Preek 19-10-2014 Groene kerk R. da Costa ( Genesis 18:1

Preek 19-10-2014 Groene kerk R. da Costa ( Genesis 18:1-15,
Matt. 25:31-40)
Gemeente van Jezus Christus,
Weet U wat ik zo graag zou willen weten? Hoe heeft Sara gelachen toen
zij als stok oude vrouw hoorde dat zij en haar nog oudere man een kind
zouden krijgen? Wat is er toen door haar heen gegaan? Na al dat
vergeefs verlangen, na al die vernederingen om via bijvrouwen toch nog
een zoon te krijgen. Na de geboorte van Ismaël bij haar slavin Hagar en
Abrahams slappe houding tegenover haar? Tot hoe ver ga je met je
geloof, hoe lang hou je een vruchteloos leven vol minzame blikken vol?
Wat had ik graag achter die tent gestaan om haar lach te horen, of
achter zo’n reuze boom op het heetst van de dag. Met wat voor lach
heeft ze gelachen? Je kan je van alles voorstellen:
De ‘laat me niet lachen lach’ , spottend in de trant van spaar me die
grapjes, behandel me tenminste met respect en – om het met Ramses
Shaffy te zeggen- “Laat me, laat mij m’n eigen gang maar gaan, Laat
me, laat me. Ik heb het altijd zo gedaan.” Laat me blijven wie ik ben: een
oude vrouw in haar laatste jaren..
Of was het de schaterlach die haar ontsnapte vanwege de absurditeit.
Ook al zijn die vreemdelingen boodschappers van God,
dan ga je –godbetert- toch uit je (tent)dak als je zulke onzin hoort.
Maar-staat er- ze lachte in zichzelf. het kan dus heel goed een
onderdrukte lach van ongeloof zijn geweest, waarin zelfs een lichte
verbazing doorklonk. In het Hebreeuwse werkwoord (gerab) zit behalve
de betekenis “van binnen” ook de stam van het woord “gevecht”, “strijd”.
Lachte Sara de lach van een innerlijke tweestrijd, die van een
ongelooflijk “het zal niet waar zijn”.
Of was het een lach om haar verdriet te smoren. Zoals Karel Eykman
Sara laat zeggen( Marja):
Natuurlijk heb ik staan lachen Abraham.
Nu die merkwaardige mannen weg zijn, wil ik dat best toegeven.
Je kunt dat oneerbiedig vinden, ze zeiden tenslotte dat ze door God zelf
gezonden waren, dan kan je ze niet zomaar in hun gezicht uitlachen.
Maar aan de andere kant zal je me geen ongelijk geven, het was toch
belachelijk waar ze mee aankwamen? Zeggen ze zomaar in alle ernst,
dat ik nog zwanger zal worden en een zoon zal baren.
1
Dat kan toch helemaal niet? Ik ben in geen tijden ongesteld geweest,
dus ik kan het wel vergeten, dat weet ik.
Ik was het ook vergeten, dat is te zeggen, ik had besloten het te
vergeten. heus, Abraham, ik had me erbij neergelegd, dat een oude
vrouw als ik jou geen zoon meer kon schenken.
Het komt er allemaal op neer dat ik alleen maar gelachen heb om niet te
hoeven snikken. Ik kon van verdriet mijn lachen niet houden, dat was
het. En ik weet hoe belangrijk het is – niet alleen voor jou, ook voor mijdat God door zal gaan met wat Hij met ons begonnen is..
Ik kon van verdriet mijn lachen niet houden. Was het zo’n lach?
Blijft de grimlach over waarin sarcasme en woede doorklinkt. Die is
harder dan de laat me niet lachen lach en de lach van het gesmoorde
verdriet.
De 19-de eeuwer, dichter- dominee en Leidse student Piet Paaltjensheeft hem geïntroduceerd en in z’n hardheid en wrangheid verwoord:
O, spreek mij niet van liefde,
Van vriendschap en van trouw;
Die zijn al sinds lang overleden,
‘k ben lang er al van in de rouw.
Neen, spreek mij van s‘ mensen ellende,
Van al zijn kommer en nood,
En hoe hij zijn broeders leven
Verbittert,- dan lach ik mij dood!
Was het die lach?
Nou kan ik mij voorstellen dat u zegt: ” ja, ho, nou eens even. Wat kan
mij die lach van Sara schelen? Je gaat ons toch niet vertellen dat dit
verhaal letterlijk zo is gebeurd? Drie kwart van de verhalen uit het Oude
Testament zijn beeldverhalen met een boodschap. Het gaat bij Sara en
Abraham niet om biologie, maar om theologie: er is in het meest absurde
geval de hoop op een God die bij je blijft, die zorgt dat jij je gemoed hoog
houdt ( Hoog Sara, kijk omhoog Sara, er is een die van je houdt).
Alle aarts moeders ( Sara, Rebecca, Rachel) konden geen kinderen
krijgen, maar door een godswonder gaat de geschiedenis van dat volk
toch door. Want hoop op heil en zegen vormen de basis van ieder
gelovig leven. Je leeft bij de gratie Gods. Om die boodschap blijft het
gaan. Daardoor hou je het vol wanneer de wereld in brand staat:
2
jouw eigen kleine wereld en die grote wereld uit de krant. Het gaat –
zoals Nico ter Linden terecht zegt- in die verhalen om geloofsgeheimen
niet om slaapkamergeheimen.
Ok, maar dan nog blijft Sara’s lach door m’n hoofd spoken. Laten we
het als beeldverhaal lezen en bij het begin beginnen. Wat wil de schrijver
ons zeggen wanneer hij Abraham op het heetst van de dag voor zijn tent
neerzet en hij in een fata morgana even verderop drie mannen ziet
staan die hij vraagt bij hem te komen en het zich makkelijk te maken in
de schaduw van een paar grote, altijd groene loofbomen, de élonim’,
terebinten, reuze bomen, met het woord ‘el’( God) in de stam. Geweldige
bomen, waaronder je geweldige verhalen kan horen. Zeker geen eiken,
zoals verkeerd vertaald is. Eiken zou onze schrijver zelfs in een
beeldverhaal niet op die plek in de woestijn laten groeien. Bij deze
geweldige terebinten laat God van zich horen, zo wil de schrijver zeggen.
En daar is Abraham ontvankelijk voor: hij beseft, dit is hoog bezoek.
O, hij heeft gelachen toen hij eerder van God hoorde dat hij via een kind
van Sara tot een groot volk zou worden, maar hij voelt dat het er nu om
gaat.
“God laat niet los het werk waarmee hij ooit begon”, zo begonnen wij
vroeger elke kerkdienst. Daar zit de belofte in dat God gelooft in een
vruchtbare toekomst van ieder mens, ook al doet de biologie niet mee,
ook al blokkeren mensen tot op de dag van vandaag die heilzame
toekomst telkens weer. God gaat zijn ongekende gang door de duistere
levens van mensen en volken, ook vandaag..
Abraham laat zien dat hij daar ontvankelijk voor is door toegankelijk en
gastvrij te zijn voor deze drie. Buiten, in de beschutting van Gods
aanwezigheid, die pracht plek onder de bomen, wordt het stof van hun
voeten gewassen. Binnen, waar Sara huis houdt komt iedereen in
beweging om een lekkere maaltijd voor de hoge gasten klaar te maken.
Die gastvrijheid is een eerste stap naar een gezegende toekomst.
Jezus laat ons dat – via Mattheüs – weten: wie goed is en wie niet, het
wordt bepaald door die elementaire bereidheid de jou vreemde mens, te
eten te geven, te drinken te geven, op te nemen, te kleden, in geval van
ziekte te bezoeken, in geval van gevangenschap je toegang te
verschaffen.
Wat ligt dat allemaal voor de hand en hoe weinig spreekt dat ook
vandaag nog vanzelf. Wij hebben – godbetert- een robot nodig
om de kwetsbaren onder ons te verzorgen en hen aandacht te geven.
3
Is dat het voorland van wie de komende decennia als oudere verzorgd
en verpleegd moeten worden? Is dat het lot van wie gehandicapt en
afhankelijk zijn?
Het is het faillissement van onze verzorgingsstaat en in geloofstaal is het
godgeklaagd.
Ontvankelijkheid voor Gods gezegende toekomst begint met
toegankelijkheid.
Ik zie die stroom Syrische vluchtelingen in ons land voor me en de
journaal beelden van de scholen die eigenlijk geen plaats, geen geld,
geen les materiaal hebben om die kinderen op te vangen en Nederlands
te leren. Ik zie hoe leerkrachten èn vrijwilligers daar toch aan gaan staan
en ik hoor en zie daar Jezus’ woorden: alles wat jullie gedaan hebben
voor één van de onaanzienlijksten van mijn broeders en zusters dat
hebben jullie voor mij gedaan.
Ontvankelijkheid begint met toegankelijkheid.
En dan die vraag: “Waar is uw vrouw Sara?” “Binnen”.
“Binnen een jaar ben ik terug,” laat God via één van de drie weten.” Dan
zal Sara een zoon hebben.”
Oei, hoe komt dat bericht bij Sara binnen? Keert het haar binnenste
buiten? Reageert zij even ontvankelijk als Abraham?
Sara, ze lacht… De gasten horen het , de Godsman vraagt waarom
Sara om deze godsmogelijke belofte lacht.
Zij moet nu naar buiten, kan zich niet meer aan die waarheid onttrekken
en ze zegt: “Ik lachen”? Hoe komt u erbij.” De Godsman verwijt haar die
leugen niet. Hij antwoord alleen: “je hebt wel gelachen.”
We horen niet hoe Sara’s lach de maanden erna heeft geklonken, toen
er hoop in haar ging groeien en het dagelijks leven een andere kleur
kreeg. Die lach stel ik mij voor als een lach die steeds meer ‘open’ werd
en ontvankelijk voor wat ging komen: een nieuw leven met God en met
jezelf. Want geen mens is te oud om vruchtbaar te blijven groeien.
In Sara groeit de beweging, rijpt de ontvankelijkheid. Eerst gaat die
beweging van binnen naar buiten ( uit haar eigen home, haar tent) tot
onder de bomen waar Gods belofte klinkt, daarna moet ze weer naar
haar binnenwereld, haar innerlijk om te verwerken en tot vrucht te laten
komen, te laten indalen dat het leven meer geheimen bevat dat je durft
geloven.
4
Met de schaterlach van Jitschak, Isaak, een klein jaar later, stelt de
schrijver de toekomst van Gods volk onderweg zeker. “Hij lacht” betekent
zijn naam, hij lacht het laatst en het best, glimlacht de schrijver.
Zo maakt hij een literair grapje en trekt een lange neus tegen degenen
die in ons land het woord “Sara - zwangerschappen” gebruiken om
daarmee de techniek van reageerbuisbaby’s aan te geven.
Goddank is er meer dan biologie.
Goddank bestaat het wonder van de geboorte, het geheim van
vruchtbaar leven in en onder mensen. Omdat mee te maken ben je niet
te jong en niet te oud. Als je maar open- hartig blijft en onbekommerd
durft te lachen om het godsmogelijke.
Amen
5