DBO 28 Profeten 3 De profeten van het Nieuwe Testament De

DBO 28 Profeten 3 De profeten van het Nieuwe Testament De profeten: dat is het onderwerp van deze maand. De afgelopen weken hebben we al een aantal belangrijke dingen besproken, zoals: wat zijn profeten, wat is een profetie, ware en valse profeten. Daarmee is uiteraard lang niet alles gezegd. Deze lezingen zijn een soort inleiding. Een hulpmiddel om de Bijbel beter te leren lezen en begrijpen. Deze keer wil ik het met u hebben over profeten uit het Oude en profeten uit het Nieuwe Testament. Want ook in het Nieuwe Testament kom je profeten tegen. Ze leefden in een andere tijd. Kun je deze profeten vergelijken met die van het Oude Testament? Wanneer je in het Nieuwe Testament op zoek gaat naar profeten, vind je in het boek Handelingen verschillende passages, waarbij er sprake lijkt te zijn van hetzelfde ambt. Bijvoorbeeld: In Handelingen 11:28 lezen we over Agabus. Deze broeder uit Jeruzalem was met een paar andere mannen naar de gemeente van Antiochië gereisd. Dat is een plaats in Syrië. Veel Joodse christenen waren naar deze plaats verhuisd, toen de vervolgingen in Jeruzalem uitbraken. Paulus heeft lange tijd in die gemeente gewerkt (11:26). In het verslag van Lucas worden de mannen uit Jeruzalem profeten genoemd. Een van die mannen was Agabus. Hij had een profetie gekregen. De Heilige Geest had hem geopenbaard dat er een grote hongersnood zou komen over heel de wereld. In Handelingen 21:10,11 komen we deze profeet weer tegen. Daar lezen we: ‘En toen wij daar vele dagen bleven, kwam er een zekere profeet uit Judea, van wie de naam Agabus was. En hij kwam naar ons toe, pakte de gordel van Paulus, en nadat hij zijn eigen handen en voeten daarmee gebonden had, zei hij: Dit zegt de Heilige Geest: De man van wie deze gordel is, zullen de Joden op deze manier in Jeruzalem binden en in de handen van de heidenen overleveren’ (10,11). Agabus is trouwens niet de enige profeet die we in het boek Handelingen tegenkomen. In Handelingen 13:1 worden verschillende profeten bij name genoemd: ‘En er waren in Antiochië, in de gemeente aldaar, enkele profeten en leraars, namelijk Barnabas, Simeon, die Niger genoemd werd, Lucius van Cyrene, Manahen, die met Herodes de viervorst opgegroeid was, en Saulus’. Het lijkt erop dat het allemaal overeenkomt met de tijd vóór de geboorte van Christus. Net als de profeten van het Oude Testament, wordt gezegd: ‘Zo zegt de Heilige Geest’, oftewel: ‘Zo zegt de Heere’. Toch denk ik dat er verschil is. Ik zal u vertellen waarom. God gaf vóór de geboorte van Christus profeten aan Israël. Godsmannen, die namens God spraken. Zij ontvingen die boodschappen van God en gaven die aan Israël door. Het waren bijzondere mannen, in bijzondere tijden. Hun getuigenissen werden de basis van het geloof, niet alleen voor Israël, maar later ook voor de kerk. Jezus roemt hun werk. Als Hij met de Emmaüsgangers spreekt tijdens hun reis naar huis, wijst Hij op het belang van wat de profeten gezegd en geschreven hebben. Hij verwijt hen te weinig naar de profetieën geluisterd te hebben. Hij zegt onderweg tegen hen: ‘O onverstandigen en tragen van hart! Dat u niet gelooft al wat de profeten gesproken hebben!’ (Lucas 24:25). Ook Paulus roemt in zijn brieven het werk van de profeten uit het Oude Testament. Aan de gemeente van Efeze schijft hij dat de kerk is gebouwd op ‘het fundament van de apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus Zelf de hoeksteen is’ (2:20). Samen met Christus vormen de profeten en de apostelen het fundament van Gods kerk. Op dat fundament heeft God vanaf Pinksteren Zijn kerk gebouwd. De profeten die in het Nieuwe Testament genoemd worden, hebben die positie nooit gekregen. Toch hebben ook zij wijze woorden gesproken, maar zij worden anders bekeken, zowel in de kerk van het Nieuwe Testament als in de kerk van nu. In denk dat het alles te maken heeft met Pinksteren, met de uitstorting van de Heilige Geest. Het kenmerk van Pinksteren is dat Gods Geest wordt uitgestort op ‘alle vlees’. In de tijd van het Oude Testament lees je over Zijn werk. Maar daar wordt de Geest altijd uitgestort op bijzondere personen en bijzondere plaatsen. Daarom schrikken de Israëlieten als er door Eldad en Medad geprofeteerd wordt buiten het heiligdom. Mozes verzucht dan: ‘Profeteerde iedereen maar’ (Numeri 11:27-­‐
30). Dat verandert compleet als het Pinksteren wordt. De profetie van Joël had geluid dat in het laatst der dagen ook de gave van de profeten aan velen geschonken zou worden: ‘Jullie zonen en dochters zullen profeteren’ (Handelingen 2:17). Er komen steeds meer profeten. Profeteren wordt ‘gewoner’. Er is geen sprake meer van dat God bijzondere mensen op een heel bijzondere manier tot die taak roept, zoals dat bij Jesaja en Jeremia het geval was. Profetie is een van de vele gaven die God na de uitstorting van Zijn Heilige Geest aan de kerk heeft gegeven. Wat was het toen in geestelijk opzicht toch een rijke tijd! Hoor wat Paulus schrijft in 1 Korinthe 12: ‘Er is verscheidenheid van genadegaven, maar het is dezelfde Geest. Er is verscheidenheid van bedieningen, en het is dezelfde Heere. Er is verscheidenheid van werkingen, maar het is dezelfde God, Die alles in allen werkt. Aan ieder echter wordt de openbaring van de Geest gegeven tot wat nuttig is voor de ander. Want aan de één wordt door de Geest een woord van wijsheid gegeven en aan de ander een woord van kennis, door dezelfde Geest; en aan een ander geloof, door dezelfde Geest, en aan een ander genadegaven van genezingen, door dezelfde Geest; en aan een ander werkingen van krachten, en aan een ander profetie, en aan een ander het onderscheiden van geesten, en aan een ander allerlei talen, en aan een ander uitleg van talen’ (4-­‐10). In deze opsomming staat de profetie als gave in een rijtje van vele gaven. Wel een gave die Paulus erg waardeert. Hij roept de gemeenteleden op naar die gave te streven, (14:1). Dat is wel heel apart, als je het vergelijkt met datgene wat in het Oude Testament over profeteren staat geschreven. Profeet zijn was toen een roeping en niet iets waar je naar streeft. Wat ik ook anders vind, is dat Paulus schrijft over mensen die de gave hebben gekregen om de profetieën, de geesten te onderscheiden (12:10). Vorige week hebben we het gehad over ware en valse profeten. Over zo’n hard en streng oordeel lees je niet, maar iedere profetie in de gemeente moet blijkbaar wel getoetst worden. Uit dit alles, en vooral ook op basis van de plaats die Paulus geeft aan deze gave van de profetie, komt een ander beeld naar voren dan in het Oude Testament. Het is breder, algemener. Het wordt ‘gewoner’, voor zover werk van de Heilige Geest ‘gewoon’ genoemd kan worden. Het heeft veel weg van een dominee die preekt. De dominee krijgt de gelegenheid om Gods Woord te verkondigen. Toch worden ook zijn woorden, wordt de preek door de gemeente bij monde van de ouderlingen getoetst. De ouderling geeft de dominee na de preek niet voor niets een hand. Een tekst als 1 Korinthe 14:3 wijst daar ook op: ’Wie echter profeteert, spreekt tot mensen woorden van opbouw en vermaning en troost’. Profetieën zijn er voor de gemeente, maar ze worden ook uitgesproken over personen. Zo herinnert Paulus Timoteüs aan ‘profetieën die voorheen over u uitgesproken zijn’ (1 Timoteüs 1:18/4:14). Het belangrijkste verschil tussen de profeten van het Oude en het Nieuwe Testament zit hem toch wel hier in: In tegenstelling tot de profeten in het Oude Testament lees je van de profeten in het Nieuwe Testament dat de profetische uitspraken beoordeeld moesten worden. Ik citeer weer: ‘En laten twee of drie profeten spreken, en laten de anderen het beoordelen’ (1 Korinthe 14:29). De profetieën in de gemeente uit het Nieuwe Testament waren blijkbaar niet onfeilbaar. Er mocht over gediscussieerd en gepraat worden. Dat lees je bij Jesaja en Jeremia niet. Misschien dat daarom ook het grootste deel van het Nieuwe Testament is geschreven door de apostelen. Profeteren als gave van de Heilige Geest is er dus nu ook. ‘Veracht de profetieën niet’, schrijft Paulus (1 Tessalonicenzen 5:20). God spreekt ook nu. Maar het is een zeer grote verantwoordelijkheid, wanneer wordt gezegd: ‘Zo spreekt de Heer’. Spreek uw gedachten vrijmoedig uit. God kan ook nu spreken tot ons hart. Maar laat uw gedachten toetsen. Dan mag ook u een profeet zijn. Daar hoeft u geen Jesaja voor te zijn.