Verslag Pauzelandschappen Almelo: van experiment naar een nieuwe fase Donderdagmiddag 13 februari 2014, Acaciaschool, Almelo Welkom door John van den Hof Middagvoorzitter John van den Hof (lector Saxion) vertelt dat zijn ouders 70 jaar geleden (de oorlogswinter van 1944) hier op de Acaciaschool zaten. Ook toen was het (net als vandaag) heel koud. Dus klaag niet klagen maar genieten van het programma en samen zijn we een grote straalkachel. Hij heet iedereen welkom bij deze bijeenkomst van KISS. We zijn nooit uitgeleerd waar het gaat om het toekomstbestendig maken van de stad. Op het moment hebben we te maken met (tijdelijk) leegstaande gebouwen en braakliggende terreinen, pauzelandschappen genaamd. KISS organiseert in samenwerking met de provincie Overijssel (Platform Pauzelandschappen) een rondje Pauzelandschappen in de steden van Overijssel. In elke stad komt een ander aspect van Pauzelandschappen aan de orde. Dat levert nieuwe inzichten op. Daarnaast ontwikkelt het platform Pauzelandschappen een website met voorbeelden. Vandaag zijn er twee inleiders elk met een eigen invalshoek, Kris Oosting van Stadsmakers vertelt hoe het experiment in de Almelo is verlopen. Harmen Zijp vertelt over een initiatief van onderop in Amersfoort dat zonder subsidie tot stand is gekomen. Na de inleidingen gaan we in groepen uit elkaar om aanbevelingen op te stellen. De Acaciaschool Corine Steffens (wijkregisseur bij woningcorporatie Beter Wonen) vertelt iets over de Acaciaschool waar we nu bijeen zijn. Het is al 10 jaar een pauzegebouw, omdat de sociale woningbouw op deze plek niet van de grond is geko- men. Hoewel er in deze wijk behoefte was aan een multifunctioneel centrum is daar niet voor gekozen. Er zijn nu steeds tijdelijke huurders. Het gaat wel om een markant gebouw, op een historische plek. We willen de wijk (op een andere locatie) een impuls geven via een Ondernemershuis, maar dat komt lastig van de grond, met name financieel. In het kader van het project Tussendoor is hier vorig jaar een leuk festival voor de wijk gehouden. De woningcorporatie staat voor de vraag wat gaan we met dit gebouw doen: herbestemmen of slopen? Wat wil de buurt? Welke kansen zien jullie? Dat horen we graag. Inleiding van Kris Oosting (Stadsmakers) Kris Oosting (Stadsmakers) was kwartiermaker voor het project Tussendoor bij de gemeente Almelo dat in 2012 is gestart op initiatief van en met een budget van de provincie Overijssel. Aanleiding voor het project was het in 2011 stilvallen van de ontwikkeling van de stad. Dat riep de vraag op hoe verder te gaan met langdurig braakliggende terreinen en leegstand van gebouwen. We zijn in 2012 begonnen met een inventarisatie van 60 braakliggende terreinen. Deze terreinen hebben we beschouwd als vrije ruimte voor de stad om te experimenteren. Er waren drie doelen: kennis vergaren en delen, het realiseren van projecten en het agenderen van het onderwerp. De opzet van het project was: twee kernprojecten, een stimuleringsbijdrage voor overige initiatieven, een platformfunctie (het onderwerp agenderen en breder zichtbaar maken) en vooral ondersteunen. Het project 1 had een looptijd van één jaar. Eind 2012 vond een evaluatie plaats. De evaluatie liet zien dat de projecten meer tijd kostten, de samenhang onvoldoende was, één project was ingehaald door de realiteit (de bouw van het nieuwe stadhuis ging van start, er nog een jaar nodig was en een accentverschuiving. Kennisvergaring en agendering zijn het meest gebaat bij de realisatie van concrete projecten. Zijn eigen De rol van Kris als kwartiermaker was vooral initiatieven op te halen uit de stad. De projecten moesten verder zelfstandig te realiseren zijn door de initiatiefnemers. Er waren drie lijnen voor de projecten. De eerste lijn was tijdelijkheid als strategie (nieuwe manieren van werken). De tweede lijn was om via (culturele) interventies een impuls te geven aan locaties. De derde lijn voor projecten waren stadsprairies met een sociale component. Een voorbeeld van de eerste lijn (tijdelijkheid als strategie) is de Grotestraat Zuid, een aanloopstraat (ter grootte van de Kalverstraat in Amsterdam) waarvan de ontwikkeling is stilgevallen, met langdurige leegstand (ondanks de huurverlaging kwamen er geen nieuwe huurders voor de winkels), met braakliggende stukken en weinig samenhang. In het project Nieuw Zuid wordt gepoogd het gebied een nieuwe invulling geven: niet als winkelstraat, maar als het hart van een woongebied. Daarvoor zijn nieuwe coalities aangaan en is gewerkt met een flexibele grondhouding. Kris Oosting illustreert dit met foto’s. In een tijdelijke projectruimte was een projectgroep actief, o.a. voor het park Nieuwe Eind. Er was ook een weekendschool voor kinderen. Leegstaande panden kregen een andere invulling, zoals een tijdelijke kunstgalerie. Een groep leerlingen van het AOC kreeg praktijkopdrachten voor het tijdelijk runnen van een winkel. Zij werden zo ambassadeurs voor het gebied. Op het terrein van de Oude Veemarkt kwam een park, waar voor de opening een kerstversiering is aangebracht. In het park kwamen allerlei kunstgroenwerken en een hondenspeelplek voor de ontmoeting van hun baasjes. De opbrengst van het project was een forse reductie van de leegstand, nieuwe energie in het gebied (via een mix van nieuwe initiatieven van bewoners en winkels), woningen in het gebied werden populairder, meer contacten in de buurt en blijvende samenwerking tussen bewoners. (Over dit project kwam een vraag uit de zaal naar de financiering. Dit gebeurt deels via het project Tussendoor en deels via het AOC en deelnemende kunstenaars). Een voorbeeld van de tweede lijn (culturele interventies) is Hagengracht in het centrum van Almelo. Het is een centraal gelegen locatie dat langdurig braakliggend is. De toekomst is ongewis, omdat de geplande bouw van appartementen on-hold is gezet. Het is een soort niemandsland. Er is op 27 en 28 september 2013 een festival gehouden met een tijdelijk kunstdorp. Hopelijk lukt dat ook dit jaar en kunnen we hier vaker activiteiten organiseren. Het gebied krijgt een nieuwe rol in de stad en moet zo terugkomen in de ‘mental map’ van de stadsbewoners. Hierop aansluitend volgt de herinrichting van het gebied. Het is echter nog maar de vraag of de geplande programmering blijft. Ook dit project illustreert Kris Oosting weer met een aantal fraaie foto’s van het festival. Ook is er een schets met een beeld van de toekomst in de vorm van een park met een zichtlijn naar en van de bibliotheek. Als bonus laat hij nog een foto zien van het festival dat in de Acaciaschool is gehouden. Een voorbeeld van de derde lijn (van prairies tot parken) is Bornerbroek. Het gaat om een verrommelde plek (de oude RABO-locatie) in het dorpshart. De eigenaar houdt de boot af, maar het past goed in het Dorpsplan Plus. De Bornerbroekers willen de uitvoering van het plan zelf ter hand nemen. Ze zetten het hele proces zelf op: van het ontwerp tot de aanleg. Dat is de gebruikelijke manier van werken in het dorp (90% wordt door de bewoners zelf uitgevoerd). Ook hiervan een aantal fraaie foto’s en een schets van het tuinontwerp van het dorpspark. Wat zijn de bevindingen na twee jaar project Tussendoor? Eigenaarschap is van groot belang, maar is tegelijk een groot struikelblok bij tijdelijke invullingen. Eigenaren zijn soms hui- 2 verig voor tijdelijke invullingen en dat vormt een rem op de mogelijkheden. Binnen de (gemeentelijke) organisatie is een duidelijk aanspreekpunt nodig, dat versnelt de processen. Als kwartiermaker kon hij intern en extern partijen verbinden. Het vereist ook een andere, mindere starre manier van met de regels omgaan. - Wat zijn de resultaten van twee jaar project Tussendoor? Kris Oosting noemt de volgende punten: het aanjagen van de ontwikkeling van initiatieven; het ‘openen’ van vergeten locaties; het project biedt ruimte voor experiment, al had dat beter gekund; het bevordert de betrokkenheid van bewoners; maar je moet wel kritisch kijken naar het type invullingen; en tenslotte moet je voorbij het tijdelijke kijken: er is vooral flexibiliteit nodig, het tijdelijke mag geen dogma zijn, geen doel. (Iemand vraagt of het ook waardecreatie kan zijn. Ja, maar dat is moeilijk hard te maken). Tot besluit nog een blik in de toekomst. Het project is gestopt, maar het thema braakligging en vooral leegstand (ook van kantoren) vereist een blijvende aandacht en aanpak. De in het project opgedane kennis gaan we nu toepassen in organisaties, maar er komt geen nieuwe subsidiepot. Vanuit de zaal zijn er nog diverse vragen en opmerkingen: - Waar ligt de verantwoordelijkheid voor de omgang met de terreinen? Dat ligt verschillend, is maatwerk. Het kan bijvoorbeeld gaan om een gelegenheidscoalitie. Je moet ook goed kijken naar het belang van ontwikkelaars. - Je moet goed communiceren over het omgaan met tijdelijkheid! Mee eens, je moet hierover duidelijk zijn naar de burgers en eerlijk communiceren, maar ook duidelijk maken dat er nu echt iets moet gebeuren. - Kun je ook zonder kwartiermaker, zoals in Hengelo? In Almelo is hij als kwartiermaker betaald, en wel voor een periode van drie maanden fulltime. Dat helpt voor het overzicht en voor het verbinden. Daardoor kwamen de projecten van de grond, die daarna zelfstandig konden draaien. Ook de financiële prikkels vallen nu weg. Is er ook een exit-scenario voor de Oude Veemarkt. Nee, maar op een gegeven moment komt er een eind aan. Er is verder onderzoek nodig vanuit de bril van de bewoners, ook los van een specifiek terrein. De voordelen moeten we beter in kaart brengen. Dit aspect komt trouwens in het verhaal van Harmen Zijp na de pauze. Inleiding van dhr. Harmen Zijp (De War, initiatief van onderop in Amersfoort) Harmen Zijp is lid van het kunstcollectief ‘De Spullenmannen’. Zij zitten al 12 jaar in tijdelijkheid in een oude fabriek in Amersfoort. Daar is ook ruimte voor andere activiteiten, zoals theater en wetenschap. Dat werd een heel ensemble, dat nu samenwerkt in Plan B. Zelf is hij scheikundige qua opleiding. Het collectief maakt kunst uit welvaartsresten. Op een foto een decor dat ze maakten voor een kinderserie op TV. Het gebouw is een multifunctionele ruimte die ook gebruikt wordt voor ‘underground’ activiteiten, zoals een literair podium. Er is ook ruimte voor beeldende kunst, bijvoorbeeld het Festival Kaalstaart dat samen met andere kunstenaars is gehouden voor Bèta-kunst en nieuwe ambachten. Zo wordt een nieuw publiek aangeboord. Er is ook ruimte voor innovatie via het zogeheten FabLab Amersfoort (een idee dat is bedacht aan het befaamde MIT), waarbij regelmatig kennisuitwisseling plaats vindt over een thema. Een voorbeeld is kennis over digitale fabricatie via 3D-printers. Het gaat dan meestal om kennissen van kennissen, een heel reservoir van technische mensen. Het FabLab is een open en toegankelijke werkplaats (‘personal fabrication’), vergelijk het maar met de computerhobbyclubs van vroeger. Het werkte 3 niet om een bedrag van 50.000 euro bij elkaar te brengen via een rondvraag bij organisaties als de Kamer van Koophandel. Daarom hebben we maar zelf (via Marktplaats) voor 5000 euro een laserslijper op de kop getikt. Onze ervaringen hebben we opgeschreven in een document. Het heeft zijn vruchten afgeworpen. Doodle 3D is een applicatie van één van de oprichters van het FabLab dat internationaal in de belangstelling staat. Het leidde tot een investering van 75.000 dollar in Amersfoort. Naast innovatie is er in de oude fabriek ook ruimte voor kennisdeling. We werden uitgenodigd voor een conferentie in Nieuw-Zeeland, maar omdat de kosten te hoog waren hebben we een tegenconferentie in Amersfoort georganiseerd (FabFest) waar 50 mensen uit de hele wereld op afkwamen. We zijn ook onderdeel van het PeerLab, waarvoor we in mei 2014 naar Santos in Brazilië gaan. Het PeerLab is een interessant en onafhankelijk netwerk. We doen ook aan verspreiding van de wetenschap. In Amersfoort (dat geen eigen universiteit heeft) organiseren we een Studium Generale waaraan naast bekende wetenschappers als Jan van Hooff (primatoloog), Govert Schilling (astronoom) en Bas Haring (filosoof) ook onbekende promovendi meedoen. In de openingsweek voor de ‘Universiteit Amersfoort’ hebben we aandacht besteedt aan historische watersystemen. Dat is een stukje levende geschiedenis dat (als een vorm van ‘citizen science’) naar boven wordt gehaald door tien deeltijd-onderzoekers (amateurs). Deze historische watersystemen stammen uit de Middeleeuwen toen met de hand een verfijnd netwerk is aangelegd. Er is interesse vanuit de Unie van Waterschappen om via een subsidie deze watersystemen te herstellen en op een functionele manier te gebruiken. Een belangrijk thema is ook duurzaamheid. Op het dak van de oude fabriek hebben we een Stadsimkerij opgezet in verband met het probleem van de bijensterfte. Voor bijen zijn de steden aantrekkelijker dan het platteland. Bij het project zijn studenten betrokken uit Twente en Utrecht. We hebben daarnaast een Voedselkollektief waarbij ongeveer 200 bur- gers collectief producten inkopen bij lokale boeren. Eens in de twee maanden organiseren we een Repair-café, dat heel laagdrempelig is. Zo leer je ook weer nieuwe mensen kennen. We hebben verdere een inhoudelijke visie ontwikkeld (een plan voor een duurzame toekomst) met een tweetal pijlers: globale transitie (bijvoorbeeld de lokale voedselvoorziening) en de infrastructuur van de groeistad (underground-plek voor kunst, wetenschap etc). Deze visie moet uiteindelijk leiden tot een permanente bestemming van de oude fabriek als een soort Vrijruimte voor onderzoek. Daarnaar wordt een haalbaarheidsonderzoek gedaan, waarbij we stuiten op een groot aantal uitdagingen, zoals de boekwaarde, erfgoed, bodemverontreiniging en de omgeving. Voor deze uitdagingen hebben we een aantal oplossingen van onderop bedacht. Mensen betalen 50 euro per dag voor het gebruik van het FabLab (op basis van de principes van ‘creative commons’ en ‘open source’ (er is dus sprake van P2P = Peer to Peer) op. Er is ook een sociaal gebruik mogelijk van de vrije ruimte waarbij mensen achteraf op basis van de waardebepaling een bijdrage leveren. We gaan uit van een minimale horizon met een opzegtermijn van drie maanden. In verband met de financiering gaan we de herbestemming van het gebouw ook op een langzame manier organiseren. We doen aan ‘crowdsourcing’ waarbij veel bedrijven om niet (in ruil voor hun logo op onze uitingen) diensten leveren. Deze oplossingen van onderop werken beter dan ‘top down’ oplossingen. De reden hiervoor is dat veel Amersfoortse ambtenaren de stad niet kennen, zij komen niet op de locaties. Er zijn veel ‘eilandjes’ binnen de gemeente die een integrale oplossing in de weg staan. Dat is geen onwil bij de ambtenaren, maar een gevolg van de logica van de structuur van de gemeentelijke organisatie. Een groot probleem is verder de weging van niet-monetaire waarden: geld is telbaar, maar een heleboel niet. Er is daardoor een ‘mismatch’ bij de inkomsten en uitgaven op het gebied van de cultuur, bijvoorbeeld het belang van cultuur voor het toerisme en het vestigingsklimaat. Ambtenaren bij vastgoed worden niet afgerekend op cul- 4 tuur, maar moeten uren schrijven. Dat is meteen het antwoord van Harmen Zijp op een vraag uit de zaal naar de medewerking van de gemeente van Amersfoort: die is heel wisselend. Een andere deelnemer aan de bijeenkomst doet de suggestie om contact te zoeken met de Stichting Schoonschip, een project in Amsterdam-Noord dat voorziet in de bouw van een zelfvoorzienende drijvende woonwijk. Ter afsluiting heeft Harmen Zijp nog een uitsmijter in de vorm van een eigen ontwikkelmodel (met software) dat de meerjaren cashflow in kaart brengt. Het model brengt een aantal keuzes in kaart (meer dan 100 mogelijkheden om de investeringen te spreiden) en geeft daarvoor en rapportcijfer. Bij de optimale uitkomst uit dit model is maar liefst 1 miljoen minder nodig aan financiering in de vorm van leningen. Middagvoorzitter John van den Hof (Saxion Hogescholen) heeft als reactie ook nog een uitsmijter: schakel ook studenten in, want die zijn fris en enthousiast. Verder meldt hij dat binnenkort de website van het Platform Pauzelandschappen in de lucht gaat. Plenaire terugkoppeling van de discussie Er wordt na de inleidingen in kleine groepjes verder gediscussieerd. De vier groepjes wordt gevraagd een drietal aanbevelingen (leerpunten voor de toekomst) te bedenken en die daarna in korte pitches te presenteren. - 1) Het eerste groepje heeft ervaringen uitgewisseld en komt met de volgende aanbevelingen: a) goed zichtbaar zijn; b) regie en expertise zijn belangrijk, c) ondersteuning van de buurt; d) zorg voor een goede timing (logis- tiek, opslag etc.), e) de ontmanteling in de plannen meenemen, f) ervaringen van bestaande initiatieven delen. - 2) Het tweede groepje vindt a) dat de transitie een cultuurverandering bij het bestuur vereist, b) rekening wordt gehouden met de ‘couleur locale’; c) burgerschap 2.0 nodig is waarbij de burger initieert en waarbij de overheid faciliteert, d) flexibele werkplekken voor ambtenaren (binnen en buiten het gemeentehuis), e) en (zorg voor) een goede initiator (zie bijvoorbeeld de Wij-landen in Hengelo). - 3) Het derde groepje wijst a) op het belang van publiciteit (persbericht), b) het belang van het inschakelen van ambassadeurs, c) zorg voor contra-expertise tegenover de taxaties van de vastgoedjongens, d) oefen druk uit in de richting van de gemeenteraden en de provincie. - 4) Het vierde groepje had als aanbevelingen: a) mobiliseer de buurt (dus jezelf!), b) biedt aan wat de buurt nodig heeft en/of vraagt, c) geeft de ruimte in de vorm van een flexibel bestemmingsplan, een omzetgerelateerde huur, tijdelijke vergunningen en door ideeën en initiatieven te combineren. Afsluiting van de bijeenkomst Marc Veldman van de gemeente Almelo (project manager) kan melden dat het evaluatierapport van Kris Oosting binnenkort beschikbaar komt. Hoe nu verder met het thema Pauzelandschappen? In ieder geval wordt het minder subsidiegedreven en moeten we initiatieven bij de bevolking ophalen, waarvoor het nodig is dat er een eigenaar is met een intrinsieke motivatie. Verslag: Rik Reussing, Universiteit Twente. 5
© Copyright 2025 ExpyDoc