Artikel - Wet - en regelgeving energie 2014-07

Wet- en regelgeving
mr. drs. J.E. Janssen, mr. M.E. Brinkman en mr. W. Wolbers*
In deze rubriek wordt ingegaan op belangrijke wijzigingen in wet- en regelgeving in Europa en Nederland
alsmede op ontwikkelingen die naar verwachting op
korte termijn tot dergelijke wijzigingen zullen leiden.
Europa
Richtlijn betreffende de harmonisatie van de
wetgevingen van de lidstaten inzake het op de
markt aanbieden van meetinstrumenten
(herschikking) (PbEU 2014, L96/149)
Op 26 februari 2014 hebben het Europees Parlement en de
Raad van de Europese Unie de ‘Richtlijn 2014/32/EU betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van meetinstrumenten
(herschikking)’ (hierna: Richtlijn 2014/32/EU) vastgesteld.
Richtlijn 2014/32/EU herschikt de bepalingen in ‘Richtlijn 2004/22/EG van 31 maart 2004 betreffende meetinstrumenten’ (hierna: Richtlijn 2004/22/EG), omdat Richtlijn
2004/22/EG, die onder andere eisen stelt aan energiemeters,
na 31 maart 2004 een aantal keer ingrijpend is gewijzigd.
Het merendeel van de bepalingen uit Richtlijn 2004/22/
EG wordt door de herschikking inhoudelijk niet gewijzigd.
Richtlijn 2014/32/EU is op 29 maart 2014 gepubliceerd in
het publicatieblad van de Europese Unie (PbEU 2014, L
96/149) en op 18 april 2014 gedeeltelijk in werking getreden. De overige bepalingen treden in werking op 20 april
2016. Op diezelfde datum zal Richtlijn 2004/22/EG worden
ingetrokken.
Richtlijn houdende maatregelen om een hoog
gemeenschappelijk niveau van netwerk- en
informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen
Nadat de Europese Commissie (hierna: Commissie) op 7
maart 2013 het voorstel voor de bovenstaande richtlijn had
gepubliceerd (zie NTE 2013, nr. 2), heeft het Europees Parlement op 13 maart 2014 het richtlijnvoorstel op een aantal
punten gewijzigd en vervolgens goedgekeurd. Met het richtlijnvoorstel wordt beoogd een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging te waarborgen bij, onder meer, exploitanten van energie-infrastructuur.
Daartoe bevat het voorstel gemeenschappelijke beveiligingseisen en -maatregelen om beveiligingsrisico’s te beheren. Voor een inhoudelijke beschrijving van dit richtlijnvoorstel wordt verwezen naar NTE 2013, nr. 2.
Verordening inzake de mededeling aan de
Commissie van investeringsprojecten met
betrekking tot energie-infrastructuur binnen de
Europese Unie, houdende vervanging van Verordening (EU, Euratom) nr. 617/2010 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96 (PbEU
2014, L84/61)
Nadat de Raad van de Europese Unie het voorstel van de
Commissie voor bovengenoemde verordening op 20 februari 2014 had goedgekeurd (zie NTE 2014, nr. 1) en de verordening vervolgens op 26 februari 2014 was ondertekend
Nr. 2 juli 2014
ER2014_02.indb 1
door het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, is ‘Verordening (EU) nr. 256/2014 inzake de mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Unie,
houdende vervanging van Verordening (EU, Euratom) nr.
617/2010 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96’
op 20 maart 2014 gepubliceerd in het publicatieblad van de
Europese Unie (PbEU 2014, L 84/61). De verordening is op
9 april 2014 in werking getreden. Voor een inhoudelijke beschrijving van het voorstel voor deze verordening wordt verwezen naar NTE 2013, nr. 3.
Verordening betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie
(PbEU 2011, L326/1)
Deze verordening (de ‘Regulation on Energy Market Integrity and Transparency’ en derhalve veelal de ‘REMITverordening’ genoemd) heeft als doel het voorkomen van
marktmanipulatie en handel met voorkennis op de energiemarkten. Met het oog op de uitvoeringshandelingen die de
Commissie dient vast te stellen voor de verzameling van gegevens zoals bedoeld in art. 8 REMIT-verordening, is het
Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (hierna: het Agentschap) op 31 maart 2014 een openbare consultatie gestart over een zogenoemde Trade Reporting User Manual. De Trade Reporting User Manual is een
handboek met gedetailleerde informatie over de contracten
en derivaten, met inbegrip van handelsorders, die marktdeelnemers en andere partijen zoals genoemd in art. 8, vierde
lid, onder b tot en met f, REMIT-verordening moeten verstrekken op grond van deze verordening. Daarnaast wordt
met het handboek beoogd om bij te dragen aan een juiste
uitvoering van de REMIT-verordening door het Agentschap
en de nationale regulerende instanties. De consultatie is gesloten op 5 mei 2014. Het consultatiedocument is gepubliceerd op www.acer.europa.eu.
Richtlijn betreffende de uitrol van infrastructuur
voor alternatieve brandstoffen
Nadat de Commissie op 24 januari 2013 het voorstel voor
bovengenoemde richtlijn had gepubliceerd (zie NTE 2013,
nr. 1), heeft het Europees Parlement op 15 april 2014 het
richtlijnvoorstel op een aantal punten gewijzigd en vervolgens goedgekeurd. Het richtlijnvoorstel heeft als doel een
infrastructuur voor alternatieve brandstoffen, waaronder
elektriciteit, aardgas en waterstof, voor vervoermiddelen te
ontwikkelen. Daartoe wordt een gemeenschappelijk kader
met maatregelen, minimumeisen en technische specificaties
voor de uitrol van deze infrastructuur voorgesteld. Voor een
inhoudelijke beschrijving van het voorstel voor deze richtlijn wordt verwezen naar NTE 2013, nr. 1.
*
Jan Erik Janssen, Martha Brinkman en Wilko Wolbers zijn
advocaat bij Stek te Amsterdam.
Nederlands Tijdschrift voor Energierecht
89
18-7-2014 17:02:34
Wet- en regelgeving

Verordening (EU) nr. 838/2010 betreffende de
vaststelling van richtsnoeren met betrekking
tot het vergoedingsmechanisme voor elektriciteitsstromen tussen transmissienetbeheerders
en een gemeenschappelijke regelgevingsaanpak voor de transmissietarifering (PbEU 2010,
L250/5)
De bovenstaande verordening (hierna: Verordening (EU)
838/2010) is op 23 september 2010 vastgesteld en bevat
richtsnoeren omtrent het vergoedingsmechanisme voor elektriciteitsstromen tussen transmissiesysteembeheerders. De
richtsnoeren in Verordening (EU) 838/2010 zijn vastgesteld
op basis art. 18 van Verordening (EG) 714/2009 betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit (hierna: Verordening (EG)
714/2009). Het mechanisme zoals neergelegd in de richtsnoeren voorziet in een eerlijke vergoeding voor transmissiesysteembeheerders voor kosten van op hun transmissienet
optredende grensoverschrijdende elektriciteitsstromen. Het
Agentschap is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging
en monitoring van het vergoedingsmechanisme. In dat verband heeft het Agentschap op 15 april 2014 een advies uitgebracht aan de Commissie omtrent het vaststellen van de
tariefmarges die producenten van elektriciteit in het vergoedingsmechanisme betalen aan transmissiesysteembeheerders
voor de toegang tot het transmissiesysteem. In het advies
gaat het Agentschap in op de relevantetariefmarges voor de
periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018. Het
advies van het Agentschap is gepubliceerd op www.acer.europa.eu.
Europese aanbestedingsrichtlijnen (PbEU 2014,
L94/1, L94/65 en L94/243)
Nadat de Raad van de Europese Unie de voorstellen van de
Commissie voor de zogenoemde Europese aanbestedingsrichtlijnen op 11 februari 2014 had goedgekeurd en deze
voorstellen vervolgens op 26 februari 2014 waren ondertekend door het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (zie NTE 2014, nr. 1), zijn de aanbestedingsrichtlijnen, te weten (i) ‘Richtlijn 2014/23/EU betreffende
het plaatsen van concessieovereenkomsten’ (PbEU 2014,
L94/1), (ii) ‘Richtlijn 2014/24/EU het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/
EG’ (PbEU 2014, L94/65) en (iii) ‘Richtlijn 2014/25/EU
betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG’ (PbEU 2014,
L94/243) op 28 maart 2014 gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie. De aanbestedingsrichtlijnen
zijn op 17 april 2014 in werking getreden en dienen uiterlijk
op 18 april 2016 te zijn geïmplementeerd door de lidstaten.
Voor een inhoudelijke beschrijving van de richtlijnvoorstellen wordt verwezen naar NTE 2012, nr. 1.
Elektriciteit: Network Code on Electricity
Balancing
Nadat het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor elektriciteit (hierna: het ENTSB-E) de Europese
netcode inzake gemeenschappelijke regels voor de balancering van elektriciteit op 23 december 2013 had toegezonden
aan het Agentschap (zie NTE 2013, nr. 5/6), heeft het Agentschap op grond van art. 6, zevende lid, van Verordening
(EG) 714/2009 op 21 maart 2014 een met redenen omkleed
90
ER2014_02.indb 2
advies over deze netcode uitgebracht aan het ENTSB-E en
gepubliceerd op zijn website (www.acer.europa.eu). De netcode wijkt volgens het Agentschap op een aantal punten af
van het op 18 september 2012 vastgestelde kaderrichtsnoer
met betrekking tot de balancering van elektriciteit (zie NTE
2012, nr. 5). Op grond van art. 6, achtste lid, van Verordening (EG) 714/2009 kan het ENTSB-E de netcode op deze
punten wijzigen. Het Agentschap verwacht dat het ENTSBE de netcode op korte termijn kan wijzigen en dat dit niet
zal leiden tot een significante vertraging in het vaststellingsproces van deze netcode. Na wijziging zal de netcode opnieuw worden voorgelegd aan het Agentschap. Daaropvolgend zal de netcode ter beoordeling worden toegezonden
aan de Commissie.
Elektriciteit: Network Code on Forward Capacity
Allocation
Nadat het ENTSB-E op 22 januari 2014 had gereageerd op
het met redenen omklede advies van het Agentschap over
de bovenstaande Europese netcode (zie NTE 2014, nr. 1),
heeft het ENTSB-E de netcode op grond van art. 6, achtste
lid, van Verordening (EG) 714/2009 aangepast en op 3 april
2014 opnieuw ter beoordeling toegezonden aan het Agentschap. De netcode moet gaan voorzien in gemeenschappelijke regels met betrekking tot voorwaartse capaciteitsallocatie
en het bepalen van capaciteitsvolumes tussen veilinggebieden. De aangepaste netcode is gepubliceerd op www.entsoe.eu. Op 22 mei 2014 heeft het Agentschap daaropvolgend op grond van art. 6, negende lid, van Verordening (EG)
714/2009 een aanbeveling gedaan aan de Commissie strekkende tot verschillende ingrijpende wijzigingen en vervolgens tot goedkeuring van deze netcode. De aanbeveling is
gepubliceerd op www.acer.europa.eu.
Elektriciteit: Draft Network Code on High
Voltage Direct Current Connections and
DC-connected Power Park Modules
Nadat het ENTSB-E op 7 november 2013 een openbare consultatie was gestart over het concept voor de bovenstaande
Europese netcode (zie NTE 2013, nr. 5/6), heeft het ENTSBE op 30 april 2014 op grond van art. 6, zesde lid, van Verordening (EG) 714/2009 een conceptversie van de netcode
vastgesteld en toegezonden aan het Agentschap. De conceptnetcode bevat gemeenschappelijke regels omtrent gelijkstroomaansluitingen tussen lidstaten en op gelijkstroom
aangesloten elektriciteitsinstallaties, zoals windparken.
Het is niet gebruikelijk dat het ENTSB-E een conceptversie van de netcode aan het Agentschap stuurt. Het Agentschap zal op grond van art. 6, zevende lid, van Verordening
(EG) 714/2009 binnen drie maanden na toezending een met
redenen omkleed advies uitbrengen over deze conceptnetcode. Daaropvolgend zal de conceptversie van de netcode
naar aanleiding van het advies van het Agentschap door het
ENTSB-E worden aangepast. Het ENTSB-E zal vervolgens
een definitieve versie van de netcode vaststellen en ter beoordeling toesturen aan het Agentschap. De conceptnetcode
is gepubliceerd op www.entsoe.eu.
Gas: Network Code on Gas Balancing of
Transmission Networks (PbEU 2014, L91/15)
Nadat het Agentschap op 25 maart 2013 een aanbeveling
had gedaan aan de Commissie strekkende tot goedkeuring van bovengenoemde Europese netcode (zie NTE 2013,
nr. 2), heeft de Commissie deze netcode op 26 maart 2014
Nederlands Tijdschrift voor Energierecht
Nr. 2 juli 2014
18-7-2014 17:02:34
Wet- en regelgeving

vastgesteld bij ‘Verordening (EU) nr. 312/2014 tot vaststelling van een netcode inzake gasbalancering van transmissienetten’ (hierna: Verordening (EU) 312/2014). Verordening (EU) 312/2014 bevat balanceringsregels voor gas.
Deze regels omvatten voorschriften voor nominatieprocedures, onbalansheffingen, vereffeningsprocedures in verband
met dagelijkse onbalansheffingen en operationele balancering tussen netten van transmissiesysteembeheerders. Verordening (EU) 312/2014 is van toepassing op balanceringszones binnen de grenzen van de Europese Unie. De rechten en
plichten die uit deze verordening voortvloeien gelden alleen
voor netgebruikers die een wettelijk bindende transportovereenkomst of een andere overeenkomst hebben gesloten
op grond waarvan zij zogenoemde handelsberichten kunnen
versturen. Hoofdstuk I van Verordening (EU) 312/2014 bevat algemene bepalingen. In Hoofdstuk II wordt ingegaan
op het balanceringssysteem. Blijkens art. 4 is het uitgangspunt van Verordening (EU) 312/2014 dat netgebruikers zelf
verantwoordelijk zijn om hun balanceringsportfolio’s op een
zo efficiënt mogelijke manier in balans te brengen. Op deze
wijze wordt de noodzaak tot het nemen van balanceringsacties door de transmissiesysteembeheerder tot een minimum
beperkt. De overdracht van gas tussen twee balanceringsportfolio’s en binnen één balanceringszone geschiedt door
het verzenden van handelsberichten voor verkoop en inkoop van gas aan de transmissiesysteembeheerder. De handelsberichten bevatten blijkens art. 5 in elk geval informatie over (i) de gasdag waarvoor gas wordt overgedragen, (ii)
de identificatie van de balanceringsportfolio’s, (iii) de vermelding of gas wordt verkocht of ingekocht en (iv) de berichthoeveelheid gas in kWh per dag of in kWh per uur. De
transmissiesysteembeheerder kan de berichthoeveelheden
vervolgens toe- of afwijzen. Hoofdstuk III bevat bepalingen omtrent operationele balanceringen. Op grond van deze
bepalingen onderneemt de transmissiesysteembeheerder alleen balanceringsacties met het doel om het transmissienet
binnen de operationele grenzen te houden en/of om een leidingbufferpositie te bereiken aan het einde van de dag. Voor
deze balanceringsacties kan de transmissiesysteembeheerder gestandaardiseerde kortetermijnproducten kopen of verkopen op een handelsplatform (i.e. een gasbeurs), of, indien
het kopen of verkopen van kortetermijnproducten niet toereikend is, balanceringsdiensten aanschaffen. Hoofdstuk IV
van Verordening (EU) 312/2014 bevat algemene bepalingen
over nominaties en hernominaties, de toepasselijke procedures alsmede de gronden op basis waarvan de transmissiesysteembeheerder nominaties of hernominaties kan afwijzen. Hoofdstuk V behandelt dagelijkse onbalansheffingen.
De netcode gaat uit van dagbalancering. De methode voor
het berekenen van de dagelijkse onbalansheffing wordt opgesteld door de transmissiesysteembeheerder en goedgekeurd door de nationale regulerende instantie. Hoofdstuk VI
van Verordening (EU) 312/2014 ziet op binnen-de-dag-verplichtingen. Binnen-de-dag-verplichtingen mogen alleen
worden toegepast om de systeemintegriteit van het transmissienet te waarborgen en om balanceringsacties tot een minimum te beperken. In Hoofdstuk VII wordt ingegaan op neutraliteitsovereenkomsten. Met deze overeenkomsten wordt
geregeld dat de transmissiesysteembeheerder met de uitvoering van de taken in Verordening (EU) 312/2014 geen
winst of verlies maakt. Hoofdstuk VIII bevat verschillende informatieverplichtingen die hoofdzakelijk rusten op de
transmissiesysteembeheerder en in mindere mate op distriNr. 2 juli 2014
ER2014_02.indb 3
butiesysteembeheerders. Hoofdstuk IX gaat in op de voorwaarden voor leidingsbufferflexibiliteitsdiensten die kunnen
worden aangeboden door de transmissiesysteembeheerder.
Hoofdstuk X bevat voorlopige maatregelen die de transmissiesysteembeheerder kan nemen met het oog op het bevorderen van de liquiditeit van de groothandelsmarkt voor gas.
In Hoofdstuk XI zijn de slot- en overgangsbepalingen geregeld. Verordening (EU) 312/2014 is op 27 maart 2014 in het
publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd (PbEU
2014, L91/15) en op 16 april 2014 in werking getreden.
Gas: Framework Guidelines on Rules regarding
Harmonised Transmission Tariff Structures for
Gas
Nadat het Agentschap op 29 november 2013 het kaderrichtsnoer inzake de harmonisering van tariefstructuren voor
gastransmissiesystemen had vastgesteld (zie NTE 2013, nr.
5/6), heeft het Agentschap op 1 april 2014 een document gepubliceerd ter rechtvaardiging van de beleidsmatige keuzes die zij heeft gemaakt bij het opstellen van het kaderrichtsnoer. Het Agentschap gaat daarmee verder dan waartoe zij
op grond van art. 10, derde lid, van Verordening (EG) nr.
713/2009 tot oprichting van een Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators wettelijk verplicht is, i.e.
het aangeven op welke wijze met opmerkingen van marktpartijen rekening is gehouden bij de totstandkoming van kaderrichtsnoeren. Het is de eerste keer dat het Agentschap de
beleidsmatige keuzes die zij heeft gemaakt op deze wijze
toelicht en rechtvaardigt. Het document is gepubliceerd op
www.acer.europa.eu.
Gas: preliminary scoping document on potential
Framework Guidelines on Rules for Trading
Het Agentschap is op 14 april 2014 een openbare consultatie gestart over de reikwijdte en de wenselijkheid van een
kaderrichtsnoer op het gebied van het verhandelen van primaire rechten op gascapaciteit. Met de consultatie tracht het
Agentschap te vernemen of (i) de onderwerpen die zij in het
kaderrichtsnoer wenst te regelen de juiste zijn en (ii) marktpartijen het wenselijk achten dat deze onderwerpen worden
geregeld in een kaderrichtsnoer. Aan de hand van de reacties
op de consultatie zal het Agentschap vervolgens beslissen of
zij zal overgaan tot het ontwikkelen van het kaderrichtsnoer
en welke onderwerpen daarin zullen worden behandeld. De
consultatie is gesloten op 20 mei 2014. Het consultatiedocument is gepubliceerd op www.acer.europa.eu.
Gas: Network Code on Capacity Allocation
Mechanisms (PbEU 2013, L273/5)
De Commissie heeft de bovenstaande Europese netcode op 14 oktober 2013 vastgesteld bij ‘Verordening (EU)
Nr. 984/2013 tot vaststelling van een netcode met betrekking tot capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen en tot aanvulling van Verordening (EG) nr.
715/2009 van het Europees Parlement en de Raad’ (hierna: Verordening (EU) 984/2013) (zie NTE 2013, nr. 5/6).
Verordening (EU) 984/2013 is op 4 november 2013 in
werking getreden. Op grond van art. 27, eerste lid, van
Verordening (EU) 984/2013 passen de transmissiesysteembeheerders deze verordening toe door capaciteit aan
te bieden via één of een beperkt aantal web-gebaseerd(e)
capaciteitsboekingsplatform(s). Op grond van art. 27, derde lid, van Verordening (EU) 984/2013 is het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders voor gas (hierna:
Nederlands Tijdschrift voor Energierecht
91
18-7-2014 17:02:35
Wet- en regelgeving

ENTSB-G) op 19 mei 2014 een openbare consultatie gestart
om de marktbehoeften voor capaciteitsboekingsplatforms te
peilen. De consultatie is gesloten op 30 juni 2014.
Verder is het ENTSB-G, nadat het Agentschap op 3 december 2013 een richtsnoer strekkende tot wijziging van bovenstaande netcode had gestuurd aan het ENTSB-G (zie NTE
2013, nr. 5/6), op 30 mei 2014 een openbare consultatie gestart over het toevoegen van bepalingen aan deze netcode met betrekking tot het identificeren, aanbieden en toewijzen van incrementele en nieuwe capaciteit op bestaande en/
of nieuwe interconnectiepunten. De consultatie sluit op 30
juli 2014. De consultatiedocumenten voor beide consultaties
zijn te raadplegen op www.entsog.eu.
Gas: Initial draft Network Code on Harmonised
Transmission Tariff Structures for Gas
Nadat het Agentschap op 29 november 2013 het kaderrichtsnoer betreffende regels omtrent harmonisering van transmissiesysteemtariefstructuren voor gas had vastgesteld (zie
NTE 2013, nr. 5/6), is het ENTSB-G op 30 mei 2014 – tegelijk met de hierboven genoemde consultatie over aanpassing van de Europese netcode met betrekking tot capaciteitstoewijzingsmechanismen in gastransmissiesystemen – een
openbare consultatie gestart over een ontwerp voor de Europese netcode betreffende regels voor de harmonisering van
transmissiesysteemtariefstructuren voor gas. Met deze netcode zal worden beoogd om de regels inzake tariefstructuren
voor gastransmissiesystemen te harmoniseren. De consultatie sluit op 30 juli 2014. Het consultatiedocument is gepubliceerd op www.entsog.eu.
Elektriciteit en gas: prioriteitenlijst voor de
ontwikkeling van Europese netcodes en
richtsnoeren
Op grond van art. 6, eerste lid, van Verordening (EG)
714/2009 en Verordening (EG) nr. 715/2009 betreffende de
voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten dient de Commissie – na raadpleging van het Agentschap, het ENTSB-E, het ENTSB-G en andere betrokken
belanghebbende partijen – jaarlijks een prioriteitenlijst vast
te stellen ten aanzien van de relevante terreinen voor de
ontwikkeling van Europese netcodes en richtsnoeren. De
Commissie is op 26 februari 2014 een openbare consultatie gestart over de vaststelling van de prioriteitenlijst voor
de ontwikkeling van Europese netcodes en richtsnoeren
voor 2015. Op het gebied van elektriciteit geeft de Commissie aan te verwachten dat in 2014 de volgende Europese netcodes zullen worden aangenomen: (i) de netcode betreffende capaciteitsallocatie en congestiebeheer (zie NTE
2014, nr. 1); (ii) de netcode betreffende aansluitvoorwaarden voor producenten (zie NTE 2013, nr. 2); (iii) de netcode
betreffende aansluitvoorwaarden op het distributienetwerk
(zie NTE 2013, nr. 2); (iv) de netcode omtrent de operationele veiligheid van elektriciteitsnetten (zie NTE 2013, nr.
5/6); en (v) de netcode inzake operationele planning en regeling (zie NTE 2013, nr. 5/6). Voor 2015 zal worden gefocust op het ontwikkelen en vaststellen van (i) voorschriften
voor netaansluitingen, waaronder de netcode betreffende gelijkstroomaansluitingen en op gelijkstroom aangesloten elektriciteitsinstallaties (zie hiervoor), (ii) operationele
voorschriften,waaronder de netcode betreffende frequentievermogensregeling en vermogensreserve (zie NTE 2013,
nr. 4), (iii) voorschriften inzake operationele procedures in
noodgevallen, (iv) voorschriften inzake balancering, waar92
ER2014_02.indb 4
onder de netcode inzake balancering (zie NTE 2013, nr.
5/6), (v) voorschriften voor capaciteitstoewijzing, waaronder de netcode met betrekking tot voorwaartse capaciteitsallocatie (zie hiervoor), en (vi) voorschriften inzake geharmoniseerde transmissietariefstructuren. Op het gebied
van gas geeft de Commissie aan dat zij verwacht dat, naast
de hiervoor beschreven Europese netcode omtrent gasbalancering van transmissienetten, in 2014 de Europese netcode betreffende regels omtrent interoperabiliteit en gegevensuitwisseling zal worden vastgesteld (zie NTE 2014, nr.
1). Voor 2015 zal de nadruk komen te liggen op het ontwikkelen en vaststellen van (i) de netcode met betrekking tot
gemeenschappelijke regels voor transmissiesysteemtariefstructuren (zie NTE 2013, nr. 5/6); (ii) de wijzigingen in de
netcode met betrekking tot capaciteitstoewijzingsmechanismen (zie hiervoor); en (iii) voorschriften voor de handel in
gas in verband met technische en operationele verstrekking
van diensten voor nettoegang en systeembalancering, waaronder het ontwikkelen van een eventueel kaderrichtsnoer
op het gebied van het verhandelen van primaire rechten
op gascapaciteit (zie hiervoor). De consultatie is op 9 mei
2014 gesloten. Het consultatiedocument is gepubliceerd op
www.ec.europa.eu.
Nederland
Stimulering duurzame energieproductie
(Kamerstukken II 2013/14, 31 239)
Op 19 maart 2014 heeft de Minister van Economische Zaken (hierna: de Minister) de ‘Regeling vaststelling definitieve correcties duurzame energieproductie 2013’ vastgesteld
en op 24 maart 2014 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt.
2014, nr. 8281). Met deze regeling wordt uitvoering gegeven aan artt. 14, vijfde lid, 22, vijfde lid, 31, vierde lid en
47, vierde lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (hierna: Besluit SDE). De regeling stelt voor verschillende categorieën productie-installaties voor hernieuwbare energie waaraan subsidie is toegekend, de definitieve
correctiebedragen ten behoeve van de berekening van de
subsidiebedragen vast voor het jaar 2013. De regeling is op
25 maart 2014 in werking getreden.
Daarnaast heeft de Minister op 30 maart 2014 een regeling
tot wijziging van de ‘Subsidieregeling energie en innovatie’ en de ‘Tijdelijke regeling openstelling subsidieplafonds
EZ 2014’ vastgesteld en op 1 april 2014 in de Staatscourant
gepubliceerd (Stcrt. 2014, nr. 8824). Het gaat om de eerste tranche van wijzigingen in de ‘Subsidieregeling energie en innovatie’ in verband met de zogenoemde ‘Topsector
energieprojecten 2014’. De wijzigingsregeling voegt subsidiemogelijkheden toe aan de ‘Subsidieregeling energie en
innovatie’ voor energiebesparingsprojecten in industrie, PVprojecten en haalbaarheidsstudies in het kader van wind op
zee. De wijzigingen in de ‘Tijdelijke regeling openstelling
subsidieplafonds EZ 2014’ houden verband met deze toevoegingen en stellen verder de opstellingsperiode en het
subsidieplafond voor 2014 vast. De wijzigingsregeling is op
2 april 2014 in werking getreden. Op 16 juni 2014 heeft de
Minister vervolgens een tweede regeling tot wijziging van
de ‘Subsidieregeling energie en innovatie’ en de ‘Tijdelijke
regeling openstelling subsidieplafonds EZ 2014’ vastgesteld.
De wijzigingsregeling is op 18 juni 2014 in de Staatscourant
gepubliceerd (Stcrt. 2014, nr. 16786). Deze wijzigingen vormen de tweede tranche van wijzigingen in de ‘Subsidieregeling energie en innovatie’. Deze wijzigingsregeling voegt
Nederlands Tijdschrift voor Energierecht
Nr. 2 juli 2014
18-7-2014 17:02:35
Wet- en regelgeving

subsidiemogelijkheden toe aan de ‘Subsidieregeling energie en innovatie’ voor demonstratieprojecten op het gebied
van energie-innovatie en voor binnen de ‘Topsector energie
2014’ gedefinieerde programma’s voor systeemintegratie,
gemeenschappelijke projecten voor energiebesparing in industrie, gemeenschappelijke projecten voor wind op zee en
smart grids. Ook hier houden de wijzigingen in de ‘Tijdelijke regeling openstelling subsidieplafonds EZ 2014’ verband
met deze toevoegingen en wordt de opstellingsperiode en
het subsidieplafond voor 2014 vastgesteld. Deze wijzigingsregeling is op 1 juli 2014 in werking getreden.
Verder is de Minister op 11 april 2014 een openbare consultatie gestart over een conceptbesluit strekkende tot wijziging van het Besluit SDE (www.internetconsultatie.nl/sde).
De wijzigingen in het conceptbesluit houden onder meer
verband met de afspraken in het Energieakkoord op basis
waarvan het aandeel duurzame energie dient te stijgen tot
14% in 2020 en 16% in 2023. De voorgestelde wijzigingen
maken het ten eerste mogelijk dat voor het verkrijgen van
subsidies voor windparken op zee rekening wordt gehouden
met (i) de opschaling van het aantal windparken in de komende jaren en (ii) het toekomstige wettelijke kader zoals
opgenomen in conceptwetsvoorstel voor de Wet windenergie op zee (zie over het conceptwetsvoorstel NTE 2014, nr.
1). Ten tweede bevat het conceptbesluit verschillende wijzigingen om bij- en meestook in kolencentrales te stimuleren. Ten derde voorzien de wijzigingen in de mogelijkheid
dat Nederland bij het bereiken van haar duurzame energiedoelstellingen samenwerkingsverbanden aan kan gaan met
andere lidstaten. Ten vierde voorziet het conceptbesluit in
de mogelijkheid om overtollige productie van hernieuwbare
energie mee te nemen naar toekomstige jaren waarin sprake
is van onbenutte productie. Het conceptbesluit bevat verder
verschillende wijzigingen die de uitvoering van het Besluit
SDE moeten verbeteren. Onder meer wordt voorgesteld om
(i) alle productiegegevens van alle soorten hernieuwbare
energie weer te geven in kWh en niet langer in Nm3 voor
gas of GJ voor warmte, (ii) bij aanvang van de subsidie rekening te houden met het feit dat de door de subsidie-aanvrager opgegeven startdatum voor subsidie in de praktijk
kan verschillen met de daadwerkelijke startdatum, (iii) de
termijn voor het indienen van een herhaalde subsidieaanvraag te verkorten van vijf naar drie jaar en (iv) de verslagtermijn over de doelmatigheid en effecten van het Besluit
SDE te verlengen van vier naar vijf jaar. De consultatie is
op 9 mei 2014 gesloten.
Voor een verdere inhoudelijke behandeling van de ontwikkelingen onder dit kamerstuknummer wordt verwezen naar
de rubriek ‘Actualiteiten en Signaleringen’ in dit tijdschrift.
Wijziging van de Wet implementatie EUrichtlijnen energie-efficiëntie, de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Warmtewet in
verband met de implementatie van richtlijn
2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie
(Kamerstukken II 2013/14, 33 913)
Nadat de Minister de Eerste en Tweede Kamer bij brief
van 14 februari 2014 had geïnformeerd over de verwachte indieningsdatum van bovengenoemd wetsvoorstel (zie
NTE 2014, nr. 1), heeft de Minister dit wetsvoorstel op 7
april 2014 ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van ‘Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van Richtlijnen
Nr. 2 juli 2014
ER2014_02.indb 5
2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van
de Richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG’ (hierna: Richtlijn
2012/27/EU) en wijzigt in dat verband de ‘Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie’, de Elektriciteitswet 1998 (hierna: E-wet), de Gaswet en de Warmtewet. Het
wetsvoorstel verschilt slechts op een beperkt aantal vlakken van het conceptwetsvoorstel strekkende tot implementatie van Richtlijn 2012/27/EU dat de Minister op 26 september 2013 ter consultatie had gepubliceerd (zie NTE 2013,
nr. 3). Met name van belang is dat overtreding van de verplichting die het onderhavige wetsvoorstel toevoegt aan artt.
26ad en 26ae E-wet en 13d en 13e Gaswet, op grond waarvan de netbeheerder (of de aannemer) een kleinverbruiker
bij installatie van een slimme meetinrichting op niet-discriminerende wijze dient te informeren over de mogelijkheden
van die meetinrichting, gesanctioneerd kan worden met een
bestuurlijke boete. De vaste commissie voor Economische
Zaken heeft op 24 april 2014 in het verslag (nr. 5) een aantal
vragen over het wetsvoorstel gesteld aan de Minister. Bij afdoende beantwoording van de vragen acht de vaste commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende
voorbereid. De Minister heeft deze vragen op 21 mei 2014
beantwoord in de nota naar aanleiding van het verslag (nr.
6). Het wetsvoorstel is vervolgens op 10 juni 2014 aangenomen door de Tweede Kamer. Richtlijn 2012/27/EU diende
uiterlijk op 5 juni 2014 volledig te zijn geïmplementeerd in
Nederlandse wet- en regelgeving.
Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en
infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet)
(Kamerstukken I en II 2013/14, 32 127)
Nadat de vaste commissie voor Infrastructuur, Milieu en
Ruimtelijke Ordening op 28 november 2013 een aantal vragen had gesteld over het ontwerpbesluit strekkende tot wijziging van onder meer het ‘Besluit omgevingsrecht’, het
‘Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet’ en het ‘Bouwbesluit 2012’ in het kader van het permanent maken van de
‘Crisis- en herstelwet’ (hierna: Chw) (zie NTE 2014, nr. 1),
heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu (hierna: de
Minister van IM) de vragen van de vaste commissie op 8
april 2014 beantwoord. De vragen en antwoorden zijn opgenomen in een verslag van een schriftelijk overleg van diezelfde datum (nr. 189).
Verder heeft de Minister van IM, nadat hij op 25 november
2013 een aantal vragen van de vaste commissie van Infrastructuur en Milieu had beantwoord (zie NTE 2013, nr. 5/6),
op 13 mei 2014 de zevende tranche van het ‘Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet’ vastgesteld en op 15 mei 2014 in
het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2014, 168). Met de zevende tranche wordt een aantal ontwikkelingsgebieden, nieuwe
innovatieve projecten en ruimtelijke en infrastructurele projecten aangewezen. Voorts wordt bij wijze van experiment
gestart met een pilot om de reikwijdte van bestemmingsplannen uit te breiden. De zevende tranche van het ‘Besluit
uitvoering Crisis- en herstelwet’ is op 16 mei 2014 met terugwerkende kracht tot 15 mei 2014 in werking getreden.
Nadien, op 19 mei 2014, is het advies van de Raad van State over de zevende tranche van het ‘Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet’ in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt.
2014, nr. 14261).
Daarnaast heeft de Minister van IM op 2 juni 2014 een ontwerpbesluit tot wijziging van het ‘Besluit uitvoering Cri-
Nederlands Tijdschrift voor Energierecht
93
18-7-2014 17:02:35
Wet- en regelgeving

sis- en herstelwet’ aan de Tweede Kamer voorgelegd (nr.
197). Het ontwerpbesluit is eveneens op 2 juni 2014 in de
Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2014, nr. 14789). Het ontwerpbesluit bevat de zogenoemde negende tranche van het
‘Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet’. Met de negende tranche wordt een aantal ontwikkelingsgebieden en nieuwe innovatieve projecten als bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 1 en 2 en art. 1.1 Chw aangewezen. Voorts voegt het
ontwerpbesluit een nieuwe categorie toe aan de categorieën
van ruimtelijke en infrastructurele projecten in bijlage I van
de Chw. Het gaat om de categorie herstel, preventie en leefbaarheidsmaatregelen ten behoeve van het aardbevingengebied in Groningen.
Regels over het beschermen en benutten van
de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)
(Kamerstukken II 2013/14, 33 962)
Nadat de Minister van IM de Tweede Kamer op 15 januari 2014 had bericht dat het voorstel voor de Omgevingswet
waarschijnlijk nog in het voorjaar zou worden ingediend
(zie NTE 2014, nr. 1), hebben de Minister van IM, de Staatsecretaris van Economische Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, de Minister voor
Wonen en Rijksdienst, de Minister van Veiligheid en Justitie en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
dit wetsvoorstel op 16 juni 2014 aangeboden aan de Tweede Kamer. De Omgevingswet moet ervoor zorgen dat al het
omgevingsrecht wordt gebundeld in één wet met één samenhangend stelsel van planning, besluitvorming en procedures.
Als gevolg daarvan moet de wet zorgen voor betere mogelijkheden voor integraal beleid, een betere bruikbaarheid en
een vereenvoudiging van het omgevingsrecht. Art. 1.2 van
het wetsvoorstel stelt het toepassingsgebied van de Omgevingswet vast als de fysieke leefomgeving en de activiteiten
die gevolgen kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving.
De fysieke leefomgeving omvat in ieder geval (i) bouwwerken, (ii) infrastructuur, (iii) watersystemen, (iv) water, (v)
de bodem, (vi) de lucht, (vii) landschappen, (viii) natuur en
(ix) cultureel erfgoed. Als gevolgen voor de fysieke leefomgeving worden in ieder geval de gevolgen aangemerkt die
kunnen voortvloeien uit (i) het wijzigen van onderdelen van
de fysieke leefomgeving of het gebruik daarvan, (ii) het gebruik van natuurlijke hulpbronnen, (iii) activiteiten waardoor emissies, hinder of risico’s worden veroorzaakt en
(iv) het nalaten van activiteiten. Daarnaast vallen hieronder
ook (v) de gevolgen voor de mens, mits de mens wordt of
kan worden beïnvloed door of via onderdelen van de fysieke leefomgeving. Het voorstel voor de Omgevingswet bestaat uit 23 hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat algemene bepalingen. Hoofdstuk II gaat in op taken en bevoegdheden
van bestuursorganen. Hoofdstuk III gaat in op lange termijn
omgevingsvisies en programma’s met maatregelen voor bescherming, beheer, gebruik en ontwikkeling van de fysieke
leefomgeving. Hoofdstuk IV bevat algemene regels over activiteiten in de fysieke leefomgeving. Hoofdstuk V ziet op
zogenoemde omgevingsvergunningen en projectbesluiten.
De hoofdstukken zes tot en met acht zijn gereserveerd voor
de integratie van bepalingen over niet-plaatsgebonden handelingen die op dit moment nog zijn geregeld in de Wet milieubeheer en de Wet natuurbescherming. Hoofdstuk IX is
gereserveerd voor regels over grondverwerving, waaronder
de regels in de Wet voorkeursrecht gemeenten. Deze regels
worden op een later moment toegevoegd. Hoofdstuk X gaat
in op gedoogplichten voor grondeigenaren of rechthebbende
94
ER2014_02.indb 6
van onroerende zaken om bepaalde activiteiten op hun gebied te gedogen. Hoofdstuk XI is gereserveerd voor regelingen over onteigening en herverkaveling. In Hoofdstuk XII
zijn bepalingen over grondexploitatie opgenomen. Hoofdstuk XIII bevat bepalingen en bevoegdheden met een financieel karakter die bij de uitvoering van beleid kunnen worden ingezet. Hoofdstuk XIV is gereserveerd voor regels
over verhandelbare rechten. Deze regels worden op een later
moment toegevoegd. In Hoofdstuk XV zullen op een later
moment schaderegelingen worden opgenomen. Hoofdstuk
XVI bevat de procedurele bepalingen voor het aanwenden
van het instrumentarium uit het wetsvoorstel. In Hoofdstuk
XVII zijn bepalingen opgenomen over adviesorganen en andere adviseurs op het gebied van de fysieke leefomgeving.
Hoofdstuk XVIII bevat regels over de handhaving van het
wetsvoorstel. In Hoofdstuk IXX zijn bepalingen opgenomen over bevoegdheden van bestuursorganen in bijzondere omstandigheden die plotseling optreden en die tijdelijke
of permanente aantasting van de fysieke leefomgeving kunnen veroorzaken. Hoofdstuk XX gaat in op de regels over
de monitoring van en informatievoorziening over de fysieke leefomgeving. Hoofdstuk XXI is gereserveerd voor bepalingen over de openbaarheid van milieu-informatie. Hoofdstuk XXII is gereserveerd voor overgangsrecht. Hoofdstuk
XXIII bevat overige en slotbepalingen. De inwerkingtreding
van het wetsvoorstel zal worden geregeld via invoeringsregelgeving, waaronder de Invoeringswet Omgevingswet, een
invoeringsbesluit en een invoeringsregeling. Daarnaast zal
uitvoeringsregelgeving worden opgesteld. In de uitvoeringsregelgeving zullen de huidige algemene maatregelen van bestuur en ministeriele regelingen worden geclusterd op basis van de doelgroep waarvoor de regelgeving is bestemd.
De uitvoeringsregelgeving zal in elk geval bestaan uit een
‘Omgevingsbesluit’, een ‘Besluit kwaliteit leefomgeving’
en twee besluiten op het gebied van activiteiten in de fysieke leefomgeving.
Wijziging van de Wet milieubeheer en van de
wet van 28 maart 2013 tot wijziging van de
Crisis- en herstelwet en diverse andere wetten
in verband met het permanent maken van de
Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van
enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht (Stb. 2013, 144) in verband met het
doorvoeren van enkele noodzakelijke reparaties
en andere kleine wijzigingen (Kamerstukken II
2013/14, 33 919)
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (hierna: de
Staatssecretaris van IM) heeft bovengenoemd wetsvoorstel
op 11 april 2014 ingediend bij de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel brengt verschillende kleine wijzigingen en reparaties aan in de Wet Milieubeheer en de Chw. De wijzigingen
in de Wet Milieubeheer zijn zowel van technische als inhoudelijke aard. Met de wijzigingen in de Chw worden verschillende omissies hersteld die het gevolg zijn van het permanent maken van de Chw. Op 15 mei 2014 heeft de vaste
commissie voor Infrastructuur en Milieu vervolgens in het
verslag (nr. 5) een aantal vragen over dit wetsvoorstel gesteld. Bij afdoende beantwoording van deze vragen acht de
vaste commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Nederlands Tijdschrift voor Energierecht
Nr. 2 juli 2014
18-7-2014 17:02:36
Wet- en regelgeving

Wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998,
de Gaswet en de Warmtewet (wijzigingen samenhangend met het Energierapport 2011) (Stb.
2013, 573)
Nadat deze wet op 1 januari 2014 gedeeltelijk in werking
was getreden (zie NTE 2013, nr. 5/6), heeft de Minister bij
Koninklijk Besluit van 7 april 2014 vastgesteld dat een aantal bepalingen dat samenhangt met gaskwaliteit op 1 oktober 2014 in werking zal treden (Stb. 2014, 163). Deze bepalingen voeren wijzigingen door in artt. 10, 10a, 11 en 12a
Gaswet.
Verder heeft de vaste commissie voor Economische Zaken,
nadat de Minister in een schriftelijk overleg van 17 februari 2014 opheldering had gegeven over de uitvoerbaarheid
van de motie over de vrijstelling van energiebelasting voor
duurzaam opgewekte elektriciteit door verbruikers (zie NTE
2014, nr. 1), op 1 april 2014 opnieuw overleg gevoerd met
de Minister over de voornoemde motie. In het overleg heeft
de Minister opnieuw aangegeven dat verbruikers die duurzame energie opwekken alleen in aanmerking komen voor
vrijstelling van energiebelasting indien de opwek geschiedt
voor eigen rekening en risico. Het overleg is vastgelegd in
een verslag van een mondeling overleg van 6 mei 2014 (Kamerstukken I 2013/14, 33 493, nr. H).
Op 25 juni 2014 is de Minister een openbare consultatie gestart over het ontwerp voor de ministeriële ‘Regeling garanties van oorsprong voor energie uit hernieuwbare energiebronnen en HR-WKK-elektriciteit’ (zie www.
internetconsultatie.nl/mrgvo). Op grond van bovengenoemde wet wordt het systeem voor uitgifte van zogenoemde garanties van oorsprong in de E-wet gewijzigd per 1 januari
2015. De onderhavige conceptregeling strekt tot uitwerking
van dit nieuwe systeem en tot vervanging van de huidige
‘Regeling certificaten warmtekrachtkoppeling Elektriciteitswet 1998’, de ‘Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit’ en de ‘Regeling garanties van oorsprong
voor elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling’. De consultatie sluit op 23
juli 2014.
Wetgevingsagenda STROOM
STROOM staat voor stroomlijning, optimalisering en modernisering van de E-wet en Gaswet. Nadat de Minister op
20 januari 2014 een openbare consultatie was gestart over
een beleidsnota met daarin de contouren voor de algehele
herziening van de E-wet en Gaswet en de samenvoeging van
deze wetten in één integrale wet (zie NTE 2014, nr. 1), heeft
de Minister de Tweede Kamer bij brief van 25 april 2014
(Kamerstukken II 2013/14, 29 023, nr. 166) een beleidsbrief
STROOM, over de hiervoor genoemde wetswijziging, aangekondigd. Nadat de Minister de Tweede Kamer vervolgens
had laten weten dat deze beleidsbrief STROOM enige vertraging had opgelopen (Kamerstukken II 2013/14, 29 023,
nr. 168), heeft de Minister de betreffende beleidsbrief op
18 juni 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 31 510, nr. 47) aan
de Tweede Kamer gezonden. In de beleidsbrief gaat de Minister uitgebreid in op de algehele herziening van de E-wet
en Gaswet en de bevindingen naar aanleiding van de openbare consultatie over dit onderwerp. In de brief bevestigt
de Minister dat de voorgenomen hoofdstukindeling van de
wet als volgt zal luiden: productie, LNG en opslag, inrichtingen en taken netbeheerder, tariefregulering, handel, levering en consumentenbescherming, codes en toezicht. DaarNr. 2 juli 2014
ER2014_02.indb 7
mee volgt de wet grofweg de energieketen van productie,
opslag, transport, handel en levering. Voorts geeft de Minister aan dat het streven is om te komen tot één onderliggende algemene maatregel van bestuur en één ministeriële regeling met elk dezelfde indeling. De Minister gaat vervolgens
in op de belangrijkste inhoudelijke uitgangspunten en wijzigingen ten opzichte van de huidige wetgeving op het gebied van (i) de inrichting en de taken van de netbeheerder,
(ii) tariefregulering, (iii) consumentenbescherming en levering aan consumenten en (iv) technische codes. Opvallend
is onder meer dat de Minister heeft besloten om netbeheerders in het kader van de energietransitie tijdelijk extra taken
te geven, die nauwkeurig zullen worden afgebakend, zullen moeten worden uitgevoerd tegen gereguleerde tarieven
en waarvoor geen wettelijk monopolie aan de netbeheerder
zal worden toegekend. Ook heeft de Minister bevestigd dat
hij de wettelijke duur van de reguleringsperiodes zal verlengen. Een ander interessant punt is dat de Minister de problematiek rondom de keuze van een optimale aansluitlocatie
van grote afnemers in relatie tot de doorberekening van zogenoemde ‘diepe aansluitkosten’ ziet als een probleem van
ruimtelijke ordening en bijgevolg zal aanpakken in het kader
van een nieuw ‘Structuurschema Elektriciteitsvoorziening’.
Het is de verwachting dat het wetsvoorstel uiterlijk begin
2015 zal worden ingediend bij de Tweede Kamer. Het zou
dan mogelijk moeten zijn om het wetsvoorstel per 1 januari
2016 in werking te laten treden. In de brief gaat de Minister
vervolgens in op de randvoorwaarden en het reguleringskader voor het net op zee, waarbij TenneT zal worden aangewezen als de netbeheerder op zee. Voorts gaat de Minister ook in op het wetsvoorstel voor windenergie op zee (zie
over het concept voor dit wetsvoorstel NTE 2014, nr. 1). Het
is de verwachting dat het wetsvoorstel voor windenergie op
zee in de zomer van 2014 zal worden ingediend bij de Tweede Kamer.
Wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998
en de Gaswet ter verbetering van de werking
van de elektriciteits- en gasmarkt (Stb. 2011,
130), Wijziging van de Wet houdende wijziging
van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter
verbetering van de werking van de elektriciteitsen gasmarkt (Stb. 2011, 131), Wet implementatie
EG-richtlijnen energie-efficiëntie (Stb. 2011, 114)
en Wet tot wijziging van de Wet implementatie
EG-richtlijnen energie-efficiëntie (Stb. 2011, 115)
Nadat de Minister op 10 maart 2014 de Eerste en Tweede Kamer had geïnformeerd over de eindresultaten van de
kleinschalige uitrol van slimme meters en het ontwerpbesluit houdende wijziging van het ‘Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen’ ten behoeve van de grootschalige
uitrol van de slimme meter had voorgehangen bij beide kamers (zie NTE 2014, nr. 1), hebben de vaste commissies van
Economische Zaken van de Eerste en Tweede Kamer verschillende vragen gesteld over de grootschalige uitrol van
de slimme meter en over het ontwerpbesluit. Bij brief van
7 april 2014 heeft de Minister de eerste vragen van de vaste commissie voor Economische Zaken van de Tweede Kamer beantwoord. De vragen en antwoorden zijn opgenomen
in de lijst van vragen en antwoorden van 8 april 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 29 023, nr. 163). Vervolgens heeft de
Minister een tweede set vragen van diezelfde vaste commissie bij brief van 23 april 2014 beantwoord. Deze vragen en
Nederlands Tijdschrift voor Energierecht
95
18-7-2014 17:02:36
Wet- en regelgeving

antwoorden zijn opgenomen in een verslag van een schriftelijk overleg van 23 april 2014 (Kamerstukken II 2013/14, 29
023, nr. 165). In beide gevallen hadden de vragen betrekking
op operationele aspecten, veiligheids- en kostenaspecten,
energiebesparing en aanvullende (innovatieve) dienstverlening. Voorts heeft de Minister in het verslag van een schriftelijk overleg van 25 april 2014 (Kamerstukken I 2013/14,
29 023, nr. K) een aantal vragen beantwoord van de vaste commissie van Economische Zaken van de Eerste Kamer.
Deze vragen hadden onder andere betrekking op de wettelijke taken van de netbeheerder in relatie tot de uitrol van
de slimme meter. Voor een inhoudelijk beschrijving van het
ontwerpbesluit ten behoeve van de grootschalige uitrol van
de slimme meter wordt verwezen naar NTE 2014, nr. 1.
Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register
hernieuwbare energie vervoer) (Kamerstukken I
2013/14, 33 834)
Nadat de vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu op
14 februari 2014 in het verslag een aantal vragen had gesteld
over dit wetsvoorstel (zie NTE 2014, nr. 1), heeft de Staatssecretaris van IM deze vragen op 11 april 2014 (nr. 6) beantwoord in de nota naar aanleiding van het verslag. Ter informatie heeft de Staatssecretaris van IM de concepten voor
het ‘Besluit hernieuwbare energie vervoer 2015’ en de ‘Regeling hernieuwbare energie vervoer 2015’ aangehecht aan
de nota naar aanleiding van het verslag. De Staatssecretaris
van IM geeft verder aan dat het de bedoeling is dat het wetsvoorstel en de uitvoeringsregelgeving op 1 januari 2015 in
werking zullen treden. Eveneens op 11 april 2014 heeft de
Staatssecretaris van IM een nota van wijziging (nr. 7) aan de
Tweede Kamer gestuurd. De nota van wijziging herstelt verschillende onvolkomenheden in het wetsvoorstel. Vervolgens zijn in de periode 20 mei tot en met 3 juni 2014 verschillende (gewijzigde) amendementen (nrs. 8-14, 16 en 20)
en (gewijzigde) moties ingediend (nrs. 15, 17-19 en 21).
Verder heeft de Staatssecretaris van IM bij brief van 23 mei
2014 (nr. 22) aangegeven dat in het nieuwe systeem biobrandstoffen die in het buitenland zijn gebruikt voor de hernieuwbare energiedoelstelling niet ook in Nederland kunnen
worden ingezet. Bij brief van 3 juni 2014 (nr. 23) heeft de
Staatsecretaris van IM vervolgens gereageerd op het amendement met nr. 20. Daarin geeft de Staatssecretaris van IM
aan voornemens te zijn om begin 2015 met een algemene
maatregel van bestuur te komen op basis waarvan de Nederlandse emissieautoriteit een overzicht van verschillende gegevens met betrekking tot door inboekers ingeboekte vloeibare brandstof openbaar dient te maken. Op 3 juni 2014 is
gestemd over het wetsvoorstel, de amendementen en moties.
Het wetsvoorstel, de amendementen met nrs. 10 en 11 en de
moties met nrs. 10 en 17 zijn aangenomen. De motie met nr.
19 is aangehouden. Op basis van het amendement met nr. 10
kan de Nederlandse emissieautoriteit inboeking van bepaalde leveranciers weigeren. Het amendement met nr. 11 herstelt een wetstechnisch gebrek. De motie met nr. 15 regelt
dat het bovenstaande wetsvoorstel over twee jaar zal worden
geëvalueerd. De motie met nr. 17 roept de regering op om
nader onderzoek te doen naar eventuele obstakels om volledige transparantie van de brandstoffenmix te realiseren. Vervolgens is op 3 juni 2014 het gewijzigd voorstel van wet (nr.
A) naar de Eerste Kamer gestuurd. Het voorbereidend on96
ER2014_02.indb 8
derzoek vond op 1 juli 2014 plaats. Voor een inhoudelijke
bespreking van dit wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE
2014, nr. 1.
Wet houdende regels omtrent de levering van
warmte aan verbruikers (Stb. 2013, 325)
Deze wet is op 1 januari 2014 grotendeels in werking getreden (zie NTE 2013, nr. 4). De Minister is op 3 april 2014,
op basis van het nog niet in werking getreden art. 8, zesde lid, van deze wet, een openbare consultatie gestart over
een ontwerpbesluit strekkende tot wijziging van het ‘Meetinstrumentenbesluit I’ en het ‘Besluit op afstand uitleesbare
meetinrichtingen’ (www.internetconsultatie.nl/wijzigingsbesluitwarmtemeters). Op grond van art. 8, zesde lid, kunnen bij algemene maatregel van bestuur eisen worden gesteld aan meetinrichtingen voor warmte. De aanleiding voor
het wijzigingsbesluit is de toename van het aantal warmtemeters. Met de voorgestelde wijzigingen in het ‘Meetinstrumentenbesluit I’ is beoogd om warmtemeters voor huishoudelijk, commercieel en licht industrieel gebruik onder
meters met een meettaak voor specifieke toepassingen te laten vallen. Meters met een meettaak voor specifieke toepassingen moeten voldoen aan de eisen die voortvloeien
uit Richtlijn 2004/22/EG (zie hiervoor). Met de voorgestelde aanpassingen in het ‘Besluit op afstand uitleesbare meetinrichtingen’ is beoogd nadere regels te stellen ten aanzien
van op afstand uitleesbare meetinrichtingen voor warmte.
Dergelijke meetinrichtingen voor warmte moeten ten minste in staat te zijn om (i) de actuele meterstand in GJ weer te
geven en (ii) deze gegevens op afstand te versturen aan de
warmteleverancier of de meterleverancier. Voorts worden eisen gestelde aan de beveiliging van deze meetinrichtingen.
De consultatie is op 1 mei 2014 gesloten.
Wijziging van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt en enige andere wetten in
verband met de stroomlijning van het door de
Autoriteit Consument en Markt te houden markttoezicht (Kamerstukken I 2013/14, 33 622)
Nadat de vaste commissie voor Economische Zaken van de
Eerste Kamer op 13 maart 2014 een aantal vragen had gesteld over dit wetsvoorstel (zie NTE 2014, nr. 1), heeft de
Minister deze vragen op 11 april 2014 beantwoord in de memorie van antwoord (nr. C). De vragen van de vaste commissie hadden onder meer betrekking op de voorgenomen
wijzigingen die dit wetsvoorstel doorvoert in de rechtsbescherming binnen de energiewetgeving voor representatieve organisaties. De Minister geeft aan dat het niet voor de
hand ligt dat representatieve organisaties per definitie worden aangemerkt als belanghebbenden indien sprake is van
beschikkingen die niet de gehele sector raken. Volgens de
Minister is het in deze gevallen logisch om aan te sluiten
bij het belanghebbende-begrip zoals dit voortvloeit uit art.
1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. De Minister acht
het waarschijnlijk dat de representatieve organisaties bij tariefbeschikkingen voldoen aan dit begrip. Materieel acht
de Minister de voorgestelde wijzigingen geen verslechtering voor de representatieve organisaties. Vervolgens heeft
de vaste commissie voor Economische Zaken van de Eerste Kamer op 19 mei 2014 opnieuw een aantal vragen over
dit wetsvoorstel gesteld aan de Minister in het nader voorlopig verslag (nr. D). Eveneens op 19 mei 2014 (nr. 22) heeft
de Minister de Tweede Kamer bij brief geïnformeerd over
de uitkomst van de consultatie over het ontwerp voor het
Nederlands Tijdschrift voor Energierecht
Nr. 2 juli 2014
18-7-2014 17:02:36
Wet- en regelgeving

‘Besluit doorberekening kosten ACM’ die de Minister op
10 maart 2014 was gestart (zie NTE 2014, nr. 1). De Minister heeft op 21 mei 2014 de vragen van de vaste commissie
voor Economische Zaken van de Eerste Kamer beantwoord
in de nadere memorie van antwoord (nr. E). Vervolgens
heeft de vaste commissie op 2 juni 2014 opnieuw een aantal
vragen gesteld over het wetsvoorstel in het verslag (nr. F).
De Minister heeft deze vragen op 6 juni 2014 beantwoord in
de nota naar aanleiding van het verslag (nr. G). De plenaire behandeling van dit wetsvoorstel vond plaats op 17 juni
2014. De Eerste Kamer heeft dit wetsvoorstel op 24 juni
2014 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. Voor
een inhoudelijk bespreking van dit wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2013, nr. 3.
Wet tot wijziging van de Boeken 6 en 7 van het
Burgerlijk Wetboek, de Wet handhaving consumentenbescherming en enige andere wetten
in verband met de implementatie van Richtlijn
2011/83/EU van het Europees Parlement en
de Raad van 25 oktober 2011 betreffende consumentenrechten, tot wijziging van Richtlijn
93/13/EEG van de Raad en van Richtlijn 199/44/
EG van het Europees Parlement en de Raad en
tot intrekking van Richtlijn 85/577/EEG en van
Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement
en de Raad (PbEU L 304/64) (Implementatiewet
richtlijn consumentenrechten) (Stb. 2014, 140)
Nadat het voorstel voor deze wet op 11 maart 2014 was aangenomen door de Eerste Kamer (zie NTE 2014, nr. 1), is
deze wet op 3 april 2014 in het Staatsblad gepubliceerd (Stb.
2014, 140). De wet wijzigt verschillende bepalingen in de
Boeken 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek die onder meer
relevant zijn voor leveringsovereenkomsten voor elektriciteit en gas en zorgt ervoor dat de Colportagewet wordt ingetrokken. Bovengenoemde wet is op 13 juni 2014 in werking
getreden. Voorts heeft de Minister van Veiligheid en Justitie de Eerste Kamer bij brief van 25 april 2014 (nr. G) geïnformeerd over zijn toezegging om een reparatiewetsvoorstel
in te dienen waarmee de betekenis van sommige artikelen in
de Boeken 6 en 7 van het Burgerlijk Wetboek in het kader
van het leerstuk van de vertegenwoordiging en zogenoemde
streaming-overeenkomsten wordt verduidelijkt. Het wetsvoorstel voor deze reparatiewet is thans voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Voor een inhoudelijke bespreking van het wetsvoorstel voor bovengenoemde wet wordt
verwezen naar NTE 2013, nr. 2.
Regelgeving
Elektriciteit: codewijzigingsvoorstel
kabelverliezen Norned-kabel (wijziging Netcode
Elektriciteit)
Nadat de gezamenlijke netbeheerders op 25 september 2013
een voorstel aan de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) hadden gezonden strekkende tot wijziging van de
Netcode Elektriciteit, hebben de gezamenlijke netbeheerders dit codewijzigingsvoorstel op 7 maart 2014 aangevuld.
Op basis van het codewijzigingsvoorstel zal in art. 5.6.19.5a
van de Netcode Elektriciteit worden opgenomen dat TenneT,
als beheerder van het landelijk hoogspanningsnet, elektriciteit dient in te kopen op elektriciteitsbeurzen ter compenNr. 2 juli 2014
ER2014_02.indb 9
satie van de kabelverliezen van de Nordned-kabel. Het codewijzigingsvoorstel is op 19 maart 2014 gepubliceerd op
www.acm.nl.
Elektriciteit: codewijziging aardingsvoorzieningen voor aansluitingen groter dan
3x80A (wijziging Netcode Elektriciteit)
Nadat ACM op 16 januari 2014 mededeling had gedaan
in de Staatscourant van het daartoe strekkende codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders (zie NTE
2014, nr. 1), heeft ACM op 26 maart 2014 een besluit genomen (met kenmerk ACM/DJZ/2014/201669) tot wijziging
van de Netcode Elektriciteit. Van dit besluit heeft ACM op
3 april 2014 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt.
2014, nr. 9619). Inhoudelijk is het codewijzigingsbesluit
niet gewijzigd ten opzichte van het codewijzigingsvoorstel.
Als gevolg van de codewijziging wordt in art. 2.2.1.3a van
de Netcode Elektriciteit opgenomen dat de netbeheerder bij
laagspanningsaansluitingen met een doorlaatwaarde groter
dan 3x80A altijd een aardingsvoorziening dient te leveren.
Het codewijzigingsbesluit is op 4 april 2014 in werking getreden en is gepubliceerd op www.acm.nl.
Elektriciteit: codewijzigingsvoorstel inzake de
uniformering van schakeltijden (Informatiecode
Elektriciteit en Gas)
Nadat ACM de gezamenlijke netbeheerders op 28 juni 2013
opdracht had gegeven om de Informatiecode Elektriciteit en Gas te wijzigen met het oog op de uniformering van
de schakeltijden voor elektriciteit tussen hoog en laag tarief (zie NTE 2013, nr. 5/6), heeft ACM de Vereniging Nederlandse Energie Data Uitwisseling (hierna: NEDU) bij
brief van 13 november 2013 verzocht om haar visie te geven omtrent de uniformering van de schakeltijden. NEDU
heeft ACM vervolgens bij brief van 8 januari 2014 geïnformeerd dat zij de uniformering van schakeltijden niet opportuun acht vanwege (i) de nivellering van hoog- en laagtarieven, (ii) de uitrol van slimme meters en de mogelijkheden
van zogenoemde time-of-use producten bij slimme meters
en (iii) de maatschappelijke kosten van de voorgenomen
uniformering. Bij brief van 1 mei 2014 heeft ACM aangegeven dat zij het om voornoemde redenen niet opportuun acht
de schakeltijden voor elektriciteit tussen hoog en laag tarief
te uniformeren. Daarmee is de wijziging van de Informatiecode Elektriciteit en Gas van de baan. De hiervoor genoemde brieven zijn gepubliceerd op www.acm.nl.
Elektriciteit: codewijzigingsvoorstel inzake
flow-based marktkoppeling CWE-regio
(wijziging Netcode Elektriciteit)
Nadat de gezamenlijke netbeheerders op 25 september 2013
een voorstel hadden gedaan strekkende tot wijziging van de
Netcode Elektriciteit met het oog op een zogenoemde flowbased marktkoppeling tussen Nederland en Duitsland en
Nederland en België (zie NTE 2013, nr. 5/6), is ACM samen
met andere toezichthouders uit Centraal West Europa (hierna: CWE) op 2 juni 2014 een openbare consultatie gestart
over de randvoorwaarden voor flow-based marktkoppeling
in de CWE-regio. Met de flow-based marktkoppeling zal de
toewijzing van transportcapaciteit voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit worden verbeterd. De consultatie is
op 30 juni 2014 gesloten. Het consultatiedocument is gepubliceerd op www.acm.nl.
Nederlands Tijdschrift voor Energierecht
97
18-7-2014 17:02:37
Wet- en regelgeving

Gas: codewijzigingsvoorstel Aansluitpunt Gas –
LNB (wijziging Aansluitvoorwaarden Gas – LNB)
Op grond van art. 10, zesde lid, onderdeel b, Gaswet heeft
de netbeheerder van het landelijk gastransportnet sinds 1
april 2013 tot taak ‘een ieder die verzoekt om een aansluitpunt ten behoeve van een aansluiting die een doorlaatwaarde heeft groter dan 40 m3(n) per uur te voorzien van een
aansluitpunt op het dichtstbijzijnde punt van het gastransportnet met een voor die aansluiting geschikte druk en voldoende capaciteit’. Als gevolg van dit artikel valt het aanleggen van het resterende deel van de aansluiting na het
aansluitpunt sinds 1 april 2013 in het vrije domein. De gezamenlijke netbeheerders hebben met het oog hierop reeds op
28 november 2012 een codewijzigingsvoorstel ingediend bij
ACM. In dit codewijzigingsvoorstel wordt voorgesteld om
nieuwe aansluit- en meetvoorwaarden te laten gelden voor
dit type aansluiting, te weten de ‘Aansluitvoorwaarden Gas
– LNB – Aansluitpunt’ en de ‘Meetvoorwaarden Gas – LNB
– Meting door aangeslotene’. Voor aansluitingen die zijn gerealiseerd voor 1 april 2013 blijven de ‘Aansluitvoorwaarden Gas – LNB’ van toepassing, maar duidelijkheidshalve wordt voorgesteld om de naam van deze code te wijzigen
in ‘Aansluitvoorwaarden Gas – LNB – Aansluiting aangelegd door GTS’. ACM heeft de gezamenlijke netbeheerders
op 27 juni 2013 verzocht om het codewijzigingsvoorstel aan
te passen. Bij brief van 23 juli 2013 hebben de gezamenlijke
netbeheerders ACM echter laten weten dat zij daartoe geen
aanleiding zien. ACM ziet evenwel nog steeds punten waarop het codewijzigingsvoorstel in strijd is met belangen als
genoemd in art. 12f Gaswet en heeft daarom bij brief van 22
april 2014 de gezamenlijke netbeheerders opgedragen het
bovenstaande codewijzigingsvoorstel binnen vier werken
aan te passen. Alle hiervoor genoemde stukken zijn gepubliceerd op www.acm.nl.
Gas: terinzagelegging ontwerpbesluit Invoedvoorwaarden Gas - LNB (wijziging Begrippenlijst
Gas en Aansluitvoorwaarden Gas – LNB)
ACM heeft op 28 maart 2014 mededeling gedaan in de
Staatscourant van de terinzagelegging van een ontwerpbesluit strekkende tot vaststelling van nieuwe technische voorwaarden gas met betrekking tot de invoeding van gas op het
landelijk gastransportnet alsmede tot wijziging van de Begrippenlijst Gas en de Aansluitvoorwaarden Gas – LNB
(Stcrt. 2014, nr. 8748). Het ontwerpbesluit is gebaseerd op
een codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders dat reeds dateert van 18 februari 2010 (zie NTE 2010,
nr. 1). Hoewel de invoedvoorwaarden voor gas op het landelijk gastransport gelijkenis vertonen met de onderwerpen die
zijn geregeld in de Aansluitvoorwaarden Gas – LNB, bleken
de inhoudelijke verschillen te groot om de invoedvoorwaarden op te nemen in de Aansluitvoorwaarden Gas – LNB.
Daarom is voorgesteld om de voorwaarden voor invoeding
van gas op het landelijk gastransportnet op te nemen in nieuwe technische voorwaarden, te weten de ‘Invoedvoorwaarden Gas – LNB’. In het codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders wordt de werkingssfeer van de
Invoedvoorwaarden Gas – LNB in art 1.1.1 als volgt omschreven: ‘De Invoedvoorwaarden Gas - LNB bevatten de
voorwaarden met betrekking tot de wijze waarop de invoeder en de netbeheerder van het landelijkgastransportnet de
invoedingsinstallatie en het landelijk gastransportnet technisch en operationeel compatibel laten zijn en blijven, zo98
ER2014_02.indb 10
danig dat de invoedingsinstallatie en het landelijk gastransportnetveilig aan elkaar verbonden zijn en blijven, en het
gas kan worden gemeten en op gecontroleerde wijze in het
landelijk gastransportnet kan worden ingevoed. Deze Invoedvoorwaarden Gas - LNB beogen de veiligheid, doelmatigheid en betrouwbaarheid van de invoedingsinstallatie
en het landelijkgastransportnet te waarborgen en het milieu
te ontzien’. ACM geeft in het ontwerpbesluit aan dat alleen
zal worden ingegaan op de voorwaarden voor invoedingsinstallaties. In het ontwerpbesluit wordt niet ingegaan op de
voorwaarden voor entry- en exitspecificaties, omdat deze
voorwaarden nauw samenhangen met de ‘Regeling gassamenstelling’. De Minister is op 17 december 2013 een openbare consultatie gestart over het concept voor deze regeling
(zie NTE 2013, nr. 5/6). Indien de ‘Regeling gassamenstelling’ niet voor 1 juli 2014 wordt vastgesteld, zal ACM alsnog separaat ingaan op de voorwaarden voor entry- en exitspecificaties. Zienswijzen op het ontwerpbesluit konden
worden ingediend tot 10 mei 2014. Het ontwerpbesluit is gepubliceerd op www.acm.nl.
Gas: codewijziging inzake de toerekening van
OV-exitcapaciteit aan regionale netbeheerders
voor netverliezen (wijziging Transportvoorwaarden Gas – LNB en Begrippenlijst Gas)
Op 4 april 2014 heeft ACM mededeling gedaan in de Staatscourant van een codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders strekkende tot wijziging van de Transportvoorwaarden Gas – LNB en de Begrippenlijst Gas (Stcrt.
2014, nr. 9486). Met de wijzigingen is beoogd een aantal
omissies omtrent het proces voor zogenoemde OV-exit contracten in combinatie met de verrekening van de netverliezen van regionale netbeheerders te herstellen in het codewijzigingsbesluit van 18 juli 2013 inzake de administratie
volumeherleiding en de beperking van netverliezen voor gas
(zie NTE 2013, nr. 3). Zienswijzen op het codewijzigingsvoorstel konden worden ingediend tot 3 mei 2014. Vervolgens heeft ACM op 28 mei 2014 een besluit genomen (met
kenmerk ACM/DE/2014/202977) tot wijziging van bovengenoemde codes. Van dit besluit heeft ACM op 6 juni 2014
mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2014, nr.
15798). Inhoudelijk is het besluit niet gewijzigd ten opzichte
van het codewijzigingsvoorstel. Het besluit is op 7 juni 2014
in werking getreden. Het codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders en het besluit van ACM zijn gepubliceerd op www.acm.nl.
Gas: besluit strekkende tot implementatie van
de Europese netcode inzake gasbalancering van
transmissienetten (wijziging Transportvoorwaarden Gas-LNB en Begrippenlijst Gas)
Nadat ACM op 3 oktober 2013 mededeling had gedaan
in de Staatscourant van de terinzagelegging van het daartoe strekkende ontwerpbesluit (zie NTE 2013, nr. 4), heeft
ACM op 17 april 2014 een besluit genomen (met kenmerk
ACM/DE/2014/202167) tot wijziging van de Transportvoorwaarden Gas-LNB en de Begrippenlijst Gas. Van dit besluit heeft ACM op 28 april 2014 mededeling gedaan in de
Staatscourant (Stcrt. 2014, nr. 11863). De wijzigingen houden met name verband met de implementatie van Verordening (EU) 312/2014 (zie hiervoor). Dit leidt tot ingrijpende
wijzigingen in de Transportvoorwaarden Gas-LNB. Ten eerste wordt de prikkelcomponent voor programmaverantwoordelijken geschrapt. Met deze prikkelcomponent werd be-
Nederlands Tijdschrift voor Energierecht
Nr. 2 juli 2014
18-7-2014 17:02:37
Wet- en regelgeving

oogd om onbalans te vermijden maar de component werd in
de praktijk niet gebruikt. Ten tweede komt de zogenoemde
call correction factor op grond waarvan GTS gas inkoopt op
de biedladder te vervallen. Als gevolg van Verordening (EU)
312/2014 zijn netgebruikers zelf verantwoordelijk voor de
balans van hun portfolio en dient GTS gas in te kopen op
gasbeurzen in plaats van op de biedladder. Ten derde wordt
de zogenoemde bèta component uit de dempingsformule
verwijderd. Deze bèta component kan worden aangemerkt
als een binnen-de-dag-verplichting die niet bijdraagt aan de
systeemintegriteit en daarom niet is toegestaan op grond van
Verordening (EU) 312/2014. Ten vierde wordt het mechanisme van assistentiegas verwijderd, omdat het mechanisme
in strijd is met art. 26, tweede lid, onder e, van Verordening
(EU) 312/2014. Ten vijfde wordt de biedladder vervangen
door het inkopen en verkopen van gas op gasbeurzen. Ten
zesde wordt een systeem van dagbalancering ingevoerd. Tot
slot wordt een aantal tekstuele wijzigingen doorgevoerd. Het
besluit is op 3 juni 2014 in werking getreden. (Abusievelijk
staat er in de mededeling in de Staatscourant vermeld dat het
besluit reeds op 29 april 2014 in werking zou zijn getreden.)
Het besluit is gepubliceerd op www.acm.nl.
kWmax van een aangeslotene opvraagt bij de netbeheerder,
(iv) de validatie van meetgegevens door de meetverantwoordelijke, (v) de uitfasering van de uitwisseling van EAN-codeboek gegevens middels een CD-ROM, (vi) het aanpassen van de termijn waarop de leverancier de aangeslotene
moet informeren over de voorgenomen eindelevering, (vii)
het verstrekken van gegevens over de meetinrichting door
de netbeheerder aan de meetverantwoordelijke, (viii) het reduceren van het aantal gegevens dat wordt opgenomen in
het aansluitingenregister voor slimme elektriciteitsmeters
en (ix) het schrappen van een overbodig geworden berekening voor gasverbruik. Daarnaast bevatten de voorgestelde
wijzigingen een aantal tekstuele verbeteringen in de Informatiecode Elektriciteit en Gas. De wijzigingen van de Allocatievoorwaarden Gas, de Begrippenlijst Gas en de Begrippenlijst Elektriciteit houden verband met de hierboven
opgesomde aanpassingen in de Informatiecode Elektriciteit
en Gas. Zienswijzen op het ontwerpbesluit konden tot 14
juni 2014 worden ingediend. Het ontwerpbesluit is gepubliceerd op www.acm.nl.
Elektriciteit en Gas: ACM Formulier geschilbeslechting energie
De Minister is op 16 mei 2014 een openbare consultatie gestart over het concept voor de ‘Boetebeleidsregel ACM
2014’ (www.internetconsultatie.nl/boetebeleidsregels_
acm_2014). Met het concept voor de ‘Boetebeleidsregel
ACM 2014’ is beoogd om de bestaande sectorale verschillen in de systematiek van boeteoplegging weg te nemen. De
conceptboetebeleidsregel onderscheidt drie verschillende
boetesystemen: (i) een systematiek voor overtredingen met
als basisboete een percentage van de betrokken omzet; (ii)
een systematiek voor overtredingen met als basisboete een
promillage van de totale omzet; en (iii) een systematiek voor
overtredingen met een wettelijk boetemaximum van EUR
450.000. Verder wordt in de conceptboetebeleidsregel voorgesteld om de aparte weging van de ernst van de overtreding door middel van het vaststellen van een ernstfactor los
te laten. Boeteoplegging op grond van de Aanbestedingswet
2012 is geregeld in een apart hoofdstuk en kent een eigen
boetesystematiek. Voorts wordt de reikwijdte van de conceptboetebeleidsregel uitgebreid tot alle wetgeving die onder de verantwoordelijkheid van de Minister (van Economische Zaken) valt. De maatregelen die de Minister bij brief
11 februari 2014 heeft aangekondigd ter verhoging van het
wettelijk boetemaximum zijn niet verwerkt in de conceptboetebeleidsregel (zie over deze maatregelen NTE 2014, nr.
1). Deze maatregelen zullen worden verwerkt wanneer het
daartoe strekkende wetsvoorstel van kracht is geworden. De
conceptboetebeleidsregel zal de ‘Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken voor het opleggen van bestuurlijke boetes door de ACM’ vervangen. De consultatie is
gesloten op 13 juni 2014.
Bij besluit van 26 maart 2014 heeft ACM een nieuw formulier voor het indienen van een aanvraag voor geschilbeslechting op grond van artt. 51 E-wet en 19 Gaswet vastgesteld.
Op basis van het besluit wordt het oude formulier voor het
indienen van een aanvraag voor geschilbeslechting dat dateert van 15 november 2011 ingetrokken (zie NTE 2011, nr.
5/6). Het besluit is op 2 april 2014 gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2014, nr. 9778) en is op 3 april 2014 in werking getreden. Het besluit en het geschilbeslechtingsformulier zijn eveneens gepubliceerd op www.acm.nl.
Elektriciteit en Gas: wijziging Regeling
kostenverhaal energie
De Minister heeft op 11 april 2014 de ‘Regeling kostenverhaal energie’ gewijzigd. Deze regeling bepaalt welke bedragen netbeheerders moeten betalen voor een aantal algemene
werkzaamheden die ACM verricht. De wijzigingsregeling
betreft de jaarlijkse aanpassing van deze bedragen. De wijzigingsregeling is op 14 april 2014 gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2014, nr. 9945) en is op 15 april 2014 in werking getreden.
Elektriciteit en Gas: terinzagelegging ontwerpbesluit sectorrelease 2014 en verbeterpunten
(wijziging Informatiecode Elektriciteit en Gas,
Allocatievoorwaarden Gas, Begrippenlijst Gas
en Begrippenlijst Elektriciteit)
Op 30 april 2014 heeft ACM mededeling gedaan in de
Staatscourant van de terinzagelegging van een ontwerpbesluit strekkende tot wijziging van bovengenoemde codes
(Stcrt. 2014, nr. 12216). Het ontwerpbesluit is gebaseerd op
een codewijzigingsvoorstel van de gezamenlijke netbeheerders en NEDU van 11 februari 2014. De voorgestelde wijzigingen in de Informatiecode Elektriciteit en Gas hebben
betrekking op (i) het bepalen van het jaarverbruik gas voor
telemetriegrootverbruikersaansluitingen door de netbeheerder, (ii) het toevoegen van controles van door de netbeheerder ontvangen en vastgestelde meterstanden, (iii) het schrappen van de mogelijkheid dat een leverancier de vastgestelde
Nr. 2 juli 2014
ER2014_02.indb 11
Elektriciteit en Gas: consultatie concept
Boetebeleidsregel ACM 2014
Nederlands Tijdschrift voor Energierecht
99
18-7-2014 17:02:37