Advies Meetbaar Beter! Over transformatiemonitor RTA definitief

Transformatiemonitor RTA
Status document
Auteurs
Projectleider
Opdrachtgever
Datum
Definitief
Martin Bakker, Denise Veldhuis, Suzan Nijhuis
Suzan Nijhuis
Han Tuller (kwartiermaker), namens de Drentse Pilot Jeugd
18 april 2014
Deze rapportage is gemaakt in opdracht van Han Tuller (kwartiermaker), namens de Drentse Pilot Jeugd. Het copyright op
dit rapport berust bij Han Tuller. PIONN is verantwoordelijk voor de inhoud van dit rapport. Het auteursrecht en de
daaraan verbonden rechten en bevoegdheden berust bij PIONN.
PIONN is partner in SEJN (www.sejn.nl).
PIONN
Postbus 114
9400 AC Assen
Tel: 0592-367934
[email protected]
www.pionn.nl
2
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
4
Het model voor de opzet van de transformatiemonitor
4
2.
5
De toekomstige jeugdzorgketen
De toekomstige jeugdzorgketen
5
3.
6
De bouwstenen van de transformatiemonitor
De transformatiemeter
6
De implementatiemeter
8
4.
9
De randvoorwaarden voor de uitwerking van de transformatiemonitor
Een nadere bespreking en uitwerking van de indicatoren
9
De methode om de indicatoren uit te vragen bij de organisaties
10
Referenties
11
3
1.
Inleiding
De visie voor de toekomstige jeugdhulp hebben gemeenten en provincie vastgelegd in het document ‘als jeugd en
toekomst tellen’. De uitgangspunten die in deze visie zijn vastgelegd zijn van toepassing op het regionale
transitiearrangement (RTA) en de bijbehorende transformatiedoelen. Ten behoeve van het transformatieplan is het
belangrijk om een set van indicatoren op te stellen voor het kunnen volgen van de transformatiedoelen uit het RTA. Dit
betekent dat er een transformatiemonitor ontwikkeld dient te worden. In deze korte notitie wordt een eerste opzet van
de transformatiemonitor beschreven. De transformatiemonitor gaat over de mate waarin de kerndoelen uit het RTA
bereikt worden tussen 2013 en 2017. De eerste opzet van de transformatiemonitor wordt met de Drentse partners
verder doorontwikkeld en uitgewerkt. In juni 2014 wordt de definitieve transformatiemonitor opgeleverd.
In dit hoofdstuk wordt het model beschreven waarmee de transformatiemonitor is opgesteld. De toekomstige
jeugdzorgketen wordt in hoofdstuk 2 weergegeven. In hoofdstuk 3 worden de bouwstenen van de transformatiemonitor
beschreven; de transformatiemeter en de implementatiemeter. Ten slotte wordt in hoofdstuk 4 de randvoorwaarden
opgesteld ten behoeve van de uitwerking van de transformatiemonitor.
1.1
1
Het model voor de opzet van de transformatiemonitor
De transformatiemonitor zal als sturingsinstrument altijd deel uit moeten maken van een werkwijze ten behoeve van
kwaliteitsverbetering, waarmee koers kan worden gehouden richting de kerndoelen van de transformatie. Een
belangrijk uitgangspunt voor het monitoren van de transformatie is dat de indicatoren in relatie staan tot de kerndoelen
van de transformatie en bijdragen aan het realiseren van verbeteringen (van Yperen, 2012; van Yperen, 2013). In deze
notitie wordt het model van de balanced scorecard gebruikt voor het opstellen van de transformatiemonitor (Ahaus &
Diepman, 1998, 2001). Dit model plaatst het gebruik van prestatie indicatoren in de context van kwaliteitsverbetering.
Het model maakt gebruik van 4 stappen die systematisch achtereenvolgens worden uitgewerkt en ingevuld. Vrij
vertaald naar de transformatie van de jeugdzorgketen ziet het proces er als volgt uit:
Stap 1. het opstellen van de ambitie van de transformatie
Stap 2. het vertalen van de ambitie naar kerndoelen
Stap 3. het vertalen van de kerndoelen naar prestatie indicatoren
In stap 3 worden de kerndoelen vertaald naar prestatie indicatoren. Een prestatie indicator is een meetpunt dat een
indicatie geeft in hoeverre het kerndoel met succes wordt gerealiseerd. Een kerndoel kan met meerdere prestatie
indicatoren worden gemeten. Een laatste stap is om aan de prestatie indicator een norm te koppelen. Een norm
bepaald de mate van de verbetering die verwacht wordt. Dit activeert een leercurve. Het bepalen van een (streef)norm
is nog geen onderdeel van de transformatiemonitor zoals in deze notitie beschreven. Dit is namelijk onderdeel van de
bestuurlijke beleidscyclus.
Deze paragraaf is grotendeels onleend aan: Prestatie-indicatoren jeugdzorg: naar een gezamelijke integrale visie en implementatie, p. 9, 2006
4
2.
De toekomstige jeugdzorgketen
2.1
De toekomstige jeugdzorgketen
De essentie van de transformatie van de jeugdzorgketen zit in maatwerkarrangementen, die per cliënt worden
samengesteld en passen binnen de sluitende jeugdzorgketen. Het hanteren van een indeling in interventieniveaus (1
tot en met 8) is voor partners in Drenthe essentieel en leidend om tot een sluitende zorgketen te komen (RTA,
december 2013). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vrij toegankelijke zorg (het groene gedeelte van de keten)
en via verwijzing beschikbare behandeling en hulpverlening (het gele en rode gedeelte van de keten). Daarnaast
bestaat de preventieve dienstverlening of generalistische jeugdzorg uit interventieniveau 1 t/m 4 en de
gespecialiseerde jeugdzorg bestaat uit interventieniveau 5 t/m 8.
Weergegeven in een afbeelding, ziet de toekomstige jeugdzorgketen er als volgt uit:
Figuur 2.1
De toekomstige Drentse jeugdzorgketen volgens het RTA 2013
Het uiteindelijke doel van transformatie jeugdzorg is dat er (vroegtijdig) breder naar de vraag van de cliënt gekeken en
geluisterd wordt, en dat de preventieve dienstverlening een groter deel van de totale zorgvraag op kan lossen. Het
inhoudelijke vertrekpunt van de transformatie is daarbij dat lichtere hulp dichter bij huis wordt aangeboden en aansluit
bij de eigen kracht van opvoeders en het gezinsysteem. De ambitie van de transformatie is daarmee een passende en
gerichte inzet van interventies, waarbij lichtere, kortdurende interventies in eigen sociale context, waar mogelijk, zware,
langdurende interventies buiten die eigen sociale context vervangen (RTA, 2013).
5
3.
De bouwstenen van de transformatiemonitor
3.1
De transformatiemonitor
De transformatiemonitor is opgebouwd uit twee meters. De transformatiemeter monitort de kerndoelen van de
transformatie. En de implementatiemeter monitort in welke mate de transformatie wordt uitgevoerd zoals bedoeld
(methodegetrouw werken).
De hoeveelheid indicatoren die aan doelen gekoppeld kunnen worden is in principe groot. De kunst is om zuinig te zijn
met meten (van Yperen, 2012). Het wordt aanbevolen om in ieder geval een selectieve set van resultaatgerichte
indicatoren op te nemen die inzicht geven in de prestaties ten aanzien van het opgestelde doel (van Yperen, 2012).
Daarbij is het van belang dat er helderheid is over de relevantie van de indicator en welke kwaliteitsvraag ermee
beantwoord kan worden (van Yperen, 2012). Ook is het aanbevolen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande
2
indicatoren . Op basis van deze overwegingen is aan de opgestelde doelen een minimale basisset van indicatoren
gekoppeld die de resultaten ten aanzien van het doel in beeld brengen. De transformatiemonitor bestaat in haar geheel
uit een basisset van 15 indicatoren. Deze basisset van indicatoren dient uitdrukkelijk als uitgangspunt voor de verdere
uitwerking van de transformatiemonitor in samenwerking met de partners. Deze basisset kan in interactie met de
partners nog worden aangepast en ingeperkt.
In paragraaf 3.2 wordt de transformatiemeter beschreven. In paragraaf 3.3 wordt de implementatiemeter weergegeven.
3.2
De transformatiemeter
De ambitie van de transformatie is een passende en gerichte inzet van interventies, waarbij lichtere, kortdurende
interventies in eigen sociale context, waar mogelijk, zware, langdurende interventies buiten die eigen sociale context
vervangen. Deze ambitie is in overleg met partners uitgedrukt in een aantal kerndoelen. Naast deze kerndoelen zijn er
nog andere, minder prominente en soms ook incidentele doelen op te stellen. Echter door het bereiken van de
kerndoelen zal naar verwachting de ambitie van de transformatie in hoofdzaak worden gerealiseerd. De
transformatiemeter staat beschreven in Tabel 3.2.
Tabel 3.2. De kerndoelen en bijbehorende indicatoren van de transformatiemeter
Ambitie transformatie RTA
Passende en gerichte inzet van interventies, waarbij lichtere, kortdurende interventies in eigen sociale context, waar mogelijk,
zware, langdurende interventies buiten die eigen sociale context vervangen
Kerndoelen
Indicatoren
Type indicator
De preventieve dienstverlening neemt in volume toe
ten opzichte van peiljaar 2013
1. Percentage cliënten waarbij alleen
interventieniveau 2 of 3 is uitgevoerd
Resultaatindicator
De jeugdhulp op interventieniveau 3 en 4 neemt in
volume toe ten opzichte van peiljaar 2013
2. Percentage cliënten waarbij alleen
interventieniveau 3 of 4 is uitgevoerd
Resultaatindicator
De jeugdhulp op interventieniveau 5 en hoger neemt
in volume af ten opzichte van peiljaar 2013
3. Percentage cliënten waarbij
interventieniveau 5 t/m 8 is
uitgevoerd
Resultaatindicator
Uniforme prestatie-indicatoren voor inkoop van jeugdhulp door gemeenten na de transitie, 2013
6
Vervolg Tabel 3.2. De kerndoelen en bijbehorende indicatoren van de transformatiemeter
Ambitie transformatie RTA
Passende en gerichte inzet van interventies, waarbij lichtere, kortdurende interventies in eigen sociale context, waar mogelijk,
zware, langdurende interventies buiten die eigen sociale context vervangen
Kerndoelen
Indicatoren
Type indicator
Een herhaald beroep op jeugdhulp duurt korter als
het op hetzelfde interventieniveau wordt uitgevoerd
4. Percentage cliënten met minder
contactmomenten bij een herhaald
beroep op jeugdhulp op hetzelfde
interventieniveau
Resultaatindicator
Een herhaald beroep op jeugdhulp waarbij de
ondersteuning op een lager interventieniveau wordt
uitgevoerd neemt toe ten opzichte van peiljaar 2013
5. Percentage cliënten waarbij een
herhaald beroep op jeugdhulp op
een lager interventieniveau wordt
uitgevoerd
Resultaatindicator
Jeugdhulp dat conform handelingsplan wordt
afgesloten neemt toe ten opzichte van peiljaar 2013
6. Percentage cliënten (opvoeders)
dat bij afsluiting van de jeugdhulp
tevreden is met de resultaten
Resultaatindicator
7. Percentage cliënten waarbij de
jeugdhulp planmatig is beëindigd
Resultaatindicator
8. Percentage AMHK meldingen
Resultaatindicator
9. Percentage AMHK meldingen
opgepakt door interventieniveau 3-4
Resultaatindicator
10. Percentage cliënten met een
OTS
Resultaatindicator
Het aantal meldingen van het AMHK neemt in
volume af ten opzichte van peiljaar 2013
Het aantal cliënten met een OTS neemt in
volume af ten opzichte van peiljaar 2013
Door de grotere preventieve focus in de jeugdzorg (eerder signaleren) zullen naar verwachting op korte termijn in totaal
meer jeugdigen in zorg zijn naast de al bestaande (zwaardere) zorg. De verwachting is dat een afname en/of een
verschuiving van zwaardere naar lichtere vormen van zorg pas op de langere termijn mogelijk zichtbaar worden en
3
renderen . Daarnaast moet rekening gehouden worden met de doelgroep die intensieve doorlopende jeugdzorg
ontvangt van langer dan een jaar (gezien vanaf peiljaar 2013). De aanname is dat er een stabiele trend is in het
zorgvolume dat op interventieniveau 8 wordt uitgevoerd (te denken valt aan langdurig verblijf en pleegzorg). Deze
doelgroep zal niet betrokken behoren te worden bij beoordeling van de transformatiedoelstelling dat er bij herhaald
beroep de ondersteuning wordt verkort dan wel op een lichter niveau wordt uitgevoerd.
Sociale wijkteams in ontwikkeling: Inrichting, aansturing en bekostiging, 2013
7
3.3
De implementatiemeter
Twee graadmeters zijn van belang om het succes van de transformatie van de jeugdzorg te kunnen beoordelen. Een
succesvolle transformatie houdt in dat de transformatie (blijvend) wordt uitgevoerd zoals bedoeld én dat de beoogde
doelen worden bereikt (Black & Holden, 1995; Fixsen, Naoom, Blase, Friedman & Wallace, 2005; Stals, 2012). Het
bereiken van de beoogde doelen hangt namelijk samen met de kwaliteit van de uitvoering (Durlak & DuPre, 2008;
Lipsey, 2009; Stams, 2011; Tennyson, 2009). Het is daardoor belangrijk om, naast de doelen, de uitvoering van de
transformatie te monitoren (Stals, 2012).
De implementatiemeter heeft als doel om inzicht te geven in de mate waarin de transformatie wordt uitgevoerd zoals
bedoeld. De werkprincipes zoals beschreven in het RTA staan hierbij centraal. De implementatiemeter staat
beschreven in tabel 3.3.
Tabel 3.3. De kerndoelen en bijbehorende indicatoren van de implementatiemeter
Ambitie uitvoering transformatie
De jeugdhulp wordt conform de werkprincipes van het RTA uitgevoerd
Procesdoelen
Indicatoren
Type indicator
De jeugdhulp wordt uitgevoerd volgens het principe
één gezin, één plan, één regisseur
11. Percentage cliënten waarbij één
intake (diagnose) proces is
uitgevoerd
Procesindicator
De cliënten zijn in maximaal 2 stappen bij passende
jeugdhulp (matched care)
12. Percentage cliënten dat bij
afsluiting jeugdhulp maximaal 2 keer
in interventieniveau is opgeschaald
Procesindicator
De cliënten staan niet langer dan 9 weken op de
wachtlijst voor jeugdhulp
13. Percentage cliënten dat korter
dan 9 weken op de wachtlijst staat
Procesindicator
De jeugdarts, specialist en huisarts zijn integraal
betrokken bij het verwijzingsproces van het CJG
14. Percentage directe verwijzingen
door jeugdarts, specialist of huisarts
naar interventieniveau 5 en hoger
Procesindicator
Op alle interventieniveaus wordt kennis, kunde en
attitude in samenhang aangeboden
15. De mate waarin professionals en
financiers tevreden zijn met de
1
uitvoering van de transformatie
Procesindicator
1
kan periodiek worden gemeten met een korte digitale vragenlijst over de voortgang op methodische kernthema’s (o.a.
werkzaamheid schakelpunten en samenwerking volgens een integraal handelingsplan etc.).
8
4.
De randvoorwaarden voor de uitwerking van de transformatiemonitor
In dit hoofdstuk worden randvoorwaarden voor de uitwerking van de transformatiemonitor beschreven. Ten eerste
wordt ingegaan op een nadere bespreking en uitwerking van de indicatoren. Ten tweede wordt de methode om
gegevens uit te vragen bij de organisaties toegelicht.
4.1
Een nadere bespreking en uitwerking van de indicatoren
In deze notities is een eerste opzet van de transformatiemonitor beschreven. Deze set geeft op hoofdlijnen inzicht in de
prestaties ten aanzien van het opgestelde kerndoelen van de transformatie. Hierbij is het uitgangspunt om zoveel als
4
mogelijk bestaande uniforme prestatie indicatoren te hanteren . Een belangrijk aandachtspunt hierbij zijn de
indicatoren die de kwaliteit van de jeugdhulp op cliëntniveau monitoren.
Twee uniforme prestatie indicatoren monitoren in welke mate de jeugdhulp volgens handelingsplan wordt afgesloten.
Het betreft een maat voor (cliënt)tevredenheid en een maat voor planmatige beëindiging (indicatoren 6 en 7). De
aanname bij de indicator tevredenheid is dat naarmate die tevredenheid groter is, de hulpvragen van de cliënt beter
5
zullen zijn beantwoordt . De aanname bij de indicator planmatige beëindiging is dat ondersteuning die door de cliënt of
de professional voortijdig wordt afgebroken een signaal is dat het aanbod wellicht niet afdoende op de hulpvraag is
5
ingespeeld . In samenspraak met de organisaties zullen uniform gevalideerde instrumenten gekozen moeten worden
om de mate van tevredenheid en planmatige beëindiging te meten. Voor planmatige beëindiging kan mogelijk gedacht
worden om aan te sluiten bij de risico indicator die de Inspectie Jeugdzorg in maart 2014 heeft opgesteld, namelijk
6
voortijdige beëindiging .
Een andere indicator die meegenomen zou kunnen worden om te monitoren in welke mate de jeugdhulp volgens
handelingsplan wordt afgesloten is probleemafname/eigen kracht van cliënten. Deze indicator draagt bij aan het
beantwoorden van de vraag in welke mate de problematiek van cliënten is verminderd dan wel hanteerbaar en/of de
zelfstandigheid is toegenomen, ook bij de opvoeders. De aanname is dat aan het einde van de ondersteuning cliënten
beter in staat zijn met hun problemen om te gaan. De mate van eigen kracht zou uitgedrukt kunnen worden in een
score op kwaliteit van leven, opvoedbelasting en/of probleemafname. Deze indicator zou in principe uniform uitgezet
kunnen worden bij alle organisaties als een score op kwaliteit van leven en mogelijk ook als een score op de
opvoedbelasting van opvoeders (deze indicatoren zijn namelijk zowel in de cure en de care setting, als bij lichtere en
zwaardere ondersteuning bruikbaar).
Een aandachtspunt hierbij is nog wel dat de indicator probleemafname is niet in alle settings passend en goed
hanteerbaar (bijvoorbeeld in de VB setting). Voor cliënten in de VB setting is probleemafname mogelijk niet het doel,
maar gaat het veel meer om hanteerbaarheid/stabiliteit van problemen. De meeste organisaties hanteren ook nog
geen instrumenten over kwaliteit van leven en/of opvoedbelasting. De aanbeveling is daarom om deze indicator samen
met de sectoren nader uit te werken.
4.1.1
De planning voor de uitwerking van de transformatiemonitor
Het is van belang dat op korte termijn met vertegenwoordiger van de jeugdzorg sectoren de indicatoren uit de
transformatiemonitor worden besproken, zodat er een uniforme definitie gehanteerd wordt bij het aanleveren van de
benodigde gegevens. In mei 2014 wordt een bijeenkomst georganiseerd waar de eerste opzet van de
transformatiemonitor wordt geëvalueerd en waar nodig aangepast dan wel ingeperkt. In juni 2014 wordt de definitieve
transformatiemonitor opgeleverd met bijbehorende definities, zodat deze kunnen worden meegenomen in de
procedures voor het factlab in het najaar 2014.
Uniforme prestatie-indicatoren voor inkoop van jeugdhulp door gemeenten na de transitie, 2013
Prestatie-indicatoren jeugdzorg: naar een gezamelijke integrale visie en implementatie, 2006
Inspectie Jeugdzorg, Risicofactoren maart 2014, 2014
9
4.2
De methode om de indicatoren uit te vragen bij de organisaties
De factlab-methode wordt ingezet om de gegevens voor de indicatoren uit te vragen bij de organisaties. Alle
indicatoren uit de transformatiemonitor kunnen tijdens de faclabs uitgevraagd worden bij de organisaties. Een
uitzondering is indicator 15 (‘De mate waarin professionals en financiers tevreden zijn met de uitvoering van de
transformatie’). Deze indicator kan worden uitgevraagd met behulp van een korte digitale vragenlijst onder
professionals en financiers.
Een factlab is een bijeenkomst waar privacygevoelige informatie (cliëntgegevens) van een organisatie door een
onafhankelijke partij op een dusdanige manier wordt versleuteld dat de aangeleverde gegevens niet meer tot personen
herleidbaar zijn. Nadat deze handeling in het bijzijn van de vertegenwoordiger van de organisatie is verricht, neemt
deze de privacygevoelige informatie weer mee en blijven voor rapportage alleen de versleutelde gegevens over. Van
alle deelnemende organisaties worden de cliëntgegevens op dezelfde wijze versleuteld. Het resultaat is een
geanonimiseerd gekoppeld bestand op basis waarvan het aantal unieke cliënten die bij meerdere organisaties in zorg
zijn, inzichtelijk gemaakt kunnen worden.
In het najaar van 2014 wordt de nulmeting opgezet voor de RTA doelstellingen. Het peiljaar voor de nulmeting is 2013.
Dit betekent dat het gaat om:
• alle cliënten in Drenthe waarvan de begeleiding/behandeling in 2013 is afgesloten + alle cliënten die in
begeleiding/behandeling zijn op peildatum 1-1-2014.
• alle cliënten die op 1 januari 2013 jonger zijn dan 18 jaar. Een cliënt die in 2013 18 jaar is geworden mag het hele
peiljaar 2013 meegeteld worden.
Een belangrijke randvoorwaarde voor het factlab in het najaar is dat alle organisaties die (gespecialiseerde) jeugdzorg
leveren in Drenthe deelnemen. Bijvoorbeeld, wanneer organisaties niet vanaf de nulmeting deelnemen aan het factlab
kan namelijk niet bepaald worden in hoeverre een cliënt nieuw in zorg is in de uitgevraagde periode of dat deze al
langer in zorg was. Daarbij zullen er ook gegevens worden uitgevraagd over interventieniveau 2 en 3. Dit betreft
gegevens die bijvoorbeeld worden uitgevraagd bij de GGD en de welzijnsorganisaties. Een tweede randvoorwaarde is
dat de gegevens volledig worden aangeleverd. Daarbij is het van belang dat per cliënt ook het gehele zorgtraject uit
het integrale handelingsplan wordt geregistreerd (de duur; begin- en einddatum hulp). Dit is belangrijk om te kunnen
achterhalen wanneer er daadwerkelijk sprake is van herhaald beroep op jeugdhulp. Wanneer alle betrokken
organisaties namelijk alleen hun deel van het zorgtraject registreren is het niet mogelijk te achterhalen of hun zorg nog
onderdeel uitmaakt van het integrale handelingsplan of niet. Dit betekent dat er uitdrukkelijk per cliënt moet worden
geregistreerd welke organisatie de regisseur van het gehele zorgtraject was, en deze partij is dan ook verantwoordelijk
om de gehele duur van het zorgtraject aan te leveren (begin- en einddatum hulp). De organisaties zijn verantwoordelijk
voor de kwaliteit van de gegevens.
De organisaties zullen tijdig op de hoogte worden gebracht van de opzet en de procedures van het factlab.
10
Referenties
Ahaus, C.T.B. & Diepman, F.J (1998, 2001). Balanced Scorecard & INK-model, Deventer: Kluwer.
Black, M. M., & Holden, E. W. (1995). Longitudinal intervention research in children'
s health and development. Journal
of Clinical Child Psychology, 24,163-172.
Durlak J.A. & DuPre E.P. (2008). Implementation matters: a review of research on the influence of
implementation on program outcomes and the factors affecting implementation. American Journal on
Community Psychology, 41, 327-50.
Fixsen, D. L., Naoom, S. F., Blase, K. A., Friedman, R. M., & Wallace, F. (2005). Implementation research: A synthesis
of the literature. Tampa: University of South Florida, The National Implementation Research Network.
Inspectie Jeugdzorg, Risicofactoren maart 2014, 2014
Lipsey, M.W. (2009). The Primary Factors that Characterize Effective Interventions with Juvenile Offenders: A MetaAnalytic Overview. Victims and Offenders, 4, 124-147.
Prestatie-indicatoren jeugdzorg: naar een gezamenlijke integrale visie en implementatie, 2006
Regionaal transitiearrangement voor de transformatie jeugdzorg in de regio Drenthe, 2013
Sociale wijkteams in ontwikkeling: Inrichting, aansturing en bekostiging, 2013
Stals, K. (2012). De cirkel is rond. Onderzoek naar succesvolle implementatie in de jeugdzorg. Academische
proefschrift, Universiteit Utrecht.
Stams, G.J.J.M., (2011). Het recht van de zwakste: de forensische jeugdzorg in orthopedagogisch perspectief.
Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
Tennyson, H.R. (2009). Reducing Juvenile Recidivism: A Meta-Analysis of Treatment Outcomes. School of
Professional Psychology. Paper 109.
Uniforme prestatie-indicatoren voor inkoop van jeugdhulp door gemeenten na de transitie, 2013
Yperen, T.A. van (2012). Verbetering telt. Werken met prestatie-indicatoren in de zorg voor jeugd.
Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Te downloaden van: www.nji.nl
Yperen, T.A. van (2013). Met kennis oogsten. Monitoring en doorontwikkeling van integrale zorg voor jeugd.
Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Te downloaden van: www.nji.nl
11