Voorstel_37221.doc

agendapunt 3.a.3
1146627
Aan College van Dijkgraaf en Hoogheemraden
INVESTERINGSPLAN BERGINGSGEBIED EN VISPAAIPLAATS MOLENVLIETPARK
(HOGE BROEKPOLDER, DEN HAAG)
Portefeuillehouder
Datum
Aard bespreking
Afstemming
Haersma Buma, M.A.P. van
19 augustus 2014
Besluitvormend
BDV/FIN
BBC/WHH
SEI/MSEI
WTB/PB
BDV/JVI
PIB/WS1
BBC/RPV
CTL/MCTL
BBC/WSK
WTB/MWTB
3
37221
Bijlagen
Zaaknummer
Gremia
Datum
Aard
PFO Hae
14-07-2014
Advies/
besluit
Conform
D&H
cie WV
VV
19-08-2014
09-09-2014
25-09-2014
-
B
Parafering
Geparafeerd door:
Dragt, J.
Geparafeerd
Geparafeerd
Geparafeerd door:
Dragt, J.
Gevraagd besluit College van Dijkgraaf en Hoogheemraden 19-08-2014
I.
Aan de VV op 25 september 2014 voor te leggen: Kennis te nemen van het plan voor de
inrichting van het Molenvlietpark in de Vlietzone, Den Haag (bijlage 1).
II. Kennis te nemen van de belangen van Delfland bij een aangepaste inrichting van dit
gebied, zodat het kan fungeren als bergingsgebied en vispaaiplaats (bijlage 2).
III. Een investeringsplan vast te stellen voor een bijdrage aan de gemeente Den Haag om het
Molenvlietpark en de directe omgeving ervan geschikt te maken als bergingsgebied en
vispaaiplaats. De hoogte van het investeringsplan is nog aan verandering onderhevig (zie
beslispunt 2). De aanvraag van krediet is afhankelijk van de uitvoeringsplanning en vindt
naar verwachting in 2018 plaats.
De dijkgraaf te mandateren dit voorstel te wijzigen op basis van het gesprek met de wethouder
van Den Haag op 27 augustus 2014 en uitsluitsel van de portefeuillehouder Schoon Water over
de grootte van de vispaaiplaats.
Besluit College van Dijkgraaf en Hoogheemraden 19-08-2014
Investeringsplan bergingsgebied en vispaaiplaats Molenvlietpark (Hoge
Broekpolder, Den Haag)
1.
Probleemstelling - context
De gemeente Den Haag is opdrachtgever voor de realisatie van de Rotterdamsebaan (RoBa).
Onderdeel van de plannen voor de RoBa is het inrichten van een park in de Vlietzone, tussen
Drievliet en de gemeente Rijswijk (Hoge Broekpolder). Deze gebiedsontwikkelingen bieden
Delfland de mogelijkheid om samen met de gemeente kansen te benutten voor de realisatie
van een kwantitatief en kwalitatief toekomstbestendig watersysteem. De kans bestaat uit het
aanpassen van de inrichting van het aan te leggen Molenvlietpark om het geschikt te maken
als bergingsgebied en vispaaiplaats.
De aanleg van deze berging biedt de mogelijkheid om de waterhuishouding in het boezemsysteem in de omgeving van Den Haag te verbeteren, zoals ook verwoord in het rapport
‘Doorstroomstudie Den Haag’ (VV februari 2013). In deze studie werd de Vlietzone als
zoeklocatie voor berging onderzocht. Uitkomst was dat het ophogen van kades op de korte
termijn de meest effectieve maatregel is om op korte termijn aan de normering te voldoen.
Door de plannen voor de Roba is er nu echter geen sprake meer van een zoeklocatie maar
van een reële mogelijkheid. Een berging op deze locatie zorgt voor een betere beheersbaarheid van de boezem. Daarnaast biedt dit project de mogelijkheid om een vispaaiplaats aan te
leggen die bijdraagt aan de verbetering van de waterkwaliteit in het gebied (Oostboezem) en
onderdeel is van de KRW-resultaatsverplichting van het 2e Stroomgebiedsbeheerplan (SGBP).
Door mee te liften met de aanleg van de RoBa is er een unieke kans om zowel deze berging
als een vispaaiplaats tegen relatief gunstige bouwkosten aan te leggen (“werk met werk˝
maken).
Met de gemeente Den Haag is overeenstemming over de inrichting van het gebied waarbij zal
worden afgesproken dat Delfland bijdraagt aan de meerkosten voor Den Haag om er een
bergingsgebied te maken. Om hiervoor een samenwerkingsovereenkomst met de gemeente
te kunnen aangaan, is een besluit van de verenigde vergadering (VV) noodzakelijk over de
bijdrage van Delfland aan dit project en het daarvoor benodigde investeringsplan.
De gemeente zal het werk door middel van een aanbestedingsprocedure Design, Build and
Maintenance (DBM) op de markt zetten. In september 2014 start de volgende fase van de
aanbestedingsprocedure en moet duidelijk zijn of een inrichting als bergingsgebied en
vispaaiplaats in de opdracht meegenomen moet worden of niet.
2.
Beoogd effect
Delfland beoogt met een aangepaste inrichting van het Molenvlietpark:
- verlaging van piekwaterstanden in de boezem bij hevige neerslag door de
mogelijkheid om ten minste 60.000 m3 te bergen;
- de aanleg van een vispaaiplaats met een oppervlakte van circa 0,5 ha voor een betere
waterkwaliteit.
3.
Kernboodschap
Delfland en de gemeente Den Haag werken samen om de kwaliteit van de leefomgeving te
verbeteren. Vanuit een gebiedsontwikkeling doet zich een kans voor om met het oog op de
toekomst Den Haag en omgeving groen en veilig te houden, en te zorgen voor een betere
waterkwaliteit. De kans bestaat uit het aanpassen van de inrichting van het Molenvlietpark
om het geschikt te maken als bergingsgebied en de aanleg van een vispaaiplaats.
4.
Historie - eerdere besluitvorming
Delfland
VV 28 februari 2013 (kenmerk 1037911): een berging in de Vlietzone is in de
Doorstroomstudie Den Haag vermeld als één van de mogelijk te nemen maatregelen
om het boezemsysteem in en om Den Haag te verbeteren;
29 april 2014 (kenmerk 1133456): brief aan de VV over procesaanpak berging
Vlietzone (verwezen wordt naar de lijst met stukken ter kennisname VV 10 juli 2014);
VV 5 juni 2014: mededeling van de dijkgraaf, loco, over de gezamenlijke verkenning
met de gemeente Den Haag over de inpassing van een berging voor de boezem en
vispaaiplaats in de Vlietzone;
10 juni 2014: brief aan de gemeente Den Haag over intentie verdere samenwerking
voor inpassing bergingsgebied in de Vlietzone (kenmerk 1136639);
Informatieve VV 4 september 2014: toelichting op het plan voor de Rotterdamsebaan
en de inrichting van het Molenvlietpark als bergingsgebied.
Vaststelling SGBP-2 door de VV op 10 juli 2014.
Gemeente Den Haag
Bij besluit van 8 juli 2014 heeft Den Haag het concept Voorontwerp Molenvlietpark
vrijgegeven voor inspraak (direct na het zomerreces). In het concept VO zitten twee
inrichtingsvarianten: 1. een ‘standaardinrichting’ als park en 2. een aangepaste inrichting als
bergingsgebied en vispaaiplaats.
5.
Regelgeving en Beleid
Met de aanleg van een bergingsgebied en een vispaaiplaats geeft Delfland invulling aan:
- Artikel 2.1 en 2.8 van de Waterwet;
- Artikel 2.3 van de Provinciale waterverordening;
- Kaderrichtlijn Water;
- Kadernota 2014;
- Strategisch deel en vergezichten WBP5.
6.
Financiën
In bijlage 3 (vertrouwelijk) is een onderbouwing te vinden voor het investeringsplan ter
hoogte van € 6,1 miljoen.
De uitvoering van de benodigde werken voor het bergingsgebied is gepland in 2018 en 2019.
De aanvraag voor het uitvoeringskrediet wordt naar verwachting in 2018 aan de VV
voorgelegd. De exacte datum is afhankelijk van de uitvoeringsplanning van de aannemer.
Bij geen akkoord op een vergoeding aan Den Haag voor een bergingsgebied en vispaaiplaats
zal in de exploitatie dekking gezocht worden voor de externe onderzoeks- en ontwerpkosten
tot het moment van besluitvorming. Dit bedrag wordt ingeschat op € 53.000.
7.
Duurzaamheid
Delfland doet deze investering met het oog op de toekomst. De ruimtelijke mogelijkheden
voor waterberging zullen door de toenemende verstedelijking steeds verder afnemen, terwijl
de noodzaak voor een goede waterhuishouding, zowel op gebied van waterkwantiteit als voor
de waterkwaliteit, blijft en zelfs toeneemt. Ook binnen de uitvoering van de werkzaamheden
wordt gelet op duurzaamheid, bijvoorbeeld door zoveel mogelijk grond die vrijkomt bij het
boren van de tunnel binnen het plangebied opnieuw te gebruiken. Duurzaamheid is één van
de EMVI-criteria waarop de aanbesteding wordt beoordeeld.
8.
Organisatorische en personele consequenties
N.v.t.
2
9.
OR/GO
N.v.t.
10.
Risico’s en beheersmaatregelen
1. Een risico is dat er bij het verder uitwerken of realisatie van de werkzaamheden
meerkosten voor de berging of vispaaiplaats naar voren komen. Beheersmaatregel is dat
met de voorliggende afspraken over de bijdrage van Delfland aan de realisatie van een
bergingsgebied en vispaaiplaats in het Molenvlietpark alle financiële risico’s voor de
realisatie voor de gemeente Den Haag zijn. Dit wordt in een overeenkomst met de
gemeente vastgelegd. Pas daarna zal een krediet aan de VV worden gevraagd.
2. Een risico is dat de opgeleverde berging in 2020 niet voldoet aan de wensen en eisen van
Delfland, doordat de aannemer de marges opzoekt van het contract.
Als beheersmaatregel worden tussentijdse toetsings- en acceptatiemomenten afgesproken,
zodat Delfland inhoudelijk en procesmatig grip houdt op het eindresultaat. Daarnaast dient
de gemeente separaat een watervergunning bij Delfland aan te vragen voor alle
werkzaamheden.
3. Voor de werkzaamheden zijn leggerwijzigingen nodig. Een risico is dat er zienswijzen
worden ingediend op de leggerwijziging door partijen die bezwaren hebben tegen de
plannen voor de RoBa. De verwachting is echter dat omgeving positief staat tegenover de
inzet van het Molenvlietpark als bergingsgebied en vispaaiplaats, omdat daarmee het open
karakter van het gebied langdurig geborgd is. Beheersmaatregel is dat de
projectorganisatie RoBa overleg voert met de omgeving over de inrichting van het park en
de werkzaamheden om eventuele bezwaren weg te nemen.
4. Bij eventueel optredende risico van kosten voor grondverwerving zal het IP in een later
stadium moeten worden aangepast. Beheersmaatregel: met de gemeente Den Haag en de
RoBa worden afspraken vastgelegd die er toe bijdragen dat deze kosten zo laag mogelijk
blijven.
11.
Communicatie (in- en extern)
Nadat de VV het investeringsplan heeft vastgesteld, wordt een samenwerkingsovereenkomst
met de gemeente Den Haag ondertekend. De overeenkomst wordt aan ons college voorgelegd
ter vaststelling. Het moment van ondertekenen kan worden gebruikt om meer bekendheid te
geven aan de samenwerking tussen Delfland en Den Haag. Tijdens de voorbereiding en de
realisatie zal de projectcommunicatie, zowel met omwonenden als met een groter publiek,
door de projectorganisatie RoBa worden gedaan. Als de communicatieboodschap ook
Delflandse belangen (berging en/of vispaaiplaats) raakt, wordt de boodschap vooraf
afgestemd met Delfland.
12.
Bekendmaking en vervolgprocedure
Vastgesteld investeringsplan
Nadat de VV het investeringsplan heeft vastgesteld, wordt een samenwerkingsovereenkomst
met de gemeente Den Haag ondertekend. De gemeente selecteert een aannemer en het
ontwerp wordt verder uitgewerkt. Het ontwerp wordt ter beoordeling aan Delfland voorgelegd
conform de overeenkomst. Delfland is enerzijds betrokken in de rol van vergunningverlener,
anderzijds wordt intern een contractmanager aangewezen die de voortgang en naleving van
de overeenkomst bewaakt tijdens de voorbereiding en uitvoering van de werkzaamheden.
Aanvraag van het uitvoeringskrediet wordt verwacht in 2018, de exacte datum is afhankelijk
van de uitvoeringsplanning van de aannemer.
Geen akkoord
Bij geen akkoord van Delfland op een financiële bijdrage vervalt de inrichtingsvariant als
bergingsgebied en vispaaiplaats. De projectorganisatie RoBa realiseert dan een park conform
de standaardrichtlijnen en beleid van Delfland. Compensatie van te dempen boezemwater
3
wordt als natuurvriendelijke oever aangelegd in plaats van als vispaaiplaats. Delfland is dan
alleen betrokken in de rol van vergunningverlener.
13.
Bevoegd orgaan
De VV is bevoegd op grond van artikel 99 van de Waterschapswet kredieten beschikbaar te
stellen voor investeringen.
Ons college is op grond van artikel 2.g van het Delegatiebesluit bevoegd tot het aangaan
van samenwerkingsovereenkomsten.
De dijkgraaf is bevoegd op grond van artikel 95 van de Waterschapswet bevoegd het
waterschap te vertegenwoordigen bij het aangaan van een overeenkomst.
14.
Toelichting
Voor een toelichting op het plan voor de inrichting van het Molenvlietpark wordt verwezen
naar bijlage 1. Hierin wordt een samenvatting gegeven van de toelichting op de belangen
voor Delfland bij een inrichting als bergingsgebied en vispaaiplaats (bijlage 2).
Uitgangspunt
In de ‘Doorstroomstudie Den Haag’ (DMS 1037911, VV februari 2013) is onderzocht hoe de
waterhuishouding in Den Haag en omgeving functioneert en wat er kan worden verbeterd.
Dit document is samen met de gemeente Den Haag opgesteld; de uitgangspunten en
conclusies worden door Delfland en de gemeente onderschreven. Er is in de Doorstroomstudie
onder meer geconstateerd dat er weinig flexibiliteit in de beheersbaarheid van het
boezemsysteem in Den Haag zit. Ruimtelijke ontwikkelingen hebben er toe geleid dat de rek
uit het systeem is. Door klimaatverandering, afkoppelbeleid en toename stedelijk gebied zal
de belasting op de boezem alleen maar verder toenemen. Deze conclusies werden recentelijk
geïllustreerd: op 13 oktober 2013 heeft Delfland alle huidige boezembergingen ingezet en er
werd water afgelaten naar het Hoogheemraadschap van Rijnland. Op 28 juli 2014 is er bij de
buurwaterschappen meer dan 150 mm neerslag gevallen binnen 24 uur.
Nut en noodzaak locatie Vlietzone
In de Doorstroomstudie zijn verschillende oplossingsrichtingen belicht, waaronder het
realiseren van extra gemaalcapaciteit ten noorden en ten zuiden van Den Haag, en twee
andere mogelijke bergingsgebieden. Dit zijn een berging in het Zuiderpark (Den Haag) en
(deel)gebruik van de berging Nieuwe Driemanspolder (N3MP). Deze bergingen worden in één
adem genoemd met een berging in de Vlietzone.
Deze andere opties zijn niet per definitie een alternatief voor een berging in de Vlietzone of
vice versa. De extra gemaalcapaciteit en de berging in het Zuiderpark zijn vooral effectief
voor het verminderen van peilstijging in het centrum van Den Haag, terwijl een berging in de
Vlietzone of de N3MP vooral de peilstijging op de Vliet vermindert.
Effect inzet berging
Met een berging in de Vlietzone kan worden geanticipeerd op klimaatverandering en toename
van verharding. De T100-piekwaterstand wordt lokaal op de Vliet met 5 centimeter verlaagd.
Het invloedsgebied strekt zich uit over de Vliet tot in Den Haag, Delft en de Pijnackerse Vaart
(2 tot 3 centimeter peilverlaging). Deze waterstandverlaging op de Vliet draagt ook bij aan de
waterveiligheid, maar het betekent geen substantiële besparing in het programma voor het
verbeteren van de regionale keringen.
Voor een verbetering van de doorstroming in de binnenstad in Den Haag blijft het advies van
de Doorstroomstudie Den Haag van kracht: voor de middellange en lange termijn ter
compensatie van klimaatverandering inzetten op minder verharding, vasthouden van water en
inpassing van open water. De berging is niet noodzakelijk om aan de huidige inundatienormering te voldoen, maar is wel effectief in het verlagen van de piekwaterstanden in de
boezem en vergroot daarmee de beheersbaarheid van het boezemsysteem.
4
Visie op de boezem
In 2006 stelde Delfland dat de boezem op orde zou zijn na uitvoering van reeds voorgenomen
maatregelen. In de Kadernota 2011 zijn de resterende maatregelen voor het boezemsysteem
heroverwogen. Inmiddels zijn er nieuwe toekomstscenario’s, doen zich kansen voor bij
ruimtelijke ontwikkelingen en bekijkt Delfland het waterbeheer met een integrale blik. Dit
vormt aanleiding voor het opstellen van een visie op de boezem. Het doel is om hierin onder
meer een afwegingskader op te nemen over hoe om te gaan met investeringen en ruimtelijke
kansen in het boezemsysteem. Op dit moment is er binnen Delfland een aantal projecten
actueel met de kans om het boezemsysteem te verbeteren, waaronder de berging Vlietzone.
De rol van Delfland in deze ontwikkelingen worden conform het huidige beleid afgewogen, wat
uitgaat van het voldoen aan het wettelijke beschermingsniveau. In het traject van de Visie op
het boezemsysteem wordt dit in een breder perspectief geplaatst. Nu is al duidelijk dat er
naast kosteneffectiviteit en het voldoen aan normering ook andere, soms gebiedsspecifieke
aspecten zijn die moeten worden meegewogen in de besluitvorming. Het gaat hierbij onder
meer om de volgende elementen:
a. Door veranderingen in klimaat en ruimtegebruik is het ‘voldoen aan de normen’ geen
statisch begrip en kan een investering gerechtvaardigd zijn om de toekomstbestendigheid
van het systeem te vergroten;
b. Waterbeheer is méér dan voldoen aan normen voor veiligheid en inundatie, ook de
beheersbaarheid van waterstanden is van belang;
c. Er zijn mogelijkheden om opgaven voor andere doelen dan voorkomen wateroverlast te
realiseren, zoals voor de waterkwaliteit;
d. Er ligt een directe relatie tussen de afvoer uit de polders en de afvoer van de boezem.
Maatwerk in de boezem kan meer ruimte en flexibiliteit bieden in de polders.
e. Er kan sprake zijn van een eenmalige kans.
Aangezien zich nu een kans voordoet, zijn bovenstaande beoordelingsaspecten meegewogen
in dit voorstel. Naar verwachting is de visie op de boezem in 2015 gereed voor
besluitvorming.
Ecologische meerwaarde vispaaiplaats
In de Oostboezem is dringend behoefte aan zones voor het opgroeien, beschermen en
fourageren voor vissen en waterinsecten. De Vlietzone is één van de weinige kansen die nu in
(het noordelijke deel van) de Oostboezem in beeld zijn om dit te realiseren. Deze locatie is
geschikt voor de realisatie van een vispaaiplaats en als ‘stepping stone’ omdat het een
ondiepe zijtak van de boezem zonder scheepvaart is. Bovendien draagt een vispaaiplaats op
deze locatie bij aan de gebruikswaarde en kwaliteit van de leefomgeving. Een dergelijke
vispaaiplaats past in de KRW- resultaatsverplichting, zoals onlangs in het 2de SGBP is
vastgelegd.
Kosten
De meerkosten voor de inrichting van het Molenvlietpark als bergingsgebied bestaan uit
diverse componenten. In bijlage 3 (vertrouwelijk) wordt ingegaan op de opbouw van de
kosten ten laste van Delfland. In onderstaande alinea wordt een vergelijking gemaakt met
andere bergingen in het beheergebied van Delfland.
De kosten voor de kunstwerken (inlaat en aflaat) zijn vergelijkbaar met die van andere
boezembergingen, zoals de Hoekpolder en de Bergboezem Berkel. Wat een berging in het
Molenvlietpark relatief kostbaar maakt ten opzichte van andere bergingen in Delflands
beheergebied, is dat de locatie verder van de boezem afligt (toevoer), dat er veel grondverzet
nodig is om het gebied geschikt te maken als bergingsgebied en de combinatie met de
nevenfunctie als park en recreatiegebied. Daar komt bij dat de omvang van de berging
gelimiteerd wordt door de ligging in het stedelijk gebied.
Conclusie
Gezien de huidige trends en de verwachtingen op het gebied van verstedelijking, toename
verharding en klimaatverandering lijkt het verstandig om nú de ruimtelijke kansen die zich
aandienen te benutten om het watersysteem robuuster te maken voor toekomstige situaties.
5
Zeker als het einde van het aantal potentiële ruimtelijke kansen van enige omvang in
dichtbevolkt stedelijk gebied in zicht komt.
Door de ontwikkeling van de Rotterdamsebaan ontstaat de kans om de lange-termijn-ambitie
van een toekomstbestendig watersysteem via adaptief samenwerken nu al voor een deel
gestalte te geven. In de Vlietzone is in combinatie met de realisatie van de Rotterdamsebaan
sprake van een bijzondere ruimtelijke kans met de mogelijkheid om zowel de waterhuishouding als de waterkwaliteit in de boezem te verbeteren. Dit vraagt van Delfland de
bereidheid te investeren in een toekomstgericht watersysteem.
15.
Bijlagen
1. Toelichting op de plannen voor de Rotterdamsebaan en het Molenvlietpark
2. Overzicht belangen Delfland bij een bergingsgebied en vispaaiplaats in het
Molenvlietpark
3. Financiële onderbouwing investeringsplan (vertrouwelijk)
6
Alleen in te vullen indien het een VV-voorstel betreft
** = in te vullen door team Bestuur
Kenmerk VV
2014
:
…**
Vergaderdatum
:
25 september
Beleidsveld
:
Voldoende - en Schoon Water
Agendapunt
:
…**
De Verenigde Vergadering van Delfland,
op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van 19 augustus 2014, kenmerk 37221;
gelezen het positieve/negatieve advies van de commissie Bestuur, Organisatie en
Bedrijfsvoering;
overwegende dat:
I.
Den Haag in samenwerking met Leidschendam-Voorburg en Rijswijk, het Stadsgewest
Haaglanden en het Ministerie van Infrastructuur & Milieu besloten heeft tot de aanleg
van een nieuwe ontsluitingsweg voor Den Haag, tussen knooppunt Ypenburg (A4/A13)
en de centrumring van Den Haag, genaamd de Rotterdamsebaan;
II.
Onderdeel van het project de aanleg van het Molenvlietpark is;
III.
Delfland en Den Haag de herinrichting van het gebied willen benutten door een deel
van het aan te leggen Molenvlietpark geschikt te maken als bergingsgebied (ook wel
calamiteitenberging genoemd) voor ten minste 60.000 m3 boezemwater;
IV.
Bij Delfland en Den Haag de wens bestaat in de Kansjesmolensloot een vispaaiplaats
van ten minste 5.000 m2 aan te leggen;
V.
Partijen de intentie hebben de aanleg van het bergingsgebied en de vispaaiplaats te
combineren met de realisatie van het Molenvlietpark en dit te laten uitvoeren door
dezelfde projectorganisatie die de Rotterdamsebaan laat aanleggen, volgens het zgn.
werk-met-werk principe hetgeen voor beide partijen voordelen biedt;
VI.
Op 10 juni 2014 het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Delfland besloten
heeft om in samenwerking met Den Haag het plan voor het bergingsgebied en de
vispaaiplaats in de Vlietzone nader uit te werken;
Gelet op:
- artikel 99 van de Waterschapswet;
- Artikel 3 lid 1 van het Reglement van bestuur van het Hoogheemraadschap van
Delfland;
Besluit:
1.
2.
3.
Kennis te nemen van het plan voor de inrichting van het Molenvlietpark in de
Vlietzone, Den Haag (bijlage 1);
In te stemmen met de belangen van Delfland bij een aangepaste inrichting van dit
gebied, zodat het kan fungeren als bergingsgebied en vispaaiplaats, zoals
verwoord in bijlage 2 van dit voorstel;
Een investeringsplan ter hoogte van € 6,1 miljoen vast te stellen voor:
a) het verstrekken van een financiële bijdrage ter hoogte van € 5,9 miljoen als
bijdrage aan de gemeente Den Haag om het Molenvlietpark en de directe
omgeving ervan geschikt te maken als bergingsgebied en vispaaiplaats;
b) de dekking van de aanvullende interne kosten ter hoogte van € 0,2 miljoen;
7
4.
In te stemmen om in 2018 het hiervoor benodigde krediet aan te vragen, op basis
van een apart voorstel aan de verenigde vergadering.
Aldus besloten in de openbare vergadering van 25 september 2014
De Verenigde Vergadering voornoemd,
de Secretaris,
de Voorzitter,
mr. drs. P.I.M. van den Wijngaart
mr. M.A.P. van Haersma Buma
8