CONTOURENSCHETS OMBUIGING O2A5 Plan van aanpak ‘ Samen werken aan kwaliteit in nieuwe tijden’ Vooraf Voor alles gaat het in het dit nieuwe plan om het primaire proces: het onderwijs aan onze leerlingen. Binnen O2A5 krijgen medewerkers de ruimte om zich te ontwikkelen. Ze krijgen verantwoordelijkheden en worden aangesproken op eigenaarschap om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van kinderen. We gaan uit van vertrouwen, van ieders vakmanschap, waarbij verbinding en elkaar inspiratie geven van groot belang zijn. O2A5 heeft ten gevolge van krimp te maken met vraagstukken rond instandhouding van scholen, bereikbaarheid, leegstand en locatiebeleid. Grofweg werd bij de oprichting van de stichting gestart met 3700 leerlingen op 29 locaties, dat zullen er in 2017 nog 2700 leerlingen zijn. Op dit moment telt O2A5 nog 28 locaties. De grondslag van bekostiging is een bedrag per leerling. Minder leerlingen, minder inkomsten; werken met minder leerkrachten is niet voldoende en niet adequaat. In oktober 2012 is de notitie ‘Morgen wordt het beter, wij beginnen vandaag’ besproken in het directieoverleg en met de Raad van Toezicht. In deze notitie is mede naar aanleiding van de meerjarenbegroting van 2012 kenbaar gemaakt dat O2A5 bij ongewijzigd beleid met forse tekorten te maken gaat krijgen. Uitgaven in overeenstemming brengen met inkomsten door met minder leerkrachten te werken zal de kwaliteit van het onderwijs onder grote druk zetten. Een aanpassing van het onderwijs aan kinderen in de kleiner wordende scholen, een aanpassing van de managementstructuur en een aanpassing van de ondersteuningsstructuur is derhalve wenselijk. Het huidige overheidsbeleid leidt tot schraalheid. Bij ongewijzigd beleid hebben de scholen weinig financiële speelruimte. De bekostiging is minder dan ‘doelmatig’ en ‘sober’. Ambitieuze plannen zoals geformuleerd in het strategisch beleidsplan staan op gespannen voet met de sobere bekostiging. Voor het komen tot het nieuwe strategisch beleidsplan is een koers ingeslagen die met nog meer nadruk zocht naar draagvlak in de organisatie. De supportgroep die het proces naar dit plan toe begeleidde, was samengesteld uit alle lagen van de organisatie. Bij de totstandkoming van dit strategisch beleidsplan zijn meer dan 200 mensen uit onze organisatie betrokken geweest, door ideeën te uiten, door mee te denken over de koers voor de toekomst, door mee te praten over de uitwerking van thema’s. De bijeenkomsten en gesprekken zijn steeds inspirerend geweest en laten zien hoe betrokken mensen zijn en hoeveel energie en bevlogenheid er binnen O2A5 is. Het ‘anders organiseren’ op alle niveaus is een integraal onderdeel van het strategisch beleidsplan geworden. De sleutelbegrippen voor de komende jaren zijn: Samen, Leren en Kwaliteit. Leven doen we samen, onderwijs maken we samen, leren doen we samen. Onze missie is niet gewijzigd, maar de omstandigheden om deze missie te realiseren zullen de komende jaren ingrijpend veranderen. Versie 15 oktober 2014 Pagina 2 Een evenwichtige spreiding van het openbaar onderwijs over de stad, het dorp of de streek is voor O2A5 een belangrijke opdracht. Het is nu de uitdaging om de ambitieuze doelen van hoogwaardig onderwijs en excellent werkgeverschap te realiseren ondanks bovengenoemde omstandigheden. Bestuur en directies zien mogelijkheden om de ambities waar te blijven maken. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt; er moet een ombuiging worden gerealiseerd waarbij ambities hoog worden gehouden en de kwaliteit wordt verbeterd. De huidige situatie dwingt O2A5 tot een forse ombuiging. Deze ombuiging voorziet in een verschuiving van inzet van middelen gericht op het management naar een inzet van middelen gericht op het primaire (lesgevende) proces. Met deze ombuiging en organisatieverandering gaat O2A5 voor een duurzame organisatie die continuïteit van hoogwaardig onderwijs en excellent werkgeverschap kan blijven realiseren. De processen voor nu en de komende jaren zijn schematisch weergegeven in de bijlage 4 van deze notitie. Ik verwijs hier graag naar. Deze contourenschets moet dan ook in samenhang met het strategisch beleidsplan en de meerjarenbegroting van O2A5 worden gezien. B. van der Lee directeur/ bestuurder O2A5 Versie 15 oktober 2014 Pagina 3 Inhoudsopgave Vooraf 2 1 1.1 1.2 1.3 1.4 Inleiding Ombuiging Scholen O2A5 Materiële en personele kosten Vacaturestop 6 6 6 6 7 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 Vier overwegingen Een eerste overweging Een tweede overweging Een derde overweging Een vierde overweging Conclusie 8 8 8 9 9 10 3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.7.1 Het werken in onderwijsteams De overweging Het werken in onderwijsteams Onderwijsteams van O2A5 Praktische aspecten Vergaderingen en ontmoetingen Formele status Implementatie Stappenplan benoemen directie 11 11 11 12 13 14 14 14 15 4 4.1 4.1.1 4.1.2 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 Financiën Toelichting meerjarenbegroting Baten Lasten Financiële situatie Solvabiliteit Liquiditeit Rentabiliteit Kapitalisatiefactor Weerstandsvermogen Conclusie financieel beleid Realisatie van ombuigingen Bestuursbureau Directiestructuur Onderwijspersoneel 16 17 17 18 18 18 18 18 19 19 19 19 19 19 20 Versie 15 oktober 2014 Pagina 4 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 Ondersteunend beleid Bestuurskantoor en diensten Centrale inkoop, mantelcontracten en (Europese) aanbesteding Dagarrangementen, brede scholen Verhogen van de baten Mobiliteit 21 21 21 21 21 21 6 Instandhouding van zelfstandige brinnummers 23 7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 Procedure besluitvorming en medezeggenschap DGO Medezeggenschap, GMR GMR en Raad van Toezicht Directeurenoverleg Informeren medewerkers en ouders 24 24 24 25 25 25 Bijlage I stappenplan 26 Bijlage II indeling onderwijsteams (geografisch) 27 Bijlage III onderwijsteams 28 Bijlage IV strategisch beleidsplan 33 Versie 15 oktober 2014 Pagina 5 1. Inleiding 1.1 Ombuiging Het bestuur en directies hebben op basis van een gedegen meerjarenbegroting, geconstateerd dat de baten en lasten de komende jaren wel in balans zijn, maar dat door de terugloop van het aantal leerlingen een groeiende discrepantie zal ontstaan tussen managementformatie en groepsformatie. Bij ongewijzigd beleid leidt dit de komende jaren tot een grote druk op het primaire proces. In de toch al kleiner wordende scholen is dit een extra complicatie. In het strategisch beleidsplan is dan ook nadrukkelijk gekozen voor ‘anders organiseren’ op het niveau van de groep. Een belangrijke indicator hierbij is de leerling/leraar ratio, die aangeeft op welke wijze de formatie is ingezet. Het aantal leerlingen is afgelopen schooljaar 2013-2014 met 198 leerlingen gedaald. Dit betekent dat de inkomsten met € 700.000 zijn gedaald in 2014 (ten opzichte van 2013). In de aankomende jaren zal het aantal leerlingen nog verder afnemen, waardoor de jaarlijkse inkomsten steeds minder gaan worden. Elke verandering vraagt tijd en zal pijn doen. O2A5 kiest voor een ombuiging vanuit een transparant proces met respect voor verworven rechten vanuit het verleden. Voor meer informatie over de planning/ uitwerking van het beleidsplan zie bijlage IV. 1.2 Scholen O2A5 O2A5 heeft 28 onderwijslocaties met 23 brinnummers, waarvan veel kleine scholen (16 scholen < 100 leerlingen). De gemiddelde schoolgrootte per locatie is 112 leerlingen, per brinnummer 137 leerlingen, terwijl dit landelijk 240 leerlingen is. Vanuit (landelijk) inspectieonderzoek is gebleken dat kleine scholen kwetsbaar zijn. Deze kwetsbaarheid heeft vrijwel altijd gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs en de werkdruk van de leerkrachten. In het geval van kleine scholen, moeten scholen eerder overgaan tot het samenvoegen van meerdere groepen in één klas (combinatiegroepen) met één leerkracht (lees 1 fte). Door de grotere combinatiegroepen ervaren leerkrachten meer druk, omdat zij instructies dienen te geven op steeds meer verschillende niveaus. O2A5 heeft tot nu toe altijd de keuze gemaakt om openbaar onderwijs passend en dichtbij aan te bieden. Vertrek uit een kern zal vrijwel altijd leiden tot verlies van voorzieningen. Het openhouden van zoveel mogelijk locaties, waardoor er een goede spreiding van openbaar onderwijs binnen de regio van O2A5 blijft gewaarborgd, is een uitgangspunt bij de noodzakelijke ombuiging. 1.3 Materiële en personele kosten De afname van het aantal leerlingen, leidt tot een afname van de Rijksbijdrage. Naast de afname van het personele budget ontstaat er ook extra druk op de uitgaven voor de materiële instandhouding. Gebouwen met minder leerlingen krijgen te maken met leegstand, maar houden in meer of mindere mate dezelfde exploitatiekosten. In de begroting per school zal de percentuele verhouding personeel-materieel gaan verschuiven. Percentueel zal de bijdrage aan de materiële instandhouding ten opzichte van de personele formatie toenemen. Momenteel (2013) is de verhouding tussen personeel Versie 15 oktober 2014 Pagina 6 en materieel 81,4:18,6. Dit komt overeen met de landelijke verhoudingen (81,7:18,3). Dat wil zeggen dat 18,6% van de uitgaven wordt besteed aan de materiële instandhouding. Uit de meerjarenbegroting blijkt dat de uitgaven onder druk staan. Uit een analyse van O2A5 zelf is gebleken dat het merendeel van de schoolgebouwen voldoet aan de ‘minimale’ eisen, zoals aan een schoolgebouw mogen worden gesteld. Sommige oudere gebouwen komen tekort als het gaat om uitstraling en energiebeperkende voorzieningen. De lijn van de afgelopen jaren zal worden doorgetrokken, namelijk een sober maar doelmatig accommodatiebeleid. De percentuele verdeling personeel – materieel zal scherp worden gemonitord. In het kader van de personele ombuiging blijven de materiële kosten buiten beschouwing. 1.4 Vacaturestop Vooruitlopend op de krimp in het leerlingenaantal en de keuzes die gemaakt moeten worden om de balans tussen inkomsten en uitgaven in stand te houden, is er een vacaturestop ingesteld. In oktober 2012 is de basisafspraak gemaakt dat er geen nieuwe directeuren en leerkrachten meer aangenomen mogen worden. In de bestuursformatieplannen is dit beleid geformaliseerd. Versie 15 oktober 2014 Pagina 7 2. Vier overwegingen In de notitie ‘Morgen wordt het beter, wij beginnen vandaag’ zijn vier overwegingen opgenomen om te komen tot een ombuiging in de organisatie van O2A5. Deze overwegingen hebben ook bij de totstandkoming van het strategisch beleidsplan een belangrijke rol gespeeld. Door de afnemende inkomsten in verband met het dalende aantal leerlingen is het noodzakelijk om minder personele verplichtingen te hebben. Het is logisch om het aantal leerkrachten in de pas te laten lopen met het aantal aanwezige leerlingen. De personele verplichtingen dienen in overeenstemming te zijn met de inkomsten. Voor het aanwezige management kan dezelfde conclusie worden getrokken: een ombuiging van managementformatie naar leerkrachtformatie. Meer inkomsten generen zou ook een oplossing kunnen zijn, maar omdat de inkomsten van het basisonderwijs vrijwel uitsluitend bestaan uit overheidssubsidies is dat ook geen oplossing. Het bestuur heeft zichzelf in de notitie ‘Morgen wordt het beter, wij beginnen vandaag’ de onderstaande vier vragen gesteld: 1. Is het verantwoord om nog verder in te teren op het eigen vermogen? 2. Is het mogelijk om te bezuinigen op de kosten voor administratie, beheer en bestuur? 3. Is het verantwoord om te bezuinigen op leerkrachten? 4. Kan er worden bezuinigd door een verandering in de managementstructuur? 2.1 Een eerste overweging Een eerste overweging is om de afnemende inkomsten te compenseren vanuit het eigen vermogen. In de afgelopen jaren zijn bestemmingsreserves ingezet om het onderwijs binnen O2A5 van extra impulsen te voorzien. Impulsen passend bij het strategisch beleidsplan 2010 2013. O2A5 vindt het interen op dit eigen vermogen om structurele tekorten te compenseren niet verantwoord. Wel is het mogelijk om via zogenoemd ondersteunend beleid incidenteel middelen vanuit O2A5 in te zetten om de gewenste ombuiging te ondersteunen (zie hoofdstuk 5). 2.2 Een tweede overweging Een tweede overweging is om te bezuinigen op het bestuurskantoor en de uitbestede diensten. Binnen de huidige context is dat slechts minimaal mogelijk. Na een organisatieverandering is daar wellicht een voordeel te behalen. Het gaat dan om een verschuiving van taken van het bestuurskantoor (of externe uitbesteding) naar bijvoorbeeld schooldirecties. Daarmee worden echter niet de noodzakelijke middelen vrijgespeeld om het primaire proces formatief te kunnen ondersteunen. O2A5 zet (waar mogelijk) in op reductie van deze kosten en op verbetering van de effectiviteit en efficiëntie, indien mogelijk in samenwerking met andere besturen in de regio. O2A5 ziet deze overweging niet als significant in het kader van deze ombuiging. De mogelijke Versie 15 oktober 2014 Pagina 8 besparingen op deze posten moeten we dan ook eerder zien in het enigszins verruimen van de exploitatie- en investeringsruimte van scholen. 2.3 Een derde overweging Een derde overweging is om te bezuinigen op het primaire proces: minder leerkrachten. De gemiddelde groepsgrootte stijgt met enkele leerlingen. O2A5 vindt het niet verantwoord om de verminderde inkomsten ten laste te leggen van het primaire proces. Het verhogen van de leerling/leraar ratio heeft alleen nadelen. Deze nadelen zijn: - kwaliteit van onderwijs komt onder druk; - verhoging van de werkdruk; - onrust en weerstand; - niet houdbaar in de huidige (politieke) context en passend onderwijs; - afnemende motivatie van leerkrachten; - te weinig volume voor alle specialisaties; - sterk verminderde innovatiekracht; - druk op onderwijskwaliteit verminderende motivatie tot bijvoorbeeld samenwerking in onderwijsteams. 2.4 Een vierde overweging Een vierde overweging is een verandering van de directie-/managementstructuur door te gaan werken in (bijvoorbeeld) onderwijsteams. Hierbij wordt de huidige managementformatie teruggebracht en omgebogen naar extra inzet op leerkrachtniveau. In het strategisch beleidsplan 2014-2017 van O2A5 wordt al aangegeven dat samenwerking tussen scholen in onderwijsteams belangrijk is; het is dus één van de strategische doelen. Het verhogen van het lerend vermogen op alle niveaus en tussen alle niveaus binnen O2A5 is een belangrijk speerpunt in het perspectief van het (minimaal) behouden en verhogen van de huidige onderwijskwaliteit. Op basis van het huidige leerlingenaantal (ongeveer 3.100) wordt veel formatie ingezet op directieniveau. Gemiddeld is er in Nederland één directeur per 250 leerlingen; O2A5 heeft 22 fte directeuren en 1 fte (2 X 0,5) regiodirecteur. De gemiddelde schooldirecteur binnen O2A5 is verantwoordelijk voor ongeveer 144 leerlingen. Wanneer het leerlingenaantal zakt naar de (geprognotiseerde) 2.700 leerlingen neemt dit aantal nog verder af. Inzetten op fusies en sluiting van locaties kan ook een deel van de oplossingsrichting zijn. Ook de aansturing op regioniveau moet onderdeel van de ombuiging zijn. O2A5 kiest voor behoud van de school als entiteit (eigen brinnummer), zodat de optimale bekostiging van rijkswege wordt veiliggesteld en zoals eerder aangegeven om een goede spreiding over de regio te behouden. O2A5 kiest voor behoud van de school bij een dalende leerlingpopulatie. Om recht te doen aan de kwaliteit van onderwijs c.q. de betaalbaarheid, heeft dit gevolgen voor de managementstructuur. Versie 15 oktober 2014 Pagina 9 2.5 Conclusie Op basis van bovenstaande overwegingen, het strategisch beleidsplan en de meerjarenbegroting kiest O2A5 ervoor om anders te gaan organiseren op school- en klassenniveau d.m.v. het werken met onderwijsteams. Bij het werken in onderwijsteams wordt niet langer uitgegaan van schoollocaties, maar vanuit clusters van locaties waar in principe één directeur leiding geeft aan één team. Dit is een organisatiemodel dat ook al door andere besturen (Primus in Joure, Gearhing in Bolsward, schoolbestuur Lauwers-Eems in Noord-Groningen) is gekozen. Voordelen van dit model: 1. De leerling/leraar ratio (groepsgrootte) blijft op niveau en neemt niet toe. 2. De afzonderlijke schoolteams worden grotere zogenoemde onderwijsteams. Er ontstaan daardoor meer mogelijkheden voor professionalisering, professionele distantie, functiedifferentiatie en specialisatie, samenwerking, sparren en feedback, verdeling van taken en werkdrukreductie. 3. Het wordt vanzelfsprekender dat op leerlingenniveau wordt samengewerkt, waardoor het aanbod en de sociale context voor kinderen groter wordt. 4. Op het onderwijsteamniveau is er meer volume voor dagarrangementen en bredeschool-initiatieven. 5. Er is sprake van een efficiëntere en meer effectieve inzet van het beschikbare formatiebudget. Uiteraard hebben veranderingen ook nadelen. Naast onrust en weerstand zal het een ingrijpende verandering zijn dat de directeur op een ‘ander’ niveau functioneert. De dagelijkse fysieke aanwezigheid van de directeur op de school is niet meer vanzelfsprekend. Versie 15 oktober 2014 Pagina 10 3. Het werken in onderwijsteams 3.1 De overweging Een verandering roept altijd weerstand op. Hoe te ‘veranderen’ is voor bestuur en directies een lastig dilemma. Dit is nog lastiger als deze verandering, zoals nu het geval is, door de terugloop van het aantal leerlingen en ook door een vermindering van inkomsten min of meer wordt opgedrongen. Het vraagt creativiteit en doet een beroep op ieders vermogen om een mentale verandering door te maken, om de bedreiging te vertalen in een kans tot kwaliteitsverbetering vanuit het strategisch perspectief van O2A5. Via het werken in onderwijsteams kunnen ombuigingen worden gerealiseerd, waarbij het primaire proces het minst in het geding komt. Er wordt vooral bezuinigd op de omvang van het management. Daarbij zien de directies en het bestuur in het werken in onderwijsteams de mogelijkheid om in kleine scholen hoogwaardig onderwijs te bieden en tegelijkertijd excellent werkgeverschap te realiseren. 3.2 Het werken in onderwijsteams De scholen van O2A5 variëren in grootte van 49 tot 270 leerlingen, de gemiddelde schoolgrootte ligt op 112 leerlingen per locatie,137 leerlingen per brinnummer, dat wil zeggen gemiddeld 124 leerlingen. De meeste scholen zijn relatief klein. Bijna alle scholen hebben de komende jaren te maken met een daling van het aantal leerlingen. Zowel voor leerlingen als leerkrachten heeft deze daling gevolgen voor de groeperingsvorm en het lesgeven. In het strategisch beleidsplan is het volgende te lezen: Om risico’s te verminderen en de nadelen te compenseren moeten scholen gaan samenwerken. Schoolteams vormen onderwijsteams en gaan inhoudelijk en organisatorisch samenwerken, en ook voor de leerlingen komen er gezamenlijke activiteiten. Bij het werken in onderwijsteams gaan we niet langer uit van schoollocaties, maar van clusters van locaties waar één directeur leiding geeft aan één onderwijsteam. Tot nu toe lag het initiatief van deze samenwerking bij de afzonderlijke directeuren en hun teams. Deze bottom-up strategie heeft nog niet tot veel concrete samenwerking geleid; de verantwoordelijkheid voor de eigen locatie blijft vaak voorop staan. Bij het werken met onderwijsteams wordt deze verantwoordelijkheid veel meer gedeeld. De teams worden ook eenduidiger aangestuurd, waardoor de samenwerking gemakkelijker verloopt. De huidige noodzaak tot ombuigen is een aanleiding om de samenwerking te intensiveren. O2A5 moet reorganiseren. Uitgangspunt is om de huidige 28 onderwijslocaties (23 brinnummers), met elk hun eigen team en directeur, te transformeren naar circa 5 onderwijsteams. Elk onderwijsteam kent 1 eindeverantwoordelijk directeur. Dit wil niet zeggen dat er maar 1 leidinggevende per cluster is. Het is mogelijk om 2 fte directieformatie per cluster aan te stellen (zie bijlage III), met daarnaast nog de thans gebruikelijke administratieve ondersteuning. Versie 15 oktober 2014 Pagina 11 Door het werken in onderwijsteams zal een professionaliseringsslag worden gemaakt in de ontwikkeling van teams en management. Daardoor blijft het mogelijk om binnen O2A5 hoogwaardig onderwijs te garanderen. Door een scheiding van taken en meer functiedifferentiatie binnen de onderwijsteams kan de werkdruk beheersbaar blijven. Bijkomend voordeel is dat de organisatie flexibeler, efficiënter en effectiever wordt. 3.3 Onderwijsteams van O2A5 Het voorstel is om met 5 onderwijsteams te gaan werken. In bijlage II is de indeling van de onderwijsteams op een kaart weergegeven. Daarvoor zijn de volgende criteria gehanteerd: de geografische ligging; minimaal 3 en maximaal 6 locaties; een cluster van 3 scholen heeft minimaal 250 leerlingen. Elke leerkracht maakt deel uit van een onderwijsteam. Het onderwijsteam is verantwoordelijk voor hoogwaardig onderwijs op alle locaties van een cluster. Binnen het onderwijsteam kan een leerkracht beter worden ingezet op basis van de eigen kwaliteiten (talenten). De invulling van het onderwijsteam is nog geen uitgewerkt ‘kant-en-klaar’ concept/blauwdruk. Dit geeft ruimte aan eigen vorm en inhoud. Een onderwijsteam heeft directieformatie welke gekoppeld kan zijn aan het aantal aanwezige leerlingen. Een norm is bijvoorbeeld 0,2 fte per 50 kinderen. Ook kun je op basis van specifieke kenmerken van een onderwijsteam meer of minder directieformatie toekennen. De kern van het team bestaat uit leerkrachten. Elk onderwijsteam heeft in iedere geval een (deeltijd) IB-er (norm 0,2 fte per 100 kinderen). In de huidige situatie wordt ook gewerkt met regiodirecteuren. In de nieuwe situatie is het van belang om de functie van regiodirecteur te bespreken. Doordat iedere cluster (uiteindelijk) één eindverantwoordelijke krijgt, is het mogelijk dat de functie van regiodirecteur ‘overbodig’ wordt, doordat de eindverantwoordelijke directeur van een onderwijsteam direct verantwoording aflegt aan de directeurbestuurder. Maar bijvoorbeeld ook samen met de bestuurder het ‘managementteam’ van O2A5 kunnen vormen. Om hier een goede uitspraak over te doen is het van groot belang dat na het vaststellen van dit rapport de huidige functieprofielen te analyseren en bij te stellen aan de nieuwe situatie. Hoewel het onderwijsteam voornamelijk zal bestaan uit leerkrachten biedt het functieboek van O2A5 meer mogelijkheden. Binnen een onderwijsteam is het goed mogelijk om de functiemix, in het kader van Actieplan Leerkracht Nederland, te realiseren. Ook de jongste plannen om 1 op de 20 leerkrachten de status ‘excellent’ te geven valt binnen een onderwijsteam te realiseren. Versie 15 oktober 2014 Pagina 12 Mogelijke functies / taken binnen het onderwijsteam: gemiddeld ‘twee’ fte directie (in bijlage III is een berekening gemaakt hoeveel fte directie per cluster kan worden toegekend): a. indien dit twee personen zijn kan de onderverdeling als volgt zijn: onderwijskundig leiderschap en organisatorisch leiderschap. Er dient één persoon te zijn die eindverantwoordelijk is voor het gehele team b. indien dit drie of meer personen zijn dan dient er één persoon te zijn die eindverantwoordelijk is voor het gehele team. Samen kunnen zij met elkaar de scholen verdelen of kiezen voor een verdeling in beleidsterreinen. Dit kan via maatwerk per cluster. locatiecoördinatie (aanspreekpunt): indien wordt gekozen om op een school een (deels) ambulante locatiecoördinator te plaatsen, dan zal dit bij de directieformatie in mindering worden gebracht, anders wordt de huidige situatie behouden. Intern begeleider (in bijlage III is een berekening gemaakt hoeveel fte intern begeleiding per cluster kan worden toegekend) administratief medewerker (voor een aantal dagdelen) coördinator (van een vakgebied, ICT en/of van een bouw) leerkrachten LB / LA onderwijsassistenten leerkrachtondersteuners Omdat het onderwijsteam verantwoordelijk is voor het onderwijs en alles wat daarmee samenhangt op alle locaties ligt het voor de hand om een aantal zaken voor leerlingen en ouders gezamenlijk te organiseren. Om wat mogelijkheden te noemen: ouderavonden en trainingen; schoolreisje en kamp; projectweken; onderwijsinhoudelijke samenwerking (zwemmen, gymnastiek, techniek, creamiddag e.d.). Deze samenwerking zal leiden tot meer efficiency en een verlaging van de werkdruk van leerkrachten. In diverse directie-overleggen hebben afzonderlijke directies aangegeven dat tussen de onderwijsteams grote verschillen zullen ontstaan. Eén model of blauwdruk zal niet voldoen. Verscheidenheid tussen onderwijsteams is een geaccepteerd verschijnsel onder de voorwaarde dat aan de kwaliteitseisen van O2A5 en de inspectie wordt voldaan. In het schooljaar 2014-2015 wordt voor elk onderwijsteam een plan van aanpak gemaakt. Dit plan van aanpak zal vervolgens in de komende jaren worden geïmplementeerd. 3.4 Praktische aspecten Elk onderwijsteam kent één budget, één formatieplan en één begroting. Ook dit is qua werkbelasting en inzichtelijkheid een groot voordeel. Versie 15 oktober 2014 Pagina 13 3.5 Vergaderingen en ontmoetingen Om te functioneren als één onderwijsteam moet er veel aandacht zijn voor de communicatie. Het gebruik van intranet en telefoon biedt volop mogelijkheden, maar je moet elkaar ook ontmoeten. De onderwijsteams zullen bijeenkomsten/ontmoetingen goed moeten plannen. In de plannen van aanpak wordt de overlegstructuur verder uitgewerkt. 3.6 Formele status Het doel is om per 1 augustus 2015 te gaan werken in onderwijsteams. Het zou mooi zijn als concept, onderwijsteams, helemaal wordt doorgevoerd: ‘één school’ over meerdere locaties verspreid. De huidige wet- en regelgeving gaat uit van de entiteit school . Op basis van de geldende regelgeving moet rekening worden gehouden met onderstaande uitgangspunten: elke locatie is een volwaardige school; een leerling wordt ingeschreven op een school; de directeur (van het cluster) is, conform de WPO, directeur van elke locatie; elke locatie houdt zijn brinnummer, daardoor wordt elke school door de inspectie gezien als een afzonderlijke school; de tussen- en eindopbrengsten dienen op schoolniveau verantwoord te worden (Andere besturen zijn met het ministerie van OCW/ de inspectie in gesprek of dit niet naar het niveau van onderwijsteams getild kan worden.). 3.7 Implementatie Het startsein om te gaan werken in onderwijsteams zal op enig moment gegeven moeten worden. De verandering naar het werken in onderwijsteams kan gefaseerd plaatsvinden via het per onderwijsteam opgestelde plan van aanpak. De ombuiging vraagt zorgvuldigheid en voldoende tijd voor: Wie Bestuur Wat Zorgvuldige besluitvorming Wanneer November 2014 Bestuur Het opstellen van functieprofielen van directeuren Sollicitatieprocedure opstarten Het benoemen van directeuren binnen de afzonderlijke onderwijsteams. Het (definitief) vaststellen van onderwijsteams (zie bijlage II en III) Het in goed overleg met clusterdirecteuren een nieuw managementteam vormen Het beschrijven van het plan van aanpak voor elk afzonderlijk onderwijsteam Het in goed overleg met directeuren, die hun huidige functie verliezen, vinden van een passende functie Januari 2015 Februari Februari-maart Bestuur Bestuur Clusterdirecteur Bestuur Versie 15 oktober 2014 April April-juli Vanaf 1 augustus 2015 Pagina 14 Bij alle stappen die hierboven aan de orde zijn speelt het bestuur een belangrijke rol. Het beschrijven van de plannen van elk afzonderlijk team ligt voor een belangrijk deel bij de nieuw te benoemen eindeverantwoordelijke voor het onderwijsteam In bijlage I is een stappenplan opgenomen op welke wijze in het schooljaar 2014-2015 de onderwijsteams verder moeten worden ontwikkeld en welke formele stappen er nodig zijn. Om deze ombuiging in goede banen te leiden, wordt door een externe deskundige een communicatieplan opgesteld. 3.7.1 Stappenplan benoemen directie Voor het benoemen van de nieuwe directie wordt de onderstaande procedure gevolgd: vaststellen ‘Contourenschets ombuiging O2A5’; evaluatie huidige functieprofielen inclusief regiodirecteur; beslissen: wel of geen regiodirecteur; opstellen taak- en functieprofielen directie; functiewaardering directie; openstellen interne vacature O2A5; sollicitatieronde; assessment; benoeming directie per cluster. Belangrijk: voor huidige directeuren die niet worden benoemd als directie in de nieuwe cluster zal in goed overleg met de directeur-bestuurder andere werkzaamheden worden gezocht. Versie 15 oktober 2014 Pagina 15 4. Financiën In de jaarverantwoording 2013 van O2A5 is de meerjarenbegroting tot en met 2016 opgenomen. De herziene begroting 2014 is in het eerste kwartaal van 2014 opgesteld en betreft een optelsom van de onderliggende schoolbegrotingen, gebaseerd op de werkelijke leerlingenaantallen per 1 oktober 2013 en de verwachte leerlingenaantallen per 1 oktober 2014. De kaderbegrotingen 2015 en 2016 zijn in het najaar van 2013 samen met de kaderbegroting 2014 opgesteld en betreffen eveneens een optelsom van de onderliggende schoolbegrotingen, gebaseerd op de (geprognosticeerde) leerlingenaantallen per 1 oktober 2014, 2015 en 2016. De baten zijn gebaseerd op de prognoses van de leerlingenaantallen van de schooldirecteuren. De ontwikkeling van het aantal leerlingen ziet er volgens de prognoses van O2A5 als volgt uit: Datum Aantal leerlingen 1 okt. 2013 3.152 1 okt. 2014 2.950 1 okt. 2015 2.797 1 okt. 2016 2.717 1 okt. 2017 2.717 Het is opvallend dat volgens het scenariomodel de terugloop in het aantal leerlingen groter is dan de prognoses van O2A5 (tot en met 1 oktober 2017). Het scenariomodel PO van het Arbeidsmarktplatform is uit onderzoek van Penta Rho een betrouwbaar instrument gebleken en is daarom goed om mee te nemen in de ontwikkelingen. Volgens het scenariomodel ziet de leerlingontwikkeling van O2A5 er dan als volgt uit: Datum Aantal leerlingen 1 okt. 2013 3.152 Versie 15 oktober 2014 1 okt. 2014 2.986 1 okt. 2015 2.807 1 okt. 2016 2.670 1 okt. 2017 2.569 Pagina 16 In de onderstaande tabel is op basis van ongewijzigd beleid het te verwachten exploitatiesaldo voor de jaren 2013 tot en met 2016 weergegeven. De geactualiseerde meerjarenbegroting 2015 2018 wordt eind september in de bestuursvergadering vastgesteld. Bekostigingsonderwerp Realisatie 2013 Herziene begroting 2014 Kader begroting 2015 Kader begroting 2016 18.101 564 16.486 379 15.656 241 15.145 228 409 19.074 460 17.325 389 16.286 339 15.712 15.393 396 1.346 1.773 18.908 14.781 380 1.258 1.666 18.085 13.507 363 1.270 1.432 16.572 12.635 341 1.242 1.376 15.594 Saldo baten – lasten 166 -760 -286 118 Financiële baten en lasten RESULTAAT Te onttrekken (- is toe te voegen) aan bestemmingsreserves BEGROTINGSRESULTAAT 149 315 -291 57 -703 703 48 -238 259 43 161 -24 19 137 € x 1.000 BATEN Rijksbijdragen Overige overheidsbijdragen en subsidies Overige baten Totaal baten LASTEN Personeelslasten Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige lasten Totaal lasten 4.1 24 0 Toelichting meerjarenbegroting 4.1.1 Baten Zoals gebleken uit bovenstaande gegevens heeft O2A5 de aankomende jaren te maken met een terugloop in het aantal leerlingen. Deze terugloop in het aantal leerlingen heeft directe gevolgen voor de baten in de begroting. Ondanks de handhaving van de kleinescholentoeslag komt de systematiek die O2A5 hanteert om scholen in stand te houden die een lager aantal leerlingen hebben dan de gemeentelijke opheffingsnorm vanaf 2015 onder druk te staan. In de meerjarenbegroting is geen rekening gehouden met de gevolgen van sluiting c.q. samenvoeging van locaties. Tevens is in de begroting van de baten geen rekening gehouden met de overheveling van de verantwoordelijkheid voor het buitenonderhoud van schoolgebouwen van de lokale overheid naar onderwijsinstellingen. Daarnaast zijn deze extra baten bestemd ter dekking van Versie 15 oktober 2014 Pagina 17 huisvestingslasten, waardoor zeer waarschijnlijk het exploitatiesaldo niet beïnvloed zal worden door deze overheveling. 4.1.2 Lasten Doordat het aantal leerlingen zal afnemen, is het noodzakelijk het personeelsbestand, zowel groepsleerkrachten als directeuren in overeenstemming te brengen met deze ontwikkeling. Door middel van de invoering van onderwijsteams zal het personeel anders worden ingezet binnen de organisatie. In paragraaf 4.3 wordt hier verder op ingegaan. 4.2 Financiële situatie Om te kunnen weten of een organisatie financieel ‘gezond’ is, wordt een aantal begrippen gebruikt om dit aan te kunnen tonen. In onderstaande subparagrafen wordt de financiële situatie van O2A5 toegelicht aan de hand van deze financiële begrippen. 4.2.1 Solvabiliteit De solvabiliteit geeft aan in welke mate de stichting met eigen middelen gefinancierd is (verhouding tussen eigen en vreemd vermogen) en geeft inzicht in hoeverre aan de verplichting op langere termijn kan worden voldaan. De norm die wordt gebruikt is 20% of hoger. De solvabiliteit kent twee verschillende berekeningen: 1. eigen vermogen gedeeld door totaal vermogen, exclusief voorzieningen; 2. eigen vermogen gedeeld door totaal vermogen. Solvabiliteit 1 Solvabiliteit 2 2013 44,7 73,8 2012 42,0 71,1 2011 46,3 73,4 Landelijk 2012 (DUO) 59 72 4.2.2 Liquiditeit De liquiditeit geeft weer in welke mate de organisatie op korte termijn aan haar betalingsverplichting kan voldoen. Een liquiditeit groter dan 1 wordt doorgaans gekwalificeerd als voldoende, omdat dan tegenover de snel vervallende schulden ten minste evenveel vlottende activa staan. Liquiditeit 2013 2,7 2012 1,7 2011 1,9 Landelijk 2012 (DUO) 2,6 4.2.3 Rentabiliteit De rentabiliteit heeft betrekking op het rendement en geeft aan of er sprake is van een positief dan wel negatief resultaat. De norm ligt tussen de 0% en 5%. In de jaren 2011 en 2012 is ervoor gekozen om eigen vermogen te investeren in ontwikkelingen binnen de organisatie, waardoor een negatief resultaat is ontstaan. Rentabiliteit Versie 15 oktober 2014 2013 1,6 2012 -4,1 2011 -4,1 Landelijk 2012 (DUO) -6,5 Pagina 18 4.2.4 Kapitalisatiefactor De kapitalisatiefactor is een kengetal om te signaleren of de stichting haar kapitaal efficiënt benut. Een hoge kapitalisatiefactor kan er op duiden dat de mogelijkheid aanwezig is om te investeren. De bovengrens van de kapitalisatiefactor is 35%. Kapitalisatiefactor 2013 40% 2012 39% 2011 44% Landelijk 2012 (DUO) 46,8% 4.2.5 Weerstandsvermogen Het weerstandsvermogen geeft aan in welke mate de organisatie in staat is om onverwachte gebeurtenissen (risico’s) met een financiële impact op te vangen (met een buffer). De norm voor het weerstandsvermogen ligt op minimaal 5%. Weerstandsvermogen (definitie Ministerie) 2013 18,13% 2012 16,76% 2011 20,95% Landelijk 2012 (DUO) 29,9% 4.2.6 Conclusie financieel beleid Uit bovenstaande subparagrafen kan worden geconcludeerd dat O2A5 een financieel gezonde organisatie is. Wel is het belangrijk dat (gezien de terugloop in het aantal leerlingen) de personeelslasten in overeenstemming worden gebracht met de leerlingontwikkeling (bekostiging). 4.3 Realisatie van ombuigingen 4.3.1 Bestuursbureau De gerealiseerde personeelslasten van het bestuursbureau inclusief de regiodirectie in 2013 zijn € 754.591,--. De overige personeelskosten van het bestuursbureau in 2013 zijn € 126.323,--. Dit is 5,7% van de totale personeelslasten van O2A5 en 4,6% van de totale baten van O2A5. Hetgeen keurig in de pas loopt met de landelijke benchmark. Als daarbij in aanmerking wordt genomen dat veel kleine scholen ‘extra werk’ op leveren, doet het bestuursbureau haar werk efficiënt vanuit een sobere omvang. 4.3.2 Directiestructuur Door verandering van de directiestructuur vindt een herverdeling van de middelen plaats. Het verschil in kosten tussen de huidige en nieuwe managementstructuur is: € 1.100.000,--. Voorwaarde is dat de functies in de nieuwe managementstructuur worden gerekruteerd uit het huidige directeurenbestand. Dit gaat in totaal om 10 fte. De omvang van de huidige schooldirectie is 22 fte. Versie 15 oktober 2014 Pagina 19 Dat betekent dat er een boventalligheid aan directeuren ontstaat van 12 fte. Voor deze medewerkers worden hun salarisperspectief en werkgelegenheid gewaarborgd. Met deze medewerkers worden individuele gesprekken gevoerd en afspraken gemaakt. In deze gesprekken komen elementen als vervangend werk, mobiliteit intern en extern, en vroegtijdige uitstroom aan de orde. Van belang is dat bij de benoeming van de directeuren en de plaatsing van de overige ex-directeuren een zorgvuldig en transparant proces wordt gevoerd. De positie van de regiodirectie is in deze berekening buiten beschouwing gelaten. De kosten die gemoeid zijn met 2 x 0,5 regiodirectie zijn € 105.000,--. In dit verband wordt voorgesteld om een specifieke benoemingsprocedure te ontwikkelen voor de nieuwe directeuren van de onderwijsteams. Een procedure die met instemming van de personeelsgeleding van de GMR tot stand is gekomen. Opmerkingen 1. Er is sprake van 1 eindverantwoordelijk directeur binnen 1 onderwijsteam. In bovenstaande berekening is uitgegaan van 2 fte managementformatie per onderwijsteam. 2. Belangrijk is wel om te vermelden dat de locatiecoördinatie nog niet is ingevuld in deze berekening. In de uitwerking per onderwijsteam wordt dit wel ingevuld. Daarbij zal het gaan om een taak en niet om een functie. En zal het uitgangspunt zijn dat verantwoordelijkheden breed gedragen kunnen worden. 4.3.3 Onderwijspersoneel De belangrijkste veranderingen voor het lesgevende personeel is enerzijds de samenwerking binnen een onderwijsteam en anderzijds het lesgeven aan steeds meer jaargroepen tegelijk en alle wijzigingen die daarbij noodzakelijk zijn. Hier wordt door middel van het nog op te stellen plan van aanpak per onderwijsteam inhoud aan gegeven. Natuurlijk is er een koppeling tussen het aantal leerlingen en de in te zetten lesgevende formatie. Tijdens de ombuiging wordt waar mogelijk een leerling/leraar ratio aangehouden van 23:1. In de gemiddelde groepsgrootte zijn alle medewerkers meegeteld, welke een directe, vaak uitvoerende link hebben met leerlingen. Denk hierbij aan alle medewerkers in LA en LB schalen (leerkrachten, intern begeleiders), maar ook onderwijsassistenten. Directieleden, administratief medewerkers en conciërges vallen hier bijvoorbeeld buiten. Versie 15 oktober 2014 Pagina 20 5. Ondersteunend beleid 5.1 Bestuurskantoor en diensten Binnen het bestuurskantoor is er op dit moment geen mogelijkheid om op de personele inzet veel te bezuinigen. Al eerder is betoogd dat hier sprake is van een meer dan sobere bezetting die geheel in de pas loopt met wat landelijk gebruikelijk en vooral wenselijk is. Er wordt nog onderzocht hoe er nog effectiever en efficiënter gewerkt kan worden in relatie tot de invoering van onderwijsteams. De positie van de regiodirectie is wel onderdeel van gesprek. Ook wordt er gekeken naar het in- of outsourcen van diensten (zoals ICT, schoonmaak, administratie, huisvesting). Samenwerking met andere regionale schoolbesturen wordt hierbij zeker niet uitgesloten. Het werken in onderwijsteams maakt het besturen van de organisatie efficiënter en effectiever ten opzichte van de huidige organisatiestructuur. In dat kader moet ook gekeken worden naar het aantal regiodirecteuren. Afhankelijk van de eerste ervaringen zal een heroverweging plaatsvinden van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden binnen het bestuurskantoor en overige (externe) diensten. 5.2 Centrale inkoop, mantelcontracten en (Europese) aanbesteding Samen met andere schoolbesturen wordt continue gezocht naar mogelijkheden om de middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten, waarbij de kwaliteit niet in het geding mag komen. Gezamenlijke inkoop en mantelcontracten gaan synergievoordelen opleveren. Enerzijds door scherpere prijzen en anderzijds door een vermindering van (decentrale) werkzaamheden. 5.3 Dagarrangementen, brede scholen Elk onderwijsteam kan een aanbod bieden voor kinderen van 0 tot 12/13 jaar. Dit aanbod gaat verder dan onderwijs. Dit aanbod wordt vooralsnog gerealiseerd met geschikte partnerorganisaties. Eigen initiatieven op dit punt worden nu en in de nabije toekomst zeker niet uitgesloten. 5.4 Verhogen van de baten De baten van O2A5 kunnen worden verhoogd door: marketing en het vergroten van het marktaandeel van scholen door goede onderwijsteams en hoogwaardig onderwijs; de externe inzet van boventallig personeel; het stimuleren en het initiatief nemen tot medegebruik van schoolgebouwen; te komen tot kindcentra die meer bieden dan alleen onderwijs. 5.5 Mobiliteit P&O gaat allerlei instrumenten inzetten om mobiliteit te bevorderen, waarbij onder andere onderstaande vragen/suggesties worden gebruikt: Wie wil (eerder) stoppen? Wie wil uitstromen (bijvoorbeeld naar andere regio’s, MBO en VO)? Versie 15 oktober 2014 Pagina 21 - Wie kan na scholing uitstromen? Welke medewerkers functioneren onder niveau? Kunnen er vertrekpremies worden gebruikt? Wie wil er gebruik maken van een startpremie/lening voor een eigen bedrijf? Van belang is om mobiliteit niet alleen in te zetten richting de zittende directeuren. Ook voor leerkrachten is het werken in onderwijsteams een significante verandering. Van een professionele werkgever mag worden verwacht dat hij voor het totale personeelsbestand kansen creëert. Hiervoor wordt specifiek mobiliteitsbeleid ontwikkeld gericht op in-, door- en uitstroom. Bovenal is aan de orde dat de kwaliteit van het primaire proces voorop staat. Die kwaliteit wordt geleverd door onderwijsgevenden. Versie 15 oktober 2014 Pagina 22 6. Instandhouding van zelfstandige brinnummers Bij de ombuiging, zoals geschetst in deze notitie, speelt nog een specifiek thema een relevante rol, namelijk de ontwikkeling van het aantal leerlingen gekoppeld aan de zgn. opheffingsnormen. Een school komt voor bekostiging in aanmerking als haar leerlingenaantal gelijk is aan of boven de opheffingsnorm zit van de gemeente waar zij gevestigd is. Daalt het leerlingenaantal onder de opheffingsnorm, dan dreigt er nog geen direct gevaar. De basisbekostiging wordt pas beëindigd als het leerlingenaantal gedurende drie achtereenvolgende schooljaren minder heeft bedragen dan de gemeentelijke opheffingsnorm. Hierop zijn twee uitzonderingen in de Wet Primair Onderwijs (WPO), namelijk de laatste school van de richting en de zogenoemde gemiddelde schoolgrootte van het bestuur. O2A5 maakt in haar beleid actief gebruik van de gemiddelde schoolgrootte bepaling in de WPO. In de notitie ‘ontwikkelingen leerlingaantallen’ (juni 2014) opgesteld door O2A5 wordt hier nader op ingegaan. Hieruit blijkt dat met de gehanteerde prognoses de komende twee schooljaren beleidsmatig moet worden geanticipeerd op het feit dat het aantal leerlingen onder de zgn. gemiddelde schoolgrootte grens gaat komen (in eerste instantie dreigt te gaan komen). Dit heeft organisatorische gevolgen. De keuzes die hierbij gemaakt moeten worden, hebben wellicht invloed op de clusterindeling, zoals in deze notitie is aangegeven. Dat betekent dat de samenstelling van de onderwijsteams mede worden bepaald door de beleidskeuzes die gemaakt worden bij het zgn. in stand (kunnen) houden van zelfstandige brinnummers. Bij de indeling van onderwijsteams zoals in deze notitie zijn opgenomen zijn criteria gebruikt. Van belang is om de indeling van onderwijsteams regelmatig te herijken aan de ontwikkelingen en beleidsafspraken rondom de leerlingprognoses, de opheffingsnormen en de gemiddelde schoolgrootte. Kortom, de indeling van de onderwijsteam (de clustering) en de beleidsbeslissingen die komen gaan rondom fusie, sluiten of openhouden van de vestigingen is niet in beton gegoten, maar beweegt mee. Immers door daling van het aantal leerlingen moet O2A5 brinnummers opheffen. Er zijn teveel scholen onder gemeentelijke opheffingsnorm en we voldoen straks niet meer aan de vereiste gemiddelde schoolgrootte. Versie 15 oktober 2014 Pagina 23 7. Procedure besluitvorming en medezeggenschap 7.1 DGO Een reorganisatie, die leidt tot personele reductie (gedwongen ontslag), is een reden voor overleg met de vakcentrales. Omdat er binnen O2A5 geen sprake is van gedwongen ontslag hoeft er geen DGO (decentraal georganiseerd overleg met de vakcentrales) plaats te vinden. De Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) is in dezen de gesprekspartner. O2A5 is wel voornemens om de vakbonden over deze ombuiging te informeren. 7.2 Medezeggenschap, GMR In deze contourschets ‘kwaliteit voor nieuwe tijden’ zitten meerdere besluiten. Indien sprake is van besluitvorming op verschillende terreinen in het onderwijs dan heeft de medezeggenschapsraad veelal een bijzondere bevoegdheid. Die bevoegdheid kan variëren van adviesrecht tot instemmingsrecht. In dat licht is op een rij gezet welke besluiten voor toetsing door de medezeggenschap in aanmerking komen. Daarnaast is ook aangegeven welke bevoegdheid de raad heeft. In enkele gevallen is niet helemaal duidelijk onder welke specifieke bevoegdheid de besluitvorming valt. In dat geval heeft er een ruime interpretatie plaatsgevonden, zodat volledig recht wordt gedaan aan de positie van de medezeggenschapsraad of de personeelsgeleding. O2A5 kent een GMR waarbij de bevoegdheden van de afzonderlijke medezeggenschapsraden zijn overgeheveld naar de GMR. In dat licht dient dan ook de letterlijke tekst, zoals in onderstaand schema weergegeven, op bovenschools niveau te worden geïnterpreteerd. Waar staat school wordt ervan uitgegaan dat dit betrekking heeft op O2A5 en dat de GMR de belangen van de medezeggenschapsraad behartigt. Besluit Overgaan tot onderwijsteams Benoeming directie onderwijsteams Benoemingsprocedure management (beleid) Mobiliteitsbeleid Versie 15 oktober 2014 Relatie met de Wet medezeggenschap scholen Vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van de school. Aanstelling of ontslag van de schoolleiding. Vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van het aanstellings- en ontslagbereid. Personele gevolgen. Bevoegdheid Adviesrecht (G)MR Adviesrecht (G)MR Instemmingsrecht personeelsgeleding (G)MR Instemmingsrecht personeeslgeleding (G)MR Pagina 24 7.3 GMR en Raad van Toezicht In oktober 2014 wordt deze contourschets besproken met de Raad van Toezicht (RvT) en in november met de GMR. De voorbereidende werkzaamheden zijn gedaan door de bestuurder in nauw overleg met de directies van de scholen en de regiodirecteuren in het schooljaar 2013-2014. Op basis van de opmerkingen vanuit RvT en GMR wordt uiterlijk op 30 oktober 2014 door de bestuurder het plan in definitieve vorm vastgesteld. 7.4 Directeurenoverleg In september 2014 wordt deze contourenschets voorgelegd aan het directieoverleg. Advies is zeer wenselijk. Het directieoverleg heeft geen instemmingsrecht. Constructief overleg over een ingrijpende ombuiging vraagt een professionele houding. In november komt de schets voor de tweede keer in het directieoverleg. 7.5 Informeren medewerkers en ouders Op enig moment is het van belang dat medewerkers en ouders van O2A5 worden geïnformeerd over het voorgenomen besluit. Na overleg met GMR, RvT en directie zullen alle medewerkers worden geïnformeerd en ook betrokken bij het vervolg. Dit zal worden gedaan in de structuur van zgn. supportgroep en onderwijscafé voor medewerkers en ouders. Na instemming door GMR zullen alle medewerkers en ouders, wederom worden geïnformeerd over het uiteindelijke besluit, de te nemen stappen en de implementatie van de onderwijsteams (zie bijlage I – stappenplan). Om dit proces zorgvuldig te laten verlopen is een communicatie expert ingeschakeld en wordt een afzonderlijk communicatieplan opgesteld. Versie 15 oktober 2014 Pagina 25 Bijlage I stappenplan Clusterindeling onderwijsteams en een indicatie van de financiële gevolgen Stap 1: vaststelling van het reorganisatieplan Planning: overleg met schooldirecties eerste termijn september 2014: overleg met RvT oktober 2014; eventuele fine-tuning van het plan september, oktober 2014; voorgenomen besluit RvT/bestuurder O2A5 oktober 2014; overleg met GMR en schooldirecties november 2014; supportgroep / onderwijscafé voor alle medewerkers en ouders van O2A5 november 2014; instemming van GMR december 2014; na instemming van GMR alle betrokkenen informeren (medewerkers, ouders, etc.) december 2014. Stap 2: ontwikkelen benoemingsprocedure directeuren onderwijsteams Onderdelen: competenties van de huidige directeuren en hun wensen; assessment / test; individuele gesprekken met de huidige directeuren; benoemingscommissie en positie (G)MR; informatie naar alle medewerkers. Stap 3: opstellen plan van aanpak per onderwijsteam aan de hand van een format (onder leiding van de nieuwe directeur(en) van het onderwijsteam) Stap 4: implementatie Onderdelen: inschakeling externe (onafhankelijke) begeleiding voor de implementatie van onderwijsteams; informatie naar buiten (inspectie, gemeenten, ouders, pers). Versie 15 oktober 2014 Pagina 26 Bijlage II indeling onderwijsteams (geografisch) Pagina 27 van 33 Bijlage III onderwijsteams Norm directie fte Om voldoende fte directie te hebben per cluster, wordt de norm 0,2 fte per 50 kinderen gehanteerd. In specifieke situaties kan op bovenschools niveau worden besloten om de norm naar boven op beneden gemotiveerd bij te stellen. Norm intern begeleiding fte Om voldoende fte intern begeleiding te hebben per cluster, wordt de norm 0,2 fte per 100 kinderen gehanteerd. In specifieke situaties kan op bovenschools niveau worden besloten om de norm naar boven op beneden gemotiveerd bij te stellen. Cluster Lingewaal (A) Schooljaar 2013-2014 (telling 1 oktober 2013) School Leerlingen De Zandheuvel Spiegelhof De Rietput De Vuurvlinder TOTAAL 150 53 159 55 417 Fte’s excl. directie 6,4100 4,4105 7,3900 4,2537 22,4642 WTF directeur 1,0000 0,4595 1,0000 0,8563 3,3158 Situatie met onderwijsteams (prognose 1 oktober 2015) School Leerlingen Fte’s excl. Directi e De Zandheuvel Spiegelhof De Rietput De Vuurvlinder TOTAAL 136 38 155 36 365 5,9452 3,1767 6,8940 2,0672 18,0831 WTF directeur WTF IB’er 1,4600 0,7300 Pagina 28 van 33 Cluster Leerdam (B) Schooljaar 2013-2014 (telling 1 oktober 2013) School Leerlingen De Wilgenhoek De Hobbitstee De Verrekijker Het Mozaïek TOTAAL 126 264 166 188 744 Fte’s excl. directie 6,0425 12,0577 9,7784 19,7300 47,6086 WTF directeur 0,8975 0,8246 1,0000 2,0000 4,7221 Situatie met onderwijsteams (prognose 1 oktober 2015) School Leerlingen De Wilgenhoek De Hobbitstee De Verrekijker Het Mozaïek TOTAAL 121 260 140 150 671 Fte’s excl. directie 6,4464 11,8797 7,2941 11,6491 37,2693 WTF directeur WTF IB 2,6840 1,3420 Pagina 29 van 33 Cluster Zederik / Vianen (C) Schooljaar 2013-2014 (telling 1 oktober 2013) School Leerlingen De Gaard, loc. Tijl Uilenspiegel De Gaard, loc. Meester Vos De Wiekslag De Springplank Hendrik van Brederode Pr. Wilhelmina TOTAAL 85 115 168 122 64 106 660 Fte’s excl. Directie 6,7038 5,9253 9,0100 6,8000 4,2201 4,7100 37,3692 WTF directeur 0,8975 0,5000 1,0000 0,5000 0,5699 1,0000 4,4674 Situatie met onderwijsteams (prognose 1 oktober 2015) School Leerlingen De Gaard, loc. Tijl Uilenspiegel De Gaard, loc. Meester Vos De Wiekslag De Springplank Hendrik van Brederode Pr. Wilhelmina TOTAAL 80 Fte’s excl. directie 5,6766 100 133 100 64 95 572 4,6213 5,9308 5,0136 3,4333 4,2482 28,9238 WTF directeur WTF IB 2,2880 1,1440 Pagina 30 van 33 Cluster Giessenlanden (D) Schooljaar 2013-2014 (telling 1 oktober 2013) School Leerlingen De Lingewaard Giessen-Oudekerk Het Tweespan (Giessenburg) Het Tweespan (Schelluinen) 266 55 87 117 Fte’s excl. directie 11,5157 3,6600 4,5625 6,0327 Den Beemd Klim-op TOTAAL 49 73 647 3,9400 3,8910 33,6019 WTF directeur 1,4843 0,5000 0,8975 0,6890 1,0000 0,5000 0,6890 5,7598 Situatie met onderwijsteams (prognose 1 oktober 2015) School Leerlingen De Lingewaard Giessen-Oudekerk Het Tweespan (Giessenburg) Het Tweespan (Schelluinen) Den Beemd Klim-op TOTAAL 243 38 76 119 40 58 574 Fte’s excl. Directie 9,8176 2,5788 3,4014 5,0918 3,5125 3,2521 27,6542 WTF directeur WTF IB 2,2960 1,1480 Pagina 31 van 33 Cluster Molenwaard (E) Schooljaar 2013-2014 (telling 1 oktober 2013) School Leerlingen De Kiezel en de Kei De Ammers De Overstap De Knotwilg De Tuimelaar De Boomgaard TOTAAL 79 128 56 127 206 88 684 Fte’s excl. Directie 4,7600 7,0734 3,5900 6,0557 10,4349 4,4561 36,3701 WTF directeur 0,6000 0,6266 0,4000 0,8563 0,7951 0,6890 3,9670 Situatie met onderwijsteams (prognose 1 oktober 2015) School Leerlingen WTF directeur WTF IB 72 118 50 117 190 68 615 Fte’s Excl. Directie 3,5992 5,9301 3,4303 5,2363 8,8177 3,5965 30,6101 De Kiezel en de Kei De Ammers De Overstap De Knotwilg De Tuimelaar De Boomgaard TOTAAL 2,4600 1,2300 TOTAAL Leerlingen 2.797 Fte’s 142,5405 WTF directeur 11,1880 WTF IB 5,5940 Pagina 32 van 33 Bijlage IV strategisch beleidsplan Strategisch beleidsplan 2014-2017: de uitwerking (2013)2014 20142015 20152016 20162017 Strategisch beleidsplan – 4 thema’s Anders organiseren Rijnlands proces op regio-niveau met begeleiding van Herman Kolthof In periode april t/m juli minimaal 1 bijeenkomst in iedere regio voor alle werknemers over uitwerking koersthema’s. Innovatie Impuls Onderwijs (IIO) – Marius Berendse Procesbegeleiding Penta Rho Henk Norder In dezelfde periode voor 1 regio beschikbaar: mogelijkheid om ‘er op uit te gaan’; op bezoek elders in het land voor inspiratie. Voor meerdere regio’s mogelijk om inspiratie op te doen bij anderen. April t/m juli bijeenkomsten werkgroep en 2 x directievergadering. Voortzetting regiobijeenkomsten – zoeken naar verband met plaatje nieuwe organisatie. Uitwerkingen van invloed op de schoolplannen. Schoolplannen gereed. Voortzetting regiobijeenkomsten. Uitwerkingen van invloed op jaarplannen. Voortzetting regiobijeenkomsten. Uitwerkingen van invloed op jaarplannen. VERSIE 15 oktober 2014 Strategische Personeelsplanning (SPP) Begeleiding via CAOP Martijn Langejans Eind juli ‘plaatje’ gereed. Voorbereiding/uitwerking nieuwe organisatievorm. Nieuwe organisatie staat. Resultaat: Goed rekenwerk personeelsplanning. Beschrijving kerncompetenties. Prognose PO-model Resultaat: Anders lesgeven. Start en implementatie nieuwe organisatie. Contourenschets O2A5 33/33
© Copyright 2024 ExpyDoc