Ouders welkom heten. Eventueel aangeven dat vragen tussendoor gesteld mogen worden. Dat geldt bijvoorbeeld voor onbekende afkortingen die gebruikt worden. Voor basisschoolverlaters die de overstap po-vo maken verandert er veel. De overstap betekent vooral dat er meer zelfstandigheid van een leerling verwacht wordt. Er wordt minder op leerlingen gelet dan op een basisschool. Leerlingen hebben daardoor ook een grotere eigen verantwoordelijkheid. Voor sommige leerlingen kan dit moeilijk zijn, vooral in het begin. Zij hebben hulp en ondersteuning van hun ouders nodig: Tip: Samen de schooldag bespreken • Wat had je vandaag? • Welke huiswerkopdrachten heb je gekregen? Tip: Samen de volgende schooldag voorbereiden • Hoe laat begin je? • Welke vakken heb je? • Wat heb je nodig? • Schooltas voor de volgende dag klaarzetten • Hoe laat ben je uit? Om de overgang van basisschool naar voortgezet onderwijs in deze regio in goede banen te leiden hebben de schoolbesturen afspraken met elkaar gemaakt. Deze afspraken vormen de jaarlijkse BOVO procedure. Deze afspraken hebben betrekking op: • • • • • Werving Aanmelding Behandeling van aanmeldingen Loting Plaatsing van leerlingen BOVO Haaglanden is opgericht om de scholen te ondersteunen bij het uitvoeren van deze afspraken. Doelstellingen van de BOVO haaglanden zijn: • Een passend basisschooladvies; • een helder proces van aanmelding en toelating; • zorgvuldige behandeling door de vo-school; • verzamelen van statistische gegevens. Het basisschooladvies (BSA) is leidend bij de overstap naar het vo. Het BSA wordt onderbouwd met het onderwijskundig rapport (OKR). 5 Een goed onderbouwd basisschooladvies (BSA) draagt bij aan een vlotte overstap naar een het vo. Het BSA bepaalt in belangrijke mate de toekomstige scholing en ontwikkeling van de leerling. Vorming van het basisschooladvies • Het BSA komt tot stand door een combinatie van test- en toetsgegevens en leerlingkenmerken. • Het BSA is een weergave van wat de leerling in zijn tijd op de basisschool heeft laten zien; Het wordt gebaseerd op wat de leerling in zijn schoolcarrière heeft laten zien en gepresteerd. • Het BSA wordt door de basisschool bepaald; Het BSA wordt met de ouders besproken. De basisschool beslist over het advies. In de BOVO regio wordt het BSA bij voorkeur samengesteld door een schoolverlaterscommissie bestaande uit lkr 7 en 8, IB en directie. De directie van de school is eindverantwoordelijke voor het basisschooladvies. • Het BSA wordt onderbouwd door een volledig ingevuld onderwijskundig rapport. Het doel van het OKR is om informatie over te dragen tussen twee scholen, in dit geval tussen de po-school en de vo-school. Het OKR bevat onder andere de volgende gegevens: • • • • • • Contactgegevens leerling Leervorderingen en cognitieve capaciteiten Ontwikkeling en gedrag Advies, zorgplicht en begeleiding Gegevens ouders/verzorgers Documenten en bijlagen Mogelijke bijlagen: • Profielbladen Drempelonderzoek • Profielblad intelligentieonderzoek • Dyslexieverklaring • SEM-verslag • Groeidocument • Ontwikkelingsperspectief • Verslag psychologisch/psychiatrisch onderzoek • Handelingsplan(nen) 7 Het is van belang en een plicht van de basisschool om ouders inzage in het OKR te geven. Ouders hebben wettelijk gezien het recht te weten welke informatie wordt overgedragen. Nb. Ouders kunnen het oneens zijn met de zaken die in een OKR staan of met de formulering van zaken. Probeer hier samen uit te komen: - als ouders een wijziging voorstellen waar de school zich in kan vinden, dan kan het aangepast worden. - als de school en de ouders fundamenteel van mening verschillen en de school wil het niet aanpassen, dan hebben ouders het recht hun eigen visie toe te voegen. Dit kan door een verklaring te laten invullen, dit te scannen en als bijlage toe te voegen bij het OKR. 8 Op de basisschool worden didactische toetsen (ook wel leervorderingstoetsen) gebruikt om het niveau van de leerling te meten op verschillende vakgebieden. Begrijpend lezen en rekenen worden als de 2 belangrijkste vakgebieden beschouwd. Didactische toetsen worden meegewogen in het basisschooladvies en tevens gebruikt voor het aangeven van leerachterstanden bij eventuele LWOO of PrOleerlingen. Didactische toetsen dienen adaptief (= op het niveau van de leerling) te worden afgenomen. Vanaf het schooljaar 2014-2015 is het voor alle leerlingen van groep 8 in het reguliere basisonderwijs verplicht om een centrale eindtoets te maken. De overheid stelt hiervoor aan scholen de centrale eindtoets po beschikbaar. Deze wordt niet langer uitgegeven door Cito, maar door de Commissie voor Toetsen en Examens (CvTE). De centrale eindtoets van het CvTE zal erg lijken op de bekende Cito eindtoets en wordt jaarlijks tussen 15 april en 15 mei afgenomen. Er zijn ook andere toetsaanbieders bezig met de ontwikkeling van een centrale eindtoets. Mogelijk worden deze ook toegestaan door de minister (hierover wordt naar verwachting eind 2014 meer bekend). De centrale eindtoets bestaat uit twee verplichte onderdelen: Nederlandse taal en rekenen. Daarnaast kunnen scholen kiezen voor wereldoriëntatie. De centrale eindtoets neemt drie dagdelen in beslag. Achtergrondinformatie: Omdat schooljaar 2014 – 2015 wordt beschouwd als ‘overgangsjaar’ zijn in 2014 – 2015 de volgende toetsen ook toegestaan als centrale eindtoets: - Drempelonderzoek 678 van 678 Onderwijs Advisering; Het basisschooladvies is leidend voor toelating en plaatsing op een vo-school. De eindtoets is een controletoets nadat het advies door de po-school is gegeven in het OKR. Als een leerling op de eindtoets lager scoort dan verwacht, wordt het basisschooladvies niet aangepast. Als een leerling hoger scoort dan verwacht, kan de po-school het BSA aanpassen. De uitslagen van de centrale eindtoets worden na het bericht van toelating bekend gemaakt, namelijk in de week van 18 t/m 22 mei 2015. Het is vo-scholen niet langer toegestaan de score op de centrale eindtoets te gebruiken als toelatingscriterium (zie ook verderop bij toelatingsbeleid vo). Met de invoering van passend onderwijs beoogt de Rijksoverheid dat zo veel mogelijk leerlingen een passende onderwijsplek kunnen krijgen. Binnen passend onderwijs worden drie vormen van ondersteuning onderscheiden: 1. Basisondersteuning: minimale ondersteuning die alle scholen bieden. 2. Extra ondersteuning: ondersteuning binnen het regulier onderwijs die meer omvat dan de basisondersteuning. De extra ondersteuning kan per school verschillen en is beschreven in het schoolondersteuningsprofiel. 3. Diepteondersteuning: ondersteuning binnen het speciaal (voortgezet) onderwijs. In de BOVO procedure 2014-2015 worden passend onderwijsleerlingen aangeduid als zorgleerlingen. Dit zijn dus leerlingen met een ondersteuningsbehoefte. Breng de vermoedelijke zorgleerlingen in kaart en bespreek dit met de ouders. Het kan gaan om verschillende zorgleerlingen: 1. Een leerling die op de po-school extra ondersteuning of diepteondersteuning ontvangt welke in het vo voortgezet dient te worden; Voor deze leerling wordt de ondersteuning in het vo in ieder geval voor een jaar toegekend. De vo-school moet de aanvraag indienen bij het SWVZHW en inhoudelijk onderbouwen. 2. Een leerling die in het po geen zorgleerling is, maar in het vo baat heeft bij extra ondersteuning. Voorbeeld: Door de structuur die op de po-school geboden wordt, redt de leerling het zonder extra ondersteuning. In het vo met wisselende docenten en meer eigen verantwoordelijkheid verwacht de po-school dat de leerling het niet zal redden zonder extra ondersteuning. 3. Een leerling van wie de po-school verwacht dat op het vo geen extra ondersteuning of diepteondersteuning nodig is, terwijl de ouders van mening zijn dat de leerling deze ondersteuning wel nodig heeft. Ouders kunnen (en zijn dit indien van toepassing wettelijk verplicht) onafhankelijk van de basisschool aan te geven of hun kind een ondersteuningsbehoefte heeft op het vo. Voor ouders is het van groot belang dat de po-scholen het adviestraject vroegtijdig inzetten, zodat ze tijdig geïnformeerd zijn over het basisschooladvies en zich (met hulp van de po-school) gericht kunnen oriënteren op een passende vo-school voor hun kind. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de schoolondersteuningsprofielen van vo-scholen. Een overzicht is te vinden op www.swvzhw.nl. Ouders van zorgleerlingen hebben een eigen verantwoordelijk zich vroegtijdig te oriënteren op een passende vo-school en hun kind voor 13 feb 2015 aanmelden op een vo-school. Dit in verband met de wettelijke termijn van 6 weken die vo-scholen hebben om het dossier van een zorgleerling te beoordelen. Melden ouders een zorgleerling na 13 feb 2015 aan en tel je hier 6 weken bij op, dan ben je voorbij aan de datum 27-3-2015 (Bericht van toelating). Na 27 maart zijn er vo-scholen die reeds vol zitten en dan vervalt de zorgplicht van vo-scholen om samen met ouders een andere passende school te vinden. Het bevoegd gezag van de v(s)o-school besluit zo spoedig mogelijk en uiterlijk 6 weken na ontvangst van de aanmelding of een leerling met extra/diepte ondersteuning toelaatbaar is. Indien het besluit niet binnen 6 weken kan worden genomen, stelt het bevoegd gezag de ouders op de hoogte met een zo kort mogelijke termijn (maximaal 4 weken) waarbinnen de beslissing tegemoet kan worden gezien. Indien een beslissing dan nog niet genomen is, wordt de leerling tijdelijk geplaatst op de school. De termijnen van 6 en 4 weken zijn inclusief vakanties. Het bevoegd gezag van de vo-school beoordeelt of een leerling extra ondersteuning behoeft en kan de ouders vragen naar gegevens betreffende ondersteuningsbehoeften en/of beperkingen in de onderwijsparticipatie. In de BOVO regio Haaglanden is het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs (SWVZHW) betrokken bij de beoordeling of een leerling extra ondersteuning behoeft, omdat de vo-school de extra ondersteuning bij het SWVZHW aanvraagt. Een leerling van wie is vastgesteld dat er sprake is van een ondersteuningsbehoefte, kan door een vo-school worden afgewezen als de ondersteuning niet in haar schoolondersteuningsprofiel past. Omdat er sprake is van zorgplicht heeft het bevoegd gezag van de vo-school de taak om in overleg met de ouders een passende onderwijsplaats te zoeken. Wanneer een zorgleerling toelaatbaar is en de school voldoende plaats heeft, wordt de leerling toegelaten. Wanneer er geen plaats is, vervalt de zorgplicht. De vo-school stelt na overleg met de ouders het ontwikkelingsperspectief vast voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven. Het ontwikkelingsperspectief wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken na inschrijving van de leerling vastgesteld. (Her)plaatsingsprocedure Met ingang van schooljaar 2014 – 2015 coördineert het SWVZHW de plaatsing van leerlingen die (mogelijk) geen plek hebben in het vo. Het kan hierbij gaan om: • zorgleerlingen die niet passen in het specifieke ondersteuningsprofiel van een voschool; • zorgleerlingen die zijn afgewezen op grond van voorrangsregels; • zorgleerlingen die zijn uitgeloot; • leerlingen die na bijstelling van het BSA op basis van de centrale eindtoets niet meer terecht kunnen op de vo-school waar ze geplaatst zijn; • leerlingen die anderszins moeilijk plaatsbaar blijken op een vo-school. Samengevat omvat de procedure de volgende stappen: 1. De vo-school meldt de leerling voor (her)plaatsing aan bij de consulent van het ondersteuningsteam van het SWVZHW. Moeilijk plaatsbare leerlingen worden aangemeld door de betrokkenen van het SPPOH, BOVO of het SWVZHW. 2. Op basis van de ondersteuningsbehoefte selecteert en benadert de consulent vijf passende scholen. 3. Wanneer dit niet tot plaatsing leidt, belegt de directeur van het SWVZHW een plaatsingsoverleg met schoolleiders van alle vo-scholen met het benodigde onderwijsaanbod waarin gezamenlijk een besluit genomen wordt over de plaatsing. 4. Wanneer het plaatsingsoverleg niet tot plaatsing leidt, legt de directeur van het SWVZHW het dossier voor aan het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband dat een definitief besluit neemt over de plaatsing. Zie: www.swvzhw.nl voor de volledige (her)plaatsingsprocedure. 14 De BOVO procedure heeft betrekking op basisschoolverlaters die binnen de BOVO regio doorstromen naar: - praktijkonderwijs; - vmbo (met of zonder leerwegondersteunend onderwijs); - havo; - vwo (inclusief gymnasium); - VSO*. *Leerlingen die vanuit het BO, SBO of SO doorstromen naar cluster 3 en 4 van het VSO vallen vanaf schooljaar 2014-2015 ook onder de BOVO-procedure. Welke school je ook kiest, in de onderbouw krijgen alle leerlingen grotendeels dezelfde vakken aangeboden. Naarmate de leerling in hogere klassen komt worden de verschillen groter. Het vwo kent bijvoorbeeld een langer traject dan de andere vo-opleidingen en heeft een hoger eindniveau. Ook kan de stijl van lesgeven per onderwijstype verschillen. Enkele bijzonderheden: - PrO; 4 of 5 jaar. - Havo en vwo hebben 3 jaar onderbouw. - Het vmbo bestaat uit 4 leerwegen: Basis, Kader, Gemengd en Theoretisch. In de praktijk zijn gemengd en theoretisch 1 leerweg, daarover straks meer. Het onderwijsaanbod in de onderbouw van het vo bestaat in de eerste twee leerjaren uit het kerndeel en het differentieel deel. Het kerndeel omvat minstens 2/3 deel van het onderwijsprogramma. De rest van de tijd is beschikbaar voor het differentiële deel. Het kerndeel is bestemd voor alle leerlingen en bevat 58 globaal geformuleerde kerndoelen. Die kerndoelen beschrijven wat alle leerlingen in de onderbouw moeten leren. Kerndoelen zijn in het voortgezet onderwijs als volgt onderverdeeld: zie punten op de dia. Met het differentieel deel beschikt iedere school over vrije uren die gebruikt kunnen worden voor extra lessen binnen het kerndeel of voor lessen en activiteiten die buiten het kerndeel vallen, zoals vreemde talen, levensbeschouwelijke vorming of andere onderwerpen waarmee de school zich wil profileren. De ruimte voor eigen keuzes van de school in het differentiële deel is beperkter als leerlingen: • op het gymnasium Grieks en Latijn moeten volgen; • op havo en vwo verplicht een tweede en derde moderne vreemde taal moeten volgen; • in het vmbo, met uitzondering van de basisberoeps gerichte leerweg, een tweede moderne vreemde taal moeten volgen. Een intelligentieonderzoek meet wat een leerling in potentie in zich heeft (m.a.w. hoe leerbaar de leerling is). Dit in tegenstelling tot de centrale eindtoets, die meet wat een leerling zich de afgelopen 8 jaar op de basisschool heeft eigen gemaakt. Uit het intelligentieonderzoek komt een IQ-score, verdeeld over een verbale en nietverbale component. Intelligentieonderzoeken worden afgenomen door speciale onderzoekers. Een intelligentieonderzoek kan in groepsverband of individueel worden afgenomen. Let op: Intelligentieonderzoeken zijn niet meer toegestaan als tweede onafhankelijke toetsgegeven naast het BSA. Alle reguliere leerlingen zijn nu verplicht de centrale eindtoets te maken (zie volgende 2 dia’s). Intelligentieonderzoeken kunnen wel door de po-school gebruikt worden als onderbouwing van het basisschooladvies. Leerlingen met een IQ van 55 t/m 80 en veel problemen ondervinden tijdens het leerproces, kunnen worden aangemeld voor praktijkonderwijs (PrO). Meestal is er sprake van leerachterstanden en zijn deze leerlingen sociaal-emotioneel kwetsbaar, hetgeen zich uit in bijvoorbeeld angst en/of concentratieproblemen. Om een leerling toe te kunnen laten tot het PrO moet de vo-school een beschikking aanvragen bij de Regionale Verwijzingscommissie (RVC-VO). Daarnaast moet de leerling op 1 oktober 2015 (teldatum), 12 jaar zijn. In het PrO staat de onderwijsbehoefte van individuele leerlingen voorop. Naast de algemene vakken taal, rekenen, informatiekunde en lichamelijke opvoeding bestaat het PrO grotendeels uit praktijkvakken en stages. Deze vakken kunnen per school verschillen. Vaak worden op PrO-scholen praktijksituaties nagebootst, bij vakken als winkelwerk, houtbewerking, verzorging en administratie. Zo worden de leerlingen voorbereid op een plek op de arbeidsmarkt. Tevens wordt de leerling voorbereidt op zijn eigen toekomst aan de hand van thema’s: burgerschap, vrijetijd, wonen en werken. De meeste leerlingen stromen na 4 of 5 jaar door naar de arbeidsmarkt. Leerlingen met meer mogelijkheden kunnen deelnemen aan een AKA-traject of Entreeopleiding. Het AKA-traject of Entreeopleiding resulteren in een diploma waarmee leerlingen kunnen doorleren op het mbo voor een beroepsgerichte opleiding op niveau 1 of 2 of doorstromen naar de arbeidsmarkt. De basisberoepsgerichte leerweg bereidt leerlingen voor op de basisberoepsopleidingen (niveau 2) van het mbo. Voorbeelden hiervan zijn medewerker ICT, beveiliger of kok. De theorie die binnen deze leerweg wordt aangeboden vraagt meer letterlijk begrip en gebruikt veel praktijkvoorbeelden. Binnen de basisberoepsgerichte leerweg bestaan maatwerktrajecten. Een voorbeeld hiervan is het leerwerktraject. Dit is een leerwijze met veel ruimte voor stage of werk. Leerlingen kunnen in sommige gevallen de assistentenopleiding volgen. De assistentenopleiding is op mbo niveau 1 en leidt je op tot assisterend beroepsoefenaar, die onder leiding van iemand anders eenvoudige werkzaamheden verricht. De opleiding duurt een half jaar tot een jaar. De kaderberoepsgerichte leerweg bereidt leerlingen voor op de vak- en middenkaderopleidingen niveau 3 en 4 van het mbo. In verhouding tot BBL ligt het niveau van KBL zowel praktisch als theoretisch beduidend hoger. Voorbeelden hiervan zijn receptionist, schoonheidsspecialist of binnenvaart schipper. In de onderbouw van deze leerweg is vooral aandacht voor theorie (in de vakcolleges is in de onderbouw wel al meer aandacht voor praktijkvakken. Een leerling kan de gemengde leerweg kiezen als hij weinig moeite heeft met studeren, maar zich ook wil voorbereiden op bepaalde beroepsopleidingen. Leerlingen die de gemengde leerweg volgen, hebben hetzelfde programma als de leerlingen van de theoretische leerweg en de leerstof is op hetzelfde niveau. Vanaf het derde leerjaar kunnen leerlingen een theoretisch vak vervangen door een kort beroepsgericht programma dat bijvoorbeeld gaat over voeding, technologie, natuur of dieren. Met de gemengde leerweg kan een leerling ook doorstromen naar het havo. Havo-scholen kunnen hiervoor zelf regels opstellen. Een leerling kan de theoretische leerweg kiezen als hij niet veel moeite heeft met studeren en nog geen specifieke beroepsopleiding wil kiezen. De theoretische leerweg is het beste te vergelijken met de oude mavo. Met een diploma van de theoretische leerweg kunnen leerlingen in het mbo een vakopleiding op niveau 3 volgen of een middenkaderopleiding op niveau 4. Met de theoretische leerweg kan een leerling ook doorstromen naar het havo. 20 Voordat leerlingen in het vmbo van de onderbouw kunnen doorstromen naar de bovenbouw, maken ze een keuze uit vier sectoren. Deze keuze hangt samen met de oriëntatie op een vervolgopleiding en een mogelijk beroep. Leerlingen in het vmbo kiezen op zijn vroegst aan het eind van het tweede leerjaar voor één van de vier sectoren: Techniek, Zorg & welzijn, Economie en Landbouw. Binnen deze sectoren bestaan weer beroepsgerichte programma’s (zie dia). De intersectorale programma’s zijn combinaties van de verschillende sectoren uit de bovenste vier rijen. De programma’s bieden aansluiting op de sectoren in het mbo. Nb. Niet iedere school biedt alle beroepsgerichte programma’s. Leerwegondersteunend onderwijs is geen vorm van onderwijs, maar een extra voorziening binnen het vmbo. LWOO-leerlingen volgen onderwijs in één van de vier leerwegen van het vmbo, maar krijgen daarbij extra ondersteuning. LWOO krijgt op verschillende manieren vorm. Scholen mogen hierin hun eigen keuzes maken. Vormen van extra begeleiding zijn les in kleinere groepen, remedial teaching (RT), concentratietraining, sociale vaardigheidstraining (SOVA), faalangstreductietraining (FRT). Om een leerling toe te kunnen laten op het LWOO zal de vo-school een beschikking moeten aanvragen bij de regionale verwijzingscommissie (RVC-VO). Het vmbo diploma dat met of zonder LWOO behaald wordt is exact hetzelfde. Het havo duurt vijf jaar en is vooral bedoeld als voorbereiding op het hbo (hoger beroepsonderwijs). Met een bewijs dat de eerste drie leerjaren havo met gunstig gevolg zijn doorlopen, kan een leerling doorstromen naar een vakopleiding (niveau 3) of een middenkaderopleiding (niveau 4) van het mbo. In de onderbouw (klas 1, 2 en 3) van het havo volgen leerlingen algemene vakken, waaronder Nederlands, Engels en wiskunde. In het derde jaar oriënteren leerlingen zich op een profiel in de bovenbouw. Aan het eind van dit schooljaar kiest de leerling uit één van de vier profielen (zie dia). Profielen: Elk profiel heeft een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is. Daarnaast is er een profieldeel dat elk van de profielen kenmerkt. Ten slotte is er een vrij deel. Deze vrije ruimte kan de leerling gebruiken om vakken te volgen uit een ander profieldeel. Dat vergroot je mogelijkheden om door te stromen naar het hoger onderwijs. Leerlingen in de bovenbouw volgen niet alleen lessen op school. Zij bereiden ook lessen voor, maken huiswerk, schrijven werkstukken, lezen boeken, gaan naar de mediatheek en doen mee aan excursies. Alles bij elkaar wordt dit de studielast genoemd. Het vwo duurt zes jaar en is vooral bedoeld als voorbereiding op het wo (wetenschappelijk onderwijs). Met een bewijs dat de eerste drie leerjaren van het vwo met een gunstig gevolg zijn doorlopen, kan een leerling doorstromen naar een vakopleiding (niveau 3) of een middenkaderopleiding (niveau 4) van het mbo. Tot het vwo behoren het atheneum en het gymnasium. Op het gymnasium krijgen alle leerlingen Grieks en Latijn in de onderbouw en Grieks en/of Latijn in de bovenbouw. Op het atheneum wordt soms Latijn als keuzevak gegeven. In de onderbouw (klas 1, 2 en 3) van het vwo volgen leerlingen algemene vakken, waaronder Nederlands, Engels en wiskunde. In het derde jaar oriënteren leerlingen zich op een profiel in de bovenbouw. Aan het eind van dit schooljaar kiest de leerling uit één van de vier profielen (zie dia). Profielen in de bovenbouw: Elk profiel heeft een gemeenschappelijk deel, dat voor alle profielen gelijk is. Daarnaast is er een profieldeel dat elk van de profielen kenmerkt. Ten slotte is er een vrij deel. Deze vrije ruimte kan de leerling gebruiken om vakken te volgen uit een ander profieldeel. Dat vergroot je mogelijkheden om door te stromen naar het hoger onderwijs. Leerlingen in de bovenbouw volgen niet alleen lessen op school. Zij bereiden ook lessen voor, maken huiswerk, schrijven werkstukken, lezen boeken, gaan naar de mediatheek en doen mee aan excursies. Alles bij elkaar wordt dit de studielast genoemd. Kopklassen: Leerlingen die vmbo-t, havo of vwo kunnen halen, maar door hun taalachterstand een lager basisschooladvies hebben gekregen, kunnen naar een kopklas. De kopklas is een extra jaar basisonderwijs. In dat extra jaar leren ze vooral veel Nederlands en worden ze voorbereid op de brugklas. Na dat jaar gaan ze naar een gewone brugklas. De kinderen krijgen les op middelbare scholen, omdat zij beter passen op een school voor het voortgezet onderwijs. Ze blijven dus niet een jaar langer op de basisschool. Het is belangrijk dat de leerlingen zelf gemotiveerd zijn voor de kopklas en een grote inzet hebben. Leerlingen t/m 13 jaar komen voor de kopklas in aanmerking. Er zijn twee kopklassen: één met als doel doorstroming naar vmbo-t en één met als doel doorstroming naar havo/vwo. De kopklassen zijn ondergebracht op Hofstad mavo (vmbo T kopklas) en het Internationaal College Edith Stein (havo/vwo). Nb. Er zijn plannen om op termijn leerlingen van groep 7 door te laten stromen naar de kopklas, zodat zij geen jaar ‘verliezen’. Dit geldt nog niet voor 2014-2015. In november wordt hierover meer bekend. Het ISK is een speciale klas voor leerlingen van 12 tot 18 jaar die nog maar kort in Nederland zijn (richtlijn is minder dan 2 jaar vanaf het moment dat de leerling op het vo start) en het Nederlands niet of nauwelijks beheersen. Deze onderwijsvorm wordt ook wel Eerste Opvang Anderstaligen genoemd. In deze klas volgen leerlingen een intensief taalprogramma, zodat ze daarna in kunnen stromen in een reguliere klas op het vo, soms gedurende het schooljaar. In het eerste jaar volgen ze ook vakken zoals rekenen/wiskunde, kunsteducatie, informatica en sport. Leerlingen zitten 1 tot 2 jaar in de schakelklas. In de regio Haaglanden bieden drie vo-scholen ISK aan, het: - Internationaal College Edith Stein - Johan de Witt, locatie Hooftskade - Diamant College Onderwijs speciaal voor hoogbegaafde leerlingen wordt aangeboden op het Aloysius College en het Rijswijks Lyceum. Met passend onderwijs is er op het gebied van het Voortgezet Speciaal Onderwijs ook het een en ander gewijzigd. De indeling van de clusters blijft bestaan, waarbij cluster 3 en 4 nu deel uitmaken van de BOVO procedure. De VSO-scholen werken met een schoolondersteuningsprofiel waarin ze beschrijven hoe ze de diepteondersteuning aanbieden. De toelating tot VSO verllopt niet langer via de Commissie van indicatiestelling (CvI), maar via het samenwerkingsverband vo (Commissie van deskundigen). Cluster 1: Scholen voor kinderen die blind of slechtziend zijn en scholen voor meervoudig beperkte blinde of slechtziende kinderen Cluster 2: Scholen voor kinderen die doof of slechthorend (sh) zijn, scholen voor meervoudig beperkte dove of slechthorende kinderen en scholen voor kinderen met ernstig spraak en/of taalmoeilijkheden (esm) Cluster 3: Scholen voor verstandelijk gehandicapte kinderen, lichamelijk beperkte leerlingen (inclusief chronisch zieke kinderen) en meervoudig beperkte leerlingen. Scholen voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK), langdurig zieke kinderen met somatische problematiek (LZK) en scholen voor kinderen met een lichamelijke handicap (mytylscholen). Scholen moor meervoudig gehandicapte kinderen met een lichamelijke handicap (tyltylscholen) Cluster 4: Scholen voor leerlingen met ernstige gedragsstoornissen en/of psychiatrische problematiek, zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK), langdurig psychiatrisch zieke kinderen (LZK) en scholen verbonden aan een pedologisch instituut (PI-scholen) Reden voor aanmelding op één school: Indien leerlingen op meerdere scholen aangemeld zouden kunnen worden, kunnen zij ook op meerdere scholen tegelijk aangenomen worden. Dit levert een onoverzichtelijke situatie op, waarbij het voor vo-scholen onduidelijk is hoeveel leerlingen daadwerkelijk naar hun school zullen komen. Ouders let op: Indien een leerling wordt afgewezen of de ouder de aanmelding intrekt, dan dient de vo-school dit te verwerken in OT en het adviesformulier te retourneren aan ouders. Als de verwerking in OT niet heeft plaatsgevonden, kan de leerling niet op een andere vo-school aangemeld worden! Het adviesformulier is vereist om een leerling aan te melden op een vo-school. Zonder de unieke code op het adviesformulier kan de vo-school het OKR niet inzien. Meegeven adviesformulieren PrO-, LWOO-, kopklas- en zorgleerlingen: 16 jan 2015 Meegeven adviesformulieren overige leerlingen: 30 jan 2015 BOVO adviseert om uw kind vroegtijdig aan te melden. Mocht uw kind worden afgewezen, dan blijft er voldoende tijd om binnen de 1e aanmeldingsperiode opnieuw aan te melden (en mee te gaan in evt. voorrangsregels en/of loting). 1e aanmeldingsperiode LWOO, PrO, kopklas en zorgleerlingen t/m 20 maart 2015 1e aanmeldingsperiode vmbo, havo en vwo t/m 20 maart 2015 1e behandelperiode LWOO, PrO, kopklas en zorgleerlingen t/m 26 maart 2015 1e behandelperiode vmbo, havo en vwo t/m 26 maart 2015 : 17 januari : 31 januari : 19 januari : 2 februari Tussen 21 en 27 maart kan er niet worden aangemeld. Alle aanmeldingen t/m 20 maart worden behandeld als gelijktijdig binnengekomen, maar het is voor vo-scholen niet prettig op het laatste moment nog veel aanmeldingen binnen te krijgen en al die dossiers te bestuderen. Het toelatingsbeleid van het vo wordt wettelijk geregeld door het Inrichtingsbesluit WVO. Toelatingscriteria en voorrangsregels kunnen onderdeel zijn van het toelatingsbeleid. In de BOVO regio Haaglanden is afgesproken dat vo-scholen uiterlijk 1 november hun toelatingsbeleid en het aantal beschikbare lesplaatsen via een directe link op de homepage van hun website plaatsen, zodat deze voor po-scholen en ouders inzichtelijk zijn. Er is een aantal gronden waarop een leerling geweigerd mag worden (zie dia). Met het Toetsbesluit po wijzigt een aantal zaken rondom het toelatingsbeleid van vo-scholen. Zo zegt het Toetsbesluit po dat het basissschooladvies leidend is bij de toelating tot het vo. - Dit houdt niet in dat het vo het BSA te allen tijde moet volgen. - Dit houdt wel in dat het vo het BSA als uitgangspunt neemt en niet meer mag afwijzen op basis van één toelatingscriterium. Voorbeeld: Het vo mag geen eindtoetsscore als criterium hanteren om een leerling toe te laten. Een leerling mag ook niet afgewezen worden om een leerachterstand op één vakgebied. Vo-scholen mogen de leerling ook niet zelf toetsen of de po-school vragen om een extra toets. Dit mag alleen als de vo-school een bijzondere inrichting heeft, zoals LOOT (=topsport) of TTO (=tweetalig onderwijs). In de BOVO regio Haaglanden is aanvullend afgesproken dat scholen met opleidingen met een bijzonder profiel, niet vallende onder bijzondere richtingen zoals genoemd in de wet, in hun toelatingscriteria expliciete eisen kunnen opnemen om geschiktheid voor het profiel te toetsen. Ook hier geldt dat uitsluitend kennis of vaardigheden getest mogen worden die nodig zijn voor het specifieke profiel. Afwijzen op basis van twijfels over het BSA Als de vo-school vragen heeft over de onderbouwing van het basisschooladvies, gaat de vo-school in gesprek met de po-school. Wanneer po- en vo-school geen overeenstemming kunnen bereiken kan de vo-school de leerling afwijzen op basis van gegronde twijfels over de juistheid van het basisschooladvies, op voorwaarde dat de vo-school dit transparant onderbouwt. Waar mogelijk biedt de vo-school een plek op een ander onderwijstype aan. Vo-scholen werken hard om zo snel mogelijk een besluit te nemen over de toelaatbaarheid. Door de vele aanmeldingen en de hoeveelheid werk die gepaard gaat met het nauwkeurig bestuderen van een onderwijskundig rapport, kan de behandeling van een dossier een aantal weken in beslag nemen. Probeer daarom vroegtijdig aan te melden. Indien een leerling als toelaatbaar wordt aangeduid, dan is dat altijd onder voorbehoud van overaanmelding. Bij overaanmelding zijn er meer toelaatbare leerlingen dan lesplaatsen en treden in veel gevallen voorrangsregels in werking. Een bekende voorrangsregel geldt bijv. voor broertjes of zusjes van leerlingen die al op de vo-school zitten. Zijn er na het toepassen van voorrangsregels nog steeds te veel toelaatbare leerlingen, dan past de vo-school loting toe. Dit schooljaar wordt het bericht van plaatsing bekend gemaakt op vrijdag 27 maart 2015 (Evt. loting vindt ook die dag plaats). 2e aanmeldingsperiode: vanaf maandag 30 maart 2015 en loopt tot donderdag 16 april 2015. Aanmelding in de 2e aanmeldingsperiode vindt plaats op volgorde van binnenkomst, dus wie het eerst komt die het eerst maalt. BEHALVE op de eerste dag 30 maart 2015. Het doel hiervan is dat ouders zich niet genoodzaakt voelen om op de eerste aanmeldingsdag zo vroeg mogelijk bij de voschool aanwezig te zijn om hun kind aan te melden. Voorbeeld: Stel een vo-school heeft na de 1e aanmeldingsperiode nog 10 plaatsen over. Op maandag 30 maart melden zich 15 kinderen aan. Er vindt dan onmiddellijk na de eerste dag een loting plaats om de volgorde te bepalen waarop de dossiers van deze 15 leerlingen worden behandeld. De 10 dossiers die als eerste uit de loting komen hebben de meeste kans om te worden toegelaten, maar het kan ook zijn dat er tussen deze 10 een dossier zit dat alsnog (inhoudelijk) wordt afgewezen. Dan heeft het dossier dat als 11e uit de loting kwam alsnog een goede kans toegelaten te worden. BOVO onderhoudt geen contacten met ouders. Het komt vaak voor dat ouders zelf contact zoeken met BOVO. BOVO staat hen te woord, maar verwijst hen altijd terug naar de school of het bestuur van de school. Zij zijn verantwoordelijk voor de besluiten. BOVO heeft hier geen invloed op. De BOVO ouderfolder is een folder met belangrijke informatie en data voor ouders. Het streven is de ouderfolder in oktober naar alle poscholen te versturen. 37 Bedankt voor de aandacht en een prettig schooljaar gewenst.
© Copyright 2024 ExpyDoc