Diabetes en Hypo- en hyperglycemie

Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
onbewaakte kopie
Injecteren 7
Diabetes en Hypo- en hyperglycemie
Wat is diabetes
Bij diabetes mellitus is de hoeveelheid suiker in het bloed te hoog. Daarom spreekt men ook wel
van 'suikerziekte’. Suiker (glucose) komt uit de koolhydraten in onze voeding. Na de maaltijd
stijgt dus de hoeveelheid glucose in het bloed. Onder invloed van insuline (een hormoon uit de
alvleesklier) wordt glucose naar de lichaamscellen gebracht.
Bij diabetes is sprake van een tekort aan insuline in het lichaam of het lichaam is minder
gevoelig voor insuline. Hierdoor heeft het lichaam moeite de glucose in de lichaamscellen op te
nemen. De glucose blijft achter in het bloed en hierdoor ontstaat een te hoge
bloedglucosespiegel.
Afbeelding: Organen die van invloed zijn op diabetes
Vormen van diabetes
Insulineafhankelijke diabetes mellitus type I (IDDM)
Diabetes mellitus type I ontstaat meestal op een relatief jonge leeftijd. Mensen met type I
diabetes zijn vaak mager. De symptomen ontstaan in de loop van enkele dagen tot enkele
weken. Diabetes mellitus type I wordt veroorzaakt doordat de insulineproducerende bètacellen
in de alvleesklier ten gronde gaan waardoor het lichaam geen insuline meer produceert.
Hierdoor stijgt de bloedglucosespiegel. Orale bloedsuikerverlagende geneesmiddelen hebben
geen effect op de bloedglucosewaarde.
Onlangs ontdekten onderzoekers van het LUMC dat de bètacellen nog wel insuline kunnen
produceren, maar daarin belemmerd worden door afweercellen. Deze afweercellen heeft men
kunnen identificeren. Dit geeft hoop voor de toekomst op de mogelijkheid voor de ontwikkeling
van een vaccin (inenting) tegen dit type diabetes 1 .
Niet-insuline afhankelijke diabetes mellitus type II (NIDDM)
Diabetes mellitus type II ontstaat veel geleidelijker dan type I en vaak op een wat oudere leeftijd
en/of bij mensen met een fors overgewicht. Bij diabetes mellitus type II is de bloedsuikerspiegel
te hoog, omdat in het lichaam te weinig van het hormoon insuline aanwezig is. Bovendien
1
© Vilans 27-02-2014
Persbericht diabetesfonds februari 2012.
Achtergrondinformatie
Diabetes, hypo- en hyperglycemie: 1 (van 6)
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
onbewaakte kopie
Injecteren 8
reageert het lichaam niet meer goed op insuline. Het is ongevoelig geworden voor insuline.
Zonder goed werkende insuline kan het lichaam niet genoeg suiker uit het bloed halen,
waardoor de bloedsuikerspiegel hoog blijft. Orale bloedglucosewaarde verlagende
geneesmiddelen hebben vaak een goed effect. Sommige cliënten hebben daarnaast ook
insuline nodig 1 .
Diabetes bij kwetsbare ouderen
Kwetsbare ouderen zijn ouderen die meerdere aandoeningen tegelijk hebben op meerdere
gebieden: op geestelijk, lichamelijk en sociaal gebied. Deze aandoeningen kunnen elkaar
versterken en de kwaliteit van leven negatief beïnvloeden.
De diagnose en de behandeling van diabetes bij kwetsbare ouderen kan verschillen van relatief
gezondere cliënten met diabetes mellitus 2 . Bij het stellen van de diagnose en het kiezen van de
behandeling kunnen bijvoorbeeld andere uitgangspunten voor het beoordelen van de
bloed(glucose)waarden worden aangehouden. Ook (de frequentie van) het doorverwijzen naar
andere disciplines kan anders zijn. Kwaliteit van leven is een belangrijk uitgangspunt voor
besluitvorming.
Prevalentie
Chronische lichamelijke aandoeningen zoals diabetes mellitus, komen in 2011 het meest voor.
Op 1 januari 2011 waren er 834.100 mensen met diabetes gediagnosticeerd bij de huisarts. Dat
was 50,5 per 1.000 mannen en 49,7 per 1.000 vrouwen. In de leeftijdsgroep 40 tot 75 jaar komt
diabetes meer bij mannen voor dan bij vrouwen. In de groep 75 jaar en ouder komt diabetes
meer bij vrouwen voor 3 .
Diabetes komt vaker voor bij cliënten met schizofrenie of een depressie 4 .
Hoe herken je diabetes
Het is belangrijk om de signalen van diabetes te herkennen om de diagnose snel te stellen.
Door in een vroeg stadium met de behandeling te starten, waardoor de bloedglucosewaarde zo
stabiel mogelijk gehouden wordt, kan de kans op complicaties van diabetes worden verkleind.
Bij het ontstaan van diabetes mellitus vertonen cliënten vaak de volgende kenmerken:
„
dorst;
„
veel drinken;
„
veel plassen;
„
moeheid;
„
jeuk of slecht genezende wondjes en infecties van de huid.
Hoe behandel je diabetes
Diabetes is (nog) niet te genezen, wel te behandelen. De behandelingen voor type I en Type II
diabetes verschillen van elkaar.
Bij DM1 maakt de alvleesklier geen insuline meer aan. Het is daarom noodzakelijk dit tekort
kunstmatig aan te vullen met insuline. De plaats van de injectie bepaalt hoe lang het duurt voor
insuline zal werken: buik (snel), bovenarm (normaal), bovenbeen (langzaam) of bil (langzaam).
In de buik wordt de insuline snel opgenomen, omdat de doorbloeding in de buik beter is dan in
1
2
3
4
© Vilans 27-02-2014
Silhouet van de interne geneeskunde, Haalboom, Bohn Stafleu Van Loghum 1999.
Multidisciplinaire richtlijn diabetes,verantwoorde diabeteszorg bij kwetsbare ouderen thuis en
in verzorgings- of verpleeghuizen, Verenso 2011.
Nationaal Kompas Volksgezondheid (externe link, ingezien januari 2014).
NHG-standaard diabetes mellitus type 2, 2013.
Achtergrondinformatie
Diabetes, hypo- en hyperglycemie: 2 (van 6)
onbewaakte kopie
Injecteren 9
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
het been (dichter bij het hart). Ook valt insuline onder te verdelen in: kortwerkend,
middellangwerkend, langwerkend en combinaties hiervan.
Bij de behandeling van DM2 wordt gebruik gemaakt van een stapsgewijze behandeling:
„
Stap 1:
Dieet en lichaamsbeweging. Meer beweging en afvallen zorgen ervoor dat de insuline beter
werkt en dat de bloedglucosespiegel omlaag gaat.
„
Stap 2:
Behandeling met orale bloedglucosewaardeverlagende tabletten.
„
Stap 3:
Combinatie van verschillende bloedglucosewaardeverlagende tabletten. Zoals bv.
metformine of tolbutamide.
„
Stap 4:
Insuline en orale bloedglucosewaardeverlagende tabletten. Wanneer het de orale
combinatietherapie niet lukt om de bloedglucosewaarden onder controle te krijgen, kan naast
de behandeling met tabletten insuline worden gespoten.
Bij dwingende redenen worden DPP-4-remmers of GLP-1-agonisten ingezet. Van deze nieuwe
middelen is onvoldoende bekend wat de effecten en de veiligheidsrisico’s zijn 1 .
Complicaties op korte termijn
Hypoglycemie (hypo)
Bij een ‘hypo’ is sprake van te weinig glucose in het bloed. De bloeglucosewaarde is te laag. De
verschijnselen van een hypo kunnen per cliënt en per situatie verschillen.
„
„
„
De voornaamste symptomen van een hypo zijn:
– honger, beven, zweten;
– bleekheid;
– moeite met concentreren, duizeligheid, wazig zien;
– hartkloppingen;
– soms hoofdpijn;
– trillende handen, voeten, lippen of tong.
Een ernstige hypo geeft verschijnselen als:
– grofheid in gedrag, vreemd gedrag;
– verwardheid;
– sufheid en uiteindelijk bewusteloosheid.
Neurologische symptomen als:
– dubbelzien;
– moeite met spreken;
– verwardheid;
– diepe slaap en coma.
Bij een lage bloedglucosespiegel is het van belang dat de cliënt meteen koolhydraten tot zich
neemt die snel worden opgenomen in het bloed (‘snelle suikers’). Die zitten bijvoorbeeld in
dextro-tabletten, frisdrank (niet light) of appelsap. De hoeveelheid dient 15-20 gram suiker te
zijn 2 . Dat zijn 6-7 druivensuiker- (dextro-)tabletten, een glas cola of appelsap van 200 ml.
Wanneer dat niet voorhanden is kan een glas lauwe thee met daarin opgelost 3 suikerklontjes
ook helpen. Wanneer na 20 minuten de bloedglucosewaarde nog te laag is kan de procedure
herhaald worden. Waneer niet binnen een uur een maaltijd wordt gebruikt, kan er nog een
portie fruit of een boterham (‘langzame koolhydraten’) worden gegeten 3 . Dit is om te voorkomen
de cliënt weer terugvalt in een hypo.
1
2
3
© Vilans 27-02-2014
NHG-Standaard Diabetes mellitus type 2, 2013.
Voedingsrichtlijn NDF (blz 83), 2010 (ingezien december 2012).
Website vumc (ingezien augustus 2012).
Achtergrondinformatie
Diabetes, hypo- en hyperglycemie: 3 (van 6)
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
onbewaakte kopie
Injecteren 10
Ga na wat de mogelijke oorzaken van de hypo waren, denk hierbij aan:
„
teveel geslikte tabletten of teveel gespoten insuline (al of niet in combinatie met (te weinig of
te laat eten);
„
verkeerde spuitplaats (bij cliënten met zeer weinig onderhuids vetweefsel bestaat het risico
op intramusculair spuiten, de insuline wordt dan te snel opgenomen en kan een hypo
veroorzaken);
„
minder gegeten of niet gegeten;
„
meer lichamelijke inspanning dan normaal;
„
ziekte.
Neem preventieve maatregelen als dat mogelijk is. Maak (zo nodig per cliënt) afspraken met de
arts over hoe te handelen bij een lage bloedglucosespiegel.
Glucagon
Wanneer de cliënt niet meer bij bewustzijn is, bij een ernstige hypo, kan het nodig zijn (volgens
afspraak met de arts) glucagon toe te dienen. Ook moet direct de arts worden gewaarschuwd.
Geef in dat geval de cliënt geen eten, want de kans op verslikken is erg groot.
Glucagon werkt tegengesteld aan insuline. Het bevordert de omzetting van leverglycogeen in
glucose waardoor de bloedsuiker snel stijgt. Glucagon werkt na inspuiten snel (binnen 5-10
minuten). Het is aan te bevelen dat diabetespatiënten beschikken over glucagon.
Hyperglycemie (hyper)
Bij een ‘hyper’ is sprake van te veel glucose in het bloed. De bloedglucosewaarde is te hoog.
Tijdens een hyperglycemische ontregeling kunnen zich de volgende klachten voordoen:
„
dorst;
„
veel drinken;
„
veel plassen;
„
misselijkheid en braken;
„
zware ademhaling;
„
sufheid.
Bij een verhoogde bloedglucosewaarde zijn maatregelen nodig om een verdere stijging van de
bloedglucosespiegel en verslechtering van de situatie te voorkomen. Het betreft hier twee
maatregelen; het toedienen van extra insuline (overleg dit met de arts) en het toedienen van
extra vocht.
Hypo- en hyperglycemie bij kwetsbare ouderen
De manier waarop hypo- of hyperglycemieën zich bij kwetsbare ouderen uiten, kan duidelijk
verschillen van relatief gezondere cliënten met diabetes mellitus. Wees je daar als zorgverlener
bewust van!
Verschijnselen van hypoglycemie kunnen zijn: incontinentie, desoriëntatie, verandering in
persoonlijkheid en stemming, vallen en hallucinaties.
En verschijnselen bij hyperglycemie kunnen zijn gewichtsverlies, cognitieve veranderingen
zoals toenemende verwardheid en toenemende verschijnselen van dementie, vallen en
toename van incontinentie 1 .
Diabetes en mondzorg
Mensen met diabetes hebben vaker paradontitis (vergevorderde tandvleesontsteking) 2 . Slechte
mondzorg kan bovendien tot slechte bloedglucoseregulatie leiden. Zorg dus voor een goede
mondhygiëne.
1
2
© Vilans 27-02-2014
Multidisciplinaire richtlijn diabetes,verantwoorde diabeteszorg bij kwetsbare ouderen thuis en
in verzorgings- of verpleeghuizen, Verenso 2011, blz 6.
NHG – standaard diabetes mellitus type 2, 2013
Achtergrondinformatie
Diabetes, hypo- en hyperglycemie: 4 (van 6)
onbewaakte kopie
Injecteren 11
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
Complicaties op lange termijn
Op lange termijn kunnen de volgende complicaties optreden:
„
Netvliesschade (retinopathie). Diabeten zijn vaak slechtziend en kunnen zelfs blind worden.
„
Nierschade (nefropathie). Diabeten hebben vaak nierfunctiestoornissen.
„
Zenuwschade (neuropathie). Diabeten hebben vaak een verminderd gevoel in de handen,
voeten en benen.
„
Slagaderverkalking (atherosclerose). Diabeten hebben een verhoogd risico op hart- en
vaatziekten.
Kwetsbare ouderen met diabetes mellitus hebben een verhoogd risico op een (ernstige)
depressie, verminderd cognitief (verstandelijk) functioneren en vallen 1 .
Een aantal aandachtspunten als toelichting op de langetermijncomplicaties.
Retinopathie
„
Jaarlijks de ogen controleren bij de oogarts.
„
Huisarts/oogarts raadplegen wanneer de ogen snel achteruitgaan.
Neuropathie
Regelmatig de voeten controleren op wondjes, drukplekken, eelt, likdoorn of nagelproblemen.
Een wondje onder de voet geneest slecht door de verminderde doorbloeding (perifeer
vaatlijden). Dit kan leiden tot een diabetesvoet en in het ergste geval tot amputatie.
„
Voorkom beschadiging van de voeten. Niet op blote voetenlopen.
„
Geen knellende schoenen dragen of sokken met dikke naden.
„
Regelmatig een pedicure met diabetesaantekening bezoeken.
„
De huid goed verzorgen. Het is belangrijk dat de huid goed vet wordt gehouden. Dit voorkomt
huidschade.
„
Atherosclerose
Regelmatig bewegen en gezond eten.
„
Regelmatig de bloeddruk controleren. Raadpleeg de huisarts bij een hoge bloeddruk.
„
Niet meer dan 2 eenheden alcohol per dag.
„
Regelmatig wegen.
„
Voeding en diabetes
In tegenstelling tot wat vroeger gedacht werd, is bij diabetes mellitus het gebruik van suiker
toegestaan. Het is niet nodig om speciale suikervrije diabetesproducten te kopen. Toch blijft het
voor iedereen gezond om matig te zijn met suiker. Gezond eten met diabetes is hetzelfde als
gezond eten voor iedereen 2 .
Het is dus wel handig om te weten welke voedingsstoffen er zijn en hoeveel men per dag kan
nemen om gezond te eten, dus hoeveel eiwitten, koolhydraten, vetten etc. Een diëtiste kan
hierover advies geven. Gezond en gevarieerd eten helpt mee om een normaal ichaamsgewicht
te behouden of te bereiken 3 . Afvallen helpt de bloedglucosewaarde te verlagen.
Let bij diabetes mellitus op de volgende punten:
suiker mag, maar met mate;
„
regelmatig eten;
„
vooral magere producten nemen;
„
vervang producten met verzadigd vet (roomboter, vette vleeswaren, volle melk) door
producten met onverzadigd vet (dieethalvarine, magere vleeswaren, magere melk).
„
1
2
3
© Vilans 27-02-2014
Multidisciplinaire richtlijn diabetes,verantwoorde diabeteszorg bij kwetsbare ouderen thuis en
in verzorgings- of verpleeghuizen, Verenso 2011, blz 11.
NHG-Patiëntenbrief. Voedingsadvies bij diabetes mellitus (mei 2011).
www.diabetesfonds.nl (ingezien maart 2012).
Achtergrondinformatie
Diabetes, hypo- en hyperglycemie: 5 (van 6)
Protocollen Voorbehouden, Risicovolle en Overige handelingen
onbewaakte kopie
Injecteren 12
Bronnen
„
Diabetes Vereniging Nederland (2012).
„
Houweling, S.T., Kleefstra, N., Verhoeven, S., Ballegooie van, E., Bilo, H.J.G. Protocollaire
diabeteszorg, mogelijkheden voor taakdelegatie, editie 2006/2007. Derde druk: Stichting
Langerhans; 2007.
„
Verhoeven, S., Houweling, S.T., Kleefstra, N., Ballegooie van, E. Insulinetherapie in de
eerste lijn, een gedetailleerde uitwerking gebaseerd op de NHG-Standaard Diabetes Mellitus
type 2, 2006.
„
NHG Patiëntenbrief. Diabetes mellitus algemeen (april 2006).
© Vilans 27-02-2014
Achtergrondinformatie
Diabetes, hypo- en hyperglycemie: 6 (van 6)