Landbouwkwaliteitsregeling 2007

Landbouwkwaliteitsregeling
Landbouwkwaliteitsregeling 2007
Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 september 2007, nr.
TRCJZ/2007/2968, houdende regels inzake de kwaliteit van landbouwproducten
(Landbouwkwaliteitsregeling 2007)
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Gelet op de Europese verordeningen en
richtlijnen met betrekking tot het in de handel brengen van verschillende landbouwproducten, alsmede
gelet op artikel 10 van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007;
Besluit:
Hoofdstuk 1. Biologische productiemethode
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
Traaggroeiend pluimveeras: pluimveeras waarvan de daartoe behorende dieren gemiddeld met
maximaal 40 gram per dag groeien;
Verordening (EG) 889/2008: verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008
tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake
de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de
etikettering en de controle betreft (PbEU L 250);
Verordening (EG) 1235/2008: verordening (EG) nr. 1235/2008 van de Commissie van 8 december
2008 houdende bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad wat de
regeling voor de invoer van biologische producten uit derde landen betreft (PbEU L 334);
Artikel 2
1.
2.
Marktdeelnemers als bedoeld in artikel 2, aanhef, onderdeel d, van verordening (EG) 834/2007
registreren zich bij de Stichting Skal overeenkomstig artikel 28, eerste lid, van verordening (EG)
834/2007 in samenhang met artikel 63, derde lid, van verordening (EG) 889/2008.
Marktdeelnemers die producten direct aan de eindconsument of eindgebruiker verkopen zijn
overeenkomstig artikel 28, tweede lid, van verordening (EG) 834/2007 vrijgesteld van de
toepassing van artikel 28 eerste lid, van verordening (EG) 834/2007 mits zij deze producten niet
produceren of bereiden of opslaan op een plaats die geen verband houdt met het verkooppunt, of
importeren uit een derde land of dergelijke activiteiten aan een derde partij hebben uitbesteed.
Artikel 3
Indien de Stichting Skal constateert dat de bepalingen van verordening (EG) 834/2007 in samenhang
met verordening (EG) 889/2008 niet worden nageleefd met betrekking tot een product waarvoor
overeenkomstig die verordeningen aanduidingen worden gebezigd, kan zij de betreffende
marktdeelnemers de verplichting opleggen om de aanduidingen van de desbetreffende producten te
verwijderen of te doen verwijderen overeenkomstig artikel 30, eerste lid, van verordening (EG)
834/2007.
Artikel 4
1.
2.
Het aantal grootvee-eenheden, bedoeld in artikel 15 van verordening (EG) 889/2008, wordt
vastgesteld door 170 kg stikstof per jaar per hectare te delen door de omvang van de
mestproductie per dier van de desbetreffende diercategorie per jaar uitgedrukt in kilogrammen
stikstof, zoals opgenomen in bijlage I bij deze regeling.
Ingeval de desbetreffende diercategorie in bijlage I ontbreekt, is bijlage D van de
Uitvoeringsregeling Meststoffenwet van toepassing.
Artikel 5
De duur van de periode waarin de uitlopen leeg moeten blijven als bedoeld in artikel 23, vijfde lid, van
verordening (EG) 889/2008 bedraagt telkens na het houden van een koppel pluimvee:
a.
60 dagen voor legkippen;
b.
30 dagen voor vleeskuikens.
Versie Skal mei 2014
pagina 1 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Artikel 6
1.
2.
3.
4.
5.
De Minister kan op aanvraag een vergunning verlenen als bedoeld in artikel 29, eerste lid van
verordening (EG) 889/2008.
De Minister kan op aanvraag een ontheffing verlenen voor de import van producten van
gegarandeerde gelijkwaardigheid afkomstig uit derde landen die niet zijn opgenomen op de lijst,
bedoeld in artikel 33, tweede lid, van verordening (EG) 834/2007, overeenkomstig de bij
verordening (EG) 1235/2008 vastgestelde communautaire voorschriften.
De Stichting Skal kan op aanvraag ontheffing verlenen voor het gebruik van niet overeenkomstig
de biologische productiemethode verkregen zaaizaad en pootgoed overeenkomstig artikel 45 van
verordening (EG) 889/2008.
De stichting Skal kan op aanvraag tot uiterlijk 31 december 2013 toestemming verlenen voor het
aanbinden van runderen overeenkomstig artikel 95, eerste lid, van verordening (EG) 889/2008.
De stichting Skal kan op aanvraag tot uiterlijk 31 december 2013 toestemming verlenen voor de
bezetting van de uitloop voor vleeskuikens overeenkomstig artikel 95, tweede lid, van verordening
(EG) 889/2008.
Artikel 7
Bij het in de handel brengen van of het maken van reclame voor jonge opfokhennen wordt slechts
verwezen naar de biologische productiemethode indien de hennen zijn opgefokt met inachtneming van
de biologische productiemethode voor het opfokken van jonge hennen zoals vastgesteld door het
bestuur van de Stichting Skal.
Artikel 7a
Bij het in de handel brengen van of het maken van reclame voor diervoeders voor honden en katten
wordt slechts verwezen naar de biologische productiemethode indien de bereiding voldoet aan de
biologische productiemethode zoals vastgesteld door het bestuur van de Stichting Skal.
Artikel 7b
1.
2.
Tot en met 31 december 2015 is in bedrijven met ten hoogste vijftig runderen het aanbinden van
deze dieren toegestaan indien ze niet in aan hun gedrag aangepaste groepen kunnen worden
gehouden en indien voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 39 van verordening (EG)
889/2008.
Vanaf 1 januari 2016 is in bedrijven met ten hoogste tien runderen het aanbinden van deze dieren
toegestaan indien ze iet in aan hun gedrag aangepaste groepen kunnen worden gehouden en
indien voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 39 van verordening (EG) 889/2008.
Artikel 8
In de periode vanaf drie maanden voorafgaand aan Pasen is het toegestaan eieren te kleuren met
gebruikmaking van natuurlijke kleurstoffen en lakmiddelen.
Artikel 8a
1.
2.
Voor het schoonmaken en ontsmetten van gebouwen en installaties voor de plantaardige
productie, inclusief opslag in een landbouwbedrijf, overeenkomstig artikel 95, zesde lid, van
verordening (EG) 889/2008, mag slechts gebruik worden gemaakt van de in bijlage III genoemde
producten met de daarbij genoemde beperkingen
Om gebouwen en andere installaties voor de plantaardige productie te ontdoen van insecten en
andere parasieten, mag gebruik worden gemaakt van rodenticiden en de in bijlage II bij
verordening (EG) 889/2008 opgenomen producten. Rodenticiden worden uitsluitend gebruikt in
vallen.
Hoofdstuk 2. Het in de handel brengen van groenten en fruit
Artikel 9
Marktdeelnemers die groenten en fruit in de handel brengen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van
verordening (EG) 1580/2007 verstrekken overeenkomstig het vierde en vijfde lid van dit artikel
gegevens aan de Stichting KCB ten behoeve van het beheer van de gegevensbank door deze Stichting.
Versie Skal mei 2014
pagina 2 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Artikel 10
Marktdeelnemers die bananen in de handel brengen, die op grond van artikel 7, eerste lid, van
verordening (EG) 2898/95 worden vrijgesteld van de controle, registreren zich bij de Stichting KCB
overeenkomstig artikel 7, tweede lid, van deze verordening.
Artikel 11
De Minister is de coördinerende autoriteit, bedoeld in artikel 8 van verordening (EG) 1580/2007.
Artikel 12
De Stichting KCB is belast met:
a.
het verlenen van de in artikel 11, eerste lid van verordening (EG) 1580/2007 bedoelde
toestemming;
b.
de vaststelling van het minimumaandeel, bedoeld in artikel 10, tweede lid, onderdeel b van
verordening (EG) 1580/2007
c.
het verlenen van vrijstellingen en de afgifte van vrijstellingscertificaten, bedoeld in artikel 7,
eerste lid van verordening (EG) 2898/95.
Artikel 13
1.
2.
3.
De controle van groenten en fruit door de Stichting KCB geschiedt overeenkomstig de artikelen 10
en 20 en bijlage VI van verordening (EG) 1580/2007 en artikel 113 bis, vierde lid en de krachtens
artikel 194 van verordening (EG) 1234/2007 vastgestelde voorschriften bij de normcontroles op
de interne markt.
De keuring en controle van bananen door de Stichting KCB geschiedt overeenkomstig de artikelen
2 tot en met 7 van verordening (EG) 2898/95.
De keuring en controle van krenten en rozijnen door de Stichting KCB geschiedt overeenkomstig
artikel 2 van verordening (EG) 1666/99.
Artikel 14
1.
2.
3.
Indien door de Stichting KCB bij een normcontrole wordt vastgesteld dat een partij groenten of
fruit, die zich in het vrije verkeer binnen de Europese Unie bevindt, niet voldoet aan de in de
verordening (EG) 1580/2007 en de bij of krachtens verordening (EG) 1234/2007 gestelde eisen,
wordt een verklaring van niet-conformiteit opgesteld als bedoeld in artikel 20, derde lid, van
verordening (EG) 1580/2007.
Een partij groenten of fruit, waarvoor de Stichting KCB een verklaring van niet-conformiteit heeft
afgegeven, mag niet worden vervoerd, verplaatst, verhandeld of vernietigd zonder toestemming
van de Stichting KCB overeenkomstig artikel 20, derde lid, van verordening (EG) 1580/2007.
Voor de toestemming, bedoeld in het tweede lid kan als voorwaarde worden gesteld dat aan door
de Stichting KCB gestelde eisen wordt voldaan.
Hoofdstuk 3. Het in de handel brengen van vlees van pluimvee
Artikel 15
Een slachterij die op grond van artikel 11, eerste lid, van verordening (EG) 543/2008 bij de etikettering
van zijn producten vermeldt, wordt overeenkomstig artikel 12, eerste lid, van die verordening
geregistreerd bij de Stichting CPE.
Artikel 16
Indien pluimveevlees afkomstig uit landen buiten de Europese Unie de vermeldingen en aanduidingen
vastgesteld op grond van artikelen 10 en 11 van verordening (EG) 543/2008 voert, gaat dit vlees
vergezeld van een certificaat dat is afgegeven door de bevoegde autoriteit van het land van oorsprong
overeenkomstig artikel 14 van verordening (EG) 543/2008.
Artikel 16a
In afwijking van de in bijlage XIV bij verordening (EG) 1234/2007, deel B, onderdeel II, punt 2,
vastgestelde temperatuurvoorschriften, mag de temperatuur van vers vlees van pluimvee, voor zover
dat nodig is, gedurende een periode van ten hoogste 24 uur omlaag worden gebracht, tot een
Versie Skal mei 2014
pagina 3 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
temperatuur van ten laagste -8°C in de kern, voor:
a.
het snijden en behandelen in detailhandelszaken of in aan verkooppunten grenzende lokalen,
waar het vlees uitsluitend wordt versneden en behandeld om het ter plaatse rechtstreeks aan de
consument te kunnen leveren; en
b.
het snijden en behandelen van vers vlees van pluimvee in de fabriek tijdens de productie van
bereidingen op basis van vers vlees van pluimvee.
Hoofdstuk 4. Het in de handel brengen van landbouwproducten en levensmiddelen met een
beschermde geografische aanduiding, oorsprongsbenaming en een bescherming als een
gegarandeerde traditionele specialiteit
Artikel 17
Een aanvraag tot registratie als bedoeld in artikel 5 van verordening (EG) 510/2006 dan wel in artikel 7
van verordening (EG) 509/2006, alsmede een verzoek tot wijziging van een productdossier als bedoeld
in artikel 9, eerste lid, van verordening (EG) 510/2006 dan wel artikel 11, eerste lid, van verordening
(EG) 509/2006, alsmede een verzoek tot annulering van een registratie als bedoeld in artikel 12,
tweede lid, van verordening (EG) 510/2006 wordt ingediend bij het Hoofdproductschap Akkerbouw.
Artikel 18
1.
2.
3.
De aanvragen tot registratie, de verzoeken tot wijziging van een productdossier dan wel de
verzoeken tot annulering van een registratie, worden door het Hoofdproductschap Akkerbouw
bekendgemaakt in het Mededelingen- en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
Iedere belanghebbende kan binnen vier weken na de bekendmaking als bedoeld in het eerste lid
in het Mededelingen- en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie van een aanvraag tot registratie,
een verzoek tot wijziging van een productdossier of een verzoek tot annulering van een
registratie, bezwaar als bedoeld in artikel 5, vijfde lid, van verordening 510/2006, dan wel
bezwaar als bedoeld in artikel 7, vijfde lid, van verordening 509/2006 indienen bij het
Hoofdproductschap Akkerbouw.
De Minister beslist met inachtneming van de voorgaande leden en de artikelen 7 en 11 van
verordening (EG) 509/2006 en de artikelen 5, 9 en 12 van verordening (EG) 510/2006 omtrent:
a
de doorzending aan de Commissie van de aanvragen tot registratie;
b
de doorzending aan de Commissie van verzoeken tot wijziging van een productdossier;
c
de doorzending aan de Commissie van verzoeken tot annulering van een registratie.
Artikel 19
1.
2.
Door de Commissie voorgenomen registraties, alsmede door de Commissie voorgenomen
wijzigingen van een productdossier of voorgenomen annuleringen van registraties worden door
het Hoofdproductschap Akkerbouw onmiddellijk na publicatie daarvan in het Publicatieblad van de
Europese Unie, bekendgemaakt in het Mededelingen- en Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.
Door de Commissie ingeschreven registraties, alsmede door de Commissie ingeschreven
wijzigingen van een productdossier alsmede door de Commissie geannuleerde registraties worden
door het Hoofdproductschap Akkerbouw onmiddellijk na publicatie daarvan in het Publicatieblad
van de Europese Unie, bekendgemaakt in het Mededelingen en Verordeningenblad
Bedrijfsorganisatie.
Artikel 20
1.
2.
Iedere belanghebbende kan binnen 4 maanden na de datum van bekendmaking in het
Publicatieblad van de Europese Unie, zijn bedenkingen daartegen kenbaar maken overeenkomstig
artikel 9, tweede lid van verordening (EG) 509/2006 dan wel artikel 7, tweede lid van verordening
(EG) 510/2006 door middel van toezending van een gemotiveerde verklaring aan het
Hoofdproductschap Akkerbouw.
De Minister betrekt de in het eerste lid bedoelde verklaring in zijn overweging om al dan niet
bezwaar tegen de registratie, wijziging of annulering aan te tekenen bij de Commissie als bedoeld
in artikel 9, eerste lid, van verordening (EG) 509/2006 dan wel artikel 7, eerste lid, van
verordening (EG) 510/2006.
Versie Skal mei 2014
pagina 4 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Artikel 21
De producten, bedoeld in artikel 16, aanhef, van het besluit zijn:
a.
Boeren-Leidse met sleutels in relatie tot het productdossier Boeren-Leidse met sleutels op grond
van verordening (EG) 510/2006;
b.
Kanterkaas, Kanternagelkaas, Kanterkomijnekaas in relatie tot het productdossier Kanterkaas,
Kanternagelkaas, Kanterkomijnekaas op grond van verordening (EG) 510/2006;
c.
Noord-Hollandse Edammer in relatie tot het productdossier Noord-Hollandse Edammer op grond
van verordening (EG) 510/2006;
d.
Noord-Hollandse Gouda in relatie tot het productdossier Noord-Hollandse Gouda op grond van
verordening (EG) 510/2006;
e.
Boerenkaas in relatie tot het productdossier Boerenkaas op grond van verordening (EG)
509/2006.
Hoofdstuk 5. Zuigelingenvoeding bestemd voor derde landen
Artikel 22
Volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding worden slechts uit Nederland uitgevoerd
naar derde landen indien deze voldoen aan:
a.
de Warenwetregeling zuigelingenvoeding 2007;
b.
hetgeen de Codex Alimentarius voorschrijft inzake volledige zuigelingenvoeding dan wel
opvolgzuigelingenvoeding, of
c.
de regels van het land van bestemming.
Hoofdstuk 6. Het in de handel brengen van teeltmateriaal van bloembollen
Artikel 23
Onder bloembollen wordt verstaan: bollen, knollen, wortelstokken en andere voor vermeerdering of
bloemproductie bestemde plantendelen van de in de bijlage II bij deze regeling onder I genoemde
gewassen, voor zover zij behoren tot de daarachter onder II vermelde botanische families, geslachten
of soorten.
Artikel 24
Leveranciers van teeltmateriaal van bloembollen registreren zich overeenkomstig artikel 6 van richtlijn
98/56/EG voor de activiteiten die zij uit hoofde van deze richtlijn uitoefenen bij de Stichting BKD.
Artikel 25
De aanvraag tot registratie vindt plaats door inzending van een volledig ingevuld, door de Stichting BKD
te verstrekken aanvraagformulier dat vergezeld gaat van de volgende bescheiden:
a.
een kopie van een geldig legitimatiebewijs van de aanvrager;
b.
een bewijs van inschrijving in het handelsregister, dat door de bevoegde instantie niet langer dan
twee maanden vóór de datum van aanvraag tot registratie is afgegeven.
Hoofdstuk 7. Toezichthouders
Artikel 26
Als personen belast met het toezicht op de naleving als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de
Landbouwkwaliteitswet worden aangewezen:
a.
de keurmeesters van de Stichting BKD;
b.
de keurmeesters en controleurs van de Stichting COKZ;
c.
de controleurs en inspecteurs van de Stichting CPE;
d.
de daartoe gekwalificeerde medewerkers van de Stichting KCB;
e.
de inspecteurs van de Stichting Skal;
f.
de ambtenaren van de Voedsel en Waren Autoriteit te ’s-Gravenhage;
g.
de ambtenaren van de Algemene Inspectiedienst te ’s-Gravenhage.
Versie Skal mei 2014
pagina 5 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Artikel 26a
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder marktdeelnemer: iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die
bedrijfsmatig betrokken is bij het in de handel brengen van producten.
Artikel 26b
1.
2.
3.
4.
Een controle-instelling kan de tarieven, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de
Landbouwkwaliteitswet, in rekening brengen bij aan haar toezicht of keuring onderworpen
marktdeelnemers.
De controle-instelling kan de tarieven, bedoeld in het eerste lid, in rekening brengen ter dekking
van de kosten die verband houden met de activiteiten ten behoeve van het toezicht of de
keuring waarmee deze op grond van de artikelen 11 tot en met 16 van het
Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 of artikel 10 van het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten
is belast. De tarieven kunnen in rekening worden gebracht in de vorm van:
a.
een retributie op basis van de activiteiten die worden verricht door of in opdracht van de
controle-instelling ten behoeve van het toezicht of de keuring bij de desbetreffende
marktdeelnemer, of
b.
een heffing op basis van het verrichten van activiteiten door marktdeelnemers als gevolg
waarvan zij onderworpen zijn aan het toezicht of de keuring door de controle-instelling.
Een retributie, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, kan worden gerelateerd aan:
a.
de tijd besteed aan de activiteiten;
b.
het aantal of het gewicht van de producten of partijen producten waarop de activiteiten
betrekking hebben;
c.
de oppervlakte van het areaal waarop de activiteiten betrekking hebben, of
d.
documenten die zijn verstrekt.
Een heffing, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kan worden gerelateerd aan:
a.
de omzet van de marktdeelnemer, behaald met de activiteiten die aan het toezicht of de
keuring door de controle-instelling zijn onderworpen;
b.
het aantal locaties ten behoeve van de aan het toezicht of de keuring onderworpen
activiteiten van de marktdeelnemer;
c.
het aantal producten waarop de aan het toezicht of de keuring onderworpen activiteiten
van de marktdeelnemer betrekking hebben, of
d.
de omvang van het risico op niet-naleving van het bij of krachtens de wet bepaalde door
de desbetreffende marktdeelnemer.
Artikel 26c
Een controle-instelling maakt de tarieven, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de wet, bekend op haar
website.
Hoofdstuk 8. Overige bepalingen
Artikel 27
Het RIKILT-Instituut voor Voedselveiligheid te Wageningen wordt aangewezen als erkend nationaal
referentielaboratorium voor onderzoek naar watergehalte pluimveevlees als bedoeld in artikel 14bis,
tiende lid, van verordening (EEG) 1538/91.
Artikel 28
De volgende regelingen worden ingetrokken:
a.
Landbouwkwaliteitsregeling aanwijzing groenten en fruit;
b.
Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996;
c.
Landbouwkwaliteitsregeling controle groenten en fruit 1993
d.
Landbouwkwaliteitsregeling delegatie bevoegdheden eieren;
e.
Landbouwkwaliteitsregeling etikettering rundvlees;
Versie Skal mei 2014
pagina 6 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
f.
g.
h.
i.
j.
k.
Landbouwkwaliteitsregeling geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en
specificiteitscertificeringen;
Landbouwkwaliteitsbeschikking vrijstellingen, ontheffingen en nadere voorschriften groenten en
fruit;
Landbouwkwaliteitsregeling zuigelingenvoeding 1994;
Vrijstellingsregeling grootverpakkingen zuigelingenvoeding;
Besluit aanwijzing toezichthouders Landbouwkwaliteitswet;
De Regeling van de Minister van Landbouw en Visserij van 15 augustus 1977 inzake het
rijkstoezicht op de controle- instellingen (Stcrt. 1977, 159).
Artikel 29
Deze regeling wordt aangehaald als: Landbouwkwaliteitsregeling 2007.
Artikel 30
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 in werking
treedt. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Den Haag, 14 september 2007.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.
Versie Skal mei 2014
pagina 7 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Bijlage I als bedoeld in artikel 4 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007
Omvang van de mestproductie voor de onderscheiden diercategorieën, uitgedrukt in kilogrammen
stikstof per dier per jaar als bedoeld in artikel 4
Diersoorten
Onderscheiden categorieën dieren binnen de diersoorten
I Rundvee
Fok- en gebruiksvee
- Melk- en kalfkoeien (alle koeien die ten minste één maal hebben
gekalfd en die voor de melkproductie of de fokkerij worden
gehouden; ook koeien die drooggezet zijn alsmede koeien die
worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken)
In grupstal met vaste mest
In potstal met vaste mest
- Vrouwelijk jongvee (alle vrouwelijke dieren die nog nooit gekalfd
hebben en die worden aangehouden voor de vervanging van de
eigen veestapel of de veestapel van derden; ook drachtige dieren
die niet eerder hebben gekalfd):
- Jonger dan 1 jaar
- 1 jaar en ouder
- Stieren voor de fokkerij (stieren bestemd voor het fokken van
melk- of vleesvee):
- Jonger dan 1 jaar
- 1 jaar en ouder
Roodvleesproductie
- Weide- en zoogkoeien (koeien die niet meer worden
gemolken,maar worden vetgeweid)
- Vleesstieren, alsook vrouwelijke dieren en ossen die op dezelfde
wijze worden gemest (vee dat tot ca. 16 maanden wordt gemest
voor roodvlees):
- Startkalf t.b.v. vleesstier, ca. 0 tot 3 maanden (kalveren die
worden opgefokt van ca. 0 tot ca. 3 maanden, waarna ze voor
afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd)
- Van startkalf tot vleesstier, ca. 3 tot ca. 16 maanden (kalveren
die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 3 maanden en die verder
worden afgemest tot vleesstier van ca. 16 maanden)
- Vleesstier, ca. 0 tot ca. 16 maanden (stieren die worden gemest
van ca. 0 tot ca. 16 maanden)
- Overig vleesvee (vee bestemd voor roodvleesproductie, dat niet
behoort tot de categorieën ‘weidekoeien’ of ‘vleesstieren’;ook
vleesstieren, vrouwelijkedieren en ossen ouder dan ca.
16maanden):
- Jonger dan 1 jaar
- 1 jaar en ouder
II Varkens
1
Fokkerij/vermeerdering
- Fokzeugen (ten minste éénmaal gedekt of geïnsemineerd: guste
zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen,
zeugen met biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn):
- Waarvan de biggen aan een ander bedrijf worden geleverd ca. 6
weken na hun geboorte (ook fokzeugen die nog geen biggen
hebben)
- waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht van ca. 25
Omvang
mestproductie
per dier 1
96.1
90.6
86.4
32.3
66.0
26.7
51.0
66.2
6.6
27.2
23.4
26.4
65.4
12.0
15.3
Van de onderscheiden diercategorieën per jaar, uitgedrukt in kilogrammen stikstof
Versie Skal mei 2014
pagina 8 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Diersoorten
Onderscheiden categorieën dieren binnen de diersoorten
kg (ook fokzeugen waarvan de biggen op het eigen bedrijf worden
gehouden)
- Opfokzeugen (jonge zeugen, nooit gedekt of geïnsemineerd,
gehouden voor de fokkerij):
- van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (aangeleverde opfokzeugen van
ca. 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden of iets ouder;
ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf van exact 25 kg,
die worden afgeleverd op ca. 7 maanden)
- Van ca. 7 maanden tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn
aangeleverd op ca. 7 maanden of iets jonger, tot de eerste dekking)
- Van ca. 25 kg tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn
aangeleverd op ca. 25 kg, die niet op 7 maanden worden afgeleverd,
maar worden aangehouden tot de eerste dekking; ook opfokzeugen
afkomstig van het eigen bedrijf die worden aangehouden van exact
- Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (jonge nog niet
dekrijpe beren, die worden aangehouden voor de fokkerij, van ca.
25 kg tot ca. 7 maanden of iets ouder; ook beren afkomstig van het
eigen bedrijf vanaf exact 25 kg)
- Dekberen, van ca. 7 maanden en ouder (dekrijpe beren – ook
zoekberen – van ca. 7 maanden en ouder; ook aangeleverde beren
van iets jonger dan 7 maanden; beren afkomstig van het eigen
bedrijf te rekenen vanaf exact 7 maanden)
- Biggen, aangeleverd op ca. 6 weken, tot ca. 25 kg (gespeende
biggen die op ca. 6 weken zijn aangeleverd, die worden afgeleverd
op ca. 25 kg; ook op 6 weken aangeleverde biggen die op het eigen
bedrijf worden aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg)
Mesterij
- Slachtzeugen (zeugen die niet meer gebruikt worden voor de
fokkerij, maar worden afgemest)
- Vleesvarkens (varkens 6,1 die doorgaans worden gemest vanaf
ca. 25 kg of iets lichter tot ca. 110 kg; ook biggen afkomstig van het
eigen, gesloten bedrijf vanaf exact 25kg)
III Kippen
Legrassen
- Opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger dan ca. 18 weken
(opfokhennenen -hanen voor de vervanging van hennen en hanen
van legrassen,inclusief (groot) ouderdieren, die worden afgeleverd
op ca. 18 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden
aangehouden worden tot exact 18 weken meegeteld)
- Hennen en hanen van legrassen, ca. 18 weken en ouder (hennen
en hanen – inclusief (groot)ouderdieren – die zijn aangeleverd op
ca. 18 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige hennen en
hanen – inclusief (groot)ouderdieren -, vanaf exact 18 weken)
Vleesrassen
- Opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19
weken (opfokhennen en -hanen ter vervanging van (groot-)
ouderdieren van vleesrassen, die worden afgeleverd op ca. 19
weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden
tot exact 19 weken meegeteld)
- Ouderdieren van vleesrassen, ca. 19 weken en ouder
(ouderdieren inclusief grootouderdieren – van vleesrassen, die zijn
aangeleverd op ca. 19 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige
(ouder)dieren, vanaf exact 19 weken)
- Vleeskuikens (kuikens die voor de slacht worden afgeleverd)
Versie Skal mei 2014
Omvang
mestproductie
per dier 1
5.9
9.1
6.1
5.5
11.7
2.0
12.8
6.1
0.159
0.371
0.110
0.411
0.332
pagina 9 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Diersoorten
Onderscheiden categorieën dieren binnen de diersoorten
IV Kalkoenen
Voor broedeieren
- Hennen en hanen voor de productie van broedeieren:
- ca. 0 tot ca. 6 weken (hennen en hanen van ca. 0 tot ca. 6
weken, gehouden op een quarantainebedrijf)
- ca. 6 tot ca. 30 weken (hennen en hanen van ca. 6 tot ca. 30
weken, gehouden op een opfokbedrijf)
- ca. 30 weken en ouder (hennen en hanen van ca. 30 weken en
ouder)
Vleeskalkoenen
- Vleeskalkoenen (vanaf het opzetten bij aanvang van de
mestperiode tot de aflevering voor de slacht)
V Schapen
Omvang
mestproductie
per dier 1
0.290
1.165
1.513
0.884
- Fokschapen, inclusief de lammeren tot ca. 25 kg (alle ooien die
ten minste éénmaal hebben gelammerd)
- Overige schapen (alle lammeren zwaarder dan 25 kg, alle
fokrammen en overhouders)
10.3
- Melkgeiten, inclusief lammeren tot ca. 10 kg (alle geiten die ten
minste éénmaal hebben gelammerd)
- Overige geiten (geitelammeren en opfokgeiten zwaarder dan ca.
10 kg en bokken)
5.8
VII Eenden
- Ouderdieren van vleeseenden (opfok- en legeenden)
- Vleeseenden (eenden die worden gehouden voor de slacht)
0.50
0.39
VIII Konijnen
- Voedsters, inclusief de niet-gespeende jongen (alle vrouwelijke
dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt)
- Fokrammen (rammen bestemd voor het fokken van
vleeskonijnen)
- Opfokkonijnen (jonge nog niet dekrijpe konijnen, die worden
aangehouden voor de fokkerij, vanaf de leeftijd van ca. 80 dagen tot
de eerste dekking)
- Vleeskonijnen (jonge konijnen vanaf het spenen tot de leeftijd
van ca. 80 dagen; ook opfokkonijnen tot 80 dagen)
- Vleesparelhoenders
1.24
VI Geiten
IX Parelhoenders
Versie Skal mei 2014
9.3
3.1
0.75
1.01
0.40
0,437
pagina 10 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Bijlage II als bedoeld in artikel 23 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007
I
Bravoa
Polianthes
Pseudobravoa
II
Agavaceae
Agavaceae
Agavaceae
Allium
Ancrumia
Androstephium
Bessera
Bloomeria
Brodiaea
Caloscordum
Dandya
Dichelostemma
Erinna
Garaventia
Gethyum
Gilliesia
Ipheion
Latace
Leucocoryne
Miersia
Milla
Milula
Muilla
Nectaroscordum
Nothoscordum
Petronymphe
Solaria
Speea
Trichlora
Tristagma
Triteleia
Triteleiopsis
Tulbaghia
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Alliaceae
Amaryllis
Ammocharis
Apodolirion
Bokkeveldia
Boophone
Braxireon
Brunsvigia
Caliphruria
Calostemma
Carpolyza
Castellanoa
Champmanolirion
Chlidanthus
Clivia
Crinum
Cryptostephanus
Cybistetes
Cyrtanthus
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidacea
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Versie Skal mei 2014
pagina 11 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
I
Elisena
Eucharis
Eucrosia
Eustephia
Famatina
Galanthus
Gemmaria
Gethyllis
Griffinia
Habranthus
Haemanthus
Hannonia
Haylockia
Hessea
Hieronymiella
Hippeastrum
Hyline
Hymenocallis
Ismene
Lapiedra
Leucojum
Lycoris
Mathieua
Namaquanula
Narcissus
Pamianthe
Pancratium
Paramongaia
Phaedranassa
Placea
Plagiolirion
Proiphys
Pseudostenomesson
Pyrolirion
Rauhia
Rhodophiala
Scadoxus
Sprekelia
Stenomesson
Sternbergia
Strumaria
Tedingea
Traubia
Ungernia
Urceolina
Vagaria
Vallota
Zephyranthes
II
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Amaryllidaceae
Aphyllanthes
Aphyllanthaceae
Amorphophallus
Arisaema
Arum
Biarum
Dracontium
Araceae
Araceae
Araceae
Araceae
Araceae
Versie Skal mei 2014
pagina 12 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
I
Dracunculus
Helicodiceros
Pinellia
Sauromatum
Zantedeschia
II
Araceae
Araceae
Araceae
Araceae
Araceae
Asphodelus
Bulbine
Bulbinella
Eremurus
Hemiphylacus
Jodrellia
Paradisea
Simethis
Trachyandra
Asphodelaceae
Asphodelaceae
Asphodelaceae
Asphodelaceae
Asphodelaceae
Asphodelaceae
Asphodelaceae
Asphodelaceae
Asphodelaceae
Dahlia
Asteraceae
Begonia tuberhybrida
Begoniaceae
Blanfordia
Blanfordiaceae
Canna
Cannaceae
Androcymbium
Baeometra
Bulbocodium
Burchardia
Camptorrhiza
Colchicum
Gloriosa
Hexacyrtis
Iphigenia
Littonia
Merendera
Neodregea
Onixotis
Ornithoglossum
Sandersonia
Wurmbea
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Colchicaceae
Cyanastrum
Cyanastraceae
Eriospermum
Eriospermaceae
Albuca
Alrawia
Amphisiphon
Androsiphon
Bellevalia
Bowiea
Brimeura
Camassia
Chionodoxa
Chlorogalum
Daubenya
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Versie Skal mei 2014
pagina 13 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
I
Dipcadi
Drimia
Drimiopsis
Eucomis
Fortunatia
Galtonia
Hastingsia
Hesperocallis
Hyacinthella
Hyacinthoides
Hyacinthus
Lachenalia
Ledebouria
Leopoldia
Litanthus
Massonia
Muscari
Muscarimia
Neopatersonia
Ornithogalum
Polyxena
Pseudogaltonia
Pseudomuscari
Puschkinia
Rhadamanthus
Rhodocodon
Schizobasis
Schoenolirion
Scilla
Sypharissa
Thuranthos
Urginea
Veltheimia
Whiteheadia
II
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Hyacinthaceae
Curculigo
Empodium
Hypoxidia
Hypoxis
Molineria
Pauridia
Rhodohypoxis
Saniella
Spiloxene
Hypoxidaceae
Hypoxidaceae
Hypoxidaceae
Hypoxidaceae
Hypoxidaceae
Hypoxidaceae
Hypoxidaceae
Hypoxidaceae
Hypoxidaceae
Ainea
Alophia
Anapalina
Anomatheca
Antholyza
Aristea
Babiana
Barnardiella
Belamcanda
Bobartia
Calydorea
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Versie Skal mei 2014
pagina 14 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
I
Cardenanthus
Chasmanthe
Cipura
Cobana
Crocosmia
Crocus
Cypella
Devia
Dierama
Dietes
Diplarrhena
Duthiastrum
Eleutherine
Ennealophus
Eurynotia
Ferraria
Fosteria
Galaxia
Geissorhiza
Gelasine
Geosiris
Gladiolus
Gynandriris
Herbertia
Hermodactylus
Hesperantha
Hesperoxiphion
Hexaglottis
Homeria
Iris excl. I.germanica, I.kaempferi, I.ensata, I.pumila,
II
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
I.foetidissima, I.laevigata, I.sibirica, I.japonica (incl.
I.Chinensis), I.chryso-graphes, I.halophila (I.spuria ssp
halophila) en I.spuria
Isophysis
Ixia
Kelissa
Klattia
Lapeirousia
Larentia
Lethia
Libertia
Mastigostyla
Melasphaerula
Micranthus
Moraea
Nemastylis
Neomarica
Nivenia
Olsynium
Onira
Orthrosanthus
Pardanthopsis
Patersonia
Phalocallis
Pillansia
Pseudotrimezia
Radinosiphon
Versie Skal mei 2014
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
pagina 15 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
I
Rheome
Rigidella
Roggeveldia
Romulea
Savannosiphon
Schizostylis
Sessilanthera
Sessilistigma
Solenomelus
Sparaxis
Sphenostigma
Syringodea
Tapeinia
Thereianthus
Tigridia
Trimezia
Tritonia
Tritoniopsis
Watsonia
Witsenia
Zygotritonia
II
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Iridaceae
Ixiolirion
Ixioliriaceae
Calochortus
Cardiocrinum
Erythronium
Fritillaria
Gagea
Korolkowia
Lilium
Lloydia
Nomocharis
Notholirion
Tulipa
Liliaceae
Liliaceae
Liliaceae
Liliaceae
Liliaceae
Liliaceae
Liliaceae
Liliaceae
Liliaceae
Liliaceae
Liliaceae
Zigadenus
Melanthiaceae
Mirabilis
Nyctaginaceae
Oxalis
Oxalidaceae
Cyclamen excl. C. persicum cultivars
Primulaceae
Anemone apennina
A. blanda
A. coronaria
A. cylindrica
A. flaccida
A. fulgens
A. ranunculoides
A. trifolia
Eranthis
Ranunculus ficaria
R. asiaticus
R. millefoliatus
Ranunculaceae
Ranunculaceae
Ranunculaceae
Ranunculaceae
Ranunculaceae
Ranunculaceae
Ranunculaceae
Ranunculaceae
Ranunculaceae
Ranunculaceae
Ranunculaceae
Ranunculaceae
Versie Skal mei 2014
pagina 16 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
I
II
Conanthera
Cyanella
Odontostomum
Tecophilaea
Walleria
Zephyra
Tecophilaeaceae
Tecophilaeaceae
Tecophilaeaceae
Tecophilaeaceae
Tecophilaeaceae
Tecophilaeaceae
Abolboda
Achlyphila
Aratitiyopea
Orectanthe
Xyris
Xyridaceae
Xyridaceae
Xyridaceae
Xyridaceae
Xyridaceae
Aframomum
Alpinia
Amomum
Aulotandra
Boesenbergia
Burbidgea
Camptandra
Caulokaempferia
Cautleya
Curcuma
Curcumorpha
Cyphostigma
Elettaria
Elettariopsis
Etlingera
Gagnepainia
Geocharis
Geostachys
Globba
Haniffia
Haplochorema
Hedychium
Hemiorchis
Hitchenia
Hornstedtia
Kaempferia
Leptosolena
Mantisia
Nanochilus
Paracautleya
Parakeampferia
Plagiostachys
Pleuranthodium
Pommereschea
Pyrgophyllum
Renealmia
Rhynchanthus
Riedelia
Roscoea
Scaphochlamys
Siliquamomum
Siphonochilus
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Versie Skal mei 2014
pagina 17 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
I
Stadiochilus
Stahlianthus
Vanoverberghia
Zingiber
Versie Skal mei 2014
II
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
Zingiberaceae
pagina 18 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Bijlage III als bedoeld in artikel 8a van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007.
Producten voor de reiniging en de ontsmetting van gebouwen en installaties voor de plantaardige
productie
Producten
Kalium- en natriumzeep
Water en stoom
Kalkmelk
Kalk
Ongebluste kalk
Natriumhypochloriet
Bijtende soda
Bijtende potas
Waterstofperoxide
Natuurlijke plantenextracten
Citroenzuur, perazijnzuur, mierenzuur, melkzuur,
oxaalzuur en azijnzuur
Alcohol
Salpeterzuur
Formaldehyde
Natriumcarbonaat
Chloramine-T
Sulfiet
Fluorverbindingen
Middelen die door de Plantenziektekundige Dienst
zijn verplicht voor de reiniging van
productielocaties in geval van besmetting met
quarantaineorganismen
Versie Skal mei 2014
Beperkingen
Alleen voor de reiniging van druppelaars in kassen
Alleen bij het ontsmetten van entruimten voor paddestoelen
Alleen voor het reinigen van plukgereedschap en opslagruimte
voor druiven
Alleen voor de reiniging van glas in lege kassen
pagina 19 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Toelichting
Algemeen
De Landbouwkwaliteitswet (hierna:wet) biedt een wettelijk kader voor kwaliteitsnormen voor het in de
handel brengen van landbouwproducten. Deze wet is onlangs gewijzigd in verband met onder meer het
vervallen van de aansluitplicht. 2
Naar aanleiding daarvan wordt ook de onderliggende regelgeving aangepast. Van de gelegenheid is
gebruik gemaakt ook meer in het algemeen deze regelgeving vergaand te vereenvoudigen.
Onderhavige regeling strekt tot uitvoering van het Landbouwkwaliteitsbesluit 2007 (hierna: het besluit).
Het besluit en deze regeling leiden tot intrekking van circa 10 algemene maatregelen van bestuur en 11
Ministeriële regelingen.
Dit draagt bij aan de doelstelling van het staande kabinetsbeleid tot vereenvoudiging en vermindering
van regelgeving en waar mogelijk vermindering van administratieve lasten voor burgers en overheid.
In de onderhavige regeling zijn de bestaande kwaliteitsregelingen samengevoegd ten aanzien van
verschillende landbouwproducten. Het betreft met name vlees van pluimvee, groenten en fruit,
teeltmateriaal van bloembollen en zuigelingenvoeding. Voorts zijn de regels samengevoegd ten aanzien
van verschillende aanduidingen: biologische landbouw, geografische aanduidingen,
oorsprongsbenamingen en gegarandeerde traditionele specialiteiten.
De onderhavige integrale uitvoeringsregeling strekt uitsluitend tot implementatie van EU-regelgeving.
De nationale aanvullende bepalingen zijn geschrapt.
Dit leidt tot een eenvoudige en overzichtelijke regeling.
Deze regeling is in nauw overleg met het betrokken bedrijfsleven tot stand gekomen alsmede met de
betrokken uitvoerende instellingen en productschappen.
Inhoud van de regeling
In deze regeling wordt nadere invulling gegeven aan artikel 10 van het besluit. Ingevolge dat artikel
kan Onze Minister nadere regels stellen voor zover dat voor een goede uitvoering van de in het besluit
genoemde Europese verordeningen en richtlijnen noodzakelijk is. De inhoudelijke bepalingen zijn al
zoveel mogelijk in het besluit aangeduid zodat onderhavige regeling nog slechts de hoogst
noodzakelijke detaillering regelt. De gedetailleerde uitvoeringsbepalingen hebben met name betrekking
op de volgende onderwerpen:
informatieverplichtingen;
registratieverplichtingen;
specifieke maatregelen/verplichtingen;
vrijstellingen en ontheffingen.
Deze materie werd voorheen geregeld in de desbetreffende Landbouwkwaliteitsregelingen. Ook kwam
het voor dat dergelijke bepalingen in de desbetreffende Landbouwkwaliteitsbesluiten waren
opgenomen. De genoemde onderwerpen zijn dus niet nieuw.
De regeling dient zoals aangegeven ter implementatie van Europese verordeningen en richtlijnen ten
aanzien van het in de handel brengen van landbouwproducten en bepaalde aanduidingen. Deze
verordeningen en richtlijnen zijn regelmatig aan wijziging onderhevig. Derhalve is er voor gekozen,
waar mogelijk, te werken met dynamische verwijzingen. De opbouw van de regeling is als volgt:
Hoofdstuk 1 De biologische productiemethode
Hoofdstuk 2 Het in de handel brengen van groenten en fruit
Hoofdstuk 3 Het in de handel brengen van vlees van pluimvee
Hoofdstuk 4 Het in de handel brengen van landbouwproducten en levensmiddelen met een
beschermde geografische aanduiding, oorsprongsbenaming en een bescherming als
gegarandeerde traditionele specialiteit
Hoofdstuk 5 Zuigelingenvoeding bestemd voor derde landen
Hoofdstuk 6 Teeltmateriaal van bloembollen
2
Wet van 11 mei 2007, houdende wijziging van de Landbouwkwaliteitswet in verband met onder meer het
vervallen van de aansluitplicht (Stb. 2007, 220).
Versie Skal mei 2014
pagina 20 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Hoofdstuk 7 Toezichthouders
Hoofdstuk 8 Overige bepalingen
Hieronder zal per hoofdstuk nader worden ingegaan op de specifieke uitvoeringsbepalingen.
Hoofdstuk 1. Biologische productiemethode
In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van
verordening (EEG) 2092/91 inzake de biologische productiemethode. Artikel 1 is overgenomen uit de
Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996 (artikel 2a). In artikel 2 is bepaald dat
iedere marktdeelnemer zich dient te registreren bij de Stichting Skal. Deze registratieplicht vloeit voort
uit artikel 8 van verordening (EEG) 2092/91 op grond waarvan iedere marktdeelnemer de bevoegde
instantie van de lidstaat in kennis dient te stellen van het produceren, bereiden, opslaan of invoeren uit
een derde land van biologische producten om die in de handel te brengen.
In artikel 3 is een specifieke maatregel opgenomen die de Stichting Skal kan opleggen om de
aanduidingen van de producten te verwijderen of te doen verwijderen overeenkomstig artikel 9,
negende lid, onder a, artikel 10, derde lid en bijlage III, punt 9, van voornoemde verordening.
In de artikelen 4, 5 en 6 zijn de vrijstellingen en ontheffingen opgenomen die mogelijk zijn op grond
van verordening (EEG) 2092/91. Voor het overige zij erop gewezen dat het niet nodig is in de
onderhavige regeling apart te voorzien in de bevoegdheid van de Stichting Skal voor het verlenen van
de ontheffingen omdat dit reeds voortvloeit uit de in artikel 15 van het besluit genoemde bevoegdheid
van de Stichting Skal.
De materie van dit hoofdstuk werd voorheen geregeld in het Landbouwkwaliteitsbesluit biologische
productiemethode en de Landbouwkwaliteitsregeling biologische productiemethode 1996.
Hoofdstuk 2. Het in de handel brengen van groenten en fruit
In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen voor het controleren van de Europese handelsnormen ten
aanzien van groenten en fruit, bananen, krenten en rozijnen.
In de desbetreffende Europese verordeningen
zijn verschillende informatieverplichtingen opgenomen. In artikel 9 van onderhavige regeling is de
verplichting opgenomen uit verordening (EG) 1148/2001 voor marktdeelnemers die groenten en fruit in
de handel brengen om gegevens te verstrekken aan de Stichting KCB.
In deze verordening zijn nog andere verplichtingen opgenomen om gegevens te verstrekken namelijk in
artikel 4, tweede lid, artikel 5, eerste lid, en artikel 6, eerste lid.
De Minister vervult als coördinerende autoriteit een aantal taken die zijn vastgelegd in artikel 11. Het
betreft het toezien op de gegevensbank en het verstrekken van verschillende gegevens zoals gegevens
over de invoer van groenten en fruit.
Op basis van verordening (EEG) 1148/2001 en verordening (EG) 2898/95 is het mogelijk dat de lidstaat
toestemmingen of vrijstellingen verleent aan bedrijven die aan bepaalde voorwaarden voldoen. In
artikel 12 zijn deze mogelijkheden opgenomen en is daarbij bepaald dat de Stichting KCB deze verleent.
In de handelsnormen voor groenten en fruit, bananen en krenten en rozijnen is gedetailleerd
voorgeschreven hoe de controles plaats dienen te vinden. Voor alle duidelijkheid is in artikel 13 bepaald
dat de Stichting KCB zich aan deze controlemethoden dient te houden. In artikel 14 zijn specifieke
maatregelen opgenomen die voortvloeien uit artikel 9 van verordening (EEG) 1148/2001.
Bovengenoemde materie werd voorheen geregeld in het Landbouwkwaliteitsbesluit groenten en fruit en
in de Landbouwkwaliteitsregeling controle groenten en fruit 1993.
Hoofdstuk 3. Het in de handel brengen van vlees van pluimvee
In dit hoofdstuk zijn enkele bepalingen opgenomen ter uitvoering van de Europese regels inzake
handelsnormen pluimveevlees, zoals vastgelegd in verordening (EG) 1029/2006 en verordening (EEG)
1538/91. Dit hoofdstuk vervangt de inhoud van het Landbouwkwaliteitsbesluit pluimveevlees.
Onderhavig hoofdstuk is summier en bevat alleen de noodzakelijke uitvoeringsbepalingen. In artikel 15
is specifiek bepaald dat de slachterijen waarvoor een registratieplicht geldt op grond van artikel 11,
eerste lid, van verordening (EEG) 1538/91 zich registreren bij de Stichting CPE.
Versie Skal mei 2014
pagina 21 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Hoofdstuk 4. Het in de handel brengen van landbouwproducten en levensmiddelen
met een beschermde geografische aanduiding, oorsprongsbenaming en een
bescherming als gegarandeerde traditionele specialiteit
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen die nodig zijn voor een goede uitvoering van de Europese
verordeningen (EG) 509/2006 en (EG) 510/2006. Deze materie werd voorheen geregeld in het
Landbouwkwaliteitsbesluit geografische aanduidingen, oorsprongsbenamingen en
specificiteitscertificeringen en de onderliggende Landbouwkwaliteitsregeling geografische aanduidingen,
oorsprongsbenamingen en specificiteitscertificeringen.
Ten opzichte van genoemd besluit en genoemde regeling zijn geen wijzigingen doorgevoerd. Het
Hoofdproductschap Akkerbouw vervult nog steeds een belangrijke rol in de procedure van registratie,
wijziging en annulering van dergelijke aanduidingen.
In artikel 21 is expliciet bepaald dat de Stichting COKZ toeziet op een aantal kaassoorten die een
beschermde Europese aanduiding hebben. De basis hiervoor vormt artikel 16 van het besluit.
Hoofdstuk 5. Zuigelingenvoeding bestemd voor derde landen
In dit hoofdstuk is een bepaling opgenomen die nodig is voor een goede uitvoering van richtlijn
92/52/EEG. De basis voor de implementatie van de richtlijn is reeds opgenomen in artikel 8 van het
besluit: volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding worden slechts uit Nederland
uitgevoerd indien zij voldoen aan artikel 3 van de richtlijn. De richtlijn biedt ruimte voor lidstaten om de
uitvoering zelf in te vullen.
Artikel 22 van onderhavige regeling geeft invulling aan de voorwaarden waaraan de volledige
zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding moeten voldoen.
Voorheen werd deze materie geregeld in het Landbouwkwaliteitsbesluit zuigelingenvoeding en de
Landbouwkwaliteitsregeling zuigelingenvoeding 1994.
Door de onderhavige regeling wordt ook de regelgeving op dit terrein in vergaande mate
vereenvoudigd. Deze vereenvoudiging betreft ook dat de systematiek van ontheffingen wordt
vervangen door vrijstellingen. Dat betekent in de praktijk dat voor de export van zuigelingenvoeding
naar derde landen niet meer vooraf een ontheffing van de Minister is vereist, maar dat er sprake is van
een vrijstelling als aan de voorwaarden van de regeling is voldaan. Dit leidt tot een, beperkte,
besparing van uitvoeringslasten en administratieve lasten voor bedrijven. Dit wordt nader
gekwantificeerd in het hoofdstuk Administratieve lasten.
Hoofdstuk 6. Het in de handel brengen van teeltmateriaal van bloembollen
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen ter uitvoering van richtlijn 98/56/EG. Dit hoofdstuk vervangt
daarmee de inhoud van het Landbouwkwaliteitsbesluit bloembollen en snijbloemen. In artikel 23 is de
definitie overgenomen van bloembollen uit het voornoemde Landbouwkwaliteitsbesluit. In artikel 24
wordt bepaald dat de Stichting BKD de instantie is waar de leveranciers van bloembollen zich op grond
van de richtlijn registreren.
Overige aspecten
De overige bevoegdheden die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de in het besluit
aangeduide Europese verordeningen en richtlijnen zijn reeds vastgelegd in het besluit. Zo is
bijvoorbeeld op grond van artikel 13 van het besluit de Stichting CPE bevoegd om de handelingen te
verrichten die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van de Europese verordeningen inzake
handelsnormen eieren en de handelsnormen vlees van pluimvee. Het is niet meer nodig om in
onderhavige regeling nog extra zaken te regelen.
In de veelheid van de in het besluit aangeduide Europese normen zal het zo zijn dat de ene norm
concreter is geformuleerd dan de andere. Dat betekent dat daar waar de normen een bepaalde
bandbreedte kennen, het de taak van de controle-instelling is om daar in de controlepraktijk nadere
invulling aan te geven. Een voorbeeld daarvan is de norm: teeltmateriaal van bloembollen is nagenoeg
vrij van ziekten en plagen uit de Europese richtlijn 98/56/EG. Het is aan de controle-instellingen om
hieraan in de controlepraktijk nadere invulling te geven gelet op de bijzondere omstandigheden van het
Versie Skal mei 2014
pagina 22 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
geval, waaronder bijvoorbeeld de stand van de gangbare technieken. Dit vereist zoals aangegeven in de
controlepraktijk een zorgvuldige communicatie.
Onderhavige regeling bevat de uitvoeringsbepalingen die in dit stadium nodig zijn voor een goede
uitvoering van de Europese verordeningen en richtlijnen en zal periodiek worden geëvalueerd met de
betrokken controle-instellingen en het betrokken bedrijfsleven.
Administratieve lasten
Met de inwerkingtreding van de wijziging van de Landbouwkwaliteitswet en de uitvoeringsregelgeving
komt de aansluitplicht te vervallen. Dit leidt tot vermindering van de administratieve lasten. Daarop is
reeds uitvoerig ingegaan in de memorie van toelichting bij de wijziging van de Landbouwkwaliteitswet 3.
Voor het overige is de uitvoeringsregelgeving in nauw overleg met de controle-instellingen en het
bedrijfsleven grondig doorgelicht en hergepositioneerd.
Deze doorlichting heeft niet geleid tot substantiële vermindering van de administratieve lasten. Reden
hiervoor is gelegen in het feit dat de materiële eisen ongewijzigd zijn gebleven, omdat deze in de
diverse Europese verordeningen en richtlijnen over het in de handel brengen van landbouwproducten
en aanduidingen dwingend zijn voorgeschreven.
Zo blijven de genoemde verplichtingen tot registratie of erkenning, of de verplichting om gegevens bij
te houden ongewijzigd. De administratieve lasten die daaraan verbonden zijn blijven derhalve ook
ongewijzigd.
Het ligt overigens in het voornemen om met name in die situaties waar thans nog door de betrokken
controleinstellingen ontheffingen worden verleend waar dit op grond van de Europese regelgeving
mogelijk is, de ontheffingen te vervangen door vrijstellingen.
Hierover zal overleg worden gevoerd met de betrokken controleinstellingen en het bedrijfsleven. Dit
speelt met name in het kader van verordening (EEG) 2092/91 inzake de biologische productiemethode.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.
3
Kamerstukken II, 2006–2007, 30852.
Versie Skal mei 2014
pagina 23 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Toelichting (van 9 juli 2010)
Algemeen
§ 1. Doel van de regeling
Deze regeling strekt tot wijziging van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 (hierna: Lkr 2007).
Aanleiding voor deze regeling is de inwerkingtreding van verordening (EG) 1047/2009 van de Raad van
19 oktober 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke
ordening van de landbouwmarkten, met betrekking tot de handelsnormen voor vlees van pluimvee
(PbEU L 290) (hierna: verordening 1047/2009). Verordening 1047/2009 bepaalt een definitie voor vers
vlees van pluimvee en biedt lidstaten de mogelijkheid daarvoor afwijkende voorschriften vast te stellen.
Met deze regeling worden dergelijke afwijkende voorschriften opgenomen in de
Landbouwkwaliteitsregeling 2007.
Deze regeling voorziet tevens in een aantal aanpassingen van de regelgeving over het gebruik van de
biologische productiemethode. De regeling voorziet in de mogelijkheid tot verlenging van de derogaties
voor het aanbinden van runderen en de bezetting van de uitloop van vleeskuikens, die eind 2010
aflopen. Daarnaast wordt een definitie opgenomen voor traaggroeiende pluimveerassen, wordt de duur
van de periode waarin uitlopen leeg moeten blijven aangepast en wordt een lijst met toegestane
schoonmaakmiddelen voor de biologische plantaardige productie vastgesteld.
Tot slot worden enkele technische aanpassingen van verwijzingen naar Europese verordeningen
gedaan.
§ 2. Administratieve lasten
Met deze regeling wordt voorzien in de mogelijkheid tot verlenging van de derogaties voor het
aanbinden van runderen en de bezetting van de uitloop van vleeskuikens. Deze derogaties kan de
Stichting Skal op aanvraag verlengen. De administratieve lasten die deze maatregel oplevert zijn zeer
beperkt. Het invullen van de aanvraag kost de aanvrager naar verwachting ongeveer een kwartier. Het
totale aantal derogaties dat momenteel is verleend bedraagt 112. Hoewel niet al deze bedrijven een
aanvraag tot verlenging zullen doen, is het maximale aantal aanvragers van een verlenging dus 112.
De totale administratieve lasten van de verlengingsaanvraag bedragen daarmee naar verwachting
maximaal € 1036.
§ 3. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin
zij wordt gepubliceerd. Daarmee wordt afgeweken van het LNV-beleid van vaste verandermomenten
(VVM) voor regelgeving dat inhoudt dat nieuwe regelingen slechts op 1 januari of 1 juli in werking
treden en dat publicatie minimaal twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling
plaatsvindt. Dit beleid is neergelegd in de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit (hierna: de minister) van 28 april 2008 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
(Kamerstukken II 2007/08, 29 515 en 31 201, nr. 243 en Kamerstukken II 2009/2010, 29 515, nr.
309). Er zijn twee redenen voor deze afwijking. De onderdelen A, C, onder 1, D, E, F, G, I en J van
artikel I strekken ter implementatie van Europese regelgeving. Voor de onderdelen B, C, onder 2, en H
van artikel I geldt dat een spoedige inwerkingtreding daarvan voordelen oplevert voor de sector.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
Ter voorkoming van het gebruik van intensieve kweekmethoden moet pluimvee op grond van artikel
12, vijfde lid, van verordening (EG) 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling
van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) 834/2007 van de Raad inzake de biologische
productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en
de controle betreft (PbEU L 250) (hierna: verordening (EG) 889/2008) bij de slacht een bepaalde
minimumleeftijd hebben of behoren tot een traaggroeiend ras. Op grond van die bepaling bepalen
lidstaten door middel van criteria of door het vaststellen van een lijst, wanneer sprake is van een
Versie Skal mei 2014
pagina 24 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
traaggroeiend ras.
De voorkeur is gegeven aan een definitie waarin de criteria voor een traaggroeiend ras zijn opgenomen,
omdat een definitie flexibeler is dan een lijst met rassen. Een ras is traaggroeiend als de dieren die tot
dit ras behoren dagelijks gemiddeld niet meer dan 40 gram groeien. De gemiddelde groei per dag is
een betrouwbare indicator en is goed controleerbaar door middel van het aflevergewicht van de dieren.
Deze definitie is in samenwerking met het overlegorgaan biologische regelgeving en de Stichting Skal
tot stand gekomen en komt overeen met de bestaande praktijk in de biologische vleeskuikenhouderij.
De Europese Commissie is op de hoogte gebracht van het voornemen deze definitie te hanteren.
Artikel I, onderdeel B
Om de vegetatie na het houden van een koppel pluimvee te laten aangroeien, moeten de uitlopen van
de pluimveestallen gedurende een door de lidstaten vast te stellen periode worden vrijgehouden. In
artikel 5 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 wordt momenteel geen onderscheid gemaakt tussen
leghennen en vleeskuikens en geldt voor beide diersoorten een periode van 60 dagen. De belasting van
de uitloop is bij biologisch gehouden vleeskuikens echter aanzienlijk lager dan bij biologisch gehouden
leghennen. De leghennen maken tot een leeftijd van 65–70 weken gebruik van de uitlopen, terwijl de
vleeskuikens alleen de laatste 5 weken van de 10 weken durende mestperiode beschikking hebben over
een uitloop. Door de lagere belasting van de uitlopen bij het houden van vleeskuikens is de vegetatie
eerder hersteld en geschikt voor een volgend koppel, namelijk na 30 dagen. Daarom is in deze regeling
de periode voor het vrijlagen van uitlopen voor leghennen op 60 dagen vastgesteld en voor
vleeskuikens op 30 dagen. Deze wijziging is tot stand gekomen na overleg met Biologica en de
Stichting Skal.
Artikel I, onderdeel C
Met dit onderdeel wordt een onjuiste verwijzing in artikel 6, tweede lid, van de Lkr 2007 hersteld: de
verwijzing naar de lijst, bedoeld in artikel 33, tweede lid, van verordening (EG) 889/2008 was onjuist.
De juiste verwijzing is de lijst, bedoeld in artikel 33, tweede lid, van verordening (EG) 834/2007 van de
Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en
tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 (PbEU L 189) (hierna: verordening (EG) 834/2007) .
Daarnaast bevatte artikel 6, tweede lid, van de Lkr 2007 de zinsnede ‘overeenkomstig de krachtens
artikel 33, tweede lid en artikel 40 van verordening 834/2008 vastgestelde communautaire
voorschriften’. Ten tijde van de implementatie van verordening (EG) 834/2007 was de
uitvoeringsregelgeving van die verordening nog niet gereed. Vandaar dat in artikel 6, tweede lid, van de
Lkr 2007 destijds bovenstaande zinsnede is opgenomen, waarin overigens bedoeld was te verwijzen
naar verordening (EG) 834/2007. Inmiddels is de uitvoeringsregelgeving wel vastgesteld en kan worden
verwezen naar ‘de bij verordening (EG) 1235/2008 vastgestelde communautaire voorschriften’.
Het eerste en tweede lid van artikel 95 van verordening (EG) 889/2008 bieden de mogelijkheid de
derogaties voor het aanbinden van runderen en voor de huisvesting en veebezetting in de biologische
landbouw die eind 2010 aflopen, te verlengen tot eind 2013. Van die mogelijkheid wordt gebruik
gemaakt voor het aanbinden van runderen en voor de bezetting van de uitloop van vleeskuikens, door
middel van het vierde en vijfde lid van artikel 6 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007.
In het vierde lid van artikel 6 wordt bepaald dat Skal toestemming kan verlenen voor het aanbinden
van runderen overeenkomstig artikel 95, eerste lid, van verordening (EG) 889/2008 tot en met uiterlijk
30 december 2013. Artikel 95, eerste lid, van verordening (EG) 889/2008 bepaalt dat runderen mogen
worden aangebonden in gebouwen die reeds vóór 24 augustus 2000 bestonden, mits voor regelmatige
lichaamsbeweging wordt gezorgd en de houderij in overeenstemming met de eisen inzake het welzijn
van dieren plaatsvindt in ruimten die van voldoende strooisel zijn voorzien, mits sprake is van
individueel beheer. Ter zake van de mogelijkheid tot verlening van de toestemming voor het aanbinden
van runderen na 2010, geldt ingevolge artikel 95, eerste lid, de aanvullende eis dat ten minste
tweemaal per jaar een fysieke controle wordt uitgevoerd, in plaats van ten minste eenmaal per jaar.
In het vijfde lid van artikel 6 wordt bepaald dat Skal op aanvraag toestemming kan verlenen voor
uitzonderingen op de voorschriften over de bezetting van de uitloop voor vleeskuikens overeenkomstig
artikel 95, tweede lid, van verordening (EG) 889/2008 tot en met uiterlijk 30 december 2013. Ook hier
geldt de aanvullende eis van de verordening dat ten minste tweemaal per jaar een fysieke controle
wordt uitgevoerd, in plaats van ten minste eenmaal per jaar.
Versie Skal mei 2014
pagina 25 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Artikel I, onderdeel D
Op grond van verordening (EG) 889/2008 mogen, in afwachting van een communautaire lijst van
toegestane producten voor het schoonmaken en ontsmetten van gebouwen en installaties voor de
biologische plantaardige productie, slechts de door de lidstaten toegestane producten worden gebruikt.
Daarom wordt in bijlage III een lijst van toegestane producten opgenomen, met eventuele
beperkingen. Onder plantaardige productie wordt voor de reikwijdte van dit artikel tevens verstaan de
opslag in een landbouwbedrijf. Ter verduidelijking wordt in het tweede lid van artikel 8a bepaald dat
rodenticiden (alleen in vallen) en door de verordening toegelaten gewasbeschermingsmiddelen mogen
worden gebruikt om gebouwen en installaties voor de plantaardige productie te ontdoen van insecten
en andere parasieten.
Artikel I, onderdelen E, F en G
Als gevolg van een wijziging van verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie van 21 december
2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG)
nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit (PbEU L 93) (hierna:
verordening (EG) 1580/2007) klopt een aantal verwijzingen in de artikelen 11, 12 en 13 van de Lkr
2007 niet meer.
De inhoud van de artikelen 10, vierde en vijfde lid, 12, zesde lid en 17 van verordening 1580/2007,
waarnaar in artikel 11 van de Lkr 2007 verwezen wordt, is momenteel opgenomen in artikel 20 bis van
die verordening. In dat artikel wordt niet meer gesproken van een coördinerende autoriteit – zoals voor
inwerkingtreding van dat artikel gebeurde – maar van verplichtingen voor lidstaten. Een verwijzing naar
de inhoud van artikel 20 bis van de verordening is daarom niet meer noodzakelijk. In plaats daarvan is
aangesloten bij artikel 8 van verordening 1580/2007. Op grond van die bepaling wordt de minister
aangewezen als coördinerende autoriteit, die verantwoordelijk is voor de coördinatie en de contacten
met betrekking tot het bepaalde in die afdeling.
Ook artikel 12 van de Lkr 2007 bevatte een tweetal verwijzingen naar bepalingen van verordening (EG)
1580/2007 waarvan de inhoud verplaatst is. De in onderdeel a van artikel 12 van de Lkr 2007
geregelde toestemming die lidstaten kunnen verlenen om het in bijlage II opgenomen model te
gebruiken bij de etikettering is nu in artikel 11, derde lid, van die verordening geregeld. Artikel 12,
onderdeel b, van de Lkr 2007 heeft betrekking op de risicoanalyse die lidstaten moeten uitvoeren om
het minimumpercentage van de te verrichten normencontroles te bepalen. Hierbij is de verwijzing
aangepast naar artikel 10, tweede lid, onderdeel b, van verordening (EG) 1580/2007.
Voorheen bevatte verordening (EG) 1580/2007 een onderscheid tussen normcontroles op de interne
markt, op de plaats van invoer en op de plaats van uitvoer. Dit onderscheid is niet meer in de
verordening opgenomen: de normcontroles zijn samengevoegd in artikel 20 van de verordening. Voor
de controles door de Stichting KCB overeenkomstig verordening (EG) 1580/2007 is in artikel 13 daarom
één bepaling opgenomen.
Artikel I, onderdeel H
Verordening 1047/2009 geeft een definitie voor vers vlees van pluimvee, waarin
temperatuurvoorschriften zijn opgenomen. Lidstaten kunnen echter enigszins afwijkende
temperatuurvoorschriften vaststellen voor het snijden en behandelen van vers vlees van pluimvee in
detailhandelszaken of in aan verkooppunten grenzende lokalen, en in de fabriek tijdens de productie
van bereidingen op basis van vers vlees van pluimvee. Na overleg met de sector is gebleken dat het in
het productieproces nodig is om vers vlees van pluimvee licht aan te vriezen om het goed te kunnen
snijden. Daarom worden voor zowel detailhandelszaken en aan verkooppunten grenzende lokalen, als
voor fabrieken die bereidingen op basis van vers pluimvee produceren, in artikel 16a van de
Landbouwkwaliteitsregeling 2007 afwijkende temperatuurvoorschriften vastgesteld. Deze voorschriften
houden in dat de temperatuur van het vlees, voor zover nodig, mag worden teruggebracht tot -8°C,
gedurende een periode van maximaal 24 uur voor het snijden en behandelen van vers vlees van
pluimvee. Voor fabrieken geldt deze afwijkingsmogelijkheid alleen tijdens de productie van bereidingen.
Artikel I, onderdeel I
Met artikel I, onderdeel I, wordt een laatste onjuiste verwijzing gecorrigeerd: in plaats van in artikel 17
Versie Skal mei 2014
pagina 26 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
van de Lkr 2007 te verwijzen naar artikel 11, eerste lid, van verordening (EG) 510/2006 is een
verwijzing opgenomen naar artikel 11, eerste lid, van verordening (EG) 509/2006. Omdat het
aanpassen van de verwijzingen strekt tot implementatie van Europese regelgeving wordt afgeweken
van de VVM.
Artikel I, onderdeel J
Met dit onderdeel wordt bijlage III toegevoegd, waarnaar het nieuwe artikel 8a verwijst voor de
producten die zijn toegelaten voor het schoonmaken en ontsmetten van gebouwen en installaties voor
de plantaardige productie.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.
Versie Skal mei 2014
pagina 27 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Toelichting (van 21 oktober 2010)
De wijzigingen die deze regeling doorvoert in de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 hebben betrekking
op de biologische productiemethode.
In artikel I, onderdeel A, wordt een artikel ingevoegd over het aanbinden van runderen in kleine
bedrijven. Artikel 39 van verordening (EG) nr. 889/2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering
van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van
biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft (PbEU L 250)
(hierna: verordening (EG) 889/2008) biedt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de mogelijk-heid
het aanbinden van vee in kleine bedrijven toe te staan in bepaalde gevallen. In artikel 7b wordt gebruik
gemaakt van die mogelijkheid door het aanbinden van runderen toe te staan in bedrijven met niet meer
dan 10 runderen. Op grond van de oude Europese regelgeving kon het aanbinden van runderen in
kleine bedrijven door Skal worden toegestaan. Deze werkwijze is tot op heden gehand-haafd onder
artikel 39 van verordening (EG) 889/2008. Daarbij is een maximum aantal van 10 runderen per bedrijf
gehanteerd om als klein bedrijf te worden beschouwd. Door te voorzien in een algemene toestemming
wordt beter aangesloten bij de formulering van artikel 39. Daartoe strekt artikel 7b. Het aanbinden van
runderen wordt in Nederland toegestaan voor bedrijven met ten hoogste 10 runderen, omdat voor deze
bedrijven de kosten van aanpassing van de stallen niet in verhouding staan tot de omzet. Aanbinden is
ingevolge artikel 39 van verordening (EG) 889/2008 alleen toegestaan als de dieren niet in aan hun
gedrag aangepaste groepen kunnen worden gehouden en op voorwaarde dat de dieren tijdens de
graasperiode toegang hebben tot weidegronden, overeenkomstig artikel 14, tweede lid, van
verordening (EG) 834/2007, en ten minste tweemaal per week toegang krijgen tot openluchtruimten
wanneer begrazing niet mogelijk is.
Deze wijziging leidt tot een vermindering van de administratieve lasten, doordat het aanvragen van een
toestemming per bedrijf is vervangen door een algemene toestemming. In de Nulmeting
administratieve lasten 2007 is per ontheffingsverzoek een bedrag van € 6,17 vastgesteld (10 minuten
tegen een uurbedrag van € 37). Omdat de toestemming onbeperkt geldig was, is deze administratieve
last te typeren als een eenmalige last. Voor bedrijven die de ontheffing in het verleden hebben
aangevraagd leidt de wijziging dus niet tot een merkbare vermindering van de administratieve lasten.
Alleen voor bedrijven die voor het eerst een ontheffing zouden vragen, is sprake van een reductie. Dit
zouden naar verwachting hooguit enkele bedrijven per jaar zijn. Uitgaande van twee bedrijven per jaar
die de ontheffing voor het eerst zouden hebben aangevraagd bedraagt de reductie € 12,34 per jaar.
Artikel I, onderdeel B, strekt tot aanpassing van bijlage I bij de Landbouwkwaliteitsregeling 2007. In
het opschrift wordt de verwijzing naar het relevante artikel uit de regeling gecorrigeerd. Het relevante
artikel is thans artikel 4. Daarnaast worden de excretiecijfers voor geiten aangepast. De excretiecijfers
worden gebruikt om de maximale veebezetting te berekenen. De excretiecijfers, die zijn opgenomen in
bijlage I, zijn gebaseerd op de normen die zijn bepaald in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. De
normen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet zijn inmiddels aangepast. Naar aanleiding van deze
aanpassing ben ik voornemens een herbeoordeling van de excretiecijfers in bijlage I bij de Landbouwkwaliteitsregeling uit te voeren.
Door de aanpassing van de norm voor geiten in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, die is gebaseerd
op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar gasvormige stikstofverliezen van deze diersoort,
ligt deze norm thans lager dan het excretiecijfer dat tot op heden in bijlage 1 bij de
Landbouwkwaliteitsregeling 2007 was opgenomen voor geiten.
Vooruitlopend op de herbeoordeling wordt daarom het excretiecijfer voor biologische geiten in bijlage 1
geactualiseerd. Mogelijk zal het cijfer naar aanleiding van de herbeoordeling van bijlage 1 opnieuw
worden aangepast.
Met deze aanpassing zijn geen administratieve lasten gemoeid. Wel is er sprake van een bedrijfseffect,
doordat de aanpassing van het excretiecijfer een hogere veebezetting mogelijk maakt. In lijn met de
vaste verandermomenten voor wet- en regelgeving (VVM) treedt deze regeling in werking met ingang
van 1 januari 2011 en wordt zij uiterlijk 2 maanden voordien gepubliceerd.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg.
Versie Skal mei 2014
pagina 28 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
TOELICHTING (van 1 juli 2011)
De onderhavige regeling stelt nadere regels met betrekking tot de oplegging van tarieven door de
privaatrechtelijke controle-instellingen op grond van de Landbouwkwaliteitswet. Deze controleinstellingen zijn Stichting Skal, Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau, Stichting Controlebureau voor
Pluimvee, Eieren en Eiproducten, Stichting Bloembollenkeuringsdienst en Stichting Centraal Orgaan
voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel. De aanleiding voor de regeling is de uitspraak van de
rechtbank Utrecht, sector bestuursrecht, van 30 december 2010 op het beroep van de Vereniging
Vakcentrum en enkele supermarkten tegen door de stichting Controlebureau voor Pluimvee en Eieren
(CPE) opgelegde tarieven voor de controles op eieren in de supermarkten. De rechtbank Utrecht stelt in
haar uitspraak dat artikel 11 van de Landbouwkwaliteitswet onvoldoende concrete wettelijke basis biedt
voor het opleggen van de tarieven aan de supermarkten.
Hoewel hangende het hoger beroep dat door het CPE tegen de uitspraak is ingesteld, ervan wordt
uitgegaan dat artikel 11 voldoende concrete wettelijke grondslag biedt, wordt ter verduidelijking via
onderhavige regeling het belastbare feit en de kring van heffingsplichtigen nader ingevuld.
Tarieven worden niet aangemerkt als kosten die voortvloeien uit bij de wet- of regelgeving ingevoerde
informatieverplichtingen. De onderhavige wijzigingsregeling heeft derhalve geen gevolgen voor de
administratieve lasten.
Artikelsgewijs
Artikel I
Artikel 26a
In artikel 26a wordt een definitie voor marktdeelnemer opgenomen. Marktdeelnemer is iedere
natuurlijke persoon of rechtspersoon die bedrijfsmatig betrokken is bij het in de handel brengen van
producten. Ingevolge de definitie in de Landbouwkwaliteitswet wordt onder ‘producten’ verstaan alle
voortbrengselen van de landbouw en de visserij, alsmede de bij be- of verwerking daarvan verkregen
voortbrengselen, derivaten en afvallen. Voor ‘in de handel brengen’ geldt de in het
Landbouwkwaliteitsbesluit opgenomen definitie: het bedrijfsmatig ter beschikking of in voorraad
houden, uitstallen of te koop aanbieden, verkopen, bezitten met het oog op de verkoop, alsmede tegen
of zonder vergoeding aan derden beschikbaar stellen, leveren of overdragen. Het betreft derhalve alle
schakels in de keten van productie, handel en eindverkoop van landbouwproducten. Dit omvat ook het
retailkanaal.
Artikel 26b
Artikel 26b stelt nadere regels over het in rekening brengen van tarieven op grond van artikel 11,
eerste lid, van de wet. Het in rekening brengen van tarieven voor het toezicht en de keuring door de
controle-instellingen is in overeenstemming met de uitgangspunten voor doorberekening die zijn
opgenomen in het rapport ‘Maat Houden’ (Kamerstukken II 1996/97, 24 036, nr. 22). Daarin worden de
uitgangspunten voor het doorberekenen van toelatings- en handhavingskosten gegeven.
Toerekenbaarheid van kosten en de individualiseerbaarheid van profijt worden daarbij als criteria
gebruikt voor doorberekening. Een indicator voor profijt is volgens het rapport dat de regels waarop
wordt gecontroleerd een marktordeningsdoel hebben. De Landbouwkwaliteitsregeling 2007 en de
Europese regelgeving waarop die regeling is gebaseerd, zijn erop gericht marktordening tot stand te
brengen in de desbetreffende sectoren. Omdat marktdeelnemers profijt hebben van een goede
marktordening kunnen de kosten daarvan bij hen in rekening worden gebracht.
In het eerste lid van artikel 26b wordt de kring van heffingsplichtigen gespecificeerd. Een controleinstelling kan tarieven in rekening brengen bij alle marktdeelnemers die aan haar toezicht of keuring
zijn onderworpen. Dat betekent bijvoorbeeld dat de controle-instelling belast met het toezicht op eieren
Versie Skal mei 2014
pagina 29 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
en pluimveevlees, tarieven in rekening kan brengen aan marktdeelnemers in alle schakels van die keten
die aan haar toezicht zijn onderworpen.
De kosten die verband houden met de activiteiten ten behoeve van het toezicht en de keuring waarmee
de controle-instelling op grond van de artikelen 11 tot en met 16 van het Landbouwkwaliteitsbesluit
2007 of artikel 10 van het Landbouwkwaliteitsbesluit zuivelproducten is belast, kunnen worden
doorberekend aan marktdeelnemers. Daarbij gaat het niet alleen om de kosten van het uitvoeren van
een specifieke controle, maar ook om gerelateerde kosten zoals reiskosten en overheadkosten. De
kosten worden doorberekend via de tarieven. Het belastbare feit waarvoor de tarieven worden opgelegd
wordt geconcretiseerd in het tweede lid van artikel 26b. Het belastbare feit kan een concrete activiteit
van de controle-instelling zijn, of de activiteiten van een marktdeelnemer, als gevolg waarvan deze is
onderworpen aan het toezicht of de keuring door de controle-instelling. De tarieven kunnen in rekening
worden gebracht als retributie voor de concrete activiteiten van de controle-instelling of als heffing op
basis van het feit dat marktdeelnemers activiteiten verrichten, als gevolg waarvan zij onderworpen zijn
aan het toezicht of de keuring. Een combinatie van heffing en retributie is mogelijk.
In het derde lid wordt de maatstaf voor een retributie geconcretiseerd. Dit betreft de toerekening van
de kosten aan de marktdeelnemers. Een tarief dat in rekening wordt gebracht in de vorm van een
retributie op basis van de concrete activiteiten van de controle-instelling ten behoeve van het toezicht
en de keuring, kan eventueel worden gerelateerd aan de omvang van die activiteiten. Deze omvang kan
uitsluitend worden uitgedrukt op één of meer van de manieren genoemd in het derde lid. Het gaat
hierbij bijvoorbeeld om de tijd die een controle kost, of het aantal producten dat is gekeurd. Het tarief
hoeft niet gerelateerd te worden aan de omvang van de activiteiten van de controle-instelling, maar kan
ook in rekening worden gebracht voor de door, of in opdracht van, de controle-instelling verrichte
activiteit als zodanig. Dat is het geval wanneer een standaardbedrag wordt berekend voor bepaalde
activiteiten. Dit betekent dat ook een tarief per controle, of bijvoorbeeld per registratie, kan worden
geheven.
Het derde lid betreft dus de maatstaf waaraan het tarief kan worden gerelateerd. Het gaat dan om de
factor waaraan het tarief in de tarievenlijst is gekoppeld. De wijze waarop het tarief daadwerkelijk in
rekening wordt gebracht wordt daardoor niet bepaald. De wijze van in rekening brengen kan
bijvoorbeeld per activiteit zijn, maar dit kan ook jaarlijks worden gedaan op basis van de optelsom van
de retributies voor de activiteiten van de controle-instelling bij de desbetreffende marktdeelnemer voor
dat jaar.
De maatstaf voor het in rekening brengen van tarieven in de vorm van een heffing op basis van de
activiteiten van de desbetreffende marktdeelnemer, wordt geregeld in het vierde lid. Eventueel kan het
tarief worden gerelateerd aan één of meer van de factoren genoemd in het vierde lid. De toerekening
van de kosten ten behoeve van het toezicht en de keuring door middel van een heffing kan bijvoorbeeld
worden gebaseerd op de omzet die is behaald met de activiteiten van de marktdeelnemer waardoor
deze aan het toezicht en de keuring is onderworpen. De heffing hoeft niet gerelateerd te worden aan
één van de factoren, genoemd in het vierde lid; een heffing kan ook worden opgelegd voor het zijn van
marktdeelnemer als zodanig. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een vaste jaarbijdrage per bedrijf.
De keuze die een controle-instelling maakt voor een heffing of een retributie, en voor de maatstaf
waaraan wordt gerelateerd, zal tot uitdrukking komen in de tarieflijsten die de controle-instelling
vaststelt.
Artikel 26c
Met artikel I wordt tevens een nieuw artikel 26c opgenomen. Het artikel heeft tot doel dat
marktdeelnemers zich op de hoogte kunnen stellen van de voor hen geldende tarieven via de website
van de desbetreffende keuringsdienst. In de praktijk zijn de tarieven van de controle-instellingen reeds
voldoende kenbaar, maar van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om met de onderhavige regeling
de bekendmaking formeel te regelen.
Versie Skal mei 2014
pagina 30 van 31
Landbouwkwaliteitsregeling
Artikel II
Deze regeling4 treedt in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant. Hiermee wordt afgeweken
van de uitgangspunten van vaste verandermomenten voor regelgeving die inhouden dat nieuwe
regelingen slechts op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober ingaan en minimaal twee maanden daaraan
voorafgaand publicatie van de nieuwe regels plaatsvindt. De reden hiervoor is dat de regeling tot doel
heeft de wettelijke grondslag voor de tarifering te verduidelijken. Gelet op ditzelfde doel werkt de
regeling, met uitzondering van het deel betreffende het nieuw ingevoegde artikel 26c, terug tot
28 september 2007. Met ingang van die datum is de aansluitplicht, die inhield dat bepaalde handelingen
waren voorbehouden aan marktdeelnemers die zich hadden aangesloten bij een aangewezen controleinstelling, vervallen. Sindsdien zijn algemene regels opgenomen waaraan een ieder die zich bezighoudt
met activiteiten waarop deze regelgeving van toepassing is, is onderworpen en zijn tarieven in rekening
gebracht bij alle categorieën marktdeelnemers. Betrokken marktdeelnemers waren vanaf dat moment
voldoende op de hoogte van het feit dat de kosten van het toezicht en de keuring konden worden
doorberekend, omdat daarover via verschillende kanalen is gecommuniceerd en hieraan ook uitvoering
is gegeven door de controle-instellingen. De wijze waarop de controle-instellingen kosten hebben
doorberekend is in overeenstemming met het bepaalde in deze regeling en was ook kenbaar door
middel van de door de Minister goedgekeurde tarievenlijsten van de controle-instellingen. Deze regeling
beoogt geen materiële wijziging van de heffingssystematiek en betreft slechts een verduidelijking die
geen nadeel voor de heffingsplichtigen met zich brengt. De terugwerkende kracht komt daardoor niet in
strijd met het rechtszekerheids- of legaliteitsbeginsel.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
H. Bleker.
4
Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 23 juni 2011, nr. 212850,
houdende wijziging van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 (tarieven controle-instellingen), Staatscourant 2011,
11587, 1 juli 2011
Versie Skal mei 2014
pagina 31 van 31