overheveling jeugd-ggz - Koepel Wmo

Q&A stelselherziening jeugd:
overheveling jeugd-ggz
Datum
8 mei 2014 (versie 1.0)
Van
Telefoonummer
Tessa Koster & Djieuwke Verseput
033 – 460 8943 / 8961
Deze Q&A wordt voortdurend aangevuld met nieuwe informatie. Vragen en suggesties kunt
u sturen naar [email protected].
De Q&A vormt de basis voor de vulling van recent gelanceerde wetsite over financiering en
bekostiging van de ggz: http://financiering.ggznederland.nl
Inhoud
1. Toegang tot jeugd-ggz
2. Huisartsenzorg
3. Continuïteit van zorg bij overgang gemeente>nieuwe inkoper bij 18+
4. Continuïteit van zorg en infrastructuur
5. Financiering en bekostiging
6. Monitoring transitie en transformatie jeugd
7. Beleidsinformatie en verantwoording
8. Juridisch
9. Privacy
10. Acute psychiatrie/crisisdiensten
11. Overige vragen
Brancheorganisatie voor de geestelijke gezondheids- en verslavingszorg
Piet Mondriaanplein 25 • 3812 GZ Amersfoort • Postbus 830 • 3800 AV Amersfoort • T 033 460 89 00 • KVK 40483580
[email protected] • www.ggznederland.nl • IBAN: NL56 INGB 0687 2118 08 BIC: INGBNL2A • IBAN: NL08 ABNA 0408 3901 07 BIC: ABNANL2A
1. Toegang tot jeugd-ggz
1.
Vraag
Wie zijn voor de Jeugdwet de
rechtsgeldige verwijzers?
2.
Wat is de benodigde
deskundigheid bij de toegang
tot jeugdhulp waaronder jeugdggz?
4.
Heeft de gemeente invloed op
de verwijzing van bijv. de
huisarts?
Antwoord
Net als in het huidige stelsel zijn er twee
toegangspoorten naar jeugdhulp (en dus de jeugdggz): zowel via de gemeente als na verwijzing door
huisarts, medisch specialist en jeugdarts.
Gemeenten bepalen zelf hoe zij de toegangsfunctie
realiseren.
De strafrechter en de officier van justitie kunnen
zelfstandig jeugdhulp onderdeel laten uitmaken van
het vonnis of de strafbeschikking. Dit omvat mede de
jeugd-ggz. Het gaat hier om de tenuitvoerlegging van
een strafrechtelijke beslissing. Aan een vonnis van
een rechter moet uitvoering worden gegeven door de
gemeente. Voor die gevallen is voorzien in een
leveringsplicht. De beslissing van de rechter geldt
derhalve als een directe verwijzing.
Bij algemene maatregel van bestuur (amvb) worden
regels gesteld over minimaal benodigde beschikbare
deskundigheid in de toegang. In de concept-amvb is
vastgelegd dat minimaal de volgende deskundigheid
in de toegang is vereist:
a. van opgroei- en opvoedingsproblemen,
b. psychische problemen en stoornissen;
c. opvoedingssituaties waardoor jeugdigen mogelijk
in hun ontwikkeling worden bedreigd;
d. taal- en leerproblemen;
e. somatische aandoeningen;
f. lichamelijke of verstandelijke beperkingen; en
g. kindermishandeling en huiselijk geweld.
In de Jeugwet is geborgd dat de huisarts, medisch
specialist en jeugdarts mogen doorverwijzen naar
alle vormen van jeugdhulp. De toegang tot de
huisarts is altijd vrij. De gemeente kan die toegang
niet inperken. De gemeenten kunnen deze verwijzing
niet veranderen als deze in overeenstemming is met
de professionele standaarden en mogen niet op de
stoel van de arts gaan zitten.
Bij de doorverwijzing door een huisarts kan het
sociaal wijkteam (SWT) niet als tussenschakel
fungeren. Toestemming van het SWT is niet nodig
om als jeugdhulpaanbieder betaald te krijgen.
De gemeente heeft invloed door duidelijke afspraken
bij de inkoop te maken met jeugdhulpaanbieders
over de voorwaarden waaronder zij jeugdhulp mogen
verlenen en hoe/wanneer zij afstemmen met het
SWT.
Bij de behandeling dient de jeugdhulpaanbieder zich
5.
Welke zorg wordt geleverd na
verwijzing?
6.
Kan de verwijzer naar iedere
(vorm van) jeugd-ggz
aanbieder verwijzen?
te houden aan de afspraken die hij daarover met de
gemeente heeft gemaakt in het kader van zijn
contract- of subsidierelatie. Deze afspraken hebben
als doel dat de gemeente haar regierol kan
waarmaken en kunnen daarnaast zien op de omvang
van het pakket. Gemeenten zullen niet op individueel
niveau gaan sturen en het oordeel van de
deskundige in twijfel trekken (de politiek komt niet in
de spreekkamer), maar wel op geaggregeerd niveau
door middel van inkoop en afspraken. Deze rol laat
zich vergelijken met die van de zorgverzekeraars in
het zorgstelsel.
In de praktijk zal niet de verwijzer maar de
jeugdhulpaanbieder op basis van zijn professionele
autonomie en in overeenstemming met de cliënt
beoordelen welke behandeling nodig is. Bij de
behandeling dient de jeugdhulpaanbieder zich te
houden aan de afspraken die daarover gemaakt zijn
met de gemeente in de contract- of subsidierelatie en
de cliënt (de WGBO geldt ook onder de Jeugdwet).
Deze afspraken hebben als doel dat de gemeente
haar regierol kan waarmaken en kunnen daarnaast
zien op de omvang van het pakket. Gemeenten
zullen niet op individueel niveau gaan sturen, maar
wel op geaggregeerd niveau door middel van inkoop
en afspraken.
Nee, gemeenten hebben de opdracht te voorzien in
een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod.
Wel kan het zo zijn dat een gemeente met bepaalde
jeugdhulpaanbieders geen overeenkomst heeft
gesloten. De gemeente kan hiervoor gekozen
hebben, omdat zij andere vergelijkbare aanbieders
gecontracteerd of gesubsidieerd heeft, waarmee zij
voldoende aanbod hebben. Daarnaast kan het zo
zijn dat de gemeente een vorm van jeugdhulp niet
heeft ingekocht, maar wel een andere vorm van
jeugdhulp waarmee hetzelfde beoogde resultaat
bereikt kan worden op even effectieve wijze.
Ja, het niet ingekocht hebben van een specifieke
vorm van jeugdhulp is geen excuus als de jeugdige
of ouders deze specifieke vorm van hulp echt nodig
hebben.
Als een jeugdhulpaanbieder van mening is dat een
jeugdige of zijn ouder een specifieke (hulp)vorm van
jeugdhulp nodig hebben die niet in het aanbod van
de gemeente zit, dan is het college, ingevolge haar
jeugdhulpplicht en de verplichting in artikel 2.5,
gehouden om de jeugdige en zijn ouders deze
7.
Op welke wijze kan de
jeugdige of de ouder bezwaar
maken tegen de toegewezen
vorm van jeugdhulp of
jeugdhulpaanbieder?
8.
Welke jeugd-ggz wordt
wel/niet overgeheveld naar de
Jeugdwet?
9.
Hoe is het overgangsrecht
geregeld?
10.
Wat zijn de overgangsrechten
van een cliënt met een pgb?
specifieke vorm van jeugdhulp alsnog te geven. Zij
zou dit eventueel kunnen doen door middel van een
pgb.
Als een individuele jeugdige of ouder zich niet kan
vinden in een specifieke, toegewezen vorm van
jeugdhulp of een specifieke aanbieder zal hij
allereerst in gesprek moeten gaan met de
betreffende jeugdhulpverlener of bijvoorbeeld de
huisarts die hem heeft doorverwezen. Mocht dat niet
tot een aanvaardbare uitkomst leiden, dan kan een
gemeente de mogelijkheid bieden van een second
opinion.
Uiteindelijk staat tegen besluiten van gemeenten
bezwaar en beroep open op grond van de Algemene
wet bestuursrecht (Awb) en is het de rechter die
toetst of de gemeente rechtmatig heeft gehandeld.
In het gedwongen kader hebben de jongere en diens
ouders de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de
civiele rechter.
De jeugd-ggz vanuit de Zvw, de Awbz en de Wmo
worden naar de Jeugdwet overgeheveld.
De huisartsenzorg, inclusief POH GGZ, en de
extramurale psychofarmaca (de psychofarmaca die
wordt voorgeschreven aan jeugdigen die extramuraal
worden behandeld) blijven onderdeel van de Zvw.
Cliënten die op 31-12-14 zorg ontvangen, kunnen
deze zorg vanaf 1-1-15 continueren bij dezelfde
jeugdhulpaanbieder. Onder jeugdhulpaanbieders
vallen zorgaanbieders, aanbieders van
jeugdbescherming en jeugdreclassering en de
activiteiten die het AMK uitvoert. Continuïteit van
zorg geldt voor maximaal 1 jaar na de transitie
(m.u.v. pleegzorg). Voor de pleegzorg geldt geen
maximale duur voor de continuïteit van zorg.
Jeugdigen c.q. ouders die voor 1-1-2015 een
persoonsgebonden budget ontvangen moet
continuïteit van zorg geboden worden. Op grond van
artikel 8.1.1 van de Jeugdwet zal de gemeente
afwegen of het pgb wordt voortgezet danwel zorg in
natura wordt geboden. De indicatie voor het pgb
loopt door tot 1-1-2016 tenzij de indicatie eerder
afloopt. Een benodigde herindicatie geldt als een
nieuwe aanvraag.
Jeugdigen en hun ouders kunnen onder
voorwaarden kiezen voor een pgb in plaats van zorg
in natura. De voorwaarden en de wijze van
uitbetaling veranderen door de nieuwe regels. Het
transitiebureau Wmo heeft de Handreiking pgb in de
11.
Wat zijn de voorwaarden om in
het nieuwe jeugdstelsel in
aanmerking te komen voor een
pgb?
Wmo en de Jeugdwet gepubliceerd. Deze
handreiking ondersteunt gemeenten bij het opstellen
van het gemeentelijke pgb-beleid.
De Jeugdwet en de Wmo 2015 geven gemeenten de
verplichting om de mogelijkheid van een pgb te
creëren.
In de Jeugdwet en de Wmo 2015 worden een drietal
voorwaarden gesteld om in aanmerking te komen
voor een pbg:
1. de cliënt is naar het oordeel van het college in
staat om op eigen kracht, of met hulp van zijn sociale
netwerk of
curator/bewindvoerder/mentor/gemachtigde tot een
redelijke waardering van zijn belangen en is in staat
op aan een pbg verbonden taken op verantwoorde
wijze uit te voeren;
2. de cliënt stelt zicht gemotiveerd op het standpunt
dat een individuele voorziening ‘in natura’ niet
passend is;
3. naar het oordeel van het college is gewaarborgd
dat de diensten/hulpmiddelen/aanpassingen of
andere maatregelen die de cliënt van het budget wil
betrekken, van goede kwaliteit zijn.
De gemeenten mogen en pgb weigeren wanneer:
1. blijkt dat cliënten onjuiste of onvolledige gegevens
heeft verstrekt en de verstrekking van juiste
gegevens tot een andere beslissing zou hebben
geleid;
2. de cliënt niet voldoet aan de voorwaarden;
3. de cliënt het pgb niet of voor een ander doel
gebruikt.
In de Jeugdwet is geregeld dat gemeenten een pbg
niet mogen weigeren als de jeugdhulp welke
gefinancierd wordt uit het pgb duurder is dan de zorg
in natura. Gemeenten mogen in dat geval ervoor
kiezen een budget te verstrekken ter hoogte van het
ingekochte ‘zorg in natura tarief’. De extra kosten
worden dan bijbetaald door de aanvrager. (In de
Wmo mag de gemeente wel een pgb weigeren als de
pgb-zorg duurder is dan in natura).
Jeugdigen met een kinderbeschermingsmaatregel of
jeugdreclassering en jeugdigen die zijn opgenomen
in een gesloten accommodatie met een machtiging
komen niet in aanmerking voor een pbg.
Voor pgb’s is in de Jeugdwet en de Wmo 2015 een
trekkingsrecht via de Sociale Verzekeringsbank
vastgelegd. De gemeentelijke handreiking beschrijft
12.
Wat is geregeld voor jeugdigen
die 31-12-14 op de wachtlijst
staan?
13.
Wat is er geregeld voor
jeugdigen die gebruik maken
van vervoer?
14.
Wat is afgesproken over de
eenmalige
gegevensoverdracht?
de werking van het trekkingsrecht.
Voor jeugdigen die op 1-1-15 op grond van de Zvw
een verwijzing hebben, of op grond van de Awbz,
Wjz of Wmo een indicatiebesluit, maar nog niet de
betreffende zorg ontvangen, geldt het volgende:
Gemeenten zijn gebonden aan het type zorg dat in
de verwijzing of het indicatie-besluit staat, maar zijn
niet gebonden aan een aanbieder. Voor het
toewijzen van een wachtlijstcliënt aan een specifieke
jeugdhulpaanbieder gelden dezelfde voorwaarden
als bij nieuwe cliënten.
Vervoer bij begeleiding en behandeling als onderdeel
van de huidige Awbz-gefinancierde zorg gaat over
naar de Jeugdwet. De huidige Zvw vervoersregeling
kent een hardheidclausule voor mensen die door een
langdurige behandeling en een grote afstand een
omvangrijke vervoersvraag hebben. Deze regeling
vervalt na de transitie voor jeugdigen met een ggzgrondslag. Het is aan de gemeente om hiervoor een
regeling te treffen.
Op 1 januari 2015 worden gemeenten
verantwoordelijk voor alle jeugdhulp in het kader van
de Jeugdwet. Jeugdigen van wie de zorg doorloopt
van 2014 naar 2015 blijven nog maximaal één jaar
recht houden op de zorg die zij ontvangen. Dat geldt
ook voor jeugdigen die op 31 december 2014 op een
wachtlijst voor jeugdzorg staan. Om ervoor te zorgen
dat gemeenten de continuïteit van de zorg voor deze
jeugd kunnen garanderen, ontvangen zij in het najaar
van 2014 informatie over deze cliënten: de
eenmalige gegevensoverdracht jeugd.
Het eenmalig overdragen van cliëntgegevens is met
behulp van een zogenaamde Privacy Impact
Assessment (PIA) getoetst aan de
privacyregelgeving. Een belangrijke bevinding van
deze PIA is dat er geen complete dossiers en/of
medisch-diagnostische gegevens mogen worden
verstrekt. Dit geldt ook voor de exacte inhoud, de
omvang en de kosten van de jeugdzorg die per cliënt
wordt geleverd. Daarom wordt slechts een beperkt
aantal gegevens aan gemeenten verstrekt.
Daarnaast blijkt uit de PIA dat de eenmalige
overdracht niet voor andere doeleinden mag worden
gebruikt dan voor jeugdigen voor wie een reëel
probleem dreigt te ontstaan als zij niet tijdig bekend
zijn bij gemeenten.
De eenmalige gegevensoverdracht is in ieder geval
nodig voor de onderstaande drie groepen jeugdigen.
• Jeugdigen voor wie zorg wordt ingekocht via een
persoonsgebonden budget (pgb);
• Jeugdigen die op een wachtlijst voor jeugdhulp
staan;
• Jeugdigen die op 31 december 2014 nog een
aanvraag voor jeugdhulp hebben lopen
Afhankelijk van de wijze waarop het gemeentelijk
jeugdbeleid wordt vormgegeven, zijn wellicht ook
individuele cliëntgegevens van andere groepen
nodig. De wettelijke basis daarvoor is in artikel 10.4
van de Jeugdwet gelegd en het is aan gemeenten
om daar met de zorgaanbieders in hun werkgebied
afspraken
over te maken.
Staatssecretaris Van Rijn heeft aangegeven dat er
voor in de volgende situaties géén
gegevensoverdracht vereist is:
 zorg die bekostigd wordt door middel van
lumpsum of subsidie;
 die door gemeenten wordt uitbesteed aan
jeugdhulpaanbieders via raamcontracten;
 waarbij het merendeel van de betreffende groep
jeugdigen die jeugdhulp ontvangt uitstroomt in
2015 en geen vervolgjeugdhulp meer nodig
heeft;
 op basis van een indicatiebesluit op grond van de
Wet op de jeugdzorg of de AWBZ of een
verwijzing op grond van de Zvw die gedurende
2015 afloopt en verlenging van de jeugdhulp
bepaald wordt door beroepsbeoefenaren.
2. Huisartsenzorg
1.
Vraag
Wat is geregeld over de
samenwerking tussen huisarts
en gemeente?
Antwoord
De Landelijke Huisartsenvereniging (LHV), G32, VNG
en G4 zijn in gesprek over landelijke afspraken en
gedeelde uitgangspunten, die weer kaders vormen
voor regionale en lokale uitwerking. Hierbij gaat het
over wederzijdse informatiedeling, sociale kaart,
doorverwijzing, rol van de huisarts, de POH-GGZ en
het ‘één gezin, één plan’. De werkmap ‘Samen
werken in de wijk’ (VNG/LHV) gaat in op de
samenwerking tussen huisartsen en gemeenten.
2.
Valt POH GGZ onder de Zvw
of de Jeugdwet?
De POH GGZ blijft onderdeel van de Zvw – kader
huisartsenbekostiging.
De gemeente kan er beleidsmatig voor kiezen extra te
investeren in de POH specifiek voor de jeugd, dit
vanuit het gemeentelijke budget.
3. Continuïteit van zorg bij overgang gemeente > zorginkoper bij 18+
1.
Vraag
Wat is er geregeld over de
overdracht van ggz-zorg bij het
bereiken van de leeftijd van 18
jaar?
Antwoord
Gemeenten hebben de verantwoordelijkheid voor
een goede overdracht van de zorg aan de nieuwe
verantwoordelijke inkopende partij (zorgverzekeraar
/zorgkantoor / gemeente in kader Wmo).
In de Jeugdwet en in de Zorgverzekeringswet is de
afstemmingsverplichting tussen beide partijen
opgenomen. VNG en ZN werken momenteel een
landelijk kader voor deze afstemmingsplicht uit.
Jeugdigen die bij >18 jaar een beroep doen op de
AWBZ/Wet LZ hebben een indicatie nodig van het
CIZ. Afhankelijk van deze indicatie wordt de zorg
gecontinueerd.
Jeugdhulp kan doorlopen tot maximaal het 23e
levensjaar, voor zover deze zorg niet onder een
ander wettelijk kader valt en mits voldaan wordt aan
voorwaarden. Voor de jeugd-ggz zijn Zvw, Wlz en
Wmo de wettelijke kaders die gelden bij het bereiken
van de 18-jarige leeftijd.
4. Continuïteit van zorg en infrastructuur
1.
Vraag
Wat is geregeld in het
Landelijk transitiearrangement
(LTA)
Antwoord
Het doel van het Landelijk Transitiearrangement is
om te komen tot afspraken met aanbieders van
bepaalde specialistische functies. Dit is in aanvulling
op de regionale transitiearrangementen en gaat over
afspraken op onderwerpen benoemd in het regionaal
transitiearrangement. De VNG stelde het LTA op,
waarin afspraken over de inkoop van specialistische
zorg met een landelijk werkingsgebied staan, en
waarvoor alle gemeenten 2,2% van het budget
moeten reserveren. Voor het landelijk arrangement
contracteert de VNG de verschillende partijen. Dat
betekent dat een raamcontract wordt opgesteld en
een programma van eisen wordt ontwikkeld.
De VNG heeft uitgewerkt voor welke specialistische
functies binnen het nieuwe stelsel van jeugdzorg
landelijke afspraken over inkoop nodig zijn.
2.
Wat is de stand van zaken bij
het overleg over
bovenregionale inkoop van
jeugd-ggz?
3
Wanneer kunnen instellingen
een beroep doen op de
Transitieautoriteit Jeugd
(TAJ)?
4.
Welke
ondersteuningsmogelijkheden
biedt de TAJ?
Het LTA is niet vrijblijvend. Vanaf oktober 2013 tot en
met 2014 worden in het LTA gemaakte afspraken
geconcretiseerd, uitgewerkt en afgestemd. Het is een
tussenstap om te komen tot landelijke afspraken voor
specialistische jeugdzorg die gelden vanaf 1-1-15
voor in beginsel 3 jaar.
De VNG voert op dit moment overleg met het
Expertisenetwerk K&J Psychiatrie en het Netwerk
Verslavingszorg over modelcontracten voor
bovenregionale inkoop. De stand van zaken van april
2014 is weergegeven in een presentatie van de
VNG.
Op dit moment (april 2014) hebben de meeste
instellingen nog geen duidelijkheid over de te
verwachten inkomsten in 2015. Omdat instellingen
nu al beslissingen moeten nemen over de
toekomstige bedrijfsvoering, kan dat leiden tot
maatregelen waardoor de continuïteit van zorg en
noodzakelijke hulpvormen ongewild onder druk
komen te staan. Instellingen kunnen in dat geval een
beroep doen op de TAJ om hen in staat te stellen,
samen met gemeenten, verantwoorde oplossingen te
ontwikkelen waarbij de wettelijk verankerde
aanspraak op continuïteit van zorg verzekerd is en
noodzakelijke hulpvormen behouden blijven. De TAJ
richt haar aandacht in het bijzonder op verzoeken
van instellingen voor wie het niet eenvoudig is om
zich aan gewijzigde financiële omstandigheden aan
te passen. Dat geldt vooral voor organisaties met
een relatief groot personeelsbestand en die vaak ook
verblijfsfuncties in stand houden.
De TAJ adviseert, bemiddelt en kan in het uiterste
geval een zwaarwegend advies uit brengen. De
staatssecretaris kan dit advies ten grondslag leggen
aan een aanwijzing die gemeenten verplicht de
jeugdhulp in te kopen.
In geval frictiekosten het voortbestaan van de
organisatie en daarmee de noodzakelijke jeugdhulp
in gevaar brengen, kan de TAJ adviseren binnen de
gereguleerde jeugdhulpmarkt
ondersteuningsmaatregelen te treffen. Dit advies
richt zich op landelijke overheid en andere
bestuurlijke partners.
5. Financiering en bekostiging
1.
Vraag
Wat zijn de afspraken over
Antwoord
De kern van de afspraak houdt in dat gemeenten
inkoop jeugd-ggz door
gemeenten?
2.
Wat is afgesproken over
behoud huidige DBC GGZ
productstructuur?
3.
Op welke wijze wordt de
productstructuur vòòr 1-1-15
jeugdproof gemaakt?
4.
Hoe wordt omgegaan met
behandeling en begeleiding
van de ouders?
vanaf 2015 inhoudelijk en budgettair verantwoordelijk
zijn voor de inkoop. Gemeenten gaan de inkoop zelf
uitvoeren en worden daarbij ondersteund
door de zorgverzekeraars. Op deze wijze ontstaat
binnen de regionale inkoopafspraken ruimte voor de
verbinding van de jeugd-ggz met andere vormen van
jeugdhulp, de wijkteams, de huisarts en de praktijk
ondersteuner
huisarts, de jeugdarts en het onderwijs. De
verzekeraars zullen bij de zorginkoop een adviesrol
gaan vervullen. De eerste helft van 2014 wordt door
de gemeenten gebruikt voor scholing van hun
inkopers en overdracht van kennis en informatie van
de verzekeraars. De feitelijke
inkoopgesprekken met aanbieders vinden vanaf juli
2014 plaats. De inkoop zal op deze manier vóór 1
januari 2015 afgerond zijn.
Vanwege de complexe overheveling blijven enkele
landelijke structuren maximaal 3 jaar in stand. Deze
structuur biedt houvast op eenheid van behandeltaal
en administratie en declaratie en op de techniek van
contracteren. Gemeenten kunnen zich hierdoor
focussen op de inhoudelijke contractering.
Voorlopig blijven behouden:
- De hoofdstructuur voor de bekostiging en
prestaties (producten basisggz en DBCs voor
gespecialiseerde ggz);
- Tariefstructuur van de NZa;
- In onderzoek is of de aanspraken op zorg die nu
zijn vastgelegd in de Zvw over te nemen zijn als
handreiking voor gemeenten;
- Aansluiting op VeCoZo portaal voor facturatie.
De VNG heeft een deel van de website ingericht met
informatie over de inkoop van jeugdhulp.
De VNG onderzoekt momenteel met DBC
Onderhoud of het mogelijk is om een aantal
producten toe te voegen aan de productstructuur, om
zo beter aan te sluiten bij de doelstellingen van de
Jeugdwet. Bijvoorbeeld de aanpassingsstoornissen
en consultatie en advies als los product. De VNG
heeft wensen geïnventariseerd. Uitkomsten zijn nog
niet bekend.
Medebehandeling van ouders in relatie tot de
problematiek van het kind, zoals dat nu ook binnen
de DBC van het kind valt, wordt straks de
verantwoordelijkheid van gemeenten. Voor
‘nevencliënten’ gelden de DBC-spelregels: Tijdens
een behandeling kan ook behandeltijd besteed
worden aan het ‘systeem’ van de patiënt. Met het
5.
Worden DBC’s voor jeugd-ggz
afgesloten per 31-12-14 en
nieuwe DBC’s geopend per 11-15?
6.
Worden DBC’s voor de jeugdggz afgesloten zodra een
jeugdige 18 wordt?
7.
Moeten jeugdigen/ouders een
eigen bijdrage betalen?
systeem worden de familie, gezinsleden, ouders of
partner (en dergelijke) van de patiënt bedoeld.
Registreer deze bestede (indirecte) tijd, in het kader
van de behandeling van de diagnose/aandoening
van de patiënt, op de DBC van de betreffende
patiënt.
Behandeling van ouders, met een zelfstandige
zorgvraag, geboden onder het mom van behandeling
van het kind, komt niet voor gemeentelijke
financiering in aanmerking, de Zvw is hier de
grondslag van de behandeling. Hoe aanbieders
omgaan met dergelijke situaties waarbij de eigenlijke
zorgbehoefte (ook) bij de ouder(s) ligt, kan onderdeel
zijn van het lokaal overleg tussen gemeenten en
aanbieders. Daarnaast kan de door de gemeente
gewenste afstemming met betrekking tot
multiprobleemgezinnen, hierin mogelijk faciliterend
zijn.
De grondslag voor financiering voor jeugd-ggz gaat
per 1 januari 2015 over van onder andere Zvw naar
de Jeugdwet. Formeel komen hiermee de kosten
gemaakt in 2015 voor in 2014 geopende DBC’s en
voor geopende producten basis ggz voor rekening
van gemeenten. Gemeenten ontvangen hiervoor per
1 januari 2015 budget. Op dit moment is er nog geen
uitsluitsel hoe de wijze van (hard) afsluiten en
afrekenen plaats zal vinden. Dit is een belangrijk
aandachtspunt bij betrokken partijen en bezien wordt
of hiervoor een pragmatische oplossing te vinden is.
Met het bereiken van de 18-jarige leeftijd is er geen
sprake meer van zorg op grond van de Jeugdwet.
Zolang gemeenten de producten basis-ggz en DBCsystematiek handhaven, zullen aanbieders de basis
GGZ producten en DBC’s die op basis van het
gemeentelijke regime zijn geopend, moeten sluiten.
Als de gemeenten een andere
bekostigingssystematiek kiezen, zal de aanbieder
ook deze moeten afronden bij het bereiken van de
18-jarige leeftijd. Vanaf 18+ zal de aanbieder een
nieuw basis-ggz product of DBC in het kader van de
Zorgverzekeringswet moeten openen, met alle
regelgeving van de ZVW en de polisvoorwaarden
van de verzekeraar die van toepassing zijn.
In dit wetsvoorstel is vastgelegd dat voor jeugdhulp
een ouderbijdrage is verschuldigd. Gemeenten
leggen de ouderbijdrage op. Bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte
van de bijdrage bepaald en worden de
uitzonderingen geregeld. Gemeenten kunnen hierin
8.
Hoe te declareren bij de juiste
gemeente: wat is het
woonplaatsbeginsel?
9.
Wat moet een cliënt doen in
geval van verhuizing naar een
nieuwe gemeente?
10.
Welke afspraken zijn er over
bevoorschotting?
Wat is de omvang van het over
te hevelen budget jeugd-ggz
11.
niet differentiëren. De ouderbijdrage is ingegeven
door het besparingsmotief: ouders van wie de
kinderen buiten het gezin worden verzorgd hebben
minder kosten voor die kinderen.
In de factsheet over het woonplaatsbeginsel staat
welke gemeente verantwoordelijk is voor het inzetten
van jeugdhulp of de uitvoering van de maatregel
jeugdbescherming of jeugdreclassering. Daarmee is
het woonplaatsbeginsel cruciaal in het bepalen van
de bestuurlijke en financiële
verantwoordelijkheidsverdeling.
De verantwoordelijke gemeente is in beginsel de
gemeente waar de ouder met gezag woont. Als een
jeugdige en zijn of haar ouders hulp nodig hebben,
wordt eerst bekeken waar het gezag ligt. Daarna
wordt vastgesteld wat het adres is. Zo wordt duidelijk
welke gemeente verantwoordelijk is voor de
desbetreffende jeugdige. Bij een verhuizing, een
wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig
wordt, verandert de situatie. Voor de nieuwe situatie
moet opnieuw met behulp van het stappenplan
worden bepaald welke gemeente op dat moment de
verantwoordelijke gemeente is.
Verhuizen betekent een wijziging van de inschrijving
in de gemeentelijke basisregistratie personen (BRP).
Bij verhuizing start het overleg tussen de gemeente
die verantwoordelijk was en de gemeente die
verantwoordelijk wordt. Dit overleg is gericht op de
feitelijke overdracht.
De manier van bevoorschotting is onderwerp van
gesprek tussen gemeenten en aanbieders.
Het macro budget jeugd is te vinden in de
presentatie van het macrobudget, 2013. Het budget
is 3,534 miljard euro. Dit is als volgt opgebouwd:
•
Zvw: 850 miljoen euro;
•
AWBZ: 982 miljoen euro;
•
Doeluitkering VWS: 1180 miljoen euro;
•
Doeluitkering VenJ: 337 miljoen euro;
•
JZ-plus VWS: 185 miljoen euro.
Alle budgetten die nu in Nederland worden
uitgegeven aan jeugdhulp en onder de Jeugdwet
vallen (betaald uit de begroting van VWS, VenJ, Zvw
en AWBZ) gaan over naar de gemeenten. Hier gaat
een korting van af.
Op dit moment loopt nog een discussie over de
omvang van het over te hevelen Zvw-budget. VWS,
ZN en GGZ Nederland hopen hier spoedig meer
12.
Welke korting gaat gepaard
met de overheveling van de
jeugd-ggz naar gemeenten?
13.
Hoe wordt omgegaan met
kapitaallasten?
14.
Wat zijn de gemeentelijke
spelregels van het sociaal
deelfonds?
15.
Hoe worden het gemeentelijke
budget bepaald?
duidelijkheid in te krijgen.
Het definitieve macrobudget voor 2015 wordt eind
mei 2014 bekend (meicirculaire voor de gemeenten).
In het Zorgakkoord is het volgende afgesproken over
de jeugd-ggz: De overheveling gaat gepaard met een
korting. Om een gelijkmatige transitie te
bewerkstelligen en daarmee tevens de
werkgelegenheidseffecten te beperken is besloten de
voorgenomen korting op het jeugddossier
(gerelateerd aan de jeugd-ggz) voor een belangrijk
deel teniet te doen door het ggz-kader geoormerkt te
verhogen voor de jeugd. In geval van overheveling
zal het verhoogde budget uit het kader meegaan en
zal worden bezien welke overgangsmaatregelen voor
de jeugd-ggz nodig zijn om ongewenste effecten te
voorkomen.
In 2015 wordt €40 mln en vanaf 2017 €45 mln
structureel toegevoegd aan het over te hevelen
budget.
GGZ Nederland veronderstelt dat korting voor de
jeugd-ggz hierdoor beperkt blijft tot circa 2% in 2015,
4,5% in 2016 en 7,5% in 2017, door oormerking van
dit budget. Per instelling kan dit anders uitpakken. De
VNG daarentegen stelt dat zij dit geld niet
geoormerkt overgeheveld krijgen in het sociaal
deelfonds.
Ook hierover wordt nog overleg gevoerd tussen GGZ
Nederland en VWS.
Aanbieders en gemeenten zullen afspraken moeten
maken over tarieven waarbij de kapitaallasten in
voldoende mate gedekt worden.
VWS bekijkt voor zowel de AWBZ als de Zvw welke
mogelijkheden er zijn om het afgesproken
kapitaallastenregime zo goed mogelijk over te krijgen
in het nieuwe stelsel. Het overleg tussen GGZ
Nederland en VWS loopt nog.
Het sociaal deelfonds is tijdelijk en bestaat voor drie
jaar, vanaf 1/1/2015. Aan de middelen die binnen het
sociaal deelfonds vallen, worden
bestedingsvoorwaarden gesteld.
Het budget voor 2015 wordt bepaald op basis van
het historisch budget.
Vanaf 2016 wordt, met een ingroei, verdeeld op
basis van objectieve factoren, gebaseerd op de
behoefte aan jeugdhulp. Met de meicirculaire 2014
wordt dit objectieve verdeelmodel gepresenteerd.
Het definitieve budget voor 2016 wordt in de
meicirculaire 2015 vastgesteld.
6. Monitoring transitie en transformatie jeugd
1.
Vraag
Op welke wijze monitoren
VWS en VNG de transitie
jeugd?
2.
Op welke wijze monitort GGZ
Nederland de transitie jeugd?
3.
Op welke wijze worden
wachtlijsten gemonitord?
4.
Op welke wijze worden
uitkomsten van zorg
gemonitord?
5.
Waar vind ik feiten en cijfers?
Antwoord
Tijdens het Algemeen Overleg in de Tweede Kamer
op 3 april 2014 is toegezegd door de staatssecretaris
dat de VNG maandelijks de voortgang gaat
monitoren op basis van de lijst van 10 focuspunten.
De eerste monitor is in april 2014.
Deze monitoring komt bij de bestaande
Transitiemonitor Jeugd, die álle gemeenten volgt.
Gemeenten krijgen hiervoor mei 2014 een digitale
vragenlijst.
De leden van GGZ Nederland krijgen in april een
quickscan voorgelegd. Deze quickscan wordt
uitgevoerd in Branches Gespecialiseerde Zorg voor
Jeugd (BGZJ) verband. Resultaten worden eerste
helft mei onder de aandacht van de staatssecretaris,
de VNG, de TAJ en de TSJ gebracht.
De lengte van eventuele wachtlijsten wordt niet door
het Rijk gemonitord. De Jeugdwet verplicht het
College van Burgemeester en Wethouders om te
voorzien in een kwalitatief en kwantitatief toereikend
aanbod. Het is aan de gemeenteraad om hierop bij te
sturen.
Het is aan de gemeenten om met zorgaanbieders
afspraken te maken over ROM of andere
instrumenten. Het gebruik van ROM is onderwerp
van gesprek tussen VNG en ZN/gemeenten en
zorgverzekeraars bij de afspraken over de
zorginkoop jeugd-ggz.
Het kabinet volgt de afspraken die gemeenten met
zorgaanbieders maken over het gebruik van
uitkomstindicatoren.
http://www.voordejeugd.nl/13-ondersteuning/255factsheets-cijfers-jeugdhulp-per-gemeente
http://www.nji.nl/Aanleiding-Cijfers
http://www.petitiejeugdggz.nl/wpcontent/uploads/2013/09/Feiten-en-zorgen-over-detransitie_1-1.pdf
http://www.vng.nl/onderwerpenindex/decentralisatiessociaal-domein/decentralisatiejeugdzorg/jeugdzorgcijfers-macrobudget-enkengetallen
http://www.jeugdinperspectief.nl/wpcontent/uploads/downloads/2011/05/VNG-Feiten-encijfers-transitie-jeugdzorg.pdf
7. Beleidsinformatie en verantwoording
1.
Welke beleidsinformatie
moeten zorgaanbieders
aanleveren aan gemeenten en
de ministeries van VWS en
V&J?
2.
Op welke wijze leggen
aanbieders verantwoording af
aan gemeenten over de
uitgevoerde dienstverlening?
(financieel / voldoen aan de
inhoudelijke eisen en
resultaatafspraken / aantonen
dat de dienst of het
afgesproken resultaat
daadwerkelijk is geleverd)
Landelijke afspraken zorgen ervoor dat gemeenten
op dezelfde wijze dezelfde soort beleidsinformatie
ontvangen. Dit zorgt ervoor dat eenduidig met
informatie wordt omgegaan en het beperkt de
administratieve lasten. De ministeries VenJ en VWS
hebben samen met de VNG een zgn.
drietrapsmodel ontwikkeld:
1. Het periodiek opvragen van een beperkte set
gegevens bij de aanbieders van jeugdhulp en de
gecertificeerde instellingen (aanlevering bij CBS);
2. Het initiëren en uitvoeren van nadere
onderzoeken, naar aanleiding van opvallende
verschillen tussen gelijksoortige gemeenten;
3. Het vertalen van de uitkomsten van deze
onderzoeken in aanbevelingen.
Voor jeugdhulp-aanbieders is een landelijke dataset
gepubliceerd. Twee maal per jaar moeten
zorgaanbieders de gegevens aanleveren bij het
CBS.
De VNG beraadt zich nog op de vraag of gemeenten
willen vasthouden aan de ROM en aanlevering bij
SBG.
(Jeugd)ggz-aanbieders zijn verplicht om jaarlijks een
‘Jaardocument Zorg’ op te stellen. Per 2015 ontstaat
een nieuw wettelijk kader waarbij gemeenten ook
worden aangemerkt als gegevens ontvangende
partijen. In de aanloop naar 2015 zal de inhoud van
de jaardocumenten, aansluitend op de nieuwe
wetgeving, in overleg met betrokkenen worden
vastgesteld. Dan wordt ook duidelijk op welke wijze
deze informatie beschikbaar komt voor gemeenten.
Een exact tijdpad hiervoor is nog niet beschikbaar.
Vooruitlopend hierop wordt gemeenten geadviseerd
om in de contractafspraken op te nemen dat
aanbieders van Jeugdhulp deze activiteiten (blijven)
verantwoorden door middel van het jaardocument.
8. Juridisch
1.
Vraag
Welke
gezondheidszorgwetgeving
blijft van kracht na de transitie?
Antwoord
Ook met overheveling naar de Jeugdwet blijft jeugdggz gezondheidszorg. Daarom blijven voor de jeugdggz, de Wet op de Geneeskundige Behandel
Overeenkomst en de wet-BIG gelden. Ook blijft de
2.
Wat betekent jeugdhulpplicht?
3.
Wat is er geregeld over
klachtrecht van jeugdigen/
ouders?
Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische
ziekenhuizen, respectievelijk de Wet verplichte ggz
van kracht. Daarnaast zijn kwaliteitsregels, cliënten
rechten en bepalingen voor klachtrecht die nu gelden
voor de ggz door vertaald naar de Jeugdwet.
Gemeenten hebben vanaf 1-1-2015 een
jeugdhulpplicht. Zij krijgen de verantwoordelijkheid
om daar waar een jeugdige of zijn ouders dit nodig
hebben in verband met opvoed- en
opgroeiproblemen, psychische problemen en
stoornissen een voorziening te treffen. Deze plicht is
niet vrijblijvend maar afdwingbaar in het geval de
gemeente tekortschiet.
Als jeugdigen /ouders klachten hebben over feitelijke
gedragingen van een medewerker van een
jeugdhulpaanbieder of een medewerker van de
gemeente, dan is het klachtrecht van toepassing.
Het klachtrecht inzake aanbieders en instellingen is
verankerd in de Jeugdwet en inzake de gemeente is
het klachtrecht hoofdstuk 9 van de Awb van
toepassing. Cliënten kunnen zich daarbij laten
bijstaan door een vertrouwenspersoon. Gemeenten
zijn verplicht ervoor te zorgen dat cliënten een
beroep kunnen doen op een onafhankelijk
vertrouwenspersoon.
9. Privacy
1.
Vraag
Gegevensuitwisseling bij
verlenen jeugdhulp
Antwoord
De feitelijke verlening van jeugdhulp vindt plaats door
een jeugdhulpverlener en ingeval sprake is van een
geneeskundige behandeling, een hulpverlener in de
zin van de WGBO.
Voor de jeugdhulpverlener is voor de uitwisseling van
gegevens artikel 7.3.11 van de Jeugdwet van belang.
De jeugdhulpverlener verstrekt zonder toestemming
van de betrokkene aan anderen dan de betrokkene
geen inlichtingen over de betrokkene of gegevens uit
het dossier.
De hulpverlener in de zin van de WGBO mag, op
grond van artikel 7:457 BW, zonder toestemming van
de patiënt, aan anderen dan de patiënt, geen
gegevens uit het dossier verstrekken. Onder
‘anderen’ worden niet begrepen degenen die
rechtstreeks betrokken zijn bij de verlening van die
jeugdhulp respectievelijk bij de uitvoering van de
behandelingsovereenkomst en degenen die optreden
als vervanger van de hulpverlener, voor zover de
verstrekking noodzakelijk is voor de door hen in dat
kader te verrichten werkzaamheden. Indien het nodig
is dat de jeugdhulpaanbieder bij de uitvoering van
jeugdhulp overlegt met andere professionals over de
aangewezen vorm van jeugdhulp en de uitvoering
daarvan, kan dit alleen met toestemming van de
jeugdige of zijn ouders.
In de nadere memorie van antwoord is aangegeven
dat de staatssecretaris in het overleg met de VNG
zal aangegeven wat het belang is van het uitvoeren
van een PIA en wordt een nadrukkelijke oproep
gedaan om een PIA te laten uitvoeren. Voor zover in
het kader van de stelselverantwoordelijkheid van het
Rijk persoonsgegevens worden uitgewisseld, zal het
Rijk deze uitwisseling of de voorzieningen die deze
persoonsgegevens verwerken voorzien van een PIA.
De gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor de
ontwikkeling van de lokale ICT en de organisatie van
de inkoop van jeugdhulp. De Wbp bevat wel een
algemene verplichting tot het treffen van
beveiligingsmaatregelen, maar geen specifieke
voorschriften omtrent de autorisatie, authenticatie en
logging. In de memorie van antwoord wordt
aangegeven dat dit zinvolle maatregelen zijn die
gemeenten kunnen nemen om de beveiliging op orde
te krijgen en er wordt vanuit gegaan dat de
gemeenten deze specifieke maatregelen met hun
ICT-leveranciers bespreken.
Momenteel is er een beleidsvisie gegevensdeling en
privacy in het sociaal domein in de maak. Deze visie
gaat over de vraag hoe om te gaan met het
verwerken van persoonsgegevens in het kader van
de decentralisaties naar gemeenten. Deze
beleidsvisie is opgesteld door een werkgroep van de
ministeries BZK, VWS, VenJ en SZW. Begin april
2014 is deze voorgelegen ter consultatie.
10. Acute psychiatrie/ crisisdienst
1.
Vraag
Welke zorg moeten
gemeenten inkopen?
Antwoord
In situaties waar onmiddellijke uitvoering van taken is
geboden, moeten gemeenten te allen tijde
bereikbaar en beschikbaar zijn. Dit betekent dat de
gemeente, of een door de gemeente aangewezen
dienstverlener, hiervoor 24/7 bereikbaar moet zijn en
2.
Wat te doen bij een jeugdige
die vanuit de crisisdienst wordt
geplaatst voor
vervolgbehandeling? Is dan de
interne verwijzing
rechtsgeldig?
dus ook buiten kantooruren in spoedgevallen moet
kunnen verwijzen naar de juiste jeugdhulp en dat
deze jeugdhulp dan ook geleverd moet worden. De
wijze waarop de toeleiding tot de crisisdienst wordt
georganiseerd varieert per regio.
Gemeenten/regio’s streven ernaar de crisiszorg in
het jeugdstelsel meer integraal i.p.v. sectoraal vorm
te geven.
Waar sprake is van inkoop van ggz-crisiszorg geldt
vooralsnog de nadere regelgeving van de NZa (DBCspelregels).
Als na de crisisfase behandeling wordt
gestart/voortgezet is verwijzing voor die behandeling
nodig (is conform huidige stelsel).
Gemeenten maken afspraken met zorgaanbieders
hoe omgegaan wordt met doorverwijzing en het
afgeven van een beschikking door de gemeente.
11. Overige vragen
1.
2.
Vraag
Wat is het tijdpad bij de
transitie en transformatie?
Wat is de samenhang tussen
de Jeugdwet en de Wet
passend onderwijs?
Antwoord
De VNG en het Transitiebureau Jeugd publiceren op
www.vng.nl en www.voordejeugd.nl
(geactualiseerde versies van) het spoorboekje
transitie jeugdhulp, het transitieplan en de focuslijst
voor 2014.
In de Wet passend onderwijs worden
samenwerkings-verbanden van schoolbesturen
verplicht een ondersteuningsplan op te stellen.
Volgens de Wet passend onderwijs is een
samenwerkingsverband verplicht het
ondersteuningsplan af te stemmen op het
beleidsplan over jeugdhulp van de gemeente.
Hiervoor is het op overeenstemming gericht overleg
(OOGO) ingesteld.