Milieuverklaring (PDF, 9.31 MB)

1
Inhoudstafel
1. Woord van de Voorzitter
4
2. De Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer
2.1. Onze Missie
2.2. Onze visie
2.3. Locatie
2.4. Structuur (organogram)
2.5. Charter Milieubeleid
6
6
6
6
7
10
3. Het milieubeheersysteem (MBS)
3.1. Deze Milieuverklaring
3.2. Perimeter van het MBS
3.3. De milieu-impact van onze activiteiten
3.4. Invoering van het EMAS-MBS
3.5. Wat voorafging...
3.6. EMAS -Opleidingsacties
3.7. EMAS – Sensibilisatie – en Communicatieacties
12
12
12
13
13
14
15
19
4. De indicatoren van ons milieubeheerssysteem – directe en indirecte aspecten
25
5. De directe milieueffecten verbonden met de eigen activiteiten (ECObeheer)
5.1. Mobiliteit
5.2. De materiaal- en energiestromen
5.3 Afvalbeheer
5.4. Water-, stroom- en gasverbruik
5.6. Beleid inzake duurzame aankopen en duurzame consumptie
26
26
36
39
41
44
7. De indirecte milieuaspecten: EMAS-acties van het type “Opdrachten”
54
7.1. Integratie van het leefmilieu in de core business van de FOD
54
7.2. Naar een meer transversale benadering van het vervoerbeleid en naar projecten
van e-government
55
7.3. Biodiversiteit
56
7.4. Overzicht per DG
57
7.4.1. DG Duurzame Mobiliteit en Spoorbeleid
57
7.3.2 De Directie Intermodaliteit
65
7.3.3. De Directie Overheidsbedrijven en Spoorbeleid
67
7.3.4. Directoraat-generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid (DG WVVV)
72
7.3.5. Directie Vervoersinfrastructuur (DVI)
79
7.3.6. Directoraat-generaal Maritiem Vervoer (DG MV) 85
7.3.7. Directoraat-generaal Luchtvaart (DG LV)
90
ADRES EN CONTACTPERSONEN
93
Begrippen en afkortingen in het kader van EMAS
94
BIJLAGE
98
Verklaring van de milieuverificateur over de verificatie
en valideringswerkzaamheden
98
6. Administratieve vereenvoudiging en e-government
47
6.1. Inleiding 47
6.2. Gerealiseerde en lopende projecten met milieu-impact 49
6.3. Toelichting bij bepaalde projecten die onderzocht zijn door het meetbureau
(KPMG) dat werkt voor DAV52
2
3
1. Woord van de Voorzitter
Op 30 juni 2013 sloten wij onze tweede EMAS-cyclus af. Zes jaar reeds zijn verstreken sinds wij
onze eerste acties ondernamen om criteria van milieuzorg toe te passen in onze werking en in onze
kerntaken als FOD Mobiliteit en Vervoer.
Om dit streven naar doorgedreven milieuzorg elke dag te doen leven op de werkvloer, moeten wij
ons allen betrokken voelen. U die dit leest: weet dat uw inbreng, ongeacht uw functie of niveau
van verantwoordelijkheid van essentieel belang zal zijn.
Aangezien transport aanzienlijk bijdraagt tot diverse vormen van milieuvervuiling (lucht, water,
bodem, geluidsoverlast,…), nemen wij de integratie van milieuzorg in onze core business zeer
ernstig. Vandaar dat ons milieubeleid uitgaat van een transversale lange termijnvisie op
duurzame mobiliteit en vandaar ook dat ambitieuze actieplannen werden uitgewerkt door onze
onderscheiden Directies.
Sta mij tenslotte toe in naam van het Directiecomité alle medewerkers van het EMAS-netwerk* te
danken voor hun inspanningen en motivatie, met een bijzonder vermelding van onze EMAS-Coördinator Lieve Vermoere die ons weldra zal verlaten, maar waarvan de inzet en de passie voor ons
milieubeleid nog lang een voorbeeld zal blijven voor ieder van ons.
Wat het ECObeheer betreft mogen wij ook dit jaar weer terugblikken op behoorlijk goede
resultaten. De vooruitgang geboekt inzake administratieve vereenvoudiging en e-government zijn
evenzeer een reden tot fierheid, net zoals de integratie van « het Nieuwe Werken ».
* EMAS is het hele huis, daarom zou het opsommen van namen ons te ver leiden. Maar we nemen
ons voor het organogram van het EMAS-netwerk grotere bekendheid te geven door publicatie op het
Intranet.
Het einde van een cyclus betekent ook de geboorte van een nieuwe cyclus en die begint alvast op
een moment waarop ingrijpende wijzigingen in het management van de FOD plaatsvinden.
Vandaar de vraag: wat is de visie van het Directiecomité?
Ons engagement blijft intact en zal in de komende jaren nog sterker tot uiting komen. Dit blijkt
duidelijk uit het nieuwe management plan dat momenteel gefinaliseerd wordt: één van de vier
prioritaire doelstellingen betreft de milieuzorg, naast multimodaliteit, veiligheid en
competitiviteit.
Het is daarbij vooral zaak onze grenzen steeds verder te verleggen. Daarmee passen wij een van de
fundamentele EMAS-principes toe: performantie. Wat dat betreft zullen wij in deze nieuwe cyclus
onze milieuinspanningen laten inspireren door het antwoord op volgende vragen:
• Wat kunnen wij concreet doen om een gedragswijziging te bekomen bij onze medewerkers en
die van de bedrijven die actief zijn in de sector van mobiliteit en vervoer?
• Hoe kunnen wij onze voorbeeldfunctie ten volle waarmaken ?
Laurent Ledoux
Voorzitter van het Directiecomité
• Hoe kunnen wij respect voor het leefmilieu in brede zin meenemen in al onze beslissingen en
milieuzorg tot de norm maken ?
4
5
2. De Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer
2.1. Onze Missie
De Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer heeft als missie het voorbereiden en het
implementeren van een overlegd federaal beleid voor vervoer en mobiliteit in dienst van de
bevolking, de ondernemingen en de economie van België en elk van zijn gewesten. Bij de
uitvoering van zijn opdracht draagt de FOD MV zorg voor de veiligheid, het leefmilieu, de
concurrentie, de maatschappelijke eisen en de integratie van de verschillende vervoerswijzen te
land, ter zee en in de lucht.
Bij de uitoefening van deze unieke rol, waar supranationale, federale, gewestelijke en lokale
instanties elkaar ontmoeten, kan de FOD MV zijn competenties op Europees en internationaal vlak
laten gelden, alsook zijn kennis van de sector en zijn deskundigheid op het gebied van veiligheid,
reglementering en controle.
2.2. Onze visie
«Door de kwaliteit van ons beheer en ons werk, door de ontwikkeling van onze deskundigheid en
de uitwisseling van onze ervaringen, zorgen wij ervoor dat onze FOD een dynamische en efficiënte
partner wordt met een sterk imago in het netwerk van al diegenen die zich inzetten voor een
betere mobiliteit in dienst van de gebruikers».
2.3. Locatie
De activiteiten van de FOD Mobiliteit en Vervoer worden uitgeoefend in 19 gebouwen, waarvan 3
in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG).
Van de activiteiten in de 3 gebouwen in het BHG zijn enkel die gevestigd in de besluitvormende
hoofdzetel, het City Atrium (Vooruitgangstraat 56), EMAS-gecertificeerd. De bedoeling om ook voor
het tweede hoofdgebouw certificering aan te vragen werd sinds 5 juli 2010 vervangen door de
ambitie het grootste deel van de daar gevestigde activiteiten te integreren in het City Atrium.
2.4. Structuur (organogram)
Tegelijk breidde het DG Mobiliteit en Verkeersveiligheid zijn perimeter uit naar de Directie
Vervoerinfrastructuur (Voorlopig Bewindstraat, 9-15) belast met een groot aantal BELIRIS-werven en
dus met aanzienlijk potentieel voor milieuacties. Een aantal significante milieuacties werd
onmiddellijk opgestart. De bedoeling staat voor om voor het gebouw en de activiteiten van de
Directie Vervoerinfrastructuur op deze locatie een tweede EMAS-site op te starten. Sindsdien
werden hiertoe reeds een aantal voorbereidende maatregelen getroffen. De streefdatum voor het
behalen van de EMAS-registratie voor Site 2 is eind 2014.
Toelichting:
Donkergroen
Lichtgroen
Dienst scheepvaartcontrole
Zwart/Wit
6
Het onderstaande organogram (geldig sinds 1 januari 2013) biedt een schematische weergave van
het toepassingsgebied van ons EMAS-milieubeheersysteem (MBS).
Vallen binnen de EMAS-scope
Worden in de EMAS-perimeter opgenomen
Vallen onder IMO milieunormen
Rechtstreeks afhankelijk van staatssecretaris,
dus niet binnen EMAS-perimeter
7
Charter Leefmilieubeleid
2.5. Charter Milieubeleid
3. Het milieubeheersysteem (MBS)
3.1. Deze Milieuverklaring
Deze Milieuverklaring wordt gepubliceerd in het kader van de registratie van de Federale
Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer (FOD Mobiliteit en Vervoer) in het Europees milieubeheer- en
milieuauditsysteem EMAS. Die registratie heeft betrekking op de activiteiten en diensten die gevestigd zijn in het gebouw City Atrium, Vooruitgangstraat 56 te 1000 Brussel.
Dit document beschrijft ons EMAS-milieuprogramma voor de driejarige EMAS-cyclus juli 2010-juni
2013 en in het bijzonder de wijzigingen en de vorderingen tijdens het 3de jaar van deze cyclus, nl.
tussen juli 2012 en juni 2013. Daarnaast beschrijft onderhavige Milieuverklaring de belangrijkste
doelstellingen en indicatoren voor de nieuwe cyclus: juli 2013-juni 2016.
3.2. Perimeter van het MBS
Wettelijke bepalingen: Verordening (EU) 1221/2009
Adres:
City Atrium, Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel
Aantal medewerkers:
2006: 775
30.06.2013: van de 842 ambtenaren gehuisvest in het deel van het City
Atrium gebruikt door de FOD Mobiliteit en Vervoer behoren 797 tot het
personeel van de FOD MV, terwijl 45 personen als externen het gebouw
betrekken. Tot medio 2013 werden bij de berekening van onze EMASresultaten de externen steeds buiten beschouwing gelaten.
De bezettingsgraad van het City Atrium zal volgens de huidige
verwachtingen - en na ingrijpende infrastructuruwerken - stijgen van 842
naar 1024 personeelsleden tegen juni 2014.
Kenmerken gebouw:
25000 m² verspreid over 9 verdiepingen volledig bevolkt door
medewerkers van de FOD, met uitzondering van enkele diensten die
rechtstreeks onder de staatssecretaris ressorteren.
Voornamelijk kantoren en vergaderzalen, maar ook een cafetaria, een
schoonmaakdienst en een reprografie
Bewaakte parking met 96 parkeerplaatsen en fietsenstalling (deels onder
het deel van het gebouw dat gebruikt wordt door de FOD Economie)
12
3.3. De milieu-impact van onze activiteiten
De activiteiten van de FOD MV die in aanmerking komen voor het MBS kunnen in twee categorieën
onderverdeeld worden:
• Het ecologische beheer van het City Atrium en van de logistieke en administratieve activiteiten
van alle daarin gevestigde diensten, hierna ECObeheer genoemd. Deze activiteiten worden
uitgeoefend door de stafdiensten ICT, P&O en Begroting, Beheerscontrole & Logistiek;
• Anderzijds, de activiteiten op het gebied van de voorbereiding en de implementatie van het
eigenlijke mobiliteits- en vervoerbeleid, hierna Opdrachten of ook wel “core business”
genoemd. De activiteiten m.b.t. de Opdrachten worden uitgeoefend door de Ondersteuningscel
van de Voorzitter van het Directiecomité, de vier directoraten-generaal: het DG Duurzame
Mobiliteit & Spoorbeleid, het DG Wegverkeer & Verkeersveiligheid, het DG Maritiem Vervoer en
het DG Luchtvaart.
• De Juridische Dienst, de Cellen Interne en Externe Communicatie en Interne Audit komen tussen
in beide bovengemelde types activiteiten
• De Stafdienst Begroting, Beheerscontrole & Logistiek, Ondersteuningscel van de Voorzitter en
vooral de Stafdienst ICT ondersteunen de inspanningen van de andere diensten inzake
Administratieve Vereenvoudiging en e-government.
Door de ligging van de EMAS-gecertificeerde site, is het City Atrium onderworpen aan de relevante
milieuwetgeving van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
3.4. Invoering van het EMAS-MBS
De FOD Mobiliteit en Vervoer voert een actief milieubeleid dat de medewerkers wil
verantwoordelijk maken en hen wil uitnodigen om bij te dragen aan het milieumanagement volgens
de EMAS-Verordening EG 1221/2009.
Vóór de invoering van een intern milieubeheersysteem in onze opdrachten en activiteiten in 2007,
heeft de FOD Mobiliteit en Vervoer een aantal etappes doorlopen. Een inventaris werd opgemaakt
van de bestaande impact op het leefmilieu, onze milieudoelstellingen gedefinieerd, actieplannen
opgesteld en implementatie-procedures uitgewerkt. Om onze doelstellingen te bereiken werd een
grote inspanning geleverd door het definiëren van de verantwoordelijkheden, een geïntegreerde
communicatie, opleidingen en de definiëring van “Goede Milieupraktijken” voor iedereen en
“Goede Praktijken DIRCOM” voor de projectleiders. Opvolgings- en controleprocedures zijn
uitgewerkt. Onze verbintenissen en onze resultaten worden kenbaar gemaakt via interne en
externe communicatie. Belangstellenden kunnen hierover steeds informatie opvragen via ons
algemeen contactadres: [email protected]
13
3.5. Wat voorafging...
De regeringsbeslissing om het hele federale openbaar ambt “EMAS te certificeren” dateert van 20
juli 2005. Onze FOD behoorde in 2007 tot de eerste cohorte van Federale overheidsdiensten die de
certificatie behaalden. De beslissing tot de integratie van de dimensie “leefmilieu” in onze core
business, in onze huisvesting en in het beheer van onze werkzaamheden had niet geringe gevolgen.
Dit initiatief heeft onze hele organisatie verplicht om zijn actie te herdefiniëren, een geïntegreerd
project van milieuzorg uit te werken, dat ook kritisch te evalueren en de resultaten ervan kenbaar
te maken via een jaarverslag. Sindsdien legden wij een hele weg af.
2006: referentiejaar
2007: 1ste Milieuverklaring
20 juli 2007: 1ste EMAS-registratie
Het DG Luchtvaart (nu in het CCN-gebouw, Vooruitgangstraat, 80) werd in de EMAS-perimeter
opgenomen, zij het dat met de fysieke integratie in het City Atrium nog even gewacht moet worden
omwille van contractuele verplichtingen.
Eind 2010: de EMAS-certificering van de FOD MV wordt op grond van succesvolle
audits hernieuwd.
De overgang naar deze tweede 3-jarige EMAS-cyclus juli 2010-juni 2013 was aanleiding tot een
grootschalige nieuwe milieuanalyse van al onze diensten en processen. De EMAS-actieplannen
worden daarbij herbekeken om na te gaan of elke vorm van milieu-risico wel op passende wijze is
afgedekt.
Medio 2010-medio 2013
De integratie van de principes van het EMAS-milieubeheersysteem vond plaats onder leiding van het
Directiecomité, dat van bij de start een voortrekkersrol speelde bij het hele proces. Dankzij deze
ondersteuning is de zorg om het leefmilieu al enkele jaren goed verankerd in het beheer en de
missies van onze FOD.
2008:
Eerste verruiming van de perimeter: een aantal diensten, die voorheen op andere sites waren
gevestigd, worden overgebracht naar het City Atrium.
Uitvoering van ambitieuze actieplannen, zowel qua ECObeheer van onze werking en huisvesting als
inzake de core business van onze Directoraten-generaal en stafdiensten. Administratieve
vereenvouding en e-government worden steeds belangrijker.
Opstart van het project MOBI4U in functie van de integratie in het City Atrium van het DG
Luchtvaart en enkele andere diensten.
Nieuwe grootschalige milieuanalyse van alle diensten en processen.
Medio 2013-medio 2016
Formulering van de doelstellingen, taakstellingen en indicatoren voor de 3de EMAS-cyclus.
2009: Mobilit+
Het managementplan Mobilit+ van de toenmalige voorzitter van het directiecomité bevat
belangrijke opties inzake milieuzorg:
In eerste instantie was er aandacht voor de horizontale werking van onderwerpen als mobiliteit,
leefmilieu en duurzame ontwikkeling. De oprichting (juli 2010) van de nieuwe Directie
Beleidsontwikkeling en Ondersteuning van de Duurzame Mobiliteit en het Spoorbeleid is daar een
uiting van.( Deze directie is sinds 1 januari 2013 omgevormd tot een directoraat-generaal.)
Een tweede belangrijke insteek van Mobilit+ was de aandacht voor e-government en het
elektronisch beheer van projecten. Naast de inspanningen inzake administratieve vereenvoudiging,
heeft dit eveneens een grote impact op de ecologische voetafdruk.
Een derde element was de invoering van een ambitieus mobiliteitsplan voor het personeel, ondanks
de reeds uitstekende resultaten die de FOD al behaalde dankzij zijn goede ligging.
Juli 2010: verdere verruiming van de perimeter:
Het DG Mobiliteit en Verkeersveiligheid plant de uitbreiding naar de 2de site Voorlopig
Bewindstraat 15, vestiging van de Directie Vervoerinfrastructuur, belast met de BELIRIS-werven en
dus met aanzienlijk potentieel voor milieu-acties. Het is de bedoeling dat de site waar deze
diensten gelegen zijn, tegen eind 2014 EMAS-geregistreerd is.
14
3.6. EMAS -Opleidingsacties
De opleidingen in het kader van het MBS zijn belang om de medewerkers te helpen bij de integratie
van het milieubeheersysteem in hun dagelijks werk of in hun visie op de core business van de FOD
MV.
Interne vormingsacties
• Op het gebied van ECObeheer worden bij de FOD MV «technische» workshops gehouden. Die
hebben tot doel de medewerkers op het terrein te sensibiliseren voor de concrete integratie van
het leefmilieu in hun dagelijkse werkzaamheden. Het betreft korte, praktische vergaderingen
met de teams schoonmaak, onderhoud, techniek, cafetaria en economaat. Onderwerpen zoals
ecologische schoonmaakmiddelen, duurzame maaltijden en afvalbeheer komen daarbij aan bod.
Deze acties worden geregeld herhaald, vooral bij de komst van nieuwe medewerkers.
• In 2012-2013 gaven ICT-medewerkers punctuele vorming over ecologisch print-management of
elektronisch documentatiebeheer en archivering aan diverse doelgroepen. Met de uitrol van het
project MOBI4U werden deze inspanningen naar het personeel toe nog opgedreven.
• Een bijzondere vorm van intensieve interne opleiding is de coaching binnen het EMAS-team
onderling, meer bepaald om tot een overzichtelijke en efficiënte rapportage en opvolging op
het gebied van ECObeheer te komen.
15
• Ter voorbereiding van de opstart van een tweede EMAS-site werd in 2012-2013 een
gespecialiseerde consultant onder arm genomen voor de vorming van een EMAS-équipe op deze
site.
• In 2013 werd door de EMAS-Coördinator van deze tweede site ook een vormingssessie
gehouden voor een 20-tal milieuverantwoordelijken over de EMAS Verordening en de opstart van
een Milieubeheersysteem.
Externe vorming
• Bij het EMAS-gebeuren direct betrokken projectleiders volgen geregeld externe, (al dan niet
gecertificeerde) opleidingen over milieubeheersystemen en milieu-audit.
• In 2012 verstrekte de eigen Directie Interne Audit een opleiding “EMAS audit” aan een eigen
personeelslid evenals aan een milieuverantwoordelijke van een andere federale
overheidsdienst. Het betreft een tegenprestatie in het kader van de gekruiste peer audits
georganiseerd door de POD DO.
• Leden van de EMAS-Kern en van de Cel Duurzame Ontwikkeling nemen deel aan externe
symposia, veelal in het kader van de programma’s van de POD Duurzame Ontwikkeling (POD DO)
of van de werkgroepen in het kader van de Interdepartementale Commissie Duurzame
Ontwikkeling (ICDO). De onderwerpen variëren van benchmarking inzake ecobeheer en milieuindicatoren, communicatie en sensibilisatie terzake, duurzame overheidsaankopen tot
duurzame mobiliteit. daarbij wordt ook aandacht besteed aan de EMAS-reglementering, de
ontwikkelingen rond de wetgeving m.b.t. de Cellen DO en het Federaal Plan Duurzame
Ontwikkeling enz.
• Een vorming vanuit Fedesco voor de opstart van het Green Team: 2 ambtenaren werden
gekozen als “energiewakers” en volgden deze opleiding om het ecologisch omgaan met de
werkomgeving te stimuleren bij het personeel.
• Een vorming “Smogalarmplannen” en communicatie rond dit thema: 3 ambtenaren namen
deel aan deze vormingen verstrekt door Brussel Leefmilieu;
• Interne en externe sensibilisatie en vorming van de keukenéquipe over “duurzame voeding”
om het aanbod in de eigen cafetaria te verduurzamen in het kader van het jaarthema van de
POD DO.
• Interne en externe vorming inzake communicatie rond het thema “duurzame voeding” ter
ondersteuning van bovengemeld project om het aanbod in de eigen cafetaria te
verduurzamen (zowel bij de POD DO als bij Brussel Leefmilieu);
• Vorming inzake integratie van duurzaamheidscriteria in de bestekken van
overheidsbestedingen, eveneens bij de POD DO.
Op enkele eenmalige externe opleidingen na worden al deze inspanningen voortgezet.
Aandacht ging in 2010-2013 ook naar:
• een vorming EMAS-milieubeheer bij OFO, de Opleidingsinstelling voor de Federale Overheid: 2
van onze ambtenaren volgden bij de POD DO een 4-daagse opleiding;
• Een opleiding “maatschappelijk verantwoordelijkheid van de overheid”: eveneens gevolgd door
2 ambtenaren;
• een reeks opleidingen “Biodiversiteit” verstrekt door experten van het Instituut voor
Natuurwetenschappen en gefinancierd door de FOD Leefmilieu i.s.m. de POD DO:
• vormingsmodule “Biodiversiteitsbeleid Spoor”; 4 ambtenaren van de Directie Duurzame
Mobiliteit en Spoorbeleid volgden een 2-daagse opleiding.
• een gelijkaardige vormingsmodule, “Biodiversiteitsbeleid Maritiem Vervoer”, werd gevolgd
door een 20-tal medewerkers van het DG Maritiem Vervoer;
• een beknopte vorming “EMAS en Biodiversiteit”, werd gevolgd door 2 EMASVerantwoordelijken omdat het de bedoeling is toekomstige acties inzake biodiversiteit op te
nemen in de EMAS-actieplannen.
16
17
Vormingsnoden gedetecteerd voor 3de EMAS-cyclus (medio 2013-medio 2016):
Milieuvergunning/Permis d’environnement sept 2013 / Brussel Leefmilieu
Doelgroep: milieuverantwoordelijken ECObeheer Site 1 en Site2
Duurzaamheidscriteria in overheidsbestekken / POD DO
Doelgroep: medewerkers Dienst overheidsopdrachten en aankoopdienst Logistiek
Duurzame aankopen ICT-materiaal 2013-204 / Intern en extern (POD DO)
Doelgroepen : ICT-medewerkers
Verduurzaming voertuigenpark en optimalisering van Circulaire 307 quinquies
Doelgroep: leidinggevende milieuverantwoordelijken + verantwoordelijke voertuigenpark
Duurzame Mobiliteit en Intermodaliteit / SELOR/ CACERTMO5ANC)
Doelgroep: nieuwe milieucoördinatoren en medewerkers Directie Mobiliteit
Opleiding Communicatie-management: module “Teamroom” - interne vorming:
Doelgroep: milieuverantwoordelijken
Opleiding EMAS –Documentatiebeheer in “Lotus Notes” - interne vorming:
Doelgroep: Nieuwe milieuverantwoordelijken Site 1 en Site 2
Vorming EMAS REquest Collector – interne vorming:
Doelgroep: 1ste fase :milieuverantwoordelijken /2de fase : andere personeelsleden
EMAS-reglementering en opstart MBS - interne vorming:
doelgroep: milieuverantwoordelijken site 1 en site 2
Milieuvriendelijke onderhoudsproducten -Interne Vorming
Doelgroep: onderhoudspersoneel
Duurzame maaltijden / Externe vorming
Doelgroep: Personeel Cafetaria City Atrium
18
3.7. EMAS – Sensibilisatie – en Communicatieacties
Communicatie op het vlak van het leefmilieu is een cruciaal punt, zeker vanuit het oogpunt van de
voorbeeldfunctie van de overheid. Het is van essentieel belang, zowel intern als extern, duidelijk
te maken dat een milieubeheersysteem werd ingevoerd, waardoor het departement zijn impact op
het leefmilieu wil beperken.
Een hoeksteen van de interne en externe EMAS-communicatie is onderhavige jaarlijks bijgewerkte
Leefmilieuverklaring. Deze milieuverklaring en de bijhorende documenten worden bekend gemaakt
via het intranet en op onze website www.mobilit.belgium.be
Een ander permanent element van sensibilisatie is het document “Leefmilieubeleid” dat als
EMAS-Charter, ondertekend door de leden van het Directiecomité, in alle publieke
ontvangstruimten en vergaderzalen van het City Atrium is opgehangen. Ten gevolge van de
beslissing tot verruiming van de perimeter hangt het charter sinds 2011 ook in de ontvangstruimten van de Directie Vervoerinfrastructuur op onze site in de Voorlopig Bewindstraat en bij het DG
Luchtvaart in het CCN-gebouw in de Vooruitgangstraat.
Daarnaast worden diverse mediakanalen en instrumenten gebruikt, waaronder de Newsletter, de
EMAS-mailberichten, het personeelsblad FORUMobilit, de News-rubriek van het portaal Lotus Notes,
posters en flyers aan de muren en ad valvas. In 2008 werd daarbij ruimer gebruik van het EMAS-logo
geïntroduceerd om de EMAS-acties beter tot hun recht te laten komen.
In de traditie van de FOD MV worden talrijke “Middagen van de Mobiliteit”, opengesteld voor alle
werknemers van de FOD; over diverse leefmilieugebonden onderwerpen:
• duurzame mobiliteit,
• eindigheid van de fossiele brandstoffen,
• klimaatproblematiek ;
• internalisering van de externe kosten van het transport;
• eco-profiel van de woon-werkverplaatsingen,
• afvalbeheer, waterverbruik,
• duurzame aankopen
• berekenen van de ecologische voetafdruk.
• sensibiliserende filmsessies (tijdens de Week
van de Duurzame Ontwikkeling)
• workshops duurzame voeding
19
Interne communicatie
• EMAS-berichten, News(flashes) en artikels in het personeelsblad Forum Mobilit+ waarbij telkens
het laatste EMAS nieuws in de verf wordt gezet. Diverse bijzondere prestaties of goede
praktijken van medewerkers of diensten inzake milieubeleid komen hierbij aan bod, liefst
geïllustreerd met foto’s.
Voorbeelden van vaste communicatieacties gericht naar de medewerkers toe:
• Gedenkwaardig is nog steeds de geslaagde communicatie rond afvalreductie n.a.v. het
vervangen van plastic bekers door een EMAS-koffiebeker (2007) en een EMAS-glas (eind 2008).
Op een ochtend troffen de medewerkers in de hall een enorme piramide van gebruikte plastic
bekers aan. Dit evenement was een “eye opener” waardoor de afschaffing van de plastic bekers
eigenlijk bijzonder goed onthaald werd.
Enerzijds zijn er een aantal steeds weerkerende sensibiliserende acties die vooral verband houden
met de potentiële inbreng van de medewerkers in het ECObeheer van onze werking en huisvesting.
Anderzijds zijn er ook telkens weer specifieke nieuwe initiatieven, veelal rond een (jaar)thema.
De goede praktijken
worden elektronisch rond Nieuwjaar verstuurd:
• de “Goede Praktijken DIRCOM: specifieke: sensibilisatie naar de projectleiders toe en gericht op
het stimuleren van e-government, dematerialisatie van documenten en beperking van de
verplaatsingen;”
• “de 30 Goede Praktijken”: sensibilisatieacties gericht tot alle medewerkers m.b.t het
verminderen van de milieu-impact van onze eigen werking en huisvesting (ECObeheer)
gecombineerd met losse Newsflashes doorheen het jaar.
• Reeds sinds 2008 wordt in het kader van ons duurzaam printbeleid automatisch onder elk
mailbericht een printwaarschuwing gezet. Sinds 2012 wordt sterker gecommuniceerd rond het
printmanagement. Het voorbije jaar 2012-2013 lag het accent op verdere digitalisering van
procedures en dossiers om het papierverbruik verder te drukken.
EMAS-opiniepeiling (enkel City Atrium)
Jaarlijks bekijken we de inspanningen qua afvalsortering, papierverbruik, verwarming, verlichting,
controle van het omgevingsgeluid, duurzaam woon-werkverkeer, enz. De resultaten van deze
enquête worden in het personeelsblad FM+, gepubliceerd.
Week Duurzame Ontwikkeling
In september 2012 organiseerden wij dit evenement voor de 7de keer. Op de agenda: eco-driving,
uitdelen van fluohesjes en fietskaarten, duurzame ontbijten, standen van de verschillende
vervoersmaatschappijen,...). Dit om de medewerkers te sensibiliseren om het duurzame mobiliteit
te integreren in hun dagelijks leven.
Tentoonstellingen, debatten, films
• 2009: Expo ‘Dit is onze Aarde’, Tour en Taxis, Brussel
• 2010: Expo sconsumo Ergo Sum (City Atrium)
• 2010: Expo Planet Earth in Luik, station Liège-Guillemins
• 2012: Mobiliteitsdebat
• Recurrent: sensibiliserende films over het jaarthema tijdens de Week van de Duurzame
Ontwikkeling
Enquêtes en campagnes
• Intern zorgt het EMAS-team voor de verspreiding van de milieuinformatie en voor het
inzamelen, o.a. via de personeelsenquête, van de response erop met het oog op de evaluatie
van de sensibilisatie- en communicatieacties.
• Er lopen permanent specifieke acties, gaande van de beperking van het energie- en
papierverbruik tot duurzaam mobiliteitsgedrag en de bestrijding van voedsel- en
koffieverspilling.
20
Tot slot kan iedereen, zich via [email protected] wenden tot de milieuverantwoordelijken, die
een passend antwoord trachten te geven op vragen van personeelsleden.
Voorbeelden van interne communicatieacties rond een thema
• In 2011 konden tal van ambtenaren een bezoek brengen aan een BELIRIS-werf rond een
energieneutrale brandweerkazerne.
• In 2011 en 2012 werd extra aandacht besteed aan de Week van het bos.
• In 2012 was het jaarthema van de POD DO voor de federale departementen Duurzame
Mobiliteit. Voor onze FOD was dit dan een goede gelegenheid om het openbaar vervoer te
stimuleren bij onze ambtenaren. Dit hebben we gedaan door allerhande materiaal ter
beschikking te stellen en activiteiten hierrond te organiseren.
• Het mobiliteitsprofiel van het eigen personeel mag overigens als bijzonder duurzaam worden
bestempeld, aangezien liefst 94% gebruik maakt van alternatieven voor de auto in het
woon-werkverkeer. Niettemin wil onze FOD zich engageren om het fietsgebruik verder te
stimuleren in het woon-werkverkeer van de personeelsleden en neemt daarom als werkgever
deel aan het externe sensibilisatie-initiatief BiketoWork (zie onder punt 5.1. Mobiliteit van het
personeel).
Bij onze campagnes betrekken wij zoveel mogelijk personeelsleden. Diverse milieuacties en de
communicatie errond zijn eveneens gericht op de personeelsleden die op andere sites dan het
City Atrium werken.
21
Doelstellingen voor de cyclus medio 2013 – medio 2016
Externe EMAS-communicatie
• De bestaande acties en communicatiekanalen blijven gehandhaafd, maar voor de toekomst
zijn er voor onze FOD heel wat veranderingen gepland. Daardoor zal er een accentverschuiving
komen naar:
Website
• Het project Mobi4U zal ertoe leiden dat we meer met digitale documenten zullen werken,
alsook moet het ervoor zorgen dat het woon-werkverkeer wordt gereduceerd via de bevordering
van telewerken. Het is dus ook belangrijk voor onze communicatiedienst om nog meer digitaal
te communiceren. Verder zullen de collega’s van het CCN (DG Luchtvaart e.a.) in 2014
geïntegreerd worden in het City Atrium, waardoor zij direct betrokken worden. De hogere
bezettingsgraad impliceert dat we extra zullen moeten
sensibiliseren om afval en verspilling tegen te gaan en begeleiding geven aan de betrokken
collega’s om zich goed te integreren in de EMAS-cultuur.
• We zullen ook rekening houden met de uitbreiding van de perimeter naar de 2de Site in de
Voorlopig Bewindstraat. De communicatie tussen de 2 sites wordt op elkaar afgestemd en
aangepast naargelang de specifieke behoeften.
• Op basis van de feedback van de verantwoordelijke ECObeheer, zullen de acties afgestemd
worden op de prioritaire werkpunten van het moment.
Als samenvattende beschrijving van de inzet voor het milieu van de FOD Mobiliteit en Vervoer is de
Milieuverklaring permanent consulteerbaar op de website http://www.mobilit.belgium.be/.
Continuïteit en visibiliteit van EMAS wordt bevorderd door het gebruik van het EMAS-logo op de
website, in de mailberichten van de EMAS-Coördinator en op posters, enz.
In 2013 werd het gebruik van het EMAS-logo op de cover van onze Milieuverklaring 2011-2012
overigens als best practice aangehaald door het Umwelt Gutachter Ausschuss van het Duitse
Bundesministerium für Umwelt, Naturschutz und Reaktorsicherheit.
Elk jaar plaatst onze FOD ook zijn programma voor de week van de Duurzame Ontwikkeling in
oktober op de website van de POD DO.
Newsletter en perscommuniqués
Ook hiermee informeert de FOD Mobiliteit en Vervoer geregeld over zijn engagement en acties om
de milieurisico’s te bestrijden en de ecologische voetafdruk van mobiliteit en vervoer als sector te
beperken.
Via deze kanalen wordt vooral uitstraling gegeven bij onze klanten en stakeholders aan de
vorderingen en successen in de core business en inzake e-government via de EMAS-actieplannen van
de Directoraten-generaal en van de Diensten van de Voorzitter cfr. Punten 6 en 7 voor de verdere
draagwijdte van de hierna opgesomde EMAS-acties die in de kijker werden geplaatst.
De Newsletters zijn permanent beschikbaar op de website van de FOD Mobiliteit en Vervoer
www.mobilit.belgium.be.
Via het kanaal van de perscommuniqués waren diverse van onze EMAS-projecten ook het onderwerp
van artikelen in de media.
Zo werd in december 2011 een persbericht gelanceerd over de resultaten van de
mobiliteitsenquête Belgian Daily Mobility (BELDAM) die een nuttige basis kunnen zijn voor het
toekomstig mobiliteitsbeleid op diverse bevoegdheidsniveaus.
In september 2012 werd uitvoerig aandacht besteed aan de resultaten van mobiliteitsenquête
BELDAM+, nu de resultaten van het eerste luik van de enquête werden verrijkt met de data van
andere stakeholders, waaronder die van het Onderzoek Verplaatsingsgedrag Vlaanderen (OVG).
22
23
Samenwerking met het publicatieblad FEDRA
Tijdens deze cyclus lag het contract van de FOD P&O met het magazine FEDRA stil. Dit is pas zeer
recent opnieuw gestart. In de nabije toekomst zal dit kanaal zeker opnieuw gebruikt worden voor
nieuws over onze milieuacties. Met een oplage van om en bij de 90.000 blijft dit een uitgave met
een groot bereik en binnen een doelgroep die de realisaties van onze organisatie ongetwijfeld naar
waarde kan schatten aangezien zij binnen een gelijkaardige context opereren.
Het fysieke blad FEDRA zal wel ophouden te bestaan tegen het einde van 2013, maar de digitale
opvolger zal minstens evenzeer één van de eerste bestemmelingen van de externe EMAScommunicatie blijven. Net zoals het Mobi4U-project in de cyclus juli 2013-juni 2016 een invloed zal
hebben op de interne en externe communicatie. De FOD Mobiliteit en Vervoer dient als transversaal voorbeeld voor andere federale overheidsdiensten op het gebied van het “Nieuwe Werken” en
daaraan gekoppeld een duurzame ontwikkeling van het woon-werkverkeer. De FOD zal hierrond een
aantal communicatieacties opzetten en onze best practices verspreiden.
4. De indicatoren van ons milieubeheerssysteem – directe en indirecte aspecten
In het kader van de invoering van EMAS, heeft de FOD zijn beheersimpact bepaald. Alle activiteiten
van de FOD werden beoordeeld op basis van de volgende zes criteria:
•
•
•
•
•
•
De verschillende materies en de aangewende middelen
De geldende milieuwetgeving en het beleid betreffende duurzame ontwikkeling
De vigerende goede of slechte milieupraktijken
De mening van de medewerkers
Het belang van de impact op het milieu
De beheersimpact van de FOD
Relevante milieueffecten van het type «Ecobeheer» (directe aspecten) en “Opdrachten” (‘indirecte
aspecten) werden hiermee geïdentificeerd. De FOD M&V heeft eveneens de overeenstemming met
de wetgeving gecontroleerd, de non-conformiteiten geïdentificeerd en oplossingen toegepast.
Deze initiële analyse werd in 2010 bijgewerkt met elementen uit het Managementplan Mobilit+
onder meer de voorrang die zal worden gegeven aan e-government bij de verwezenlijking van
projecten, met als verwacht gevolg een vermindering van papier- en brandstofverbruik, zowel bij
de FOD MV als bij zijn stakeholders.
Zoals hoger gemeld werden respectievelijk in 2010 en 2013 nieuwe Milieuanalyses uitgevoerd
conform EMAS III. Met elke Milieuanalyse worden zowel de relevante milieueffecten van het type
«Ecobeheer» als van het type “Opdrachten” geïdentificeerd. Het is de bedoeling minimum bij elke
nieuwe cyclus de EMAS-actieplannen bij te sturen voor die risico’s qua milieu-impact waarvan de
Milieuanalyse zou uitwijzen dat zij nog niet door passende milieuacties zijn afgedekt.
Voor de milieuacties van het type “Opdrachten” wordt de voortgang wordt per kwartaal gevolgd
aan de hand van kwalitatieve indicatoren.
Voor “Ecobeheer” wordt de voortgang per kwartaal gevolgd aan de hand van becijferde KPI’s.
Hierna volgt een beknopt overzicht van de vorderingen geboekt tijdens de 1ste EMAS-cyclus (juli
2007- juli 2010) en een evaluatie van de vorderingen tijdens de 2de EMAS-cyclus (juli 2010-juni
2013) voor de aspecten mobiliteit, papierverbruik, waterverbruik, energieverbruik, afvalbeheer en
duurzame aankopen.
24
25
5. De directe milieueffecten verbonden met de eigen activiteiten
(ECObeheer)
5.1. Mobiliteit
Toelichting bij het gevoerde beleid
Mobiliteit en transport brengen veel milieuvervuiling, geluidshinder en ruimtebeslag met zich mee.
Daarnaast is er het energieverbruik. Vooral het gemotoriseerd verkeer genereert zeer veel toxische
emissies, broeikasgassen en fijn stof. Daarom streeft de FOD MV een duurzame modal split na voor
alle eigenverplaatsingen, zowel voor het woon-werkverkeer als voor de dienstverplaatsingen. De
personeelsleden worden ertoe aangezet zoveel mogelijk gebruik te maken van het openbaar
vervoer en stappen en trappen worden aangemoedigd. Voor buitenlandse zendingen gelden
beperkingen voor reizen per vliegtuig, gelet op de zeer hoge CO2 uitstoot.
Daarnaast neemt het departement maatregelen om nodeloze verplaatsingen te vermijden. Binnen
de budgettaire mogelijkheden wordt een vergroening van het wagenpark nagestreefd.
De belangrijkste doelstelling is het behoud en de verdere verbetering van het gunstig
mobiliteitsprofiel van het personeel op basis van de voorbeeldfunctie van de FOD MV. Daarnaast
streeft de FOD MV ook naar een verdere vermindering van het aantal verplaatsingen van het eigen
personeel, maar ook van de stakeholders en de burgers die van haar diensten gebruik maken.
De milieueffecten van de mobiliteit worden opgevolgd vanuit verscheidene invalshoeken Van bij de
start van de 1ste EMAS-cyclus medio 2007:
•
•
•
•
•
•
• Wegens een zeer gunstige ligging van het gebouw City Atrium maakt 91 % van het personeel
gebruik van het openbaar vervoer. Dit is een constante die bevestigd wordt bij elke officiële
mobiliteitsenquête sinds 2005.
• Conform het decreet op de luchtkwaliteit van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest dient de FOD
MV om de drie jaar en bij elke structurele aanpassing een Bedrijfsvervoerplan in bij het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Tijdens het eerste semester 2012 kwam daar een
Smogalarmplan bij. Dit extra luik bij het Bedrijfsvervoerplan werd tijdig ingediend bij het
Gewest.
• Alle Belgische ondernemingen en openbare instellingen met meer dan 100 werknemers zijn
wettelijk verplicht driejaarlijks deel te nemen aan de Federale Diagnose Woon-WerkVerkeer
(Programmawet 8 april 2003). Conform deze wetgeving vulde de FOD MV een vragenlijst in
voor elke vestigingseenheid vanaf 30 werknemers n.a.v. de federale enquêtes van 2005, 2008
en 2011. In 2011 gebeurde de aangifte voor het eerst samen met de aangifte bij het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest in het kader van voornoemd Bedrijfsvervoerplan. De milieudoelstelling
van beide wettelijke verplichtingen bestaat erin een duurzame mobiliteit in het WoonWerk
Verkeer te stimuleren
• Parkeerbeleid: slechts 96 parkeerplaatsen zijn beschikbaar in een sinds 2005 met de FOD
Economie gedeelde parking van 208 parkeerplaatsen. In principe zijn er geen parkeerplaatsen
voor bezoekers, gelet op de nabijheid van diverse vormen van openbaar vervoer en het
fietsdeelsysteem Villo.
• De dienstverplaatsingen in Brussel gebeuren in principe met het openbaar vervoer, te voet of
met één van de 6 dienstfietsen. De dienstverplaatsingen voor de andere opdrachten in België
gebeuren, bij voorkeur, met het openbaar vervoer.
De woon-werkverplaatsingen
De dienstverplaatsingen in Brussel
De dienstverplaatsingen in België
De dienstverplaatsingen naar het buitenland
Het verbruik van de dienstvoertuigen
Het parkeerbeleid
• Het gebruik van een dienstwagen kan enkel in het kader van dienstopdrachten en dient
gemotiveerd.
Sinds de opstart van de 2de EMAS-cyclus medio 2010:
•
•
•
•
•
Evolutie ten opzichte van de begintoestand en wettelijke verplichtingen
Het potentieel voor vergroening van het eigen wagenpark
Ondersteuning van de markt voor schone voertuigen
Categorisering van de inzet van dienstvoertuigen naargelang de afstand
Transportvermijding voor de eigen personeelsleden
Transportvermijding voor de burgers en stakeholders
Sinds de opstart van de 2de EMAS-cyclus medio 2013:
Het effect van pilootprojecten inzake “telewerk” en satellietkantoren op de verplaatsingen van het
personeel en de bezettingsgraad van het gebouw.
26
• De dienstverplaatsingen naar het buitenland gebeuren bij voorkeur met de (hogesnelheids)
trein. Er kunnen echter ook andere vervoermiddelen (vliegtuig of wagen) worden gebruikt onder
welbepaalde voorwaarden (duur van het traject, werkuren…). Internationale verplaatsingen met
het vliegtuig zijn gerechtvaardigd wanneer het om een verplaatsing van minimum 600 km gaat
of wanneer de af te leggen afstand van deur tot deur meer dan 50 % van de tijd bedraagt.
• De mobiliteit van derden bleef tijdens de 1ste EMAS-cyclus (medio 2007-medio 2010) goeddeels
buiten beschouwing, maar vanaf de 2de cyclus( medio 2010-medio 2013) werd
transportvermijding voor burgers en stakeholders een duidelijke milieudoelstelling.
• Voor de 3de EMAS-cyclus (medio 2013-medio 2016) worden een aantal nieuwe doelstellingen
geformuleerd.
27
Evaluatie bij het afsluiten van de 2de cyclus (juli 2010-juni 2013) per doelstelling
Alle wettelijke verplichtingen werden vervuld; zie hoger.
De woon-werkverplaatsingen
Onze doelstelling om de hoge score van 91 % openbaar vervoer te behouden kon tijdens de hele
1ste en de 2de EMAS-cyclus,worden behouden. Dit wordt o.m. bevestigd door de bevindingen voor
het City Atrium van de Federale Diagnose Woon-Werkverkeer 2011: 92,5%.
Sensibilisatie over de duurzame alternatieven voor de wagen
Gevarieerde acties naar het personeel toe werden gevoerd om de duurzame alternatieven in het
woon-werkverkeer te verkiezen. Doordat onze ambtenaren reeds in ruime mate gebruik maken van
het voor onze ambtenaren gratis openbaar vervoer, wordt het accent qua sensibilisatie gelegd op
de promotie van het fietsgebruik via BiketoWork. Het aantal personeelsleden dat een
fietsvergoeding aanvraagt is in de periode 2007 - 2013 dan ook toegenomen van 70 tot 237
personen, zij het dat het voor de hoofdzetel te Brussel meestal gaat om het voortraject naar het
station.
De dienstverplaatsingen in België
Enkel de inspecteurs en controleurs op de wegen en in de havens en luchthavens beschikken
over dienstvoertuigen De dienstverplaatsingen voor de andere opdrachten in België gebeuren, bij
voorkeur, met het openbaar vervoer. Het gebruik van een dienstwagen kan enkel in het kader van
dienstopdrachten en dient gemotiveerd.
Dienstverplaatsingen in Brussel
Voor de dienstverplaatsingen in Brussel gelden dezelfde regels, maar de ambtenaren worden
gesensibiliseerd om voor korte verplaatsingen te voet te gaan of gebruik te maken van één van de 6
dienstfietsen.
Ook wordt gestreefd naar het vermijden van nutteloze verplaatsingen van het eigen personeel door
centralisering van alle diensten van de hoofdzetel in het City Atrium. (zie hierover onder de
rubriek: “Evaluatie van het meer ambitieuze Mobiliteitsplan Mobilit+”
De diensten van de centrale hoofdzetel te Brussel werden gecentraliseerd in 3 gebouwen, daar
waar er vóór 2005 nog gewerkt werd op 7 vestigingen. Deze centralisering resulteerde in de
afschaffing van een aantal pendeldiensten. Sinds de start van de 2de EMAS-cyclus in 2010 wordt ook
een fietskoerier ingezet voor de bestelling van dringende post te Brussel.
Het verbruik van de dienstvoertuigen
De betrokken milieuverantwoordelijken monitoren een ruim aantal gegevens:
• De grootte van het wagenpark
• Het aantal afgelegde km per type (diesel , benzine of hybride
• Het gemiddeld brandstofverbruik per wagen
• Het onderhoud van de voertuigen bij erkende concessionarissen
28
Het gemiddeld brandstofverbruik per 100 km bedroeg in de beschouwde periode 2012-2013 6,32
liter. Het gemiddeld verbruik werd bijgevolg aanzienlijk teruggeschroefd ten opzichte van de 7,72
liter van het referentiejaar 2006. De vooropgestelde doelstelling om het gemiddeld verbruik te
reduceren tot 82% van het oorspronkelijk verbruik werd daarmee net niet gehaald.
De beperkte middelen in acht genomen is dit evenwel een goed resultaat. Het systematisch
onderhoud, de controle van de bandendruk, het experiment met een hybride wagen voor de korte
stadsritten in Brussel en de opeenvolgende cursussen ecodriving voor onze professionele chauffeurs
hebben ongetwijfeld tot dit resultaat bijgedragen. De resultaten hadden nog iets beter kunnen zijn
indien de FOD MV de plannen voor een versnelde vergroening (jaarlijks 1/6de) van het wagenpark
had kunnen uitvoeren. Een evaluatie eind 2009 op last van het Directiecomité was immers tot de
vaststelling gekomen dat het aankoopbeleid onvoldoende oog had voor de klimaat- en de
fijnstofproblematiek.
Omwille van de budgettaire voorzichtigheid tijdens de voorbije jaren is dit evenwel onmogelijk
gebleken. Naar het einde van de cyclus 2010-2013 werd wel beslist tot de aankoop van 11 nieuwe
dienstwagens om de meest verouderde types te kunnen vervangen. Er wordt steeds meer voor
wagens met kleinere cilinderinhoud en lagere CO2-emissies gekozen.
Ondanks strikte eerbiediging van de Circulaire 307 quinquies over de milieukenmerken van de
dienstvoertuigen voor de overheid zou het nog jaren kunnen duren vooraleer het bestaande
wagenpark in voldoende mate door schone voertuigen is vervangen. Het totale wagenpark van de
FOD MV bestaat uit 161 voertuigen, waarvan slechts enkele dienstwagens voor de hoofdzetel; de
meeste zijn bestemd voor onze inspecteurs en controleurs op de wegen, in de havens en in de
luchthavens.
Als we de evolutie van ons verbruik bekijken, zien we dat dit gemiddeld verbruik eigenlijk stabiel
blijft sinds het begin van onze tweede EMAS-cyclus. De vernieuwing van een deel van ons wagenpark zal er wellicht toe bijdragen dit verbruik nog verder te beperken.
29
Om ecologische redenen werd ook beslist tot een gesegmenteerde inzet van de dienstvoertuigen.
Omwille van de fijnstofproblematiek worden weer een aantal benzinevoertuigen aangeschaft die
dan bij voorkeur worden ingezet op de kortere diensttrajecten (tot 30km). De dieselwagens worden
dan weer ingezet op de langere trajecten omwille van de lagere CO2-uitstoot.
Om de ontwikkeling van een markt voor schone voertuigen te ondersteunen nam de FOD MV
tijdens de 2de EMAS-cyclus deel aan een pilootproject met een plug-in-hybride. De wagen werd
vooral ingezet in het Brussels stadsverkeer. De evaluatie was gunstig.
De dienstverplaatsingen naar het buitenland
• De vermindering van de CO2-emissies/km voor de verplaatsingen naar het buitenland werd
vervangen door de beperking ervan.
• De oorspronkelijke doelstelling bestond erin de CO2-emissies als gevolg van de verplaatsingen
naar het buitenland te verminderen met 20% ten opzichte van 2006. Ondanks stringentere
voorwaarden voor vliegreizen bij buitenlandse verplaatsingen, is dit op basis van onze
permanente monitoring utopisch gebleken. In het kader van de uitoefening van zijn
kernopdracht werd de FOD MV immers belast met een stijgend aantal Europese en
internationale dossiers, waardoor het aantal buitenlandse zendingen van onze ambtenaren
aanzienlijk is toegenomen. Dit heeft rechtstreeks te maken met de internationale rol van de
FOD MV nu een toenemend aantal transportdossiers op het niveau van internationale fora en
instellingen behandeld wordt (EU, UNECE, IMO, IATA, ITF, etc.)
• Door de beperkende maatregelen is de verhouding tussen de gekozen verplaatsingsmodi
nochtans vrijwel gelijk gebleven: 11% met de wagen, 35% met het vliegtuig en 54% per trein.
Zodra de federale overheid zou beslissen om de eigen CO2-uitstoot te compenseren, zal de FOD
MV hierin het voortouw nemen.
• De strenge monitoring in het kader van EMAS blijft bovendien gehandhaafd.
Het parkeerbeleid
Het aanbod van parkeerplaatsen in de parkeergarage bleef ongewijzigd. Daarbij bleven 2 plaatsen
voorbehouden voor personen met een handicap en 2 plaatsen voor carpoolers. Enkele plaatsen in
de parkeergarage werden ingericht als fietsparkeervoorziening voor 32 fietsen. Op advies van het
Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal dit aantal worden opgetrokken.
Evaluatie van het meer ambitieuze Mobiliteitsplan Mobilit+
Eind 2009-begin 2010 werd beslist in het kader van EMAS een meer geavanceerd mobiliteitsplan
voor de FOD MV uit te werken. Dit mobiliteitsplan, Mobilit+, werd uitgewerkt door de Dienst Mobiliteit in samenwerking met de Stafdienst P&O en de Dienst Logistiek.
De doelstelling was meervoudig: de ecologische voetafdruk van het woon-werkverkeer en de
dienstverplaatsingen van de eigen werknemers ook via de arbeidsorganisatie verder reduceren,
nodeloze verplaatsingen door burgers en stakeholders vermijden via e-government en ook wel, als
FOD Mobiliteit en Vervoer, een voorbeeldfunctie vervullen.
30
Van alle ondernomen acties mocht een gunstig effect worden verwacht inzake verkeerscongestie,
luchtkwaliteit, klimaatrisico’s en een betere combinatie arbeid/gezin.
Verdere centralisering diensten in City Atrium
Primordiaal is het gunstige uitgangspunt dat dateert van 2005: centralisering van een maximaal
aantal diensten in het City Atrium, een keuze dus voor een locatie dicht bij het Noordstation en
met goede metro-, bus- en tramverbindingen.
Medio 2013 zijn de diensten van de centrale hoofdzetel te Brussel nog slechts verspreid over 3
gebouwen, daar waar er vóór 2005 nog gewerkt werd op 7 vestigingen in het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest. Tijdens de voorbije cyclus (juli 2010 – juni 2013) werd de integratie
voorbereid van het DG Luchtvaart in het City Atrium, waardoor vanaf 2014 nog slechts één aparte
site wordt behouden voor de huisvesting van de 129 personeelsleden van de Directie
Vervoerinfrastructuur, verantwoordelijk voor de realisatie van grote infrastructuurwerken in het
kader van het BELIRIS-akkoord.
De onderliggende doelstellingen voor de centralisering van een maximaal aantal diensten in het
City Atrium zijn een beperking van onze ecologische voetafdruk door een geringer ruimtebeslag
(daling kantooroppervlakte) en een reductie van het aantal dienstverplaatsingen tussen de
vestigingsplaatsen.
Ondersteuning van de duurzame modale keuze van de werknemers
Op grond van hun statuut genieten onze ambtenaren van gratis openbaar vervoer en de verhoogde
fietsvergoeding van 0,21 euro/km. Allen krijgen ook informatie over alternatieven voor de auto
(Trein, tram , bus & metro + fiets) via intranet en dienstorders P&O. Evaluatie: waakzaamheid
dringt zich op inzake het gebruik van de (beperkte) parkeerplaatsen in het City Atrium.
Ruimere informatie voor de alternatieve verplaatsingswijzen en de bereikbaarheid van onze
diensten ten behoeve van onze klanten en stakeholders. Hierbij wordt ook meer aandacht besteed
aan informatie over de bereikbaarheid van onze diensten met het openbaar vervoer. Op onze
website http://www.mobilit.belgium.be staat een online wegbeschrijving en een nieuw
toegangsplan tot het gebouw City Atrium(2013). Ook hebben wij onze online-informatie over
alternatieven voor de auto (Trein, tram, bus & metro + fiets) uitgebreid via diverse
communicatiekanalen: vnl. briefpapier, eigen website en via links naar de websites van
openbaarvervoerbedrijven.
Verruiming van de glijdende werkuren in het kader van een “green match” met het openbaar
vervoer
Probleemloos gerealiseerd bij onze FOD in 2010 in het kader van onze voorbeeldfunctie. Van een
veralgemeende verruiming van de glijdende uurroosters bij de overheid wordt als macroeconomisch effect een afvlakking van de ochtend- en de avondspits in het verkeer verwacht alsook
een hogere benuttingsgraad van het rollend materieel van de spoorwegen.
31
Geleidelijke invoering van telewerk
Bij diverse diensten liepen pilootprojecten: medio 2012 nam iets meer dan 9% van de
personeelsleden deel aan dit project. De doelstelling om reeds medio 2013 een percentage van 13%
te halen werd overtroffen. Berekeningen tonen aan dat 1 dag telewerk/week voor alle federale
ambtenaren een potentiële besparing betekent van 3,3 Mio km/jaar (= 200 ton CO2).
Doelstellingen, taakstellingen en indicatoren medio 2013-medio 2016
Invoering van satellietkantoren in samenwerking met de Regie der Gebouwen en de FOD
Sociale Zaken
De milieuvoordelen van het werken in satellietkantoren zijn vergelijkbaar met die van het
telewerken.
Na de opstart in 2010 van Oostende, Zeebrugge en Luik is daar in 2011 Berchem (Antwerpen)
bijgekomen. Omwille van de moeilijke budgettaire context werden de vereiste ICT-investeringen
evenwel een tijdlang afgeremd. Op 30.06.2013 beschikte de FOD MV in totaal over 18 plaatsen op
bovengemelde locaties. Contacten met nieuwe partners zijn gelegd om dit aantal te kunnen
verdubbelen in de loop van de nieuwe EMAS-cyclus.
• Verdere centralisering diensten (reductie van 3 naar 2 sites) door de realisatie van de geplande
integratie in het City Atrium van het DG Luchtvaart en enkele andere diensten van de FOD MV
gevestigd in het Gebouw CCN. Het betreft 182 personeelsleden (cijfer per 30.06.2013). De
bezettingsgraad van het City Atrium zal hiermee stijgen van 842 naar 1024 personeelsleden. De
milieudoelstellingen zijn: beperking van onze ecologische voetafdruk door een sterke verhoging
van de bezettingsgraad van het gebouw (daling kantooroppervlakte per FTE ) en het invoeren
van “het Nieuwe Werken”.
Indicator: Integratie van het DG Luchtvaart en enkel andere diensten in het City Atrium tijdens
1ste semester 2014 en realisatie van het project MOBI4U dat “het Nieuwe Werken“ invoert. De
integratie van bovengemelde diensten was de aanleiding voor de FOD MV tot de invoering van
een veel omvattender project: zie hierna in de tekstbox het mission statement i.v.m de
projecten MOBI4U en OPTIFED
Onderzoek en testen van alternatieve aandrijfsystemen en brandstoffen: naar diesels mèt
roetfilter, meer benzinewagens en (plug-in-) hybrides
Doelstelling in het kader van onze voorbeeldfunctie en om het onderzoek/markt inzake “schone”
voertuigen te stimuleren.
De FOD MV nam tussen juli 2010- juni 2012 deel aan een tweejarig wereldwijd pilootproject met
een plug-in-hybride. De eigen ervaringen van de FOD MV, dat een dergelijk type wagen als
dienstwagen eerst op middellange trajecten en vervolgens in het Brussels stadsverkeer inzette, zijn
eerder positief te noemen.
Uitbreiding van de e-government-toepassingen ten behoeve van onze stakeholders en van het
grote publiek
Doelstelling: Transportvermijding burgers en stakeholders (en minder papierverbruik).
Voor de globale milieuresultaten zie onder de aparte rubriek Administratieve vereenvoudiging en
e-government
• De FOD MV blijft vanzelfsprekend zijn wettelijke verplichtingen inzake indiening van een
Bedrijfsvervoerplan (BVP) en Smogalarmplan bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vervullen.
Indicator: Mate waarin wij onze decretale verplichtingen eerbiedigen en mate waarin wij alle
opportuniteiten voor verbetering benutten.
• Bevordering van het telewerken: Het telewerk is reeds sinds enkele jaren in testfase bij onze
FOD. In het kader van Mobi4U heeft de directie beslist om de uitvoering ervan te
veralgemenen. Dit wil zeggen dat iedere werknemer één of meer dagen per week aan telewerk
kan doen, zolang zijn/haar functie dat toelaat. In het Nieuwe Werken is het plaatsonafhankelijk werken immers belangrijk, wat niet enkel de bezettingsgraad van het gebouw ten
goede komt, maar ook het aantal woon-werkverplaatsingen vermindert, vandaar het ecologisch
belang van deze maatregel: die immers een vermindering van het ruimtebeslag van het
departement impliceert, maar ook van de uitstoot van CO2 en diverse broeikasgassen, fijn stof
en andere schadelijke emissies, energie bespaart en bijdraagt tot een betere balans tussen werk
en privé-leven van de ambtenaren en helpt bij de bestrijding van de congestie op piekuren.
Indicator: Het aantal telewerkers wordt opgetrokken van 13% (cijfer 30.06.2013) naar 25% van
het personeel tegen 30.06.2014. Op basis van de evaluatie van de resultaten op die datum
zullen de verdere doelstellingen voor de cyclus worden bepaald.
• Verruiming van de mogelijkheden inzake werken in satellietkantoren.In het Nieuwe Werken is
het plaatsonafhankelijk werken belangrijk, wat niet enkel de bezettingsgraad van het gebouw
maar ook de afstand van de woon-werkverplaatsingen beïnvloedt. De milieuvoordelen van het
werken in satellietkantoren zijn vergelijkbaar met die van het telewerken.
Indicator: Het aantal plaatsen in satellietkantoren wordt verdubbeld tegen 30.06.2014: van 18
naar 36 plaatsen op diverse locaties. Op basis van de evaluatie van de resultaten op die datum
zullen de verdere doelstellingen voor de cyclus worden bepaald.
• Aanmoediging carpooling voor woon-werkverkeer, bij staking openbaar vervoer en bij
smogalarm.
Indicator: inspaninngen inzake sensibilisatie van het eigen personeel en medewerking aan
interdepartementale initiatieven.
32
33
• Verdere verbetering van het reeds zeer gunstige mobiliteitsprofiel van de eigen ambtenaren via
permanente informatie over de alternatieven voor de auto: trein-tram-bus, carpooling en
fietsvergoeding.
Indicator: permanente beschikbaarheid van informatie op het intranet en minimum tweemaal
per jaar een News Flash.
• Blijvend beperkt gebruik van de parkeergarage City Atrium ondanks de verhoogde
bezettingsgraad van het gebouw.
Indicator: Op basis van de evaluatie van de resultaten op 30.06.2014 of bij de beëindiging van
de integratie van de bijkomende groep personeelsleden in het City Atrium zullen de verdere
doelstellingen voor de cyclus worden bepaald.
• Uitbreiding van de fietsparkeervoorzieningen in de parkeergarage City Atrium
Indicator: mate waarin ingegaan op het advies van Brussel Leefmilieu om het aantal plaatsen in
de parkeergarage uit te breiden.
• Verdere vergroening van het park van dienstwagens van het departement.
Indicator: Mate waarin bij elke nieuwe aankoop ook naar ecologische criteria gekeken wordt:
naast de CO2-uitstoot wordt daarbij ook rekening gehouden met de fijnstofproblematiek
bovenop de strikte eerbiediging van de Circulaire 307 quinquies.
• Optimalisering van de inzet van de voertuigen op basis van de af te leggen afstanden.
Indicator: Mate waarin over de kortere afstanden benzinewagens of plug-in-hybrides worden
ingezet en de dieselwagens eerder worden gebruikt voor de lange afstanden.
• Afbouw van het park van dienstwagens van het departement in de mate van het mogelijke:
d.w.z. zonder te raken aan de dienstverplichtingen.
Indicator: Aantal eenheden waarmee het park kon worden verminderd
• Deelname aan een nieuw pilootproject met een elektrische wagen een plug-in-hybride of een
wagen op aardgas.
Indicator: Mate waarin een nieuw pilootproject werd opgestart.
• Bijdrage tot de oplossing van de klimaatproblematiek door een verdere optimalisering modal
split van de buitenlandse dienstreizen, waarbij de voorkeur gaat naar de minst vervuilende modus voor elke verplaatsing.
Indicator: mate waarin via web-toepassingen de modal split van onze buitenlandse dienstreizen
nog verder kan worden verbeterd vanuit milieu-oogpunt.
34
MOBI4U/ OPTIFED:
MOBI4U De FOD Mobiliteit en Vervoer heeft de sterke wil om, in lijn met de huidige snel
veranderende maatschappij en technologie “Het Nieuwe Werken” in te voeren om voor alle
medewerkers tot een aangenamer werkklimaat en een betere combinatie van werk en privé-leven
te komen.
Dit ”Nieuwe Werken” houdt een andere vorm van omgaan met werktijd, werkplaatsen en
werkwijzen in, maar kent geen algemene, overal en altijd toepasbare, definitie of handleiding.
Elke organisatie dient immers vast te stellen wat de optimale werkorganisatie voor zijn eigen
doelstellingen en context is.
De FOD wil de volgende kansen of hefbomen aangrijpen om dit grote project aan te vangen en te
doen slagen.
De kostenbesparing door de stopzetting van het huurcontract voor het CCN en de daaruit
volgende verhuizing van een kleine 200 personeelsleden naar het City Atrium, waar al een zo’n 850
personeelsleden gehuisvest zijn.
De nieuwe oppervlaktenormen van de Regie der Gebouwen. De kantoorruimte wordt voor de
federale overheid beperkt tot 13,5 m2 per persoon. Waar men erin slaagt om die norm tot minder
dan 12 m2 per persoon te brengen, zal de Regie der Gebouwen de hiervoor noodzakelijke
herinrichtingskosten betalen. In principe zal dit voor het City Atrium het geval zijn, zodat ook dit
een belangrijke stimulans is om tot Het Nieuwe Werken over te gaan.
OPTIFED: het project van de federale overheid om zijn eigen doelmatigheid te verhogen en
daartoe middelen ter beschikking stelt.
De enthousiaste reacties van personeelsleden op de oproep van de Voorzitter om aan Het Nieuwe
Werken mee te werken. De constructieve houding van deze groep toont zowel de persoonlijke
behoefte aan deze nieuwe werkvorm aan, als de wil om aan een efficiëntere overheid mee te
werken.
De FOD wil deze verandering realiseren rekening houdend met volgende principes, die van
wezenlijk belang zijn voor het welslagen van dit project:
De continuïteit van het organisatiebeleid en van de dienstverlening moet voorop staan.
De principes van een moderne organisatie: verantwoordelijkheid, flexibiliteit, efficiëntie,
evenwicht werk en privéleven, informatie delen o.m. ter bevordering van de transversaliteit, …
Een goede permanente communicatie naar en tussen alle betrokkenen en met de syndicale
organisaties vanaf de aanvang en gedurende de volledige uitvoering van het project.
De duidelijke steun vanwege leidinggevenden volgens het principe “tone at the top” stimuleert een
maximale betrokkenheid van de werknemers bij deze verandering.
35
5.2. De materiaal- en energiestromen
Toelichting bij de resultaten van de cyclus en de berekening van de doelstellingen voor de toekomst
Voor we dit luik van onze EMAS-registratie bespreken, willen we eerst verduidelijken in welke
context wij in het gebouw City Atrium zijn gehuisvest. De FOD MV is momenteel huurder en geen
eigenaar van het gebouw; we staan ook niet in voor het beheer van de technische installaties, een
taak die wordt uitbesteed aan een privé-firma in opdracht van de eigenaar. Deze parameters maken
dus dat we ons water- en energieverbruik moeilijk kunnen beïnvloeden.
Daar komt bovenop dat wij niet de enige gebruikers van onze kantoorruimte zijn: wij delen een
aantal ruimten met controlediensten die eigenlijk ressorteren onder de Staatssecretaris voor
Mobiliteit en buiten de EMAS-perimeter vallen aangezien zij niet formeel tot de FOD Mobiliteit en
Vervoer behoren; zie het organogram p.6.
In de praktijk komt het erop neer dat op het einde van onze 2de EMAS-cyclus per 30.06.2013 van
de 842 ambtenaren die van onze infrastructuur gebruik maken 797 tot het personeel van de FOD MV
behoren en 45 personen als externen het gebouw betrekken. Bij de berekening van onze EMASresultaten is weliswaar rekening gehouden met de eigen personeelscijfers van de FOD, maar
omwille van de continuïteit van onze berekeningswijze werden de externen steeds buiten
beschouwing gelaten.
De milieudoelstellingen tot 2016- nood aan een nieuwe referentieperiode
De milieuverantwoordelijken kampen bij het formuleren van KPI’s tot medio 2016 met de
moeilijkheid dat niet enkel de bezettingsgraad van het gebouw wijzigt, maar ook de constellatie
ervan: in het kader van het project MOBI4U worden met ondersteuning van de Regie der Gebouwen
hele verdiepingen heringericht met “landschapskantoren” met aanzienlijke gevolgen voor
verwarming, verlichting, airco, luchtbevochtiging, enz.
Daarenboven zal de invoering van “het Nieuwe Werken “ gepaard gaan met een veralgemening
van het telewerk voor 1 à 2 dagen per week. De effecten hiervan op ons papierverbruik, onze
afvalstromenen ons water-, stroom- en gasverbruik dienen afgewacht en strikt opgevolgd vooraleer
doelstellingen te formuleren tot medio 2016.
5.2.1. Beheer van papier
Op het einde van de 2de EMAS-cyclus komen wij evenwel tot de constatie dat naar de toekomst toe
een verfijnde berekening zich opdringt. Indien wij de resultaten van onze milieuinspanningen willen
meten dan moeten wij niet enkel ook rekening houden met de integratie tegen mei –juni 2014 van
182 extra personeelsleden, maar ook met het toenemend aantal niet-FOD medewerkers en andere
externen die van onze infrastructuur gebruik maken. De bezettingsgraad van het City Atrium zal
volgens de huidige verwachtingen stijgen van 842 naar 1024 personeelsleden. Ook de
milieudoelstellingen tot 2016 dienen hiermee rekening te houden.
Zoals deze grafiek aantoont, gaat de hoeveelheid papier aangekocht per VTE voor onze FOD in sterk
dalende lijn. We zijn immers begonnen met meer dan 54 kg/VTE in het jaar 2006-2007 en zijn erin
geslaagd in de loop van 2 EMAS-cycli deze hoeveelheid te halveren naar 23 kg per 30.06.2013. Dit
uitstekende resultaat is te danken aan onze diverse communicatie- en bewustmakingsacties naar
onze medewerkers toe over het impact van ons papierverbruik op het milieu en de mogelijkheden
geboden door digitalisering en elektronische overmaking en opslag van gegevens. Enkele
voorbeelden: documenten uitsluitend elektronisch bijhouden, afdrukken in pdf in plaats van op
papier, documenten projecteren tijdens vergaderingen, als afdrukken toch moet, dan in rectoverso printen, enz…In 2013 kwam daar nog het luik MOBIDOC van het veelomvattende project
MOBI4U bij.
36
37
Nog een factor die een niet te verwaarlozen invloed heeft op de hoeveelheid aangekocht papier is
het grootschalig project voor de beschrijving van procedures en processen, opgestart in onze FOD.
Door onze manier van werken te analyseren, zijn we op een aantal overbodige kopieerpraktijken
gestoten, waardoor wij onze werking kunnen optimaliseren en tegelijk papier besparen.
5.3 Afvalbeheer
Evolutie van de productie van papierafval kg / VTE
Een laatste punt dat heeft bijgedragen tot dit uitstekende resultaat zijn, zoals verder in deze
Milieuverklaring wordt toegelicht, de projecten rond administratieve vereenvoudiging en egovernment. De voorbije jaren hebben alle directoraten-generaal terzake projecten opgestart,
waardoor hun papierverbruik aanzienlijk kon dalen, zonder aan hun kerntaak tegenover de burgers
en de stakeholders te raken. Intussen zijn elektronische contacten met het publiek een evidentie
geworden.
Evolutie van het aantal fotokopieën/VTE
Om onze analyse m.b.t. het papierverbruik te verduidelijken, hebben we het aantal fotokopieën/
VTE in ons gebouw in een grafiek gezet.
We stellen vast dat in de loop van 2 EMAS-cycli niet alleen het papierverbruik gedaald is, maar ook
het gewicht aan papierafval sterk is afgenomen, althans tot het laatste jaar van de cyclus medio
2010-medio 2013. Tot dan en sinds het begin van onze EMAS-registratie is onze productie van
papierafval gedaald met 16,56 kg/VTE, dat is een effectieve daling van 19 %. Vergeleken met onze
jaardoelstelling zijn wij evenwel 11,13 kg boven ons streefcijfer voor dit afval gebleven. Deze
bruuske stijging van ons papierafval heeft alles te maken met de opstart van het project MOBI4U
dat het “Nieuwe Werken” invoert en de voorbereiding van de grote verhuisbeweging.
Daarenboven hangt dit type van afval niet volledig samen met ons papierverbruik; de hoeveelheid
“geïmporteerd” papier in onze FOD mag immers niet onderschat worden: kranten, allerlei
publicaties, brieven van het publiek of onze vele partners …
In de loop van 2 EMAS-cycli is het aantal fotokopies van 4651 /FTE gedaald naar 3132, d.i. met om
en bij de 33% ten opzichte van ons referentiejaar. Door een nieuwe aanpak van prints en fotokopies merken wij een toename met 18% ten opzichte van jaar 2 van cyclus2. Dit verschil kan worden
verklaard doordat wij tijdens het laatste jaar van de cyclus zo’n 180 individuele printers hebben
vervangen door multifunctionele apparatuur. Het doel van deze actie was vooral het rationaliseren
van het printerpark met reductie van het aantal types printers, inktpatronen en toners…maar
ook een reductie van het stroomverbruik. Als gevolg van deze heroriëntatie van de printactiviteit
naar de multifunctionele fotocopieerapparaten - met nauwsluitende controle - detecteren wij een
voorheen onmogelijk helemaal op te volgen productie van fotokopies, wat het verschil tussen beide
jaren verklaart.
In de toekomst, wanneer het project MOBI4U volledig zal zijn uitgerold, zullen wij gebruik maken
van een nieuwe monitoringtool die het zal mogelijk maken ons gebruik van fotocopies en prints
afzonderlijk op te volgen per dienst.
38
Het fenomeen waarbij de berg aan papierafval sinds het laatste jaar van voorbije cyclus opnieuw is
gaan stijgen hangt ook samen met de massale verhuizing van diensten en het leegmaken van 2
verdiepingen ter voorbereiding van de integratie in het City Atrium van het DG Luchtvaart en een
aantal andere diensten (zie hoger onder het punt 5.1 Mobiliteit). Het gaat hier dus om een
voorbijgaand fenomeen dat wellicht nog even zal merkbaar zijn in het 2de semester 2013.
Aangezien wij onze inspanningen inzake digitalisering nog intensiveren in het kader van de
introductie van “het Nieuwe Werken” zou de hoeveelheid papierafval per VTE verder moeten dalen
in de loop van de 3de EMAS-cyclus. (voor toelichting bij het Nieuwe Werken zie hoger onder de
TEKSTBOX/ MOBI4U/ OPTIFED)
Evolutie van de productie van restafval in kg/VTE
Onze restafvalproductie is tijdens de eerste cyclus afgenomen met niet minder dan 8 kg per VTE,
maar in het eerste en tweede jaar van de tweede cyclus is dat aantal weer sterk gestegen, om
vervolgens weer terug te vallen naar een niveau dat vrijwel samenvalt met de oorspronkelijke
doelstelling van 33 kg per VTE.
39
5.4. Water-, stroom- en gasverbruik
Evolutie van het waterverbruik in m³/VTE
Diverse acties werden ondernomen om de oorzaken van deze tijdelijke stijging te achterhalen en
die in te
dijken: onderzoek naar de samenstelling van dit type van afval, bewustmakingscampagne,
diepgaandere meting. Deze inspanningen zullen in de komende cyclus medio 2013-medio 2016
worden voortgezet.
Evolutie van de productie van PMD afval kg/VTE
Na een forse daling in de eerste cyclus leek de hoeveelheid PMD-afval zich te stabiliseren rond
gemiddeld 3 kg/VTE, om daarna verder te dalen naar een niveau dat overeenstemt met onze
doelstelling van de 2de cyclus. Wat onze jaardoelstelling betreft, daar zitten we op koers met een
score van 2,66 kg/VTE.
De halvering van het aantal frisdrankautomaten in het gebouw en de verhoging van het aanbod aan
waterfonteintjes is hier wellicht niet vreemd aan.
We zetten onze inspanningen voort en denken nog verdere acties te kunnen ondernemen in de loop
van de 3de cyclus door te kiezen voor andere verpakkingstypes of door van leverancier te
veranderen: drank uit eerlijke handel, glazen verpakking, vers vruchtensap in de cafetaria …
40
Ons waterverbruik is licht gedaald sinds het begin van onze EMAS-registratie, maar lag tijdens de 2
voorbije EMAS-cycli vrijwel permanent iets boven onze doelstelling.
In een gebouw als het onze is het niet eenvoudig om dit verbruik efficiënt te beheren. Water wordt
in ons gebouw immers op tal van manieren gebruikt: voor huishoudelijke behoeften, keuken,
afwas, toiletten, douches … en ook voor de HVAC-installatie die zorgt voor de bevochtiging van de
verwarmde lucht.
Dit laatste aspect, waar we geen controle over hebben, kan oplopen tot 30 % van ons verbruik
tijdens de winterperiode. Voor het overige zijn het vooral de sanitaire installaties die het meeste
water verbruiken. We beschikken al over waterbesparende doorspoelinrichtingen. Wat kunnen we
nog meer doen? De mogelijkheid bekijken om kranen met een drukknop te installeren, spaarzaam
zijn met water als we onze koffiekoppen afwassen, de technische dienst verwittigen als we een lek
vaststellen. Al deze mogelijkheden werden overwogen tijdens de voorbije cyclus. De kranen met
drukknop werden niet geïnstalleerd om budgettaire redenen en ook wel omdat dit in een
“cradle-to-cradle benadering” een zinloze verspilling leek. Sensibilisatie werd gevoerd rond water
als een kostbaar goed waar je best zuinig mee omspringt. Op een paar kleinere lekken na in zes
jaar tijd werden geen incidenten geconstateerd.
De vlakke curve van ons verbruik en het feit dat het om matig verbruik gaat in vergelijking met
andere vergelijkbare gebouwen, wijzen erop dat wij inzake waterverbruik geen grote winst meer
kunnen boeken bij gelijke parameters. De verhoogde bezettingsgraad van het gebouw betekent
evenwel een aanzienlijke verschuiving in de parameters en zou hierin dus verandering kunnen
brengen in onze 3de EMAS-cyclus (medio 2013-medio 2016). Zoals hierboven toegelicht kunnen
nieuwe KPI’s tot 2016 pas worden geformuleerd na analyse van de resultaten van een
referentiejaar.
41
Evolutie van het elektriciteitsverbruik in kWh/VTE
We stellen vast dat ons elektriciteitsverbruik in 6 jaar relatief stabiel is gebleven en dit ondanks de
personeelsschommelingen. Deze vaststelling strookt uiteraard niet volledig met onze
oorspronkelijke EMAS-doelstellingen, maar dit betekent niet dat onze FOD niets doet. Naar het
personeel toe is er permanente sensibilisatie via onze “Goede Praktijken”, via posters en
energieverbruik is een vast item in de milieupeiling bij personeel. Daarnaast zijn er de
bewustmakingsacties van ons “Green Team”. In de loop van de voorbije cyclus werd een studie naar
rationeel gebruik van verlichting gemaakt in de hoop dat deze analyse nieuwe
besparingsmogelijkheden zou opleveren. Verlichting op bewegingsdetectoren werd geïnstalleerd in
een aantal utilitaire ruimtes voor gemeenschappelijk gebruik. Daarnaast werd ook een ingrijpend
project uitgewerkt om ons printerpark te rationaliseren: de meeste individuele printers werden
vervangen door multifunctionele printapparatuur. Al deze initiatieven zouden ertoe moeten
bijdragen ons energieverbruik te drukken. Sinds 2013 is de FOD overgeschakeld op een nieuwe leverancier; het contract stipuleert de levering van 100% hernieuwbare elektriciteit.
Voor andere energie- en materiaalstromen wordt uitgekeken naar de verhoogde bezettingsgraad
van het City Atrium vanaf het voorjaar 2014. Zoals hierboven toegelicht kunnen nieuwe KPI’s voor
ons stroomverbruik voor de nieuwe cyclus (medio 2013-medio 2016) pas worden geformuleerd na
analyse van de resultaten van een referentiejaar met verhoogde bezettingsgraad.
Evolutie van het gasverbruik in kWh genormaliseerd gebruik/m²
Het gas in ons gebouw wordt uitsluitend gebruikt om het gebouw te verwarmen. Zoals we zien, is
dit verbruik redelijk stabiel gebleven in de voorbije 6 jaar met een maximale afwijking van 7 kWh
genormaliseerd / m². Zoals toegelicht in de inleiding hebben we heel weinig impact op het
technisch beheer van ons gebouw en kunnen we dus geen grootschalige werken uitvoeren aan de
huidige installaties zonder de goedkeuring van de eigenaar.
Wat we echter wel hebben vastgesteld bij onze diverse analyses is dat de weersomstandigheden de
enige factor zijn die ons gasverbruik lijken te beïnvloeden. Uit deze grafiek blijkt dat ons verbruik
bijna perfect gelijkloopt met de curve van graaddagen die het aantal koude dagen in een bepaald
jaar weergeeft.
Nu we het hebben over graaddagen (Gd), onze analyse heeft ons ook geleerd dat onze
oorspronkelijke doelstellingen zeker ambitieus waren en misschien ook niet helemaal realistisch.
Als we rekening houden met de verschillende jaren in onze cyclus is de som van de graaddagen
immers aanzienlijk gestegen: van 1.646 Gd in ons referentiejaar naar 2.412 (+47 %) Gd in jaar 3 van
onze eerste cyclus en naar 2.213 (+34 %) dit jaar!
Ons referentiejaar 2006-2007 is inmiddels het mildste van de voorbije 7 jaar gebleken en de
voorbije winter 2012-2013 de langste en koudste van allemaal, wat verklaart waarom onze
resultaten niet op het niveau liggen van onze oorspronkelijke ambities.
Verwijzend naar onze beschouwingen m.b.t. de moeilijkheid om de toekomstige ontwikkeling van
het energie- en waterverbruik in te schatten bij een verhoogde bezettingsgraad van het (deels
heringerichte) City Atrium kunnen nieuwe KPI’s tot 2016 pas worden geformuleerd na analyse van
de resultaten van een referentiejaar.
Bron berekening graaddagen: http://www.aardgas.be/consumenten/de-aardgasfederatie/nieuws-en-publicaties/
graaddagen
42
43
Evolutie van de aankoop van plastic bekers
Reeds gerealiseerde acties
Tijdens het 2de jaar van deze 2de EMAS-cyclus werden alle plastic bekers definitief vervangen door
herbruikbaar vaatwerk, ook voor bezoekers en in de vergaderzalen.
• Schone voertuigen aankopen (opeenvolgende Circulaires 307 ter, quater en quinquies voor de
aankoop van overheidsvoertuigen); de bijkomende doelstelling om vanaf 2010 - in het kader van
het meer ambitieus Mobiliteitsplan Mobilit+ - tot een versnelde vergroening van het wagenpark
te komen kon niet worden gerealiseerd wegens budgettaire beperkingen.
Na de beslissing om ons personeel een herbruikbaar kopje en glas te geven, konden we de
hoeveelheid aangekochte bekers in drie jaar met 70 % beperken. De resterende bekers werden
gebruikt door onze bezoekers of tijdens vergaderingen.
5.6. Beleid inzake duurzame aankopen en duurzame consumptie
De aankopen zijn een belangrijk punt want ze zetten een reeks processen in werking die gaan van
het verbruik van grondstoffen en energie tot de productie van afval. De verduurzaming van ons
aankoopbeleid is een belangrijke sensibiliserende factor op het vlak van de gedragswijziging. Het
aankoopbeleid moet ook nauw samenhangen met de waarden van de instelling. Het kan zowel
intern als extern een duidelijk signaal uitzenden over de betrokkenheid van de instelling zelf.
Bovendien is het bij de planning van de aankoop dat minder milieubelastende alternatieven kunnen
en moeten worden overwogen. Het is de vaste wil van de FOD ter zake zijn voorbeeldfunctie te
vervullen en bij te dragen tot de ontwikkeling van de markt voor duurzame producten en diensten.
Wettelijke verplichtingen:
Federale overheidsdiensten zijn verplicht de federale omzendbrief
“duurzame aankopen P&O/DO/01” te volgen, die de criteria voor ecologische en duurzame
aankopen bepaalt voor 55 categorieën van producten, alsook de Circulaire 307quinquies die de
ecologische criteria voor de aankoop van voertuigen vastlegt.
Begintoestand
Het percentage duurzame aankopen in 2006 bedroeg 16,74 % van de aankopen van de categorieën
van producten opgenomen in de 2 federale omzendbrieven betreffende duurzame aankopen.
Doelstelling
De aankopen verhogen die beantwoorden aan de criteria van de “gids voor duurzame aankopen”
http://www.gidsvoorduurzameaankopen.be
De oorspronkelijke doelstelling bestond erin het aandeel van de duurzame aankopen te verhogen
tot 100 % in de loop van de 1ste EMAS-cyclus opzichte van de 16,74 % van het referentiejaar 2006.
Ondanks het hoge tempo waartegen het aandeel van de duurzame aankopen bij de FOD MV
toenam, is deze doelstelling niet realistisch gebleken: vaak blijkt er nog geen duurzaam alternatief
op de markt te zijn.
Indicatoren
Verhouding van de aankopen in percentage van de jaarlijkse aankopen die beantwoorden aan de
criteria van de “gids voor duurzame aankopen”.
44
• De criteria van de Fair Trade toepassen voor de koffie- en theediensten.
• Aankopen van producten in de FOR CMS catalogus die beantwoorden aan de gids voor duurzame
aankopen
• Vervangen van ons gamma onderhoudsproducten door milieuvriendelijke onderhoudsproducten.
• Verhoogd aantal duurzame producten in onze interne aankoopcatalogus voor
kantoorbenodigdheden:
• Mededeling aan de leveranciers dat zij er voordeel bij hebben duurzame goederen en diensten
aan te bieden in hun bestekken
• Sinds 2009: sensibilisering van de projectleiders via de hernieuwde “Goede Praktijken DIRCOM”
van de noodzaak prioriteit te geven aan duurzame oplossingen bij het realiseren van projecten
• 2010: Interne opleidingssessie en sensibilisatie van het personeel van de Stafdienst Budget, Begroting en Logistiek.
• 2012: Deelname aan vormingssessies voor overheidsaankopers georganiseerd door de POD
Duurzame Ontwikkeling;
• 2010-2013: Aandacht voor de integratie van duurzaamheidcriteria in onze aankoopbestekken en
bestekken voor de levering van diensten; onderwerp van een thesis door een medewerker.
Balans op het einde van de 2de cyclus (juli 2010 - juni 2013)
Om diverse redenen is het beleid en de opvolging van de duurzame aankopen geen gemakkelijke
taak gebleken. Gaandeweg zijn de inzichten evenwel gegroeid en in het 3de jaar van de 1ste cyclus
werd ook een geheel nieuw monitoringsysteem uitgewerkt voor de dienst Economaat. Ook is een
bijsturing nodig gebleken van de selectiecriteria van het Economaat en inzake de
duurzaamheidscriteria in onze bestekken. (Voor het beleid inzake de aankoop van voertuigen
verwijzen wij naar het punt 5.1. Mobiliteit). Wat de resultaten betreft, konden wij reeds op het
einde van de 1ste EMAS-cyclus van een succes spreken. Weliswaar is de doelstelling van 100 %
duurzame aankopen utopisch gebleken, met een aandeel van 66 % % duurzame aankopen – zowel in
waarde als in bestelbonnen uitgedrukt - mag de vooruitgang die de FOD MV heeft geboekt als een
sterke prestatie worden beschouwd.
45
Precisering: de cijfers “duurzame aankopen” betreffen tot nog toe geenszins het geheel van
overheidsopdrachten van de FOD MV, maar enkel de categorieën van producten opgenomen in de 2
federale omzendbrieven betreffende duurzame aankopen, dus vnl. economaat, reinigingsmiddelen,
meubilair, verlichting en voertuigen. Verdere vooruitgang zal niet enkel afhangen van onze eigen
inspanningen, maar ook van het aanbod aan duurzame producten op de markt.
Door de invoering van het nieuwe FEDCOM-boekhoudprogramma bij onze Federale Overheidsdienst
is het tijdelijk moeilijk geweest over cijfermatige data te beschikken die de registratie van de
duurzame aankopen oplijsten. De situatie werd nog bemoeilijkt door een aantal personeelswissels.
Daardoor kunnen we de indicatoren met betrekking tot de duurzame aankopen niet evalueren voor
onze 2de EMAS-cyclus.
Dit betekent niet dat de aankopers er tijdens deze cyclus niet evenzeer naar gestreefd hebben
zoveel als mogelijk duurzame producten en diensten aan te kopen. De veelheid aan zgn. groene
labels en andere pogingen tot “greenwashing” van producten maakt deze taak er alleen niet
makkelijker op. Intussen wordt naar werkbare oplossing gezocht zodat de registratie van de
duurzame aankopen kan hervat worden. Bij de start van de 3de EMAS-cyclus werden hiertoe de
nodige milieuverantwoordelijken aangeduid.
Doelstellingen voor de 3de EMAS-cyclus (medio 2013- medio 2016):
• De initiatieven van de vorige EMAS-cycli voortzetten ;
• Bovenop de wettelijke verplichtingen de markt voor duurzame goederen ondersteunen,
weliswaar binnen de budgettaire beperkingen;
• Om de toekomst voor te bereiden, extra aandacht besteden aan de vorming van de
medewerkers die direct betrokken zijn bij het aankoopbeleid, in het bijzonder van de nieuwe
dienst “Overheidsopdrachten” bij de directie Budget en Begroting;
• verdere integratie van duurzaamheidscriteria in àlle de bestekken voor de levering van
goederen en diensten.
Indicatoren:
• percentage aankopen die beantwoorden aan de criteria van de “Gids voor duurzame aankopen”;
• percentage bestekken voor de levering van goederen en diensten waarin duurzaamheidscriteria
zijn opgenomen;
• aantal initiatieven bovenop de wettelijke verplichtingen voor federale departementen ter
ondersteuning van de markt voor duurzame producten.
46
6. Administratieve vereenvoudiging en e-government
6.1. Inleiding
De milieuvoordelen van initiatieven inzake Administratieve vereenvoudiging en e-government staan
buiten kijf: daling van het papierverbruik, bezuiniging op een groot aantal verplaatsingen,
zowel van ambtenaren als van burgers en stakeholders. Deze milieuwinsrt blijft stevif oevereind
ook wanneer men rekening houdt met de extra ICT-infrastructuur en het feit dat ook “the Cloud”
veel energie opslorpt.
De FOD MV is een pionier onder de overheidsdiensten inzake e-government door het succes van
zijn in 2005 opgestart project voor de elektronische inschrijving van voertuigen via het internet
en de distributie van nummerplaten via bpost met WEB-DIV. De voorbije jaren kwamen daar een
groot aantal initiatieven bij, ook voor de periode 2013-2016 staan er heel wat projecten op stapel.
Deze projecten werden ook door de Dienst Administratieve Vereenvoudiging gevolgd en opgenomen
in het Federaal Actieplan Administratieve Vereenvoudiging 2012-2015, dat zesmaandelijks wordt
bijgewerkt. Ieder van de hier opgesomde initatieven wordt toegelicht in de commentaren bij de
EMAS-acties van de betrokken diensten: zie per directoraat-generaal of stafdienst in het hoofdstuk
7 “Indirecte aspecten”.
Doelstelling: Transportvermijding burgers en stakeholders (en minder papierverbruik).
Taakstelling: minimum 1 initiatief van e-government per Stafdienst of DG /jaar.
Een greep uit eerdere realisaties in e-government, waarop de huidige projecten vaak verder
bouwen:
•
•
•
•
•
•
•
•
WebDIV (zie hieronder) - DGWVVV
Webteuv (eerste versie, zie hieronder) - DGWVVV
Digitalisering van procedures bij de dienst Homologatie voertuigen (Bevasys) - DGWVVV
Wegverkeer: elektronische aanvragen van vergunningen - DGWVVV
Eerste luik van de Kruispuntbank voertuigen (Mobivis) - DGWVVV
Railinvest en Web Rail invest - DGDMSB
Maximale online beschikbaarheid van statistieken en studies over mobiliteit (DGDMSB)
Computergestuurde examens bekwaamheidsbewijzen binnenvaart – DGMV, naar analogie van
eerdere verwezenlijkingen bij DGWVV en DGLV
• gedigitaliseerde inspectieverslagen haveninspecteurs – DGMV
• digitaliseringsprojecten bij DVIS
Voor de hele periode 2008-2012 is er een daling van 1.687 ton CO² uitstoot gerealiseerd en zijn er
495.26 bomen minder verbruikt. (bron: DAV)
47
Milieu-impact projecten administratieve vereenvoudiging
De projecten hernomen in dit rapport hebben allen een impact op het milieu, ze vermijden
overbodige verplaatsingen en/of doen het papierverbruik dalen door in te zetten op elektronische
procedures.
Een aantal van de hernomen projecten worden sinds een aantal jaren gevolgd door het meetbureau
(KPMG) dat werkt in opdracht van de Dienst Administratieve Vereenvoudiging. Het meetbureau
drukt deze impact uit in een aantal kerncijfers. Voor de hele periode 2008-2012 is er een daling van
1.687 ton CO² uitstoot gerealiseerd en zijn er 495.26 bomen minder verbruikt (bron: DAV). Deze
cijfers geven slechts een partieel zicht op de gerealiseerde milieu-impact, want ze betreffen
slechts een greep uit de projecten.
Voor de nieuwe EMAS-cyclus, dient bekeken te worden hoe wij de milieu-impact beter kunnen
volgen en dit voor alle lopende e-govprojecten. Hiertoe zal overleg gepleegd worden met de DAV
en het meetbureau, maar vereist een grondige analyse van de procedures die gepaard gaan met de
vereenvoudiging.
6.2. Gerealiseerde en lopende projecten met milieu-impact
Transversaal
Het project Mobi4u beoogt een nieuwe manier van werken binnen de FOD Mobiliteit. Er wordt ingezet op alternatieve manieren van werken zoals het telewerk en het werken in
satellietkantoren, waardoor het aantal verplaatsingen naar kantoor gereduceerd worden. Hoewel
zeer veel personeelsleden gebruik maken van het spoorvervoer gezien de goede bereikbaarheid van
het City Atrium en dit wel een duurzame vervoersmodus is, heeft met name het telewerk ook een
impact op de voor-en natrajecten naar de stations waarvan de personeelsleden gebruik maken. De
milieu-impact is hiervan nog niet gekend.
De nieuwe manieren van werken hebben ook een impact op de interne werkorganisatie. Om
telewerk en satellietwerk mogelijk te maken zal voor de volgende EMAS-cyclus maximaal ingezet
worden op digitalisering, zodat we kunnen evolueren naar een papierarme organisatie. Hiertoe
moet ook werk gemaakt worden van de elektronische dienstverlening naar de klanten en burgers
toe.
DGWVVV:
Gerealiseerd:
• WEBTEUV II - aanvraag en aflevering van vergunning uitzonderlijk vervoer: De aanvrager
krijgt de mogelijkheid om online een aanvraag voor vergunning uitzonderlijk vervoer in te
dienen, de status van zijn dossier na te kijken, vragen om bijkomende informatie te ontvangen
en te beantwoorden. De vergunning wordt per e-mail afgeleverd.
Deze applicatie werd na de eerste lancering nog verder verfijnd en is begin januari 2013 in
productie gegaan zodat de e-gov impact nog groter is: 96% van de aanvragen lopen volledig via
elektronische weg. Meer gedetailleerde info verder in hoofdstuk II.
• iFast - Vereenvoudiging conformiteitscontrole bij de constructeurs zelf: Toelaten dat de
erkende constructeurs, die aan bepaalde voorwaarden voldoen, zelf de conformiteitscontroles
uitvoeren voor de voertuigen die ze produceren. De informatie m.b.t. deze voertuigen wordt op
gestructureerde wijze doorgestuurd naar de FOD. Dit project is gerealiseerd sinds juli 2013. Een
verdere uitbreiding van het toepassingsgebied wordt onderzocht.
Deels gerealiseerd, deels lopend of in uitrol:
• Operationalisering van de Kruispuntbank Voertuigen en aanpassing van de verschillende
bestaande inschrijvingsprocedures (DIV New).
• DIVnew gerealiseerd en geïmplementeerd vanaf 4 mei 2012. Sindsdien wordt DIVnew
permanent operationeel opgevolgd. DIVnew is immers de basis waarop en waarrond de
Kruispuntbank voertuigen zich ontwikkelt.
48
• Het koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de
Kruispuntbank voertuigen werd door de Koning ondertekend op 8 juli 2013 en in het Belgisch
Staatsblad gepubliceerd op 22 augustus 2013. De inwerkingtreding is voorzien op 1 september
2013. Vanaf 1 september 2013 zullen echter nog lang niet alle gegevensuitwisselingen
operationeel zijn.
49
DG Maritiem Vervoer
Immers zijn nog enkele technische ontwikkelingen nodig. Stapsgewijs worden afspraken
gemaakt met de betrokken stakeholders (Rijskregister, Febiac, Federauto, FOD Fin., KBO, Goca,
Politie, enz.). Naast de gegevensuitwisseling voorziet de Kruispuntbank voertuigen ook in een
traceerbaarheid. De eerste fase hierin, de verplichte registratie van de voertuigen in de
Kruispuntbank voertuigen, voorafgaandelijk aan de inschrijving, zal in werking treden op 1
oktober 2014.
• MERCURIUS: rijbewijs bankkaartmodel en kruispuntbank rijbewijzen (Richtlijn 2006/126/CE)
Omzetting van de richtlijn, rollout nieuwe model in alle Belgische gemeenten, massale
omwisseling van de rijbewijzen vóór 2033, waarschijnlijk tegelijkertijd met de uitreiking van de
nieuwe eID’s om de 10 jaar.
Het rijbewijs in bankkaartmodel werd veralgemeend. Vanaf 1 mei 2013 reikt elke Belgische
gemeente het nieuwe model rijbewijs uit.
De massale omwisseling van de in omloop zijnde rijbewijzen zal vanaf 2017 georganiseerd
worden.
De kruispuntbank rijbewijzen zal in de toekomst links realiseren met:
1. Cronos: voor de examenresultaten (link operationeel in september 2013)
2. E-healthplatform: ongoing (voor de medische attesten)
3. Justitie: ongoing (voor het verval/herstel van het recht tot sturen
Gerealiseerd:
Web-flag en Web-imma - De registratie van pleziervaartuigen op zee (Vlaggenbrieven) en de
registratie van pleziervaartuigen op de binnenwateren (Immatriculatieplaten) is nu ook mogelijk
via het Web, naar analogie met WebDIV. De applicatie is begin 2013 in productie gegaan.
Geplande projecten:
• Vereenvoudiging examens pleziervaart - De applicatie met examens via meerkeuzevragen
ontwikkeld in het kader van de examens rijbewijzen, binnenvaart … zal ook worden gebruikt
voor de examens pleziervaart. Er wordt een interface uitgewerkt waarbij klanten zelf kunnen
kiezen waar en wanneer ze het examen wensen af te leggen. Er werd toestemming verkregen
van het Rijksregister voor de aanloggingsprocedure. De examenvragen zijn gereed. De
applicatietesten moeten nu beginnen en de toepassing zal operationeel zijn einde 2013.
• e-STCW vaarbevoegdheidsbewijzen zeevarenden - Vlottere afhandeling van afgifte van
vaarbevoegdheidsbewijzen voor de koopvaardij. Partnership met de betrokken rederijen via een
“designated person” van de rederij die de individuele dossiers op een standaardwijze
samenstelt; snellere afhandeling door de FOD en controle a posteriori. De applicatie is in
productie gegaan, verdere uitbreidingen zijn voorzien in de loop van 2014, oa naar de reders
toe (projecten e-flag en e-crew).
• Keuring bedrijfswagen op het bedrijf zelf - Doelstelling van dit project is het wagenpark van
bedrijven te keuren ter plaatse, indien hun werkplaats hiertoe over het vereiste materiaal
beschikt. Zo worden nodeloze verplaatsingen vermeden.
Het project is in uitvoering in testfase, nadien wordt een evaluatie gedaan en al dan niet
verdergewerkt in dit project.
• BERRU of het centraal register van wegvervoersondernemingen (goederen en reizigers) dat
deels zal fungeren in een Europees netwerk.
Beoogde administratieve vereenvoudigingen zijn oa: de link met andere databanken (eerste
stap); elektronische vergunningsaanvragen en een account voor de vervoersmanager (tweede
stap) enz.
B-ERRU zal gedeeltelijk in productie gaan op 01/10/2013 en hiermee de huidige databank
TRANSIS grotendeels vervangen. De tweede fase (digitalisering en aanpassing wetgeving) is
voorzien voor de tweede helft van 2014
• Nieuwe functionaliteiten via WebDIV+ - De WebDIV-toepassing zal worden gemoderniseerd en
hierbij zullen nieuwe functionaliteiten worden ingevoerd, aan de hand van deelprojecten.
Vanaf 01/01/2014 wordt het gebruik van de applicatie WebDIV verplicht telkens wanneer de
mogelijkheid hiertoe bestaat (KB 12/07/2013 tot wijziging van KB 20/07/2001 betreffende de
inschrijving van voertuigen).
De verlenging van commerciële nummerplaten via WebDIV (in overleg met BTW) wordt ook
onderzocht.
DG Luchtvaart
Er zijn onlangs drie projecten opgestart die oa. de digitalisering van procedures en dus ook het
tegengaan van papierverspilling beogen:
• Een elektronische en vereenvoudigde procedure voor de inzet van onbemande drones;
• Een digitale procedure voor de vergunningen onderhoudspersoneel luchtvaartuigen (Part 66);
• Een geïnformatiseerd systeem voor het beheer van de aanvragen “Known Consignors”
Deze drie projecten worden opgestart in het najaar van 2013.
50
51
6.3. Toelichting bij bepaalde projecten die onderzocht zijn
door het meetbureau (KPMG) dat werkt voor DAV (bron: meetrapport 2012)
DG Maritiem Vervoer
Sinds 1 juli 2011 bestaat de mogelijkheid in België om een Internationaal Certificaat voor de
bestuurder van een pleziervaartuig (ICC) te bekomen. In België bestaan reeds verschillende types
van vaarbevoegdheidsbewijzen voor de pleziervaart: beperkt en algemeen stuurbrevet, brevet
yachtman en brevet yachtnavigator. Het probleem stelt zich in het buitenland waar deze
tweetalige N-F documenten niet steeds worden (h)erkend hetgeen tot rechtsonzekerheid leidt voor
de pleziervaarder en wat het in bepaalde gevallen onmogelijk maakt om een pleziervaartuig te
huren. Dit wordt nu opgelost indien men een ICC aanvraagt. Door de invoering van het ICC zullen
de lasten voor burgers, meer bepaald voor de pleziervaarders, jaarlijks stijgen met € 1.650.060.
De FOD Mobiliteit heeft er wel voor gezorgd dat alles elektronisch verloopt (de erkenning van de
instellingen, de uitnodigingen tot betaling, de verificaties, het drukken van de kaart, etc.). Dit
heeft er voor gezorgd dat er de wachttijden voor burgers tot een minimum beperkt blijven. Door
de elektronische communicatie worden er ook qua beheerskosten bij de overheid (papierverbruik,
personeelskosten, telefoonkosten, postzegels, etc.) heel wat bespaard. Deze besparingen
(beheerskosten, wachttijden, etc.) liggen niet in de scoop van deze meting en zijn dus niet in
rekening gebracht.
Makelaars, verzekeringsmaatschappijen en leasingfirma’s kunnen zelf de voertuigen van hun
klanten inschrijven via de webDIV-toepassing. In 2012 werden 1.185.753 voertuigen via webDIV
ingeschreven, wat overeenkomt met 73,42% van alle inschrijvingen. Dit is een procentuele toename
in elektronische inschrijvingen met 0,97% t.o.v. 2011. Hoewel het procentueel gebruik van webDIV
gestegen is, is het totaal aantal inschrijvingen in 2012 gedaald t.o.v. 2011. Hierdoor kunnen we
dit jaar geen lastendaling rapporteren voor de WebDIV applicatie. Mogelijke verklaringen voor de
daling van het aantal inschrijvingen in 2012 zijn de economische crisis en de afschaffing van het
fiscale voordeel voor bepaalde wagens, waardoor er eind 2011 nog veel wagens zijn aangekocht en
ingeschreven. Indien alle voertuigen via de webDIV applicatie ingeschreven zouden worden, dalen
de administratieve lasten voor ondernemingen potentieel met €81.519.624 ten opzichte van een
systeem waarin alle inschrijvingen bij de DIV gebeuren (administratieve last van €159.100.660).
Sinds 2002 werd er een lastendaling van €72.540.021 gerealiseerd. Er kan dus nog een bijkomende
verlaging van de administratieve lasten van €8.979.604 gerealiseerd worden in de toekomst.
DG Wegvervoer en Verkeersveiligheid
Sinds januari 2011 kan de transportsector gebruik maken van de nieuwe internetapplicatie voor
uitzonderlijk vervoer, WebTEUV. Via WebTEUV kunnen de transporteurs hun vergunningsaanvraag
voor uitzonderlijk vervoer elektronisch aanvragen en beheren. In 2012 maakte 96% van de
transporteurs reeds gebruik van de WebTEUV-applicatie. De overige 4% dienden hun
vergunningsaanvraag in op papier. Het gebruik van de WebTEUV-applicatie brengt een lastendaling
met zich mee van € 60.354 ten opzichte van 2011. Dit betekent dat sinds de invoering van de
WebTEUV applicatie in 2011, de administratieve lasten gedaald zijn met € 1.692.689. Als alle
vergunningsaanvragen voor uitzonderlijk vervoer via de WebTEUV applicatie zouden verlopen, kan
men nog eens € 202.988 extra besparen en zouden de administratieve lasten in totaal gedaald zijn
met € 1.895.677.
De WebTEUV applicatie is een voorbeeld van hoe een e-governmenttoepassing meer kan betekenen
dan louter informatiseren. E-government laat toe om de papierstroom tussen de overheid en de
burgers en ondernemingen geleidelijk te vervangen door een elektronisch alternatief. Het
vervangen van een papieren procedure door een elektronische applicatie kan leiden tot een
belangrijke vermindering van de administratieve lasten voor de burgers, ondernemingen en de
betrokken overheidsdiensten. Om deze besparing te realiseren, is het uiteraard belangrijk om de
gebruiksvriendelijkheid van deze toepassingen te maximaliseren en om voldoende ruchtbaarheid
te geven aan het bestaan van de elektronische platformen. Naast het verminderen van de
papierstroom zorgen e-governmenttoepassingen ook voor een verhoging van de flexibiliteit (De
burgers en ondernemingen zijn niet langer gebonden aan openingsuren van administraties en men
moet geen overbodige verplaatsingen meer maken).
52
53
7. De indirecte milieuaspecten: EMAS-acties van het type
“Opdrachten”
7.1. Integratie van het leefmilieu in de core business van de
FOD
In het kader van de invoering van het Milieubeheersysteem op basis van de EMAS-Verordening, is de
FOD Mobiliteit en Vervoer in 2006 overgegaan tot een grondige initiële analyse van alle indirecte
effecten op het leefmilieu van zijn core business, de zgn.”opdrachten”.
Deze milieuanalyse werd herhaald ter voorbereiding van de actieplannen voor de 2de cyclus
(medio 2010-medio 2013) en in het eerste semester 2013 ter voorbereiding van onze 3de EMAScyclus (medio 2013-medio 2016). Hiertoe werd sinds 2010 een nieuwe procedure voor de inschaling van de milieu-impact uitgewerkt, geheel conform Bijlage I van EMAS III (Verordening (EG) Nr.
1221/2009). Alle kerntaken werden overlopen en de daarmee overeenstemmende milieueffecten
werden opgelijst aan de hand van de volgende criteria:
• impact van de activiteit op de staat van het leefmilieu, zowel qua directe als qua indirecte
aspecten
• lokalisatie van de activiteit in het gebouw City Atrium
• milieuwetten en –reglementen die van toepassing zijn
• Impact van het directiecomité van de FOD MV.
De doelstellingen en taakstellingen in EMAS-actieplannen van de directoraten en de betrokken stafdiensten worden daarbij herbekeken om na te gaan of elke vorm van milieurisico in de significante
diensten en processen wel op passende wijze is afgedekt. Gelet op de vervuilende aard van mobiliteit en transport is er heel wat materie. Ook het potentieel inzake administratieve vereenvoudiging en e-government is groot.
7.2. Naar een meer transversale benadering van het vervoerbeleid en naar projecten van e-government
Met de integratie begin 2009 van de leefmilieudoelstellingen van het Managementplan Mobilit+
kreeg het EMAS-beleid er een dimensie bij. In deze context gaat het vooral om een nieuw type
horizontaliteit tussen de volgende materies: transport en mobiliteit, leefmilieu, energie, duurzame
ontwikkeling en ruimtelijke ordening, om zo te komen tot een meer duurzame mobiliteit. Deze
doelstelling was de aanleiding tot de oprichting in 2010 van een transversale directie, de Directie Duurzame Mobiliteit en Spoorbeleid die op 1 januari 2013 een volwaardig directoraat-generaal
werd.
Bij de opheffing van het DG Vervoer te Land op 1 januari 2013 werden de bevoegdheden en
daarmee samenhangende EMAS-acties verdeeld over drie andere DG’s:
• de resterende taken inzake spoorwegaangelegenheden gingen naar het nieuwe DG Duurzame
Mobiliteit en Spoorbeleid;
• De regelgeving inzake de Binnenvaart werd overgeheveld naar het DG Maritiem Vervoer;
• De regelgeving inzake wegverkeer ging naar het DG Wegverkeer en Verkeersveiligheid, voorheen
DG Mobiliteit en Verkeersveiligheid.
Ook werd in het kader van een verhoogde kwaliteit van de dienstverlening - reeds een kernpunt in
het beleid - de volgende stap gezet: de ontwikkeling per transportmodus van minimum één
belangrijke toepassing van e-government. Naast administratieve vereenvoudiging, kunnen deze
projecten, bijvoorbeeld, een serieuze bijdrage leveren tot de reductie bij onze FOD, én bij de
burgers en de stakeholders, van het verbruik van papier, brandstof alsook van het aantal verplaatsingen. Zie Punt 6 van deze Milieuverklaring.
In de Milieuanalyse ligt voor de “core business” van de FOD MV de klemtoon op de milieuwetten
en –reglementen die van toepassing zijn of die verbonden zijn met de activiteiten die deelnemen
aan de voorbereiding en de implementatie van het mobiliteits- en vervoerbeleid (de aanbevelingen
van de federale, Europese en internationale milieuwetgeving, in casu de algemene beleidsnota, de
Europese richtlijnen en de internationale verdragen en, in mindere mate, de Federale Plannen voor
Duurzame Ontwikkeling, gelet op de langdurige politieke blokkering ter zake). Ook de mate waarin
de FOD MV greep heeft op de betrokken materie is bepalend.
Omwille van de geplande integratie van het DG Luchtvaart in het gebouw City Atrium is ook dit
directoraat betrokken bij de Milieuanalyse. Hetzelfde geldt voor de Directie Vervoerinfrastructuur
van het DG Wegverkeer en Verkeersveiligheid - gevestigd zijn in een gebouw in de Voorlopig Bewindstraat - waarvoor een 2de EMAS-site wordt opgestart eind 2014.
54
55
7.3. Biodiversiteit
7.4. Overzicht per DG
• Voor het DG Maritiem Vervoer behoorde tot de belangrijkste milieudoelstellingen van de cyclus
2007-2010 de Omzetting in Belgisch recht van het AFS Verdrag (Anti-Fouling System Treaty).
Met dit internationaal verdrag werd een definitief verbod opgelegd voor het gebruik van
“antifouling” verven op de schepen om de schadelijke gevolgen van de organische
tinverbindingen voor het mariene milieu en voor de gezondheid van mens en dier te
verminderen.
7.4.1. DG Duurzame Mobiliteit en Spoorbeleid
Op gebied van biodiversiteit, organiseren de Directoraten belast met de reglementering van het
Spoorvervoer en van Maritiem Vervoer reeds sinds 2007 specifieke acties. Enkele voorbeelden:
In de cyclus 2007-2010 legde de Dienst Spoorbeleid via het Beheerscontract van de Federale Staat
met de Groep NMBS een verplichting op tot ecologisch bermbeheer gericht op meer biodiversiteit,
in samenwerking met de vzw Natuurpunt. Deze praktijk maakt intussen deel uit van de eigen plannen voor milieuzorg van de spoorwegmaatschappij.
• In de cycli 2007-2010 en 2010-2013 streefde het DG Maritiem Vervoer naar de ratificatie door
België van het Ballastwater Management Verdrag in de strijd tegen de introductie van exoten.
Ballastwater moet in principe geloosd worden waar het opgenomen wordt. Dit is niet evident
gezien het mondiale karakter van het maritiem vervoer. Daarom worden zuiveringssystemen
geïnstalleerd die het mariene milieu moeten beschermen tegen “exotische” organismen uit het
water. De opzettelijke of onbedoelde introductie van uitheemse of nieuwe soorten in een
bepaald deel van het mariene milieu kan daarin immers aanmerkelijke en schadelijke
veranderingen teweegbrengen, zowel aan ecosystemen als aan infrastructuur. Het verdrag dat
dit verplicht moet maken is ondertussen door een dertigtal landen geratificeerd, waaronder
België. De voorwaarden voor inwerkingtreding van het Verdrag zijn nog niet voldaan en het DG
Maritiem Vervoer zet zijn inspanningen binnen de IMO voort tijdens 3de EMAS-cyclus 2013-2016.
• Eveneens tot de doelstellingen voor de cyclus 2013-2016 van het DG Maritiem Vervoer behoort
het uitwerken van de Mariene Ruimtelijke planning. Door het opmaken van een plan met
doelstellingen inzake economische ontwikkeling en milieubescherming zal men de druk op het
milieu binnen de perken kunnen houden bij het benutten van de maritieme ruimte voor
meervoudig gebruik. Daarbij zal men zelfs nieuwe opportuniteiten kunnen scheppen voor
milieuzorg door bijvoorbeeld te voorzien in artificiële eilanden waarvan sommigen als
broedgebied voor vogels of als zeehondeneiland kunnen dienen.
Om de monitoring te verzekeren van de projecten die gericht zijn op biodiversiteit en diensten die
werken met ecosystemen, moeten er indicatoren tot stand komen, die betrekking hebben op de
biodiversiteit. Hiervoor namen onze medewerkers van de FOD MV, in de lente van 2012, deel aan
een opleiding over biodiversiteit georganiseerd door het DG Leefmilieu en de FOD Volksgezondheid,
Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu in samenwerking met het Instituut voor
Natuurwetenschappen. Zie hierover meer onder het punt 3.6. EMAS-Opleidingsacties.
56
De driejaarlijkse actieplannen voor het luik “Opdrachten” worden op basis van de Milieuanalyse
voor elk van de directoraten-generaal gedefinieerd door de EMAS- Coördinator in samenspraak met
de Voorzitter en de respectieve directeurs-generaal en hun vertegenwoordigers in de Cel
Duurzame Ontwikkeling. Voor elke doelstelling van het meerjarenplan definiëren zij jaarlijks meer
gedetailleerde acties: de taakstellingen. De milieuacties worden geselecteerd op basis van hun
technische haalbaarheid, van de human resources, van de beschikbare financiële middelen en van
de beheersimpact van de FOD. De rapportage over de acties wordt per kwartaal opgesplitst om de
opvolging ervan te vergemakkelijken.
Dit nieuwe Directoraat-Generaal werd formeel opgericht op 1 januari 2013 en bestaat uit 3
diensten, met een eigen actieplan in ons EMAS-MBS:
• DE DIRECTIE MOBILITEIT
• DE DIRECTIE INTERMODALITEIT
• DE DIRECTIE OVERHEIDSBEDRIJVEN EN SPOORBELEID
Opdrachten en strategische doelstellingen
De kernopdracht van het DG Duurzame Mobiliteit en Spoorbeleid bestaat erin tot een
transversaal en milieubewust mobiliteitsbeleid te komen. Ze voert mobiliteitanalyses uit en levert
relevante indicatoren en de nodige juridische instrumenten voor de uitwerking van een duurzaam
beleid.
De Directie Mobiliteit
Strategische doelstelling
Het transport mag dan van essentieel belang zijn voor de economische groei van het land, vast
staat dat transport ook een zeker aantal negatieve effecten heeft. Verkeersopstoppingen,
verkeersongevallen, problemen met de luchtkwaliteit (o.a. fijn stof) en op langere termijn,
klimaatproblemen door het aandeel van het vervoer in de CO2-vorming.
De impact van mobiliteit en vervoer op het milieu heeft vele aspecten: de klimaatdoelstellingen
(CO2-reductie), luchtkwaliteit (reductie fijn stof en andere emissies) en levenskwaliteit. Om die
impact onder controle te houden moet op federaal niveau – in overleg met de Gewesten –
doelstellingen worden opgesteld. Vervolgens moet door middel van meetinstrumenten (indicatoren)
en juridische instrumenten op de verwezenlijking van deze doelstellingen worden toegezien. Eén
van de belangrijkste instrumenten om te waarborgen dat de transportsector op significante wijze
zou bijdragen tot de duurzame ontwikkeling en dan vooral tot het aspect leefmilieu ervan, is de
internalisering van de externe kosten. De Dienst Mobiliteit draagt hiertoe bij met zijn analyses over
alle modi heen en zijn beleidsvoorstellen inzake duurzame mobiliteit.
57
Resultaten van de 2de EMAS-cyclus (medio 2010-medio 2013):
Internalisering externe kosten van het vervoer als instrument van duurzame mobiliteit
Een belangrijke EMAS-doelstelling van het actieplan is zorgen voor een vernieuwende bijdrage aan
de voorbereiding van het Europees beleid voor een totale aanpak van het duurzame vervoer
(2020-2050) en de Europese positie in het vooruitzicht van de VN-klimaatconferenties.
Wat de beleidsvoorstellen over duurzame mobiliteit betreft, werd tijdens het Europese
Voorzitterschap van België in de 2de helft van 2010 een belangrijk succes geboekt. Het betreft
onze voorstellen in verband met de invoering van het Eurovignet in de Europese Unie voor het verkeer op de Europese wegen. Een definitief akkoord met het Europees Parlement en de Commissie
werd bereikt in juni 2011.
Het Eurovignet is een instrument om het wegverkeer voor een deel de eigen milieukosten te doen
dragen. Het belang hiervan op termijn mag niet worden onderschat, gelet op het feit dat de 28
lidstaten van de Europese Unie nu over een concreet juridisch instrument beschikken om vervuilende emissies, geluidsoverlast en verkeerscongestie te verminderen.
Het Eurovignetakkoord is niet het enige dossier van de Directie Mobiliteit in het kader van deze
doelstelling. Tussen medio 2011 en medio 2012 leverde deze dienst ook een bijdrage aan de
herziening van de Europese richtlijn inzake de belasting op energie (Energy Taxation Directive).
De herziening van deze richtlijn biedt de mogelijkheid om een groenere belasting te heffen: een
verschuiving van de belastingen op arbeid naar taksen op energie en op milieuvervuiling. Dit kan
resulteren in meer jobs en economische groei. Volgens het voorstel van richtlijn zou in de praktijk
de minimale accijns op brandstof voor transport, op basis van de CO2-uitstoot (20 EUR/ton CO2
vanaf 2013) en de energie-inhoud (9,6 EUR/GJ vanaf 2018) worden vastgelegd. Bijgevolg zou het
minimum accijnstarief op diesel geleidelijk worden verhoogd en in 2018 hoger liggen dan dat op
benzine (de energie-inhoud van diesel is hoger dan die van benzine). Uit milieuoogpunt zorgt een
verhoging van het minimum accijnstarief op diesel voor een vermindering tegen lage kosten van de
CO2-uitstoot en andere verontreinigende stoffen (fijn stof en NOx). Er moet wel worden opgemerkt
dat een mogelijke verhoging van de minimale accijns op diesel op Europees niveau zeer weinig
invloed zal hebben in België zelf, omdat hier de huidige accijns op diesel nu al boven deze
Europese minimumwaarden uitsteekt.
Dit omvat o.m. het actualiseren van het Bedrijfsvervoerplan dat in 2010 door Brussel Leefmilieu
werd goedgekeurd en de implementatie en opvolging van het nieuwe ambitieuzere
“mobiliteitsplan” voor het personeel en de bedrijfsvoertuigen. Tijdens het eerste semester 2012
kwam daar de voorbereiding bij van een “Smogalarmplan”. Dit extra luik van het verplichte
Bedrijfsvervoerplan werd tijdig ingediend bij Brussel Leefmilieu. Voor de verwezenlijking van deze
doelstelling werd een samenwerkingsverband opgezet met de Stafdienst P&O en de Dienst
Logistiek. Zie punt 5.1. “Mobiliteit van het personeel”.
Ontwikkeling van de kennis over duurzame mobiliteit / raamcontract met het Federaal Planbureau
Het grootste structurele project op wetenschappelijk vlak is de samenwerking tussen de FOD
Mobiliteit en Vervoer en het Federaal Planbureau, die in 2002 begon en die in 2009 een structurele
basis kreeg.De overeenkomst tussen de FOD Mobiliteit en Vervoer en het Federaal Planbureau heeft
tot doel de ontwikkeling van een set van transportindicatoren, een model voor het voorspellen van
de mobiliteit tot 2030 en de simulatie van de effecten van transport- en beleidsmaatregelen (het
PLANET-model) en specifieke satellietrekeningen voor het transport.
• EMAS-doelstelling: medewerking aan de bepaling van de indicatoren, verzameling van de
gegevens en mededeling/valorisatie van de resultaten om de kennis over duurzaam vervoer en
mobiliteit te verbeteren.
• Resultaat: het modelleringinstrument PLANET, dat door het Federaal Planbureau werd
uitgewerkt in opdracht van de FOD, wordt sinds juni 2008 toegepast. Een reeks projecties over
de mobiliteit in België tot 2030 staan nu ter beschikking van de overheid en de stakeholders om
tijdig een flankerend beleid m.b.t. de verwachte groei van de mobiliteit uit te werken.
• In dit 3de jaar van het 2de EMAS-cyclus (medio 2012-medio 2013) zette de Directie Mobiliteit de
samenwerking verder met het Federaal Planbureau op het vlak van de duurzame
mobiliteitsindicatoren en de thematische analyses. In september 2012 werden op een
symposium in de Facultés St Louis te Brussel de recentste bevindingen voorgesteld van het
Federaal Planbureau in het kader van hun onderzoek naar de Langetermijnperspectieven van de
ontwikkeling van het transport in België.
Daarnaast hebben onze experts ook bijgedragen tot de nota “Elektrische voertuigen” van de FOD
Economie in het voorjaar van 2012, als onderdeel van het onderzoek naar alternatieve
aandrijfsystemen in de transitie naar het post-petroleumtijdperk. Het voorbije jaar 2012-2013
bleven zij hun medewerking verlenen aan het Kennisplatform nota “Elektrische voertuigen” van de
FOD Economie.
Ontwikkeling van een ambitieuzer mobiliteitsplan
Het EMAS-actieplan van de Dienst Mobiliteit omvat ook de ontwikkeling van een meer geavanceerd
mobiliteitsplan gericht op het verbeteren van de luchtkwaliteit en dat bijdraagt tot een
vermindering van de congestie op de wegen via een duurzamere mobiliteit van onze ambtenaren.
58
59
Voorbeelden van de resultaten van het PLANET-model
De hiernavolgende grafiek is afkomstig uit Planning Paper 107(februari 2009),
“Langetermijnperspectieven van de ontwikkeling van het transport in België: projectie van het
referentiemodel”.
Hoe kunnen we de milieu-impact van het verkeer terugdringen? De oplossingen liggen niet voor de
hand.
• PLANET is een computermodel dat door het Federaal Planbureau werd ontwikkeld; het zorgt
voor de simulatie van verschillende beleidsscenario’s voor mobiliteit.
• Op die manier werden voor de mobiliteit van personen en voor het goederenvervoer projecties
ontwikkeld tot 2030 bij ongewijzigd beleid evenals bij diverse beleidsvarianten, waarbij de
weerslag van de economische groei ten opzichte van een referentiemodel op het transport, de
congestie en het leefmilieu werd uitgetest. De studie zelf en de geleidelijk bijgewerkte
mobiliteitsindicatoren in kwestie kunnen permanent op de website van het Federaal Planbureau
worden geraadpleegd.
De Federale Plannen voor Duurzame Ontwikkeling en de bescherming van de biodiversiteit.
De Directie Mobiliteit staat ook in voor de mobiliteitsgebonden aspecten van het federaal beleid
inzake duurzame ontwikkeling en bescherming van de biodiversiteit.
• Sedert 2009 worden de overblijvende acties uit het hoofdstuk Mobiliteit van het Federaal Plan
voor Duurzame Ontwikkeling (FPDO I en II en project FPDO III - 2009-2012) gemonitord.
• Experten van de FOD staan verder in voor de follow-up van de doelstellingen inzake
bescherming van de biodiversiteit, nl. in het spoorvervoer en het maritiem vervoer (cfr.
Jaarverslag van de ICDO (Interdepartementale Commissie voor Duurzame Ontwikkeling). Onze
FOD speelde overigens een voortrekkersrol op dat gebied. In de lente 2012 hebben 6
ambtenaren van de toenmalige Directie Duurzame Mobiliteit en Spoorbeleid en 24 ambtenaren
van het DG Maritiem Vervoer, bij het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen,
een doorgedreven cursus inzake beheer van de biodiversiteit gevolgd. Zie punt 3.6
Opleidingsacties en 7.2. Biodiversiteit.
• De expertise van de Dienst Mobiliteit werd op prijs gesteld bij de ontwikkeling door de ICDO
tussen mei 2011 en mei 2012 van de Langetermijnvisie (2050) met indicatoren voor de
toekomstige beleidslijnen inzake duurzame ontwikkeling, in het bijzonder de LT-visie inzake
mobiliteit en vervoer. De POD DO heeft de resultaten van deze werkzaamheden aan de
Bijzondere Commissie ‘Klimaat en Duurzame Ontwikkeling’ van de Kamer van
Volksvertegenwoordigers voorgesteld op 5 juni 2012. Deze langetermijn-reflectie kadert in de
voorbereiding van het derde Federaal Plan Duurzame Ontwikkeling, overeenkomstig de wet
van 5 mei 1997, die in 2010 werd gewijzigd. De Langetermijnvisie (2050) werd op 13 mei 2013
goedgekeurd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Op basis van deze visietekst werkte
de Directie 8 concrete voorstellen uit van acties voor het 3de Federaal Plan Duurzame
Ontwikkeling (2014-2019) dat evenwel pas onder de volgende legislatuur zijn beslag zal krijgen.
Wetenschappelijke mobiliteitsenquêtes
Eind 2009 maakten wij de lancering bekend van de eerste grote wetenschappelijke enquête naar
de algemene mobiliteit van de Belgen sinds 1999: het project BELDAM (Belgian Daily Mobility) van
de Directie Mobiliteit i.s.m. de POD Wetenschapsbeleid (BELSPO) en de NMBS-Groep.
PLANET - Model Federaal Planbureau - Planning Paper 107 (februari 2009), “Langetermijnperspectieven van de ontwikkeling van het transport in België: projectie van het referentiemodel”.
60
De resultaten van dit onderzoek moeten het toekomstige mobiliteitsbeleid oriënteren. De eerste
resultaten van het onderzoek werden begin 2011 bekendgemaakt. Ze werden intussen aangevuld
met een zeer belangrijk 2de onderdeel: BELDAMplus. BELSPO en de FOD MV hebben inderdaad
beslist de BELDAM-resultaten te verfijnen met de integratie van de onderzoeksgegevens van het
Vlaams Gewest, de statistieken van de openbare vervoersmaatschappijen (De Lijn, MIVB, TEC,
NMBS) en de statistieken uit de authentieke bronnen van de FOD MV (aantal afgelegde kilometers
met motorvoertuigen, wagenpark, resultaten van het driejaarlijks onderzoek “Woonwerkverkeer”). Deze resultaten werden op gedetailleerde wijze geanalyseerd tijdens het eerste
semester 2012 en aan de betrokken overheden en stakeholders meegedeeld. In september 2012
werden de bevindingen van de betrokken academici tijdens een experten-workshop officieel
bekend gemaakt.
61
Het spreekt voor zich dat recente cijfers over de mobiliteit van de Belgische bevolking zowel in
academische kringen, bij beleidsmakers als bij openbaarvervoermaatschappijen reeds jaren met
interesse tegemoet gezien werden. Deze resultaten zijn onontbeerlijk om goede maatregelen te
bepalen die onze verplaatsingsgewoonten duurzamer zullen maken.
http://www.mobilit.belgium.be/data/mobil/BELDAM.pdf
De Federale Diagnose Woon-Werkverkeer - Een sleutelactie van de Dienst Mobiliteit
Alle Belgische ondernemingen en openbare instellingen met meer dan 100 werknemers zijn
wettelijk verplicht om driejaarlijks deel te nemen aan de Federale Diagnose Woon-WerkVerkeer
(Programmawet 8 april 2003). Dit houdt in dat zij een vragenlijst invullen voor elke
vestigingseenheid vanaf 30 werknemers.
Een actief mobiliteitsbeleid dat met de werknemers is overlegd, heeft tal van voordelen voor alle
betrokkenen. Als er ook alternatieve vervoersmiddelen worden aangemoedigd is het bovendien
gunstiger voor het leefmilieu en vanuit het oogpunt van de duurzame ontwikkeling. Deze wettelijke
verplichting biedt dan ook een meerwaarde voor werkgevers en werknemers en bredere
maatschappelijke voordelen.
EMAS-doelstellingen m.b.t. de Federale Diagnose Woon-Werkverkeer:
• In het kader van de optimalisering van de uitvoering van Programmawet van 8 april 2003 een
duurzame mobiliteit in het WoonWerkVerkeer stimuleren:
Balans Federale Diagnose Woon-WerkVerkeer 2011
De resultaten van 2011 wijzen ten opzichte van de cijfers van 2008 op een
daling van het autogebruik met 1,6 % en een lichte stijging van het gebruik van de fiets (+ 0,5 %),
van de trein (+ 1 %) en andere vormen van openbaar vervoer (+ 0,5 %).
Belangrijk is dat er een aanzienlijke stijging is geweest van de maatregelen ten gunste van de meer
duurzame verplaatsingsmodi (+ 16 %), die gepaard ging met een meer actieve betrokkenheid van
de sociale partners (via de ondernemingsraden en de basisoverlegcomités) bij het opstellen van de
driejaarlijkse balans van de al genomen of nog te nemen maatregelen.
Vanuit breder maatschappelijk oogpunt beïnvloedt een rationeler gebruik van de auto de
levenskwaliteit gunstig, zowel op korte termijn, door de vermindering van fijn stof en schadelijke
emissies, als op langere termijn, door de beperking van de broeikasgassen die voor de
klimaatopwarming verantwoordelijk zijn.
Naast de directe voordelen voor de bedrijven, brengt de Federale Diagnose ook een
sneeuwbaleffect teweeg door het mobiliteitsdebat te stimuleren, ook in kleinere bedrijven en
instellingen.
Anderzijds verschaft deze enquête onmisbare beleidsondersteunende gegevens aan de bevoegde
overheden en maatschappijen voor openbaar vervoer om de mobiliteit in België te verduurzamen.
De doelstelling om het overleg binnen de bedrijven en openbare instellingen te stimuleren, werd
dus in ruime mate gehaald, met een groter aantal initiatieven ten gunste van de duurzame
mobiliteit voor gevolg. Het eindrapport is permanent consulteerbaar:
http://mobilit.belgium.be/nl/mobiliteit/woonwerkverkeer/
• Analyse van de resultaten en beoordeling van de efficiëntie van de maatregelen van de
programmawet van 8 april 2003 en van de eventuele aanpassingsvoorstellen om het diagnoseinstrument te verbeteren;
• mededeling aan de bedrijven via een communicatieplan van de resultaten van de driejaarlijkse
federale diagnose woon-werkverkeer, o.m. via de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB),
de Nationale Arbeidsraad (NAR) en het Comité A voor de openbare sector; organisatie van eigen
informatiesessies; op basis van de adviezen van de bovenvermelde instanties, bijwerking van de
procedure;
• e-government: elektronische invoer van gegevens door de werkgevers en elektronische
raadpleging van de resultaten;
• administratieve vereenvoudiging ten behoeve van klanten en stakeholders: verhoogde synergie
met de procedure van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in het kader van de verplichte
bedrijfsvervoerplannen van het Gewest.
• Resultaten op 30.06.2013: alle bovenvermelde doelstellingen werden bereikt in het kader van
de werkzaamheden voor de uitvoering van de 3de Federale Diagnose Woon-WerkVerkeer (2011).
62
63
Doelstellingen 3de EMAS-cyclus (medio 2013-medio 2016)
Het actieplan van de 3de EMAS-cyclus voor de Dienst Mobiliteit breidt de scope nog uit en heeft
andermaal ambitieuze doelstellingen. De meeste acties van de 2de cyclus worden verder gezet:
het betreft immers doelstellingen op langere termijn die niet afgerond kunnen worden binnen de
taakstellingen van één 3-jarige EMAS-cyclus; er zijn evenwel ook nieuwe acties:
• Ontwikkeling van de kennis over duurzame mobiliteit en cijfermatige projecties tot 2030 van
diverse beleidsopties/ voortzetting van het raamcontract met het Federaal Planbureau: nieuwe
matrix voor de projectie van de ontwikkelingen inzake woon-werk- en woon-schoolverkeer en
opsplitsing per gewest van het Planet-model;
• Het ontwikkelen van beleidsondersteunende statistieken en indicatoren m.b.t. mobiliteit en
vervoer (alle modi);
• Europees beleid en klimaatconferenties: opstellen van strategische nota’s en externe
vertegenwoordiging van de FOD MV in een aantal milieugerelateerde dossiers bij de
werkgroepen van CCPIE, SEA, OCW, OESO, International Transport Forum, UNECE Genève, enz.
• Europees beleid en klimaatconferenties : bijdragen tot de ontwikkeling/herziening van
juridische instrumenten om vervuilende emissies, geluidsoverlast en verkeerscongestie aan te
pakken: Herziening van de Energy Taxation Directive, Verordening CO2 car emissions;
Richtlijn inzake hernieuwbare energie ; Fuel quality energy Directive; Eurovignet-Richtlijn, enz
.
• LT-visie inzake mobiliteit en vervoer; nieuw is het uitwerken van 8 concrete maatregelen voor
het 3de Federaal Plan Duurzame Ontwikkeling (2014-2019) in het kader van Langetermijnvisie
(2050) uitgewerkt tijdens de vorige cyclus;
• IBELDAM: nieuwe actualisering tegen 2015 van de enquête Belgian Daily Mobiility (BELDAM 2010)
vijf jaar na de 2de nationale enquête over de mobiliteit van de bevolking;
• BELDAM-resultaten te verfijnen met de integratie van de onderzoeksgegevens van het Vlaams
Gewest, de statistieken van de openbare vervoersmaatschappijen (De Lijn, MIVB, TEC, NMBS)
en de statistieken uit de authentieke bronnen van de FOD MV (aantal afgelegde kilometers met
motorvoertuigen, wagenpark, resultaten van het driejaarlijks onderzoek “Woon-werkverkeer”).
• Voorbereiding van de 3-jaarlijkse Federale Diagnose Woon-Werkverkeer 2014 en voorstellen ter
verduurzaming van het woon-werkverkeer;
• Uitbouw van een SPOC voor de actieve modi: fietsers en voetgangers
7.3.2 De Directie Intermodaliteit
Opdracht en strategische doelstellingen
De opdracht en de strategische doelstellingen houden rechtstreeks verband met de bevordering
van de duurzame mobiliteit via de promotie van de intermodaliteit, vooral van het gecombineerd
vervoer.
De Directie Intermodaliteit binnen het DG Duurzame Mobiliteit en Spoorbeleid stelt zich concreet
tot doel het aantal containers dat per spoor wordt vervoerd te verhogen via subsidiëring van het
gecombineerd vervoer weg/spoor ter compensatie van de hogere transportkosten die met de
overslag van de goederen gepaard gaan. Het betreft in de tijd beperkte, opeenvolgende
subsidiestelsels die door de Europese Commissie zijn goedgekeurd omwille van de bevordering van
het spoor als minder vervuilende transportmodus. Om deze doelstelling te realiseren werd – na
grondige studie – in 2 fasen een wettelijk subsidiestelsel uitgewerkt.
Tijdens de eerste fase (2007-2009) werd de doelstelling om het aantal per spoor vervoerde
containers sterk te verhogen niet helemaal gehaald. Toch werden naar schatting 975.000 containers
van de weg naar het spoor overgeheveld.
Tijdens de tweede fase van dit project van intermodaliteit (2009 - 2012) werden elk kwartaal iets
minder dan 100.000 containers behandeld in dit overslagsysteem weg/spoor. Het gemiddelde ligt
dus hoger dan in de 1e fase. Deze federale subsidiemaatregel voor het gecombineerd vervoer per
spoor voor de periode 2005-2011 werd op vraag van het departement geëvalueerd door Policy
Research Corporation. De steunmaatregel kreeg een gunstige evaluatie qua modal shift naar
alternatieven voor het meer vervuilende wegvervoer en de milieueffecten ervan en de consultant
formuleerde enkele mogelijkheden tot verbetering.
Evaluatie juli 2010 - juni 2013
Gedurende 8,5 jaar (1 januari 2005 tot 30 juni 2013) werd het gecombineerd spoorvervoer van
intermodale transporteenheden gesubsidieerd door de federale overheid en werden aldus
honderdduizenden vrachtwagens op de congestiegevoelige Belgisch wegen vermeden.
De regering besliste de steunmaatregel niet meer te verlengen, waardoor een omgekeerde modal
shift naar de weg van een grote goederenstroom op gang is gekomen. Heel wat containers van en
naar de zeehavens van Antwerpen en Zeebrugge worden via vrachtwagens naar de binnenlandse
terminals vervoerd, waardoor er meer files mogen verwacht worden, wat nadelig is voor het
milieu, het klimaat en de volksgezondheid gelet op de minder vervuilende aard van het
spoorvervoer jnzake emissies, waaronder CO2 en fijn stof.
• Bijdragen tot de ontwikkeling voor eind 2014 van een nieuw Bedrijfsvervoerplan voor site1 (City
Atrium) conform de verplichting opgelegd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij de
structurele wijziging in de bezettingsgraad van het gebouw, de invoering van “Het Nieuwe
Werken” en het nieuwe parkeerreglement / parallelle aanpassing van het Smogalarmplan.
• Optimalisering van de informatieverstrekking via de website
64
65
Doelstellingen 3de cyclus (medio 2013-medio 2016)
• Hervatten steun aan het gecombineerd vervoer weg/spoor omwille van de winst inzake
milieuvervuiling ten opzichte van het zuivere wegvervoer ;
• Indicator: % jaarlijkse stijging van het aandeel van het gecombineerd vervoer weg/spoor
uitgedrukt in aantal containers;
• Hervatten steun aan het verspreid vervoer weg/spoor omwille van de winst inzake
milieuvervuiling ten opzichte van het zuivere wegvervoer ;
• Indicator : % jaarlijkse stijging van het aandeel van het spoor uitgedrukt in volume van
getransporteerde goederen.
7.3.3. De Directie Overheidsbedrijven en Spoorbeleid
Taken en strategische doelstellingen
De Directie Overheidsbedrijven en Spoorbeleid (DOS) van het Directoraat-generaal Duurzame
Mobiliteit en Spoorbeleid is belast met de voorbereiding en de uitvoering van het beleid van de
federale overheid inzake duurzame mobiliteit, en in het bijzonder inzake het vervoer per spoor van
personen en goederen.
Doelstelling in verband met de bescherming van het leefmilieu
Het voornaamste doel is de actieve integratie van de bescherming van het leefmilieu in de
beheerscontracten van de drie vennootschappen van de NMBS-Groep (NMBS-Holding, Infrabel en
NMBS) met de federale Staat. Onder het coördinerend oog van de NMBS-Holding moeten de drie
vennootschappen elk een milieubeleidsplan opstellen en uitvoeren. Deze milieubeleidsplannen
bevatten een stappenplan incl. een concrete kalender voor een EMAS-certificering, of in afwachting
daarvan, een ISO 14001-certificering, voor alle belangrijke gebouwen van de NMBS-Holding en de
NMBS en van de grote werkplaatsen van Infrabel.
In deze milieubeleidsplannen komen ook de volgende aspecten aan bod: beperking van het
energieverbruik en aansporing tot gebruik van milieuvriendelijke energiebronnen, beperking van de
CO2-uitstoot, beperking van lawaai- en trillinghinder, afvalbeheer, bodemzorg, natuur- en
landschapszorg, w.o. ecologisch beheer van waardevolle spoorwegbermen.
Deze plannen werden in 2009 goedgekeurd door de Directie Overheidsbedrijven en Spoorbeleid
(DOS), door de Minister van Overheidsbedrijven, door de Staatssecretaris voor Mobiliteit en de
Minister van Leefmilieu. De vennootschappen leggen elk jaar een gedetailleerd uitvoeringsverslag
aan de DOS voor.
Hieronder enkele concrete voorbeelden van de impact van deze nieuwe verplichtingen inzake
bescherming van het leefmilieu.
• Het beheerscontract onderschrijft intermodaliteit tussen het treinvervoer en het gebruik van de
fiets. Eind 2012 waren 82.398 fietsparkeerplaatsen beschikbaar (d.i. 40% meer dan eind 2007).
Eind 2012 konden fietsers in de grote treinstations terecht bij 42 fietspunten. 31 fietspunten
werken in het kader van een Service Level Agreement (SLA) met de NMBS Holding. In mei 2011
is de NMBS-Holding gestart met een deelfietssysteem (Blue-bike) in de grote Belgische treinstations. 41 treinstations bieden deze dienst aan sedert de lente 2013. De NMBS-Holding biedt ook
meer parkeerplaatsen voor de Cambio-elektrische wagens: 62 in 2012 tegenover 44 in 2011.
Oplaadpalen voor elektrische fietsen en auto’s zullen in de parkings van 34 treinstations tussen
2012 en 2014 geïnstalleerd worden.
66
67
• Volgens het beheerscontract moet de NMBS-Groep ook afval sorteren in de grote treinstations.
Dit was vroeger een pijnpunt. De DOS houdt toezicht op de naleving van deze verplichting.
Vandaag zijn 10 grote treinstations met afvalsorteerbakken uitgerust (zie foto).
Blue-bike
Fietspunt
• Het beheerscontract tussen de federale Staat en de vennootschappen van de NMBS-Groep legt
bovendien een toename van het aantal vervoerde treinreizigers op (25 % meer reizigers
tussen 2006 en 2012, einde van de contractuele periode). Daarmee wil men het gebruik van
meer duurzame vervoermiddelen aanmoedigen en meer verontreinigende individuele
vervoermiddelen ontmoedigen. In het kader van haar EMAS-project controleert de DOS of de
NMBS wel meer reizigers vervoert en meer derdebetalersovereenkomsten sluit. Een evaluatie
van deze ambitieuze doelstellingen wordt het best in cijfers weergegeven. In 2012 heeft de
NMBS 223,3 miljoen reizigers vervoerd. Dit is 0,9 % meer dan in 2011 (221,3 miljoen reizigers)
en een toename met 19 % vergeleken met de cijfers eind 2006 (187,5 miljoen reizigers). De
vooropgestelde toename met 25 % (tegenover 2006), d.i. 234,4 miljoen vervoerde reizigers,
werd eind 2012 niet bereikt. De trend is niettemin positief.
Aantal reizigers NMBS (doelstelling:25%)
240,000
Afvalsorteersysteem in grote stations
• Zoals bepaald in de wet van 13 februari 2006 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor
het milieu van bepaalde plannen en programma’s en de inspraak van het publiek bij de
uitwerking van de plannen en programma’s in verband met het milieu, werd een strategisch
onderzoek uitgevoerd naar de wijze hoe de beoordeling en de inspraak van de burgers, in het
opmaak- en goedkeuringsproces van de toekomstige meerjareninvesteringsplannen van de
NMBS-Groep, kunnen worden geïntegreerd. Dit onderzoek werd in december 2010 afgerond.
• Infrabel werkt gestadig aan een groot programma van renovatie en concentratie van de
seinhuizen. Tegen 2020 moet het huidig aantal van 360 seinhuizen tot 10 teruggebracht worden.
Naast duidelijke voordelen in termen van efficiëntie, zal dit programma het energieverbruik ook
aanzienlijk verminderen, gelet op het kleine aantal te onderhouden en te verwarmen
gebouwen. In 2012 werden 20 seinhuizen in een post geconcentreerd. Eind 2012 bleven er nog
212 individuele seinhuizen over. Eind 2014 zullen er nog 31 overblijven, die in 2020 tot 10 zullen
worden teruggebracht. De 250 oude depots worden gecentraliseerd in 22 Logistieke Centra
Infrastructuur (LCI) en 47 antennes. Eind 2012 waren 23 LCI’s en 21 antennes operationeel.
230,000
220,000
210,000
200,000
190,000
180,000
170,000
2006
2007
2008
Aantal reizigers in miljoen
2009
2010
2011
Doelstelling: gecumuleerde groei
68
2012
• De DOS en Infrabel werken samen met de terminals en de spoorwegondernemingen aan de
ontwikkeling van goederencorridors, om het internationale spoorwegvervoer van goederen op
deze lijnen aantrekkelijker te maken. Op termijn is het de doelstelling om een modal shift van
het wegvervoer naar het milieuvriendelijkere spoorwegvervoer te realiseren; maatregelen ter
verbetering van de kwaliteit en de betrouwbaarheid van het spoorwegvervoer moeten het
concurrentievermogen verhogen.
69
Overeenkomstig de Europese Verordening 913/2010 inzake het Europese spoorwegnet voor concurrerend goederenvervoer, neemt België deel aan de
totstandbrenging van drie spoorwegcorridors en werkt mee aan de structuren om het
internationaal goederenvervoer te vergemakkelijken, bv.:
• door capaciteit voor de corridor te creëren;
• door een enig loket voor de toewijzing van de capaciteit op te richten;
• door een European Rail Traffic Management System (ERTMS) uit te bouwen;
• door de werken te coördineren en de prestaties op het niveau van kwaliteitsverbetering te
meten;
• Het percentage aan groene energie die de NMBS-Groep gebruikt en ook zelf produceert, neemt
toe.
Nieuwe milieudoelstelling voor deze 3de EMAS-cyclus van de FOD MV:
Vermindering van de geluidsoverlast van het spoorwegvervoer.
Geluidsoverlast is inderdaad een negatieve factor in bijna alle vormen van vervoer. Als onderdeel
van haar “strategie voor 2030 en verder”, zet de Europese spoorwegindustrie zich in om het door
het spoor geproduceerd geluidsniveau te verminderen. Het streefdoel is een vermindering van het
geluid en van de trillingen, zodat het sociaal en economisch aanvaardbaar wordt om treinen 24u/24
te laten rijden. In dit verband acht de DOS dat de invoering van LL-remblokken bijzonder belangrijk
is; ze gaat dan ook kijken of de NMBS-Groep “op de goede weg” is. De Directie zal België
vertegenwoordigen op de vergaderingen van TSI Noise. Doelstelling: de invoering in België van een
aanmoeding systeem voor de retrofitting van de wagons tegen midden 2016.
Doelstelling inzake e-government
De DOS wil zijn instrumenten aan een nieuwe opvolgingsmethodologie aanpassen.
Het informaticasysteem van de DOS “Rail Invest” dat de investeringen van de NMBS-groep opvolgt
en het systeem “Web Rail Invest” dat de burgers over deze investeringen in een duurzame
vervoerswijze informeert, zullen worden aangepast.
• Deze actie kadert perfect in het EMAS-plan om de volgende redenen: met het “Rail Invest”systeem kan de Directie efficiënter werken (vermindering van het aantal geprinte documenten,
centralisatie van de documentatie i.v.m. de investeringen, enz.);
• met het “Web Rail Invest”-systeem kan de Directie de burgers rechtstreeks informeren over de
ontwikkelingsprojecten van het spoorwegvervoer in België, die door de FOD MV gefinancierd
worden.
Een trein op windenergie (bron foto: Infrabel)
Infrabel voerde ook tal van sensibiliseringscampagnes om zijn medewerkers bewust te maken over
milieukwesties, zoals biodiversiteit, geluidsoverlast en trillingen.
Doelstellingen EMAS-cyclus medio 2013 - medio 2016
In het kader van haar EMAS-project zal de Directie Overheidsbedrijven en Spoorbeleid erop toezien
dat de milieudoelstellingen gehaald worden, o.m. door:
• toezicht op de uitvoering van de milieubeleidsplannen van de NMBS-Groep in het kader van de
beheerscontracten;
• follow-up van de aanleg van de Europese vrachtcorridors, gelet op de milieuvoordelen van een
modal shift naar het spoor.
70
71
7.3.4. Directoraat-generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid
(DG WVVV)
Opdrachten en Strategische doelstellingen
• De voorbereiding en de opvolging van het duurzaam mobiliteitsbeleid door een geïntegreerde
benadering, met nadruk op een duurzame mobiliteit op de wegen.
• De verhoogde veiligheid van de gebruikers van de openbare weg door een wetgevend en
reglementair beleid.
• Administratieve vereenvoudiging en e-government-oplossingen ten gunste van burgers en
stakeholders.
• Realisatie - onder leiding van de Directie Vervoerinfrastructuur - van de infrastructuurprojecten
van het Samenwerkingsakkoord BELIRIS om de hoofdstedelijke en internationale rol van Brussel
te bevorderen.
Met ingang van 1 januari 2013 werd het Directoraat-generaal Vervoer te Land opgeheven en werden
de volgende opdrachten en strategische doelstellingen toegevoegd aan het Directoraat Wegvervoer
en Verkeersveiligheid:
• De administratieve en economische aspecten van het wegvervoer van personen en goederen,
met inbegrip van het vervoer van gevaarlijke goederen, zorgen voor de veiligheid van het
wegvervoer, qua milieubeheer : zorgen voor de integratie van milieuzorg;
• Controle en inspectie van het wegvervoer van gevaarlijke goederen, zorgen voor de veiligheid
van het wegvervoer, qua milieubeheer: zorgen voor de integratie van milieuzorg in de taken van
de inspecteurs en controleurs.
De Operationele milieudoelstellingen inzake milieuzorg
De inschrijving en homologatie van voertuigen
• Het aandeel van de inschrijvingen van voertuigen via internet verhogen om het aantal
verplaatsingen en het papierverbruik van burgers en stakeholders maximaal te beperken
(e-government);
• Het papierverbruik van de eigen diensten verminderen door digitalisering van de
homologatieprocedures zodat zij maximaal via het internet kunnen worden afgehandeld
(e-government).
Het uitzonderlijk vervoer:
• Invoeren en promoten van het aanvragen van vergunningen voor uitzonderlijk vervoer via de
website (e-government), door het ontwikkelen van een nieuwe elektronische toepassing, en een
communicatiecampagne (WEB-TEUV);
72
• Bevorderen van het gebruik van duurzamere transportmodi voor het uitzonderlijk vervoer van
goederen.
Voertuigtechnologie:
• Het opvolgen van de nationale en internationale regelgeving inzake vervuiling en energie-eisen
voor voertuigen, of inzake veiligheid en geluidseisen voor voertuigen;
• Het ontwikkelen van een gegevensbank voor alle voertuigen waarin alle milieukenmerken van
deze voertuigen zijn opgenomen en die toekomstgericht ook een wrakkenbeleid door de
overheid mogelijk maakt.
Bij de opheffing op 1 januari 2013 van het Directoraat-generaal Vervoer te Land, werden de
volgende operationele doelstellingen inzake milieuzorg toegevoegd aan het Directoraat Generaal Wegvervoer en Verkeersveiligheid:
Wegvervoer
• Meer en grondigere controles uitvoeren door de invoering van een technische controle van de
vrachtwagens en autocars op de weg om de luchtvervuiling te bestrijden, conform Europese
richtlijn 2000/30/CE (remmen, koplampen, banden, CO2 uitstoot en andere emissies, enz.),
systeem in werking getreden op 8 september 2006;
• Voortrekkersrol van België in het International Transport Forum (2010-2011) : om het gebruik
van schonere vrachtwagens (invoering van de EURO 5 – norm in de EU) te stimuleren wordt de
contingentering van transportvergunningen voor vrachtwagens van derde landen gelinkt aan de
milieuprestaties van de voertuigen. Op deze wijze wil men de emissies van het drukke
transitverkeer verminderen;
• Uitvoeren van audits in de ondernemingen om de risico’s op vervuiling en aantasting van de
gezondheid te verminderen, transversale coördinatie (tussen de verschillende vervoerswijzen)
betreffende het vervoer van gevaarlijke stoffen om een controlesysteem in te voeren op basis
van een ADR-risicoanalyse (ADR-audits).
Resultaten 3de jaar 2de EMAS-cyclus (juli 2012 - juni 2013) en doelstellingen 3e
EMAS cyclus (medio 2013-medio 2016)
Verduurzaming wegverkeer - Vakbekwaamheid van beroepschauffeurs
Tijdens de 1ste cyclus (medio 2007-medio 2010) realiseerde het DG WVVV de omzetting in Belgisch
recht van de EU-richtlijn nr. 2003/59 betreffende de vakbekwaamheid van beroepschauffeurs
waarbij het economisch/ecologisch rijden als vak werd opgenomen in de theoretische cursussen, de
praktijkcursussen en het examen voor het bekomen van het rijbewijs voor vrachtwagenchauffeurs.
Tijdens deze 2de cyclus (medio 201-medio 2013) bleef het DG WVVV permanent toezien op de
conformiteit van de praktijken in de rijscholen. Samen met hogere milieuscores voor de voertuigen
moet deze maatregel bijdragen tot het verduurzamen van het wegverkeer.
73
Voertuigtechnologie
Kruispuntbank voor Voertuigen (KBV, zgn. Mobivis-project)
Nadat in de 1ste EMAS-cyclus (medio 2007-medio 2010) een aanvang werd gemaakt met
systematische input van de milieugegevens van de nieuwe voertuigen in de KBV-gegevensbank,
werd tijdens deze 2de cyclus (medio 2010-medio 2013) verder gewerkt aan het wetgevend kader.
Op wetgevend vlak werd het koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 19 mei 2010 houdende
oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen afgekondigd; het betreft de werking van de
kruispuntbank en de verplichte registratie van de voertuigen. Onmiddellijk daarna volgt het tweede
luik dat omzetting in Belgisch recht van de Europese Richtlijn afgedankte voertuigen (2000/53/EG)
omvat, inclusief de traceerbaarheid en de uitvoer ervan.
Op technisch vlak gaat de oprichting van de KBV gepaard met de reorganisatie van het
inschrijvingssysteem voor de voertuigen bij DIV. Een kernzaak van deze oefening is de
administratieve vereenvoudiging, waaronder de migratie van tal van papieren documenten en
rapporten naar een elektronisch equivalent. Dit nieuwe systeem is in productie gegaan op 4 mei
2012. Thans volgt de verdere ontwikkeling tot Kruispuntbank van de voertuigen => reeds enkele
webservices operationeel (steden, gemeenten en parkeerbedrijven in kader parkeerretributies;
Gegevens aan de FOD Financiën; Gegevens aan het BGWF; Gegevens aan Politie; ...) => efficiëntere
gegevensuitwisseling, De ontwikkelingen zijn volop lopende en zullen de komende maanden worden
verdergezet en uitgebreid naar andere stakeholders.
Het belang vanuit milieuoogpunt gaat evenwel verder dan de digitalisering van documenten en de
vermijding van nutteloze verplaatsingen, zowel bij de eigen diensten als bij de burgers en bij onze
stakeholders. De Kruispuntbank voor Voertuigen moet immers toekomstgericht ook zorgen voor een
krachtig traceringinstrument voor alle voertuigen, met inbegrip van een meer ecologisch
wrakkenbeleid.
Dit actiepunt zal verder worden opgevolgd tijdens de 3e EMAS cyclus (medio 2013-medio 2016).
Opvolgen van de nationale en internationale regelgeving inzake de milieukenmerken van
voertuigen
Tot de milieudoelstellingen van het DGWVVV behoort ook het opvolgen van de nationale en
internationale regelgeving inzake vervuiling en energie-eisen evenals de normen inzake veiligheid
en geluidseisen voor voertuigen. DGWVVV is betrokken in de technische discussies die hierover
plaats vinden bij de Verenigde Naties (UNECE), in Genève. Met name de dienst Reglementering
Voertuigen neemt deel aan verschillende werkgroepen binnen de WP29 (World Forum for
Harmonization of Vehicle Regulations), die de normen van wegvoertuigen op internationaal vlak
vaststelt.
De dienst levert dus een actieve bijdrage aan de werkzaamheden op het gebied van elektrische
voertuigen, de emissienormen voor twee- en driewielige landbouw- en bosbouwvoertuigen, de
systemen voor airconditioning in voertuigen; de reductie van uitlaatgassen en de introductie van
normen voor meer milieuvriendelijke brandstoffen.
Tijdens de voorbije cyclus kwamen de volgende reglementen tot stand :
• uitvoeringsverordeningen Euro VI voor zware bedrijfvoertuigen -Verordening Schakelindicatoren
(Gear Shift Indicators) om brandstofverbruik te minimaliseren;
• verordeningen 168/2013 en 167/2013 betreffende respectievelijk twee- en driewielers en
landbouw-en bosbouwvoertuigen, die o.a. strengere emissienormen bevatten - voorstel voor
nieuw UNECE Reglement voor REC goedgekeurd door GRPE;
• doorlopend aanpassingen aan Euro 5/6 en Euro VI-wetgeving gepubliceerd (introductie nieuwe
technologieën, PN limiet voor Euro 6-voertuigen elektrische ontsteking,...) Dit actiepunt zal
verder worden opgevolgd tijdens de 3e EMAS cyclus.
Administratieve vereenvoudiging en e-government
Het DGWVVV is onder de directoraten-generaal van de FOD MV een ware pionier inzake
inspanningen om ook de directe milieu-impact van de eigen werking en die van klanten en
stakeholders terug te dringen. Als belangrijkste en bovendien zeer succesvolle projecten van
e-government van het DGWVVV mogen WEB-DIV en WEB-TEUV hier niet onvermeld blijven. Het zijn
immers sleutelacties van het DGWVVV inzake administratieve vereenvoudiging en e-government.
74
75
WEB-DIV
Twee jaar na de invoering werden al 55 % van de nummerplaten (+-870.000/jaar) aangevraagd bij
de Dienst DIV reeds elektronisch uitgereikt, wat een aanzienlijke winst qua verplaatsingen en
papierverbruik betekent voor de FOD MV, maar vooral voor de betrokken stakeholders en burgers.
De succesrate liep in 2011-2012 op tot scores tussen 70 en 74 % van de totale aanvragen voor
nummerplaten. In juni 2013 werd 77% bereikt. Naast de milieuwinst mag de bezuiniging voor de
Belgische Staat geraamd worden op +-3,4 mio euro/jaar.
Dit actiepunt zal verder worden opgevolgd tijdens de 3e EMAS cyclus.
De doelstelling voor WebDIV bestaat erin tegen midden 2016 80% van de inschrijvingen via deze
webtoepassing te laten verlopen, met uitzondering van de bromfietsen en dergelijke (verplichte
inschrijving en nummerplaat vanaf 1 april 2014)
De doelstelling voor de Vergunningen Uitzonderlijk Vervoer (“webTEUV”) bestaat erin 95% van de
aanvragen via de webtoepassing te realiseren tegen midden 2016.
Inzake het uitzonderlijk vervoer wordt er verder naar gestreefd om deze transporten indien
mogelijk te laten uitvoeren door middel van meer duurzame transportmodi. Hiertoe werden
volgende initiatieven genomen:
• Het koninklijk besluit van 2 juni 2010 betreffende het Uitzonderlijk Vervoer is in voege
getreden op 1 juli 2010. Het ministerieel besluit van 16 december 2010, in werking vanaf 1
januari 2011
bepaalt een verkende, zo kort mogelijke reisweg. De lengte hangt echter af van de
mogelijkheden van de weginfrastructuur en is daardoor veel langer en meer belastend voor de
veiligheid en de infrastructuur dan gewenst. Alternatieven zijn dikwijls niet beschikbaar.
• Een samenwerkingsprotocol met de Gewesten werd ondertekend op 2 juli 2012. De
installatievergadering van het Adviescomité met opmaak van reglement van inwendige orde
is gebeurd. De FOD is voorzitter voor 2013. De tweede vergadering voorzien vanaf september
2013. Hier zal de FOD aandringen op een betere coördinatie tussen de beheerders en de
politiediensten om een zo kort mogelijk traject te bekomen en/of alternatieve modi te
promoten.
• De aanvragers van een uitzonderlijk transport worden gewezen op mogelijkheden van vervoer
per schip of trein.
Deze actiepunten zullen verder worden opgevolgd tijdens de 3e EMAS cyclus.
NIET GEREALISEERD ACTIEPUNT
WEB-TEUV
Een tweede successtory van e-government van het DG MVV is een project van de Dienst
Uitzonderlijk Vervoer m.b.t. het indienen en verwerken van aanvragen en de aflevering van
vergunningen voor het vervoer van ondeelbare goederen. WEB-TEUV is een nieuwe complexe
webapplicatie voor uitzonderlijk vervoer op het Belgisch grondgebied. Bij de aanvraag komen
diverse spelers tussen: het bedrijf, de dienst Uitzonderlijk Vervoer van de FOD MV en de betrokken
Gewesten en lokale wegbeheerders. WebTEUV geeft steeds de correcte status van de aanvraag,
terwijl de verschillende partijen onafhankelijk van elkaar een dossier kunnen beheren.
Vanaf 1 januari 2011 (introductie WebTEUV) tot einde juni 2013 werden 66.849 (93,95%) aanvragen
online ingediend en 4759 (6,65%) papieren aanvragen ingediend.Vóór 1 januari 2011 gebeurden alle
aanvragen op papier.
Homologaties van voertuigen
De doelstelling was om het papierverbruik te verminderen door de homologatieprocedures meer via
de website te laten gebeuren.
Dit project heeft vertraging opgelopen naar aanleiding van de werkzaamheden rond DIV New dat
prioritair was voor de ICT-dienst. Het overleg met GOCA om eind dit jaar gestructureerde gegevens
te ontvangen en niet langer in pdf gaat verder, maar de meer performante gegevensuitwisseling zal
bijgevolg ook worden uitgesteld.
Dit actiepunt zal verder worden opgevolgd tijdens de 3e EMAS cyclus.
De doelstelling voor de homologaties van voertuigen bestaat erin is 80% van de aanvragen voor individuele goedkeuring via de webtoepassing te realiseren tegen midden 2016
Door deze webapplicatie worden jaarlijks naar schatting 600.000 vellen papier bezuinigd en
daarnaast een onbekend aantal verplaatsingen van medewerkers van bedrijven in de
transportsector, de industrie en overheidsdiensten zoals de federale politie.
76
77
ACTIEPUNTEN VAN HET VOORMALIGE DIRECTORAAT-GENERAAL VERVOER TE LAND
EMAS-actieplan DG VL
• Tijdens de hele 2de EMAS-cyclus (medio 2010-medio 2013) is mede door de ADR-controles op de
weg en ADR-audits in de ondernemingen het aantal inbreuken aanzienlijk gedaald
• Omwille van de economische crisis en de aarzelende conjuncturele context, bleven
investeringen in veiliger en milieuvriendelijker voertuigen tijdens de voorbije EMAS-cyclus
haperen. De concretisering van het vijfjarenplan 2011 - 2015 voor de selectieve toekenning
van CEMT-vergunningen moet evenwel een stimulans zijn voor de investering in meer duurzame
voertuigen.
• Vanaf de 2de EMAS-cyclus werd een aanzienlijke stijging van de investeringen in veiliger en
milieuvriendelijker vrachtwagens vastgesteld. Dit is een internationaal fenomeen dat
ongetwijfeld conjunctuurgebonden is. Het sterk gedaalde aantal inbreuken ten opzichte van
vroeger wijst nochtans ook op de efficiëntie van volgehouden controles op de weg en audits in
de transportbedrijven.
• Administratieve Vereenvoudiging en e-government
In het kader van het project B-ERRU dat als doel heeft de ontwikkeling van een nationaal
elektronisch register met de interconnectie van alle nationale registers van vergunde
wegvervoerondernemingen, wordt in een 2e fase overgegaan tot de nodige automatiseringen
voor de operationele dienst waardoor een vermindering van het papierverbruik zal worden
gerealiseerd door de mogelijkheid de vergunningen online aan te vragen en door de
automatisering van bepaalde andere brieven.
Dit actiepunt zal verder worden opgevolgd tijdens de 3e EMAS cyclus. De doelstelling voor het project B-ERRU is de volledige uitrol van de webtoepassing tegen midden 2015 en 80% van de aanvragen
online tegen midden 2016
7.3.5. Directie Vervoersinfrastructuur (DVI)
De Directie Vervoersinfrastructuur (DVI) is verantwoordelijk voor de uitvoering van de initiatieven
voorzien in het BELIRIS-samenwerkingsakkoord. Het doel is om de uitstraling van Brussel als
hoofdstad van België en van Europa te bevorderen door de uitvoering van grote projecten op het
gebied van de groene ruimten, de mobiliteit, de sociale huisvesting of de restauratie van
symboolgebouwen van de hoofdstad.
De DVI maakt deel uit van het DG WVVV van de FOD Mobiliteit en Vervoer, maar is gedelocaliseerd
ten opzichte van de hoofdzetel die in het City Atrium (Site 1) is ondergebracht. Ook de
opdrachten (core business) en het beheer van de DVI zijn ten dele verschillend. Daarom moet
de DVI vanuit EMAS-oogpunt als een tweede site worden beschouwd. Momenteel wordt er een
EMAS-milieubeheersysteem ingevoerd en de FOD MV is van plan om eind 2014 een uitbreiding van
zijn EMAS-registratienummer naar Site 2 aan te vragen.
BALANS VAN DE VOORBIJE CYCLUS (MEDIO 2010 - MEDIO 2013)
In de loop van de voorbije drie jaren heeft de DVI zich ingezet voor een meer ecologische en
duurzame aanpak in het intern beheer (Ecobeheer) alsook bij de uitvoering van haar opdrachten.
De eerste grote stap bestond erin een intern netwerk op te richten en een EMAS-Coördinator aan te
stellen.
De volgende stap bestond in de beslissing om met de hulp van een expert-consultant een EMASmilieubeheersysteem (MBS) in te voeren. In 2011 werd er een openbare aanbesteding uitgeschreven
die in 2012 is toegewezen.
Het project ging eind 2012 van start.
ECOBEHEER - BEWUSTMAKING - OPLEIDING
De volgende acties werden verwezenlijkt:
• Invoering van een monitoring: afval, water, gas, elektriciteit, papier, duurzame aankopen,...
• Er werden initiatieven genomen om de aankopen zoveel mogelijk te kiezen aan de hand van de
Gids voor duurzame aankopen van de POD Duurzame Ontwikkeling. In de overheidsopdrachten
voor leveringen en diensten (traiteurdiensten bijvoorbeeld) werden duurzaamheidsclausules of
verwijzingen naar milieulabels opgenomen.
• Default-afstelling van de printers op recto/verso en zwart en wit.
• Uitwerking van een postbeheersysteem dat deels gedigitaliseerd is en minder papier verbruikt.
• Aanpassing van de warmedrankverdelers zodat er kopjes kunnen worden gebruikt in plaats van
plastic wegwerpbekers.
• Op het vlak van mobiliteit van het personeel: er werd een bedrijfsvervoerplan uitgewerkt en
een contract gesloten met VILLO (Brussels fietsdeelsysteem);
78
• EMAS-opleiding voor het interne netwerk en voor het betrokken personeel;
79
• Diverse EMAS presentaties tijdens de personeelsbijeenkomsten;
• Bewustmaking van het personeel inzake milieuzorg aan de hand van targets of e-mails met
BELIRIS-mededelingen (=de dienst Interne Communicatie);
ONDERZOEKEN
Invoering van duurzaamheidsclausules in de lastenboeken en bijzondere overheidsopdrachten
m.b.t. onderzoeken (architectuuropdrachten) en werken.
WERVEN - ENKELE VERWEZENLIJKINGEN
• Gebruik van een platform voor documentbeheer;
• Gebruik van FSC-hout;
• Bouw van infrastructuur voor duurzamere vervoersmodi: nieuwe stations en verbindingen voor
treinen, trams, metro’s en bussen, maar ook nieuwe fietspaden.
FOTO: PARCOURS VAN DE GROENE WANDELING
FOTO: VOORSTELLING VAN HET METROSTATION KUNST-WET
Groenere stad: (her)aanleg van de parken alsook de verwezenlijking van de Groene Wandeling, een
wandeltraject van meer dan 60 km dat voetgangers en fietsers de mogelijkheid biedt het Brussels
Hoofdstedelijk Gewest te doorkruisen.
80
Gebouwen met een hoge energetische doeltreffendheid:
• een laagenergetische brandweerkazerne;
• een laagenergetisch wijkhuis te Elsene;
• 12 sociale appartementen: voor dit project werd het allereerste certificaat “Voorbeeldgebouw energie / ecoconstructie” uitgereikt door het Brussels Instituut voor Milieubeheer.
81
EN VOOR DE VOLGENDE CYCLUS (MEDIO 2013 – MEDIO 2016)
De grote uitdagingen van de volgende cyclus bestaan erin de doelstellingen van de actieplannen
voortvloeiend uit de begin 2013 uitgevoerde eerste milieuanalyse te verwezenlijken en in 2014 de
EMAS-registratie te behalen.
WAT ZIJN DEZE DOELSTELLINGEN?
FOTO: BOUWPROJECT SOCIALE WONINGEN IN DE LINNESTRAAT
Het bouwafval beperken en het hergebruik bevorderen:
ECOBEHEER - BEWUSTMAKING - OPLEIDING
De DVI heeft zich geëngageerd voor een proefproject voor een energieprestatie-, onderhouds- en
comfortcontract. Dit contract is het resultaat van een samenwerking met de Regie der Gebouwen, Fedesco en Fedimmo. Zoals de naam al aangeeft, beoogt men met het contract een optimaal
onderhoud van de installaties van het gebouw en doet men zo meteen ook aan energiebesparing,
maar zonder dat de gebruikers van het gebouw aan comfort moeten inboeten.
Gelijklopend met dit project zullen er ook acties worden ondernomen voor:
• De tijdens de grondwerken gerecupereerde onderfunderingen op de werf verbrokkelen om dit
materiaal ter plaatse opnieuw te gebruiken.
• In het geval van het Ter Kamerenbos, werden de gevelde bomen verhakseld en opnieuw gebruikt
als “valbescherming” voor het speelplein en op bepaalde paden;
• In het park van Haren werden de houtsnippers van de gevelde bomen gebruikt als mulchlaag
voor de plantenperken.
• In het raam van de heraanleg van de site van de oude melkerij in het Ter Kamerenbos werd de
aarde die bij de grondwerken was vrijgekomen, ter plaatse gezeefd om deze ter plekke opnieuw
te gebruiken en zo de verplaatsingen en het vervoer van aarde te minimaliseren.
FOTO: GRONDRECYCLAGE IN HET TERKAMERENBOS
Doelstellingen ten opzichte van het
referentiejaar*
De afvalstromen beperken
Beter sorteren
Het waterverbruik beperken
Het aandeel duurzame aankopen verhogen
Het papierverbruik verminderen
Het duurzaam vervoer in het algemeen bevorderen en ook in het bijzonder om zich naar de
werven te begeven
Indicatoren
Afvalhoeveelheid in kg per jaar per VTE**
Afvalhoeveelheid in kg van de eerste de beste /
totale hoeveelheid afval in kg per jaar
Het waterverbruik in m³ per jaar per VTE**)
Duurzame aankopen/ totaal van de aankopen
Papierverbruik in kg per jaar per VTE**)
• Aantal werknemers dat met de wagen komt/
aantal werknemers
• Aantal werknemers dat gebruik maakt van
de fiets of van het openbaar vervoer om zich
naar de werven te begeven / aantal werknemers dat zich naar de werven begeeft
Het referentiejaar is 2012
**VTE staat voor Voltijds equivalent
• In het merendeel van de beschermde sites opteert men, conform het restauratiebeginsel, voor
schoonmaak, restauratie en hergebruik.
• Vervanging van de bestaande verlichting door ledverlichting;
82
83
PROJECTEN VAN BELIRIS - OPDRACHTEN (KERNACTIVITEITEN)
Om de prioritaire acties voor de volgende cyclus te bepalen, werd er een eerste milieuanalyse
uitgevoerd. Hiervoor werden werven bezocht, documenten geanalyseerd (Lastenboek,
duurzaamheidsvademecum, ...) en werden er werkgroepen opgericht.
Het werk in zijn geheel resulteerde in een lijst met de mogelijke milieurisico’s voor elke
projectfase en hieraan werden dan remediëringsacties gekoppeld. Op basis van deze tabel en het
onderkennen van de prioritaire risico’s, werd een actieplan over 3 jaren vastgelegd.
Globaal genomen zullen de acties uitmonden in aanpassingen aan de lastenboeken van de
onderzoeken die ook moeten doorwerken in de lastenboeken van de werven en tot slot in de
procedures voor de follow-up van de werven.
7.3.6. Directoraat-generaal Maritiem Vervoer (DG MV)
Opdrachten
De missie van het Directoraat-generaal Maritiem Vervoer omvat het voorbereiden, uitvoeren en
opvolgen van het federale beleid en van de internationale reglementering inzake maritiem vervoer.
Deze algemene directie steunt de invoering van een Belgisch federaal, Europees en wereldwijd
scheepvaartbeleid en staat in voor de toepassing van dat beleid in dienst van de samenleving in
het algemeen en van het land in het bijzonder. Dit gebeurt in een geest van duurzame ontwikkeling
met het doel de mobiliteitsnoden te lenigen en te streven naar een optimaal, veilig en beveiligd
scheepvaartverkeer dat het milieu minimaal belast en dat zijn concurrentiepositie kan handhaven.
Tabel: Generieke doelstellingen voor de BELIRIS-werven
• Verlagen van lawaai en trillingen
• Preventie en sorteren afval
• Lucht-, stof- en bodemverontreiniging
• Keuze en opslag van materialen, producten
en elementen
• Natuur en biodiversiteit
• Mobiliteit en transport
• Waterverbruik, -beheer en -vervuiling
Strategische doelstellingen
Voor het eerste jaar van de EMAS-cyclus medio 2013 - medio 2016 kreeg de uitvoering van de
onderstaande acties absolute voorrang:
Operationele doelstellingen / resultaten inzake milieuzorg
• De werkzaamheden plannen op een moment van de dag waarop het lawaai zo weinig mogelijk
buurtbewoners stoort;
• Een doeltreffende en duidelijke verkeerssignalisatie voorzien voor het werfverkeer, met
inbegrip van de leveringen;
Blue Belt: dit project is erop gericht om het zogenaamde “short sea shipping” (het gebruik van
scheepvaart tussen havens binnen de Europese Unie) te stimuleren door een beperking van
administratieve formaliteiten met de hulp van nieuwe technologieën. Het pilootproject dat onder
Belgisch voorzitterschap werd gelanceerd (2010) werd in juni 2012 gunstig geëvalueerd. De
Europese Raad heeft beslist om dit project verder te ontwikkelen. De betere integratie van het
vervoer over water in de logistieke keten moet de congestie in het wegvervoer verminderen en de
vervuilende emissies ervan beperken.
• De toegangs- en evacuatiewegen precies bepalen;
Blue Belt
• Waken over het verwerken en afvoeren van de vervuilde grond om een vermenging ervan met
schone grond te voorkomen;
De Europese Commissie wil de wetgevende voorstellen resulterend uit het Blue Belt-project, ter
bevordering van de intra-Europese shortseatrafieken, tegen het voorjaar van 2013 klaar hebben.
Bedoeling is dat alle regels een jaar later in werking treden waardoor er binnen de EU een
“maritieme ruimte zonder grenzen” tot stand komt met vereenvoudigde douaneprocedures.
Het project zelf startte onder het Belgische Voorzitterschap van de EU in de tweede helft van 2010.
250 schepen werkten mee aan dit project: idealiter wil men naar 1 e-document zoals de CMR voor
het wegtransport.
• Regelmatige schoonmaak van de werf;
• De technische fiches van alle aangewende materialen en producten bundelen;
• Verbod om afval op de werf te verbranden;
• Bescherming van de boomspiegel om de wortels niet te beschadigen.
84
Verbeteren van de juridische adviezen, omzetting van de richtlijnen, opstellen van Koninklijke
besluiten die het leefmilieu integreren;
Bevorderen van een beleid over de juridische aspecten van de scheepvaartreglementering, de
maritieme veiligheid en de bescherming van het mariene milieu;
Verbeteren van de actieve vertegenwoordiging van België op internationale vergaderingen
(Internationale Maritieme Organisatie (IMO), Europese Unie (EU), CCNR: Centrale Commissie voor
Rijnvaart, EU, : Verenigde Naties/UNECE (United Nations - Economic Commission for Europe,……)
met het oog op de uitwerking van technische voorschriften om de maritieme veiligheid te verbeteren en het mariene milieu te beschermen (zeevaart).
Tot de belangrijke verwezenlijkingen van de vorige EMAS-cyclus behoren volgende acties:
85
Windmolenparken op zee (Thorntonbank): het DG Maritiem Vervoer diende een corridor doorheen
de windmolenparken te creëren om de positieve milieuaspecten ervan niet te laten verloren gaan
door een nutteloze omvaart van de schepen op deze drukke vaarroute. Daartoe werd via een KB
een nieuwe afbakening voor het zeegebied uitgewerkt. Dit maakt het mogelijk niet alleen de
beoogde windenergiecapaciteit te behouden (2000 MW), maar ook op jaarbasis 347.000 ton CO2 te
besparen door efficiëntere vaarroutes.De nieuwe aanpak van de ruimtelijke ordening is inmiddels
gestart. De volgende procedurestappen kunnen, in samenwerking met de andere
kustwachtpartners, worden genomen om de verschillende deelzones van de windmolenparken te
gunnen aan exploitanten. De volledige nieuwe zone + 500 meter aan de buitengrenzen is intussen
door de IMO aangemerkt als een Precautionary Area.
Beide dossiers worden verder opgevolgd in de nieuwe EMAS-cyclus.
Tot de operationele doelstellingen en indicatoren voor de nieuwe EMAS-cyclus
(juli 2013 - juni 2016) behoren:
• Blue Belt: De Europese Raad heeft beslist om dit project verder te ontwikkelen. Het “Blue Belt”
pilootproject zal uitgebreid worden naar alle schepen in Europese wateren. Uitgebreid
overleg en een intensieve samenwerking tussen DG MOVE en DG TAXUD zal op touw gezet
worden ten einde de administratieve vereenvoudiging qua douaneverplichtingen verder door te
voeren in alle havens. De betere integratie van het vervoer over water in de logistieke keten
moet de congestie in het wegvervoer verminderen en de vervuilende emissies van CO2
beperken door lange trajecten van vervoer te land te verschuiven naar vervoer over zee en
langs de binnenvaart.
• Windmolenparken op zee (Thorntonbank): het DG Maritiem Vervoer heeft het initiatief genomen
om een WG op te richten met deelname van het DG MV, de Vlaamse Overheid en de
Nederlandse Overheid, met het oog op overleg over de nood aan nieuwe verkeersmaatregelen
die de veiligheid van de scheepvaart in de buurt van de windmolenparken dienen te vrijwaren.
Die maatregelen zullen tevens bijdragen tot het voorkomen van verontreiniging van de zee
tengevolge van lozingen van schadelijke en gevaarlijke stoffen tengevolge van
scheepsongevallen.
• Mariene Ruimtelijke Planning : is het uitwerken en plannen van waar en wanneer menselijke
activiteiten kunnen plaatsvinden op zee. MRP zal zorgen voor een coherente ontwikkeling van
de “blue economy” en de maritieme synergieën. Grensoverschrijdende samenwerking tussen de
Lidstaten zal de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen vooruit helpen, investeringen
in olie en gas mogelijk maken en de efficiënte en duurzame bescherming van mariene gebieden
tot stand brengen. Het opmaken van een plan met objectieven inzake economische
ontwikkeling, investeringen en milieu-bescherming zal de druk op het milieu verminderen door
vroeger de menselijke activiteiten te identificeren en zal de voordelen van het meervoudig
gebruik van de maritieme ruimte vastleggen.
• FOSO : Federale Onderzoeksinstantie voor Scheepsongevallen : op 2 juni 2012 werd de wet
gestemd betreffende de oprichting van een onafhankelijke federale instantie voor het
onderzoek van ongevallen op zee. Het FOSO zal na haar oprichting ernstige ongevallen op zee
onderzoeken waarbij een Belgisch schip betrokken is of waarbij België een Staat is die een bijzonder belang heeft. Dit zijn ongevallen waarbij ernstige schade is toegebracht aan het schip,
de bemanning of het leefmilieu. Rapporteringen zullen naar de bevoegde instanties worden
doorgestuurd.
• HNS-Verdrag (Hazardous and Noxious Substances = Gevaarlijke en schadelijke stoffen): Dit
verdrag streeft ernaar een verbeterd sanctiebeleid te creëren om bij overtredingen het milieu
beter te beschermen. De ratificatie is zo goed als klaar, maar afhankelijk van de ratificatie door
de buurlanden. België wil niet als eerste ratificeren want dit kan nadelig zijn voor onze havens.
Ook de implementatie moet nog gedaan worden in verder overleg met de sector.
•
86
“The blue Economy 2020” van de Europese Commissie
87
• Oprichten operationele kustwacht – wetgeving omtrent het beheer van noodsituaties op zee:
dit nood- en interventieplan organiseert de noodplanning met betrekking tot de Noordzee. In
dit plan wordt prioritair uitgegaan van coördinatie op de Noordzee. Het is echter de bedoeling,
indien er gevolgen op land zijn of verwacht worden, dat alle noodzakelijke nood– en
interventieplannen, zowel gemeentelijke als provinciale Algemene Nood en Interventie Plannen
(ANIP)/Bijzondere Nood – en Interventie Plannen (BNIP), geactiveerd worden. Het plan is zo
goed als gefinaliseerd. Na een oefening is het echter mogelijk dat er bijwerkingen en
wijzigingen moeten ingevoerd worden.
• Scheepsrecyclingverdrag: het opvolgen van de onderhandelingen betreffende de recyclage van
schepen; actieve deelname van experten van het DG MV aan de vergaderingen van de IMO-groep
betreffende de recyclage van scheepswrakken. De diplomatieke inspanningen van België en
enkele andere landen bij de IMO werden met succes bekroond. De ratificatie van het
Scheepsrecyclingverdrag is afgerond op federaal vlak. Het federaal parlement heeft de
instemmingswet goedgekeurd. Aangezien het een gemengd verdrag betreft moeten de
Gewesten nog de nodige stappen ondernemen zodat de ratificatie kan worden afgerond. Het
verdrag is nog niet in werking getreden aangezien nog geen enkel land is toegetreden, België
zou één van de eerste landen zijn die zouden toetreden tot dit Verdrag. Daarnaast is het DG MV
actief betrokken binnen de technische werkgroepen van de Council bij het ontwikkelen van een
verordening voor het veilig recycleren van schepen. In de huidige fase zijn de onderhandelingen
met het Europees Parlement opgestart (triloog). De voorbereidende werkzaamheden tot
implementatie zullen in de komende jaren worden opgestart afhankelijk van de evolutie op
Internationaal en Europees vlak.
• Daarnaast is het DGMV werkzaam in 2 correspondence groups over dit onderwerp: ten eerste
dat voor het Basel-Verdrag (ship dismantling) geleid door Frankrijk en ten tweede, de
correspondence group voor de IMO geleid door Japan. Op internationaal vlak werd in 2011 de
laatste hand gelegd aan de richtlijnen ter ondersteuning van het Wrakverwijderings-Verdrag. Op
dit ogenblik wordt het verdrag geratificeerd door de verschillende Lidstaten. Het moet de
recyclage van beschadigde schepen bevorderen en op die manier bijdragen tot het milieu.
• Verplicht gebruik laagzwavelige brandstof door de dienst Havenstaatcontrole van het DG
Maritiem Vervoer en de haven van Antwerpen krachtens de Europese richtlijn 1999/32/EG.
In het kader van deze EMAS-actie werden controles uitgevoerd op de naleving van deze
verplichting, maar meestal bleven deze beperkt tot documentaire controles. In samenwerking
met de haven van Antwerpen werden al een aantal reële controles uitgevoerd en een vraag tot
budget werd ingediend gezien het belang van de richtlijn.
• Bunkerolieverdrag: met het oog op de bescherming van het mariene milieu werden de verantwoordelijkheid en de vergoeding van schade die voortkomt uit de vervuiling met bunkerolie
vastgelegd in het “bunker-oil” verdrag. Het wetsontwerp werd aangenomen op 13 december
2012. De implementatie van deze wetgeving behoort eveneens tot de EMAS doelstellingen van
de cyclus 2013 - 2016.
88
Administratieve vereenvoudiging en e-government:
• Digitalisering van de inspectieverslagen van de inspecteurs in de havens: besparing van +/140.000 vellen papier per jaar
•
• E-crew-project: elektronische overdracht van bemanningsgegevens van bij de reders leidt niet
enkel tot papierbesparing maar betekent snellere service en minder verplaatsingen voor alle
betrokkenen. Het project is opgedeeld in drie deelprojecten nl. de elektronische afgifte en
verwerking van de vaarbevoegdheidsbewijzen, de elektronische verwerking van de vaarbewijzen
van de Belgische zeelui en de ontvangst en verwerking van arbeidsovereenkomsten aan boord
van schepen die de Belgische vlag voeren.
Op 1 januari 2013 werd de Binnenvaart geïntegreerd in het DG Maritiem Vervoer:
Binnenvaart
Strategische doelstellingen inzake milieuzorg
Inzake de administratieve en economische aspecten van de binnenvaart: zorgen voor een goed
functionerende binnenvaart; qua milieubeheer: een milieuvriendelijke binnenvaart stimuleren.
Operationele doelstellingen en indicatoren medio 2013 - medio 2016
• De productie van scheepsafval (olie en vet) verminderen en een indirecte en neutrale
financiering voorzien op het vlak van de internationale concurrentie, voor de verwijdering
daarvan langs de binnenwateren. De juridische en financiële verantwoordelijkheid voor het
verwijderen van de scheepslading bij de lader en/of de bestemmeling van de lading leggen,
ervoor zorgen dat voldoende opvanginstallaties ter beschikking worden gesteld voor de andere
types afval (afvalwater, huishoudelijk afval, klein chemische afval, etc…). De EMAS-indicator
voor de verwezenlijking van deze doelstelling: tenuitvoerlegging en toepassing van het Verdrag
van Straatsburg – systeem van inzameling en vermijding van afval in de binnenvaart in het kader
van de bevordering van het duurzame karakter van de binnenvaart. Hiertoe werd op 3
december 2009 een samenwerkingsakkoord gesloten tussen de Federale Staat en de Gewesten
dat de uitvoering van het Verdrag in België regelt.
• Experten van de FOD MV werken mee aan de bijwerking van de uitvoeringsmaatregelen op
internationaal vlak en zijn bovendien betrokken bij de werking van het Nationaal Instituut voor
Transport langs de Binnenwateren (ITB) dat instaat voor het internationale
financieringsmechanisme voor de inzameling van afvaloliën en –vetten.
• Een EMAS-actie van de cyclus 2010-2013 betreft de verbetering energetisch rendement van
brandstoffen voor binnenschepen: aan de Universiteit Gent werd een kosten-baten analyse
toevertrouwd van de technische maatregelen die erop gericht zijn de milieu-impact van de
binnenvaart tot een minimum te beperken. De uitvoering van de voorgestelde maatregelen
diende even ‘on hold’ te worden gezet, in afwachting van de gevolgen van de Staatshervorming
op de bevoegdheden op het gebied van de binnenvaart. De inspanningen voor de cyclus tot 2016
zijn verschoven naar de communicatie rond de wetenschappelijke bevindingen naar de sector
89
7.3.7. Directoraat-generaal Luchtvaart (DG LV)
Kernopdracht
De missie van het Directoraat-generaal Luchtvaart omvat het voorbereiden, uitvoeren en opvolgen
van het federale beleid en van de internationale reglementering inzake luchtvaart.
Dit directoraat-generaal steunt het Belgisch, Europees en wereldwijd luchtvaartbeleid en staat in
voor de toepassing van dat beleid in dienst van de samenleving in het algemeen en van het land in
het bijzonder. Dit gebeurt in een geest van duurzame ontwikkeling met het doel de
mobiliteitsnoden te lenigen en te streven naar een optimaal, veilig en beveiligd luchtvaartverkeer
dat het milieu minimaal belast en dat zijn concurrentiepositie kan handhaven.
Strategische doelstellingen
• Verbeteren van de juridische adviezen, omzetting van de richtlijnen, opstellen van regelgeving
met aandacht voor het leefmilieu.
• Bevorderen van een beleid betreffende de juridische aspecten van de luchtvaartreglementering,
de veiligheid van het luchtverkeer en de beperking van de schade aan het leefmilieu die
verband houdt met de luchtvaart of de eigen activiteiten.
• Verbeteren van de actieve vertegenwoordiging van België op internationale vergaderingen van
de International Civil Aviation Organization (ICAO), de Europese Unie (EU), de Verenigde Naties/
UN ECE (United Nations - Economic Commission for Europe), enz. met het oog op de uitwerking
van technische voorschriften om de veiligheid van de luchtvaart te bevorderen en daarbij het
leefmilieu te beschermen.
Operationele doelstellingen inzake milieubeleid
Opmerking: het DGLV is pas sinds medio 2010 opgenomen in de EMAS-perimeter van de FOD MV. Dit
directoraat-generaal is om contractuele redenen nog gehuisvest in een gebouw niet ver van het
City Atrium, maar zijn integratie in het City Atrium is gepland tijdens de 3de EMAS-cyclus (medio
2013 - medio 2016), nl. in het 1ste semester 2014.
Naar aanleiding van de milieuanalyse ter voorbereiding van deze 3de cyclus werden nieuwe
milieudoelstellingen vooropgesteld en toegevoegd aan die van de cyclus 2010- 2013 die vooral
betrekking hadden op de reductie van broeikasgassen en andere schadelijke emissies door de
luchtvaart en de bescherming van de burgerbevolking tegen de geluidsoverlast veroorzaakt door de
exploitatie van luchthavens.
Resultaten van het 3de jaar EMAS-werking
Tijdens dit 3de jaar van de toepassing van het EMAS-charter van de FOD MV, heeft het DG
Luchtvaart zich op de volgende doelstellingen gefocust:
• Uitoefening van de nieuwe bevoegdheden inzake het Emission Trading System (ETS): het DGLV
heeft bijgedragen tot de resolutie A37-19 van de Internationale Organisatie voor de
Burgerluchtvaart (ICAO) die ertoe strekt beleidsmaatregelen uit te werken om de weerslag van
de luchtvaart op het klimaat wereldwijd te beperken.
90
Dit samenvattend exposé van het milieubeleid en van de goede praktijken van de ICAO ter zake
verplicht de nationale luchtvaartautoriteiten om een Nationaal Actieplan op te stellen. België
maakt deel uit van de groep van de eerste landen die hun verplichtingen binnen de gestelde
termijnen (juni 2012) zijn nagekomen. Het DGLV werkt in deze context samen met de Europese
Commissie aan de Europese coördinatie van dit plan, dat ook het uitgangspunt van het Belgisch
beleid voor deze aangelegenheden wordt. Het DG Luchtvaart heeft bijgedragen tot de invoering
van de Europese regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (ETS) voor wat de
luchtvaartactiviteiten betreft. De Luchtvaarttop van Brugge tijdens het Belgisch Voorzitterschap
van de Raad van de Europese Unie in 2010 heeft geleid tot een gemeenschappelijke verklaring
van de private luchtvaartsector en de Europese Commissie waarbij een werkgroep werd
opgericht die de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten in de luchtvaart moet
optimaliseren. Het dossier is echter op een moeilijkheid gestuit, namelijk de verwerping van
het samenwerkingsakkoord tussen de Staat en de Gewesten, zodat het niet verder kon worden
behandeld. Bijgevolg zal een nieuw akkoord dit dossier moeten deblokkeren.
• Integratie van een milieucertificeringsdoelstelling in het toekomstige beheerscontract van
Belgocontrol: naar aanleiding van het initiatief van de minister die voor duurzame ontwikkeling
bevoegd is, zal het DGLV, als instelling die toezicht houdt op Belgocontrol, dit punt als
milieudoelstelling optekenen. Deze integratie zal moeten gebeuren bij de onderhandeling van
het nieuwe beheerscontract.
• Het DGLV draagt onder meer bij tot de ontwikkeling van procedures voor glijvluchtnadering
(Continuous descent approach) bij landingen en de toepassing van een stelsel van preferentiële
start- en landingsbanen voor bepaalde Belgische luchthavens. Concreet werden nieuwe routes
uitgewerkt voor het opstijgen op de luchthavens om de geluidsoverlast te beperken rekening
houdend met de stedenbouwkundige situatie. De glijvluchtnadering (Continuous
descent approach) wordt toegepast op de luchthaven van Brussel-Nationaal, wanneer de
omstandigheden het toelaten.
• Parallel werkt het DGLV verder aan de nauwkeurige uitvoering van de beslissingen van de
Ministerraad inzake de vliegprocedures en het banengebruik op de luchthaven van BrusselNationaal. De voorkeur gaat daarbij uit naar oplossingen die bijdragen tot een vermindering van
de geluidsoverlast en van de schadelijke emissies. Nieuwe instructies werden gegeven om de
routes aan te passen (vermindering van het aantal vliegroutes) en het systeem van preferentiële
start- en landingsbanen te verduidelijken, met het oog op de toepassing van de maatregelen
die in 2008 en 2010 door de Ministerraad beslist werden; de rationalisatie van de vliegroutes
zou moeten leiden tot een verbetering van de veiligheid, een beperking van de geluidsoverlast,
evenals een beperking van het brandstofverbruik en schadelijke emissies.
91
Milieudoelstellingen in het kader van de 3de EMAS-cyclus (juli2013 - juni2016)
In het kader van de 3de EMAS-cyclus 2013-2016 zal het DGLV continu blijven werken aan de
verwezenlijking van de milieudoelstellingen van de 2de cyclus.
Een geheel nieuwe doelstelling betreft het faciliteren van de ontplooiing van economische
activiteiten die verband houden met het inzetten van drones. De keuze viel op dit dossier omwille
van de verwachte milieuvoordelen in termen van vermindering van brandstofverbruik en
schadelijke emissies en geluidsoverlast.
E-government
Het DGLV werkt ook aan de ontwikkeling van een e-government-toepassing met het oog op het
digitaliseren van het uitreikingsproces van vliegvergunningen voor niet-bemande luchtvaartuigen.
ADRES EN CONTACTPERSONEN
Cindy Dequesne
Algemeen EMAS-Coördinator en Verantwoordelijke voor de integratie van het leefmilieu in de
Opdrachten van de FOD Mobiliteit en Vervoer
Jean-Michel Walbrecq
Milieuverantwoordelijke voor het ECObeheer in site 1 (City Atrium) van de
FOD Mobiliteit en Vervoer
Vooruitgangstraat 56
1210 Brussel
Tel. 02/277 31 11
Algemeen contactadres: [email protected]
92
93
Begrippen en afkortingen in het kader van EMAS
EMAS
Eco- Management and Audit Scheme
ADR
Accord européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route
ERTMS
Het European Rail Traffic Management System (ERTMS) is de Europese standaard voor treinbeïnvloeding en spoorwegseinen.
Algemeen
EMAS-Coördinator
Staat in voor de overkoepelende coördinatie van het EMAS-project bij de
FOD MV en voor de rapportage aan het Directiecomité als hoogste besluitvormende instantie.
EU
Europese Unie
TSI NOISE
EU-Technical Specifications for Interoperability mbt de beperking van geluidsoverlast door het treinverkeer
Fedesco
Fedesco faciliteert en financiert energie-efficiëntieprojecten in federale
overheidsgebouwen.
FOD MV
Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer
FPDO
Federaal Plan Duurzame Ontwikkeling
FRDO
Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling
GIS-kaarten
Geografisch Informatie Systeem
GOCA
Groepering van erkende Ondernemingen voor autokeuring en rijbewijs
IATA
International Air Transport Association
ICDO
Interdepartementale Commissie voor Duurzame Ontwikkeling
BELIRIS
B-ERRU
Bike-to-Work
Beliris is een samenwerkingsverband tussen de Federale Staat en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Nationaal register van de vergunningen uitgereikt aan wegvervoerbedrijven
waarbij bvb. de kentekenplaten verschijnen op het opzoekscherm voor de
vergunde vervoersondernemingen. Dit opzoekscherm kan worden geraadpleegd door de vervoerders, hun opdrachtgever(s) en de diensten belast
met de controle van het wegvervoer.
Is een onderdeel van de Fietsersbond. Bike-to-Work zet aan tot fietsen en
regelmatig bewegen in het woon-werkVerkeer.
CDO
Cel Duurzame Ontwikkeling
CEMT-vergunningen
CEMT-transport is goederenvervoer over de weg van het ene naar het andere CEMT-land, terwijl de vervoerder in een derde (CEMT) land gevestigd is.
CEMT staat voor “Conferentie van Europese Ministers van Transport”. Een
CEMT-vergunning is noodzakelijk wanneer één van de betrokken landen geen
lid is van de Europese Unie.
DG
Directoraat – generaal
IMO
International Maritime Organization
DG MOVE
Diensten van de Europese Commissie bevoegd voor Transport
ITF
International Transport Forum
DG TAX4D
Diensten van de Europese Commissie bevoegd voor Belastingen en Douane
KBO
Kruispuntbank Ondernemingen
DIRCOM
Directiecomité
MBS
Milieubeheersysteem
DOS
Directie Overheidsbedrijven en Spoorbeleid
Mobilit+
Het Managementplan
Ecobeheer
Een activiteit verzekeren en een dienst verlenen waarbij de gevolgen voor
het leefmilieu beperkt worden, voornamelijk op vlak van waterverbruik,
energieverbruik, afvalproductie, papierverbruik en duurzame aankopen
MOBIVIS
Project voor de oprichting van een Kruispuntbank voor Voertuigen
MRP
Mariene Ruimtelijke Planning
94
95
MW
Megawatt
NECA
Een gebied in de Noordzee en het Engelse Kanaal met beperkingen inzake
stikstofoxidenemissies.
Opdrachten
Activiteiten die deelnemen aan de voorbereiding en de implementering van
het mobiliteits- en vervoerbeleid als corebusiness van de FOD MV.
P&O
Personeel & Organisatie
POD DO
Programmatorische Federale Overheidsdienst Duurzame Ontwikkeling
SECA
SOx Emission Control Area = gebied op de Noordzee en het Engelse Kanaal
met beperkingen inzake emissies van zwaveldioxide
Teamroom
Een interne platform dat het delen van documenten vergemakkelijkt
UNECE
United Nations Economic Commission for Europe
VER Ecobeheer
Milieuverantwoordelijke Ecobeheer van de FOD MV
VER Opdrachten
Milieuverantwoordelijke integratie van het leefmilieu in de opdrachten van
de FOD MV
VTE
Voltijds Equivalent
WEB-DIV
Een internettoepassing waarbij de verzekeraar de aanvraag doet voor een
nieuwe nummerplaat
WEB TEUV
Applicatie om vergunningen aan te vragen voor Uitzonderlijk Vervoer
WWV
Woon-werkverkeer
96
97
BIJLAGE
Verklaring van de milieuverificateur over de verificatie en
valideringswerkzaamheden
AIB-Vinçotte International N.V., EMAS-milieuverificateur met registratienummer BE-V-0016 geac
crediteerd met als reikwijdte 10, 11, 13, 16, 18, 19, 20 (excl. 20.51), 21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28,
29, 30.2, 30.9, 31, 32, 33, 35, 36, 37, 38, 39, 41, 42, 43, 45, 46, 47, 49, 52, 53, 58, 59, 60, 70, 71,
74, 79, 80, 81, 82, 84, 85, 86, 87, 88, 90, 94, 95, 96, 99 (NACE-code), EMAS-milieuverificateur met
registratienummer BE-V-00. geaccrediteerd, verklaart dat hij heeft geverifieerd of de vestiging City
Atrium, Vooruitgangstraat 56 te 1210 Brussel, zoals vermeld in onderhavige milieuverklaring van de
organisatie FOD Mobiliteit en Vervoer met registratienummer BE-BXL-000012, code NACE 84.111,
voldoet aan alle eisen van Verordening (EG) nr. 1221/2009 van het Europees Parlement en de Raad
van 25 november 2009 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair
milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS).
Met de ondertekening van deze verklaring bevestig ik dat:
• de verificatie en validering volledig overeenkomstig de voorschriften van Verordening (EG) nr.
1221/2009 zijn uitgevoerd;
• uit het resultaat van de verificatie en validering blijkt dat er geen aanwijzingen zijn dat niet
aan de toepasselijke wettelijke milieuvoorschriften is voldaan;
• de gegevens en informatie van de milieuverklaring van de organisatie betrouwbaar,
geloofwaardig en juist beeld geven van alle activiteiten van de organisatie binnen de in de
milieuverklaring vermelde reikwijdte.
Dit document is niet gelijk aan een EMAS-registratie. EMAS-registratie kan alleen worden gedaan
door een bevoegde instantie in de zin van Verordening (EG) 1221/2009. Dit document wordt niet
gebruikt als een zelfstandig stuk openbare communicatie.
Opgemaakt te Brussel op
Handtekening Ir. Paul Olivier
Voorzitter van de Certificatiecommissie.
98
99