Systeem aarde (hoofdstuk 1, 2 en 3)

Systeem aarde
(domein Aarde)
Hoofdstuk 1: Reis vanaf het middelpunt der aarde.
De volgende begrippen moet je kennen en kunnen toepassen (herkennen !)
Absolute ouderdomsbepaling
Asthenosfeer
Breuk = scheur tussen gesteentelagen
waarlangs verschuivingen
plaatsvinden
Breukgebergte (horst en slenk)
Continentale korst
Convectiestromingen (ridge push en
slab pull)
Convergentie
Diepzeetrog
Divergentie
Effusieve uitbarsting
Epicentrum
Eruptie
Explosieve uitbarsting
Geologische tijdschaal
Haard
Horst
Hot spot
Hypocentrum
(aard)Kern
(aard)Korst
Lava
Lithosfeer (korst + buitenste deel
mantel!!)
Magma
(aard)Mantel
Mid-oceanische rug
Oceanische korst
Paleomagnetisme
Plaat (stuk lithosfeer begrenst door
breuken)
Plooiingsgebergte
Principe v/h actualisme
Relatieve tijdschaal
Samengestelde of stratovulkaan
(geologisch) Schild
Schildvulkaan
Slenk
Spleeteruptie
Subductiezone
Transversale / transforme beweging
Tsunami (+ verklaren !)
Je kent de aanwijzingen / bewijzen voor de theorie van Wegener.
Je kan het principe van het actualisme en de catastrofetheorie relateren aan de
theorie van Wegener.
Je kan m.b.v. de theorie van de plaattektoniek uitleggen….
-…waar aardbevingen, vulkanisme en gebergten voorkomen.
-…waarom aardbevingen, vulkanisme en gebergten voorkomen.
-…waarom zowel aardbevingen, vulkanisme en gebergten van gebied tot gebied
verschillen. (en natuurlijk hoe ze verschillen)
-…hoe de verschillende continenten / oceanen zijn ontstaan.
Je kan uitleggen waarom zowel het eruptietype (effusief of explosief|) als het
vulkaantype (schild- of stratovulkaan) afhangt van de ligging van een vulkaan
t.o.v. de plaatgrens (subductie/convergentie, divergentie, hotspotvulkaan)
Je weet op welk principe de schaal van Richter berust.
Hoofdstuk 2: De buitenkant van de aarde.
De volgende begrippen moet je kennen en kunnen toepassen (herkennen !)
De verschijnselen moet je natuurlijk ook kunnen verklaren.
Aanslibbingskust
Aardverschuiving
Chemische verwering
Deflatie
Deltakust
Duinen
Erosie
Evaporatie
Evapotranspiratie
Gesteenten
Gesteentekringloop
Glaciaal
Gletsjer
Interglaciaal
Kalksteen
Klifkust
Landijs
Massabeweging
Meanderen
Mechanische verwering
Metamorf gesteente
Morene materiaal
Neerslag
Organogene verwering
Puinhelling
Puinwaaier
Sedimentatie
Stollingsgesteente
Stroomgebied
Transpiratie
Verwering
Waterscheiding
Welke (3) groepen gesteenten zijn er en hoe zijn ze ontstaan?
Een onvolledig schema van de gesteentekringloop moet je kunnen aanvullen!
De verschillende soorten verwering kun je benoemen en herkennen.
Ten aanzien van de verschillende vormen van verwering kan je aangeven onder welke
(klimatologische) omstandigheden ze (in welke mate) voorkomen.
Welke eroderende krachten zijn er en hoe beïnvloeden ze het aardoppervlak?
Beschrijf de hydrologische-/waterkringloop.
Je weet dat……
Verwering, erosie en sedimentatie, aangedreven door de hydrologische kringloop,
veranderen het landschap met overheersend afbraak in hoog gelegen gebieden
(verwering / erosie) en opbouw (sedimentatie) in laaggelegen gebieden. (langs
rivieren, in meren, zeeën of oceanen)
De dikte van de verweringslaag afhangt van de interactie tussen verwering, erosie
en sedimentatie.
Verschillen in stroomsnelheid en de aard van het transportmechanisme
(zwaartekracht, stromend water, schuivend ijs, wind) de aard van het sediment
bepalen. (korrelgrootte, wel of niet gesorteerd naar korrelgrootte)
Je kan op een kaart geomorfologische verschijnselen (vormen in het landschap)
herkennen en met elkaar in verband brengen.
(Bijvoorbeeld: Hier erosie en verwering, daar sedimentatie)
Hoofdstuk 3: De blauwe planeet.
De volgende begrippen moet je kennen en kunnen toepassen (herkennen !)
De verschijnselen moet je natuurlijk ook kunnen verklaren.
Albedo
Atmosfeer
Bodemerosie (en erosie !)
Desertificatie
Diepwaterpomp
Duurzaam landgebruik
Hogedrukgebied
Kringloop van voedingsstoffen
Lagedrukgebied
Landdegradatie (door bodemerosie,
verzilting, verwoestijning)
Landschapsfactoren !!!!!
Landschapszones
Moesson
Overbeweiding
Passaat
Permafrost
Temperatuurgradiënt
Thermohaline circulatie
Verwoestijning
Verzilting
Zeestroom
Je weet dat……
Het landschap een dynamisch geheel is. Als 1 landschapsfactor / geofactor verandert,
leidt dat tot veranderingen van andere factoren.
De (theoretische) grenzen tussen landschapszones in het landschap geleidelijke
overgangen zijn.
Klimaatzones en landschapzones nauw samenhangen en dat klimaatverandering dus
zal leiden tot het verschuiven van klimaatzones en vegetatiezones.
En hoe, landschapszones veranderen door (intensief) menselijk gebruik.
En in welk opzicht, de gevoeligheid voor landdegradatie verschilt per landschapszone.
En hoe, verschijnselen van landdegradatie in een landschapszone met elkaar te maken
hebben. (ontbossing kan leiden tot erosie en overstromingen !)
Duurzaam landgebruik processen van landdegradatie kan stoppen of voorkomen.
En op welke wijze, de verdeling land-zee van grote invloed is op het klimaat.
De ligging van gebergten op continentale schaal het algemene klimaatpatroon
verstoren.
Zee- en luchtstromen zorgen voor de verdeling van koud een warmte over de aarde
De Golfstroom de naam is van 1 zeestroom.
Een zeestroom die van hoge naar lage breedte gaat een ‘koude’ zeestroom is en een
zeestroom die van lage naar hoge breedte gaat neemt dus warmte mee.
Een warme dan wel koude zeestroom is pas van invloed op het aangrenzende land als
er sprake is van een aanlandige wind.
Je kan….
De 5 temperatuurfactoren benoemen en toelichten.
(Uitgaande van het klimaatsysteem van Köppen) de verdeling van de klimaten over de
aarde beschrijven en verklaren)
(Uitgaande van de mondiale luchtdrukverdeling en de wet van Buys Ballot) de
belangrijkste windsystemen op aarde benoemen, beschrijven en verklaren.
Oorzaken en gevolgen van het versterkte broeikaseffect beschrijven en verklaren.
Systeem aarde (hoofdstuk 4)
(domein Aarde)
Hoofdstuk 4: Natuurgeweld in de VS
De volgende begrippen moet je kennen en kunnen toepassen (herkennen !)
De verschijnselen moet je natuurlijk ook kunnen verklaren.
Transforme / transversale breuk
Divergente breuk
Convergente breuk
Subductie
Continentale korst
Oceanische korst
Lithosfeer
Asthenosfeer
Epicentrum
Tsunami
Natuurlijk gevaar
Natuurramp
Pullfactor
Infrastructuur
Orkaan / hurricane / cycloon
Twister / windhoos
Instabiele atmosfeer
Verdamping
Condensatie
Lagedrukgebied
Passaat
Broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect
‘Natural risk management’
Risicoperceptie
Je weet …… / Je kan….
Welke natuurlijke gevaren de verschillende delen van de VS bedreigen.
Welke twee verschillende plaatbewegingen de aardbevingen in het westen van de
Noord-Amerika veroorzaken.
Welke plaatbewegingen verantwoordelijk zijn voor de aardbevingen in Californië.
De kracht, frequentie en ruimtelijke spreiding van de aardbevingen in Californië
verklaren.
Waarop de schaal van Richter is gebaseerd.
Wat de directe en de indirecte gevolgen van een aardbeving zijn.
Hoe een tsunami ontstaat.
De factoren benoemen waardoor San Francisco zo kwetsbaar is voor (de gevolgen
van) aardbevingen.
Welke maatregelen kunnen worden genomen om de gevolgen van een aardbeving te
beperken?
Uitleggen uit hoe de orkanen ontstaan die Florida bedreigen.
De kracht, frequente, reikwijdte en ruimtelijke spreiding van orkanen verklaren.
Wat de gevolgen zijn van een orkaan? En welke gevolgen zijn het meest bedreigend?
De factoren benoemen die Florida kwetsbaar maken voor (de gevolgen van) orkanen.
Welke maatregelen kunnen worden genomen om de gevolgen van orkanen te
beperken?
De risico’s, gevolgen en maatregelen in Californië en Florida vergelijken met andere
gebieden, in het bijzonder ontwikkelingslanden.
De natuurrampen en hun gevolgen bekijken vanuit verschillende dimensies en op
verschillende schaalniveaus
De elementen die je moet kunnen zijn geoefend in de opdrachten!
Typen vragen op het examen en de manier van antwoorden.
Beschrijvende vraag. (Wat……..?)
-Noem in ieder geval de kenmerken van het verschijnsel…
-… en als het om meerdere verschijnselen gaat de relaties tussen verschijnselen.
-Ga in op de ruimtelijke / regionale context van het verschijnsel / de verschijnselen
Verklarende vraag. (Verklaar…. / Waarom …….?)
Noteer puntsgewijs onder elkaar: oorzaak, gevolg en verklarend principe.
Bijvoorbeeld: Waarom is de gemiddelde temperatuur in Amsterdam lager dan in
Madrid?
-oorzaak: Amsterdam ligt op hogere breedte
-gevolg: Zonnestralen vallen schuiner in op het aardoppervlak
-verklarend principe: een schuine zonnestraal geeft minder warmte omdat
dezelfde hoeveelheid energie wordt verdeeld over een groter oppervlak en omdat
een schuine zonnestraal een langere weg aflegt door de atmosfeer .
Voorspellende vraag. (Wat zal…..? / Wat kan……?)
Noteer puntsgewijs onder elkaar:
-huidige kenmerken van / relaties tussen verschijnselen.
-je verwachting (wat zal er veranderen?)
-voorspellend principe. (te vergelijken met verklarend principe  het waarom !!
Waarderende vraag. (Wat is jouw mening…?)
Noteer puntsgewijs onder elkaar:
-een beschrijving van de situatie
-jouw oordeel
-de norm en / of waarde waarop jouw oordeel is gebaseerd.