Examenanalyse leerlingen H SK 2014 I

Beste leerling,
Dit document bevat het examenverslag van het vak Scheikunde havo, eerste tijdvak (2014). In dit examenverslag proberen we zo goed mogelijk antwoord
te geven op de volgende vraag:
In hoeverre was het examen te maken met behulp van de op de cursus behandelde kennis & vaardigheden?
Om een zo duidelijk mogelijk verslag te maken, hebben we de examenvragen onderverdeeld in 4 categorieën.
I. Algemene (niet vakgerelateerde) kennis & vaardigheden
II. Alleen-kennis/aanpak-uit-de-cursus-vraag
III. Een-stapje-extra-vraag.
IV. Niet voorgekomen in de cursus
De eerste categorie doet een beroep op algemene basisvaardigheden, welke we bekend veronderstellen. Categorie II en III zijn vragen die op te lossen zijn
met de kennis en vaardigheden die je op de cursus geleerd hebt. De laatste categorie vragen is op de cursus niet aan bod gekomen. In bijlage 1, achteraan
dit document, vind je een nadere toelichting op deze categorieën.
Het is belangrijk om te beseffen dat deze categorieën niets zeggen over de moeilijkheidsgraad van een vraag. Een vraag die rechtstreeks op te lossen valt
met kennis en vaardigheden uit de cursus (categorie II) kan best een pittigere opgave zijn dan een vraag die niet is voorgekomen tijdens de cursus
(categorie IV).
Mocht je vragen of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit examenverslag, dan horen we dit uiteraard heel graag! Je mag ons hier altijd over mailen
op [email protected].
Met vriendelijke groet,
Hans Huibregtse
1 van 5
aantal punten
categorie vraag
vraag
1
2
2
2
II Aan de notie 'milieu met een lage pH' kon je herkennen dat we met zuren en basen te maken hadden in deze vraag. Bij de uitleg
sterk&zwak, maar vooral bij het oefenen daarmee (bijv. opgaven 84-89), is dit soort zuur-base reacties aan bod gekomen.
3
1
1
II Aan de stoffen eiwitten, vetten en koolhydraten kon je herkennen dat we met biochemie te maken hebben. Als je de structuren van
III die stoffen even niet meer wist, had je in binas kunnen kijken, zoals we ook veel geoefend hebben. Het vergde wel een stapje extra
om de vertaalslag naar de atoomsoorten in eiwitten en ureum. Daarvoor had je bijvoorbeeld eerst kunnen bedenken wat een
afbraakproduct precies is.
4
2
5
3
6
1
II Dit soort vraag hebben we uitgebreid geoefend op de cursus bij Atoombouw. Hij is ook letterlijk als voorbeeld in de klassikale
uitleg naar voren gekomen.
II Bij deze rekenvraag kon je perfect het stappenplan Rekenen gebruiken. Het was hier heel belangrijk om aan het begin van je
berekening alle gegevens (uit de teksten) goed te noteren.
I Bij deze vraag was het belangrijk te bedenken wat er met de ureum gebeurt en dat de omzetting naar CO2 pas in de maag gebeurt.
Goed begrijpend lezen was dus nodig hier. Het kon helpen om een kleine situatieschets te maken van wat er met ureum gebeurt in
het lichaam.
7
2
1
II Je moest hier wederom de gegevens heel nauwkeurig uit de vraag en de tekst halen. Belangrijk was vooral om uit de notie 'op
III grond van beide meetresultaten' te concluderen dat je zowel de controletest als de echte test in je uitwerking moest gebruiken. Dit
vergde wel een stapje extra. Het gebruik van Binas 25 is geoefend bij Atoombouw.
8
2
1
II Een zuur-base reactie met CO3 2- hebben we geoefend bij de opgaven (bijv. 88, 89). Het vergde hier wel een extra stapje om uit de
III tekst te halen dat je HCO3- in 1 RV zowel als zuur als als base moest laten reageren.
9
2
II Uit het woordje 'neerslag' kon je opmaken dat we met zouten te maken hadden. Bij Oplosbaarheid van Zouten hebben we gezien
hoe je zouten in een RV noteert (en wat de fase dan is). Via het stappenplan Reactievergelijkingen kon je de vraag verder goed
uitwerken.
10
2
11
2
II Uit de term 'bindingstype' kon je halen dat we te maken hebben met stofeigenschappen. In de tabel Stofeigenschappen zijn zowel
ionbindingen als metaalbindingen aan bod gekomen.
I Bij deze opgave was het weer belangrijk goed de informatie uit de tekst te halen. Dat calciumionen worden vervangen door
natriumionen, kon je onder andere uit het woord 'geregenereerd' afleiden. Vervolgens moest je ook heel letterlijk de vraag
beantwoorden: wat gebeurt er met calciumionen én wat er gebeurt er met natriumionen?
12
1
13
2
14
3
15
2
II Bij deze opgave was het wederom vooral noodzakelijk de tekst goed te lezen en belangrijke informatie aan te strepen. Het kon
helpen om van zowel hard als onthard water een kleine situatieschets te maken: wat gebeurt er als we zeep toevoegen? Met 'leg uit
waarom'-vragen hebben we ook geoefend op de cursus.
3 16
2
II Uit het woord 'structuurformule' en uit het feit dat er alleen C, H en Cl in de structuur aanwezig waren, kon je opmaken dat je hier
aan Koolstofchemie moest denken. Bij Koolstofchemie Naamgeving hebben we uitgebreid geoefend met het tekenen van
structuren. Als je er niet in een keer uitkwam, kon het helpen om verschillende structuren te proberen, tot je de goede had.
17
2
IV De term 'verdelingsevenwicht' is niet voorgekomen in onze klassikale uitleg (beschouwen we als grote bak stof). Toch kon je uit de
tekst halen welk evenwicht er gevraagd werd. Bovendien hebben we geoefend met het opstellen van evenwichtsreacties in de
cursus (bijv. opgave 77). Voor deze vraag was dus een stapje extra nodig.
18
1
19
1
II Bij het blok Redox hebben we veel geoefend met het geven van halfreacties vanuit Binas 48. De kennis van dat blok kon je hier
perfect toepassen.
II Om de molverhouding te achterhalen, moest je bedenken dat hier eigenlijk om een totaalreactie redox is gevraagd (tri en ijzer
reageren in een redoxreactie, is in de tekst gegeven). Als je dat had bedacht, wist je uit het stappenplan Totaalreactie opstellen dat je
de elektronen kloppend moest maken en kon je het antwoord achterhalen.
20
2
1
2
toelichting categorie keuze:
II Je kon bij deze vraag terugdenken aan de tabel over stofeigenschappen die in de klas is behandeld. Het ging immers over
oplosbaarheid. In die tabel is behandeld dat moleculaire stoffen hydrofiel zijn als ze waterstofbruggen bevatten. Dat ureum een
moleculaire stof is, had je ook kunnen herkennen a.d.h.v. die tabel. N.B. het kan zelfs zijn dat je letterlijk deze opgave op de cursus
hebt gemaakt. Hij kwam namelijk ook in 2008-I op het eindexamen (opgave 12 van onze bundel)
II Uit de tekst kon je halen dat er natriumionen en calciumionen in de cilinder aanwezig zijn. Die ionen lossen goed op, zoals we
hebben besproken bij Soorten Stoffen.
II Bij deze rekenvraag moest je goed de formules gebruiken, zoals we hebben behandeld en geoefend bij Formules II op de cursus.
Als je de belangrijke gegevens in de tekst had onderstreept, kon je de vraag goed oplossen.
II Deze rekenvraag kon pittig zijn als je op vraag 13 geen antwoord had gevonden. In dat geval had je gerust een beginwaarde mogen
schatten. De rest van de berekening kon perfect met het Stappenplan Rekenen uitgewerkt worden. Belangrijk daarbij was om goed
te checken of je wel echt antwoord op de vraag had gegeven (het aantal g NaCl berekenen en niet Na+).
II Bij deze rekenvraag hoefde je alleen met formules en eenheden te stoeien, er waren geen uitgebreide molberekeningen nodig. Je
kon de onbekende berekenen door goed aan de uitleg Formules II terug te denken. Daar hebben we ook geoefend met het
gebruiken van formules in examenvragen.
2 van 5
21
2
III Het vergde een extra denkstapje om te zien dat je hier moest terugdenken aan de uitleg over Reactiesnelheid, specifiek aan de
Verdelingsgraad. Je had dit kunnen zien aan de notie dat de massa van ijzerkorrels A en B gelijk is en aan het feit dat er meer
CKW's zijn gebonden bij A dan bij B. Om dat te achterhalen was het hier handig een situatieschets te maken.
22
1
23
2
II Met een zelfde soort grafiek heb je waarschijnlijk geoefend bij de cursus (opgave 71). Bovendien is de concentratiegrafiek van een
aflopende reactie klassikaal behandeld bij Evenwichten.
III Deze pittige rekenvraag vergde vooral het overzichtelijk opschrijven van de gegevens. Het was vooral handig om met de twee
gegevens te werken die stonden na 'ga er bij de berekening vanuit dat:'. Ook hier kon een situatieschets erg helpen (bijv. gebaseerd
op de tekening op p.6 van het examen). Op de cursus hebben we geoefend met het rekenen met eenheden en het aflezen van
grafieken. Toch was een stapje extra nodig om de juiste berekening uit te voeren.
4 24
25
2
2
26
2
27
1
1
II Om te herkennen of deze reactie een zuur-base reactie is, kon je de theorie gebruiken die we hebben behandeld bij Herkennen van
III Zuren en Basen. Omdat je waarschijnlijk niet hebt geoefend met het herkennen van een zuurbase reactie zoals in deze opgave,
vergde de uitwerking wel een extra denkstap. Het kon daarbij helpen om alle deeltjes voor en na de pijl op te schrijven en te
bedenken: komt ergens H+ bij/ gaat er ergens H+ weg?
5 28
2
II Door de kennis die je hebt opgedaan bij Koolstofchemie Reacties (additie) en Polymeren (vorming) kon je herkennen dat een
dubbele binding nodig is voor additie en polymerisatie in dit geval. Het kon helpen om de structuurformule nog eens voor jezelf
uit te schrijven.
29
2
II Aan het blokschema kon je herkennen dat we met Industriële chemie te maken hadden bij deze opgave. Via de kennis van
stofstromen bij blokschema's, waarmee je waarschijnlijk ook geoefend hebt, kon je bedenken welke stoffen voor en na de
reactiepijl moesten staan. Met het stappenplan Reactievergelijkingen kon je de reactie controleren.
30
2
II Het kloppend maken van een reactievergelijking is klassikaal aan bod gekomen bij Reactievergelijkingen en in de oefeningen
daarbij. Dit type reactievergelijking kloppend maken is als voorbeeld op het bord gekomen bij Reactievergelijkingen.
31
2
III Wat mogelijke oorzaken kunnen zijn voor het aanwezig blijven van een stof na een reactie, hebben we nergens in de cursus
expliciet behandeld. De termen overmaat en evenwicht zijn wel aan bod gekomen en geoefend. Je had kunnen denken aan
evenwichten door te bedenken dat alle stoffen uit de RV daar altijd aanwezig zijn.
32
2
II Omdat het in deze vraag over kookpunt gaat, had je kunnen terugdenken aan de uitleg Stofeigenschappen. Daar zijn bindingen en
kookpunt voor moleculaire stoffen behandeld. Je hebt er waarschijnlijk ook opgaven mee geoefend. Het kon je in dit geval helpen
om beide structuren nogmaals op te schrijven en het verschil tussen de twee de omcirkelen.
33
2
II Omdat het hier gaat over scheiding, kon je terugdenken aan het tabelletje over Scheidingsmethoden dat we behandeld hebben bij
Industriële chemie. Uit de tekst kon je halen dat zowel in ruimte 3 als 4 op basis van kookpunt kon worden gescheiden.
34
2
II Er wordt hier gevraagd om een onbekende stof in een koolstofchemie reactie. Als je terugdacht aan Reacties bij Koolstofchemie,
dan kon je X snel vinden. Daar hebben we immers behandeld dat je een esterbinding kunt omkaderen en waaruit een ester altijd is
opgebouwd. Waarschijnlijk heb je er ook opgaven mee geoefend (bijv. opgaven 120, 123, 125)
6 35
2
II Aan het woordje 'vetzuren' en aan de gevraagde RV kon je zien dat je met Biochemie te maken had. Het vormen van een vet uit
glycerol en 3 vetzuren is klassikaal besproken. De hydrolyse van een vet is de omgekeerde reactie. Met hydrolyse is veel geoefend
bij het blok Koolstofchemie Reacties.
36
3
II Verbrandingsreacties zijn uitgebreid besproken en geoefend. Een voorbeeld van een vergelijkbare verbrandingsreactie is
bijvoorbeeld langsgekomen in de klassikale uitleg van het blok Reactievergelijkingen en je hebt er waarschijnlijk mee geoefend
(bijv. opgave 147). Netjes alle atoomsoorten tellen aan het eind blijft natuurlijk wel heel belangrijk.
37
2
II Bij deze opgave was het essentieel de informatie goed uit de tekst te halen. Je kon hier bijvoorbeeld de structuur van DHA
schetsen om de juiste informatie te achterhalen, zoals we bij Koolstofchemie in de cursus hebben geoefend. Je kon het aantal Hatomen ook afleiden uit de molecuulformules. Daarvoor kon je bijvoorbeeld de behandelde en geoefende theorie van kraakreacties
gebruiken (met codes als CnH2n+2).
38
1
1
II Bij deze rekenopgave was het belangrijk alle gegevens volledig op te schrijven. Met berekening van percentages heb je veel
III geoefend in het blok Rekenen. Om de omrekening van week naar dag nog goed uit de tekst te halen aan het einde van een lang
d k
i
76
II Deze opgave is aan bod gekomen in de klassikale uitleg over Elektrolyse. Er is bovendien mee geoefend.
II Deze halfreactie kon perfect worden opgesteld met het Stappenplan Reactievergelijkingen. Anders kon je hem ook opzoeken in
Binas 48. Dat had je kunnen herkennen aan het feit dat je een halfreactie moest geven.
II Je kon bij deze opgave uit de vraag zelf halen dat je goed naar de twee halfreacties moest kijken: 'door de halfreacties die optreden'.
De kennis dat twee halfreacties moet worden opgeteld door het aantal e- kloppend te maken is behandeld en geoefend bij Redox.
3 van 5
I
II
III
IV
percentage
aantal punten
categorie
verdeling per categorie:
3
4%
60 79%
11 14%
2
3%
76 100%
In hoeverre was het examen te maken met behulp van de op de cursus opgedane kennis & vaardigheden?
Dit gold voor: 97% van de vragen (namelijk categorie I, II en III).
4 van 5
Bijlage 1: Toelichting categorieën
Categorie I: Algemene (niet vakgerelateerde) kennis & vaardigheden
Dit betreft de volgende vragen: vragen waarbij een beroep wordt gedaan op algemene kennis & vaardigheden. Dit zijn kennis & vaardigheden die niet zijn
opgenomen in de eindtermen in de syllabus en niet in Samengevat staan (zo ja: dan behoren de vragen tot één van de drie andere categorieën).
Categorie II: alleen-kennis/aanpak-uit-de-cursus-vraag
Dit betreft de volgende vragen:
• Vragen die letterlijk voorkomen in de uitleg (in de uitleg of in een klassikaal voorbeeld);
• Vragen die letterlijk met een stappenplan op te lossen zijn;
• Vragen die vergelijkbaar zijn met opgaven uit de opgavenbundel die vrijwel altijd worden opgegeven door de hoofddocent;
• Theorievragen die niet worden behandeld op de cursus, maar die we je van tevoren via de vakkenpagina geadviseerd hebben te leren (uit bijv.
Samengevat);
• Vragen die vergelijkbaar zijn met vragen uit de voorbereidende opgaven.
Categorie III: een-stapje-extra-vraag
Dit betreffen vragen waarbij je, de naam zegt het al, een stapje extra moet zetten. Oftewel: je moest je kennis en vaardigheden behandeld tijdens de cursus
combineren met een stukje ‘inzicht’. Bijvoorbeeld:
• Je moet net even buiten het stappenplan om denken;
• Je moet informatie uit de tekst halen om een bepaalde variabele voor een formule of berekening uit te rekenen.
Categorie IV: niet voorgekomen op de cursus
Dit betreft de volgende vragen:
• Vragen over begrippen die niet voorkomen in de uitleg, de standaard opgegeven opgaven door de hoofddocent, en waarbij het woordenboek ook geen
soelaas biedt;
• Vragen over grote-bak-stof die niet voorkomen in standaard opgegeven opgaven door de hoofddocent, de voorbereidende opgaven of opgegeven stof
op de vakkenpagina.
• Vragen waarvan je redelijkerwijs niet kon vaststellen dat het om een (op de cursus behandeld) concept in een andere context gaat.
5 van 5