkoord (2) Eerder niet akkoord (3) Neutraal (4) Eerder akkoord (5) Akkoord (6) Helemaal akkoord (7) Als het aanwezig is in de winkel waar ik normaal mijn boodschappen doe, zou ik nog altijd overwegen om een product te kopen waarvan ik weet dat het van het bedrijf Jack Ice is. (1) ! ! ! ! ! ! ! Als het aanwezig is in de winkel waar ik normaal ga, zou ik twijfelen om een product te kopen als ik weet dat het gemaakt is door Jack Ice. (2) ! ! ! ! ! ! ! Als het aanwezig is in de winkel waar ik normaal ga, zou ik waarschijnlijk een product kopen van Jack Ice. (3) ! ! ! ! ! ! ! Q20 Beantwoord volgende stellingen van helemaal niet waar tot helemaal waar: Helemaal niet waar (1) Niet waar (2) Eerder niet waar (3) Neutraal (4) Eerder waar (5) Waar (6) Helemaal waar (7) Ik heb de intentie om producten van dit bedrijf te boycotten. (1) ! ! ! ! ! ! ! Ik zal Jack Ice niet boycotten. (2) ! ! ! ! ! ! ! Ik zal proberen om Jack Ice producten te beginnen boycotten. (3) ! ! ! ! ! ! ! Q15 Wanneer de crisis achter de rug is: Helemaal niet waar (1) Niet waar (2) Eerder niet waar (3) Neutraal (4) Eerder waar (5) Waar (6) Helemaal waar (7) Zou ik vrienden aanmoedigen om producten te kopen van Jack Ice. (1) ! ! ! ! ! ! ! Zou ik familieleden aanmoedigen om producten van Jack Ice te kopen. (2) ! ! ! ! ! ! ! Zou ik Jack Ice aanbevelen aan iemand die mij om advies vroeg. (3) ! ! ! ! ! ! ! Zou ik positieve dingen zeggen over Jack Ice en zijn producten aan andere mensen. (4) ! ! ! ! ! ! ! 50 Q38 Na het lezen over deze crisis, hoe staat u tegenover Jack Ice? 1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) Zeer geërgerd:Helemaal niet geërgerd (1) ! ! ! ! ! ! ! Heel boos/kwaad:Helemaal niet boos (2) ! ! ! ! ! ! ! Q26 Hoe gelijkend ziet u zichzelf met de mensen die een commentaar plaatsten onder de reactie van de woordvoerder? Helemaal verschillend:Heel gelijkaardig (1) 1 (1) 2 (2) 3 (3) 4 (4) 5 (5) 6 (6) 7 (7) ! ! ! ! ! ! ! 51 Q35 Beantwoord volgende stellingen: Helemaal niet akkoord (1) Niet akkoord (2) Eerder niet akkoord (3) Neutraal (4) Eerder akkoord (5) Akkoord (6) Helemaal akkoord (7) We kunnen erop vertrouwen de waarheid te krijgen via sociale mediapagina’s van bedrijven zoals Jack Ice. (1) ! ! ! ! ! ! ! Het doel van een corporate sociale mediapagina is om de consument te informeren. (2) ! ! ! ! ! ! ! Ik geloof dat een corporate sociale mediapagina informatief is. (3) ! ! ! ! ! ! ! Een corporate sociale mediapagina is over het algemeen betrouwbaar. (4) ! ! ! ! ! ! ! Het is een betrouwbare bron van informatie over de kwaliteit en prestatie van het bedrijf en haar producten. (5) ! ! ! ! ! ! ! Via een corporate sociale mediapagina wordt de waarheid verteld op een goede manier. (6) ! ! ! ! ! ! ! Algemeen is het een waarheidsgetrouwe afbeelding van het product en het bedrijf. (7) ! ! ! ! ! ! ! Ik voel me accuraat geïnformeerd na het zien van de meeste updates via corporate sociale mediapagina’s. (8) ! ! ! ! ! ! ! Vink hier het antwoord 'eerder niet akkoord' aan. (9) ! ! ! ! ! ! ! De meeste corporate sociale mediapagina’s voorzien de consument met essentiële informatie. (10) ! ! ! ! ! ! ! Eerder niet (3) Neutraal (4) Q24 Beantwoord onderstaande vragen: Helemaal niet (1) Niet (2) Eerder wel (5) Wel (6) Helemaal wel (7) In hoeverre bent u geïnteresseerd in roomijsproducten? (1) ! ! ! ! ! ! ! In hoeverre bent u betrokken bij de aankoop van roomijs? (2) ! ! ! ! ! ! ! 52 Q27 Hieronder volgen nog enkele laatste vragen. Deze worden volledig anoniem verwerkt en worden dus niet gekoppeld aan de voorgaande antwoorden. Q36 Beantwoord volgende stellingen zo eerlijk mogelijk: Helemaal niet akkoord (1) Niet akkoord (2) Eerder niet akkoord (3) Neutraal (4) Eerder akkoord (5) Akkoord (6) Helemaal akkoord (7) Ik heb vaak vertrouwen in en handel op basis van het advies van anderen. (1) ! ! ! ! ! ! ! Ik zou zelden mijn mening in een verhitte discussie over een controversieel onderwerp veranderen. (2) ! ! ! ! ! ! ! Over het algemeen, zou ik liever meegaan met de meerderheid om consistent te zijn. (3) ! ! ! ! ! ! ! Meestal beslissen de mensen rond mij het meest wat we samen gaan doen. (4) ! ! ! ! ! ! ! Omgevingsinformatie kan mij gemakkelijk beïnvloeden en mijn ideeën veranderen. (5) ! ! ! ! ! ! ! Ik ben meer onafhankelijk dan ik conform ben met de groep. (6) ! ! ! ! ! ! ! Als iemand heel overtuigend is, zal ik mijn opinie veranderen en meegaan met hem/haar. (7) ! ! ! ! ! ! ! Duid aub hier het antwoord 'neutraal' aan. (8) ! ! ! ! ! ! ! Ik geef niet snel toe aan anderen. (9) ! ! ! ! ! ! ! Wanneer ik snel een belangrijke beslissing moet maken, zal ik rekening op de mening van anderen. (10) ! ! ! ! ! ! ! Ik geef de voorkeur aan mijn eigen weg in het leven bepalen. (11) ! ! ! ! ! ! ! Q30 Wat is uw geslacht? ! ! Man (1) Vrouw (2) Q31 In welk jaar bent u geboren? 53 Q29 Heeft u een profiel op Facebook die u actief gebruikt? ! ! Ja (1) Nee (2) Answer If Heeft u een profiel op Facebook die u actief gebruikt? Ja Is Selected Q28 Hoeveel uren per dag zit u gemiddeld op Facebook? Q32 Wat is uw hoogst genoten opleidingsniveau (of huidige opleiding)? ! ! ! ! ! ! Geen diploma (1) Lager onderwijs (2) Secundair onderwijs (3) Bachelor/Hoger onderwijs (4) Master/Universitair onderwijs (5) Doctoraat (6) Q673 Hartelijk dank voor uw deelname aan dit onderzoek!Indien u nog graag kans maakt op 1 van de bongobons, vul hier gerust uw e-mailadres in. 54 BIJLAGE 3: DEMOGRAFISCHE VARIABELEN Statistics: leeftijd N Valid 210 Missing 0 Mean 31,27 Median 24,00 Std. Deviation 13,489 Range 54 Minimum 15 Maximum 69 Wat is uw geslacht? Cumulative Frequency Valid 1 Man Percent Valid Percent Percent 70 33,3 33,3 33,3 2 Vrouw 140 66,7 66,7 100,0 Total 210 100,0 100,0 Wat is uw hoogst genoten opleidingsniveau (of huidige opleiding)? Cumulative Frequency Valid Lager onderwijs Percent Valid Percent Percent 1 ,5 ,5 ,5 Secundair onderwijs 47 22,4 22,4 22,9 Bachelor/Hoger onderwijs 95 45,2 45,2 68,1 Master/Universitair onderwijs 67 31,9 31,9 100,0 210 100,0 100,0 Total 55 BIJLAGE 4: ‘RELIABILITY ANALYSIS’ MEETSCHALEN 1. Crisisernst Reliability Statistics Cronbach's Alpha N of Items ,895 2 Item-Total Statistics Scale Mean Q37_1 Gelieve te beoordelen hoe ernstig u bovenstaande gebeurtenissen vindt: if Item Scale Variance if Corrected Item- Deleted Item Deleted Total Correlation 5,35 1,282 ,814 5,85 1,048 ,814 Q37_2 Gelieve te beoordelen hoe zwaarwichtig u bovenstaande gebeurtenissen vindt: 2. Issue involvement Reliability Statistics Cronbach's Alpha N of Items ,873 5 Item-Total Statistics Scale Mean if helemaal niet akkoord – helemaal akkoord Q38_1 Ik heb een sterke interesse in deze gebeurtenissen. Q38_2 De informatie omtrent zulke gebeurtenissen is zeer belangrijk. Q38_3 Ik hecht belang aan zulke gebeurtenissen. Cronbach's Item Scale Variance Corrected Item- Alpha if Item Deleted if Item Deleted Total Correlation Deleted 21,04 16,554 ,753 ,834 19,70 19,042 ,710 ,845 20,62 16,830 ,805 ,819 20,44 19,052 ,620 ,865 Q38_4_rec: ik zou mij vervelen als iemand tegen mij over deze gebeurtenissen zou praten. 56 Q38_5 Deze gebeurtenissen zijn erg relevant. 20,48 19,380 ,628 ,863 3. Bruikbaarheid informatie Reliability Statistics Cronbach's Alpha N of Items ,839 3 Item-Total Statistics Scale Corrected Cronbach's Scale Mean if Variance if Item-Total Alpha if Item Item Deleted Item Deleted Correlation Deleted Q18_1 De reacties van de 4 facebookgebruikers zijn waardevol. Q18_2 De reacties zijn informatief. Q18_3 De reacties zijn nuttig/helpen mij om mijn mening te vormen. 6,99 6,488 ,724 ,754 7,41 6,875 ,691 ,787 7,43 6,399 ,692 ,787 4. Organisatiereputatie Reliability Statistics Cronbach's Alpha N of Items ,814 5 Item-Total Statistics Cronbach's helemaal niet akkoord – helemaal akkoord Scale Mean if Scale Variance Corrected Item- Alpha if Item Item Deleted if Item Deleted Total Correlation Deleted Q11_1 De organisatie is begaan met het welzijn van 19,44 14,257 ,604 ,777 19,71 15,174 ,527 ,799 19,26 14,060 ,660 ,760 haar publiek. Q11_4 Onder de meeste omstandigheden zou ik geneigd zijn te geloven wat de organisatie communiceert. Q11_2_rec: De organisatie is niet eerlijk. 57 Q11_3_rec: Ik vertrouw de organisatie niet dat zij de waarheid vertelt over het 19,63 14,415 ,575 ,786 19,23 14,101 ,648 ,764 incicident. Q11_6_rec: De organisatie is niet began met welzijn van haar doelgroepen. 5. Attitude tegenover bedrijf Reliability Statistics Cronbach's Alpha N of Items ,759 7 Item-Total Statistics Scale helemaal niet akkoord – helemaal akkoord Cronbach's Mean if Scale Corrected Alpha if Item Variance if Item-Total Item Deleted Item Deleted Correlation Deleted Q14_1 befaamd:berucht 22,86 22,190 ,460 ,734 Q14_2 verantwoordelijk:onverantwoordelijk 23,56 19,080 ,508 ,724 Q14_3 financieel stabiel:financieel onstabiel 23,46 22,670 ,439 ,739 Q14_4 betrouwbaar:onbetrouwbaar 23,00 19,636 ,630 ,696 23,29 19,956 ,572 ,708 22,86 20,946 ,337 ,766 23,32 20,842 ,460 ,733 Q14_5 lange termijn georiënteerd:korte termijn geörienteerd Q14_6 gevestigde naam:geen gevestigde naam Q14_7 Het is heel waarschijnlijk onwaarschijnlijk dat Jack Ice nog bestaat binnen 7 jaar. 6. Impressie over organisatie Reliability Statistics Cronbach's Alpha N of Items ,842 3 58 Item-Total Statistics Cronbach's helemaal niet – helemaal wel Q34_1 Hoe teleurgesteld bent u in Jack Ice? Q34_3 Ik heb een negatieve impressie over Jack Ice. Q34_2_rec: ik evalueer Jack Ice negatief - positief Scale Mean if Scale Variance Corrected Item- Alpha if Item Item Deleted if Item Deleted Total Correlation Deleted 8,32 4,687 ,651 ,865 8,32 4,957 ,764 ,724 8,04 6,099 ,764 ,762 7. Virale gedragsintenties Reliability Statistics Cronbach's Alpha N of Items ,829 4 Item-Total Statistics Cronbach's helemaal niet akkoord – helemaal akkoord Scale Mean if Scale Variance Corrected Item- Alpha if Item Item Deleted if Item Deleted Total Correlation Deleted Q19_1 Deze status update is de moeite waard om te 8,30 14,577 ,638 ,792 9,23 13,969 ,744 ,743 8,81 13,696 ,640 ,795 9,61 16,220 ,616 ,803 delen met anderen. Q19_2 Ik zou de status update ‘sharen’ op Facebook. Q19_3 Ik zou één of meerdere reacties ‘liken’. Q19_4 Ik zou op deze statusupdate zelf een commentaar zetten. Opmerking: deze items werden afzonderlijk getest. Intentie om te delen via het gemiddelde van de eerste twee items, intentie om te liken via het derde item, intentie om een reactie te plaatsen via het vierde item. 59 BIJLAGE 5: MANIPULATIECHECK Independent samples t-test valence reacties Group Statistics VALENCE De reacties onder de 0: negatief statusupdate vind ik over het 1: positief N Mean Std. Deviation Std. Error Mean 107 2,16 1,001 ,097 103 5,74 ,970 ,096 algemeen:-zeer negatief:zeer positief (steunend) ten opzichte van het bedrijf Jack Ice Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances t-test for Equality of Means 95% Confidence Interval of the F De reacties onder de statusupdate (4 Equal variances comments) vind ik over het algemeen:-zeer assumed negatief:zeer positief (steunend) ten Equal variances not opzichte van het bedrijf Jack Ice assumed 1,423 Sig. ,234 t df Sig. (2- Mean Std. Error tailed) Difference Difference Difference Lower Upper -26,295 208 ,000 -3,579 ,136 -3,847 -3,311 -26,312 207,992 ,000 -3,579 ,136 -3,847 -3,311 60 Gepercipieerde ernst en betrokkenheid bij crisis over vier condities Descriptive Statistics Dependent Variable: gepercipieerde ernst condities Mean Std. Deviation N negatief veel likes 5,43 ,950 55 negatief weinig likes 5,72 ,860 52 positief veel likes 5,70 1,207 49 positief weinig likes 5,56 1,073 54 Total 5,60 1,027 210 Tests of Between-Subjects Effects Dependent Variable: gepercipieerde_ernst Type III Sum of Source Squares df Mean Square F Sig. a 3 1,001 ,948 ,418 6582,934 1 6582,934 6237,792 ,000 3,002 3 1,001 ,948 ,418 Error 217,398 206 1,055 Total 6806,000 210 220,400 209 Corrected Model Intercept randomisatie Corrected Total 3,002 a. R Squared = ,014 (Adjusted R Squared = -,001) 61 Descriptive Statistics Dependent Variable: issue_involvement condities Mean Std. Deviation N negatief veel likes 4,94 1,129 55 negatief weinig likes 5,17 1,084 52 positief veel likes 5,27 ,923 49 positief weinig likes 5,10 1,040 54 Total 5,11 1,049 210 Tests of Between-Subjects Effects Dependent Variable: issue_involvement Type III Sum of Source Squares df Mean Square F Sig. a 3 1,010 ,917 ,434 5492,668 1 5492,668 4983,958 ,000 3,031 3 1,010 ,917 ,434 Error 227,026 206 1,102 Total 5722,800 210 230,057 209 Corrected Model Intercept randomisatie Corrected Total 3,031 a. R Squared = ,013 (Adjusted R Squared = -,001) 62 BIJLAGE 6: HYPOTHESETESTEN Analyses hypothese 1 en 2: multivariate anova op reputatie Descriptive Statistics ORP positief 1, negatief 0 weinig likes 0, veel likes 1 negatief weinig likes 4,60 ,924 52 veel likes 4,63 ,884 55 Total 4,61 ,900 107 weinig likes 5,27 ,737 54 veel likes 4,97 1,012 49 Total 5,12 ,887 103 weinig likes 4,94 ,895 106 veel likes 4,79 ,957 104 Total 4,86 ,927 210 weinig likes 4,04 ,814 52 veel likes 4,02 ,780 55 Total 4,03 ,793 107 weinig likes 4,27 ,735 54 veel likes 4,22 ,612 49 Total 4,24 ,677 103 positief Total companyattituder negatief positief Mean Std. Deviation N 63 Total impressieorganisatie negatief positief Total weinig likes 4,15 ,780 106 veel likes 4,12 ,710 104 Total 4,13 ,745 210 weinig likes 3,61 1,086 52 veel likes 3,67 1,073 55 Total 3,64 1,075 107 weinig likes 4,19 1,015 54 veel likes 4,09 1,150 49 Total 4,14 1,077 103 weinig likes 3,91 1,086 106 veel likes 3,87 1,125 104 Total 3,89 1,103 210 Tests of Between-Subjects Effects Type III Sum of Source Dependent Variable VALENCE (H1) ORP companyattituder impressieorganisatie LIKES ORP Squares df Mean Square F Sig. 13,325 1 13,325 16,766 ,000 2,386 1 2,386 4,335 ,039 13,208 1 13,208 11,315 ,001 ,982 1 ,982 1,236 ,267 64 companyattituder ,049 1 ,049 ,088 ,767 impressieorganisatie ,027 1 ,027 ,023 ,880 1,382 1 1,382 1,739 ,189 VALENCE * LIKES ORP (H2) companyattituder ,017 1 ,017 ,031 ,860 impressieorganisatie ,338 1 ,338 ,289 ,591 ORP 163,712 206 ,795 companyattituder 113,379 206 ,550 impressieorganisatie 240,466 206 1,167 ORP 5147,640 210 companyattituder 3705,959 210 impressieorganisatie 3424,889 210 ORP 179,745 209 companyattituder 115,864 209 impressieorganisatie 254,146 209 Error Total Corrected Total a. R Squared = ,089 (Adjusted R Squared = ,076) b. R Squared = ,021 (Adjusted R Squared = ,007) c. R Squared = ,054 (Adjusted R Squared = ,040) 65 Analyses hypothese 3 en 5: multivariate anova op virale gedragsintenties Descriptive Statistics Intentie om te liken. positief 1, negatief 0 weinig likes 0, veel likes 1 Wat is uw geslacht? negatief weinig likes Man 2,86 1,562 14 Vrouw 3,47 1,782 38 Total 3,31 1,732 52 Man 2,55 1,504 20 Vrouw 3,00 1,663 35 Total 2,84 1,607 55 Man 2,68 1,512 34 Vrouw 3,25 1,730 73 Total 3,07 1,678 107 Man 2,76 1,640 17 Vrouw 3,30 1,648 37 Total 3,13 1,649 54 Man 3,89 1,941 19 Vrouw 3,20 1,627 30 Total 3,47 1,769 49 Man 3,36 1,869 36 Vrouw 3,25 1,627 67 veel likes Total positief weinig likes veel likes Total Mean Std. Deviation N 66 Total Total weinig likes veel likes Total Intentie om te sharen. negatief weinig likes veel likes Total 3,29 1,707 103 Man 2,81 1,579 31 Vrouw 3,39 1,708 75 Total 3,22 1,685 106 Man 3,21 1,838 39 Vrouw 3,09 1,637 65 Total 3,13 1,707 104 Man 3,03 1,728 70 Vrouw 3,25 1,676 140 Total 3,18 1,692 210 Man 2,79 1,355 14 Vrouw 3,50 1,689 38 Total 3,31 1,624 52 Man 2,25 ,819 20 Vrouw 3,14 1,222 35 Total 2,82 1,168 55 Man 2,47 1,087 34 Vrouw 3,33 1,484 73 3,06 1,423 107 Total 67 positief weinig likes veel likes Total Total weinig likes veel likes Total Intentie om een reactie te negatief weinig likes plaatsen. veel likes Man 2,56 1,144 17 Vrouw 3,62 1,114 37 Total 3,29 1,219 54 Man 3,74 1,485 19 Vrouw 3,33 1,539 30 Total 3,49 1,516 49 Man 3,18 1,445 36 Vrouw 3,49 1,319 67 Total 3,38 1,365 103 Man 2,66 1,227 31 Vrouw 3,56 1,426 75 Total 3,30 1,426 106 Man 2,97 1,395 39 Vrouw 3,23 1,370 65 Total 3,13 1,378 104 Man 2,84 1,323 70 Vrouw 3,41 1,405 140 Total 3,22 1,401 210 Man 1,93 1,439 14 Vrouw 2,71 1,412 38 Total 2,50 1,448 52 Man 2,20 1,436 20 Vrouw 2,43 1,290 35 Total 2,35 1,336 55 68 Total positief weinig likes veel likes Total Total weinig likes veel likes Total Man 2,09 1,422 34 Vrouw 2,58 1,353 73 Total 2,42 1,388 107 Man 1,94 1,197 17 Vrouw 2,32 1,132 37 Total 2,20 1,155 54 Man 2,47 1,541 19 Vrouw 2,47 1,306 30 Total 2,47 1,386 49 Man 2,22 1,396 36 Vrouw 2,39 1,205 67 Total 2,33 1,271 103 Man 1,94 1,289 31 Vrouw 2,52 1,288 75 Total 2,35 1,310 106 Man 2,33 1,475 39 Vrouw 2,45 1,287 65 Total 2,40 1,355 104 Man 2,16 1,400 70 Vrouw 2,49 1,283 140 Total 2,38 1,329 210 69 Tests of Between-Subjects Effects Type III Sum of Source Dependent Variable VALENCE (H3) Intentie om te liken. 4,676 1 4,676 1,653 ,200 Intentie om te sharen. 7,099 1 7,099 3,908 ,049 ,011 1 ,011 ,006 ,937 ,182 1 ,182 ,064 ,800 2,808E-5 1 2,808E-5 ,000 ,997 1,268 1 1,268 ,716 ,399 2,349 1 2,349 ,830 ,363 14,755 1 14,755 8,124 ,005 5,523 1 5,523 3,118 ,079 Intentie om te liken. 9,448 1 9,448 3,339 ,069 Intentie om te sharen. 9,128 1 9,128 5,025 ,026 1,349 1 1,349 ,762 ,384 Intentie om te liken. 4,337 1 4,337 1,533 ,217 Intentie om te sharen. 2,581 1 2,581 1,421 ,235 1,156 1 1,156 ,653 ,420 5,581 1 5,581 1,973 ,162 Intentie om een reactie te plaatsen. LIKES Intentie om te liken. Intentie om te sharen. Intentie om een reactie te plaatsen. Geslacht Intentie om te liken. Intentie om te sharen. Intentie om een reactie te plaatsen. VALENCE * LIKES (H5) Intentie om een reactie te plaatsen. VALENCE * Geslacht Intentie om een reactie te plaatsen. LIKES * Geslacht Intentie om te liken. Squares df Mean Square F Sig. 70 Intentie om te sharen. 4,763 1 4,763 2,623 ,107 2,557 1 2,557 1,444 ,231 3,232 1 3,232 1,142 ,286 7,772 1 7,772 4,279 ,040 ,077 1 ,077 ,043 ,836 Intentie om te liken. 571,516 202 2,829 Intentie om te sharen. 366,888 202 1,816 357,769 202 1,771 Intentie om te liken. 2717,000 210 Intentie om te sharen. 2583,250 210 1555,000 210 Intentie om te liken. 598,481 209 Intentie om te sharen. 410,392 209 369,281 209 Intentie om een reactie te plaatsen. VALENCE * LIKES * Geslacht Intentie om te liken. Intentie om te sharen. Intentie om een reactie te plaatsen. Error Intentie om een reactie te plaatsen. Total Intentie om een reactie te plaatsen. Corrected Total Intentie om een reactie te plaatsen. a. R Squared = ,045 (Adjusted R Squared = ,012) b. R Squared = ,106 (Adjusted R Squared = ,075) c. R Squared = ,031 (Adjusted R Squared = -,002) 71 72 Analyse hypothese 4: mediatie via bootstrap analyse Dependent, Independent, and Proposed Mediator Variables: DV = intentie om te liken IV = valence MEDS = usefulness Sample size 210 IV to Mediators (a paths) Coeff se usefulne ,5960 ,1657 t 3,5957 p ,0004 Direct Effects of Mediators on DV (b paths) Coeff se t p usefulne ,6747 ,0860 7,8441 ,0000 Total Effect of IV on DV (c path) Coeff se t VALENCE ,2258 ,2336 ,9667 p ,3348 Direct Effect of IV on DV (c' path) Coeff se t VALENCE -,1763 ,2119 -,8318 p ,4065 Model Summary for DV Model R-sq Adj R-sq F df1 df2 ,2326 ,2252 31,3680 2,0000 207,0000 p ,0000 ***************************************************************** BOOTSTRAP RESULTS FOR INDIRECT EFFECTS Indirect Effects of IV on DV through Proposed Mediators (ab paths) Data Boot Bias SE TOTAL ,4021 ,4025 ,0004 ,1222 usefulne ,4021 ,4025 ,0004 ,1222 Bias Corrected Confidence Intervals Lower Upper TOTAL ,1863 ,6689 usefulne ,1863 ,6689 ***************************************************************** Level of Confidence for Confidence Intervals: 95 Number of Bootstrap Resamples: 5000 ***************************************************************** 73 Dependent, Independent, and Proposed Mediator Variables: DV = intentie om te sharen IV = valence MEDS = usefulness Sample size 210 IV to Mediators (a paths) Coeff se usefulne ,5960 ,1657 t 3,5957 p ,0004 Direct Effects of Mediators on DV (b paths) Coeff se t p usefulne ,5805 ,0700 8,2982 ,0000 Total Effect of IV on DV (c path) Coeff se t VALENCE ,3274 ,1926 1,7003 p ,0906 Direct Effect of IV on DV (c' path) Coeff se t VALENCE -,0185 ,1723 -,1075 p ,9145 Model Summary for DV Model R-sq Adj R-sq F df1 df2 ,2599 ,2528 36,3473 2,0000 207,0000 p ,0000 ***************************************************************** BOOTSTRAP RESULTS FOR INDIRECT EFFECTS Indirect Effects of IV on DV through Proposed Mediators (ab paths) Data Boot Bias SE TOTAL ,3459 ,3472 ,0013 ,1013 usefulne ,3459 ,3472 ,0013 ,1013 Bias Corrected Confidence Intervals Lower Upper TOTAL ,1603 ,5547 usefulne ,1603 ,5547 ***************************************************************** Level of Confidence for Confidence Intervals: 95 Number of Bootstrap Resamples: 5000 74 Analyse hypothese 5a: independent samples t-test Group Statistics weinig likes 0, veel likes 1 Intentie om te liken. Intentie om te delen. N Mean Std. Deviation Std. Error Mean weinig likes 54 3,13 1,649 ,224 veel likes 49 3,47 1,769 ,253 weinig likes 54 3,29 1,219 ,166 veel likes 49 3,49 1,516 ,217 Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances t-test for Equality of Means 95% Confidence Interval of F Intentie om te Equal variances assumed liken. ,287 Equal variances not assumed Intentie om te Equal variances assumed delen. 1,147 Sig. Equal variances not assumed 2,275 ,135 t df Sig. (2- Mean Std. Error tailed) Difference Difference the Difference Lower Upper -1,009 101 ,315 -,340 ,337 -1,008 ,328 -1,005 98,226 ,317 -,340 ,338 -1,010 ,331 -,751 101 ,454 -,203 ,270 -,738 ,333 -,743 92,155 ,459 -,203 ,273 -,745 ,339 75 Analyse hypothese 5b: independent samples t-test Group Statistics weinig likes 0, veel likes 1 Intentie om te liken. Intentie om te delen. N Mean Std. Deviation Std. Error Mean weinig likes 52 3,31 1,732 ,240 veel likes 55 2,84 1,607 ,217 weinig likes 52 3,31 1,624 ,225 veel likes 55 2,82 1,168 ,158 Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances t-test for Equality of Means 95% Confidence Interval of the F Intentie om te Equal variances assumed liken. ,323 Equal variances not assumed Intentie om te Equal variances assumed delen. ,984 Sig. Equal variances not assumed 9,218 ,003 t df Sig. (2- Mean Std. Error tailed) Difference Difference Difference Lower Upper 1,460 105 ,147 ,471 ,323 -,169 1,112 1,457 103,222 ,148 ,471 ,324 -,170 1,113 1,797 105 ,075 ,490 ,272 -,051 1,030 1,781 92,235 ,078 ,490 ,275 -,056 1,035 76 Analyse hypothese 6: one way anova Descriptives: valence eigen reactie 95% Confidence Interval for Mean N Mean Std. Deviation Std. Error Lower Bound Upper Bound Minimum Maximum negatief 107 3,28 1,062 ,103 3,08 3,48 1 6 positief 103 4,28 1,079 ,106 4,07 4,49 1 6 Total 210 3,77 1,180 ,081 3,61 3,93 1 6 ANOVA valence eigen reacties Sum of Squares Between Groups df Mean Square 52,605 1 52,605 Within Groups 238,424 208 1,146 Total 291,029 209 F 45,892 Sig. ,000 Opmerking: andere schalen werden ook getest maar leverden geen betekenisvolle resultaten op. 77
© Copyright 2025 ExpyDoc