Telecommunicatie iF 4 "\^f''~U en luchtvaart Inleiding 1^^^ 1 ^ K | Dr. ir. J. Nicolai medewerker aid. Onderzoek en Stedebouwkundig Ontwerp/SO van de te vaak door andere zenders weggedrukt. Omdat het niet zeker was dat de nieuwe zender in Lopik kon worden gebouwd, werd De in dit hoofdstuk beschreven infrastructuur wordt gekenmerkt naar alternatieve vestigingsplaatsen gezocht. door het feit dat ze maar ten dele zichtbaar is. De zichtbare ele- Het nieuwe kortegolfzendstation zou een vrij grote ruimtelijke menten zijn de radiozendstations in het agrarisch middengebied claim leggen; nodig waren een terrein van minimaal tweehonderd van Zuidelijk Flevoland. De eigenlijke transportlijnen, golflengten en hectare (1,5 km x 1,5 km) waarvan een deel zou worden bebouwd dergelijke zijn niet waar te nemen, maar vervullen niettemin een en waarvan de rest voor landbouw zou kunnen worden gebruikt, belangrijke nationale verbindingsfunctie. Ook de luchtwegen zijn masten van 125 meter hoog, en tevens een aansluiting van 5 M W van groot bovenregionaal belang. In dit geval zijn de 'weggebrui- op het elektriciteitsnet. Het zendstation zou ook technische eisen kers' incidenteel waarneembaar in het luchtruim boven Zuidelijk stellen aan het terrein en de omgeving; op deze voorwaarden wordt Flevoland. Begin- of eindpunt van deze infrastructuur is in de mees- hier niet ingegaan omdat ze later een andere inhoud hebben gekre- te gevallen de luchthaven Schiphol. gen. In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: de planning over de grond kunnen beschikken. Doordat de RIJP negatief Ten slotte wilde de PTT graag in het eerste kwartaal van 1974 voor de realisering van twee zendstations, een voor de middengolf reageerde op het verzoek van de PTT, werden de besprekingen niet en een voor de kortegolf, en de thans aanwezige straalverbindingen voortgezet. en andere vormen van radiocommunicatie. Vervolgens worden de plannen van toen vergeleken met de Het middengolfzendstation werkelijkheid van nu, en worden enkele (mogelijke) ontwikkelingen In 1975 pakte de PTT de draad weer op, nu voor een middengolf- met betrekking tot het gebruik van de ether besproken. zendstation. Er waren plannen om de capaciteit van het bestaande Daarnaast wordt aandacht besteed aan de luchtruimtestructuur station in Lopik te vergroten. Voor dat grotere station zou Zuidelijk die voor de luchtvaart is aangebracht. Die ruimte bevat plaatselijke Flevoland echter een betere plaats zijn; in dat geval zou naast de verkeersgebieden, naderingsverkeersgebieden, wachtgebieden, hoofdzender slechts één hulpzender nodig zijn. algemene verkeersgebieden, luchtroutes en niet-gecontroleerde Het nieuwe middengolfzendstation was vooral bedoeld voor de gebieden. Rondom Zuidelijk Flevoland staan hulpmiddelen op de radiozenders Hilversum 1 en 2 (nu: Radio 1 en 2). Het zou bestaan grond die ervoor moeten zorgen dat vliegtuigen de juiste route vol- uit een gebouw en twee masten van 200 meter en 300 meter gen. Die luchtvaart-infrastructuur is het gevolg van (inter)nationale hoogte (dit werd later 165 meter en 200 meter), 700 meter a 800 afspraken. meter van elkaar (later: 750 meter). Het zendvermogen moest 1,5 M W worden. Eigenaar van het station zou de Nederlandsche De etherinfrastructuur en de telecommunicatie Omroepzendermaatschappij (Nozema) worden. Ook in dit geval zouden eisen aan de locatie worden gesteld en zouden er beper- Radiozendstations De eventuele bouw van een radiozendstation in Zuidelijk Flevoland kingen voor de omgeving zijn: - kwam voor het eerst ter sprake in 1973. In dat jaar vond een infor- Het station vroeg een aansluiting op het elektriciteitsnet van 4.000 kVA. matief gesprek plaats tussen vertegenwoordigers van het toenmali- - Het station moest bereikbaar zijn voor zwaar verkeer. ge Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie en van de - De bodem moest elektrische stroom goed kunnen geleiden. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. De zenders voor Radio - Een continu verblijf van personen (buiten afgeschermde ruim- Nederland Wereldomroep in Lopik waren aan vervanging toe. ten) binnen een straal van 65 meter rond de zendmasten werd Bovendien moest het vermogen omhoog; de wereldomroep werd niet toegestaan. Figuur 1. Zoeklocaties voor het middengolfstation. Binnen een straal van een kilometer mochten zich geen indus- nodig zijn. Ten slotte werd nog opgemerkt, dat een middengolf- trieën en installaties bevinden, bij welke het overspringen van zender in het algemeen minder stoort dan een kortegolfzender. vonken ontploffingsgevaar zou opleveren. - Figuur 2. Alternatieve locaties voor het kortegolfstation. Enkele jaren later werd het terrein voor de middengolfzender in Hoofdwegen moesten op enige afstand liggen (welke afstand een bestemmingsplan vastgelegd. De aanvraag voor een hinder- meldde de PTT niet). wetvergunning voegde nog enkele eisen aan de eerder genoemde De zender moest in elk geval minstens zes kilometer van een eisen toe, die hier verder niet worden besproken. In december 1977 hoogspanningsleiding staan, en ten minste tien kilometer van werd de vergunning voor het bouwen van de middengolfzender een bebouwde kom. verleend. Ruim twee jaar later werd de zender officieel in gebruik genomen. De PTT had al in Zuidelijk Flevoland gezocht en het oog laten vallen op kavel Hz 7 (locatie 1 in figuur 1). Overigens was die keuze Het kortegolfzendstation niet definitief; ook andere locaties waren voor de PTT bespreekbaar. In 1978 pakten PTT en Nozema het oude voorstel voor het bouwen De zender zou in 1978 in gebruik moeten worden genomen. In dat van een nieuw kortegolfzendstation weer op. Het nieuwe station geval diende op korte termijn een perceel te worden toegewezen. zou iets andere eisen stellen dan destijds werden genoemd: een ter- Ruim een jaar later was over de toekomstige plaats voor dit zend- rein van ongeveer twintig hectare dat minstens een kilometer ver- station overeenstemming bereikt. wijderd lag van elke vorm van bebouwing, en een ligging op een In figuur 1 zijn de onderzochte locaties aangegeven. De kavel afstand van minstens vijf kilometer van het nieuw te bouwen mid- die de PTT op het oog had, bleek te dicht bij een straalverbinding dengolfzendstation. Aanbevolen werd het terrein op minstens vijf en een hoogspanningsleiding te liggen. Vervolgens werden door de kilometer van woongebieden te situeren in verband met de even- PTT twee alternatieven genoemd. Beide hadden een belangrijk tueel te verwachten storing op de elektronische apparatuur aldaar. nadeel: locatie 2 was te dicht bij Almere, locatie 3 was gesitueerd in De PTT en Nozema wilden het nieuwe zendstation bij voorkeur een natuurgebied. Besloten werd te kiezen vooreen terrein op twee in de buurt van de bestaande zender (Lopik) bouwen, maar ze kavels van 475x525 meter (locatie 4). waren er niet zeker van dat het zou lukken om daar een terrein te De beperkingen die het zendstation aan zijn omgeving zou vinden dat aan de genoemde eisen zou voldoen. Daarom waren zij opleggen, waren minder streng geworden. De minimale afstand eveneens op zoek naar een gebied in Zuidelijk Flevoland. De van zes kilometer tot een hoogspanningsleiding werd terugge- Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk en de bracht tot 1,5 kilometer. Een minimale afstand van een kilometer Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat ondersteunden het ver- tussen het zendstation en een druk bereden weg werd voldoende zoek van PTT en Nozema. geacht. Tien kilometer afstand tussen het zendstation en een woon- Het verzoek om een terrein leidde tot een bespreking met de kern zou weliswaar zekerheid bieden voor een storingvrije ont- RIJP en tot een oriënterend onderzoek, waarbij eventuele locaties vangst van radio en televisie, maar bij zes a zeven kilometer afstand aan drie criteria werden getoetst: zendtechnische, vogelkundige en verwachtte men ook geen storing. Zeker was dat de zender op 1,5 landschappelijke criteria. a 2 kilometer afstand zou storen; in dat geval zouden maatregelen De zendtechnische eisen waren eveneens veranderd ten opzich- Het middengolf zendstation. te van de eisen die enige jaren eerder waren genoemd: - - - - de zender eventueel kon worden geplaatst. Het vogelkundige crite- Obstakels mochten het stralingsdiagram niet beïnvloeden; dat rium hield in dat het zenderpark niet mocht komen te liggen in was het geval als zij, afhankelijk van de zendrichting, op min- belangrijke vliegroutes. Landschappelijke overwegingen leidden tot stens 100 meter tot 1.500 meter van het zendstation lagen. de vaststelling dat een uit zendtechnisch oogpunt geschikte situ- Vlakken met een grootste maat van tien meter moesten, om ering een verlies aan bestaande landschappelijke kwaliteit tot reflectie te voorkomen, op minstens honderd meter tot drie kilo- gevolg zou hebben. De uit landschappelijk oogpunt te verkiezen meter afstand liggen. locaties waren echter in zendtechnisch opzicht ongunstig. Doordat Explosiegevaarlijke stoffen mochten niet aanwezig zijn binnen ook duidelijk was geworden dat de nieuwe kortegolfzender niet in een afstand van ten minste 0,1 kilometer tot twee kilometer. Lopik kon komen en een locatie in Zuidelijk Flevoland het enige Het kortegolfzendstation moest minstens twee kilometer van goede alternatief was, nam de druk op de RIJP toe een plaats aan het middengolfzendstation staan. te wijzen. Er kwam dan ook een voorstel met drie alternatieven De afstand tot een hoogspanningslijn moest minimaal een kilo- (figuur 2). Hoewel de verkennende studie tot een iets andere con- meter zijn. clusie was gekomen, achtte de RIJP locatie C het minst bezwaarlijk. Het zendstation moest zo dicht mogelijk bij een schakelstation Enige tijd later stemde het Ministerie van Cultuur, Recreatie en van het elektriciteitsnet worden gesitueerd. Maatschappelijk werk daarmee in. Omdat de apparatuur op dat moment al was besteld, begon de De zendtechnische criteria leidden tot het aanduiden van een aan- tijd te dringen. Dat was de aanleiding voor het besluit om het tal deelgebieden in Zuidelijk Flevoland en Oostelijk Flevoland waar bestemmingsplan en de bouwvergunning tegelijkertijd ter visie te 231 De PTT-toren in Lelystad. leggen. Tijdens een voorlichtingsavond werd onder andere gemeld sterkte, het verbod om te storen (ontleend aan het radioreglement) dat de kortegolfzender nodig was omdat het uitzenden via satellie- zou niet gelden voor omroepzenders en een project van ƒ 85 mil- ten de eerste twintig jaar nog niet mogelijk zou zijn. Enkele maan- joen zou niet mogen worden beperkt door dergelijke voorwaarden den later (1981) kon het terrein in gebruik worden gegeven en in de hinderwetvergunning. De discussie was in september 1995 werd met de bouw begonnen. nog niet geëindigd: in het voorjaar van 1994 stelde de gemeente- In 1985, tijdens het proefdraaien, stelden omwonenden vragen raad van Zeewolde de hinderwetvergunning vast; de Nozema dien- over eventuele effecten op de gezondheid. Ook bleek dat bedrijfs- de een beroepschrift in bij de Raad van State, dat nog in behande- apparatuur en huishoudelijke apparatuur nogal eens werden ling is. gestoord. De vragen werden beantwoord met een ontwerpnorm: woningen moesten minstens driehonderd meter van de terrein- Straalverbindingen grens van het complex staan. Het tweede probleem werd aange- Boven Zuidelijk Flevoland liggen enkele straalverbindingen, bundels pakt door informatie te sturen naar alle inwoners binnen ongeveer elektromagnetische golven die telefonie-, televisie- en datasignalen drie kilometer van de beide zenders. over grote afstanden transporteren. De straalverbindingen hanteren Omstreeks die tijd publiceerde ook de gemeente Zeewolde de draaggolven met een frequentie van minder dan dertig centimeter; ontwerp-hinderwetvergunning. Die voegde enkele eisen toe, onder elektromagnetische golven met een dergelijke golflengte planten meer ten aanzien van de door het station veroorzaakte elektrische zich bijna rechtlijnig voort en buigen bijna niet mee met de krom- en magnetische veldsterkte. De extra eisen riepen opnieuw discus- ming van de aarde. Die eigenschap maakt het mogelijk de golven sie op: een gemeente zou geen norm mogen stellen voor de veld- met een parabolische antenne te bundelen en in de vorm van een voor burgerlijke doeleinden liggen tussen Lelystad en Hilversum/PTT-toren, tussen Lelystad en Almere-Haven, en tussen Hilversum/PTT-toren en Almere-Haven. Die voor militaire doeleinden liggen tussen Hoorn en Hilversum/Zwaluwenberg en tussen Wezep en Hilversum/PTT-toren. De straalverbindingen zijn aangegeven in figuur 3. Ontwikkelingen in de telecommunicatie Omtrent de etherinfrastructuur zijn enkele technische ontwikkelingen te melden die ook ruimtelijke consequenties hebben. Deze technische ontwikkelingen moeten tegemoet komen aan een grotere behoefte aan ethercapaciteit. Naast een groeiend aantal zendgemachtigden op het terrein van radio en televisie, oefent de behoefte aan mobiele telecommunicatie een sterke druk uit op de beschikbare capaciteit. Ook maken liberalisering van de telecommunicatiesector, technologische ontwikkelingen en nieuwe vormen van dienstverlening een herziening van het beleid voor etherfrequenties noodzakelijk. Doelstelling van het huidige beleid is 'een zodanig gebruik van het frequentiespectrum te bevorderen dat een adequate bijdrage wordt geleverd aan maatschappelijke, economische en culturele Figuur 3. Straalpaden boven het IJsselmeergebied. belangen in Nederland, onder waarborging van de veiligheid van de Staat en met inachtneming van internationale verplichtingen die Nederland heeft'. Dat beleid krijgt gestalte door, uitgaande van het straal naar de ontvanger te sturen. Het aantrekkelijke daarvan is dat internationale frequentiebestemmingsplan, een nationaal frequen- men met slechts weinig zendvermogen kan volstaan; in de praktijk tieverdelingsplan op te stellen en daarna bepaalde frequenties aan zijn enkele watts al voldoende. Een nadeel van deze techniek is dat organisaties en gebruikers toe te wijzen. de antennes zo hoog boven het aardoppervlak moeten staan dat Het verdelingsplan onderscheidt vier categorieën gebruikers: zender en ontvanger elkaar kunnen 'zien'. Als binnen dat pad zakelijke gebruikers, gebruikers ten behoeve van vitale overheidsta- obstakels staan, kan de verbinding worden gestoord of worden ken, omroepen en diverse gebruikers. onderbroken. Voorbeelden van zakelijk gebruik zijn: het exploiteren door de Gewoonlijk plaatst men de antennes op speciaal voor dat doel Koninklijke PTT Nederland (KPN) van straalverbindingen als onder- gebouwde torens. Die moeten hoog zijn, zodat de golven een deel van de vaste telecommunicatie-infrastructuur, het exploiteren behoorlijke afstand kunnen overbruggen, maar de bouw daarvan van een GSM-netwerk (Global System for Mobile Communications) moet ook technisch mogelijk en economisch verantwoord zijn. In de voor openbare mobiele telecommunicatie en het gebruiken van een praktijk zijn de torens ongeveer honderd meter hoog en staan der- zogenaamd 'gesloten net' door een taxicentrale. Voorbeelden van tig tot veertig kilometer van elkaar. Vervolgens wordt voor elke gebruik voor vitale overheidstaken zijn: het via de ether communi- straalverbinding op een aantal plaatsen de maximaal toegestane ceren binnen een militaire eenheid, het via de ether communiceren hoogte voor gebouwen en andere objecten berekend in meters van operationele politie-eenheden en de luchtverkeersbegeleiding boven NAP. Deze hoogte hangt af van de hoogte van de antennes van vliegtuigen. Voorbeelden van diverse gebruikers zijn: gebruikers en de afstand hiertussen, en van de frequentie. Naarmate de fre- van afstandsbedieningen, radiozendamateurs en gebruikers van quentie hoger is, wordt de straalverbinding gevoeliger voor reflec- draadloze telefoons in en om het huis. ties en wordt de vrije ruimte onder de straalverbinding kleiner. In verband met storende terugkaatsing moet de bebouwing binnen Gezien het voorgaande zou er met betrekking tot de zendstations een straal van een kilometer zelfs minstens twaalf meter lager zijn in Zuidelijk Flevoland wel wat kunnen veranderen. Deze zenders dan de antenne. Buiten deze cirkels gelden de maximale bouw- zijn geruime tijd voordat het zenden via satellieten mogelijk was, hoogten bij telecommunicatieverbindingen voor een zone van gebouwd. Het zenden via satellieten vraagt veel kleinere vermo- tweehonderd meter breed, bij andere straalverbindingen voor een gens dan dat door 'klassieke' zendstations en is nu al veel goedko- zone van honderd meter breed. Zones en bouwhoogten worden in streek-, structuur- en be- per. Daarnaast is van belang dat de programma's van de publieke en commerciële radio- en televisieomroepen in vrijwel het gehele stemmingsplannen vastgelegd. land via kabelinfrastructuur worden verspreid. Boven Zuidelijk Flevoland liggen vijf straalverbindingen, drie voor de zendstations in Zuidelijk Flevoland meer hinder ervan ondervin- burgerlijke doeleinden en twee voor militaire. De straalverbindingen den dan destijds werd verwacht. Ten slotte moet worden geconstateerd dat de omwonenden van De luchtvaart boven Zuidelijk Flevoland behoort tot de noordwestelijke sector, die globaal bestaat uit Noord- en Zuid-Holland en een groot deel van De luchtruimtestructuur het Markermeer. De luchtruimte rondom de aarde is tot op een hoogte van ongeveer In elke sector ligt ten minste één luchtroute, wat hier inhoudt: twintig kilometer verdeeld in vluchtinformatiegebieden (Flight twee routes, vanaf en naar dezelfde luchthavens, die in verband Information Regions of FIR's). Nederland heeft te maken met één met de tegengestelde vliegrichtingen echter streng gescheiden zijn. FIR. De grens daarvan volgt aan de oost- en zuidzijde de lands- Men kan deze routes vergelijken met een autosnelweg; de vlieg- grenzen met Duitsland en België, aan de west- en noordzijde onge- routes zijn echter niet horizontaal gescheiden, maar verticaal. veer de grens van het Nederlandse continentale plat. Binnen de Een vluchtinformatiegebied is op nog een tweede manier in luchtruimte van een FIR liggen gecontroleerde gebieden en niet- horizontale en verticale richting ingedeeld, namelijk bij de verdeling gecontroleerde gebieden. Gecontroleerd houdt in dat een gebied in vier soorten verkeersgebieden: plaatselijke verkeersgebieden, met radar wordt bewaakt en dat luchtverkeersleiders de bewegin- naderingsverkeersgebieden, algemene verkeersgebieden en niet- gen van de vliegtuigen in dat gebied controleren. gecontroleerde verkeersgebieden (figuur 4). Deze figuur laat ook Het verkeer dat de luchtruimte gebruikt, wordt onderscheiden de tussen de CTR's (plaatselijk gecontroleerde gebieden) gelegen in drie groepen: niet-gecontroleerde ruimten zien. Zo nu en dan merken de inwo- - kleine luchtvaart die vliegt volgens de Visual Flight Rules (VFR); ners van Lelystad daar iets van, als een militair vliegtuig laag over- - grote luchtvaart die vliegt volgens de Instrument Flight Rules komt. Ook dat mag immers de niet-gecontroleerde ruimte vrij (IFR); gebruiken. - militaire luchtvaart. Bij de genoemde indeling spelen de luchthavens en vliegvelden een VFR-verkeer vliegt op zicht en is dus alleen toegestaan als het weer centrale rol. Het plaatselijk gecontroleerde gebied ligt rondom de en het zicht aan bepaalde eisen voldoen. De vlieger is verantwoor- luchthaven, heeft een straal van ongeveer vijf kilometer en een delijk voor wat gebeurt. Particuliere en zakentoestellen vliegen hoogte van maximaal 3.000 voet. In dit gebied vliegt men VFR (op gewoonlijk op zicht. IFR-verkeer is in beginsel niet afhankelijk van zicht). De plaatselijke verkeersleiding regelt het taxiënde, startende het zicht en vliegt onder alle weersomstandigheden. Bij IFR-verkeer en landende verkeer. werken de vliegers nauw samen met een luchtverkeersleiding. De grote burgerluchtvaartmaatschappijen vliegen als IFR-verkeer. De militaire luchtvaart heeft haar eigen centra voor luchtver- Boven en rondom de CTR ligt het naderingsverkeersgebied of TMA (Terminal Control Area). Dit gebied heeft een straal van 40 a 50 keersleiding. Boven Zuidelijk Flevoland zijn geen militaire luchtrou- kilometer. De ondergrens ligt bij het ene vliegveld op een hoogte tes; de militaire luchtvaart komt hierna alleen in verband met de van 1.000 voet, bij het andere op een hoogte van 1.500 voet. De niet-gecontroleerde gebieden aan bod. bovengrens ligt op 7.000 tot 9.500 voet. In een TMA vliegt alleen Het vluchtinformatiegebied van Nederland is op twee manieren troleert het verkeer in de TMA. Bovendien scheidt deze leiding alle ingedeeld. Vooreerst horizontaal, in vijf sectoren. Het luchtruim vliegtuigen van elkaar en zet zij de inkomende vliegtuigen die wil- IFR-verkeer. De naderings- en vertrek-verkeersleiding regelt en con- Luchtroutes boven Flevoland. 46.000 ft - UCA 19.500 ft 7.000 ft 5.500 ft 5.000 ft 4.000 ft 3.000 ft 1.500 ft 1.000 ft VFR CTRB ongecontroleerd Oft Figuur 4. Luchtruimtestructuur. len landen, op een veilige afstand van elkaar voor de landingsbaan. gen en dat ze in verticale richting minstens 1.000 voet van elkaar Boven en naast de TMA's bevindt zich het algemene verkeersge- verwijderd zijn. Beide afstanden gelden voor vlieghoogtes tot negen bied. Dit gebied is nog eens in twee lagen verdeeld: de algemene kilometer (ca. 30.000 voet). Bij grotere vlieghoogtes houdt men verkeersgebieden in de lagere luchtruimte of CTA's (Control Area's) verticaal een tweemaal zo grote afstand aan. voor het luchtruim tot 19.500 voet en de algemene verkeersgebie- Boven (Zuidelijk) Flevoland liggen nogal wat nadehngs- en ver- den in de hogere luchtruimte of UCA's (Upper Control Area's) voor trekroutes: twee standaard-naderingsroutes voor instrument-lan- het luchtruim tot 66.000 voet. In CTA en UCA vliegt alleen door- dingen op luchthaven Schiphol en een voor vliegveld Rotterdam, de gaand verkeer en verkeer dat als 'vertrekkend' is afgehandeld. De standaard-naderingsroutes voor vliegveld Lelystad en een voor algemene verkeersleiding regelt het verkeer in CTA en UCA. vliegveld Valkenburg, de standaard-vertrekroutes voor vliegveld Bovendien regelt deze leiding het verkeer in de wachtgebieden. Lelystad en enkele vertrekroutes voor vliegveld Twenthe. Schiphol heeft drie wachtgebieden, waarvan één boven Zuidelijk De luchtroutes zijn gemarkeerd door verschillende soorten Flevoland. De ruimte boven de UCA wordt niet vanuit burgerlucht- bakens, waaronder radiobakens bij Lelystad, Harderhaven, Nijkerk havens gecontroleerd; daar komen alleen raketten, satellieten en en Pampus. militaire vliegtuigen. Luchtroutes Voor de burgerluchtvaart zijn in de luchtruimte luchtroutes vastgelegd. Zij verbinden vluchtinformatiegebieden; zij bieden een optimum voor de kortste route tussen het vliegveld van vertrek en dat van aankomst en waarborgen het omzeilen van obstakels en andere beperkingen. Bij elke route zorgt de luchtverkeersleiding ervoor dat de vliegtuigen minstens vijf minuten in horizontale richting vlie- 236 Contacten met het buitenland R.G.T. Staverman 21 Export van kennis Export van kennis Inleiding Ï lng. R.C.T. Staverman coördinator afd. Buitenland/LI van de RDIJ. projecten een beroep gedaan op de specifieke kennis en ervaring die in Zuidelijk Flevoland zijn opgedaan. We onderscheiden hierbij Elders in dit boek heeft u kunnen lezen over de aanleg en inrichting onder meer de volgende instanties: van de polder Zuidelijk Flevoland. Het werk van de uitvoerende - diensten is ook in het buitenland niet onopgemerkt gebleven. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de buitenlandactiviteiten die een relatie hebben met de aanleg en ontwikkeling van king). - Zuidelijk Flevoland. Daar waar het langjarige activiteiten betreft dan wel een groot Het Nederlandse bedrijfsleven (internationaal opererende ingenieursbureaus). - aantal verschillende activiteiten, zal per land worden gerapporteerd. Internationale organisaties, bijvoorbeeld de Food and Agriculture Organization van de Verenigde Naties (FAO), het United Aan het einde van dit hoofdstuk worden de incidentele contacten genoemd. Naast een algemene uitleg over de problematiek elders, De Nederlandse overheid (het Ministerie van Buitenlandse Zaken via het Directoraat Generaal Internationale Samenwer- Nations Development Program (UNDP) en de Wereldbank. - zal de relatie met de activiteiten in Zuidelijk Flevoland zoveel moge- Diverse buitenlandse overheden, veelal via een Memorandum of Understanding (MOU). lijk worden toegelicht. De activiteiten zijn tot halverwege het jaar - 1995 bijgewerkt. Door middel van uitzending van medewerk(st)ers en door trainin- Buitenlandse ingenieursbureaus. gen en cursussen worden de kennis en ervaring die in Zuidelijk Het Zuiderzeeproject: een leerzaam project Flevoland zijn opgedaan, aan het buitenland ter beschikking gesteld. De kennisoverdracht vindt zowel in het buitenland als in De historie van de Nederlanders in de strijd tegen de zee is wereld- Nederland plaats. Het aangaan van buitenlandse contacten is inder- beroemd. Nederland staat in de buitenlandse encyclopedieën be- tijd door het management van de uitvoerende diensten sterk gesti- schreven als het land dat door de bewoners zelf werd geschapen. muleerd. Op deze wijze werd ook aan de eigen medewerk(st)ers de Dank zij al het bedijkings- en landaanwinningswerk is ons land mogelijkheid geboden in het buitenland unieke kennis en ervaring geworden wat het nu is: zo'n 40% van de oppervlakte ligt beneden op te doen en in contact te komen met vakgenoten van elders. de zeespiegel. Voor buitenlanders de moeite waard om te bekijken. Buitenlandactiviteiten zijn slechts afgeleide activiteiten van de De uitvoerende diensten en het Nieuw Land Poldermuseum in hoofdtaak: de aanleg en inrichting van Zuidelijk Flevoland. In mens- Lelystad kregen (en krijgen) jaarlijks vele buitenlanders op bezoek. jaren uitgedrukt maakten de buitenlandactiviteiten van de Directie Uit deze bezoeken zijn korte of langjarige buitenlandse activiteiten Flevoland in bijvoorbeeld het jaar 1990 slechts circa 2% uit van het voortgekomen. totale aantal ambtelijke begrotingsplaatsen. Bij de aanleg en inrichting van Zuidelijk Flevoland is veel kennis In een aantal projecten was niet alle gevraagde kennis in opgedaan, onder meer door onderzoek. Vaak zijn door de uitvoe- Flevoland aanwezig en werd een beroep gedaan op andere dien- rende diensten nieuwe technieken op allerlei terreinen ontwikkeld. sten van Rijkswaterstaat. In dit boek wordt hierover verslag gedaan. De verschillende vormen van landgebruik zoals landbouw en bosbouw, en het gebruik voor woningbouw, recreatieve voorzie- De verschillende buitenlandactiviteiten ! ningen, natuurgebieden en infrastructuur zijn in Zuidelijk Flevoland Met buitenlandactiviteiten worden in dit hoofdstuk in principe niet allemaal verenigd. Terecht spreken we dan ook van een integrale de wetenschappelijke uitwisselingen bedoeld die medewerk(st)ers ontwikkeling van deze polder. Het is een multifunctioneel gebied op hun vakgebieden hebben en waaraan door middel van deelna- geworden. Deze aanpak heeft elders belangstelling gewekt. Door me aan congressen, symposia en dergelijke invulling wordt gege- diverse instanties overal ter wereld wordt in het kader van allerlei ven. Met de buitenlandactiviteiten die gerelateerd zijn aan de aan- Kennisoverdracht. leg en inrichting van Zuidelijk Flevoland, worden de volgende cate- dragen. Voorbeelden hiervan zijn onder meer het Drainage gorieën bedoeld: Executive Management Project in Egypte, de Tractor Repair Work- - Projecten (of bijdragen aan projecten) in het kader van ontwik- shop Zanzibar in Tanzania en de Training Course on Wetland kelingssamenwerking. Management in Indonesië. Ook de FAO, die in Rome is gevestigd, - Ondersteuning van exportbevorderingsactiviteiten van het Ne- heeft indertijd een landaanwinningsproject in Noord-Korea aan de derlandse bedrijfsleven. RIJP uitbesteed. Ondersteuning van projecten die gericht zijn op hulpverlening aan Oost- Europa. Trainingen Projecten in het kader van ontwikkelingssamenwerking zijn meest- Ontwikkelingssamenwerking al gericht op de overdracht van kennis. Een goed voorbeeld hiervan De polder Zuidelijk Flevoland is aangelegd in een tijd dat de is de hierboven genoemde samenwerking met de Egyptische staats- Nederlandse inspanningen op het gebied van ontwikkelingssamen- dienst voor drainage. In het kader van dit project worden nu al zo'n werking zijn toegenomen. Ook multilaterale organisaties zoals tien jaar lang door de RIJP en door de Directie Flevoland zelf ont- Wereldbank, FAO en UNDP ontwikkelden in die jaren overal ter wikkelde trainingen en cursussen voor Egyptische ingenieurs in wereld vele activiteiten op het gebied van ontwikkelingssamenwer- Nederland gegeven. king. In Zuidelijk Flevoland werd een nieuw gebied ontwikkeld. Een cursus Wetland Management, door de Directie Flevoland Eens werd zelfs door een politicus die voorheen bij de RIJP werkte, oorspronkelijk als een project voor Indonesië ontwikkeld, werd later het idee gelanceerd de RIJP en ZZW na voltooiing van het omgevormd tot een meer algemeen toepasbare cursus voor wet- Zuiderzeeproject om te vormen tot een Rijksdienst voor Ontwik- land-beheerders uit de hele wereld. kelingssamenwerking. Op deze wijze zou dan tevens de door ande- In een aantal gevallen werden medewerkers in het kader van ren bepleitte scheiding van beleid en uitvoering kunnen worden aan de RIJP/Directie Flevoland uitbestede projecten naar specifiek doorgevoerd. Om verschillende redenen is dit idee echter niet uit- op hen gerichte cursussen en trainingen gezonden elders in Neder- gevoerd. land. De verschillende soorten activiteiten die op het gebied van ont- Mede op verzoek van Nederlandse ingenieursbureaus en bedrij- wikkelingssamenwerking zijn uitgevoerd op verzoek van onder ven zijn in Lelystad trainingen en cursussen voor verschillende pro- meer bovengenoemde organisaties, worden hierna toegelicht. jectmedewerkers uit meerdere ontwikkelingslanden op diverse vakgebieden gegeven. Ter verhoging van de kwaliteit van de cursussen Projecten en trainingen, heeft men vanaf het midden van de jaren tachtig een Bij ontwikkelingssamenwerking gaat het om een gehele of gedeel- beroep gedaan op de kennis en kunde van de Stichting IVIO telijke uitvoering van projecten. Sinds in het begin van de jaren (Instituut voor Individueel Onderwijs) in Lelystad. tachtig het uitbestedingsbeleid bij het Directoraat Generaal De meeste buitenlandse cursisten konden gedurende de cursus- Internationale Samenwerking (DGIS) van het Ministerie van tijd in Lelystad gehuisvest worden in het (laatste) personeelsverblijf Buitenlandse Zaken eerder regel dan uitzondering is geworden, dat ten behoeve van de ontginning en ontwikkeling van Oostelijk heeft men ook aan de RIJP - en later aan Rijkswaterstaat, Directie Flevoland en Zuidelijk Flevoland op het voormalige werkeiland Flevoland - een aantal langjarige projecten in hun geheel opge- Lelystad-Haven was gevestigd. Donaudelta in Roemenië. Missies en uitzendingen specifieke technieken in Flevoland aan buitenlanders te demon- Diverse deskundigen van RIJP, ZZW en Directie Flevoland gingen en gaan voor korte missies naar het buitenland. Doel is vaak evaluatie streren; - van bestaande projecten en identificatie van nieuwe projecten. De duur van deze missies bedraagt vaak enige weken. Enkele medewerkers fungeren als leden van een panel of als een klankbordgroep het opleiden van buitenlanders in een van de specifieke vakdisciplines die bij de aanleg en ontwikkeling van Zuidelijk Flevoland gebruikt zijn; - het beschikbaar stellen van voorlichtingsmateriaal en dergelijke. voor een bepaald project of een groep van projecten. Ook werden medewerkers voor langere tijd (een tot drie jaar) naar het buitenland uitgezonden. Hulpverlening aan Oost-Europa Na de val van het communisme in 1989 stonden de activiteiten in Oost-Europa voornamelijk in het teken van de (weder)opbouw van Ontvangen van bezoekers de economie in de diverse voormalige communistische landen. Er In het kader van de verschillende projecten werden meerdere des- werden bezoekers uit deze landen ontvangen, er vonden uitzen- kundigen in Flevoland ontvangen. Zij konden dan kennis maken dingen van deskundigen plaats, en er werden trainingen in Neder- met diverse aspecten van het Zuiderzeeproject. Het zou te ver voe- land gegeven. ren alle landen te noemen waaruit bezoekers zijn ontvangen in al die jaren dat men met de aanleg en de inrichting van Zuidelijk Landen Flevoland bezig was. Op de wereldkaart is weergegeven op welke landen buitenlandse Exportbevordering activiteiten betrekking hebben gehad ten tijde van de aanleg en In 1976 bracht Minister Lubbers van Economische Zaken een inrichting van Zuidelijk Flevoland. De verschillende landen en de beleidsnota uit waarin hij aangaf dat overheid en bedrijfsleven tot activiteiten worden hierna genoemd. een bundeling van exportinspanningen konden komen. De nota sprak zich uitdrukkelijk uit over de faam die Nederland in het bui- Roemenië tenland had verworven op het gebied van grote waterstaatkundige werken. Bij de exportbevorderingsactiviteiten die aan de aanleg en In de jaren zeventig en tachtig was sprake van een samenwerking ontwikkeling van Zuidelijk Flevoland waren verbonden, kunnen we met de Roemeense staatsdiensten op het gebied van polderontwik- denken aan de volgende activiteiten: keling in de Donaudelta. Diverse malen gingen RIJP-deskundigen - het rondleiden van bezoekers in Flevoland op verzoek van het op missie naar Roemenië en kwamen Roemenen voor cursussen Nederlandse bedrijfsleven; naar Nederland. Na de revolutie van 1989 besloten de nieuwe - het verlenen van medewerking aan beurzen, symposia, ten- machthebbers geen natuurgebieden meer in landbouwgebieden toonstellingen en dergelijke; om te vormen. De Donaudelta werd tot 'Biosphere Reserve' ver- het deel uitmaken van (handels)delegaties van Nederlandse klaard (te vergelijken met de status van Nationaal Park in bewindslieden; Nederland). Men wil het grote natuurlijke gebied beter gaan behe- het verlenen van medewerking aan verzoeken van het Neder- ren. De Directie IJsselmeergebied van Rijkswaterstaat participeert landse bedrijfsleven om (meestal grootschalige) machines en hierin voor het onderdeel ecologisch onderzoek. De ontwikkeling en het beheer van onder meer de Oostvaardersplassen in Zuidelijk Flevoland vormen de basis voor de samenwerking. Het doel van de samenwerking is het uitwisselen van kennis van en ervaring met onderzoek, ontwikkeling en beheer van grootschalige moerasgebieden. Het Nederlandse belang hierbij is het vergaren van kennis over de Donaudelta als referentiegebied voor natuurontwikkeling en integraal waterbeheer in Nederland. Dit laatste is een van de hoofdtaken van de, uit de Directie Usselmeergebied afgesplitste, groep deskundigen die in het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) van Rijkswaterstaat de nieuwe hoofdafdeling Inrichting en Herstel vormt. Het Roemeense belang spitst zich toe op het verkrijgen van (toegang tot) westerse kennis en moderne technologie zoals de verwerking van satellietbeelden. Reeds enige malen hebben cursussen op het gebied van de natuurontwikkeling plaatsgevonden evenals bezoeken aan de Donaudelta en bezoeken van deskundigen uit Roemenië aan Nederland. In mei 1995 werd een vijfjarig samenwerkingsprogramma getekend door de Nederlandse Minister van Samenwerking met autoriteiten in de Wolga-delta. Verkeer en Waterstaat en de Roemeense Minister van Water, Bosbouw en Milieubescherming. gebied van de ontwatering, anderzijds is de Wolgadelta als referen- Rusland tiegebied voor de natuurontwikkeling een interessant gebied met het oog op de nieuwe taken in Nederland. In de jaren zeventig en tachtig was (ten tijde van het communistische regime en ten tijde van de Sovjet-Unie) sprake van een moge- Egypte lijke samenwerking met Rusland op het gebied van de grootschalige landbouw en de landbouwmechanisatie. Het heeft de Russen altijd verbaasd dat men er in Nederland wèl in geslaagd was een Drainage, waterbeheersing en landbouw Met Egypte zijn in de loop der jaren de meest intensieve contacten rendabel grootschalig staatslandbouwbedrijf op te zetten. Tot een opgebouwd. Een belangrijk deel van de activiteiten betreft aanleg daadwerkelijke samenwerking is het toen echter niet gekomen. en onderhoud van drainage ten behoeve van de landbouw. Nadat Na de val van het communisme heeft de Provincie Flevoland een de Nijl, de levensader van Egypte, beter beheersbaar. Nu kon gedu- in de jaren zestig de hoge Aswandam was voltooid, werd de rivier speciale vriendschapsrelatie met het Dimitrov-gebied in Rusland rende het gehele jaar een constante aanvoer van water voor het ontwikkeld. Deskundigen die voorheen werkzaam waren bij de landbouwareaal plaatsvinden. Hierdoor konden meerdere oogsten RIJP, gingen enkele keren naar Rusland om advies te geven. Het per jaar van een stuk grond worden gehaald. Egypte heeft echter betrof nu niet meer de grootschalige staatslandbouw, maar een een aride klimaat. Door de intensieve zonneschijn is de verdamping geheel ander terrein waarop bij de inrichting van Zuidelijk Flevoland erg hoog. Geen wonder dat men bij deze intensieve irrigatie dan een unieke schat aan kennis en ervaring was opgebouwd, namelijk ook te maken kreeg met een verzilting van de landbouwgrond en de landinrichting (verkaveling) en de selectie en vestiging van nieu- een stijging van de grondwaterspiegel. De produktie van voedsel we boeren in het nieuwe land. In het Rusland van nu wil men de kwam in gevaar; en dat in een land waar anno 1994 al circa 55 mil- particuliere landbouw bevorderen. In opdracht van de Provincie joen mensen woonden en dat een bevolkingsaanwas heeft van een Flevoland werd door de Directie Flevoland in 1990 advies gegeven miljoen inwoners per jaar. over de ontwatering van landbouwgebieden in het gebied rond Dimitrov. Door een deskundige werd medewerking verleend aan een trai- Egypte heeft echter slechts een beperkte oppervlakte landbouwgrond. De voor de landbouw geschikte strook rivierkleigronden vinden we langs de Nijl en in de delta van deze rivier. Dit gebied ningsprogramma dat in 1992 door een Nederlandse Stichting in bedraagt slechts 3% van de totale landoppervlakte. Het overige Moskou werd uitgevoerd in samenwerking met het Central Scienti- gedeelte van het land bestaat uit woestijn. De schaarse landbouw- fic Research and Design Institute for Town Planning. grond moet dus zeer efficiënt worden benut. Ook dient de grond in goede conditie te blijven ten behoeve van de landbouw. Vanaf 1994 is een samenwerkingsverband aangegaan met de De enige manier om de verzilting van de grond tegen te gaan staatsuniversiteit van Moskou en met diensten en instituten in en een halt toe te roepen aan de stijging van het grondwater is het Astrachan, waarbij het gaat om de inrichting van de Wolgadelta. verbeteren van de doorlatendheid van de grond. Dit kan door mid- Door de stijging van de Kaspische Zee zal een groot gebied onder del van aanleg van een ondergronds drainagesysteem. Op deze water komen te staan. Enerzijds zal worden samengewerkt op het wijze wordt het overschot aan zouten in de bewortelbare zone via Machinale drainage aanleg in Egypte. Het Drainage Training Centre in Tanta (Egypte) ondergronds aangelegde, geperforeerde flexibele PVC-buizen afgevoerd naar de daarvoor bestemde open watergangen. drainagesystemen. Begin 1991 werd in Tanta in Egypte een Drainage Training Centre, een praktijkschool voor drainage-aanleg Deze vorm van drainage werd ruim 25 jaren geleden pas in en -onderhoud, geopend. De komende jaren zullen het onderhoud Egypte geïntroduceerd. Het probleem werd groots aangepakt. Men en de rehabilitatie van bestaande drainagesystemen een steeds koos voor grootschalige (snelle) machinale aanleg van drainagesys- belangrijker aandachtspunt in de kennisoverdracht en in de samen- temen. Helaas ging het hierbij met de uitvoering wel eens minder werking tussen Nederland en Egypte worden. Naast deze samen- goed. werking tussen de Egyptian Public Authority for Drainage Projects In Nederland hebben we te maken met een neerslagoverschot, (EPADP) en de Directie IJsselmeergebied, zijn er ook trainingen in en een drainagesysteem wordt aangelegd om de afvoer van over- Lelystad gegeven voor medewerkers van diverse andere Egyptische tollige neerslag te bevorderen. In Zuidelijk Flevoland is ook een drainage-instituten. Ook bij het onderhoud van open watergangen ondergronds drainagesysteem aangelegd. En hier is eveneens spra- is men betrokken geweest. In opdracht van onder meer de ke van een grootschalig drainageproject. Voor de aanleg van drai- Wereldbank en het ingenieursbureau Euroconsult, werden deskun- nageprojecten en sinds kort ook voor het onderhoud en de rehabi- digen op het gebied van de mechanisatie van de RIJP en van de litatie van de systemen krijgt Egypte leningen van de Wereldbank. Directie Flevoland meerdere malen naar Egypte uitgezonden. Er Voor de technische advisering bij genoemde activiteiten kwam men werd advies gegeven over de methode van maaien en reinigen en in Nederland en wel bij de RIJP terecht. over de aanschaf van machines die voorkomen dat de open water- Sinds het begin van de jaren zeventig is de RIJP bij de uitvoering gangen dichtgroeien. Belangrijk is dat de kanalen die voor de aan- van de drainagewerken in Egypte betrokken geraakt via het Drai- en afvoer van irrigatie- en drainagewater zorgen, goed kunnen nage Executive Management Project (DEMP). Het project wordt functioneren. door DGIS gefinancierd in het kader van de bilaterale ontwikke- Naast al deze waterbeheersingsactiviteiten in de Nijldelta werd lingssamenwerking Nederland-Egypte. Dit project beoogt door ook advies gevraagd bij de mechanisatie van landontginningspro- middel van trainingen en kennisoverdracht de uitvoering van drai- jecten in de Egyptische woestijn. nagewerken in Egypte in kwalitatieve en kwantitatieve zin te ver- In 1981 werden een aantal malen groepen Egyptenaren die beteren. Diverse deskundigen van de Directie Flevoland/Directie werkzaam waren bij Authority for Land Improvement Projects, in IJsselmeergebied gingen en gaan daarvoor regelmatig naar Egypte. het laboratorium van de RIJP in Lelystad getraind op het gebied van Ook waren (en zijn) Nederlandse deskundigen in het kader van dit bodemkundig analytisch onderzoek. project voor enige jaren in Egypte gestationeerd. Door een gemengd Nederlands-Egyptisch team werden trainingen in Egypte Stedebouw en sociaal-economische ontwikkeling gegeven. Egyptische ingenieurs komen naar Nederland voor cur- Een heel ander terrein van samenwerking tussen Flevoland en sussen op het gebied van onder meer aanleg en onderhoud van Egypte ontstond in het begin van de jaren tachtig toen door de RIJP O Roemenië © Albanië 0 Hongarije O Polen O Italië O Portugal O Turkije Met vele landen zijn er werkcontacten of samenwerkings overeenkomsten. O Rusland in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken een studie O /nd/a © Myanmar (Birma) © Pakistan © Volksrepubliek China © Zu/d Korea © Noord Korea © Sri Lanfea © Thailand © Vietnam © Bangladesh © Cambodja © Indonesië Universiteit Delft. naar de ontwikkelingsmogelijkheden van de nieuw te bouwen stad Een tweede contact betreft de training van medewerkers van New Ameriyah City werd uitgevoerd. In Zuidelijk Flevoland werd de een landbouwbedrijf van Nigerian Breweries Itd (NBL). De Neder- nieuwe stad Almere in nieuw land ontwikkeld. In Egypte wilde men landse brouwerij Heineken is aandeelhouder van het Nigeriaanse de woestijn ontwikkelen en daar nieuwe steden bouwen. Men NBL. De Nigeriaanse overheid heeft enige jaren geleden in het plande de nieuwe steden in de woestijn om de druk op de (schaar- kader van de geringe deviezenvoorraad onder meer de import van se) landbouwgrond niet verder te verhogen. Ook werd getrachtde gerst beperkt. De Nigeriaanse bierbrouwerijen werden verplicht groei van bestaande grote bevolkingscentra als Cairo en Alexandrië meer lokale grondstoffen voor het brouwen van bier te gebruiken. enigszins af te zwakken. Voor de stad New Ameriyah City was een Daarnaast moesten ze een aandeel leveren in de produktie van aantal van circa 500.000 inwoners gepland. Nadat de genoemde lokale grondstoffen voor het brouwen van bier. NBL heeft daartoe studie was uitgevoerd, werden in het midden van de jaren tachtig een akkerbouwbedrijf van enige duizenden hectares aangekocht. nog enige missies ondernomen in het kader van een door het Op dit bedrijf wordt onder meer maïs verbouwd. Vanaf 1988 is een Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu- aantal leidinggevende beheer geïnitieerde Joint Panel on Housing and Construction om de Werktuigkundige Dienst en op het grootlandbouwbedrijf van de ontwikkeling van New Ameriyah City verder te stimuleren. RIJP in Flevoland getraind. medewerkers van dit bedrijf bij de Verder kan nog worden gemeld, dat in 1973 door een RUP-deskundige in opdracht van de FAO drie missies werden gemaakt op Tanzania het gebied van de sociaal-economische ontwikkeling van nieuwe gebieden. In 1976 werd door een waterhuishoudingsdeskundige van de RIJP een missie gemaakt ten behoeve van hydrologisch onderzoek in de Nigeria Kilombero vallei in Tanzania. Deze was onderdeel van een programma ter bevordering van een meer moderne voedselproduktie Het maken van een Masterplan for the Niger Delta stond centraal in Tanzania, inclusief het ontwerpen van een Irrigation, Drainage in een cursus die in 1989 in Lelystad werd georganiseerd voor and Flood Protection Scheme voor een proefproject. medewerkers van de University of Science and Technology uit Port Van 1977 tot 1979 werden in Lelystad door de RIJP enkele korte Harcourt in Nigeria. De cursus kwam tot stand na een bezoek van cursussen Farm Management gegeven voor bij het Internationaal een Nigeriaanse delegatie door tussenkomst van de Technische Agrarisch Centrum (IAC) in Wageningen studerende, aankomende © Somalië © Oman © Ken/a © Saoedi Arabië ® Jamaica © Colombia Tanzania © Quatar © Mexico © Suriname Mozambique Q) Jordanië © Venezuela © Argentinië Vemen © /ra/c farm managers. Op verzoek van een ingenieursbureau werden in voor adviesmissies naar deze projecten. In 1985 heeft de RIJP op 1980 managers van de Kilombero Sugar Company in Flevoland verzoek van DGIS een missie naar Tanzania ondernomen om te getraind op het gebied van organisatie en administratie van het adviseren over een op te zetten laboratorium voor bodemonder- grootlandbouwbedrijf en op het gebied van landbouwmechanisatie. zoek in het verlengde van een soortgelijk project in Mozambique. In het begin van de jaren tachtig werd een aantal deskundigen van de RIJP met hun gezinnen voor een aantal jaren naar Zanzibar Mozambique (gelegen voor de kust van Tanzania) uitgezonden. Op verzoek van DGIS verleende de RIJP namelijk medewerking aan het opzetten en Voor het ontginnen en inrichten van Zuidelijk Flevoland beschikte ontwikkelen van een reparatiewerkplaats voor trekkers en land- de RIJP over een eigen laboratorium, waar onder meer bodem- bouwwerktuigen, eerst alleen op Zanzibar en daarna ook op het onderzoek werd verricht. In verband hiermee verzocht DGIS de RIJP eiland Pemba. De trekkers en werktuigen werden ingezet bij de van in het begin van de jaren tachtig technische assistentie te geven aan regen afhankelijke rijstteelt. Op beide eilanden wilde men meer rijst een op te zetten produceren om aan de behoefte aan voedsel te kunnen voldoen. Mozambique. Gedurende enige jaren woonde een RUP-medewer- De RIJP beschikte in Flevoland zelf over een grote werkplaats voor trekkers en landbouwwerktuigen, die op het eigen grootland- laboratorium voor bodemonderzoek in ker met zijn gezin in Mozambique. Vanuit Nederland kreeg hij ondersteuning van het laboratorium van de RIJP. bouwbedrijf (toen ca. 15.000 a 20.000 ha) in Zuidelijk Flevoland werden ingezet. Zodoende was zij een logische partner voor Irak samenwerking in het Tractor Repair Workshop Project. In het kader van dit project vonden ook enige trainingen van managers en van In 1981 werd door een RIJP-deskundige deelgenomen aan de bij- monteurs in Nederland plaats. Na enige jaren later werd dit project eenkomst van de stuurgroep voor de ontginning en inrichting van door de overheid van Zanzibar overgenomen. het 40.000 ha tellende Hilla Hashemiya gebied. In het kader van het Mbozi- en Kiberege-maïsproject en ten behoe- van een groep van veertien medewerkers van de State Organi- ve van de Dakawa Seed Farm elders in Tanzania, werden diverse zation for Soils and Land Reclamation uit Irak in 1981 bij de RIJP te Een van de eerste trainingen voor buitenlanders was de training medewerkers (farm managers, monteurs en landbouwwerktuigen- Lelystad gedurende een maand op het gebied van waterhuishou- specialisten) in de periode 1980-1989 in Flevoland en elders in ding en landaanwinning. Het trainingsinstituut voor buitenlanders Nederland getraind. Daarnaast gingen diverse RIJP-deskundigen was hiermee in feite geboren. Noord-Jemen onder leiding van de Minister van Verkeer en Waterstaat China bezocht. Later dat jaar werd deelgenomen aan een missie naar een Een waterhuishoudingsdeskundige van de RIJP was gedurende proefpolder in het Du Fong gebied (provincie Jang Tsu). enige jaren lid van de Adviesgroep Waterprojecten van DGIS in Voor een delegatie van State Land Administration uit China Noord-Jemen. De projecten worden door DGIS in het kader van de werd in het kader van een MOU in 1988 in Lelystad een cursus van bilaterale ontwikkelingssamenwerking een week verzorgd over integrale landinrichting. Nederland/Noord-Jemen gefinancierd. In het kader van deze werkzaamheden werden diver- Een bodemkundige werd door het Ministerie van Landbouw, se missies naar Noord-Jemen gemaakt door deskundigen van de Natuurbeheer en Visserij gevraagd mee te werken aan onderzoek in RIJP en van de Directie Flevoland. deltagebieden in de Volksrepubliek China. De bevindingen werden Op verzoek van DGIS is geadviseerd in het Rada Watersupply and Sanitation Project. In Rada (30.000 inwoners) worden door door het Nederlandse team gepresenteerd in een aantal workshops in mei 1989 in onder andere Beijing. Euroconsult/DHV/Agronsian in opdracht van DGIS de watervoor- In 1992 werd deelgenomen aan een 'Waterstaatsbrede' missie ziening, riolering, zuivering, regenwaterafvoer en vuilophaaldienst naar China, die als doel had Nederlandse kennis en kunde te pro- verbeterd. moten op het gebied van integraal waterbeheer. India De Indiase regering geeft hoge prioriteit aan de ontwikkeling van Noord-Korea Nadat enige jaren daarvoor al enkele missies van deskundigen van de landbouw. Mede door de snelle uitbreiding van het geïrrigeerde RIJP en ZZW naar Noord-Korea hadden plaatsgevonden om te areaal is India thans min of meer zelfvoorzienend wat de produktie adviseren over de landaanwinningswerken langs de kust, werd in van granen betreft. Het Operational Pilot Project heeft ten doel om 1987 het project Technical Assistance in Tidal Landreclamation door op grotere schaal (2.000 ha) de gemechaniseerde aanleg van bui- de FAO aan de RIJP uitbesteed. Het tekort aan landbouwgrond zendrainage te introduceren ter bestrijding van hoge grondwater- beperkt in Korea de voedselproduktie. Daarom heeft de ontginning standen en verzilting van de geïrrigeerde landbouwgronden. Vanaf van laaggelegen gebieden langs de kust een zeer hoge prioriteit. In 1987 is een deskundige van de huidige Directie IJsselmeergebied 1980 is besloten om 300.000 ha in te polderen. Eind 1990 waren betrokken bij deze door Nederland gefinancierde projecten in 11.000 ha afgerond en 58.000 ha in uitvoering. Haryana State. Eind jaren tachtig eerst als docent in diverse lokaal Gedurende enige jaren gaven RIJP- en ZZW-deskundigen en georganiseerde cursussen en daarna als adviseur voor DGIS voor de ook specialisten van de toenmalige Directie Sluizen en Stuwen van 'land- and waterprojects'. Rijkswaterstaat (nu Bouwdienst geheten) advies over de inpolderingen in dit doorgaans voor de buitenwereld zo gesloten land. Ook Pakistan werden in Nederland enige malen cursussen gegeven voor Koreaanse ingenieurs. In opdracht van het World Food Programme In 1973 werd deelgenomen aan een missie naar de stad Karachi (WFP) werd in 1991 dooreen deskundige van de Directie Flevoland voor advisering inzake de mogelijkheden voor waterregeneratie. een missie naar Noord-Korea gemaakt. In opdracht van DGIS werd in het midden van de jaren tachtig het Sewerage and Sanitation Project in Quetta Baluchistan in Pakistan Zuid-Korea uitgevoerd. In de snel groeiende stad Quetta (700.000 inwoners) is de watervoorziening in uitvoering. Nederland voerde de aanleg van Evenals in Noord-Korea, liggen in Zuid-Korea langs de kust grote goedkope sanitaire voorzieningen uit (low cost sanitation). Bij het gebieden die ingepolderd zouden kunnen worden, zodat ook hier project waren Nederlandse consultants betrokken. Bij de opzet en belangstelling bestaat voor de IJsselmeerpolders en voor de bij de voortgang van het project is een deskundige uit Flevoland Nederlandse kennis en kunde op het gebied van de natte water- gedurende enige jaren betrokken geweest. bouw. Er zijn op verzoek van Nederlandse ingenieursbureaus in het In opdracht van een Nederlands ingenieursbureau werd in 1985 midden van de jaren tachtig enige missies van RIJP-medewerkers deelgenomen aan een voorbereidingsmissie ten behoeve van het naar Zuid-Korea geweest. Ook toonden de Zuid-Koreanen vaak Chasma Command Area Development drainageproject. In 1991 belangstelling voor het volgen van trainingen en cursussen, maar werd een drainagecursus door het International Institute for Land om allerlei redenen is het met Zuid-Koreaanse instituten en minis- Reclamation and Improvement (ILRI) georganiseerd. Een deskundi- teries nooit tot een institutionele samenwerking gekomen. ge van de Directie Flevoland trad als docent in de cursus op. Indonesië Volksrepubliek China Er zijn op verschillende terreinen contacten geweest met Indonesië. In 1984 vond een missie plaats van een RIJP-deskundige om de In 1977 werd door een mechanisatiedeskundige een evaluatiemis- mogelijkheden voor inpolderingen te bekijken in de delta van de sie gemaakt voor de reorganisatie van de mechanisatie-afdeling van rivier de Pearl. In 1986 maakte hij deel uit van de delegatie die een rijstzaadbedrijf van 4.000 ha in Indonesië. Als vervolg op het bezoek van de Nederlandse Staatssecretaris Om de wateroverlast op lange termijn tegen te gaan is door de van Volkshuisvesting aan Indonesië werd in 1986 een Workshop on provinciale autoriteiten een Masterplan opgesteld. Omdat het New Towns in Indonesië gehouden. De RIJP heeft deze workshop gebied ook vanuit natuurwaarden waardevol is, gingen op Argen- mede georganiseerd. tijns verzoek twee biologen uit Flevoland naar het gebied van de In augustus 1986 werd een symposium over de ontwikkeling van laaggelegen gebieden (lowlands) in Indonesië gehouden. Lagunas Encadenadas om een ecologische visie op de voorgestelde maatregelen met betrekking tot de waterhuishouding te geven. Namens het Ministerie van Verkeer en Waterstaat was een RIJPdeskundige secretaris van het organiserend comité. Door diverse Overige landen RlJP-medewerkers werden voorstudies verricht in het kader van dit symposium. Enige jaren later werd op verzoek van de Wereldbank Verder hebben ten tijde van de drooglegging en ontwikkeling van deelgenomen aan studies in het kader van het Integrated Swamp Zuidelijk Flevoland vele korte missies plaatsgevonden of werd voor Development Project. deskundigen uit verschillende landen eenmalig een cursus of trai- Op verzoek van het IAC (Wageningen) werden vanaf 1988 door een deskundige diverse missies naar Indonesië gemaakt om te adviseren over het Telang-Saleh Lowland Development Project. In opdracht van Euroconsult werd in 1988 in Lelystad een korte ning in Nederland gegeven. Het betreft de volgende landen met de volgende activiteiten: Albanië (bodemkundige missie), Polen (training verkeerskundige), Portugal (bodemkundige en landbouwkundige missie), cursus Inrichting van nieuw land gegeven ten behoeve van bij Hongarije (training supervisor landreclamation and soil conserva- transmigratie betrokken deskundigen uit Indonesië. tion), Italië (evaluatiemissie wetland-project in de lagune van In opdracht van DGIS werden in twee projecten trainingen en Venetië), Tunesië (missie landbouwmechnisatie), Sudan (training cursussen gegeven op het gebied van het beheer van wetlands in farm manager, missies landbouwmechanisatie en landbouwontwik- Indonesië. In april 1992 moest het laatste project vroegtijdig wor- keling), Mauritanië (evaluatiemissie geïntegreerd streekontwikke- den beëindigd, omdat de bilaterale hulprelatie door Indonesië plot- lingsproject), Sierra Leone (adviesmissie landbouwmechanisatie), seling werd opgezegd. Somalia (adviesmissie over de ontzilting van geïrrigeerde gronden door middel van drainage), Saudi-Arabië (missie grondwater Jamaica Jeddah, langjarige uitzending bouwkundige op verzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken), Kenya (evaluatie- en advies- Een landbouwmechanisatiedeskundige was in 1980 op verzoek van missies op het gebied van de watervoorraden), Turkije (cursus inte- DGIS betrokken bij de advisering van de Jamaica State Corporation grale landinrichting voor de medewerkers van General Directorate op het gebied van de aanschaf van tractoren en werktuigen voor de of Agrarian Reform), Oman (adviesmissie met betrekking tot zout central machinery pool. In 1986 voerde een deskundige van de RIJP kwelwater), Katar (adviesmissie voor de waterhuishouding van de in opdracht van DGIS een identificatiemissie uit naar een bodem- stad Doha), Jordanië (training grondanalisten in bodemkundig labo- analyselaboratorium op Jamaica. Gedurende twee jaar is het project ratorium van de RIJP), Sri Lanka (adviesmissie ontzilting en draina- door de RIJP begeleid. ge), Bangladesh (adviesmissie op het gebied van ontwatering, rijping en zetting van jonge gronden), Birma (adviesmissie landbouw- Suriname mechanisatie), Thailand (missies bodemkunde, cursussen watermanagement en landinrichting, missie landbouwmechanisatie), Cam- Nog voordat Zuidelijk Flevoland werd aangelegd, waren in de jaren bodja (advies over inzet van landbouw- en grondverzetmachines), zestig al RIJP-deskundigen ingezet bij de ontwikkeling van polders Vietnam (beoordeling van het project Verbetering Zeedijken in het en waren ze betrokken bij de rijstteelt. kader van het World Food Programme), Mexico (missie landbouw- Een medewerker van een grootlandbouwbedrijf in Suriname produktie), Venezuela (diverse missies ten behoeve van de draina- werd in 1981 enige tijd getraind op het grootlandbouwbedrijf van ge van kustpolders in verband met de oliewinning) en Colombia de RIJP. In 1988 werd deel uitgemaakt van een identificatiemissie (adviesmissie sociaal-economische ontwikkeling van nieuw geïrri- voor landbouwontwikkeling en polders in Suriname. In 1990 werd geerde gebieden). door een onderhoudstechnicus uit Flevoland een technische beoordeling gemaakt van de stand van zaken bij de gemalen en pompen Voor deelnemers uit diverse landen in Zuidoost-Azië werd in 1989 van de polders. een korte cursus polderontwikkeling gegeven op verzoek van de Rijks Geologische Dienst en de Economische en Sociale Commissie Argentinië In de eerste helft van 1993 had Argentinië dringend behoefte aan voor Azië en het Stille Oceaangebied (ESCAP). Overige niet-landgebonden buitenlandse activiteiten pompen om de acute wateroverlast in de provincie Buenos Aires te bestrijden. De pompen werden door Rijkswaterstaat in bruikleen The International Course on Wetland Management gegeven aan de Argentijnse overheid. Een deskundige uit Flevoland Een voorbeeld van een eigen initiatief is de International Course on assisteerde bij de installatie van de pompen. Wetland Management. De cursus is ontstaan uit de samenwerking Deelnemers aan de International Course on Wetland Management aan het werk op Terschelling. met Indonesië op het gebied van het beheer van wetlands. Toen in kundigen uit de hele wereld bezochten dit congres. In Zuidelijk april 1992 de bilaterale-hulprelatie met Indonesië moest worden Flevoland werd in het kader van dit congres een demonstratie van beëindigd, heeft de Directie Flevoland besloten met ingang van machines op het gebied van slootonderhoud en waterbeheer geor- 1994 een eigen cursus te ontwikkelen. ganiseerd. Met haar rijke schat aan kennis en ervaring (onder meer opgedaan in de Oostvaardersplassen, de Zeeuwse delta en de Besluit Lauwerszee) kan de Directie Flevoland/IJsselmeergebied door middel van deze cursussen een bijdrage leveren aan de opbouw van De polder Zuidelijk Flevoland is nu, anno 1996, bijna voltooid. expertise in Indonesië en in andere gebieden ter wereld op het Gelukkig heeft men ingezien dat de unieke kennis die bij de aanleg gebied van duurzaam wetlandbeheer. en inrichting zijn opgedaan, niet verloren mogen gaan. Ook na Aan de eerste, in 1994 georganiseerde cursus namen deskundi- 1996 zal de deskundigheid kunnen worden ingezet om in het bui- gen deel uit Hongarije, Tsjechië, Polen, Oekraïne, Ghana, Oeganda, tenland te adviseren over de inrichting en het herstel van grote Verenigde Staten, Argentinië, Uruguay, Kenya, Maleisië en Zweden. watersystemen. Ongetwijfeld zullen daar de komende jaren weer In 1995 heeft de tweede internationale cursus in en vanuit Lelystad vele interessante buitenlandse activiteiten en contacten uit voort- plaatsgevonden. vloeien. Symposium Polders of the World In 1982 werd in Lelystad een uniek internationaal symposium gehouden onder de titel Polders of the World; vele deskundigen uit circa 55 landen waren bijeen om ervaringen uit te wisselen over allerlei aspecten van polders. Naast dit symposium werd in het centrum van Lelystad in grote tenten een tentoonstelling over polders in de wereld gehouden. Nabij Lelystad werd tijdens het congres een werktuigendemonstratie gegeven. De RIJP was mede-organisator van al deze activiteiten. International Commission on Irrigation and Drainage (ICID) Gedurende vele jaren was het secretariaat van ICID Nederland bij de RIJP (Directie Flevoland) ondergebracht. Door verschillende waterhuishoudingsdeskundigen werd steeds deelgenomen aan de verschillende bijeenkomsten van de ICID-workshops en aan de driejaarlijkse congressen. 1993 was een hoogtepunt van activiteiten, toen in het Congresgebouw in Den Haag het vijftiende Internationale ICID-congres werd gehouden. Meer dan 500 des- Literatuurlijst HOOFDSTUK 2 PLANONTWÏKKEUNG Dongen, M. van 1990. Het onzichtbare landschap; het landschap van het agrarische middengebied van Zuidelijk Flevoland nader bekeken. Intern document. Dienst der Zuiderzeewerken 1968. Verkavelingsplan voor het oostelijke deel van Zuidelijk Flevoland. Nota nr. 273. 's-Gravenhage. Duin, R.H.A. van 1993. Wel en wee rond de Oostvaardersplassen Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders 1982. Oostelijk van de Knardijk - de inrichting en ontwikkeling van Oostelijk Flevoland in de jaren 1957-1980. Lelystad. en de inrichting van Zuidelijk Flevoland. Flevobericht nr. 340. Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Hemel, Z. 1994. Het landschap van de Usselmeerpolders; planning inrichting en vormgeving. NAi Uitgevers/EFL Stichting. HOOFDSTUK 4 GEOLOGIE EN BODEM Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid 1960. Nota inzake de Ruimtelijke Ordening in Nederland. Sdu, 's-Gravenhage. Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid 1966. Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening in Nederland 1966. Sdu, 's-Gravenhage. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders 1984. Structuurplan Almere. Flevobericht nr. 243. Lelystad. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders/Directie Zuiderzeewerken 1987. Actualisering van het Verkavelingsplan voor het oostelijke deel van Zuidelijk Flevoland. Flevobericht nr. 260. Lelystad. Rijksdienst voor het Nationale Plan/Werkcommissie Westen des Dooremolen, W. van en A. van der Scheer 1996. Inklinking in Zuidelijk Flevoland. Flevobericht in voorbereiding. Rijkswaterstaat Directie IJsselmeergebied, Lelystad. Ente, PJ. (eindred.) 1963. Zuidelijk Flevoland: Atlas ten behoeve van ontginning en bestemming. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders, Kampen. Ente, PJ. en AJ. Wiggers 1963. Over de bodemgesteldheid van Zuidelijk Flevoland. Van Zee tot Land, nr. 34. Directie Wieringermeer (Usselmeerpolders), Zwolle. Gans, W. de 1991. Kwartairgeologie van West-Nederland. Grondboor en Hamer 5/6. p. 103-114. Glopper, RJ. de 1973. Subsidence after drainage of the deposits Lands 1958. De Ontwikkeling van het Westen des Lands. in the tormer Zuyder Zee and in the brackish and marine fore- Rapport en toelichting. Sdu, 's-Gravenhage. lands in the Netherlands. Van Zee tot Land nr. 50. Rijks Planologische Dienst. Jaarverslagen 1960-1990. Sdu, 's-Gravenhage. Vera, F. 1988. De Oostvaardersplassen, van spontane natuuruitbarsting tot gerichte natuurontwikkeling. IVN/Grasduinen, Oberon. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders, Lelystad. Glopper, RJ. de 1989. Land subsidence and soil ripening. Flevobericht nr. 306. Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Glopper, RJ. de, A.G.M. Minten en H.J. Winkels 1992. Chemische rijping van de bodem in Zuidelijk Flevoland. Flevobericht nr. 332. HOOFDSTUK 3 LANDSCHAPSONTWIKKELING Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Koning, J. en PJ. Ente 1986. De bodemkundige code- en profielenkaart van Zuidelijk Flevoland, schaal 1:25.000; toelichting Dienst der Zuiderzeewerken 1961. Een Structuurplan voor de Zuidelijke Usselmeerpolders. Sdu, 's Gravenhage. en kaartbladen. Flevobericht nr. 271. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders, Lelystad, Koopstra, R., G. Lenselink en U. Menke 1993. Geologische en bodemkundige Atlas van het IJsselmeer. Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1982. Oostelijk van de Knardijk - de inrichting en ontwikkeling van Oostelijk Flevoland in de jaren 1957-1980. Lelystad. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1986. Schematische bodemkaart Zuidelijk Flevoland. Lelystad. Rijniersce, K. 1983. Een model voor de simulatie van het fysische rijpingsproces van gronden in de IJsselmeerpolders. Visscher, H.C.J. 1990. Nijkerk-Putten, een archeologische kartering en inventarisatie. RAAP-rapport 48A. Stichting RAAP, Amsterdam. Visscher, H.C.J. 1991. Eemland, een archeologische kartering, inventarisatie en waardering. RAAP-rapport 40. Stichting RAAP, Amsterdam. Vlierman, K, 1985. Neolithische en middeleeuwse vondsten op de kavels Oz 35 en Oz 36 in Zuidelijk Flevoland. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Van Zee tot Land nr. 52. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Scheer, A. van der 1979. De verhouding (b) tussen het waterbindend vermogen van de organische stof en van de lutumfractie HOOFDSTUK 5B SCHEEPSARCHEOLOCIE in verschillende afzettingen in het IJsselmeergebied. Flevobericht nr, 143. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Slager, P. 1965. De volumegewichtsbemonstering van de gronden in de Johannes Kerkhoven polder. Interne notitie. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Smits, H. 1951. De voorspelling van de klink in de zuidelijke kom Afdeling Scheepsarcheologie 1987. De opgraving van een laatmiddeleeuws vrachtschip te Almere. In: Jaarverslag 1986. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Oosting, R. 1990. Scheepsarcheologie en monumentenzorg in Flevoland. In: Monumentenjaargang 11 nr. 3/4. Cuyk. Ran, Chr., A.F.L. van Holk en R. Oosting 1991. Een schip geladen van het IJsselmeer. Directie Wieringermeer (Noordoostpolder- met turf gevonden in Zuidelijk Flevoland. In: Cultuur Historisch werken), Landbouwkundige Afdeling, Kampen. Bijlage bij de Jaarboek voor Flevoland. Lelystad. notulen van de vergadering van 19 september 1951. Smits, H., A.J. Zuur, D.A. van Schreven en W.A. Bosma 1962. De fysische, chemische en microbiologische rijping der gronden in de IJsselmeerpolders. Van Zee tot Land nr. 32. Directie Wieringermeer, Kampen. Reinders, H.R. 1982. Scheepsarcheologie. In: Oostelijk van de Knardijk - de inrichting en ontwikkeling van Oostelijk Flevoland in de jaren 1957-1980. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Reinders, H.R. 1985. Cog finds from the IJsselmeerpolders. Flevobericht nr. 248. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. HOOFDSTUK 5A BEWONINCSGESCHIEDENIS Reinders, H.R. 1986. Scheepsarcheologie in Nederland. In: Verantwoord onder water. Verslag van het KNOB-congres. Amsterdam. Exaltus, R.P. 1993. Archeologisch onderzoek in het tracé van Rijksweg A27 (Zuidelijk Flevoland). RAAP-rapport 83. Stichting RAAP, Amsterdam. Heidemij Advies 1993. Atlas pleistoceen zand in Zuidelijk Flevo- Werkgroep Bescherming Scheepsresten 1978. Bescherming van scheepsresten in de grond. Werkdocument 1978-285 Abw. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Wevers, A.J.M. 1991. Monumentenzorg onder het grondwater. land. Advies in opdracht van Rijkswaterstaat Directie Flevoland, In: H.R. Reinders en R. Oosting (red.) Scheepsarcheologie: Lelystad. prioriteiten en lopend onderzoek. Flevobericht nr. 322. Hogestijn, J.W.H. 1989. Jaarverslag 1988 Rijksdienst voor het Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort. Hogestijn, J.W.H. 1990. Jaarverslag 1989 Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, Amersfoort. Hogestijn, J.W.H. 1991. Archeologische Kroniek van Flevoland. HOOFDSTUK 6 WATERHUISHOUDING In: Cultuur Historisch Jaarboek voor Flevoland. Lelystad. Lenselink, G. en R. Koopstra 1994. Ontwikkelingen in het Zui- Bouman, J.E.G. en E. Schultz 1978. Berekening van de niet-statio- derzeegebied; over Meer Flevo, via de Almere-lagune, tot naire stroming in waterlopen in stedelijk en landelijk gebied. Zuiderzee. In: M. Rappol en C.M. Soonius (red.) In de bodem Flevobericht nr. 127. van Noord-Holland. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Provincie Flevoland 1993. Ontwerp Intentieprogramma Bodembeschermingsgebieden. Lelystad. Provincie Flevoland 1993. Streekplan Flevoland, Hoofdlijnen van Ente, PJ. (eindred.) 1963. Zuidelijk Flevoland: Atlas ten behoeve van ontginning en bestemming. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Kampen. Jong, B. de 1972. The main drainage system of Southern Flevo- Beleid. Discussienota. land. Eighth congress, question 27. International Commission Lelystad. on Irrigation and Drainage (ICID). Schultz, E. en R. Spriensma 1978. Ontginning, exploitatie en Kant, N.F. v.d. en G. Quarré 1970. Ervaringen met zware wieltrek- bouwrijp waken van de Usselmeerpolders. kers en rupstrekkers. In: Gemeentewerken, 7e jaargang, nr. 4, Lelystad. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders, Lelystad. Schultz, E. 1982. De waterbeheersing van Almere. In: H 2 O 0 5 ) , nr. 12. Schultz, E. 1983. From natural to redaimed land. Land and water management in the polders of the Netherlands. In: Water International, nr. 8. Schultz, E. and B. Verhoeven July 1987. Drainage works in the Zuiderzee project. In: ICID Bulletin, Vol. 36, nr. 2. Schultz, E. 1988. Drainage measures and soil ripening during the reclamation of the former sea bed in the Usselmeerpolders. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders 1978. Het grootlandbouwbedrijf in de jaren 1958 t/m 1977. Flevobericht nr. 136. Lelystad. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders 1982. Oostelijk van de Knardijk - de inrichting en ontwikkeling van Oostelijk Flevoland in de jaren 1957-1980. Lelystad. Rijkswaterstaat Directie Flevoland 1989. De tijd zal het leren. Toespraken ter gelegenheid van het ambtelijk afscheid van prof. dr. R.H.A. van Duin l.i. Lelystad. Smits, H. 1978. Landontginning in de voormalige Zuiderzee in Proceedings 15th European regional conference on Agricultural Nederland. Water Management. International Commission on Irrigation Rijksdienst voor de Usselmeerpolders, Lelystad. and Drainage (ICID), Dubrovnik. Schultz, E. 1992. Waterbeheersing van de Nederlandse droogmakerijen. Van Zee tot Land nr. 58. Spriensma, R. en E. Schultz 1978. Ontginning, exploitatie en bouwrijp maken van de Usselmeerpolders. In: Gemeentewerken, 7e jaargang, nr. 4, Lelystad. Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Tevens proefschrift aan de Technische Universiteit Delft. Segeren, W.A. 1965. Drainage requirements of newly redaimed marine clay sediments as influenced by subsoil conditions. HOOFDSTUK 11 LANDBOUW Proceedings 6th Congress. International Commission on Irrigation and Drainage (ICID), New Delhi. Segeren, W.A. en J. Visser 1971. Nieuwe normen voor de ontwatering van appelboomgaarden. In: Van Zee tot Land nr. 49. 's-Gravenhage. Sieben, W.H. en B. Verhoeven 1971. Grondverplaatsingen in het eerste jaar na droogvallen. In: Van Zee tot Land nr. 49. 's-Gravenhage. Slager, H. 1981. Functioneren en onderhoud van ontwateringsstelsels in bossen in Flevoland. Flevobericht nr. 180. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders, Lelystad. Zuur, AJ. 1958. Het watergehalte, de indroging en enkele daarmee samenhangende processen. In: AJ. Zuur Bodemkunde der Nederlandse bedijkingen en droogmakerijen. Deel C. Kampen. Dijk, J. van 1979. 75 jaar uitgifte van agrarische bedrijven in Flevoland. Flevobericht nr. 153. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders, Lelystad. Eibersen, B.S. 1994. Flexibiliteit van de landbouwstructuur op het nieuwe land. Flevobericht nr. 352. Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Hoogh, J. de en H.J. Silvis (red.) 1989/1990. Economische Analyse Landbouwpolitiek. Landbouwuniversiteit Wageningen, Vakgroep Algemene Agrarische Economie, Wageningen. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders 1982. Oostelijk van de Knardijk - de inrichting en ontwikkeling van Oostelijk Flevoland in de jaren 1957-1980. Lelystad. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders/Directie Zuiderzeewerken 1987. Actualisering van het Verkavelingsplan voor het oostelijke deel van Zuidelijk Flevoland. Flevobericht nr. 260. Lelystad. HOOFDSTUK 7 ONTGINNING HOOFDSTUK 12 NATUURBOUW EN NATUURONTWIKKELING Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandstatistiek van de landbouw (1970-1994). Definitieve oogstopbrengstprognoses. 's-Gravenhage. Constandse, A.K., J.H. van Kampen e.a. 1989. 't blijft mensenwerk. Een bundel opstellen over het Zuiderzeeproject, aangeboden aan prof. dr. R.H.A. van Duin l.i. bij zijn ambtelijk afscheid. Acht, W.N.M, van e.a. 1981. Mogelijkheden voor inbreng van natuurlijke elementen in het agrarisch middengebied van Zuidelijk Flevoland. WD 1981-66 Abw. Rijksdienst voor de Usselmeerpolders, Lelystad. Acht, W.N.M, van en H.K. Hummel 1982. Natuur binnen Flevobericht nr. 300. stedelijke invloedssfeer. Uitwerking voor Almere in Zuidelijk Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Flevoland. WD 1982-270 Abw. Dissel, A.M.C, van 1991. 59 jaar eigengereide doeners in Flevoland, Noordoostpolder en Wieringermeer (Rijksdienst voor de Rijksdienst voor de Usselmeerpolders, Lelystad. Acht, W.N.M, van 1984/1985. Natuurlijke elementen in het Usselmeerpolders 1930-1989). Stichting voor het bevolkings- agrarisch gebied van Zuidelijk Flevoland. onderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders, Lelystad. In: Cultureel Tijdschrift 24(4). p. 213-227. Beheerscommissie Oostvaardersplassen 1995. De Oostvaardersplassen natuurlijker. Visie op de verdere ontwikkeling en het beheer van het natuurgebied de Oostvaardersplassen. Breukelen, S. van 1991. Aanslagsucces van de rietaanplant langs de Duikertocht in Zuidelijk Flevoland. WD 1991-26 Lio. Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Buuren, M. van e.a. 1991. Kleinschalig, verweven of casco? Het landschap van de zandgebieden nader beschouwd. In: Landinrichting 31(1). p. 1-18. Cramer, J. e.a. 1983. Ecologie en beleid. Gebruik van ecologische Nota Landelijke Gebieden. Regeringsbeslissing. 's-Gravenhage. Natuurbeschermingsraad 1990. De Oostvaardersplassen: natuurlijk. Advies over ontwikkeling, inrichting en beheer. Utrecht. Nip, J.A. en V.L. Wigbels 1976. Horsterwold. Concept-Structuurplan. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Polman, G.K.R., (eindred.) 1982. Studie naar de mogelijke inrichting van de omgeving van de Oostvaardersplassen. Flevobericht gegevens in de besluitvorming. nr. 185. Ecologische Uitgeverij, Amsterdam. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Duin, R.H.A. van 1966. Boeren, burgers en buitenlui. Inaugurale Polman, G.K.R. en S. Schmidt-ter Neuzen (eindred.) 1987. rede. Ontwikkelingsvisie Oostvaardersplassen. Flevobericht nr. 282. H. Veenman & Zonen, Wageningen. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad, Duin, R.H.A. van 1974. Collegedictaat Natuurbouw. Landbouwhogeschool, Wageningen. Duin, R.H.A. van 1978. Collegedictaat Natuurbouw. Deel IV: plantstroken en heggenlandschappen. Landbouwhogeschool, Wageningen. Duin, R.H.A. van 1993. De inrichting van het landelijk gebied: scheiding of verweving van functies? In: Landinrichting 33(6). p. 30-33. EIbersen, B.S. 1994. Flexibiliteit van de landbouwstructuur op het nieuwe land. Flevobericht nr. 352. Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Haar, E. ter (eindred.) 1993. Inleiding en discussie van het minisymposium De inrichting van het landelijk gebied: scheiding of verweving. Genootschap Flevo, Lelystad. Heidemij Advies en LB&P 1995. Uitwerking ecologische basisstructuur Zuidelijk Flevoland. Kerkstra, K. en P. Vrijlandt 1989. Cascolandschap. Nieuwe perspectieven voor landschapsontwikkeling. In: Maaiveld 4(2). p. 2-10. Klundert, A.F. van der en G. van Huis 1984. Verweving van landbouw en natuur. Een visie vanuit de Rijksplanologische Dienst. In: Landschap 1(2). p. 142-156. Koridon, A.H. e.a. 1981. De Oostvaardersplassen. Ontwikkeling en onderzoek van een nieuw natuurgebied in Flevoland. Flevobericht nr. 169. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. McArthur, R.H. and E.O. Wilson 1967. The theory of islands biogeography. Princeton University Press, Princeton. Ministerie van Landbouw en Visserij 1986. Meerjarenplan Bosbouw. Sdu, 's-Gravenhage. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 1990. Natuurbeleidsplan. Regeringsbeslissing. 's-Gravenhage. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 1992. Evaluatie Meerjarenplan Bosbouw 1986-1991. Sdu, 's-Gravenhage. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 1992. Nota Landschap. Regeringsbeslissing. 's-Gravenhage. Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 1979. Posthoorn, R. 1996. De Stille Kern van het Horsterwold. Planvormingsgeschiedenis en definitief ontwerp. Flevobericht (in voorbereiding). Rijkswaterstaat Directie IJsselmeergebied, Lelystad. Proost, J. e.a. 1983. Ecologisch onderzoek in Flevoland ten behoeve van inrichting en beheer van zandstranden. In: Cultuurtechnisch Tijdschrift 23(3). p. 139-150. Proost, J. 1990. Aanzet tot een ecologische basisstructuur voor Zuidelijk Flevoland. Intern rapport 1990-32 Liw. Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Provincie Flevoland 1993. Streekplan Flevoland. Hoofdlijnen van Beleid. Lelystad. Pyanowska, B. 1989. Beheersplan voor het Hulkesteinse Bos over de periode 1986-1996. WD 1989-22 Lib. Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Raad van Advies voor de Ruimtelijke Ordening 1978. Advies over de Nota Landelijke Gebieden. Sdu, 's-Gravenhage. Schotman, A. 1991. Natuurwaarden in een casco-landschap. In: Landinrichting 31(6). p. 24-31. Schroevers, P.J. (red.) 1982. Landschapstaai. Een stelsel van basisbegrippen voor de landschapsecologie. Pudoc, Wageningen. Selm, AJ. van 1985. Operationalisering van het begrip: ecologische infrastructuur. Recreatie en Toerisme 1985(1). p. 10-14. Sessink, J.T.M. 1986. Blokkenmatten contra muskusratten in Zuidelijk Flevoland. In: Land+Water-nu 11. p. 33-35. Smit, G.FJ. 1989. Inrichtingsmogelijkheden voor de Knardijk als verbindingsweg voor plant en dier. Rapport 89-7. Ecoland. Tempel, M.W. van den 1993. Vogelslachtoffers door het wegverkeer. Technisch Rapport 11. Vogelbescherming Nederland, Zeist. Vera, F.W.M. 1979. Het Oostvaardersplassengebied; uniek oecologisch experiment. In: Natuuren Milieu 9(3). p. 3-12. Verkaar, HJ. en GJ. Bekker 1990. De betekenis van migratie voor de ecologische kwaliteit van waterstaatswerken en hun omgeving. In: P. Aanen e.a. Natuurtechniek en waterstaatswerken. St. Uitg. Dienst Waterwerken KNNV en Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouw. Zalm, C. 1974. Het ontwikkelen van een 'stiltebos' in Zuidelijk Flevoland op structuur-ecologische basis. WD 1974-310 Bbb. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Rijkswaterstaat Directie Flevoland 1992. Aankoop Plantmachine. Bedrijfskundige Advisering, Advies nr. 92-18. Lelystad. Rijkswaterstaat Directie Flevoland 1993. Landschapsbeheer beheert zaadgaard Vaartbos. In: Cultuurwijzer, maart. HOOFDSTUK 13 Lelystad. BOSBOUW Slager, H. 1991. De waterhuishouding van de bossen in Zuidelijk Flevoland 1980-1989. Flevobericht nr. 328. Arnoldussen, A.H., J.A. Nip, J.W.C. Bruggenkamp en J.B. van der Pas 1990. Ontwikkelingsplan Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Horsterwold. Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Groenhuis, B. De rol van de populier bij de aanleg van nieuwe bossen op rijke gronden (I). HOOFDSTUK 14 RECREATIE Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Heidemij Advies 1992. De bosontwikkeling in Zuidelijk Flevoland in relatie tot het Meerjarenplan Bosbouw. In opdracht van Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Heidemij Advies 1993. Concept-Beheersplan lange termijn Bureau Hund 1993. Natuurvriendelijke oevers langs provinciale vaarten in Flevoland. Bureau Maas 1983. Recreatiebasisplan Flevoland. Commissie Integraal Beleidsplan Randmeren IJsselmeerpolders Horsterwold-Oost. In opdracht van Rijkswaterstaat Directie 1986. Deelplan Nuldernauw en Wolderwijd. Flevoland, Lelystad. Lelystad. Koning, J. en RJ. Ente 1986. De bodemkundige code- en profielenkaart van Zuidelijk Flevoland. Flevobericht nr. 271. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Ministerie van Landbouw en Visserij 1977. Structuurvisie Bos en Bosbouw. Sdu, 's-Gravenhage. Ministerie van Landbouw en Visserij 1986. Meerjarenplan Bos- Commissie Integraal Beleidsplan Randmeren IJsselmeerpolders 1987. Deelplan Eemmeer en Nijkerkernauw. Lelystad. Commissie Recreatief Gebruik Randmeren IJsselmeerpolders 1977. Ontwikkelingsvisie Recreatief Gebruik Randmeren. Lelystad. Dienst der Zuiderzeewerken 1961. Een Structuurplan voor de bouw. Zuidelijke IJsselmeerpolders. Sdu, 's-Gravenhage. Sdu, 's-Gravenhage. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 1990. Natuurbeleidsplan. Regeringsbeslissing. 's-Gravenhage. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 1992. Evaluatie Meerjarenplan Bosbouw 1986-1991. Sdu, 's-Gravenhage. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 1993. Structuurplan Groene Ruimte. Kabinetsstandpunt. Sdu, 's-Gravenhage. Proost, J. 1990. Aanzet tot een ecologische basisstructuur voor Zuidelijk Flevoland. Intern rapport 1990-32 Liw. Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Pyanowska, B. februari 1988. Evaluatie van de bosaanlegmodellen voor Zuidelijk Flevoland. Interne notitie. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1983. 50 jaar bosbouw en bosbouwkundig onderzoek in de IJsselmeerpolders. Flevobericht nr. 216. Lelystad. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1984. Structuurplan Almere. Flevobericht nr. 243. Lelystad. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders/Directie Zuiderzeewerken 1987. Actualisering van het Verkavelingsplan voor het oostelijke deel van Zuidelijk Flevoland. Flevobericht nr. 260. Lelystad. Rijkswaterstaat Directie Flevoland 1990. Overdrachtenschema. Lelystad. DTV 1988. Onderzoek naar de recreatievaart op de vaarwegen door Flevoland. Heidemij/BRO 1984. Toeristisch-recreatief Ontwikkelingsplan voor Flevoland. Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk 1981. Structuurschema Openluchtrecreatie. Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk 1981. Studierapport Behoefteraming op het gebied van de Openluchtrecreatie. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij 1984. Behoefteraming op het gebied van de Openluchtrecreatie (herziening). Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid 1960. Nota inzake de Ruimtelijke Ordening in Nederland. Sdu, 's-Gravenhage. Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid 1966. Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening in Nederland. Sdu, 's-Gravenhage. Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 1979. Derde Nota over de Ruimtelijke Ordening. Deel 3, Nota Landelijke Gebieden. Sdu, 's-Gravenhage. Provincie Flevoland 1988. Provinciaal Fietspadenplan. Lelystad. Rijksdienst voor het Nationale Plan 1956. Recreatie te water. 's-Gravenhage. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, 1970. Het gebruik van de kanalen van Flevoland door de watersport. Lelystad. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. Recreatievaart in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. Flevobericht nr. 246. Lelystad. Stuurgroep Integraal Beleidsplan Randmeren IJsselmeerpolders 1986. Globale uitgangspunten voor de opstelling van een Integraal Beleidsplan Randmeren IJsselmeerpolders. Stuurgroep Integraal Beleidsplan Randmeren IJsselmeerpolders 1986. Inrichtings- en beheersplan Gooi- en Umeer. Werkgroep voor het Landschap der Zuiderzeepolders 1946. Randmeren van Zuidelijk Flevoland. Contactcommissie voor Natuur- en Landschapsbescherming. Maandschrift juli 1961. Voorburg. Centraal Bureau voor de Statistiek 1954. Herziene berekeningen omtrent de toekomstige loop der Nederlandse bevolking 19511981. Voorburg. Centraal Bureau voor de Statistiek 1965. Berekeningen over de groei van de Nederlandse bevolking in de periode 1965-1980. Maandstatistiek van bevolking en volksgezondheid, februari. En wat betreft 1965-2000: april. Voorburg. Centraal Bureau voor de Statistiek 1967. Aanvullende berekeningen over de Nederlandse bevolkingsgroei tot 1980 n.a.v. de na 1964 opgetreden geboortedaling. Maandstatistiek van bevolking en volksgezondheid, april en september. Voorburg. Centraal Bureau voor de Statistiek. Diverse prognoses uit latere jaren t/m 1994. Maandstatistiek van de bevolking. Voorburg. Clark, G., P.P.P. Huigen and F. Thissen (eds) 1989. Planning and the future of the countryside: Great Britain and the Nether- HOOFDSTUK 75 lands. Proceedings of the second British-Dutch Symposium on LANDSCHAPSKUNST Rural Geography, 6-8 sept. 1986. KNAG, Amsterdam. Dekkers, G. 1977. Planned Landscapes/25 Horizons. Meulenhoff, Amsterdam. Dekkers, G. 1986. New Dutch Landscapes. Art Books, Waanders, Zwolle. Lamers, E. 1990. Landschapskunst in Flevoland. Eindexamenscriptie NHTV, Breda. Lörzing, H. 1991. Kunstreis door Flevoland. Uitg. 010, Rotterdam. Oostra, M. 1989. Landschapskunst in Flevoland. Doctoraalscriptie Constandse, A.K. 1982a. From spontaneous settlement to integrated planning and development. Papers international symposium Polders of the world, Lelystad. Constandse, A.K. 1982b. Boeren in Flevoland: beschouwingen over plattelandscultuur in de nieuwe IJsselmeerpolders. Flevobericht nr. 190. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Constandse, A.K. 1988. Boeren in Flevoland 2. Nieuwe beschouwingen over plattelandscultuur in de nieuwe IJsselmeerpolders. Kunstgeschiedenis. Flevobericht nr. 295. Rijksuniversiteit Groningen. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Provincie Flevoland 1982. Kunst natuurlijk: Ruimtelijke projecten in Flevoland. Rijn, Th. van 1988. Verbeelding in Flevoland. Ploegsma, Amsterdam. Coördinerend Instituut Midden- en Kleinbedrijf 1987. Almere; het functioneren van de detailhandel in 1986. Diemen. Dienst der Zuiderzeewerken 1961. Een Structuurplan voor de Zuidelijke IJsselmeerpolders. Sdu, 's-Gravenhage. Dienst der Zuiderzeewerken 1968. Verkavelingsplan voor het oos- HOOFDSTUK 16 BEWONING, VERZORGING EN VERSTEDELIJKING telijke deel van Zuidelijk Flevoland. Nota nr. 273. 's-Gravenhage. Dienst Ruimtelijke Ordening Amsterdam 1994. Nooit voltooid. Antwerpen, J. van 1992. Sociaal-economisch profiel van Zeewolde, een jonge forensengemeente. Stogo, Utrecht. Beer, J. de, W. van Hoorn, A. de Jong en D. Manting 1995. Bevolkings- en huishoudensprognose 1994. Maandstatistiek bevolking, januari. Centraal Bureau voor de Statistiek, 's-Gravenhage. Boer, J.H. de 1992. Randstad Holland, metropool of niemandsland. Intreerede Technische Universiteit Delft. Publikatieburo Bouwkunde, Faculteit der Bouwkunde, Delft. Bosman, J. 1990. Zeewolde na 2000. Toekomst van een dorp aan De ruimtelijke ordening in Amsterdam. DRO en Stadsuitgeverij, Amsterdam. Gemeente Zeewolde/Rijkswaterstaat Directie Flevoland/Ontwerpbureau Teun Koolhaas Associates 1990. Structuurvisie Zeewolde 1990. Een uitwerking van de ontwikkelingsvisie 1987. Gemeente Zeewolde. Handelingen Tweede Kamer der Staten Generaal Zitting 19671968, 60 ste vergadering. Vaststelling Verkavelingsplan voor het oostelijke deel van Zuidelijk Flevoland, p. 2643-2666. Hoekstra, S.J. 1979. De oriëntatie van de bewoners van het landelijk gebied van Lelystad op de hun omringende kernen (A). de rand van de Randstad. Regis-publicatie 5. Verkenning van de mogelijkheden tot het stichten van een Geografisch Instituut, Rijksuniversiteit Utrecht. levensvatbare kern in het centrum van Zuidelijk Flevoland (B). Centraal Bureau voor de Statistiek. Berekeningen omtrent de toekomstige loop der Nederlandse bevolking 1951 en idem 1961. Werkdocument. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Huigen, P.P.P. 1986. Binnen of buiten bereik? Een sociaal-geografisch onderzoek in Zuidwest-Friesland. KNAG/Geografisch Instituut, Rijksuniversiteit Utrecht, Amsterdam/Utrecht. Instituut Midden- en Kleinbedrijf Nederland 1993. Zeewolde; het Wezenaar, H. 1994. Buiten Westen. Planologie op avontuur aan de stadsrand. Proefschrift Universiteit Utrecht. Sdu, 's-Gravenhage. Zandvoort Ordening en Advies 1994. Verkenning stedelijke structuren zuidelijk deel Flevoland. Utrecht. functioneren van de winkels in het centrum in 1993. Diemen. Keilman, N.W. 1982. Bevolkingsprognoses nu en in de jaren zestig. HOOFDSTUK 17 WEGEN, VAARWEGEN EN BUISLEIDINGEN In: Maandstatistiek van de bevolking, juni. Klooster, E.W. 1988. Arbeidsmarkt en uitgaande pendel Almere Dienst der Zuiderzeewerken 1961. Een Structuurplan voor de 1987. Flevobericht nr. 288. Zuidelijke IJsselmeerpolders. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Sdu, 's-Gravenhage. Klooster, E.W 1989. Arbeidsmarkt en uitgaande pendel Zeewolde 1987. Flevobericht nr. 296. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Otterlo, G.J. van 1981. Planologisch-programmatische bijdragen Dienst der Zuiderzeewerken 1968. Verkavelingsplan voor het oostelijke deel van Zuidelijk Flevoland. Nota nr. 273. 's-Gravenhage. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 1981. Structuurschema Structuurplan Zeewolde. Flevobericht nr. 189. Verkeer en Vervoer. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Deel e: tekst van de naar aanleiding van de parlementaire Paassen, Chr. van 1976. Human Ceography in terms of existential anthropology. In: Tijdschrift voor Economische en Sociale Geografie 67, nr. 6. p. 324-341. Paassen, Chr. van 1976. Sociale Geografie in het licht van enkele anthropologische uitgangspunten. KNAG-studiedag Heroriëntering 3-4-1976; Priemus, H. oktober 1983. Bevolkingsprognoses, woningbehoefte en woningbouwprogrammering. In: Maandstatistiek van de bevolking. Projectgroep Oostflankstudie 1995. Oostflankstudie, verkenning behandeling vastgestelde planologische kernbeslissing. 's-Gravenhage. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 1992. Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 1993-1997. 's-Gravenhage. Ministerie van Verkeer en Waterstaat 1992. Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer. Deel e: tekst van de na parlementaire behandeling vastgestelde planologische kernbeslissing. 's-Gravenhage. Ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid 1960. Nota van mogelijke en gewenste ruimtelijke ontwikkelingen in de inzake de Ruimtelijke Ordening in Nederland. Oostflank van de noordvleugel Randstad. Sdu, 's-Gravenhage. Rapportfase 1: inventarisatie en analyse. Concept RORO. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1984. Structuurplan Almere. Flevobericht nr. 243. Lelystad. Rijksdienst voor het Nationale Plan/Werkcommissie Westen des Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 1966. Tweede Nota over de Ruimtelijke Ordening in Nederland. Sdu, 's-Gravenhage. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders/Directie Zuiderzeewerken Lands 1958. De ontwikkeling van het Westen des Lands. 1987. Actualisering van het Verkavelingsplan voor het oostelij- Rapport en toelichting. ke deel van Zuidelijk Flevoland. Flevobericht nr. 260. Sdu, 's-Gravenhage. Sondern, J. 1983. De minimumomvang van een kleine kern. Werkdocument. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Stogo 1987. Economisch Ontwikkelingsplan Gemeente Zeewolde. Onderzoek in opdracht van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders. Utrecht. Lelystad. Rijksdienst voor het Nationale Plan/Werkcommissie Westen des Lands 1958. De ontwikkeling van het Westen des Lands. Rapport en toelichting. Sdu, 's-Gravenhage. Besluit van 6 januari 1958 tot herziening van het Rijkswegenplan 1948. Staatsblad nr. 48. Besluit van 21 januari 1969, houdende vaststelling van het Rijkswegenplan 1968. Staatsblad nr. 2 1 . Verhoef, L.H.J. en F.W.M. Boekema 1986. Lokale initiatieven; naar een nieuwe conceptie van regionale ontwikkelingen in theorie en praktijk. Van Zee tot Land nr. 54. HOOFDSTUK 18 Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Tevens proef- SPOORLIJN schrift Katholieke Universiteit Brabant, Tilburg. Wal, C. van der 1986. Dorpen in de IJsselmeerpolders, van Sloot- DGV/NS/RIJP/ZZW 1977. Nota ten behoeve van de vaststelling dorp tot Zeewolde. Flevobericht nr. 250. van het tracé van de Almere-spoorlijn op het nieuwe land Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. (Flevoland). Duin, R.H.A. van 1993. Wel en wee rond de Oostvaardersplassen en de inrichting van Zuidelijk Flevoland. Flevobericht nr. 340. HOOFDSTUK 20 TELECOMMUNICATIE EN LUCHTVAART Rijkswaterstaat Directie Flevoland, Lelystad. Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening 1976. Derde Nota over de Ruimtelijke Ordening, Verstedelijkingsnota. Sdu, 's-Gravenhage. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1971. Verkenningen omtrent de ontwikkeling van de nieuwe stad Almere in Flevoland. Lelystad. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders/Dienst der Zuiderzeewerken/Nederlandse Spoorwegen 1973. Aansluiting Almere op het spoorwegnet, tracéstudie en kostenraming. Lelystad. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1974. Almere 1985, aanzet Commissie Etherfrequenties en Commerciële Omroep 1992. Verdeel de frequenties, verander de omroep. Adviesrapport. Doornheim/De Vries en partners, augustus 1992. Toekomstig frequentiemanagement in Nederland. In opdracht van de Voorlopige Raad van Advies inzake Post en Telecommunicatie. Greef, E., de 1992. Luchtvaartcommunicatie, frequenties en toepassingen. Kluwer, Technische boeken. Deventer. Ministerie van Defensie, Dienst gebouwen, werken en terreinen, Directie Gelderland 1995. Overzicht straalverbindingen. Ministerie van Verkeer en Waterstaat/Ministerie van Volkshuis- tot een ontwikkelingsstrategie 1970-1985-2000. Flevobericht vesting en Ruimtelijke Ordening 1981. Structuurschema lucht- nr. 90. Lelystad. vaartterreinen. Deel d. Regeringsbeslissing. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1974. Structuurschema Almere-Haven. Lelystad. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders/Directoraat-Generaal voor het Vervoer/Nederlandse Spoorwegen 1975. Bedrijfseconomische Rentabiliteitsstudie Railverbinding Almere. Flevobericht nr. 132. Lelystad. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders/Directoraat-Generaal voor het Vervoer/Nederlandse Spoorwegen 1975. Sociaal-economische Rentabiliteit Railverbinding Almere. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders 1977. Ontwerp-Structuurplan Almere. Werkgroep Spoorlijn Zuidelijke IJsselmeerpolders 1963. Aansluiting van de Zuidelijke IJsselmeerpolders op het spoorwegnet. Nederlandse Spoorwegen/Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders/Dienst der Zuiderzeewerken. 's-Gravenhage. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post 1993. Nationaal frequentieverdelingsplan. 's-Gravenhage. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post 1995. Nota frequentiebeleid. 's-Gravenhage. Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Rijksbegroting 1995, hoofdstuk XII. 's-Gravenhage. PTT Telecom, netwerkdiensten 1995. Overzicht straalverbindingen. Raad voor Verkeer en Waterstaat, maart 1993. Advies uitwerking frequentiebeleid. 's-Gravenhage. Ross, J.F. 1980. Handbook for Radio Engineering Managers. Butterworths, London/Boston. HOOFDSTUK 19 NUTSVOORZIENINGEN Rijksluchtvaartdienst, luchtvaartinlichtingendienst 1995. AIR luchtvaartgids. Aeronautical Information Publication. Nederland-Netherlands. Volume I en II. 's-Gravenhage. Studiegroep voor Geohydrologisch Onderzoek in Zuidelijk Flevoland en omgeving 1977. Een indicatie omtrent de gevolgen van grondwaterwinning in Zuidelijk Flevoland en bij pompstation Holk (gemeente Nijkerk). Studiegroep voor Geohydrologisch Onderzoek in Zuidelijk Flevoland en omgeving 1981. De winning van grondwater in Zuidelijk Flevoland; mogelijkheden en gevolgen. Stuurgroep Grondwaterbeheer Midden-Nederland 1992. Een nieuw evenwicht. TNO, Dienst Grondwaterverkenning, Rapport inzake een Ceoelektrisch Onderzoek in Zuidelijk Flevoland. Rapport nr. 83. Ven, G.A. 1975. Over de bepaling van de geohydrologische bodemconstanten uit een tweetal pompproeven in de Zuidlob van Zuidelijk Flevoland. Flevobericht nr. 106. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Voortman, B.R. 1980. De pompproef op kavel Qz 38. RIJPRapport 1980-18Abw. Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, Lelystad. Colofon Eindredactie Coördinatie productie drs. AA. Spierings / H. Bos Foto's H. Bos I. Joustra Omslag en schutbladen Biofaan, Lelystad Taalkundige bewerking IVIO, Lelystad B. Boekhoven Vormgeving F. van der Veen / H. Bos De Jong Omslagontwerp Pagina: 2, 60 en 98. I. Joustra / F. van der Veen, Haarlem luchtfotografie, Zeist Cartografie I. Joustra / F. van der Veen, Haarlem illustraties F. van der Veen / I. Joustra, Biofaan, Lelystad Haarlem Pagina: 1 8 , 4 1 , 85, 136, 155, 162, 168, 175, 176, 178, 186, 2 0 8 , 210, 214, 2 2 0 , 231 en 232. Pagina: 22, 24, 3 1 , 32, 33, 35, 36, 38, 4 2 , 7 5 , 9 5 , 1 0 1 , 105, 106, 108, 1 1 1 , 112, 117, 119, 120, 1 2 1 , 122, 123, 124, Lithografie en drukwerk Evers Litho & Druk bv, 128, 129, 130, 137, 138, 1 4 1 , 143, 146, Almere-Stad 150, 1 5 1 , 156, 157, 160, 1 6 1 , 165, 166, ISBN 170, 1 7 1 , 176, 179, 193, 199, 2 0 1 , 202, 90-369-1162-1 209, 215, 225 en 227. ROB E. Schultz Pagina: 62, 67, 69, 70, 7 1 , 72 en 73. Pagina: 79, 80, 83, 84, 85 en 88. J. Proost Pagina: 142 en 145. M. Spierings Pagina: 216 en 234. RWS Pagina: 2 2 2 , 224, 2 4 0 , 242 en 2 4 8 . H. Nijland Pagina: 243. H. Drost Pagina: 2 4 1 . 259 H:-.ï
© Copyright 2024 ExpyDoc