Toelichting Gemeenteloket nader voorlopige budgetten 2014 Onderstaande tabellen geven inzicht in het nader voorlopige macrobudget voor 2014. De definitieve vaststelling van de gebundelde uitkering 2014 vindt in het najaar van 2014 plaats, wat tot een opwaartse of neerwaartse bijstelling kan leiden. Tabel 1 geeft de bijstelling van het budget voor 2014 ten opzichte van het in september 2013 bekendgemaakte voorlopige macrobudget weer. Tabel 1. Voorlopig en nader voorlopig budget 2014 (in miljoenen euro’s) Budgetten 2014 WWB IOAW IOAZ Bbz 2004 (levensonderhoud startende zelfstandigen) Totaal wv gereserveerd in verband met in 2014 uit te keren meerjarige en incidentele aanvullende uitkeringen Voorlopig budget 5.969,1 204,7 24,6 28,4 6.226,8 28,3 Nader voorlopig budget 5.397,8 212,7 25,2 28,7 5.664,4 26,9 Verschil -571,3 8,0 0,6 0,3 -562,4 -1,4 Volgens de laatste inzichten is de verwachting dat het macrobudget voor 2014 lager zal uitpakken dan bij de bekendmaking van het voorlopige budget op 27 september werd verwacht. Het totaal benodigde budget voor 2014 voor gemeenten wordt 562,4 miljoen euro lager geraamd. Deze daling is vooral het gevolg van de bijstelling van de raming voor het WWB budget. Dit wordt veroorzaakt door een lager gerealiseerde gemiddelde prijs, en ook een lager gerealiseerd aantal uitkeringen in 2013 (de gemeentelijke realisaties). Daarnaast wordt de afname veroorzaakt door een daling van de geraamde werkloosheidscijfers, afkomstig van het CPB die via de rekenregel van het CPB doorwerkt op de bijstand. Immers, een lager werkloosheidscijfer zal zich, ook vertalen in een lager aantal bijstandsuitkeringen. Zie hieronder voor een nadere toelichting. Toelichting Ramingsbijstellingen WWB Het macrobudget wordt vastgesteld conform de systematiek die beschreven is in de Memorie van Toelichting van de WWB (Kamerstukken II 2002-2003, 28 870, nr. 3) en een brief aan de Tweede Kamer van 2 juli 2004 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2003-2004, 28 870, nr. 117). Uitgangspunt hierbij is dat voor alle gemeenten samen een toereikend macrobudget wordt vastgesteld. Het macrobudget wordt voorlopig vastgesteld in september voorafgaand aan het uitvoeringsjaar en definitief vastgesteld in september van het uitvoeringsjaar, zodat met de meest actuele inzichten in conjunctuur en kabinetsbeleid rekening kan worden gehouden. Het macrobudget wordt bepaald door uit te gaan van de gerealiseerde prijs en het gerealiseerde volume in het voorgaande jaar, van een inschatting van de effecten van de conjunctuur en kabinetsbeleid in het begrotingsjaar zelf en van een indexering van de gemiddelde prijs. Met het nader voorlopige budget worden gemeenten tussentijds geïnformeerd over de nieuwe inzichten in de ontwikkeling van hun budget. In tabel 2 zijn de wijzigingen van het macrobudget voor uitkeringen WWB ten opzichte van de stand bij de voorlopige budgetten 2014 weergegeven. Het nader voorlopige macrobudget is gebaseerd op een gemiddeld volume in 2014 van 366,3 duizend uitkeringen en een gemiddelde prijs in 2014 van € 14.7 duizend. Tabel 2. Wijziging nader voorlopig budget WWB 2014 t.o.v. voorlopig budget (in miljoenen euro’s) 1. 2. 3. 4. Voorlopig budget 2014 (september 2013) Gemeentelijke realisaties 2013 Conjunctuur Effecten rijksbeleid Loon-, prijs- en ongevoeligheid (lpo) Nader voorlopig budget 2014 (juli 2014) Bedrag 5.969,1 -311,3 -291,5 18,0 13,4 5.397,8 Ad 1. Gemeentelijke realisaties 2013 Bij de vaststelling van het voorlopige budget voor 2014 bestond nog geen inzicht in het feitelijk door gemeenten gerealiseerde gemiddelde aantal uitkeringen in 2013 en de gerealiseerde gemiddelde prijs in 2013. Nieuwe uitvoeringsinformatie (o.a. op basis van de beelden van de uitvoering over 2013 en het jaargemiddelde van het gerealiseerd aantal uitkeringen) leidt tot een neerwaartse bijstelling met 311,3 miljoen euro. Dit is te splitsen in een volume-effect effect van 195,8 miljoen euro (als gevolg van een lager gerealiseerd gemiddeld aantal uitkeringen in 2013) en een prijseffect van 115,5 miljoen euro (als gevolg van een lagere gerealiseerde gemiddelde prijs in 2013). Dit effect kan nog worden bijgesteld bij verwerking van de definitieve realisaties (SiSa-gegevens) over 2013. Ad 2. Conjunctuur Voor de conjunctuurraming worden de actuele werkloosheidscijfers en de onafhankelijke rekenregel (inclusief de doorwerking van de autonoom) van het Centraal Planbureau (CPB) gevolgd. De neerwaartse bijstelling van de werkloosheidsraming, en de gewijzigde autonoom voor 2014 leiden per saldo tot een neerwaartse bijstelling met 291,5 miljoen euro. Ad 3. Effecten rijksbeleid Nieuwe inzichten in de effecten van rijksbeleid leiden tot een opwaartse bijstelling met 18 miljoen euro. Oorzaak hiervan is dat de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten is aangepast en uitgesteld. Ad 4. Loon-, prijs- en ongevoeligheid (lpo) De wijziging voor loon-, prijs- en ongevoeligheid (lpo) betreft een aanpassing, waarin de volgende twee bijstellingen tot uitdrukking komen: De halfjaarlijkse bijstelling van de bijstandsnormen (per 1 januari en 1 juli, als gevolg van de koppeling van het wettelijk minimumloon met de contractlonen). Wijzigingen in de belasting- en premiesfeer, zoals bijvoorbeeld wijzigingen in heffingskortingen en premiepercentages. De lpo bedraagt dit jaar 13,4 miljoen euro. Ramingsbijstellingen overige regelingen De ramingsbijstellingen voor de overige regelingen (IOAW, IOAZ en Bbz 2004) worden veroorzaakt door verwerking van uitvoeringsgegevens en de bijstelling voor loon-, prijs- en ongevoeligheid (lpo), en voor de IOAW en IOAZ ook door conjuncturele ontwikkelingen.
© Copyright 2025 ExpyDoc