steden schuilen niet wanneer het regent 25 jaar Het gedicht is een bericht Gemeente Rotterdam Stadsbeheer Poetry International Rotterdam X Steden schuilen niet ‘Rotterdam is een haven voor poëzie’ ‘Het gedicht is een bericht’ bestaat vijfentwintig jaar. Sinds 1988 rijden de vuilniswagens in Rotterdam met dichtregels op de flanken door de straten en wijken van de stad. Poetry International en Gemeente Rotterdam Stadsbeheer, zoals Roteb inmiddels heet, combineren zo het slijk der aarde met de mooiste poëzie. Het idee kwam van Hans Abelman van het Centrum voor Beeldende Kunst en oud-Roteb directeur Huub Kros drukte het er op de hem zo eigen, charmante wijze bij de tegenstribbelende Ondernemingsraad door. De raad had liever gewoon voor reclame gekozen: ‘Dan verdien je er tenminste nog iets aan.’ Met de regel ‘Het gedicht is een bericht’ van Jules Deelder is het allemaal begonnen. Toen in 1988 het nieuwe logo van Roteb op het gebouw aan het Kleinpolderplein werd onthuld, werden tegelijkertijd de eerste twaalf 4 Bas Kwakman Directeur Poetry International Rotterdam wagens met dichtregels voorgesteld. Inmiddels zijn de dichtregels niet meer uit de Rotterdamse straten weg te denken. Cameraploegen van Japan tot Chili brachten het fenomeen internationaal in beeld. Maar veel belangrijker is de waardering die het project dagelijks van de Rotterdammers krijgt. De dichtregels op de vuilniswagens zitten bij velen onder de huid en sluipenderwijs is de liefde voor de regels groter en groter geworden. Het gouden idee draagt inmiddels een zilveren randje. In vijfentwintig jaar is er veel veranderd. De naam Roteb verdween, sinds kort vallen de vuilniswagens onder Stadsbeheer. ‘Maar de dichtregels blijven’, zeggen de directeuren Stadsbeheer Hermann Jäger en Rob Boeren, en Bas Kwakman, directeur van Poetry International. ‘Het geloof in de kracht van ‘Het gedicht is een bericht’ is groter dan ooit!’ 5 Hier is een gedicht op de wolken geschreven voor jou (Adrian Henri) ‘Rotterdam is een haven voor poëzie’, zegt Bas Kwakman. ‘Sinds 1970 meren ieder jaar weer vele dichters van over de hele wereld aan om hun gedichten te lossen op het oudste festival van de stad. Een eindeloze hoeveelheid poëzie stroomt zo de stad binnen. En als de dichters allang weer overzee zijn, blijven hun regels de Rotterdammers tot in de verste uithoeken van de stad aanspreken, aan het denken zetten, een hart onder de riem steken en verbinden. Zwevend op de flanken van vuilniswagens, zetten dichters en Rotterdammers hun dialoog dag in dag uit voort.’ Onverwacht zonlicht is een gebeurtenis 6 zakelijker op plekken die er ogenschijnlijk de plek niet voor zijn. Medellin en Rotterdam huisvesten de grootste poëziefestivals wereldwijd. Van die twee gold Medellin in Colombia decennialang als gevaarlijkste stad ter wereld. Rotterdam, platgebombardeerd, is een stad van werkers met een no-nonsense handen uit de mouwen mentaliteit. Hoe paradoxaal is het dat poëzie juist in deze steden zo’n vlucht heeft genomen? ‘En dan zijn de wagens waar de riolen mee onderhouden worden of het huisvuil mee wordt opgehaald op hun beurt weer de laatste plek waar je poëzie zou verwachten,’ lacht Hermann Jäger. ‘Een dubbele paradox, dus eigenlijk. We werken aan het riool, zamelen afval in. In Rotterdam zeggen ze dan dat je aan de ‘onderkant’ zit. Dat is nou eenmaal de beeldspraak. Toch rijden hier de vuilniswagens met dichtregels rond, alsof we op z’n Rotterdams willen zeggen: ‘Krijg allemaal de klere!’’ (Bei Dao) Goede morgen, schoonheid Vaak is kunst mooier als je er onverwacht op stuit. Als het je pakt te midden van je drukke dagelijkse bezigheden en gedachten. Ook poëzie is vaak mooier in een omgeving waar je geen poëzie zou verwachten, nood- Een van de onvoorziene gevolgen van ‘Het gedicht is een bericht’ is dat de dichtregels de wagens en hun chauffeurs herkenbaar maken. Ineens zijn chauffeur en wagen (Maxi Wander) niet meer zomaar één van de 450 combinaties hier in de stad, ze zijn uniek. Mensen op straat spreken de chauffeurs aan vanwege de regels. Dat maakt de band tussen de chauffeur en zijn wagen nog hechter. Zo gaat het verhaal over de chauffeur die een supersonische nieuwe wagen zou krijgen rond. Hij was dolbij, totdat hij begreep dat zijn dichtregel niet mee zou gaan. ‘Dan doe ik het niet!’ Zijn Goede morgen schoonheid zorgde elke dag weer voor vrolijke reacties van de mensen op straat. Dat gaf hem zoveel plezier in zijn werk dat hij van de nieuwe wagen af wilde zien. Het volgende gedicht begint zo dadelijk (Joán Brossa) Dat ‘Het gedicht is een bericht’ leeft onder de Rotterdammers merken niet alleen de chauffeurs als ze hun rondes rijden. Ook bij Poetry International en Stadsbeheer komen regelmatig reacties binnen. ‘Waar komen die regels vandaan?’ ‘Wat betekent die regel?’ En ‘Hoe krijg ik mijn regel op een wagen?’, zijn veelgestelde vragen. Bas Kwakman noemt het ‘een sport’. ‘Bij Poetry International scannen we alle gedichten die we tegenkomen op regels die beklijven, die in hun eentje overeind blijven en men- sen aan het denken zetten. Ze moeten het liefst verwarring, discussie, verwondering, desnoods ergernis oproepen. Een regel als Ergens moet hier toch een mens zijn van Gennadi Ajgi, maakt dat mensen op de chauffeur afstappen: ‘Wat wil die regel eigenlijk zeggen?” Ga nu, verzen, op jullie lichte voeten (Hugo Claus) De meeste regels zijn gekozen uit gedichten van dichters die in de afgelopen vijfenveertig jaar op het Poetry International Festival te gast zijn geweest. Daar zitten Nobelprijswinnaars tussen als Pablo Neruda uit Chili, Wole Soyinka uit Nigeria, Joseph Brodsky uit Rusland, of grote Nederlandse dichters als C. Buddingh, Lucebert, Bert Schierbeek en Remco Campert om er maar enkele te noemen. En de Rotterdammers natuurlijk, zoals Jules Deelder met wiens Het gedicht is een bericht het allemaal begon, of Cor Vaandrager. Maar het ging ook weleens anders. In 2010 werd in samenwerking met RTV Rijnmond een wedstrijd uitgeschreven: ‘Welke regel wil jij op een vuilniswagen zien?’, was de vraag, en dat konden bestaande of zelf geschreven regels zijn. De winnaar uit meer dan 300 inzendingen werd Peter Oole, met zijn 7 eigen regel Soms kom ik mezelf tegen, en dan zeg ik niet eens gedag. Die rijdt nu dus ook door de stad, net als een regel van Erasmus. Dat laatste is te danken aan een samenzwering van Stadsbeheerdirecteur Hermann Jäger en Mart Toet, de voormalig directeur van de bibliotheek. ‘Toet nam mij een keer mee naar de Erasmuscollectie. Wij constateerden dat er geen enkele spreuk van Erasmus op de wagens stond. Logisch, want Poetry International kiest en Erasmus stond natuurlijk nooit op het festival. We hebben eigenwijs samen een spreuk uitgezocht en die via de achterdeur op een wagen laten zetten: Hoe idioter iets is, des te meer bewonderaars krijgt het.’ Ik leen seizoenen van een ander land (Wole Soyinka) ‘Het gedicht is een bericht’ is een knap staaltje Rotterdamse vindingrijkheid en samenwerking. Stadsbeheer en Poetry International, twee organisaties die verder van elkaar afstaan zijn er in Rotterdam moeilijk te vinden. De een werkt met vuil, de ander met de schoonheid van de taal. Met volledig verschillend ‘gereedschap’ bedienen ze elk hun publiek zoals geen ander dat zou kunnen. Door een enkel idee, dat ook nog eens nauwelijks iets kost, ver- 8 sterken ze elkaar zo, dat vooral het publiek er de vruchten van plukt. Die eenvoud is geweldig en onbetaalbaar. Onze klok wijst nieuwe tijden aan (Joeli Kim) ‘Volgens de gemeentesecretaris kent de Rotterdammer maar twee namen, die van Aboutaleb en Roteb’, zegt Hermann Jäger. ‘Roteb gaat nu met Stadstoezicht en het grootste deel van Gemeentewerken op in de nieuwe organisatie Stadsbeheer. Op papier is de reorganisatie een feit, maar de uitvoering is nog in volle gang. Met pijn in het hart zijn de letters Roteb onlangs van het dak van het gebouw aan het Kleinpolderplein gehaald. Het zorgde voor diepe rouw bij veel van onze mensen die hier soms al hun leven lang, en van generatie op generatie, werken.’ Roteb bestond 137 jaar, Gemeentewerken zelfs nog langer. De oude dienstnamen verdwijnen, de letters gaan van het dak. Hoe vervang je dat? Rob Boeren vond het antwoord in Het gedicht is een bericht uit 1996, de eerste bundeling van gedichten waar de regels uit komen. ‘Ik stuitte op Rotterdams dagboek, van Joseph Brodsky. Daar staat een regel in waarvan ik dacht, ‘Ah! Dit zou een Hermann Jäger & Rob Boeren Directeuren Stadsbeheer 9 mooie zijn voor aan de gevel van Stadsbeheer: Steden schuilen niet wanneer het regent. Vanwege de kwetsbaarheid van de stad, die niet schuilen kan. Maar ook vanwege de stoerheid, omdat de stad niet schuilen wíl. Die dubbelheid vind ik prachtig. Binnen dertig minuten waren we eruit. Typisch Rotterdams: goed idee, dat gaan we doen.’ Hermann Jäger kreeg er onmiddellijk beelden bij: ‘Het gedicht gaat over het bombardement van 14 mei 1940. Door de eeuwen heen zijn steden van de landkaart verdwenen, maar ze staan ook weer op, door de mensen. Een stad is oersterk.’ Je staat verbaasd hoeveel mooie woorden er zijn (Adam Zagajewsky) ‘Als je straks een overview van de stad neemt’, schetst Rob Boeren, ‘dan krijg je een diagonaal van Kleinpolderplein naar Blaak 16, waar de dichtregel van Lucebert staat: alles van waarde is weerloos. Die twee spreuken gaan een verbinding met elkaar aan.’ ‘Die regel van Lucebert was een van de eerste dichtregels in de openbare ruimte,’ vult Bas 10 Kwakman aan. ‘Poetry heeft hem ooit op die bank gezet. Dat de bevolking dat goed vindt, dat de dichter dat goed vindt, én de bank, is ook weer zo typisch Rotterdams. Jaren later komt er dan nog een laag bij, doordat een kunstenaar dit soort regels omdraait. Op Zuid staat nu: Alles is weer waardeloos. Dat is daar een geuzenregel. Dat zie ik in andere steden niet gebeuren. Rotterdammers zien hun stad dus toch als iets poëtisch.’ Hij was de gedeuktste onder de werkvoertuigen (H.H. ter Balkt) Bas Kwakman kan het zich levendig voorstellen: ‘Er moet ergens een vuilniswagenkerkhof zijn, waar al die regels zich verzamelen en langzaam terug in de aarde zakken. Dat is een mooi beeld. Als een wagen vervangen wordt, verdwijnt vaak ook de regel en komt er een nieuwe regel bij. Dat is goed, anders zou je altijd alleen maar Voor wie ik liefheb, wil ik heten door je wijk zien rijden. Een prachtige regel van Neeltje Maria Min, maar Poetry International wil natuurlijk ook blijven vernieuwen en steeds regels van andere dichters laten zien. Zo van ‘Kijk, dit is ook ontzettend mooi.’’ Zacht rust de gewoonte der macht op de macht der gewoonte (Breyten Breytenbach) ‘Ik ben geboren en getogen Rotterdammer,’ zegt Rob Boeren, ‘en zie de wagens door de stad rijden. Ik lees: een pond veren vliegt niet als er geen vogel in zit. Ja, dat zit dan wel twee dagen in je kop, zo’n zin. Eigenlijk is dit hele project überhaupt een idioot idee. Je moet enigszins prettig gestoord zijn om erop te komen. Ik houd daarvan, het houdt de mensen wakker, het maakt je scherp. Idiotie als tegenhanger van ‘business as usual’: vrij gedachte ideeën brengen organisaties verder. We zullen het dan ook nooit afschaffen. Maar na vijfentwintig jaar wordt het misschien wel tijd voor een nieuwe stap. Er moet weer iets geks gebeuren. Het is zoals Lucebert het zegt: Het verhaal is zo goed dat het nog lang niet uit is.’ 11 Joseph Brodsky [Rusland / Verenigde Staten] Vertaling: Peter Zeeman ROTTERDAMS DAGBOEK I III De regen klettert. Woensdag. Schemering. Veel parapluʼs en opgezette kragen. Ze bombardeerden Rotterdam vier dagen, daarna was deze stad herinnering. Nee, steden schuilen niet wanneer het regent – het zijn geen mensen. En in een bui beland bewaren straten, huizen hun verstand en roepen niet om zoete wraak, neerzijgend. De tijd heelt, maar hoe heilzaam ook die kracht, een beenstomp kan van middel doel niet scheiden, heeft van een panacee nog meer te lijden, en jeukt. Een jaar of dertig later. Nacht. We drinken wijn en voeren dialogen in een gebouw dat naar de sterren reikt op een niveau dat eerder werd bereikt door hen die hier destijds de lucht in vlogen. II Een hete julidag. Er lekt een wafel ijs op een buik. Een kinderstemmenkoor. Moderne flats, kantoor omarmt kantoor. Le Corbusier deelt dít met de Luftwaffe, dat beide fanatiek hebben getracht het aanzien van Europa vorm te geven. Wat de cyclopen in hun drift vergeten wordt op een tekentafel koel volbracht. 12 13 Jules Deelder [Nederland] VOOR ARI Het gedicht is een bericht. Damescricketteam verpletterend verslagen. Damescricketteam opnieuw vermorzeld. Damescricketteam van het veld geveegd. Het gedicht is niet verplicht. Het gedicht is een zucht van verlichting. Het gedicht is een gerucht. Het gedicht is een gedicht. Een taxi vol Chinezen. Lieve Ari Wees niet bang De wereld is rond en dat istie al lang De mensen zijn goed De mensen zijn slecht Maar ze gaan allen dezelfde weg Hoe langer je leeft hoe korter het duurt Je komt uit het water en gaat door het vuur Daarom lieve Ari Wees niet bang De wereld draait rond en dat doettie nog lang 14 15 Truong Tran [Vietnam / Verenigde Staten] Vertaling: Jabik Veenbaas ik heb je vastgelegd met een letter van het alfabet duid het me niet euvel het is absoluut geen reductie van je wezen het is alleen maar gebeurd opdat ik je kan aanspreken zonder de belemmeringen die je aantreft in een naam die zijn tijdelijk aan het oog onttrokken zo niet verdwenen laten we zeggen dat jij k bent en ik t verwijderd uit onze context kwam t k tegen in land v t werd verliefd op k en v dat is bij elkaar opgeteld een onvervulde taal 17 Danie Marais [Zuid-Afrika] Vertaling: Robert Dorsman IN DE DONKERE KAMER Ik heb foto’s genomen op alle verre plekken waar ik was zonder jou; foto’s die moesten bewijzen hoe volledig mijn leven zonder jou nu is. Gelaten heb ik geprobeerd naar de camera te glimlachen als een man van de wereld, wou beslist niet lijken op een vent die een paar zoenen en een verkeken kans kan doorstaan. Maar mijn foto’s uit Noorwegen, Griekenland en Thailand hebben zich niet ontwikkeld tot de kiekjes die ik van plan was. In de donkere kamer zag ik je gezicht steeds opnieuw langskomen. De druipnatte vellen die ik in een rij ophing waren de overbelichte beelden van mijn leven zonder jou; de foto’s die ik aan mensen liet zien de fletse ansichtkaarten uit mijn nieuwe leven aan jou. En toch hoopte ik dat die foto’s je zouden overtuigen. Het is jammer, zei je, dat ik in Europa zo’n vicarious leven leidde. Het woordenboek vertaalt vicarious als plaatsvervangend, indirect, tweedehands. Ik verschilde heftig met je van mening, zei dat alleen Toearegs en Amazone-indianen geen zogenaamd vicarious leven leiden. En wanneer ze om het kampvuur gezeten verhalen vertellen is ook hun leven indirect, tweedehands en plaatsvervangend, voegde ik eraan toe. Maar in de donkere kamer naast het slapende lichaam van de vrouw met wie ik nu mijn leven deel weet ik, zoals altijd, precies wat je bedoelt. In het donker raken je woorden mij weer met zachte ogen aan. Niet dus. 18 19 Lennart Sjögren [Zweden] DINGEN Het best was het op de grens van de dageraad zichtbaar na het uur van de wolf waarin dingen ons met heldere blik konden gadeslaan. Dingen zijn nauwelijks mensen noch dieren maar zij wonen zoals wij in hun gesloten schaal en wanneer zij kapot worden geslagen hoor je een gekraak van brekend gebeente. Vraag mij niet naar hun ontstaan noch naar hun uiteindelijke bestemming – maar zonet op de grens van de dageraad hoorde ik ze blaffen als opgewekte honden die het spoor hebben ontdekt. 20 Vertaling: Bernlef Remco Campert [Nederland] Ewa Lipska [Polen] MAQUETTE ERGENS ANDERS Altijd schijnt stralend de zon op het plein met sociale woningbouw winkelcentrum buurthuis leuk cafeetje het groen is er vers geknipt evenals de mensen die eeuwig jong gezin zijn in de bebouwde kom van de architectendroom waar de toekomst is vastgezet Ik zou Ergens Anders willen wonen. In met de handgeborduurde stadjes. maar deze eeuw valt niet meer te bedenken tijden al dat ik hoor het geraas van instortende nieuwbouw heden en toekomst zijn definitief gekraakt met zekerheden is het afgelopen we zullen wonen in voorlopige oorden ben jij hier dan ben ik daar en we zullen elkaar begroeten met de beleefdheden van Amerikanen Vertaling: Ad van Rijsewijk Diegenen ontmoeten die niet ter wereld komen. We zouden dan eindelijk gelukkig eenzaam zijn. Niet één halte zou op ons wachten. Geen enkele aankomst. Geen enkel vertrek. Vergaan in het museum. Geen enkele oorlog zou om ons strijden. Geen enkele mensheid. Geen enkel leger. Geen enkel wapen. Sterven in een roes. Dat zou vrolijk zijn. In de bibliotheek een veeldelige tijd. Liefde. Een bewusteloos hoofdstuk. Zou fluisterend de bladzijden in ons hart omslaan. 22 23 Anne Vegter, schrijfster, Dichter des Vaderlands “Je fietst ’s ochtends door de stad, het is heel druk. Mensen snijden je de wielen bijna af. Je moet de trein van kwart over acht halen, maar voor je rijdt iemand die niet opschiet. Je staat op springen van frustratie, hebt een magnifiek vooroordeel over de halve mensheid. En dan komt deze regel van Jürgen Rooste langs: Maar ik pleit jullie vrij vandaag, want jullie zijn als mooie mensen geboren. Kijk. Dat vind ik nu een pragmatische regel. Ik stel me de ander graag voor als baby. Iedereen is mooi geboren. Ik heb al een paar keer meegemaakt, dat op zulke momenten in het verkeer een vuilniswagen met deze tekst net langsreed. De regel werkt verzachtend, spreekt je gevoel van liefde weer aan en helpt tegen ergernis. Qua gedichten en dichters geldt: het is een groot veld en er bloeien veel verschillende bloemen. Ik heb dus niet een favoriete regel. Je kunt me ook niet vragen: ‘Welk boek vind jij het leukst?’ Ik heb een ontzettende hekel aan dat soort kwalificaties. Wanneer spreekt een regel je aan? Onmiddellijke belangstelling heeft altijd te maken 24 ‘Maar ik pleit jullie vrij vandaag…’ [Jürgen Rooste] met een herinnering. Een regel kan haken aan iets diep verborgens in jouw geheugen, wat in die specifieke context tevoorschijn komt. Die rijdende dichtregels zijn na al die jaren echt een fenomeen. Deze regel van Anna Achmatova is heel toepasselijk: Als u eens wist hoe poëzie de gek met elk respect steekt en op afval bloeit. Maar met poëzie is het zo: als je het mooi vindt, zoek je het op. Je moet niet verwachten dat poëzie naar de mensen komt, mensen moeten zelf naar de poëzie toe. Wie om zich heen kijkt, wordt beloond. Vooral de lyrische regels vind ik goed werken in de stad, beter dan beweringen. Zoals deze van Ewa Lipska: Liefde. Een bewusteloos hoofdstuk. Zou fluisterend de bladzijden in ons hart omslaan. Ik heb dit altijd een intrigerende tekst gevonden, die ik niet echt begrijp. Toegankelijkheid is voor mij niet zo’n issue. Er is altijd wel iemand die een gedachte oppikt. Ik kreeg eens een waarschuwing vanuit de Vinex-wijken, dat daar een regel van mij rondreed. Slap van de lach, hangen wonderen over tafel, niet eens helemaal uitgevouwen. Die vinden mensen over het algemeen best mooi. Maar wat staat daar in vredesnaam? Het is niet zo belangrijk dat je hem precies begrijpt. De regels zijn beter dan tegeltjeswijsheden, hebben hoe dan ook meerwaarde als rondrijdende raadsels. Ze dagen uit tot eigen gedachten.” 25 Anne Vegter [Nederland] DE BLOEMKOOL Hersens, dacht ik bij de bloemkool. Doormidden? vroeg de groenteboer. En zij kende mij dus al. Nogmaals: En met het in mijn ogen wonder in een zak wist ik buiten niet precies meer wie ik was en waar ik woonde. het was of zij mijn hersens droeg, maar het scheen ondankbaar dit aan haar te zeggen. Ik keek goed uit mijn ogen hoe ik verdraaid goed uit mijn ogen keek en liep op het geluk af naar een straatnaam die in spiegelbeeld geschreven was? en die ik niet ontcijferde. Mijn halve bloemkool, Lucky Strike, haarspelden en tomatenketchup zakten door de bodem der te oude zak maar rolden gelukkig niet weg. Ik bleef herhaaldelijk vergeten waar ik was. De groentebediende werd erop afgestuurd. Wat een vriendelijk gebeuren! Juffrouw Vegter? Van de Voorschoterlaan? Ik had wat hoofdpijn en wilde liever even liggen als dat kon. Zij raapte allerlei op, wat ik weer heel vriendelijk vond. 26 27 Les Murray [Australië] Vertaling: Maarten Elzinga VERPLEEGHUIS Ne tibi supersis: overleef jezelf niet, panikeer noch breek je heup, spuw geen puree naar personeel – om het einde waar gender vervaagt heeft niemand gevraagd... Toch is in het zachte pastel van binnenlicht een dame voorbij de geheugenval gedestilleerd tot liefde. Hand in hand zit ze er samen met een oeroude vrouw die haar George noemt en broer terwijl bijen de tuin resumeren. 29 Jürgen Rooste [Estland] Vertaling: Iris Réthy ZOEKTOCHT NAAR DE EEUWIGHEID VII ik heb besloten eeuwig te gaan leven heb een baan genomen bij het ministerie van communicatiemetafysica als vice-kanselier door mijn hand gaan de belangrijkste vragen der mensheid waarvoor bestaan we is dat wat we zien echt als ik weet dat ik ben als ik denk wie is het dan die denkt hoe laat wordt hier wat te eten gegeven is god goed slecht onverschillig of dood ik archiveer ze rubriceer ze en plaats ze in drie ordners onopgeloste vragen betekenisloze vragen stomme vragen op elk zet ik datum tijd en een stempel van het ministerie daarna brengt mijn sexy secretaresse ze met haar dijen geil schuivend naar het magazijn om de eeuwigheid af te wachten totdat iemand wordt betaald of gevonden die ze allemaal begint te beantwoorden schriftelijk een of andere gekke dichter zeker verdomde inktaap welke winkels zijn open op feestdagen welke kleur behang doen we op de muur kun je met een naast familielid kinderen krijgen bestaat waarheid enz. 30 31 Loes Luca, comédienne “Als jong meisje verzamelde ik gedichten in een schriftje. Ik was een jaar of veertien en las als enige in de klas graag poëzie. Mijn vader was artistiek en stimuleerde dat. Ik haalde de dichtbundels bij de bieb en schreef de mooiste gedichten over, in mijn nette meisjeshandschrift. Neeltje Maria Min, K. Schippers, Buddingh, Annie M.G. Schmidt, Vasalis. Jaren heb ik plezier van dat boekje gehad. Ik kijk er af en toe nog weleens in, als ik moet presenteren of zo, ter inspiratie. De eerste twee gedichten die ik er in zette waren van Jules Deelder en Judith Herzberg. Het gekke is dat ik later ook met ze heb gewerkt. Jules vertaalde het theaterstuk Moordwijven voor me en ik leerde hem kennen op de set van de film Het Veld van Eer van Bob Visser. Daar had hij samen met Rien Vroegindeweij het scenario voor geschreven. En Judith bewerkte De Kleine Zeemeermin voor Orkater, en dus voor mij, want ik was de zeemeermin. Haar gedicht Beroepskeuze blijft een van mijn favorieten uit het schriftje: En toen ze vroegen wat ze later wilde worden zei ze: ‘graag invalide’ en zag zich al, benen onbewegelijk in bruin-geruite plaid door toegewijde man en bleke zonen voortgeduwd... 32 Toen ik voor het eerst de vuilniswagens met die dichtregels zag, dacht ik ‘wat zouden de mensen dáár nou van vinden? Zouden ze niet gaan mopperen: “Wat mot ik met een gedichie, gaat liever gewoon vullis ophalen?!”’ Maar ze rijden nu dus alweer vijfentwintig jaar rond en zijn volgens mij niet meer uit het stadsbeeld weg te denken. Ik merk dat ik altijd even kijk of er een regel op staat als ik een vuilniswagen zie. Sommige regels ontroeren me. Ik denk dat ik die van Lucebert toch wel het allermooist vind: alles van waarde is weerloos. Die zie ik trouwens heel veel, die Lucebert-wagen... Misschien hoort hij wel gewoon bij mijn buurt. Zouden die jongens nou mot hebben over welke wagen ze mogen rijden? Zo van ‘Ik gaat écht niet op die kar van alles van waarde is weerloos zitten hoor, dat past niet bij me. Ik rijd alleen Schierbeek of Kouwenaar!’” ‘alles van waarde is weerloos’ [Lucebert] 33 John Ashbery [Verenigde Staten] Lêdo Ivo [Brazilië] WULF DE KERKHOVEN Is dat een lies? De dokter was aardig maar vasthoudend, hield de schietspoel in beweging totdat de draad op was. Wijs me de juiste deur en ik klop aan. Maar stuur ze eerst weg, jouw hielenlikkers, van het wandelpad en de passage. In een wip was het klaar. De ontdekking was gedaan. Schaaf dan nog wat verder totdat de komma’s op hun plaats vallen, moedigde hij aan. Opnieuw was ik op het juiste spoor, hoewel vaagheid op de agenda stond. Hoe zit het met het recht om te stemmen voor anderen, drong ik aan. En wat is het toch dat ze zo heerlijk maakt? ‘Wat voor kerkhof is dit?’ ‘Een autokerkhof.’ Hier rust mijn Chevrolet, verrot mijn Buick. De wind knaagt aan de glamour van Amerika. Een poosje bewaarden de kastes hun afstand. De machtigen sloften naar een ander deel van de parterre. Hun macaronische zelfabsorptie had de overhand. Het werd snel tijd om een ander klimaat te kiezen. We gingen allemaal gewillig in bad. De duikerklok viel in duigen. En weet je wat? Nog lang nadien werd de wereld vrolijker, schonk stukjes van zichzelf aan iedere gast. Daarom was ik zo laat. Kiezen duurt lang als je er niet aan toe bent. Zelfs langer als je het wel bent. Jij weet dit beter dan wie ook, mezelf inbegrepen. 34 Vertaling: Ton van ’t Hof Vertaling: August Willemsen ‘Wat voor kerkhof is dit?’ ‘Een kerkhof als elk ander.’ Onder het gras, onder de krekels, ligt mijn vader. En liggen dromen. En oude gedachten aan dollars. ‘Wat voor kerkhof is dit?’ ‘Een kerkhof voor de gevallenen in de oorlog.’ De soldaten horen het lachen van de kinderen maar hebben mond noch tanden om terug te lachen. ‘Wat voor kerkhof is dit?’ ‘Een kerkhof voor blanken.’ Een kerkhof voor negers. Een kerkhof voor joden. ‘Wat voor kerkhof is dit?’ ‘Hoe te verklaren dat wij leven?’ Elke dag sterven vijfduizend mensen in Amerika en hier zijn wij, toeristen, altijd vragend naar de bekende weg. 35 Toon Tellegen [Nederland] VOORBEELD VAN EEN GEDICHT Ik heb het koud en schrijf een gedicht. Als het af is trek ik het aan, zoals ik een hemd aantrek of de herinnering aan mijn moeder. Ik kijk in een spiegel. Het is een goed gedicht. Iets te blauw misschien, en iets te kort. Ik doe mijn jas aan. Het is winter. Ik sla mijn kraag op en ga naar buiten. Laat het maar sneeuwen, nu! Laat het maar zeer streng vriezen! Ik denk aan Jason en Medea en de glinsterende golven van de Aegeïsche zee. Ik moet nog verder. Maar zo kan ik niet verder. Zo gaat het nu altijd. Ik wandel en sta stil. Ik heb het gevoel dat ik stik. Ik had een ander gedicht moeten schrijven, een lyrisch gedicht of een elegie of misschien wel een ode, met lossere strofen, iets roods… De eenvoud rijdt voorbij op een brullende Kawasaki. Achter een boom doe ik eerst mijn jas uit. Dan probeer ik het gedicht uit te trekken. Het knelt, het geeft niet mee. Ik probeer het te verscheuren. Maar tevergeefs. 36 37 Abdelkader Benali, schrijver, dichter ‘zegt Li: een pond veren vliegt niet als er geen vogel in zit’ [Bert Schierbeek] “Ik ben dichter en Rotterdammer. Mag ik ook een regel op een vuilniswagen!? Ik zie wel Deelder en Vaandrager maar geen Benali. Terecht natuurlijk dat hun poëzie op de vuilniswagens rondrijdt, maar dat wil ik ook! Ik ben gek op kunst op straat. Zoals die grote houten appels van Kees Franse aan de Heemraadssingel. Of dat enorme muurwerk van Ken Lum, op de hoek van de Boomgaardstraat en de Witte de With: Melly Shum hates her job. Het hangt er al jaren en ik kijk er altijd naar, naar die glimlachende Aziatische vrouw die haar baantje verafschuwt. Die dichtregels, je kunt er niet omheen. Je zit in de tram en je ziet een regel van Jules voorbij rijden. Of zegt Li: een pond veren vliegt niet als er geen vogel inzit, van Bert Schierbeek, ook zo geweldig. Hoe vaak heb ik daar de zak niet aan meegegeven? Zo’n dichterlijke interventie past heel goed bij Rotterdam. 38 Het is zo iets vanzelfsprekends na al die jaren. Dat het al vijfentwintig jaar bestaat, verbaast me. Wat vliegt de tijd en hoe sterk zijn die regels in de psyche van de Rotterdammers verankerd. De mooiste kunst is kunst waar je bij toeval tegenaan loopt. Daarom blijft het natuurlijk ook een briljant idee. Je wilt van iets af en in ruil daarvoor krijg je een dichtregel. Dat kan alleen in Rotterdam. Of misschien nog ergens in een rare Canadese stad, maar in ieder geval nergens anders in Nederland. In de jaren zeventig, toen ik Rotterdam nog een naargeestige en bedompte stad vond, waar alleen maar geheid en gesjouwd werd, ontdekte ik de plaatselijke dichter Riekus Waskowsky. Die vond ik als twaalfjarige jongen geweldig. Hij wist hoog en laag met elkaar te verbinden. Het was een soort knip-en-plak-werk, poëzie op de vierkante millimeter. Nog steeds vind ik hem de grootste. Zijn gedichten gaan echt over het Rotterdam uit die tijd. Ik pleit voor een regel van Riekus op een vuilniswagen.” DICHTEN is net als koken: Je pleurt maar wat in de pan Als je koken kan 39 Julius Chingono [Zimbabwe] Vertaling: Jabik Veenbaas AAN DE WEG Mijn pot is een oude verfbus ik weet niet wie hem kocht ik weet niet wiens huis ermee werd geschilderd ik bietste de lege bus op de laan bij het kerkhof. Mijn lamp, een petroleumlamp, is een gebruikte 280 ml-fles veertig procent alcohol staat op het etiket ik weet niet wie de alcohol dronk ik bietste de fles uit een vuilnisvat. Mijn beker is een oude jampot ik weet niet wie zich aan de jam te goed deed ik vond de pot in een afvoergoot. Mijn bord is de wieldop van een auto ik weet niet bij wiens auto hij hoorde. Ik zag een jongen die ermee rolde, ermee speelde. Mijn huis is opgetrokken met plastic op karton ik vond het plastic dat door de wind was weggewaaid. 40 Het is simpel ik biets mijn leven bij elkaar aan de weg. 41 Eugenijus Ališanka [Litouwen] IDENTITEITSCRISIS wie zou ik zijn als ik nu eens echt was niet zoals nu een mens met een onduidelijk geloof zijn hoofd voor zich zijn god voor zich een tong van stukjes taal ik zou een trucker zijn en lange afstanden rijden zomaar iets eten zomaar iets denken met zomaar iemand zomaar ergens slapen landschappen gleden voorbij ik zou me niet scheren in een beekje of in sneeuwwater mijn vette handen wassen niks geen feminisme een voorstander van patriarchale veelwijverij al was het maar voor één nacht automagazine lezen geen dromen geen uitbarstingen van het onderbewustzijn geen intellectueel gezanik over de zin van het bestaan niemand zou ik iets schuldig zijn en niemand mij ik zou reizen door het leven door europa met een truck en jullie hadden allemaal het nafluiten 42 Vertaling: Jo Govaerts Paul Keijzer, vuilnisman “Ik ben nu vijfentwintig jaar vuilnisman. In 2006 kregen mijn maat en ik een nieuwe wagen, met daarop de regel Onverwacht zonlicht is een gebeurtenis, van Bei Dao. Mooi! Er zit iets onvoorspelbaars in die regel: zonlicht overkomt je, net als het leven zelf. Ik denk dat hij bedoelt dat je altijd het positieve moet blijven zien. Uit nieuwsgierigheid ben ik de dichter op internet op gaan zoeken. Bei Dao is een Chinese dissident, die sinds 1989 in de Verenigde Staten woont. Zijn werk is in China verboden. Dat maakt deze regel voor mij extra bijzonder. Met mijn collega’s heb ik het eigenlijk nooit over de dichtregels. Na al die jaren is het voor ons gewoon geworden, maar het blijft mooi. Iedereen heeft iets met gedichten, toch? Bij mij is ooit dit gedichtje spontaan ontstaan: Liefde is mooi, het duurt maar even, het is veel te kort, net zoals het leven. Ik heb het nooit opgeschreven, het zit gewoon al jaren in mijn hoofd. Mijn maat en ik, wij zorgen goed voor onze wagen. Daar hebben we ook de complimenten voor gekregen. Maar rond 2016 komt er toch een nieuwe, met een andere regel. Jammer, maar zo gaat dat. Ik zou het wel leuk vinden als er dan een andere regel van Bei Dao op komt te staan. Hij heeft betekenis gekregen voor mij. Dat komt ook omdat er dit voorjaar iets heel bijzonders is gebeurd. Mijn maat was bezig in het centrum, toen er een vrouw naar 44 hem toekwam. ‘Dank je wel’, zei ze. ‘Waarvoor? Ik doe gewoon mijn werk’, zei hij. Wat bleek? De vrouw was vorig jaar zwanger, maar zag dat niet zo zitten. Ze dacht erover het kindje weg te laten halen. Toen zag ze onze wagen, met die regel: Onverwacht zonlicht is een gebeurtenis. De zon ging als het ware weer schijnen voor haar en toen besloot ze het kindje te houden. En deze lente, toen ze onze wagen weer zag, kwam ze mijn maat dus bedanken. Haar baby lag in de kinderwagen.” ‘Zonlicht overkomt je, net als het leven zelf.’ Nikolaj Kuntsjev [Bulgarije] Vertaling: Raymond Detrez WAARHEEN De schepper zei tot de wereld, toen de wereld haar begin bewust werd: zet zelfs de minaret een tulband op, maar noem de bultenaar nooit kameel… En als je tweeduizend bent geworden, dan huwelijk ik je uit aan een komeet… En daarna – waarheen in de diepte? Een ruimteschip heeft geen anker. 47 Maria Barnas [Nederland] TE LAAT Ik fietste door een kalmte in de stad die langzaam huizen werd waarin mensen samen wonen toen de eenzaamheid achterop sprong Nee lieg ik. Ik ben alleen. Ik tel hoeveel leugens een mens in een deuropening kan vinden en heb de indruk dat er iets ontbreekt. en zei ik rijd een stukje met je mee ik ga toch die kant uit. Het komt niet uit zei ik. Ik moet nog een begin vinden voor een brief. Tot ziens. Ik schilde een rode appel en zag het bleke vlees zo in zichzelf gekeerd staan op een bord dat ik het niet kon eten. Stelde me de vrouw voor die jij boven mij verkoos en bedacht een ander land om in te kunnen wonen. De eenzaamheid had elke stoel geprobeerd en lag net in bed toen jij aanbelde. Je zag er zo moe uit dat ik je binnen kon vragen. Maar je had veel bij je. Koffers vol beweeglijke woorden te groot en te zwaar om te dragen. De man spreekt. Waarom laat je me er niet in is er soms iemand binnen? 48 49 Michael Krüger [Duitsland] Vertaling: Cees Nooteboom JE ZIET het zware werk van de vernietiging de ondergang van de soort, ziet fragmenten. Waar anderen de vorm verheerlijken, zeg jij: alleen maar overblijfselen. En leest het woordenboek van de macht als Boek der Boeken. In omvallende letters staat er op jouw deur: dit is een kaartenhuis. Wie binnenkomt wordt begraven. Als ik zweer bij de hoop zie je het trillen onder mijn oog. Is er nog tijd een stand van zaken op te nemen? Nee, alleen onzin kan de boel nog redden. Jij ziet mij zoals ik me het liefst zou zien. 50 51 Isis Vaandrager, fashion stylist “Ik ben in Spangen tussen de Marokkanen, Turken en Surinamers opgegroeid en blijf altijd nieuwsgierig naar wat er op straat gebeurt. Ik móet de geluiden en beelden van de straat opzuigen. Als er een vuilniswagen langsrijdt stop ik altijd even, voor Cor natuurlijk. Ik wist niet dat er zo véél dichtregels van mijn vader rondreden. De meeste heb ik ook nooit live op straat gezien. Misschien rijden ze ergens in Capelle? Meneer Dinges weet niet wat swing is vind ik de beste. Ik vind het hartstikke leuk en ik ben ook trots als ik die regel zie. Die regels zijn zo vanzelfsprekend; ze horen er gewoon bij. In andere steden let ik niet op de vuilniswagens, waarom zou ik? Ik lees het werk van mijn vader nog steeds. Dat is soms wel moeilijk, omdat ik weet wat er in het hoofd van Cor omging. Mijn moeder vertelt me dan over de periode waarin hij bepaalde stukken schreef, ze geeft het werk een context. Hij heeft me altijd gestimuleerd om te lezen. Op een verjaardag gaf hij mij bijvoorbeeld een boek getiteld Valentijn, wat mijn tweede naam is, of hij gaf me zijn eigen bundels, helemaal gecostumised. Ik heb ze nog allemaal. Ik ben benieuwd hoe je op zo’n wagen terechtkomt als dichter. Wie bepaalt dat eigenlijk? Moet je al heel lang 52 dichter zijn om in aanmerking te komen? Als er een ballotagecommissie is wil ik er wel in! Dan zou ik kiezen voor regels van Winne en DuvelDuvel, Rotterdamse hiphopartiesten die, net als mijn vader, flarden van gesprekken van de straat in hun raps verwerken. Die jongens zijn constant met taal bezig, maar ze maken geen bundels. Betekent dat dan dat het geen dichters zijn? Ze hebben die bundels natuurlijk wel digitaal. Ze brengen het geluid en de taal van nu.” ‘Alles steets apnomalur’ [C.B. Vaandrager] 53 C.B. Vaandrager [Nederland] 1962Er is iets gebeurd met mijn dromen. Was er van 1935-1962 voornamelijk een chaos van rupsbanden, bagagedragers (spitsuren?), zodra ik mijn ogen sloot, nu kijk ik, zodra ik mijn ogen sluit, uit over een boulevard, waar zo goed als geen hond te zien is. Ik vermoed mensen in de huizen, die hun redenen zullen hebben om niet op straat te verschijnen. Wat is dromen? Wat is dagelijks leven? Ik vraag me af wie of wat ik morgen te zien zal krijgen. Niet alleen in mijn dromen, maar ook in het dagelijks leven. Hè, wie hebben we daar? William Burroughs? Een marinier van William Burroughs? Een vriendin van een marinier van William Burroughs? Ik vraag me - met William Burroughs - af wie of wat er (uit de tank) tevoorschijn komen (komt). 54 55 Dave, zanger en liedjesschrijver van The Kik “Ik houd van gezelligheid, hè. Tekst moet lekker klinken, zo schrijf ik zelf ook. Heeft mannen bij de vleet, is altijd op dieet, zo is Simone, dat is een tekst die iedereen snapt. Er rijden mooie regels rond op die wagens hoor! Maar soms vind ik ze iets té poëtisch. Wat leeft gaat nooit meer dood. Dat vind ik moeilijk. Dan vraag ik me af of die jongens op de wagen er zelf wel iets mee hebben, weet je wel. Dan zie ik liever meneer Dinges voorbij rijden. Daar word ik helemaal vrolijk van. Ik vind gedichten mooi, maar als er een liedje aan vast zit, vind ik ze nog leuker. Meneer Dinges weet niet wat swing is. Ik hoor gelijk het liedje bij deze regel. Van wie was het ook weer? Even googelen. Ja, hier. Van Johnny & Jones, een nummertje uit 1938. Twee joodse zangers, ze zijn in de oorlog van uitputting gestorven in Bergen-Belsen. In Westerbork hebben ze nog een keer opgetreden onder de naam Johnny und Jones. In de oorlog was jazz verboden en Engelstalig, daar hielden de Duitsers al helemaal niet van. Maar hoe kan dit een regel van Cor Vaandrager zijn? Die was in 1939 pas drie jaar oud. Bizar. Het is hoe dan ook een erg geinige regel! Hij klinkt goed door de rijm en er zit humor in. Het slaat natuurlijk nergens op, Meneer Dinges weet niet wat swing is. Waar zou het over gaan? Dat vind ik wel lekker, dat je dat niet zeker weet. Ik denk dat ze bedoelen dat je verder moet 56 kijken dan je neus lang is. Die Dinges weet niet hoe hij van het leven moet genieten. Het lijkt bij nader inzien wel een protestlied. Ook omdat er met ‘swing is’ toch nog een stukje Engelstalig in zit. Tekstueel is het een leuke grap. Meneer Dinges tovert een glimlach op mijn gezicht. Ik schrijf alle teksten voor The Kik. Er zijn net dertig liedjes af voor ons nieuwe album. Het is lekker om te schrijven. Langzaamaan word ik er steeds beter in. Ik houd van duidelijke teksten, maar merk wel dat ik voor de laatste liedjes tekstueel wat meer dubbele bodems gebruik. Ja, er schuilt een ware poëet in mij. Ooit rijden er hier vuilniswagens rond met een tekst van mij erop.” ‘Meneer Dinges weet niet wat swing is’ [C.B. Vaandrager] Nuno Júdice [Portugal] Vertaling: August Willemsen EUROPA IN ROTTERDAM Europa’s hart doet mij pijn, met haar door westelijke winden gezwollen aderen, en haar handen gekloofd door ijzige winters. Ik ging met europa zitten in een bar in rotterdam, terwijl ik in mijn hoofd de wereldkaarten tekende; en ik dwong haar hollandse koffie te drinken, met haar zieke lippen, als was europa niet het slapeloze continent van de laatste millennia, geteisterd door de stormen der mythologie, en het geloof geschokt door atheïstische verschrikking. Ik grijp haar hand; en zij lost op in de onwaarschijnlijke structuur van het gedicht, waar zich een schaduw werpt die ik kwijt raak, in deze rotterdamse nacht. Ik zag europa in dat café in rotterdam voor ik de straat op ging, die met passer en driehoek ontworpen straten; ik vroeg haar waar ze heen wilde; en ik hoorde haar gefluister zich losmaken van een meervoudige bleekheid, als wilde zij het enige gezicht zijn van de menigte, en wilde lopen door de naamloosheid van een kosmopoliete straat, de stemmen horend die haar spreken van eilanden en stranden, en die haar droom herstellen van oeroude reizen. Ik zie in haar ogen de weerkaatsing van de kranen en katrollen van de rotterdamse haven, en die vlak ik uit met het stufje van de eeuwigheid, opdat zij kan gaan zitten op het terras waar ik haar vraag met mij te praten; en zij kijkt me aan, zwijgend, de stem hallucinerend in een weerklank van waanzin; en ik hoor haar zeggen dat ze niet weet in welke tijd ze leeft, net alsof ik degene was die haar de weg moest wijzen. 58 59 Péter Kántor [Hongarije] Vertaling: Wim Swaan Roberto Juarroz [Argentinië] Vertaling: Mariolein Sabarte Belacortu WAT IS ER NODIG OM GELUKKIG TE ZIJN? Welbeschouwd heb je er niet zoveel voor nodig twee mensen een fles wijn een stukje smeerkaas wat zout, brood een kamer met een raam en een deur buiten regen in lange uitgerekte strepen ja en natuurlijk sigaretten. Toch komt het er, als het meezit op al die avonden maar een enkele keer van net als grote gedichten bij grote dichters. De rest is voorbereiding nawoord hoofdpijn lachstuipen het kan niet, maar het moet het is teveel, maar niet genoeg. 60 Het ene zoeken is altijd het andere vinden. Dus om iets te vinden, moet je iets zoeken wat het niet is. De vogel zoeken om de roos te vinden, de liefde zoeken om ballingschap te vinden, het niets zoeken om een mens te ontdekken, naar achteren gaan om vooruit te komen. De clou van de weg ligt niet zozeer in zijn splitsingen, zijn verdachte begin of zijn twijfelachtige einde, maar in de bijtende humor van zijn tweerichtingsverkeer. Men komt altijd aan, maar altijd elders. Alles gaat voorbij. Maar de andere kant op. 61 Mario Montalbetti [Peru] PARDON, IS HIER DE TABAKSZAAK? Ik hoorde hen praten, de een aan de ander uitleggen dat hij alles moest zeggen wat hij wist, alles zeggen. En ik dacht dat die zinnen pasten bij een snelle adolescententaal. Niemand zegt alles. Eigenlijk zegt niemand iets. Wenselijk is, dacht ik, dat je heel weinig zegt. Zwijgen is niet radicaler; zwijgen is als je hoofd kaalscheren, dacht ik, het haar groeit weer aan. Heel weinig zeggen, zo weinig mogelijk zeggen als ik kan, dat was het enige waardoor ik geneigd ben iets te zeggen. HERZIENING (twee dagen later) Wij zijn wat we weten. Wij weten dat we sterfelijk zijn. Er worden dingen gezegd. 62 Vertaling: Mariolein Sabarte Belacortu Ntjam Rosie, zangeres “Ik voel me heel erg Rotterdammer. Ik ben vergroeid met de stad, begrijp haar geschiedenis, begrijp hoe Rotterdam denkt. Ik zie grote verschillen tussen Noord en West en Zuid. ‘Ga je naar Zuid?!’ vroegen ze toen ik besloot om daar te gaan wonen. Ik had het idee dat ik me moest verdedigen! Maar ik voel me heel erg thuis rond het Afrikaanderplein. Ik heb zowel in Het Oude Noorden als West gewoond en nu dus op Zuid. West is echt Kaapverdiaans en Surinaams en op Zuid voelt het veel meer Turks. Ik generaliseer wel een beetje want in Noord wonen natuurlijk ook veel Turkse mensen. Ik beweeg lopend en fietsend door de stad, over de brug en weer terug. Overal zie ik dichtregels, bij de metro, op muren, op de vuilniswagens. Ik besta uit woorden en noten, schrijf mijn eigen muziek, dus ja, ik voel me zeker ook een dichter. Onlangs was ik in China en Korea voor een musical exchange project. Het was heel tof en ik gaf daar, samen met mijn band, onder meer workshops aan studenten over het componeren van muziek. Hoe schrijf je een songtekst? is een van de lessen. Dat komt natuurlijk heel dichtbij dichten. Ik ben dol op die oneliners die je onderweg tegenkomt. Het inspireert en zet je vaak aan het denken. Op welke gedachten en gevoelens kom je als je een regel bij toeval ziet rijden? Het is heel knap om met één zin de verbeel- 64 ding de vrije loop te laten. ‘Zou ik dat ook kunnen?’, denk ik dan. Ik zou het als een bijzondere eer beschouwen als een regel van mij op een vuilniswagen rond zou rijden. Een regel die ik echt heel mooi vind is Geef ons de winter maar om te werken van Vasko Popa. Die zin doet me zo aan Rotterdam denken. Ik kwam hier naartoe om te studeren en te werken. En dat vind ik het lekkerste in de winter. In de zomer wil ik gewoon van de stad genieten.” ‘Geef ons de winter maar om te werken’ [Vasko Popa] 65 Vasko Popa [Servië] Vertaling: Kristien Warmenhoven Vertaling: Lela Zečković en Roel Schuyt VERZOENING VAN TEGENSTELLING POËZIEAVOND VOOR GASTARBEIDERS Badend in het zweet Lacht de arbeider met twee paar ogen En wijst met een ijzeren staaf Naar de klapdeuren van de gieterij We heten u welkom kameraad Wanneer gaat u ons uit uw werk voorlezen Je ziet de deuren Ze staan wagenwijd open zomer en winter Na het werk Zijn de arbeiders moe En kunnen ze niet vlug genoeg naar hun barakken Geef ons de winter maar om te werken Kunnen jullie op zaterdag In het gloeiende ijzer Zie je het wit van de sneeuw De sneeuw is zo wit Als het gloeiende ijzer En wij van de gieterij Hebben het niet heet en niet koud Kunnen jullie na het werk Op zaterdag knappen de arbeiders zich op Ze wassen zich verstellen hun kleren En schrijven naar huis Kunnen jullie op zondag Op zondag zijn de arbeiders niet in hun barakken De jongeren gaan op bezoek bij hun meisjes De ouderen naar het station om op de trein te wachten Dat wil zeggen dat jullie voor gedichten geen tijd hebben Tijd hebben we niet zoals u ziet Maar die zullen we samen maken 66 67 Yehuda Amichai [Israël] Vertaling: Tamir Herzberg EEN MENS HEEFT IN ZIJN LEVEN Een mens heeft in zijn leven geen tijd om voor alles tijd te hebben. En hij heeft geen uren genoeg om elk ding zijn uur te geven. Prediker heeft zich daarin vergist. Een mens moet haten en beminnen op hetzelfde moment, met dezelfde ogen huilen en met dezelfde ogen lachen, met dezelfde handen stenen wegwerpen en ze met dezelfde handen vergaren, liefde bedrijven in de oorlog en oorlog voeren in de liefde. De dood van vijgen zal het sterven in de herfst verschrompeld en vol met zichzelf en zoet terwijl de bladeren opdrogen op de grond en de naakte takken al wijzen naar waar alles zijn tijd heeft. En haten en vergeven en onthouden en vergeten, orde scheppen en verwarring, eten en verteren waar lange geschiedenis jaren voor nodig heeft. Een mens heeft in zijn leven geen tijd. Terwijl hij verliest zoekt hij, terwijl hij vindt vergeet hij, terwijl hij vergeet bemint hij en terwijl hij bemint begint hij te vergeten. De ziel is ervaren, de ziel is zeer professioneel. Alleen het lichaam blijft altijd een amateur. Het probeert en vergist zich leert niets, raakt in de war dronken en blind in zijn genot en zijn pijn. 68 69 D. Hillenius [Nederland] Ik haat reizen, zei ze terwijl ze de koffers pakte vertrekken is gemener dan doodgaan spelen met de hoop van terugkeer houden van is houden, is vasthouden wat niet mag veranderen verbindingsdraden die langzaam groeien is leven in het midden van een instrument en elke trilling van de snaren lezen een spin zonder web is een radeloze wandelaar 70 Zbigniew Herbert [Polen] Vertaling: Gerard Rasch VERSLAG UIT HET PARADIJS In het paradijs telt de werkweek dertig uur zijn de lonen hoger dalen de prijzen gestaag fysieke arbeid put niet uit (er is minder zwaartekracht) houthakken is er niet vermoeiender dan typen het bestel is stabiel het bewind rationeel in het paradijs is het werkelijk beter dan in welk land ook Voorlopig klinkt op zaterdag om twaalf uur ’s middags het zoete geloei van de sirenes en uit de fabrieken stromen blauwe proletariërs onbeholpen onder hun arm als een viool hun vleugels dragend Aanvankelijk had het anders moeten worden – lichtende kringen koren en graden van abstractie maar het lukte niet om het lichaam volkomen te scheiden van de ziel die hier aankwam met een druppel vet een draadje spier dat bleef niet zonder gevolg men moest het zaad van het absolute mengen met het zaad van de stof nog een afwijking van de doctrine een laatste concessie die alleen Johannes had voorzien: de verrijzenis des vlezes God wordt slechts door weinigen aanschouwd dat is alleen voor hen van zuiver pneuma de rest luistert naar communiqués over wonderen en zondvloeden mettertijd zullen allen God aanschouwen wanneer het zover is weet niemand 72 73 Eric Vloeimans, componist-trompettist “Vlak voor de sloop van het oude Centraal Station begon, hadden ze de grote blauwe neonletters op het dak verzet. Daar stond ineens Traan laten, als ode aan Sybold van Ravesteyn, de oude architect. Ik krijg nog kippenvel. Het was van een ontroerende schoonheid, die nieuwe regel. Hetzelfde voel ik als ik de Maastunnel uitkom en links de lange muur van rode rozen zie opdoemen. Daarachter bevindt zich het AVR, het oude gebouw van de afvalverwerking. Die muur, een kunstwerk van Lydia Schouten, vind ik zo prachtig. Het is ontnuchterend maar getuigt ook van goede smaak en van positiviteit. Het is het grote stadsgevoel ervan dat me raakt. Het verbinden van schoonheid met afval, dat doen die vuilniswagens met hun dichtregels natuurlijk ook. De zinnen hebben niveau en kwaliteit. Meestal zie je op straat alleen maar verkeersborden en reclame en dan zijn die regels een mooie afwisseling om de dag mee door te komen. Ze zijn als een vleugje parfum, ze brengen je heel even in een andere wereld, in een andere mindset. Ik ben zelf meer van de noten maar ik zie die regels als de kleine grootse dingen des levens, dingen die de ziel voeden. Die regel van Lucebert is natuurlijk heel goed: Het verhaal is zo goed dat het nog lang niet uit is. Maar er is er nog eentje, die zo heerlijk absurd is. Zo meteen gaan we over tot de verdwijnoefeningen, van André Schmitz. Meesterlijk en ondoorgrondelijk tegelijk. Die regel haalt je uit het alledaagse. Ik moet er verschrikkelijk om lachen als ik hem zie. En gek genoeg doet die regel me ook aan het absurdisme van Dalí denken. Ja, dat is m’n favoriet.” ‘Zo meteen gaan we over tot de verdwijnoefeningen’ [André Schmitz] 74 75 André Schmitz [België] Vertaling: John Fenoghen Tonnus Oosterhoff [Nederland] IN DE KWAL ROEPT DE ZEE Ik verzeker op mijn erewoord dat ik niets te maken heb met mezelf. Ik ben niet de eigenaar van het lichaam waarin ik verblijf. Die ogen, dag en nacht op rare vogels gericht en geboeid door de schoonheid van de wereld, zijn niet de vensters van mijn huis. Waar ik ben, wat ik ben is niet mijn vaderland. O, roept de zee in de kwal. De zee in de kwal roept o o o De zwevende mond legt zich aan om de infinitief, o, o roepdrinkt o. Wie of wat niet op de gedachte komt zich te bevrijden is hier hier hier hier hier en hier niet te weten. Ik ben de zoon van een kind dat nog niet is geboren, de woeste echtgenoot van een vrouw die mijn pad kruist en me niet toebehoort. Ergens probeert een jong meisje nog altijd mijn moeder te zijn. 76 77 Elly de Waard [Nederland] DE geluiden van het strand, van mensen, gedempt door ruisen – gedichten konden er gelezen en zelfs klinken en een verstuiven van woorden was al wat wij hoorden, een deinen van zinnen en regels, lui als de golven, stil als het verstoven zand – het moment is even vluchtig als de herinnering eraan intens en als belevenis zijn zij wellicht om het even – 79 Ester Naomi Perquin [Nederland] VERKLARING Ik was er niet bij die nacht. En als ik erbij was dan wist ik dat niet. Dat er werd gedronken, je hoort wel eens wat, dat ze verkeerde dingen deden heb ik nu pas begrepen. Ik had geen idee wat er speelde, trouwens iedereen die ik daar zag heeft me erbuiten gelaten vanwege dat ik er niet was. Niet tijdens die nacht. Ik weet nog dat ik thuis waar ik dus was vanuit mijn bed naar buiten keek en dacht zulk diep zwart zie je maar zelden. Wat die vrouw betreft zou ik het niet precies weten. Ik heb haar nooit gekend en als ik haar kende dan zou ik niet vaak aan haar hebben gedacht want de vrouwen van vrienden vergeet je. En ook je vrienden vergeet je, die mannen heb ik bijvoorbeeld niet eerder gezien en omdat ik niet weet wie het zijn, weet ik niet waar ze waren die nacht. Maar dingen gebeuren nou eenmaal bij jou en bij mij, bij volslagen onbekenden, dingen gebeuren in huizen waar je nooit bent geweest. Misschien was het een plantenbak. Die plantenbak viel horizontaal op haar gezicht en tamelijk hard en misschien wel verschillende keren maar ze zeggen zoveel, het was een opmerkelijk donkere nacht. 80 81 Herman den Blijker, chef kok Las Palmas “Ik begijp dat de naam Roteb niet meer bestaat. De vuilniswagens vallen nu onder Gemeente Rotterdam Stadsbeheer. Dat kán toch niet! Het is een van de sterkste merken van Rotterdam. En dat doen ze dan zomaar weg. De gemeente wordt mijn buurman, hier op de Wilhelminapier, in De Rotterdam. Dat dan weer wel. Een vriend die ooit aan het Kleinpolderplein tussen de vuilniswagens werkte, vertelde me over een gedichtje dat bij een aantal van de jongens in de wagen hangt: Ik kannie rijen en ik kannie dichten en ik doe het niet voor de poen de mannen in deze cabine zijn degene die ’t doen Persoonlijk vind ik die wagens met dichtregels gewoon gevaarlijk, want ik stop altijd om te kijken wat erop staat. En dan begint de ellende, met toeters achter je en toeters voor je. Ik vraag me af of er sjieke teksten voor de sjieke buurten bestaan. Marketingtechnisch zouden ze daar voordeel uit kunnen halen; verschillende teksten voor verschillende buurten, ha-ha! En zouden die mannen weleens ruzie hebben over op welke auto ze rijden? tuele teksten die naar de vuilnisbelt rijden. Wij hebben in ons vak natuurlijk ook onbegrijpelijke teksten. Regels die anderen niets zeggen, maar die in wezen prachtig zijn. Zoals De mossel mag niet opdrogen en De kaas moet huilen; dat gaat over een wereld op zich. De wereld van kijken, knijpen, voelen, ruiken, koken en eten. Een regel die ik zag en direct snapte, is die van Jules Deelder: Hoe langer je leeft hoe korter het duurt. Dat werd gelijk mijn lievelingsregel.” ‘Hoe langer je leeft hoe korter het duurt’ [Jules Deelder] Sommige regels zijn onbegrijpelijk, die snap ik echt niet. Dat is dan ook wel weer lekker Rotterdams, hoog intellec- 82 83 Eva Cox [België] Gerrit Kouwenaar [Nederland] IK WIL toen wij nog jong waren een stad voor mijn verjaardag met mensen huizen en een plein een vijver met daarin een zwijn van steen een kleine perenboom vol merels en kerels wil ik van die potige met kisten op hun schouders oude laarzen en meisjes met mutsen van konijnenbont en harde wimpers en gezoete lippen en stippen wil ik in de plaats van strepen nee zebrapaden zijn zo dun dat je hun ribben door het asfalt ziet en brievenbussen wil ik niet en regen vuilnisbakken kan ik heel slecht tegen en baby’s die ruiken naar poeder en verdriet nee ook baby’s kale bleke baby’s niet Toen wij nog jong waren en de wereld nog oud was en wij in een ver land op hoge bergen stonden en in het dal diep beneden een lange roerloze roestige trein zagen, onbestaanbaar alleen in het oog van een hevige leegte, riep jij terwijl je de hemel een kushand toewierp ik ben een reisgids kinderen leer mij lezen en ’s avonds op het plein onder kwijnende palmen waren er wijn en olijven en een ritselend zwijgen uit klagende kelen en het donker was week op het scherp van de snede, en jij jij kocht het ondraaglijke lot van een blinde en riep het oor drinkt nu is het dus later, een avond na jaren, de dood stille trein is vertrokken, de tijd van het lot is verstreken, je reisgids ligt open onder eendere oudere bomen drink ik de hese stem van je woorden, hoor ik je stilte – 84 85 Jacobus Bos [Nederland] ALLE STRATEN Alle straten Leiden naar andere straten. Andere straten Leiden naar de zee. De zee Leidt naar het einde. Na het einde Begint alles opnieuw. 86 Kreek Daey Ouwens [Nederland] Lucebert [Nederland] de zeer oude zingt: Waar vind je het verhaal van je jeugd? Het lied hangt in het gras. Het lied is langer dan de dood. Langer dan de liefde. Liefde, dood, wat betekenen die woorden? Vandaag regent het, morgen schijnt de zon. Dat is en dat was. Altijd. Want de dingen zijn ook in mij. Ik kan ermee doen wat ik wil. Ik kan ze bedekken. Ik kan mijn voet optillen, en ze, smal en breekbaar, weer tevoorschijn laten komen. Ik kan de doden tevoorschijn laten komen. Ik kan ze laten lopen en praten. Weer wegdoen. Dat kan het kind. Dat het lied heeft gehoord. Er is eigenlijk maar één herinnering, en die verandert telkens. 88 er is niet meer bij weinig noch is er minder nog is onzeker wat er was wat wordt wordt willoos eerst als het is is het ernst en herinnert zich heilloos en blijft ijlings alles van waarde is weerloos wordt van aanraakbaarheid rijk en aan alles gelijk als het hart van de tijd als het hart van de tijd 89 John Buijsman, theatermaker “Ik ben af en toe sneller dan die jongens. Dan zie ik ’s morgens vroeg oude lampen of stoelen aan de straat staan voordat de wagens langskomen en die neem ik dan snel mee naar huis om later als decor in een voorstelling te gebruiken. Toen ik een jaar of twintig was en bij Toneelgroep Diskus zat, las ik de anarchisten, zoals Emma Goldman en Bakoenin. Die vonden dat vuilnismannen net zo veel behoorden te verdienen als dokters. Dat vond ik toen ook. En misschien nog wel af en toe. Ik hou van die jongens van Roteb en ik heb ook vaak met ze gewerkt. Voor de tv-serie HANK op Rijnmond bijvoorbeeld, over een langdurig werkeloze witte rasta die telkens ergens stage loopt waar nooit iets goeds van komt. Op het Kleinpolderplein heb ik toen mijn poepscooterrijbewijs gehaald, bij de heer van Dongen, in één keer. Die zei na het afrijden ongerepeteerd en recht uit zijn hart: ‘U heeft affiniteit met de materie, Hank!’ Dat was zowat een dichtregel op zich, als je weet dat zo’n poepscooter de hondendrollen aan de Heemraadssingel eerst zacht maakt en vervolgens opslurpt. Dat die grote wagens met de meest geweldige flarden aan poëzie dagelijks door de stad rijden, vind ik te gek. Ik ben sowieso gek op poëzie, altijd al geweest. Ik heb ooit de voorstelling Public Animal gemaakt, over C.B. Vaandrager. Toen heb ik heel veel van hem gelezen. Er rijden ook een paar regels van hem rond, maar welke ik nog niet gezien heb, is de zin die ik las toen ik voor het eerst een boek van hem opensloeg: Pijn verdwijn. Geen idee of het een ready made was, misschien wel gejat van een reclame voor Chefarine 4 of zo, dat deden een aantal van die gasten destijds. Maar mij maakt dat niet uit. Ik weet niet of ik een lievelingsgedicht heb. Dat van Campert is natuurlijk heel sterk: Ik zal een fiets gaan kopen. En ergens in de stad loopt de toekomstige dief al rond. Ik heb ooit bij de baas van Poetry nog gestreden voor een zin van de Rotterdamse dichter Frans Vogel: Jong begeerd, oud afgedaan. Ik hoorde laatst dat die regel op een veegmachine terecht is gekomen. Jammer dat het niet zo’n grote bak is geworden. Ik heb ’m trouwens nog nooit zien rijden.” ‘Ik zal een fiets gaan kopen. En ergens in de stad loopt de toekomstige dief al rond.’ [Remco Campert] 91 Leo Vroman [Nederland] DING EN ONDING ‘Wat ben jij toch een vreemdeling,’ sprak op een dag het kwieke ding, Die nacht nog werd van al dat nut het ding onjuist en uitgeput. ‘vier bultjes puilen uit je bast, een haak, zes veertjes en een kwast, Toen ging het onding daarentegen open, zwijgend en verlegen. drie halve glimmers en een draan met warpe ganeken eraan- En de dingen die het openbaarde waren de nuttigste ter aarde. van zo veel deeltjes raar en klein moet u wel uiterst nuttig zijn.’ ‘Nuttig?’ vroeg het onding zacht, ‘daar had ik nog niet aan gedacht, MORAAL Is het onding soms te dicht beschouw het dan in minder licht. vooral omdat ik van dit woord tot nu toe nog niet had gehoord. Wel werd ik wild genoemd, leuk, zoet, of welig, ach en een keer goed.’ ‘Een onding dus!’ knarste het ding terwijl het langzaam draaien ging, ‘ik daarentegen dien altijd, en met gepaste bitterheid.’ 92 93 Morten Søndergaard [Denemarken] Vertaling: Annelies van Hees DE VERLIEFDEN Ik ontwaak in een land waar de verliefden de macht hebben overgenomen. Er zijn wetten ingevoerd die proclameren dat niemand meer zijn blik hoeft te verplaatsen of dat orgasmen nooit op hoeven houden. Rozen functioneren als betaalmiddel, gekken worden als goden aanbeden en goden worden als gekken beschouwd. De PTT is weer terug en de woorden ‘jij’ en ‘ik’ zijn synoniem. Na de revolutie wordt bepaald dat de ongelukkigen in de liefde met het oog op de veiligheid van de verliefden verwijderd zullen worden. Als ze mij vinden, geef ik me meteen over. De beul is een vrouw en het is zo voorbij. Het is winter en ik heb jou nog niet ontmoet. 94 X Inez Weski, strafpleiter XXXX “Alles wat doet nadenken en wat de kans op inzicht in de mens doet verdiepen, is meegenomen. Dat maakt dit project zo mooi. Het contrast met de aardse inhoud van de wagens en de vluchtigheid van het voorbijrijdend lezen is fijnzinnig. Ik heb affiniteit met taal, gesproken en geschreven. Ik lees alles, kan mijn brein niet stilzetten. Ik houd vooral van Heinrich Heine en Goethe. Zij wisten het meest hoge en het meest lage van de menselijke soort te vatten. Ook de regel van Lucebert spreekt me zeer aan: alles van waarde is weerloos. Het mooie van deze regel is dat je met enkele woorden eindeloos vrij kunt associëren. It’s all in the mind of the beholder. Wat is van waarde? ‘Waarde’ is een universitaliteit. Wat van waarde is, verschilt ongetwijfeld per cultuur en per mens. En het kan om materiële of juist immateriële zaken gaan. Het ‘weerloos’ is meer eenduidig. Het gaat om de machteloosheid die iemand voelt ten opzichte van zijn gekoesterde bezit of geestelijke schepping. De machteloosheid van iemand die geen kwaad wenst, maar slechts schoonheid of het goede. De regel van Lucebert gaat in mijn ogen om de weerloosheid van een mens, die nooit de slechtheid van zijn kwellers zal kunnen evenaren. Daardoor gaat de mens een gedoemd noodlot tegemoet , tenzij iemand zich zal opwerpen ter verdediging. U ziet, ik ben meer van de immateriële afdeling. Het is mij te doen om de geestelijke 96 schepping, de onafhankelijkheid van geest, die voortdurend dreigt te worden gelyncht. Wat deze rijdende regel doet met de Rotterdammers, zullen wij nooit weten. Maar wellicht dat sommige spullenbazen - mensen die affectie enkel in goederen meten - de tekst zullen opvatten als een reclame voor inbraakalarmsystemen.” ‘wordt van aanraakbaarheid rijk’ [Lucebert] 97 Mark Boog [Nederland] EN TE ONTWAKEN… JE TILT ME ERUIT OP… En te ontwaken. De eerste oogopslag is de eenvoudigste, want zonder denken, maar de zwaarste. Wat te zien? Je tilt me eruit op. Aan de eigen haren, alle dagen. Steeds kom ik thuis en steeds vanzelfsprekender. Alle dagen zijn van liefde, dat verandert niets. Mensen op een plein, geluiden van beweeg. Ik zie het licht en jou, verstrengeld als een klimplant en een stok. Het is nu heel waarschijnlijk geworden dat ik niet meer wegga. Het einde kan gerust zijn, De houvast is wederzijds, bezweer je me, de groei een vanzelfsprekende. Lente rekt de dagen op, verwachting zwelt. Er wordt nu snel resultaat verlangd. Het stootblok van de nacht een zwart, onwrikbaar ding, 98 hoeft zich niet te haasten. Hier ben ik en hier blijf ik. Op ieder gewenst moment af te halen, vuilniszak aan de kant van de weg op een doordeweekse morgen, volmaakt op zijn onooglijke plaats, misschien gelukkig. bedoeld om slachtoffers te maken. Ontknoping nadert, Liefde, duivels dilemma. Ze is bij opschudding gebaat en bij stilstand, bij blijven en bij weggaan. Op zolder klinkt, late trein vol verloren liefdes. Je trekt me overeind, begint de lange dag. Eeuwigheid zowel als ik: onvoorstelbaar. in eeuwig gevecht, het doffe kloppen van de opgeroepen geesten. De volgende trein is de laatste. Niet deze. 99 Meindert Bylsma [Friesland] Vertaling: T. Oppewaal Umberto Fiori [Italië] TEKENING OP STRAAT boven de wolken danst een boot zijn gangetje de rook uit zijn schoorsteen krast een glijbaan in de wolken pardoes tegen de wind Als op de hoek van de straat een mevrouw – of misschien zelfs een wijkagent – zich omdraait, het gezicht gegroefd door het licht van de mooie dag, en praat – uitgerekend tegen mij, tegen mij, hier – over het gebrek aan respect of over het warme weer, voel ik me zwak op de benen, als een heilige in aanraking met de eeuwigheid. papa zit moe te wezen aan een tafeltje met vier poten op de grond met de rook uit zijn pijp daar kun je niks mee hij dondert bijna van het papier mam steekt geen poot uit om hem op te vangen die zit aardappelschillend oud te worden in een hoekje Vertaling: Ike Cialona Ik voel de planten groeien, ik voel de aarde draaien. Alles lijkt me sterk en helder, alles moet nog gebeuren. in een ander hoekje lacht de zon en slaat haar armen uit 100 101 Fatima Moreira de Melo, oud-hockeyspeelster en pokeraar “Als dit project iets aantoont, dan is het dat lullen en poetsen wel degelijk samen kunnen gaan. Ik heb wel iets met woordspelingen, houd vooral van toegankelijke gedichten. Bij veel regels heb ik iets van: ja, ja, het zal wel. Ik ben extravert, ik wil me direct kunnen uiten. Daarom vind ik de regels van Huub Beurskens mooi: Ach, nee, niets vergeten behalve dan ervan te genieten het levendige leven in leven te zien. We zijn vaak druk met wat we doen, zonder ervan te genieten. Tijdens mijn sportcarrière heb ik ook momenten gehad dat ik gewoon maar deed. Pas laat in mijn carrière genoot ik er ook heel bewust van. In het begin was hockey gewoon mijn passie en genoot ik van het achter een bal aanrennen. Tegen het eind moest ik er veel harder voor werken. Het moeiteloze genieten was voorbij. Iedereen ziet die gouden plak van 2008, maar voor mij was dat laatste jaar echt bloed, zweet en tranen. Het was vooral een overwinning op mezelf. Als topsporter moet je oogkleppen hebben. Alles draait om dat ene. Op het laatst waren er teveel dingen op het persoonlijke vlak die mijn aandacht vroegen. Ik vond hockey niet belangrijk genoeg meer om dat nog langer te negeren. Maar ik wilde wel nog een mooie Olympische afsluiting. ‘Van de maan af gezien, zyn we allen even groot.’ [Multatuli] mijn zesde tot mijn dertigste achter een bal aangerend. Ik heb succes gehad, ben te zien op billboards, daar kijken mensen tegenop. Maar uiteindelijk is dat heel betrekkelijk. We zijn allemaal gewoon mensen. Werkmieren op een heel grote planeet. Onze maatschappij is nog teveel gericht op rangen en standen, op geld ook. Wat maakt het één nu belangrijker dan het andere? Voor wie doen we de dingen eigenlijk? Wat maakt het feit dat ik tegen een bal heb geslagen uit voor jouw leven? Heel weinig lijkt mij. Dat een stratenmaker een straat heeft aangelegd, dat is voor mij veel waardevoller. En als het vuil niet wordt opgehaald, dan zijn we pas echt de lul.” Daarom vind ik de regel van Multatuli ook zo mooi: Van de maan af gezien, zyn we allen even groot. Ik heb van 102 103 Multatuli [Nederland] Paul Bogaert [België] IDEE 155 HET IS DRUK Van de maan af gezien, zyn we allen even groot. Voor een weter zou er geen verschil merkbaar zyn tussen de kennis van een kind, en van den wysgeer die ’t meest en ’t zuiverst gedacht heeft. Het is druk en je merkt in het midden een manifestatie. Voel je hoe de situatie begint te bewegen? Wat doe je als nuances opkomen en zich uitkleden? Ze matten je af en ze duwen je in de fameuze pose van de geeuw en de pauze. Schakering. Schakering. Je vergrendelt jezelf. 104 105 Hans Lodeizen [Nederland] ALLEMAAL STEDEN de stad weifelt over de huizen de morgen vaart over de daken de stad binnen de zon staat op tussen de huizen onder carillonmuziek de mensen wandelen in het donker als het elf uur is de zon spoelt aan op de daken aan het strand van de verten ligt de stille zee der lucht waarin het schip van een kerktoren flikkert in de buik van de stad drinken wij koffie en de stad zeilt verder. 107 Günter Kunert [Duitsland] Vertaling: Martin Mooij DE VROLIJKE DINGEN Ze zijn zoals ze zijn ze leven en huizen verborgen het een in het ander, want dat maakt blij: als pit in de noot, als noot in de schaal, als schaal in de kast, als kast in de kamer en als kamer in het huis en als zodanig in een straat, die zich heel slim in de stad verbergt, dat niemand hem vindt: vrolijkheid toont hij daarom, hoewel en omdat niemand die bemerkt. Hoe vrolijk de zelden gebruikte voorwerpen, het nauwelijks gedragen jasje, het ongelezen boek, dat er in slaagde alles voor zich te houden, daarin onderricht door de gekurkte fles. Gebroken stoelen kunnen lachen: zij zijn vrij, niemand wil daarop zitten. In het blikken doosje woont het volk der knopen, individualisten, vermengd onder elkaar, zonder een soort te worden: alleen een oude uniformknoop blinkt martiaal en blind. op dat der transistors noch op dat der briljanten en hun hele waarde bestaat in hun onopvallendheid: de trots van ware revolutionairen. Meestal zijn de vrolijke dingen dingen buiten dienst. Hun aanwezigheid lijkt noch 108 109 Doina Ioanid [Roemenië] Vertaling: Jan H. Mysjkin Rutger Kopland [Nederland] ONEINDIG VEEL PROBLEMEN Vaak verandert mijn keuken in een theater van de wreedheid. Hier worden kippen gespleten, viskoppen afgesneden en resterende ingewanden van de beenderwanden geschraapt. Alles in mij krimpt en schrompelt ineen, maar mijn handen blijven wroeten, consciëntieus en ietwat afwezig, tot ze niet langer míjn handen zijn. Men zou het woord probleem moeten vermijden om twee simpele redenen: er zijn oneindig veel voorbeelden van problemen die er niet zijn – ik kom hier op terug er zijn oneindig veel voorbeelden van problemen die er wel zijn, maar niet zo worden genoemd – ook hierop kom ik terug. Alle gebeurtenissen bijvoorbeeld, ja alle, om ons heen en in ons, ze zijn gebeurd en men vraagt waarom. Vergeef mij mijn enige antwoord: waarom niet? Want alle gebeurtenissen zijn uitzonderingen op al die regels volgens welke ze niet gebeuren. Het is dus beter het woord probleem niet te gebruiken want de problemen die er zijn en er niet zijn zijn dezelfde. Zo zou ik kunnen doorgaan tot ik ophoud. Daar is veel voor te zeggen, niets daarna. 110 111 Hugo Borst, schrijver en presentator “Ik baal er altijd van als er een wagen voorbijrijdt en ik de regel net niet kan lezen. Die eigenaardige combinatie van vuilnis en poëzie vind ik geweldig. Die gekte, typisch Rotterdams ook. Ik hoop dat het nog vijfentwintig jaar blijft bestaan. Overigens wil ik graag een pleidooi houden om deze regel van Bukowski op de wagens te krijgen. Lees wat ik heb geschreven en vergeet het dan allemaal Mijn leraar Nederlands herkende mijn onontgonnen liefde voor taal. Ik kreeg een heel mooie band met hem en hij liet mij van alles lezen. Cees Buddingh’ stond op mijn lijst, van wiens werk ik nog steeds een groot fan ben. Ik heb hem regelmatig gezien in LantarenVenster en ik hing aan zijn lippen. Zelf schreef ik ook gedichten. Heel slecht en onbeholpen. Daarom houd ik het nu bij non-fictie. De regel de stad weifelt over de huizen van Hans Lodeizen spreekt mij aan. De eerste associatie erbij is dat Rotterdam zo wreed omgaat met zijn gebouwen. Er is veel verloren gegaan op 14 mei 1940, maar godzijdank is er - hoewel gehavend - ook een heleboel blijven staan. Veel van die gebouwen zijn later alsnog onder de sloophamer 112 ‘de stad weifelt over de huizen’ [Hans Lodeizen] terechtgekomen, zoals de prachtige oude Bijenkorf van Dudok. De stad weifelt over de huizen, dat klinkt kwetsbaar en liefdevol. Dat staat op een verschrikkelijke manier in contrast met wat de regenten hebben geflikt met al ons moois. De gemeentebesturen waren meedogenloos. Weifelen is een práchtig woord, een woord dat past bij Hans Lodeizen. Hij was een dichter met een romantische inborst, en was onzeker over heel veel dingen. Ik las hem toen ik zeventien was: in een tijd dat ik niet uitblonk in zelfvertrouwen en volop twijfelde aan mezelf. Het lezen van zijn gedichten hielp me beslist niet. Ik vond ze prachtig, maar ze maakten me alleen maar onzekerder en zwaarmoediger. Hans, dat was zware kost en niet goed voor mijn welzijn. Ik herlees zijn werk zelden. Toch zal ik ʼm nooit weg doen. Hij maakt deel uit van mijn puberteit.” 113 Roland Jooris [België] YARDBIRD I ik zou die avondlijke merel in mijn tuin op een tak in een gedicht willen zetten, maar waarom zou ik, hij zit per slot van rekening daar waar hij zitten moet: in een gedicht daarbuiten. bij het minste handgeklap ritst hij het donker in II dank u wel, gewoon applaus is voldoende, zo wimpelde yardbird charlie laaiende ovaties af en ook die merel in mijn tuin heeft na een meeslepende solo aan wat gemijmer genoeg 114 115 Hans Faverey [Nederland] Zo is het goed. Ik werp een steen: geen vogel vliegt op. Je klakt met je tong: geen paard komt aangedraafd. Ik zwijg, jij zwijgt. Maar wij hebben niets van messen die zwijgen. Het verlies van één enkel vraagteken maakt ons beiden dakloos. Als je gaat spreken zal ik je de mond moeten snoeren met de ademgarens waar ik aan hang. 117 Tom van Deel [Nederland] PARTERRE Met oma ja we bellen je even want we zitten met een puzzel opa komt er niet uit hij dacht jij zal het wel weten over een schouwburg hè Piet wat was het nou ook weer iets van acht letters er zit al een a in Piet lees es even voor hoe het daar staat een rang in de schouwburg par terre zeg je? hoor je dat Piet hij zegt ja het klopt we boffen met zo’n kleinzoon wat jij nou dan hangen we maar weer op o zeg laatst was er een prijsvraag dan kon je naar Zwitserland als je een rijmpje maakte en nou hebben we toch zoiets moois verzonnen Zwitserland Charmant 118 hoe vind je dat ja jij kan het niet alleen nou dag nu hang ik op als we weer iets niet weten hoor je het wel. 119 Hester Knibbe [Nederland] Bijna niets past volmaakt in de schaal van z’n woord; oorlog bijvoorbeeld is te groot en ook ramp heeft het krap. Zo nauw als zo’n stad om een huid sluit: je weet dat er niets is verdwenen, en als je na jaren een schacht hakt naar dat verstopte verleden, voel je terwijl je nog hakt het oude al steken. Wanneer je dan onverwacht nog belandt in een ingericht huis, blind op een muur stuit, krab je al gauw lief naakt en schrijnend gedumpt verlangen tevoorschijn; je schoont het en zorgt hier en daar voor wat pleister. 120 Maria Barnas - Te laat Julius Chingono - Aan de weg Zbigniew Herbert - Verslag uit het paradijs origineel uit: Poesía Vertical 1952-1982, Emecé Editores, Günter Kunert - De vrolijke dingen uit: Er staat een stad op, De Arbeiderspers, uit: Hotel Parnassus. Poëzie van dichters uit de hele uit: Verzamelde gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam, 2000 Buenos Aires, 1993 uit: Archief Poetry International 1971 Amsterdam, 2007 wereld, Poetry International, Rotterdam, 2004 (vertaling: Gerard Rasch) Nuno Júdice - Europa in Rotterdam Nikolaj Kuntsjev - Waarheen Paul Bogaert - Het is druk Eva Cox - Ik wil uit: Archief Poetry International 2007 uit: Archief Poetry International 1988 uit: de Slalom soft, Meulenhoff/Manteau, Amsterdam/ uit: een twee drie ten dans, De Bezige Bij, Amsterdam, 2009 origineel uit: Napis, Czytelni, Warschau, 1969 Antwerpen, 2009 Kreek Daey Ouwens - Waar vind je… Mark Boog - En te ontwaken… & Je tilt me eruit op… Bronnen Lissabon, 1996 Amsterdam, 1991 Ewa Lipska - Ergens Anders uit: Hotel Parnassus. Poëzie van dichters uit de hele Péter Kántor - Wat is er nodig om gelukkig te zijn? wereld, Poetry International, Rotterdam, 2010 Doina Ioanid - Vaak verandert mijn keuken… uit: Archief Poetry International 1990 origineel uit: Gdzie indziej, Wydawnictwo Literackie, uit: Oorbellen, buiken en eenzaamheid, Perdu, origineel uit: Hogy nő az ég, Magvetó, Budapest, 1988 Krakau, 2005 uit: Strafwerk, Querido, Amsterdam, 1969 Amsterdam, 2013 origineel uit: Cartea burților și a singurătății, Editura Pon- Hester Knibbe - Bijna niets past… Hans Lodeizen - Allemaal steden Jules Deelder - Het gedicht is een bericht tica, Constanța, 2003 uit: Een bittere navel, De Prom, Baarn, 1997 uit: Het innerlijk behang, G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1950 uit: Moderne gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam, 1979 John Ashbery - Wulf uit: Ergens in Amerika, Azul Press / Poetry International, Joseph Brodsky - Rotterdams dagboek Lêdo Ivo - De kerkhoven Rutger Kopland - Oneindig veel problemen Maastricht / Amsterdam / Rotterdam, 2013 uit: Ex Ponto. Gedichten 1961-1996, Querido, Amsterdam, Jules Deelder - Voor Ari uit: Vleermuizen en blauwe krabben. Gedichten, Wagner uit: Verzamelde Gedichten, G.A. van Oorschot, Lucebert - de zeer oude zingt: (vertaling: Ton van ’t Hof) 1997 (vertaling: Peter Zeeman) uit: Interbellum, De Bezige Bij, Amsterdam, 1987 & Van Santen, Sliedrecht, 2000 Amsterdam, 2006 uit: Verzamelde gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam, 2004 origineel uit: Planisphere, Ecco/ Harper Collins, New York, origineel uit: Urania, Ann Arbor, Michigan, 1987 2009 Meindert Bylsma - Tekening (vertaling: August Willemsen) Hans Faverey - Zo is het goed… origineel uit: Estação Central, Tempo Brasileiro, Rio de Gerrit Kouwenaar - toen wij nog jong waren Danie Marais - In de donkere kamer uit: Verzamelde gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam, 1993 Janeiro, 1964 uit: een glas om te breken, Querido, uit: Poetry International Archief 2007 Amsterdam, 1998 Eugenijus Ališanka - Identiteitscrisis uit: Archief Poetry International 1973 uit: Uit het archief van ongeschreven brief, Uitgeverij P, origineel uit: Ugh, Koperative Utjowery, Leeuwarden/ Umberto Fiori - Op straat Roland Jooris - Yardbird Leuven, 2010 (vertaling: Jo Govaerts) Bolsward, 1974 uit: Archief Poetry International 2000 uit: Gedichten 1958-1978, Lotus, Antwerpen, 1978 origineel uit: Iš neparašytų istorijų, Vaga, Vilnius, 2002 122 uit: Verzamelde gedichten, G.A. van Oorschot, Tom van Deel - Parterre Jacobus Bos - Alle straten uit: Archief Poetry International 1977 origineel uit: As coisas mais simples, Dom Quichote, uit: De achterkant, Querido, Amsterdam, 2009 uit: Alle dagen zijn van liefde, Cossee / Poetry International, Amsterdam/Rotterdam, 2008 D. Hillenius - Ik haat reizen… origineel uit: Chiarimenti, Marcos y Marcos, Milaan, 1995 origineel uit: die buitenste ruimte, Tafelberg, Kaapstad, 2006 Michael Krüger - Je ziet het… uit: Idyllen, illusies. Dagboekgedichten, De Bezige Bij, Mario Montalbetti - Pardon, is hier de tabakszaak? Remco Campert - Maquette Roberto Juarroz - Het ene zoeken… Amsterdam, 1990 (vertaling: Cees Nooteboom) uit: Hotel Parnassus. Poëzie van dichters uit de hele Yehuda Amichai - Een mens heeft in zijn leven uit: Een oud geluid, De Bezige Bij / Poetry International, uit: Verticale poëzie 1958-1988, Meulenhoff, Amsterdam, origineel uit: Idyllen und Illusionen. Tagebuchgedichte, wereld, Poetry International, Rotterdam, 2004 uit: Archief Poetry International 1988 Amsterdam/Rotterdam, 2011 1993 (vertaling: Mariolein Sabarte Belacortu) Verlag Klaus Wagenbach, Berlijn, 1989 123 Multatuli - Idee 155 André Schmitz - Ik verzeker… Anne Vegter - De bloemkool uit: Volledige werken II, G.A. van Oorschot, uit: Poetry International Archief 2007 uit: Het veerde, Querido, Amsterdam, 1991 Amsterdam, 1951 origineel uit: Les prodigues ordinaires, L’Âge d’homme, Lausanne, 1991 uit: Archief Poetry International 2011 Lennart Sjögren - Dingen origineel uit: Taller When Prone, Black Inc., Melbourne, 2010 uit: Hotel Parnassus. Poëzie van dichters uit de hele Elly de Waard - De geluiden van… wereld, Poetry International, Rotterdam, 2007 uit: Anderling, De Harmonie, Amsterdam, 1998 Tonnus Oosterhoff - In de kwal roept de zee origineel uit: Sent, tidigt, Albert Bonniers, Stockholm, 2001 uit: (Robuuste tongwerken,) een stralend plenum. Gedichten, De Bezige Bij, Amsterdam, 1997 Morten Søndergaard - De verliefden uit: Hotel Parnassus. Poëzie van dichters uit de hele Ester Naomi Perquin - Verklaring wereld, Poetry International, Rotterdam, 2007 uit: Celinspecties, Uitgeverij G.A. van Oorschot, origineel uit: At holde havet tilbage med en kost, Borgens Amsterdam, 2012 Forlag, Kopenhagen, 2004 Vasko Popa - Verzoening van de tegenstelling & Toon Tellegen - Voorbeeld van een gedicht Poëzieavond voor gastarbeiders uit: Gedichten 1977-1999, Querido, Amsterdam, 2000 uit: Archief Poetry International 1979 Truong Tran - Ik heb je vastgelegd… Jürgen Rooste - Zoektocht naar de eeuwigheid VII uit: Archief Poetry International 2011 uit: Hotel Parnassus. Poëzie van dichters uit de hele origineel uit: dust and conscience, Apogee Press, wereld, Poetry International, Rotterdam, 2007 Berkeley, 2002 origineel uit: Ilusaks inimeseks, Uitgeverij Verb, Tallinn, 2005 C.B. Vaandrager - Meneer dinges… & 1962uit: Totale poëzie, De Bezige Bij, Amsterdam, 1981 124 Leo Vroman - Ding en onding uit: Gedichten 1946-1984, Querido, Amsterdam, 1985 Les Murray - Verpleeghuis Redactie: Lex Bohlmeijer, Mieke van der Linden, Serga van Roon Research, samenstelling en eindredactie: Jan Coerwinkel, Annemarie Ketting Vormgeving en typografie: Marco Jongeneel & Maikel van Berkel (Vijf890 Ontwerpers) Fotografie: Colofon Marcel Veldman, Rutger Geerling Druk: Vijf890 Ontwerpers Steden schuilen niet wanneer het regent is een uitgave van Gemeente Rotterdam Stadsbeheer en Stichting ISBN: Poetry International, ter gelegenheid van het vijfen- 978-90-72546-30-2 twintigjarig bestaan van ‘Het gedicht is een bericht’. Met dank aan: De rechten op de afzonderlijke gedichten en vertalingen berusten bij de dichters, Abdelkader Benali, Herman den Blijker, Rob Boeren, de vertalers en/of hun rechtsopvolgers. De uitgever heeft getracht alle rechtheb- Hugo Borst, John Buijsman, Dave van Raven, Maaike benden te informeren en hun toestemming te verkrijgen. Eventuele rechthebben- Dirks, Grada van Essen, Hermann Jäger, Paul Keijzer, den die niet bereikt zijn, kunnen alsnog contact opnemen met Stichting Poetry Bas Kwakman, Loes Luca, Fatima Moreira de Melo, Katja International, Mauritsweg 35, 3012 JT Rotterdam of [email protected]. Nootenboom, Ntjam Rosie, Isis Vaandrager, Anne Vegter, Eric Vloeimans en Inez Weski. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voor- www.poetry.nl afgaande schriftelijke toestemming van Stichting Poetry International. www.poetryinternational.org Copyright © Poetry International 2013
© Copyright 2024 ExpyDoc