ECLI:NL:RBNHO:2014:5212 1 Tenlastelegging

ECLI:NL:RBNHO:2014:5212
Uitspraak
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak: 05-06-2014
Datum publicatie: 05-06-2014
Zaaknummer: 15/706222-13
Rechtsgebieden: Strafrecht
Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22
mei 2014 in de zaak tegen:
[verdachte] [verdachte] [verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Midden Holland, Huis van Bewaring
De Geniepoort.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S.C.M. Wildemors en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.P. Plasman, advocaat te
Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1 Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van
het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 17 augustus 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, opzettelijk[Slachtoffer
1.]van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (met (veel) kracht)
meermalen (al dan niet met (een) voorwerp(en)) op/tegen het (gehele) lichaam van die
[Slachtoffer 1.] geslagen/gestompt en/of meermalen op/tegen het (gehele) lichaam van die
[Slachtoffer 1.] geschopt/getrapt,tengevolge waarvan voornoemde die [Slachtoffer 1.] is
overleden;
Feit 2:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 16
augustus 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, aan een persoon genaamd
[Slachtoffer 1.], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten: (telkens) (een) ribbreuk(en) en/of
(telkens) (een) armbreuk)en) en/of misvorming van de oorschelp(en)(zijnde: (een)
bloemkoolo(o)r(en)), heeft toegebracht, door deze [Slachtoffer 1.] (telkens) opzettelijk (met
(veel) kracht) (al dan niet met (een) voorwerp(en)) op/tegen het (gehele) lichaam te
slaan/stompen en/of op/tegen het (gehele) lichaam te schoppen/trappen;
subsidiair , indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 16
augustus 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een
persoon (te weten [Slachtoffer 1.]) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte (telkens), (met
(veel) kracht) (al dan niet met (een) voorwerp(en)) op/tegen het (gehele) lichaam van die
[Slachtoffer 1.] geslagen/gestompt en/of op/tegen het (gehele) lichaam van die [Slachtoffer 1.]
geschopt/getrapt, waardoor deze [Slachtoffer 1.] (telkens) letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
Feit 3:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 1 april
2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een persoon (te
weten [Slachtoffer 2.]) heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte (telkens) (met (veel)
kracht) op/tegen de/het o(o)r(en) en/of op/tegen/in de buik, en/of op/tegen de/het o(o)g(en),
althans op/tegen het lichaam van die [Slachtoffer 2.] geslagen/gestompt, waardoor deze (telkens)
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 4:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 16
augustus 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad, althans in Nederland, een ander, te weten:
[Slachtoffer 1.], (meermalen) met één van de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van
Strafrecht genoemde middelen, te weten door dwang en/of geweld en/of een andere feitelijkheid
en/of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid en/of door afpersing en/of door
misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een
kwetsbare positie, heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid of diensten dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of redelijkerwijs
moest vermoeden dat die [Slachtoffer 1.] zich daardoor beschikbaar stelde tot het verrichten van
arbeid of diensten, waarbij die andere feitelijkheid/feitelijkheden heeft/hebben bestaan uit: - die
[Slachtoffer 1.] verbieden naar de televisie te kijken, - die [Slachtoffer 1.] verbieden zich op de
benedenverdieping van zijn (eigen) woning te begeven en/of waarbij die arbeid en/of diensten
(telkens) heeft/hebben bestaan uit: - het aan verdachte ter beschikking stellen van zijn woning
en/of - het betalen van rekeningen van verdachte en/of - het geven van geld aan verdachte en/of het onderhouden van verdachtes wietplantage en/of - het doen van boodschappen ten behoeve
van en/of - het doen van (werkzaamheden in) het huishouden (op de wijze zoals verdachte dat
opdroeg) en/of - het uitvoeren van andere opdrachten voor verdachte, en/of waarbij die "enige
handeling" (telkens) heeft/hebben bestaan uit: - het beheren van de financiën van die [Slachtoffer
1.] en/of - het verstrekken van verdovende middelen aan die [Slachtoffer 1.], terwijl dit feit
(telkens) zwaar lichamelijk letsel (te weten: ribbreuken en/of armbreuken en/of misvorming van
de oorschelp(en)(zijnde: (een) bloemkoolo(o)r(en)) en/of ander letsel) ten gevolge heeft gehad of
daarvan levensgevaar voor die ander te duchten was.
2 Voorvragen
2.1.
De geldigheid van de dagvaarding
De officier van justitie heeft in de dagvaarding onder feit 4 bij de omschrijving van de in artikel
273f Sr bedoelde arbeid en/of diensten onder meer het volgende gedachtestreepje opgenomen:
“het uitvoeren van andere opdrachten door verdachte”. De raadsman heeft verzocht dit onderdeel
van de tenlastelegging nietig te verklaren omdat onduidelijk is wat met deze zinsnede wordt
bedoeld.
De rechtbank is van oordeel dat dit beroep op partiële nietigheid van de dagvaarding dient te
worden verworpen, nu bedoelde zinsnede een sluitstuk vormt van een opsomming en opdrachten
omvat die niet zijn opgenomen in eerdergenoemde opsomming, maar wel in het dossier naar
voren zijn gekomen; te weten het halen van cocaïne en telefoonkaarten. Naar het oordeel van de
rechtbank is de desbetreffende zin daarmee voldoende duidelijk zodat het beroep op partiële
nietigheid van de dagvaarding wordt afgewezen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding voor het overige aan alle
wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
2.2.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat
het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor
schorsing van de vervolging.
3
Inleiding
Op zaterdag 17 augustus 2013 om 9.15 uur heeft verdachte via het alarmnummer 112 verzocht
om een ambulance op het adres [straat] te [plaats] Bij aankomst trof het personeel van de
ambulancedienst een man aan die geen teken van leven meer vertoonde. Direct hierop werd
gestart met reanimatie, maar omstreeks 09:45 uur werd door personeel van de ambulancedienst
vastgesteld dat de man was overleden. Deze man bleek genaamd te zijn: [Slachtoffer 1.],
roepnaam [Slachtoffer 1.], geboren: [geboortedatum] te [geboorteplaats 2].
Gezien de omstandigheden waaronder[Slachtoffer 1.]werd aangetroffen is het vermoeden
ontstaan dat hij niet een natuurlijke dood is gestorven. Zijn dood is het startpunt geweest van een
grootschalig politieonderzoek dat is gaan draaien onder de naam Ventoux. Naar aanleiding van
dit onderzoek is verdachte beschuldigd van doodslag op [Slachtoffer 1.], (zware) mishandeling
van die [Slachtoffer 1.], mishandeling van een voormalig huisgenoot genaamd [Slachtoffer 2.] en
mensenhandel met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg in die zin dat verdachte die [Slachtoffer 1.]
onder druk van onder meer geweld zou hebben gedwongen tot het verrichten van allerhande
werkzaamheden en het betalen van allerlei rekeningen ten gunste van verdachte.
Ten tijde van het onderzoek heeft verdachte zich steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Ter zitting
heeft verdachte enige betrokkenheid bij de dood van[Slachtoffer 1.]en de mensenhandel ontkend.
Wel heeft hij in algemene bewoordingen, zonder nadere details te geven over de wijze waarop en
de periode waarin, ter zitting bekend zowel[Slachtoffer 1.]als [Slachtoffer 2.] te hebben
mishandeld.
Het is aan de rechtbank om te beoordelen of zij op basis van de thans voorhanden
onderzoeksresultaten wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte de tenlastegelegde feiten
heeft gepleegd.
4 Bewijs
4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair, 3 en
4 ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
Feit 1:
De verdediging heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. De
verdediging betwist niet dat het slachtoffer door een misdrijf is omgekomen. Evenmin wordt
ontkend dat verdachte en het slachtoffer in de nacht voorafgaand aan zijn dood samen in de
woning hebben verbleven. Verdachte ontkent echter dat hij heeft bijgedragen aan de dood van
[Slachtoffer 1.]. Daarin zit volgens de raadsman besloten dat verdachte iedere mishandeling
ontkent die gerelateerd zou kunnen worden aan de dood van het slachtoffer.
In de visie van de verdediging kan een alternatief scenario op basis van de onderzoeksresultaten
die in de richting van verdachte wijzen niet worden uitgesloten, namelijk dat het slachtoffer in de
nacht van 17 augustus 2013 is thuisgekomen en vóór die tijd door een onbekende buitenshuis is
mishandeld.
Feit 2 primair/subsidiair en Feit 3
Met betrekking tot het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde alsmede het onder 3
tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 4
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend
kan worden bewezen dat het slachtoffer is gedwongen zich beschikbaar te stellen tot het
verrichten van arbeid of diensten. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat het causale verband
tussen de in de tenlastelegging genoemde middelen en het doen van opdrachten niet is komen
vast te staan. Voorts zijn voor de in de tenlastelegging omschreven feitelijkheden slechts enkele
bewijsmiddelen beschikbaar die hooguit kunnen duiden op een feitelijkheid die zich op enig
moment heeft voorgedaan, maar niet de beschuldiging van mensenhandel kunnen dragen.
4.3. Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten
op grond van het volgende.
Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 1
Melding reanimatie [straat] te Zaandam
Op zaterdag 17 augustus 2013, omstreeks 09.18 uur werd personeel van de politie te Zaandam
door de centrale meldkamer verzocht om te gaan naar een woning gelegen aan de [straat] te
Zaandam voor een reanimatie. Omstreeks 09:21 uur betraden verbalisanten Pool en Goet de
woning. In de betreffende woning troffen zij de hen ambtshalve bekende [verdachte] (verdachte)
aan. Op de grond in de woonkamer lag een man. Verbalisant Goet heeft de man gecontroleerd op
ademhaling en hartslag. Hij kreeg geen contact met het slachtoffer. Hierop werd gestart met
reanimatie. Omstreeks 9.23 uur arriveerde de ambulance. Omstreeks 09:45 uur heeft het
ambulancepersoneel besloten om te stoppen met reanimeren. Gelet op de bevindingen van de
ambulancemedewerkers en het letsel (meerdere blauwe plekken) dat verbalisanten bij het
slachtoffer hadden waargenomen werd het lichaam van het slachtoffer in beslag genomen voor
nader onderzoek. 2
Identificatie slachtoffer
Verdachte toonde tegenover verbalisanten Pool en Goet gegevens van het slachtoffer, met daarop
de naam [Slachtoffer 1.] 3 . Op maandag 19 augustus 2013 hebben [betrokkene 1.]en
[betrokkene 2.]het stoffelijk overschot herkend als dat van hun broer [Slachtoffer 1.], roepnaam
[Slachtoffer 1.], geboren op [geboortedatum] 4 .
Onderzoek doodsoorzaak en tijdstip overlijden
Het stoffelijk overschot van [Slachtoffer 1.] is aan een onderzoek onderworpen. In de NFI
rapportage gedateerd 5 november 2013 concludeert Dr. B. Kubat (arts en patholoog) na sectie: “
Het overlijden van [Slachtoffer 1.] geboren op [geboortedatum], wordt volledig verklaard door
verbloeding opgetreden ten gevolge van een zeer uitgebreid traumatisch leverletsel al dan niet in
combinatie met uitgebreide bloeduitstortingen in de onderhuidse weefsels en spieren. 5 ” Het
sectierapport houdt, naast voornoemde conclusie, onder meer de volgende resultaten in:
- verspreid over het gehele lichaam zeer veel overwegend roodpaarse en deels zeer uitgebreide
onderhuidse bloeduitstortingen en oppervlakkige huidbeschadigingen met indroging, waaronder
letsels aan het gelaat en aan de slijmvliezen van de lippen, bloedcollecties in de weefsels van
beide oorschelpen passend bij een verse bloeduitstorting, bloeduitstortingen in de weke delen en
spieren van de rug en uitgebreide bloeduitstortingen aan beide bovenarmen;
- vele dagen tot weken oude ribbreuken met tekenen van genezing;
- verse (minder dan 1 dag oude) ribbreuken met uitgebreide omgevende bloeduitstortingen ;
- breuk ter plaatse van het bovenste deel van het borstbeen met omgevende bloeduitstorting;
- oude breuk van een kuitbeenbot (fibula) links;
- uitgebreide diep in het leverweefsel reikende verscheuring over de gehele breedte van de
onderzijde van de rechterleverkwab, deels gelegen onder de losgescheurde galblaas;
- bloeduitstorting op de linkerwang: enkele uren oud doch waarschijnlijk niet ouder dan 5- 6
uren;
- letsel B klieving voorhoofd: meerdere tot tientallen minuten oud;
- gelokaliseerde traumatische beschadiging van de lange zenuwuitlopers in de hersenen
opgetreden maximaal circa 1/2 dag voor het overlijden 6 .
Het zeer uitgebreid letsel aan de lever is volgens de patholoog het gevolg van inwerking van
heftig uitwendig botsend geweld op de leverstreek (onderrand borstkas/bovenrand buik rechts)
zoals kan optreden ten gevolge van vallen op een uitstekend voorwerp, hard geslagen of
geschopt worden 7 .
Door dr. D. Botter (forensisch arts) is op 25 november 2013 gerapporteerd over nadere vragen
die zijn gesteld aan dr. L.M.G. Geeraedts, traumachirurg van het VU medisch centrum te
Amsterdam en dr. R.W. Koster (cardioloog aan het Academisch Medisch Centrum).
Volgens dr. Geeraedts zijn het levertrauma en de zeldzaam voorkomende losscheuring van de
galblaas gezamenlijk zeer waarschijnlijk door één krachtige stompe geweldsinwerking ontstaan.
Verscheuring van leverweefsel impliceert een grote krachtsinwerking tegen de borst of buik in
de directe nabijheid van de lever… In de directe nabijheid van de lever was … sprake van
meerdere verse ribbreuken. Voor het losscheuren van de galblaas uit het leverbed aan de
achterzijde van de lever kunnen twee soorten krachtsinwerkingen verantwoordelijk zijn geweest:
- directe geweldsinwerking tegen èn tussen de lever en de galblaas; hiervoor is een forse
krachtsinwerking vereist die langs de onderzijde van de borstkas, ongeveer ter plaatse van de
denkbeeldige lijn die door het midden van het rechter sleutelbeen verloopt, zoals bijvoorbeeld in
de hoedanigheid van een krachtige trap, vuistslag of val tegen een stomppuntig rigide voorwerp;
- een (al dan niet schuin gerichte) voor-achterwaarse krachtige geweldsinwerking vanaf de
voorzijde tegen de borst of buik in de directe nabijheid van de lever, waarbij door krachtige
compressie tegen de wervelkolom verschuiving heeft plaatsgevonden van de galblaas. 8
Meestal wordt dit soort letsel gezien bij verkeersongevallen, val van grote hoogte of bijvoorbeeld
inklemming tussen twee voertuigen. 9
Dr. Koster heeft verklaard dat het overlijden van [Slachtoffer 1.] heeft plaatsgevonden na 8.59
uur en vóór 9.25 uur (met als zeer veilige marge: na 8.29 uur) 10 .
Op nadere vragen heeft Dr. Kubat op 9 december 2013 gerapporteerd dat het bij [Slachtoffer 1.]
geconstateerde leverletsel bij leven is ontstaan en dat hij na het oplopen van dit letsel nog enige
tijd in leven is geweest. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat bij personen met
soortgelijk type letsel als dat van [Slachtoffer 1.] de overleving varieerde tussen de 72 minuten
tot 360 minuten na het incident. Gelet op de onderzoekspopulatie in dit onderzoek moest volgens
Kubat in casu een ruimere marge worden genomen (korter dan 72 minuten en langer dan 360
minuten) waarbij niet kan worden aangegeven hoe veel ruimer deze dient te zijn. Wel heeft zij
benadrukt dat gelet op het feit dat het aantal ontstekingscellen rond de leverscheur niet zeer hoog
was, het iets waarschijnlijker is dat de tijdsduur tussen het oplopen van het letsel en het
overlijden eerder vroeg in het tijdssegment was (rond de grens van 72 minuten) dan dat het later
in het tijdssegment was (rond de grens van 360 minuten). Ten slotte concludeert zij dat – ervan
uitgaande dat de geconstateerde (verse) verwondingen min of meer gelijktijdig zijn ontstaan –
het zeer veel waarschijnlijker is dat deze letsels een niet accidentele oorzaak hebben dan dat zij
een accidentele oorzaak hebben 11 .
Tussenconclusie
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat[Slachtoffer 1.]op 17 augustus 2013 tussen
8.29 uur en 9.25 uur is overleden aan de gevolgen van verbloeding opgetreden ten gevolge van
een zeer uitgebreid traumatisch leverletsel al dan niet in combinatie met uitgebreide
bloeduitstortingen in de onderhuidse weefsels en spieren. Evenals de officier van justitie en de
verdediging in hun in zoverre gelijkluidend standpunt is de rechtbank van oordeel dat het
levertrauma is veroorzaakt door een misdrijf, waarbij in ieder geval sprake is geweest van één
krachtige stompe geweldsinwerking. Het tijdstip waarop het letsel is toegebracht en het misdrijf
dus heeft plaatsgevonden is gelet op vorenstaande niet precies vast te stellen. Wel staat vast dat
[Slachtoffer 1.] na het incident nog enige tijd heeft geleefd in een tijdssegment dat is gelegen
tussen of omstreeks de 72 – 360 minuten waarbij een ruime marge moet worden genomen. Gelet
hierop moet het incident zich in de nacht van 17 augustus 2013 hebben voorgedaan met tussen
2.29
uur
(met
een
ruime
marge)
en
9.25
uur.
De rechtbank heeft bij dit oordeel in aanmerking genomen dat het onderzoek ter terechtzitting
geen enkele aanwijzing – ook niet in één der verklaringen van verdachte – heeft opgeleverd voor
de mogelijkheid dat in die nacht een uitzonderlijk ongeval zou hebben plaatsgevonden als in noot
9 aangeduid.
Resteert de vraag waar het incident zich heeft voorgedaan en wie het letsel heeft toegebracht.
Melding huiselijk geweld
Op 8 augustus 2013 is bij het Steunpunt Huiselijk Geweld een anonieme melding binnen
gekomen waarin werd aangegeven dat [Slachtoffer 1.] dagelijks zou worden mishandeld door
een Turkse man, genaamd [verdachte] die bij hem inwoont. Er zou sprake zijn van zichtbare
blauwe plekken en de man zou regelmatig naar het ziekenhuis gaan met verwondingen 12 . Uit
nader onderzoek is gebleken dat een man genaamd [Getuige 1.]deze melding heeft gedaan 13 .
Getuigenverklaringen
[Getuige 1.] heeft bij de rechter-commissaris verklaard 14 dat zijn familie al 20 jaar bevriend is
met de familie van verdachte en dat hij [Slachtoffer 1.] via verdachte eind juni 2013 heeft leren
kennen; hij heeft [Slachtoffer 1.] in dienst genomen. Hij verklaart voorts:
“Toen [Slachtoffer 1.] bij mij kwam werken had hij de ene keer een dik blauw oog. [Slachtoffer
1.] vertelde dan aan mij wat er was gebeurd. Ik ging dan naar [verdachte] om te zeggen dat hij
dat niet moest doen en de volgende dag kwam [Slachtoffer 1.] dan weer mank lopend. Het ging
gewoon niet meer bij hem thuis. [Slachtoffer 1.] werd gewoon mishandeld. Ik zei tegen
[Slachtoffer 1.] “Doe er wat aan of vertel het mij niet meer”. Ik heb ook [verdachte] erop
aangesproken en zelfs gesmeekt het niet meer te doen. Ik zei dan tegen [verdachte] “Je slaat hem
nog een keer dood”. Ik zei ook tegen [verdachte] dat hij daar weg moest gaan. Uiteindelijk heb ik
de hulplijn Mishandeling gebeld.”
Op de vraag hoe vaak hij verwondingen heeft gezien bij [Slachtoffer 1.], antwoordt [Getuige 1.]
“Ik heb
alleen maar verwondingen bij [Slachtoffer 1.] gezien. Als het ene nog niet beter was, had hij de
volgende verwonding al. Ik weet nog dat [Slachtoffer 1.] een keer een enorme zwarte plek op
zijn rug had. Ik zei toen tegen [verdachte] “Dat doe je nog niet eens tegen een dier”. U vraagt mij
hoe dat ging en hoe ik die plek te zien kreeg. [verdachte] wees mij toen heel trots die plek aan bij
[Slachtoffer 1.]. Ik denk dat dit één maand of drie weken voor zijn dood was. Ergens midden of
eind juli. Die plek was ongeveer vijftig centimeter lang en vijftien centimeter breed.” [Getuige
1.]verklaart verder dat hij heeft gezien dat [Slachtoffer 1.] door [verdachte] werd mishandeld; dat
gebeurde met de vuist of met de vlakke hand, tegen zijn hoofd, maar ook elders tegen zijn
lichaam. Verdachte heeft hem verteld dat hij ook witte staafjes heeft gebruikt en deze heeft krom
geslagen op [Slachtoffer 1.].
[Slachtoffer 2.] heeft bij de rechter-commissaris verklaard 15 dat hij van april 2011 tot maart
2013 aan de [straat] te Zaandam heeft gewoond, samen met [Slachtoffer 1.] en verdachte. Hij
verklaart onder meer: “Ongeveer zes maanden nadat ik erin was getrokken, ben ik voor het eerst
door [verdachte] geslagen. Ik ben ongeveer 2 jaar door [verdachte] geslagen. Eén jaar voordat ik
wegging, werd het erger. Ook [Slachtoffer 1.] werd geslagen. Het ging om dezelfde periode. Hij
sloeg met gebalde vuist op het lichaam, maar met vlakke hand in het gezicht.” Eerder bij de
politie heeft [Slachtoffer 2.] verklaard dat [Slachtoffer 1.] en hij zo’n twee keer per week door
verdachte werden mishandeld 16 en dat hij eind maart 2013 uiteindelijk is gevlucht: “ Ik heb het
er ook met [Slachtoffer 1.] over gehad dat ik weg moest, want een van ons zou het bekopen met
de dood. Het werd steeds erger thuis. Ik denk dat [Slachtoffer 1.] dacht dat ik niet weg zou gaan”
17 . “Ik heb ook tegen [Slachtoffer 1.] nog voor Kerst gezegd dat ik ging, want het geweld werd
steeds erger. Het was ik of [Slachtoffer 1.] die er aan zouden gaan. [verdachte] werd toen steeds
gewelddadiger, hij begon te trillen, schreeuwen, en steeds meer geweld toe te passen. Ik ben er
van overtuigd dat het een van ons zijn leven zou gaan kosten. 18
[getuige 2.] heeft als getuige verklaard dat verdachte een paar jaar geleden bij hem op de
sportschool is gestart met kickboksen. In mei 2013 is hij voor het laatst komen trainen. Volgens
[getuige 2.]kon verdachte hard stoten en met name zijn rechterbeen was sterk, daar kon hij hard
mee trappen 19 .
Ambulancechauffeur [getuige 3.] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op zaterdag 17
augustus 2013 de opdracht had te gaan naar het adres [straat] te [plaats] Aldaar trof hij een man
aan, liggend op de grond. Hij zag een snee boven zijn rechteroog. De wond boven zijn
rechteroog was helemaal schoon. Het was een wond van ongeveer anderhalf, twee
centimeter.[getuige 3.]vond de verwondingen van het slachtoffer vreemd: ”Als je zo een snee in
je wenkbrauw hebt, moet ergens bloed zitten. Normaal gesproken bloedt zo’n wond heftig” 20 .
Medische stukken
Naar aanleiding van het overlijden van [Slachtoffer 1.], de door de familie verleende
toestemming tot het opvragen van medische informatie en de door de rechter-commissaris
verleende machtiging tot het opvragen van het medisch dossier, is bij zorgverzekeraar Zilveren
Kruis Achmea, het persoonsdossier van[Slachtoffer 1.]opgevraagd en verkregen. In dit dossier
bevinden zich de volgende geschriften:
- Een brief gedateerd 8 augustus 2013 van dr. E.A. Dunnebier 21 , werkzaam als KNO arts bij
het Zaans Medisch Centrum (ZMC) waarin onder meer staat opgenomen:
“Poliklinisch zag ik de heer [Slachtoffer 1.] bijzonder genoeg voor de 3e maal met een
othematoom, deze maal wederom aan de rechter zijde. Na de vorige behandeling is het oor fraai
aan het genezen gegaan, maar mogelijk zou hij zijn gevallen. Al met al is zijn gedrag op onze
polikliniek met overigens al zijn blauwe plekken en schaafwonden toch bijzonder te noemen”.
- Een brief gedateerd 30 juli 2013 van dr. E.A. Dunnebier 22 , werkzaam als KNO arts bij het
ZMC waarin onder meer staat opgenomen:
“Poliklinisch zag ik de heer [Slachtoffer 1.] met spoed wegens een trap kickboksen tegen zijn
rechter oor, waarbij een fors othematoom is ontstaan. 2 weken tevoren was dit aan de linker zijde
het geval met drainage en antibiotische behandeling. Ook deze zijde werd aan de anterieure zijde
geincideerd m.n. aan de craniale zijde bevond zich het hematoom”.
- Een brief gedateerd 16 juli 2013 van dr. E.E. Kummer 23 , werkzaam als KNO arts bij het
ZMC waarin onder meer staat opgenomen:
“Anamnese: Vorig weekend kickbokswedstrijd. Nu op de spoedeisende hulp met ribfracturen,
had
ook
een
dik
oor
links.
Onderzoek:
Zeer
fors
fluctuerend
othematoom links.”
- Een brief gedateerd 5 juli 2013 van S. Muller en K.M. Bloemendaal 24 , respectievelijk
werkzaam als chirurg en arts-assistent bij de spoedeisende hulp van het ZMC waarin onder meer
staat opgenomen:
“Verwezen via radiologie. 6 dgn geleden een trap tegen de thorax links gehad met kickboksen.
Kon gewoon goed doorademen echter ivm met een aanhoudende druk op de thorax is meneer
toch naar de huisarts gegaan. Tevens een hematoom ter plaatse van de oorschelp links
Diagnose: Multipele ribfracturen links (5 stuks), zonder pneumothorax of hematothorax. Reeds 6
dgn oud.”
- Een verslag gedateerd 9 juli 2013 van F. van Hoorn 25 , werkzaam als radioloog bij het ZMC
waarin onder meer staat opgenomen (onderzoeksdatum 5 juli 2013):
“Indicatie: Trauma enkele weken geleden, vermoeid. Afwijkingen longen en/of ribben? Verslag:
Thoraxfoto in 2 richtingen met aanvullende ribdetailopname van de linker thoraxapertuur. Geen
vergelijk. Wel zijn er uitgebreide ribfracturen zichtbaar, waarschijnlijk costa 8 rechts dorsaal en
costa 7 meer ventraal rechts. Linkszijdig multipele ribfracturen, costa 11, costa 10 op 2 plaatsen,
costa 9 mogelijk ook op 2 plaatsen, costa 8 vertoont een fractuur, ook costa 5 is gebroken. Na
telefonisch overleg met de assistent chirurgie werd patiënt toch nog gepresenteerd op de
Spoedeisende Hulp voor nadere analyse en behandeling”.
- Een verslag gedateerd 26 juli 2013 van H.E.A.S.J. Lemmers 26 , werkzaam als radioloog bij
het ZMC waarin onder meer staat opgenomen:
Indicatie: Twee weken na vijf ribfracturen links. Pneumothorax of hematothorax?
Conclusie: Geen aanwijzing voor intrathoracale complicaties. Progressieve callusformatie bij de
ribfracturen.
Waar bevond verdachte zich in de nacht van 16 op 17 augustus 2013?
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij sinds november 2010 in het huis van
[Slachtoffer 1.] aan de [straat] te Zaandam verbleef. Op 17 augustus 2014 kwam hij rond 2.00
uur thuis en heeft hij vervolgens de computer en de tv aangezet. Uit digitaal onderzoek is
gebleken dat de laptop van verdachte op 17 augustus 2013 om 2:25 uur is gestart, ingelogd,
afgesloten en kort hierna om 2.34 uur opnieuw is gestart en ingelogd. Daarna is de laptop in
bedrijf geweest tot 4.20 uur 27 . Nader rechercheren op internet heeft uitgewezen dat verdachte
die nacht gedurende genoemde periode dat de laptop aan stond, actief gebruik heeft gemaakt van
het internet 28 .
Waar bevond [Slachtoffer 1.] zich in de nacht van 16 op 17 augustus 2013?
Getuige [Getuige 1.] heeft bij de politie verklaard dat hij op 16 augustus 2013 om kwart over
negen/half tien ’s avonds telefonisch contact heeft gehad met verdachte met de vraag of hij thuis
was omdat hij een viagra pilletje bij hem wilde ophalen. Verdachte zei tegen hem dat hij zich op
dat moment in de koffieshop in Beverwijk bevond, maar dat [Getuige 1.]het pilletje wel kon
ophalen omdat [Slachtoffer 1.] thuis was. Toen [Getuige 1.]bij [Slachtoffer 1.] was aangekomen
belde hij nogmaals met verdachte om te vragen waar hij de pilletjes kon vinden. Ondertussen
deed [Slachtoffer 1.] de deur voor [Getuige 1.]open. [Getuige 1.] verliet de woning na twee a drie
minuten. [Slachtoffer 1.] maakte op hem een normale indruk. 29 Wanneer hem later bij de
rechter-commissaris wordt gevraagd of [Slachtoffer 1.] die avond nog ergens naar toe zou gaan
antwoordt [Getuige 1.] “Nee, maar ik denk het niet. Hij had straf van [verdachte] en mocht bijna
niet weg” 30 . Uit onderzoek naar de telefoon van [Getuige 1.]is gebleken dat hij op 16 augustus
2013 om 21.36 uur telefonisch contact heeft gehad met verdachte, op een moment waarop
verdachte zich in Beverwijk bevond 31 .
Getuige [getuige 4.] een goede vriend van [Slachtoffer 1.], heeft bij de politie verklaard dat
[Slachtoffer 1.] hem had verteld dat hij niet meer ging stappen en de weekenden thuis bleef. De
laatste keer dat hij met [Slachtoffer 1.] op stap is geweest was op Koninginnedag 32 .
Gedurende het opsporingsonderzoek is onderzocht welke activiteiten [Slachtoffer 1.] mogelijk
heeft ondernomen op vrijdag 16 en zaterdag 17 augustus 2013. Er is onderzoek gedaan naar
camerabeelden in de omgeving van de woning. Deze beelden hebben geen informatie over
[Slachtoffer 1.] opgeleverd. Verder is in de horeca waar [Slachtoffer 1.] vaste klant was navraag
gedaan. Hier is [Slachtoffer 1.] niet gezien. Ook het buurt- en passantenonderzoek en navraag bij
de lokale ‘hanggroep’ leverden op dat [Slachtoffer 1.] die dagen niet gezien is. Ten slotte is in
het programma Opsporing Verzocht aandacht besteedt aan het overlijden van [Slachtoffer 1.].
Naar aanleiding van deze uitzending hebben twee getuigen zich gemeld, die echter niets konden
verklaren over wat [Slachtoffer 1.] op vrijdag 16 of zaterdag 17 augustus 2013 heeft gedaan 33 .
Sporenonderzoek naar aanwezigheid van andere personen
Ir. R. Schramp, NFI deskundige digitale technologie, heeft de in de woning aan de [straat] te
Zaandam in beslaggenomen router uitgelezen met als doel te onderzoeken of aan de hand van de
gegevens van de router kon worden vastgesteld wie/welke apparaten via de router toegang
hebben gekregen, zodat zicht zou kunnen worden gekregen wie er wanneer in de woning c.q.
binnen bereik van de router is geweest. Geconcludeerd wordt dat geen relevante tijdsstempels
zijn aangetroffen 34 . Voorts zijn in de woning aan de [straat] te Zaandam verschillende DNA
bemonsteringen veiliggesteld en vervolgens naar het NFI gezonden alwaar zij door ing. J.L.W.
Dieltjes (NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen) nader zijn onderzocht.
Bij het vergelijkend DNA-onderzoek zijn het stoffelijk overschot van [Slachtoffer 1.], de getuige
[Slachtoffer 2.] en de verdachte [verdachte]betrokken. Bij deze onderzoeken zijn alleen DNA
profielen aangetroffen die een match vormen met verdachte en/of [Slachtoffer 1.] 35 .
Toxicologisch onderzoek
In de NFI rapportage gedateerd 16 oktober 2013 36 concludeert dr. K.J. Lusthof (toxicoloog)
dat na uitgevoerd toxicologisch onderzoek van het lichaamsmateriaal van[Slachtoffer 1.]geen
aanwijzingen zijn verkregen voor inname/toediening van alcohol (ethanol), GHB of GHB
vormende stoffen. Ook zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van andere
geneesmiddelen, drugs en/of bestrijdingsmiddelen.
Eindconclusie:
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich, gedurende de tijdspanne waarin [Slachtoffer 1.] het
letsel (levertrauma) heeft opgelopen, bevond in de [straat] te [plaats] Met de officier van justitie
en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat geen
ander persoon in die periode in de woning aan de [straat] is geweest. Noch uit uitgebreid
onderzoek (naar eventuele braak- en DNA sporen en de router in de woning), noch uit
verklaringen van verdachte of anderszins uit het onderzoek ter terechtzitting is enige aanwijzing
daarvoor naar voren gekomen.
Volgens de officier van justitie levert het voorgaande de conclusie op dat [Slachtoffer 1.] in zijn
eigen woning door zijn huisgenoot (verdachte) zo hard is geslagen dat hij als gevolg hiervan is
overleden.
De verdediging heeft ter zitting een alternatief scenario gepresenteerd, namelijk dat het
slachtoffer in de nacht van 17 augustus 2013 is thuisgekomen en vóór die tijd door een
onbekende buitenshuis is mishandeld.
Nu het aangedragen alternatief scenario niet zonder meer onwaarschijnlijk is zal de rechtbank dit
scenario toetsen op aannemelijkheid dan wel geloofwaardigheid. Bij de beoordeling in dat kader
heeft de rechtbank de volgende omstandigheden betrokken. Verdachte heeft ter zitting verklaard
dat [Slachtoffer 1.] rond half 3 ’s nachts is thuisgekomen en dat hij geen bijzonderheden bij
[Slachtoffer 1.] heeft waargenomen. Als [Slachtoffer 1.] inderdaad zoals verdachte stelt die
avond naar buiten is geweest, is het in theorie mogelijk dat – gelet op de tijdspanne waarin een
en ander moet hebben plaatsgevonden – het letsel kort voordat hij de woning binnenkwam is
toegebracht door een onbekend persoon, buiten de woning. De rechtbank acht het in dat geval
niet aannemelijk dat verdachte op dat moment geen letsel bij [Slachtoffer 1.] heeft
waargenomen. Immers, als [Slachtoffer 1.] reeds voor zijn thuiskomst letsels zou hebben
opgelopen waaronder de verse hoofdletsels als in het pathologisch rapport beschreven zou
verdachte dit hebben moeten waarnemen. Alleen al de snee in het voorhoofd moet aanzienlijk
hebben gebloed. De verklaring van verdachte ter zitting, inhoudende dat hij niet goed heeft
opgelet omdat hij een joint had gerookt doet daar niet aan af, nu verdachte kennelijk wel alert
genoeg was om langdurig internetsites te bezoeken. Daarbij komt dat verdachte op het moment
dat hij via 112 om een ambulance verzocht vertelt dat hij die nacht “best wél verwondingen” op
het lichaam van zijn vriend had waargenomen, welke verklaring dus niet overeenkomt met
hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard.
Ook op overige fronten heeft verdachte tegenstrijdig verklaard. Tegenover de politie heeft
verdachte verklaard dat [Slachtoffer 1.] zich die ochtend niet lekker voelde. Verdachte heeft hem
daarom onder de koude douche gezet en daar leek hij van op te knappen. Toen liep hij naar de
gang. Verdachte hoorde vervolgens een bonk en zag [Slachtoffer 1.] buiten kennis op de trap
liggen, met zijn voeten naar beneden. Aan het ambulancepersoneel heeft verdachte verteld dat
[Slachtoffer 1.] pas na het douchen onwel werd, naar de overloop is gelopen en daar in elkaar is
gezakt bij de trap . Ter zitting heeft verdachte weer een andere verklaring afgelegd. Verdachte
lag te slapen en hoorde toen plotseling een bonk. Hij is gaan kijken en vond [Slachtoffer 1.] in
zijn slaapkamer, liggend op de grond. Omdat hij niet reageerde heeft verdachte hem aan zijn
schouders begeleid naar de douche. Al die tijd waren de ogen van [Slachtoffer 1.] open.
Verdachte dacht aan de ogen van [Slachtoffer 1.] te zien dat de douche hem goed deed, maar
heeft geen beweging bij [Slachtoffer 1.] waargenomen. Vervolgens heeft verdachte [Slachtoffer
1.] naar beneden getild.
Nu verdachte zo verschillend en tegenstrijdig heeft verklaard over het letsel van [Slachtoffer 1.],
de plaats waar hij hem heeft gevonden en de mate waarin [Slachtoffer 1.] al dan niet een teken
van leven heeft gegeven, zal de rechtbank de verklaringen van verdachte in zoverre terzijde
schuiven, zodat deze het alternatieve scenario van de verdediging niet mede dragen. Bij haar
beoordeling betrekt de rechtbank voorts dat, hoewel het niet is uitgesloten dat [Slachtoffer 1.] in
de nacht van 16 op 17 augustus op enig moment buitenshuis is geweest, het politieonderzoek
daarvoor geen enkel aanknopingspunt biedt. Volgens [Getuige 1.]was verdachte die avond om
21.37 nog thuis en had hij niet de indruk dat [Slachtoffer 1.] die avond nog weg zou gaan.
Sterker nog, volgens hem zou [Slachtoffer 1.] van verdachte niet uit mogen gaan. Getuige
[getuige 4.] een goede vriend van [Slachtoffer 1.], heeft verklaard dat [Slachtoffer 1.] de laatste
tijd niet meer mee ging stappen. Navraag bij verschillende cafés in Zaandam en een oproep in
opsporing verzocht heeft geen enkele reactie opgeleverd. Ten slotte blijkt uit toxicologisch
onderzoek dat [Slachtoffer 1.] die avond geen alcohol heeft gedronken. Bovendien zijn in het
onderzoek aan de politie bekende vrienden, kennissen en bekenden van [Slachtoffer 1.] als
getuige gehoord die geen van allen hebben verklaard [Slachtoffer 1.] in de avond van 16 op 17
augustus 2013 nog te hebben gezien.
Reeds gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [Slachtoffer 1.] in de
avond en nacht van 16 augustus 2013 op 17 augustus 2013 buitenshuis door een onbekend
gebleven persoon of personen is mishandeld als gevolg waarvan hij de volgende ochtend is
overleden.
Daarnaast neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Uit de hierna te noemen voor feit 2
relevante redengevende feiten en omstandigheden – welke de rechtbank tevens gebruikt voor de
bewijsconstructie ten aanzien van feit 1 – blijkt dat [Slachtoffer 1.] in de maanden voorafgaand
aan zijn overlijden door verdachte werd mishandeld. Verdachte heeft dit feit in algemene zin ter
terechtzitting erkend, waarover later meer bij de bespreking van het onder 2 tenlastegelegde.
Voor feit 1 is van belang om vast te stellen dat naarmate de tijd verstreek, de mishandelingen
erger werden. Nog voor de kerst 2012 zei [Slachtoffer 2.]tegen [Slachtoffer 1.] dat hij bang was
dat één van hen het zou bekopen met de dood. De laatste maanden voor zijn overlijden werden
de mishandelingen frequenter en ernstiger, getuige de verklaring van [Getuige 1.]die verdachte
letterlijk waarschuwde (“je slaat hem nog een keer dood”), de veelvuldige ziekenhuisbezoeken in
juli/augustus 2013 wegens meerdere ribfracturen en hematomen aan zijn oor en de anonieme
melding op 8 augustus 2013 van naar later bleek [Getuige 1.]bij het meldpunt huiselijk geweld,
een week voordat [Slachtoffer 1.] overleed.
Het letsel van [Slachtoffer 1.], veroorzaakt door één krachtige stompe geweldsinwerking dat
volgens de deskundigen kan zijn veroorzaakt door een trap of vuistslag, past in deze toenemend
gewelddadige reeks van mishandelingen, waarbij verdachte meestal gebruik maakte van zijn
vuist maar tevens, mede gelet op zijn kickbokservaring, ervaring heeft met hard trappen. Daarbij
merkt de rechtbank nog op dat uit uitgebreid politieonderzoek is gebleken dat [Slachtoffer 1.]
zich niet bezighield met kickboksen, maar slechts een fitnesscentrum bezocht, zodat evenmin
aannemelijk is dat [Slachtoffer 1.] zijn letsel in een kickboks setting zou hebben opgelopen.
De rechtbank verwerpt, gelet op het bovenstaande, het door verdediging gepresenteerde
alternatieve scenario en acht verdachte verantwoordelijk voor de dood van [Slachtoffer 1.].
Uit het onderzoek is niet gebleken wat vooraf is gegaan aan het toebrengen van de dodelijke
geweldsinwerking, noch wat de beweegredenen van verdachte zijn geweest. De rechtbank is van
oordeel dat sprake is van voorwaardelijk opzet op de dood van [Slachtoffer 1.].
Het met kracht slaan of trappen in de buikstreek kan naar algemene ervaringsregels leiden tot
iemands dood, juist vanwege de aanwezigheid van kwetsbare organen zoals in dit geval de lever
en de galblaas. Verdachte wist bovendien als redelijk geoefend kickbokser welk letsel hij kon
veroorzaken. Tenslotte heeft [Getuige 1.]verdachte meerdere keren gesmeekt om te stoppen met
het mishandelen van [Slachtoffer 1.], omdat hij bang was dat verdachte hem nog eens dood zou
slaan. Onder die omstandigheden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard op de
dood van [Slachtoffer 1.].
Redengevende feiten en omstandigheden feit 2 primair:
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij sinds november 2010 in het huis van
[Slachtoffer 1.] aan de [straat] te Zaandam verbleef en dat hij [Slachtoffer 1.] gedurende een
bepaalde periode heeft mishandeld en dat [Slachtoffer 1.] daarbij breuken heeft opgelopen.
In de woning aan de [straat] te Zaandam zijn verschillende DNA bemonsteringen veiliggesteld,
waaronder een bemonstering van een bloedspoor op de linker manchet van een blouse die is
aangetroffen in de kledingkast van verdachte. 37 Uit vergelijkend DNA-onderzoek, uitgevoerd
door J.L.W. Dieltjes (NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen) is gebleken
dat het betreffende celmateriaal van[Slachtoffer 1.]afkomstig kan zijn. De kans dat het DNAprofiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op
één miljard. 38 . Toen ter terechtzitting deze NFI rapportage aan verdachte werd voorgehouden
verklaarde hij dat het goed mogelijk is dat er bloed van [Slachtoffer 1.] op zijn blouse is
aangetroffen, omdat hij [Slachtoffer 1.] mishandelde.
Voorts acht de rechtbank redengevend voor het bewijs de volgende onder feit 1 reeds opgesomde
bewijsmiddelen:
- hetgeen [Getuige 1.]en [Slachtoffer 2.] als getuigen hebben verklaard, een en ander zoals
hiervoor onder het kopje Getuigen met betrekking tot feit 1 is opgenomen;
- de geschriften, inhoudende medische stukken met betrekking tot[Slachtoffer 1.](opgenomen
onder het kopje Medische stukken);
- de anonieme melding bij het Steunpunt Huiselijk Geweld, zoals opgenomen onder het kopje
Melding huiselijk geweld;
- De NFI rapportage gedateerd 5 november 2013 opgemaakt door dr. B. Kubat (arts en
patholoog) inhoudende haar bevindingen bij de sectie naar het stoffelijk overschot
van[Slachtoffer 1.]zoals opgenomen onder het kopje Onderzoek doodsoorzaak en tijdstip
overlijden.
Door verbalisanten is bij 27 verschillende BUDO-sportscholen in Zaandam en omgeving
nagevraagd of [Slachtoffer 1.] daar aan karate of kickboksen deed, dan wel had gedaan. Hieruit
is naar voren gekomen dat [Slachtoffer 1.] recentelijk alleen lid is geweest van een fitnessschool
39 .
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen
dat verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 augustus 2013 zijn
huisgenoot[Slachtoffer 1.]meermalen in zijn woning aan de [straat] te Zaandam opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem al dan niet met stangen tegen het lichaam te
slaan/stompen en tegen het lichaam te schoppen/trappen.
De rechtbank is van oordeel dat het in voornoemde medische stukken en sectierapport
beschreven letsel (waaronder veelvuldige ribbreuken) kan worden gekwalificeerd als zwaar
lichamelijk letsel. Op grond van genoemde verklaring van verdachte in samenhang met die van
genoemde getuigen is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is geweest die dit zwaar
lichamelijk letsel heeft veroorzaakt. Niet gebleken is dat een ander voor dit letsel
verantwoordelijk zou kunnen zijn. Weliswaar vertelde het slachtoffer aan zijn artsen telkens dat
hij het letsel had opgelopen bij kickboksen, maar uit het hierboven genoemde onderzoek door de
politie en uit getuigenverklaringen blijkt dat er geen enkele aanwijzing is dat het slachtoffer ooit,
laat staan in de aan de orde zijnde periode, aan kickboksen heeft gedaan.
Zoals onder feit 1 reeds overwogen blijkt uit de getuigenverklaringen dat naarmate de tijd
verstreek, de mishandelingen erger werden, met name rond Kerst 2012. Nog voor Kerst 2012 zei
[Slachtoffer 2.] daarom tegen [Slachtoffer 1.] dat hij bang was dat één van hen het zou bekopen
met de dood. De laatste maanden voor het overlijden van [Slachtoffer 1.] werden de
mishandelingen frequenter en ernstiger, hetgeen zichtbaar is aan de veelvuldige
ziekenhuisbezoeken in juli/augustus 2013 wegens meerdere ribfracturen en hematomen aan zijn
oor. Van zwaar lichamelijk letsel is niet gebleken in de periode gelegen vóór 1 januari 2013,
zodat de rechtbank verdachte in zoverre zal vrijspreken van zware mishandeling gepleegd in de
periode van 1 januari 2011 tot 1 januari 2013.
Redengevende feiten en omstandigheden feit 3:
[Slachtoffer 2.] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij in april 2011 in de woning van
[Slachtoffer 1.] (de rechtbank begrijpt [Slachtoffer 1.]) aan de [adres](de rechtbank begrijpt te
Zaandam) is gaan wonen en aldaar door [verdachte] werd mishandeld; met de vlakke hand sloeg
hij in het gezicht van [Slachtoffer 2.] en met gebalde vuist sloeg hij op het lichaam. De
mishandelingen begonnen ongeveer zes maanden nadat hij bij [verdachte] en [Slachtoffer 1.] was
ingetrokken en vonden elke twee à drie dagen plaats totdat [Slachtoffer 2.] in maart 2013 besloot
de woning te verlaten. [Slachtoffer 2.] gilde van de pijn die hij ondervond door deze
mishandelingen. 40 Mevrouw [getuige 5.], buurvrouw van [Slachtoffer 1.], [verdachte] en
[Slachtoffer 2.] wonende aan de [adres] heeft bij de politie verklaard dat ze[Slachtoffer 2.](de
rechtbank begrijp [Slachtoffer 2.]) hoorde gillen en kreunen van de pijn wanneer hij door
[verdachte] de Turkse man die bij [Slachtoffer 2.]en [Slachtoffer 1.] in huis woonde, werd
mishandeld. Zij heeft [Slachtoffer 2.]dit jaar zeker twee keer horen gillen. Zij wist dat het
[verdachte]was die [Slachtoffer 2.]mishandelde, omdat [Slachtoffer 1.] op dat moment niet thuis
was en zij de stem van [verdachte]herkende die tegen [Slachtoffer 2.]in het Engels schreeuwde
dat hij de volgende keer zijn botten zou breken 41 . Ook haar zoon, [getuige 6.]heeft gehoord dat
[Slachtoffer 2.]door [verdachte], de Turkse buurman die hij aan de hand van een foto herkend als
zijnde verdachte, werd geslagen. Hij heeft zeker zes tot zeven keer gehoord dat [Slachtoffer
2.]door[verdachte]werd mishandeld; hij herkende de stemmen van [Slachtoffer 2.]en[verdachte]
Volgens [getuige 6.]vonden deze mishandelingen plaats in 2013 en wellicht ook in 2012 42 .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij sinds november 2010 in het huis van
[Slachtoffer 1.] aan de [straat] te Zaandam verbleef en dat hij [Slachtoffer 2.] gedurende een
bepaalde periode heeft mishandeld. Ook verklaarde hij dat hij ook wel[verdachte]werd genoemd.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen
dat verdachte in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 1 april 2013 zijn huisgenoot
[Slachtoffer 2.] meermalen in zijn woning aan de [straat] te Zaandam opzettelijk lichamelijk
letsel heeft toegebracht door hem tegen het lichaam te slaan/stompen waardoor hij pijn heeft
ondervonden.
Vrijspraak feit 4:
In deze strafzaak wordt verdachte verweten dat hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 16
augustus 2013 met één van de onder lid 1 sub 1 van artikel 273f Sr genoemde middelen
[Slachtoffer 1.] heeft gedwongen of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid of diensten, dan wel enige handeling heeft ondernomen waarvan hij wist of
redelijkerwijze moest vermoeden dat die [Slachtoffer 1.] zich daardoor beschikbaar stelde tot het
verrichten van arbeid of diensten, terwijl dit feit telkens zwaar lichamelijk letsel ten gevolge
heeft gehad of daarvan levensgevaar voor die ander te duchten was.
De feitelijke omschrijving behelst de volgende feitelijkheden; dat de verdachte die [Slachtoffer
1.] heeft verboden om televisie te kijken en heeft verboden zich op de benedenverdieping van
zijn woning te begeven. Voorts wordt vermeld dat die arbeid en/of diensten bestaan hebben uit
het ter beschikking stellen van zijn woning, betalen van rekeningen van verdachte, het geven van
geld aan verdachte, het onderhouden van verdachtes wietplantage, het doen van boodschappen,
het doen van werkzaamheden in het huishouden en het uitvoeren van andere opdrachten voor
verdachte. Tenslotte wordt “enige handeling” omschreven als het beheren van de financiën van
die [Slachtoffer 1.] en het verstrekken van verdovende middelen aan die [Slachtoffer 1.]. De
steller van de tenlastelegging heeft hiermee onmiskenbaar het verwijt van artikel 273 f, sub 1 en
sub 4 van het Wetboek van Strafrecht voor ogen gehad met de strafverzwarende omstandigheid
zoals verwoord in artikel 273, vierde lid Sr.
De rechtbank stelt hierbij – allereerst in meer algemene zin – het volgende voorop. Blijkens de
Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 9 december 2004,
waarbij artikel 273a (oud) van het Wetboek van Strafrecht (later vernummerd tot 273f) is
ingevoerd, is bij mensenhandel steeds sprake van een vorm van uitbuiting. ‘Mensenhandel is
(gericht op) uitbuiting. Bij de strafbaarstelling van mensenhandel staat het belang van het
individu voorop. Dat belang is het behoud van zijn of haar lichamelijke en geestelijke integriteit
en persoonlijke vrijheid. De staat dient strafrechtelijke bescherming te bieden tegen aantasting
van het recht op deze integriteit en vrijheid’. Daarbij past ook dat de strafbaarstelling van
mensenhandel is geplaatst in titel XVIII Misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid. De
delictsomschrijving in het eerste lid, aanhef en onder 4, van artikel 273f van het Wetboek van
Strafrecht, waarop de tenlastelegging (steeds) is toegesneden, heeft haar oorsprong in de Wet van
9 december 1993 waarbij artikel 250ter (oud) Sr werd gewijzigd. Uit de Memorie van
Toelichting en de Memorie van Antwoord bij dat wetsvoorstel blijkt ook dat volgens de
wetgever sprake moet zijn van een ‘uitbuitingssituatie’.
De vraag of en zo ja wanneer sprake is van uitbuiting is volgens de Hoge Raad niet in algemene
termen te beantwoorden, maar is sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Daarbij
komt onder meer betekenis toe aan de aard en duur van de tewerkstelling, de beperkingen die zij
voor betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat door de tewerksteller wordt behaald
(HR 27 oktober 2009, LJN: BI7099).
Gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van
oordeel dat de in de tenlastelegging genoemde feitelijkheden, arbeid en/of diensten en
handelingen weliswaar op onderdelen zouden kunnen worden bewezen, maar dat deze een
dusdanig incidenteel karakter hadden dat niet kan worden gesproken van uitbuiting in de zin van
artikel 273f Sr. Uit de hiervoor genoemde redengevende feiten en omstandigheden met
betrekking tot de onder 2. primair bewezenverklaarde mishandeling van [Slachtoffer 1.] kan
worden geconcludeerd dat verdachte geweld heeft uitgeoefend op [Slachtoffer 1.]. Echter kan op
basis van de stukken in het dossier niet worden vastgesteld dat [Slachtoffer 1.] door dit geweld
werd gedwongen om arbeid en/of diensten te verrichten. Eerder lijkt sprake te zijn geweest van
een omgekeerd causaal verband, waarbij geweld werd gebruikt als straf voor de wijze waarop
[Slachtoffer 1.] bepaalde opdrachten had uitgevoerd. Dit verband zou dwang kunnen opleveren
in die zin dat hij arbeid en diensten bleef verrichten teneinde geweld te voorkomen, zij het dat de
in het dossier genoemde arbeid en diensten een incidenteel karakter hebben en niet is uit te
sluiten dat het genoemde geweld op zichzelf stond.
Gelet op vorenstaande zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken van de hem ten laste
gelegde mensenhandel.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2 primair en 3 ten
laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 17 augustus 2013 te Zaandam opzettelijk[Slachtoffer 1.]van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet met kracht tegen het lichaam van die [Slachtoffer 1.]
gestompt en/of tegen het lichaam van die [Slachtoffer 1.] getrapt, tengevolge waarvan
voornoemde [Slachtoffer 1.] is overleden.
Feit 2 primair:
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 16 augustus 2013 te Zaandam [Slachtoffer 1.],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel te weten: ribbreuken en armbreuken en misvorming van de
oorschelpen zijnde bloemkooloren, heeft toegebracht, door deze [Slachtoffer 1.] telkens
opzettelijk met kracht al dan niet met een voorwerp tegen het lichaam te slaan/stompen en tegen
het lichaam te schoppen/trappen;
Feit 3:
hij in de periode van 1 oktober 2011 tot en met 1 april 2013 te Zaandam, gemeente Zaanstad,
opzettelijk een persoon (te weten [Slachtoffer 2.]) heeft mishandeld, immers
heeft hij, verdachte telkens op/tegen het lichaam van die [Slachtoffer 2.] geslagen/gestompt,
waardoor deze telkens pijn heeft ondervonden.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als
bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5 Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Doodslag
Het onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
Zware mishandeling, meermalen gepleegd
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het
bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6 Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Verdachte is derhalve strafbaar.
7 Motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank
zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden
waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek
ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan doodslag op [Slachtoffer 1.], zijn huisgenoot. Als
gevolg van het door verdachte gebruikte geweld heeft het slachtoffer zeer ernstig leverletsel
opgelopen en is hij enkele uren later overleden. In de maanden die aan de doodslag vooraf zijn
gegaan heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling van [Slachtoffer 1.].
Verdachte heeft het slachtoffer meerdere keren met kracht gestompt en geschopt, ten gevolge
waarvan [Slachtoffer 1.] het driekwart van zijn ribben heeft gebroken. Huiselijk geweld is een
ernstig misdrijf. De lichamelijke en geestelijke integriteit van [Slachtoffer 1.] is door verdachte
op ernstige en indringende wijze aangetast, in zijn eigen woonomgeving daar waar [Slachtoffer
1.] zich juist veilig diende te voelen. Verdachte heeft [Slachtoffer 1.] uiteindelijk zijn meest
kostbare
bezit
ontnomen:
zijn
leven.
Strafverzwarend acht de rechtbank de omstandigheid dat verdachte meerdere malen door zijn
‘neef ’ [Getuige 1.]was gewaarschuwd om te stoppen met het mishandelen van zijn huisgenoot
omdat hij de kans groot achtte dat hij hem een keer dood zou slaan. Desondanks is verdachte
doorgegaan met het mishandelen van zijn huisgenoot, waarbij de laatste mishandeling heeft
geleid tot de dood van [Slachtoffer 1.].
Voor de nabestaanden is het volkomen onverwachte overlijden van [Slachtoffer 1.], [leeftijd]
oud, als gevolg van het handelen van verdachte zeer ingrijpend geweest en het heeft hen
onherstelbaar leed toegebracht. Ter terechtzitting heeft [betrokkene 1.], zuster van het
slachtoffer, in haar nabestaandenverklaring naar voren gebracht dat het leed de familie nog
dagelijks treft. Een delict als het onderhavige draagt ook een voor de rechtsorde schokkend
karakter.
Ten slotte heeft verdachte ook een andere huisgenoot, [Slachtoffer 2.], gedurende bijna twee jaar
mishandeld door hem te slaan. Deze mishandeling is pas opgehouden toen dit slachtoffer de
woning ontvluchtte.
De rechtbank heeft met betrekking tot de persoon van verdachte gelet op het op naam van
verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 19 augustus 2014, waaruit blijkt
dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar reeds eerder ter zake van een strafbaar feit
onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf van langere duur is veroordeeld. Dit heeft
verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
Verdachte heeft vanaf het begin van zijn aanhouding aangegeven geen medewerking te willen
verlenen aan een reclasseringsrapportage dan wel aan een pro justitia rapportage over zijn
persoon. Op verzoek van de officier van justitie heeft drs. O.M. den Held, werkzaam als
forensisch psychiater bij het NIFP, locatie Den Haag verdachte in het kader van een
trajectconsult bezocht teneinde te onderzoeken of er een indicatie is voor pro justitia rapportage
en zo ja in welke vorm (bijvoorbeeld opname in het Pieter Baan Centrum). Bij brief van 24 maart
2014 heeft drs. O.M. den Held de officier van justitie laten weten dat verdachte niet wil
meewerken aan een trajectconsult. Volgens Den Held is deze weigering een weloverwogen
keuze van verdachte en berust deze niet op psychopathologie. Den Held heeft vervolgens
geconcludeerd dat alhoewel op voorhand niet te voorspellen is in hoeverre klinische rapportage
van toegevoegde waarde zal kunnen zijn bij de beantwoording van de gebruikelijke
vraagstelling, hij geen uitspraak doet over PBC opname, behalve dan te vermelden dat verdachte
aangeeft niet mee te zullen werken. Nu verdachte voorts ter zitting geen inzicht heeft gegeven in
zijn persoonlijke omstandigheden en zijn persoon, kan de rechtbank hiermee – afgezien van
voornoemd Uittreksel Justitiële Documentatie – dus ook geen rekening mee houden.
Reeds de feiten 2 en 3 rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank een vrijheidsbenemende
straf van meerdere jaren. Het gaat immers om een lange periode waarin [Slachtoffer 1.] op
ernstige wijze is mishandeld, waarbij verdachte ondanks waarschuwingen en
ziekenhuisbezoeken van [Slachtoffer 1.] als gevolg van die mishandelingen, is door gegaan met
het uitoefenen van geweld op die [Slachtoffer 1.]. Daarnaast heeft verdachte een andere
huisgenoot gedurende een periode van ruim twee jaar mishandeld. Uiteindelijk heeft het op die
[Slachtoffer 1.] uitgeoefende heftige geweld ertoe geleid dat hij is komen te overlijden. Onder de
hiervoor geschetste omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een
gevangenisstraf van 12 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden is.
8 Vermogensmaatregel
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven
voorwerpen, te weten
1. STK Rijbewijs (209430) t.n.v. [naam 1.]
2. 1. STK Rijbewijs (209431) t.n.v. [naam 2.]
3. 1. STK Rijbewijs (209432) t.n.v. [naam 3.],
dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Die voorwerpen behoren verdachte toe en zijn aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek
naar de door hem begane feiten. Deze voorwerpen kunnen de opsporing van soortgelijke feiten
belemmeren en tevens is het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen vervalste
rijbewijzen in strijd met de wet.
9. Overige beslissingen omtrent in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven
voorwerpen, te weten:
13. 1. STK Computer (221495), Acer Extensa;
14. 1 STK Computer (221499), Acer,
dienen te worden teruggegeven aan verdachte, aangezien deze redelijkerwijs als rechthebbende
kan worden aangemerkt.
10 Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
de artikelen 36d, 57, 287, 300, 302 van het Wetboek van Strafrecht.
11 Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 4 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan
vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan
zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 primair en 3 meer of anders is ten laste
gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 primair en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde
strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaar.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en
voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde
gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in
mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
1. STK Rijbewijs (209430) t.n.v. [naam 1.];
2. 1. STK Rijbewijs (209431) t.n.v[naam 2.]
3. 1. STK Rijbewijs (209432) t.n.v. [naam 3.],
Gelast de teruggave aan verdachte van:
13. 1. STK Computer (221495), Acer Extensa
14. 1 STK Computer (221499), Acer
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. G.A.M. van Dijk en mr. E.M. ten Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. de Graag,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 juni 2014.
1 De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de
wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens
aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2 Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL11ZN 2013051682-2, gedateerd 17
augustus 2013, dossierpagina ZD1:6-8.
3 Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL11ZN 2013051682-2, gedateerd 17
augustus 2013, dossierpagina ZD1:7.
4 Het proces-verbaal van bevindingen met nummer 2013051682, gedateerd 19 augustus 2013,
dossierpagina ZD1:73.
5 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 5 november 2013,
forensisch dossier p. 235
6 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 5 november 2013,
forensisch dossier p. 233 en 237
7 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 5 november 2013,
forensisch dossier p. 234
8 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 25 november 2013,
forensisch dossier p. 393
9 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 25 november 2013,
forensisch dossier p. 392
10 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 25 november 2013,
forensisch dossier p. 395
11 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 9 december 2013,
forensisch dossier p. 484 en 485
12 Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL11WE 2013051682-4, gedateerd 17
augustus 2013, dossierpagina ZD1:50
13 Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL11ZN 2013051682, gedateerd 29
september 2013, dossierpagina ZD1:1253.
14 Proces-verbaal van verhoor van [Getuige 1.] als getuige door de rechter-commissaris op 6
februari 2014.
15 Proces-verbaal van verhoor van [Slachtoffer 2.] als getuige door de rechter-commissaris op 3
februari 2014
16 Proces-verbaal van verhoor met nummer 2013051682 van 6 september 2013 inhoudende de
verklaring van [Slachtoffer 2.], ZD1: 296
17 Proces-verbaal van verhoor met nummer en datum als hierboven, inhoudende de verklaring
van [Slachtoffer 2.], ZD1: 297
18 Proces-verbaal van verhoor met nummer 2013051682 van 5 september 2013 inhoudende de
verklaring van [Slachtoffer 2.], ZD1: p. 304.
19 Proces-verbaal van verhoor met nummer 2013051682 van 30 oktober 2013 inhoudende de
verklaring van D.F.G. Rock, ZD1: 566
20 Proces-verbaal van verhoor met nummer 2013051682 van 2 oktober 2013 inhoudende de
verklaring van [getuige 3.], ZD1: 519-520
21 Een geschrift gedateerd 8 augustus 2013, inhoudende een brief van dr. E.A. Dunnebier,
werkzaam als KNO arts bij het Zaans Medisch Centrum (ZMC) aan de huisarts, betreffende
[Slachtoffer 1.], ZD1: 645
22 Een geschrift gedateerd 30 juli 2013, inhoudende een brief van dr. E.A. Dunnebier, werkzaam
als KNO arts bij het Zaans Medisch Centrum (ZMC) aan de huisarts, betreffende [Slachtoffer
1.], ZD1: 646
23 Een geschrift gedateerd 16 juli 2013, inhoudende een brief van dr. E.E. Kummer, werkzaam
als KNO arts bij het Zaans Medisch Centrum (ZMC) aan de huisarts, betreffende [Slachtoffer
1.], ZD1: 647
24 Een geschrift gedateerd 5 juli 2013, inhoudende een brief van S. Muller en K.M.
Bloemendaal, respectievelijk werkzaam als chirurg en arts-assistent bij de spoedeisende hulp bij
het Zaans Medisch Centrum (ZMC) aan de huisarts, betreffende [Slachtoffer 1.], ZD1: 648-649
25 Een geschrift gedateerd 5 juli 2013, inhoudende een verslag van F. van Hoorn, werkzaam als
radioloog bij het Zaans Medisch Centrum (ZMC), betreffende [Slachtoffer 1.], ZD1: 651
26 Een geschrift gedateerd 26 juli 2013, inhoudende een verslag van H.E.A.S.J. Lemmers,
werkzaam als radioloog bij het Zaans Medisch Centrum (ZMC), betreffende [Slachtoffer 1.],
ZD1: 653
27 Het proces-verbaal met nummer PL4/2013051682, gedateerd 6 januari 2014, dossierpagina
ZD1:723
28 Het proces-verbaal Onderzoek Acer Extensa Laptop met nummer 2013051682, gedateerd 6
december 2013, dossierpagina ZD1:724-730
29 Proces-verbaal van verhoor met nummer 2013051682 van 26 september 2013 inhoudende de
verklaring van I. [Getuige 1.] ZD1: 217
30 Het proces-verbaal van verhoor van [Getuige 1.] als getuige door de rechter-commissaris op 3
februari 2014
31 Het proces-verbaal met nummer 2013051682, gedateerd 3 oktober 2013, dossierpagina
ZD1:1222
32 Proces-verbaal van verhoor met nummer 2013051682 van 17 september 2013 inhoudende de
verklaring van [getuige 4.], ZD1: 441
33 Proces-verbaal van bevindingen ongenummerd van 9 december 2013, ZD1: 99-100
34 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 6 november 2013,
forensisch dossier p. 340 en 343
35 De deskundigenrapporten van het Nederlands Forensisch Instituut respectievelijk gedateerd 5
november 2013 (forensisch dossier p. 364); 29 oktober 2013 (forensisch dossier p. 417-418); 15
januari 2014 (forensisch dossier p. 524-525); 16 januari 2014 (forensisch dossier p. 549), allen
opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes (NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische
sporen en DNA).
36 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 oktober 2013,
forensisch dossier p. 282
37 Een geschrift, te weten een aanvraag extern forensisch onderzoek met nummer PL11FO2013051682-106 van 18 december 2013, forensisch dossier, p. 545
38 Het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 16 januari 2014,
forensisch dossier p. 549
39 Proces-verbaal van bevindingen met nummer 2013051682 van 14 november 2013, ZD1: 754755
40 Proces-verbaal van verhoor van [Slachtoffer 2.] als getuige door de rechter-commissaris op 3
februari 2014
41 Proces-verbaal van verhoor met nummer 2013051682 van 26 augustus 2013 inhoudende de
verklaring van [getuige 5.], ZD1: 277-279
42 Proces-verbaal van verhoor met nummer 2013051682 van 10 december 2013 inhoudende de
verklaring van [getuige 6.], ZD1: 477-479