Download hier de liedteksten en vertalingen

In Vlaamse Kringen…
ZONDAG 16 NOVEMBER 2014, 14.30 UUR
VRIJDAG 21 NOVEMBER 2014, 20.15 UUR
Den Haag, Nieuwe Kerk
Utrecht, Pieterskerk
DINSDAG 18 NOVEMBER 2014, 20.15 UUR
ZONDAG 23 NOVEMBER 2014, 15.00 UUR
Amsterdam, Muziekgebouw aan ‘t IJ
Groningen, Der Aa-Kerk
WOENSDAG 19 NOVEMBER 2014, 20.15 UUR
WOENSDAG 26 NOVEMBER 2014, 20.15 UUR
Leeuwarden, Grote of Jacobijnerkerk
Gent, De Bijloke
DONDERDAG 20 NOVEMBER 2014, 20.30 UUR
Rotterdam, Grote of Sint Laurenskerk
Uitvoerenden
Programma
Nederlands Kamerkoor
Paul Van Nevel dirigent
François Regnard 1530(?)-1600
Super flumina Babylonise
Las je me plains
Et factum est postquam in captivitatem
Sopranen
Annet Lans
Mónica Monteiro
Maria Valdmaa
Alten
Dorien Lievers
Peter de Groot
Tenoren
Stefan Berghammer
Alberto ter Doest
Guy Cutting
William Knight
João Moreira
Endrik Üksvärav
Bassen
Gilad Nezer
Jasper Schweppe (18, 19, 20, 21, 23, 26 november)
Matthew Baker
Mitchell Sandler
Matthew Vine (16 november)
Gaspar van Weerbeke 1445-1518(?)
Lamentationes Jeremiae Prophetae
Officium Papale: Sanctus & Benedictus
Officium Papale: Agnus Dei
- pauze Firminus Caron 1440(?)-1490(?)
Corps contre Corps
Gloria uit de mis Jesus Autem Transiens
Agnus Dei uit de mis Accueilly m’a la belle
François Regnart (1530?-1600)
Super flumina Babylonis
Aan de rivieren van Babel
Super flumina Babylonis
Illic sedimus et flevimus,
cum recordaremur tui Sion.
In salicibus in medio ejus
suspendimus organa nostra.
Quia illic interrogaverunt nos,
qui captivos duxerunt nos, verba cantionum.
Et qui abduxerunt nos:
Hymnum cantate nobis de canticis Sion.
Aan de rivieren van Babel,
daar zaten wij treurend
en dachten aan Sion.
In de wilgen op de oever
hingen wij onze lieren.
Daar durfden onze bewakers
te vragen om een lied,
daar vroegen onze beulen:
‘Zing voor ons een vrolijk lied uit Sion.’
François Regnart (1530?-1600)
Las je me plains
Mijn treuren
Las, je me plains de mille et mille et mille souspirs,
qu'en vain des flancs je vay tirant,
Heureusement mon plaisir martirant
Au fond d'une eau qui de mes pleurs distille.
Mijn treuren wordt door duizenden zuchten omgeven,
Overal word ik door hen bestookt.
Mijn vreugde zet zich om in lijden tot op de bodem
van een meer dat gevoed wordt door mijn tranen.
François Regnart (1530?-1600)
Et factum est postquam in captivitatem
En het gebeurde dat, nadat Israël in gevangenschap
Et factum est postquam in captivitatem
reductus est Israel et Hierusalem destructa est,
sedit Hieremias propheta flens,
et planxit lamentatione hac in Hierusalem,
et amaro animo suspirans et ejulans dixit:
En het gebeurde dat, nadat Israël in gevangenschap
Was weggevoerd en Jeruzalem vernietigd was,
De profeet Jeremia huilend neerzat,
En dit klaaglied over Jeruzalem zong,
En, met bittere ziel zuchtend en rouwend, zei:
Quomodo sedet sola civitas plena populo.
Facta est quasi vidua Domina gentium.
Princeps provinciarum facta est sub tributo.
Hoe zit zij eenzaam, de stad zo rijk aan bewoners.
Als een weduwe is geworden de heerseres der volken.
De vorstin der gewesten is dienstplichtig geworden.
2
Gaspar van Weerbeke (1445-1518)
Lamentationes Jeremiae Prophetae
Klaaglied van de profeet Jeremia
Incipit Lamentatio Jeremiae Prophetae.
Hier begint het Klaaglied van de profeet Jeremia.
Aleph. Quomodo sedet sola civitas plena populo.
Facta est quasi vidua Domina gentium.
Princeps provinciarum facta est sub tributo.
Beth. Plorans ploravit in nocte,
et lacrimae eius in maxillis eius.
Non est qui consoletur eam ex omnibus caris eius.
Omnes amici eius spreverunt eam,
et facti sunt ei inimici.
Aleph. Hoe zit zij eenzaam, de stad zo rijk aan bewoners.
Als een weduwe is geworden de heerseres der volken.
De vorstin der gewesten is dienstplichtig geworden.
Beth. Zij weent en weent des nachts,
en haar tranen zijn op haar wangen.
Geen is er die haar troost van al haar geliefden.
Al haar vrienden verachten haar,
en zijn haar tot vijand geworden.
Jerusalem, Jerusalem, convertere ad Dominum Deum
tuum.
Jeruzalem, Jeruzalem, bekeer u tot de Heer uw God.
Deleth. Viae Sion lugent eo,
quod non sint qui veniant ad solemnitatem.
Omnes portae eius destructae; sacerdotes eius gementes:
virgines eius squalidae,
et ipsa oppressa amaritudine.
He. Parvuli eius ducti sunt in captivitatem, ante faciem
tribulantis.
Daleth. De wegen van Sion treuren,
omdat er geen meer komen ten hoogtijd.
Al haar poorten zijn verwoest; haar priesters zuchten:
haar jonkvrouwen gaan in rouwgewaad,
en zij zelve is overstelpt van bitterheid.
He. Haar kinderen zijn in gevangenschap gevoerd,
voor het aangezicht van de verdrukker.
Jerusalem, Jerusalem, convertere ad Dominum Deum
tuum.
Jeruzalem, Jeruzalem, bekeer u tot de Heer uw God.
Vau. Et egrussus est a filia Sion omnis decor eius.
Facti sunt principes eius velut arietes
non invenientes pascua.
Zain. Recordata est Jerusalem dierum afflictionis suae
et praevaricationis omnium desiderabilium suorum.
Viderunt eam hostes et deriserunt sabbata eius.
Vau. En verdwenen is van de dochter van Sion alle luister;
haar vorsten zijn als rammen
die geen weide vinden.
Zain. Jeruzalem overpeinst de dagen van haar ellende
en haar overtreding, en al wat zij begeerlijks bezat.
De vijanden zagen haar aan, en spotten met haar rustdagen.
Jerusalem, Jerusalem, convertere ad Dominum Deum
tuum.
Jeruzalem, Jeruzalem, bekeer u tot de Heer uw God.
Gaspar van Weerbeke (1445-1518)
Officium Papale: Sanctus & Benedictus
Sanctus & Benedictus
Sanctus, sanctus, sanctus,
Dominus Deus Sabaoth.
Pleni sunt coeli et terra gloria tua,
osanna in excelsis.
Heilig, heilig, heilig is de Heer,
God der Legerscharen.
Hemel en aarde zijn vol van Uw heerlijkheid,
Hosanna in de hoge.
Benedictus qui venit in nomine Domini,
osanna in excelsis.
Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer.
Hosanna in de hoge.
Gaspar van Weerbeke (1445-1518)
Officium Papale: Agnus Dei
Agnus Dei
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi,
miserere nobis.
Lam Gods, dat weg neemt de zonden der wereld,
ontferm u over ons.
3
Firminus Caron (1440?-1490?)
Corps contre corps
Lijf aan lijf
Superius & Contra I
Corps contre corps sans penser convoytise
L’un l’autre amer du cueur parfaitement
Faire son fait partout secretament
Des amoureux ce doibt estre la guise.
Superius en Contra I
Lijf aan lijf, zonder begeerte,
elkaar liefhebben, volledig en van harte,
je gang gaan, maar wel stiekem:
zo toon je ware liefde.
Contra II
Ramboure luy, rataquon,
Ramboure luy son bas.
Je recontray nonnette
Qui rechiet le cas
Contra II
Naai haar, rammelaar,
naai haar dicht van onderen.
Ik ben een nonnetje tegengekomen,
met wie je zaken kunt doen.
La chuchay sur le lette
Et luy levay les draps
Ik heb haar op het bedje gelegd
en het laken van haar getrokken.
Ramboure luy, rataquon,
Ramboure luy son bas.
Naai haar, rammelaar,
naai haar dicht van onderen.
Foullés cul espuisé
Gentil compaignon
Foullés cul espuisé
Doux sargent du passon
Couillés de fer et vit de plomb
Et con d’acier!
Je revenoye de Noion,
Couillés de fer et vit de plomb
Si encontray ung valenton
Hu, tu, du, dâ, dâ, dâ
Fier du cul trais-t’en là
Ricardaine met ton cul sur le myen
Je le vien, je le tien, ricardon!
Schiet in de uitgeputte kont,
nobele makker,
Schiet in de uitgeputte kont,
zoete veldwachter, met je stok.
IJzeren ballen en een loden schroef
en een kutje van staal!
Ik kwam terug uit Noyon,
IJzeren ballen en een loden schroef,
toen ben ik een edelman tegengekomen,
hu, du, du, dah, dah, dah,
hij pronkt met zijn kont, laat hem toch zitten.
Vlot meisje, leg je kont op de mijne!
Ik kom, ik houd hem tegen, vlotte knaap!
Tenor
Cinq solz et demy
Doibt le cul au con de restes
Autour de la Saint Remy
Pourquoy luy permy
Tenor
Vijf-en-een-halve sous
is die lul vanwege het kutje
schuldig aan Sint Remigius.
Die mocht hij houden.
Cinq solz et demy
Pour le corps et pour les testes
Et le cul resioit pour luy
Partout secretament:
Des amoureux ce doibt estre la guise.
Vijf-en-een-halve sous
voor zijn wapenrusting,
en die lul trok voor haar ten velde
wel stiekem:
zo toon je ware liefde.
4
Firminus Caron (1440?-1490?)
Gloria uit de mis “Jesus autem transiens”
Gloria
Gloria in excelsis Deo.
Et in terra pax hominibus bonae voluntatis.
Laudamus te, benedicimus te,
adoramus te, glorificamus te.
Gratias agimus tibi propter magnam gloriam tuam.
Domine Deus, Rex coelestis,
Deus pater omnipotens,
Domine fili unigenite Jesu Christe,
Domine Deus, Filius patris.
Qui tollis peccata mundi, miserere nobis,
suscipe deprecationem nostram,
Qui sedes ad dexteram patris,
miserere nobis.
Quoniam tu solus sanctus, tu solus Dominus,
tu solus altissimus, Jesu Christe.
Cum sancto spiritu in gloria Dei patris.
Amen.
Ere aan God in den hoge.
En vrede op aarde aan de mensen van goede wil.
Wij loven U, wij prijzen U,
wij aanbidden U, wij verheerlijken U.
Wij brengen U dank om Uw grote heerlijkheid.
Heer God, Koning des Hemels,
God, almachtige Vader,
Heer eniggeboren Zoon, Jezus Christus,
Heer God, Zoon van de Vader.
Die de zonden der wereld wegneemt, ontferm U over ons,
aanvaard onze smeekbede.
Die zetelt aan de rechterhand van de Vader,
ontferm U over ons.
Want Gij alleen zijt heilig, Gij alleen zijt Heer.
Gij alleen zijt de Allerhoogste, Jezus Christus.
Met de Heilige Geest in de heerlijkheid van God de Vader.
Amen.
Firminus Caron (1440?-1490?)
Agnus Dei uit de mis “Accueilly m’a la belle”
Agnus Dei
Sopraan, Tenor II & Bas
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi,
miserere nobis.
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi,
miserere nobis.
Agnus Dei, qui tollis peccata mundi,
dona nobis pacem.
Sopraan, Tenor II & Bas
Lam Gods, dat weg neemt de zonden der wereld,
ontferm u over ons.
Lam Gods, dat weg neemt de zonden der wereld,
ontferm u over ons.
Lam Gods, dat weg neemt de zonden der wereld,
geef ons vrede.
Tenor I
Accueilly m’a la belle au gent atour
Tournant mon bien en dolourant destour.
Destourné m’a son amoureulx racueil.
Tenor I
De schone gaf mij een hartelijk welkom
En ik raakte in een pijnlijke verwarring.
Haar liefdevolle ontvangst bracht me van mijn stuk.
Firminus Caron (1440?-1490?)
Hélas! que pourra devenir mon cueur
O wee! Wat zal er met mijn hart gebeuren
Hélas! que pourra devenir mon cueur
S’il ne peut parvenir a chelle hautaine emprise
Ou sa voulenté s’est soubmise
Pour mieux sur toutes advenir?
Cest choys sans ailleurs revenir
Eslite pour temps avenir avoir plaisance?
Or est contrainct pour l’avenir,
Car Desir la fait convenir
Qui la mis hors de sa franchise
Et desira sa cause est commise
A exercer par Souvenir.
O wee! Wat zal er met mijn hart gebeuren
als ik die belofte,
om je boven alles uit te kiezen,
niet tot een goed einde brengen kan?
Deze onvermijdelijke keuze zal bovendien
in de toekomst mijn richtlijn moeten zijn?
Vanaf nu is mijn hart met de toekomst verbonden,
want het Liefdesbegeren (*)
heeft zich de vrijheid genomen
om de plaats te ruimen
voor alleen maar de Herinnering (*).
(*) Allegorische figuren (Desir, Souvenir) uit de “Roman de la
Rose”
5