BRONNENBOEK Versie 31 mei 2014 behorend bij het ondersteuningsplan Stichting 2305VO (cursusjaar 2014/2015) 1 BRONNENBOEK behorend bij het ondersteuningsplan Stichting VO2305 – IJssel-Vecht INHOUDSOPGAVE PAGINA Hoofdstuk 1 – samenvatting wetgeving en de planning van het SWV... 3 Hoofdstuk 2 – notitie nulmeting 11 ………………………………………… Hoofdstuk 3 – de extra ondersteuning ………………………………… 18 Hoofdstuk 4 - leeswijzer statuten ………………………………………. 21 Hoofdstuk 5 – pilot Commissie Toewijzing (CT) ……………………….. 24 Hoofdstuk 6 – PO/SO-VO/VSO aanpak ………………………………… 60 Hoofdstuk 7 – de ondersteuningsplanraad …………………………….. 69 Hoofdstuk 8 – informatie(bijeenkomsten) ………………………………. 72 Hoofdstuk 9 – overleg externe partners ………………………………... 73 Hoofdstuk 10 – het MBO ………………………………………………… 80 Hoofdstuk 11 – financiële verantwoording …………………………….. 83 2 HOOFDSTUK 1 – DE WETGEVING EN DE PLANNING VAN HET SWV DE WETGEVING IN EEN NOTENDOP Hierbij - zeer kort - de wetswijzigingen passend onderwijs De term LGF (leerlinggebonden financiering) verdwijnt, per 1-8-14 middelen voor het schooldeel naar SWV gebaseerd op 1-10-2013. Voor PrO en VSO leerlingen en leerlingen met extra ondersteuning in het VO moet een ontwikkelingsperspectief worden opgesteld. Voor leerlingen die een deel van de week in VSO zitten telt de onderwijstijd aldaar mee. Nieuw artikel 17a Het SWV: aansluiting in vastgesteld gebied, VSO in het gebied + opting in ander VSO, rechtspersoon verplicht (1 november 2013). Taken SWV: vaststellen ondersteuningsplan (voor 1 mei), invloed op SOP, verdeling middelen, beoordeling plaatsing en terugplaatsing, advisering (procedure en criteria), pcl (oude opdracht), resultaten, peildatum voor VSO, OOGO met gemeenten + afstemmen met PO, betrekken deskundigen, adviescommissie, uitzondering WBP, informatie voor ouders over voorzieningen en ondersteuning. Nieuw artikel 17b zo nodig overleg met zorginstellingen en andere externe partners en als school 1x per 4 jaar een SOP vaststellen. Bestuur en (intern)toezicht ook voor SWV (ondersteuningsplanraad kan een lid voordragen) Handelingsplan wordt ontwikkelingsperspectief bij extra ondersteuning (op- en bijstellen na op overeenstemming gericht overleg met ouders) Toelating: schriftelijke aanmelding (andere school aangeven), 10 weken voor datum toelating, bepalen extra ondersteuning, weigeren: dan verplichting tot andere school na overleg ouders (uitzondering: school is vol, toelatingscriteria en denominatie), aanbod 6 + 4 weken, bij 1e dag zonder inschrijving en zonder 10 weken dan verplichte tijdelijke plaatsing, informatieplicht ouders, Bekostiging: VSO + LGF, aftrek voor VSO, lumpsum bij tekort maatregelen bij taakverwaarlozing van het SWV Ondersteuningsplanraad met instemming uit of door (G)MR) per 1 februari 2014 voorleggen Inspectie weegt ondersteuning mee Inspectie houdt toezicht op SWV (met name thuiszitters, toezicht en ondersteuningsplanraad) AB middelen per 1-8-15 naar SWV met herbestedingsverplichting voor 1 schooljaar. Zittende VSO leerlingen nog 2 jaar geldige indicatie (binnen 2 jaar herindiceren) Verdeling middelen ‘oude’ SWV en REC = liquidatie 3 2015-2016 1e normatieve budget (naast LGF ook VSO gebaseerd op 1-10-2011) – start verevening met 100% volgende schooljaren af- of opbouw – gereed per 1-82020 Landelijke geschillencommissie met advies (over toelating, verwijdering en ontwikkelingsperspectief.) PLANNING In dit planningsoverzicht is per activiteit aangegeven in welke werkgroep een te nemen besluit wordt voorbereid. I= inhoudelijke werkgroep, en F= financiële werkgroep DB= dagelijks bestuur (De bestuurlijke werkgroep wordt vervangen door het DB, aangevuld met Rita als voorzitter van het AB.) Data AB: Data DB: Data werkgroep financiën: Data werkgroep inhoud: De werkgroepen worden geleid door Henk Keesenberg van WKonderwijsadvies. In het DB en AB is hij adviseur. September oktober Algemeen Bestuur i.o. (18 september) - Instellen van een “proef” AB-DB structuur - Overleg met inspectie - Onderzoek Frans Mulder vertalen in werkafspraken - Inhoud 1e beleidsdag voorafgaand aan bezoek inspectie Zie het verslag van 18 september 2013 + actielijst WERKGROEP INHOUD -Een voorstel voor de afstemming met het MBO 4 - idem met het PO -Idem met cluster 1 en 2 -Nadenken over de communicatie naar de scholen (docenten) en hoe de scholen ouders en leerlingen betrekken (communicatieplan opstellen) - instellen van de proef CT inrichting, bemensing, reglement etc. (starten met herindicaties) en afspraken maken over monitor -privacy reglement voor CT - protocol aanmelding bij CT - extra ondersteuningsstructuur in kaart brengen WERKGROEP FINANCIEN - voorstel VSO bekostiging - Een opzet van een meerjaren begroting en de techniek van het verdelen van de middelen - uitwerkingen van de verdeelsystematiek en de daarbij behorende technische Instrumentatie HET DB - oefenjaar CT formaliseren - werkdocument omzetten in het ondersteuningsplan (OP) - OPR inrichten (reglement en faciliteringsregeling) - OP bespreken met de OPR (ondersteuningsplanraad) -Opzet voor een bijeenkomst met de gemeenten over het OP - passeren van de statuten - melding DUO (zie regeling OCW) - toezichtkader inspectie checken met ondersteuningsplan (OP) - OOGO voorbereiden (regelement en geschillenregeling) – opdracht voor OOGO reglement is uitgezet bij Bart Weever - vaststellen ondersteuningsstructuur (DB bereidt voor AB neemt besluit) - positie scholenoverleg en organisatie van het SWV - check op de aanwezigheid van de SOP’s van de scholen - bijeenkomst met AB - Profiel en werving coördinator/ directeur November-december INHOUD - protocol verwijzen voor de scholen + dossiervorming + aanmeldingsformulier 5 DB - Inrichting ondersteuningsplanraad (OP) + faciliteringsregeling - OOGO voeren - afstemmen met cluster 1 en 2 en met het PO en het MBO - beleidsdag met AB op 12 november FINANCIEN - Uitwerking administratieve opzet, monitor, P&C cyclus - opzet EFJ Januari –februari DB - overleg over verplichte herbesteding AB in 14/15 en 15/16 (omvang verplichtingen vaststellen) i.v.m. Tripartiete akkoord - overleg voeren met OPR - regelgeving bewaken inzake LWOO en PrO (denk aan grensverkeer) - vergadering met AB maart-april DB - Personeelsparagraaf voor het ondersteuningsplan opstellen - uitwerken organisatie en werkgeverschap (denk aan HRM) - vergadering met AB INHOUD - model verantwoording (kwantitatief en kwalitatief) – zie ook bij monitoring - inrichten van monitoringssystematiek (leerplicht, ACTL, basisprofiel, financiën) - voortgang pilot CT mei-juni - inrichten van een bezwaarcommissie - planning 2014-15 opstellen - vergadering met AB 6 Overzicht werkgroep INHOUD Leden: Dirk Speelman, Germien Kamphorst, Maarten Bauer, Christa Heeman, Eimert Fikse, secretariaat Claudia vd Vegt en voorzitter Henk Keesenberg. periode activiteit Sept/okt Afstemming met het PO – prioriteit! verantwoordelijk Gereed per Idem met cluster 1 en 2 Idem met het MBO Communicatie voor ouders Communicatie naar de scholen Pilot CT Extra ondersteuning in kaart brengen Instrument basisondersteuning gereed Nov/dec Papierstraat toelaatbaarheid op orde Protocol zorgplicht aanmeldformulier Instrument basisondersteuning uitvoeren Jan/feb Monitor kwaliteit opstellen Kwaliteit conferentie organiseren Voortgang CT Maart/april CT advies naar DB Monitor naar DB Mei/juni Monitor afstemmen met gemeenten Voorstel bezwarencommissie Overzicht werkgroep financiën Leden: Johan Supèr, Wim Bouwstra, Reinier de Voogd, Rutger Lieffijn, Gerard Hiddink (OSG), secretariaat Claudia vd Vegt en voorzitter Henk Keesenberg. 7 periode activiteit Sept/okt Verdeelsystematiek VSO opstellen verantwoordelijk Gereed per Meerjaren begroting Uitwerking verdeelsystematiek Programma van eisen P&C cyclus Nov/dec Verantwoording middelen opstellen P&C cyclus uitwerken Overhead vaststellen Kengetallen op orde Jan/feb Voorlichting over begroting Maart/april Opzet EFJ Monitor naar DB Mei/juni Administratieve opzet uitproberen Overzicht DB Leden: Arend Runia, Martin Jan de Jong, Maarten Faas, Rita Damhof Secretariaat: Claudia vd Vegt en adviseur Henk Keesenberg. periode activiteit verantwoordelijk Gereed per Sept/okt werkdocument omzetten in het ondersteuningsplan (OP) OPR inrichten (reglement en faciliteringsregeling) passeren van de statuten melding DUO (zie regeling OCW) OOGO voorbereiden (regelement en geschillenregeling) – opdracht voor OOGO reglement is uitgezet bij Bart Weever positie scholenoverleg en organisatie 8 van het SWV - check op de aanwezigheid van de SOP’s van de scholen bijeenkomst met AB Nov/dec OP bespreken met de OPR (ondersteuningsplanraad) Opzet voor een bijeenkomst met de gemeenten over het OP toezichtkader inspectie checken met ondersteuningsplan (OP) vaststellen ondersteuningsstructuur Profiel directeur vaststellen beleidsdag met AB op 12 november - OOGO voeren Inrichting ondersteuningsplanraad (OPR) + faciliteringsregeling Afstemming externen (PO, MBO, cluster 1 en 2 Jan/feb overleg over verplichte herbesteding AB in 14/15 en 15/16 overleg voeren met OPR regelgeving bewaken inzake LWOO en PrO (denk aan grensverkeer) vergadering met AB Maart/april - Personeelsparagraaf voor het ondersteuningsplan opstellen uitwerken organisatie en werkgeverschap (denk aan HRM) vergadering met AB Mei/juni - inrichten van een bezwaarcommissie planning 2014-15 opstellen vergadering met AB Leden AB: Arend Runia,Celeste Kemper, Coby Willemsen 9 Dirk Speelman, Eimert Fikse, Frida Hengeveld, Germien Kamphorst, Gonda Buis, Helmar Niemeijer, Johan Supèr, Jolanda Drent, Jon Dogger, Laura Krosman, Maarten Bauer, Maarten Faas, Martin Jan de Jong, Reinier de Voogd, Ria van den Abeele, Rita Damhof, Roel Steenbergen, Rutger Lieffijn, Wim Bouwstra, Yvonne Kombrink-Westerhof secretariaat Claudia vd Vegt en adviseur Henk Keesenberg. 10 HOOFDSTUK 2 – NOTITIE NULMETING context In het verleden heeft het bestuur het niveau van de basisondersteuning vastgesteld. De wetgever verplicht het bestuur van het SWV het niveau van de basisondersteuing vast te stellen voor ALLE scholen in het SWV (dus ook het VSO). Het AB wil graag een nulmeting organiseren van zowel de basisondersteuning als informatie over de extra ondersteuning. Hiervoor kan met een digitale methodiek gewerkt worden, waarbij (afhankelijk van de grootte van de school) per locatie 10 à 20 personeelsleden gevraagd worden een lijst met items in te vullen (afnametijd ongeveer 20 minuten). Ieder AB-lid wordt verzocht een contactpersoon per locatie (naam van de locatie, naam van de contactpersoon en het emailadres) door te geven. Deze contactpersoon wordt vervolgens benaderd door de onderzoeker (mw. Mirjam Vinke) die de benodigde aantallen respondenten zal doorgeven zodat de contactpersoon het gewenste aantal e-mailadressen van het personeel kan doorgeven. Opbrengst Er verschijnt vervolgens een rapportage per locatie en voor het SWV. Deze rapportage geeft inzicht in het (door het eigen personeel aangegeven) niveau van de basisondersteuning en de aanwezigheid van vormen van extra ondersteuning. Hierdoor ontstaat in ieder geval een beeld van de dekkendheid van ons SWV. Daarnaast geeft het scholen input voor een ontwikkelagenda. De basisondersteuning in beeld Basisondersteuning IJssel Vecht SWV 23-05 Het samenwerkingsverband stelt zich – conform de wet op het voortgezet onderwijs en de wet expertise centra – ten doel een samenhangende geheel van ondersteuningsvoorzieningen 11 binnen en tussen de VO scholen en VSO scholen voor cluster 3 en 4 in onze regio te realiseren. Dit doen wij1 zodanig dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken en leerlingen die extra ondersteuning behoeven een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs krijgen. Bij een passend plaats in het onderwijs zullen wij steeds uitgaan van een drietal ankerpunten: a. Het ontwikkelingspotentieel van de leerling, b. De wens van de ouders, en c. De (on)mogelijkheden van de school een passend onderwijstraject aan te bieden. De wetgever geeft tevens aan dat onder deze doelstelling begrepen dient te worden de basisondersteuningsvoorzieningen , die op alle vestigingen van scholen in het samenwerkingsverband aanwezig zijn. (WVO artikel 17a lid 2 en lid 8a en de WEC artikel 28a.). Om deze basisondersteuning te monitoren is afgesproken dat besturen verplicht zijn elkaar te informeren over de kwaliteit van de basisondersteuning en bij eventuele omissies de planvorming om deze omissies op te lossen. De basisondersteuning bestaat uit de volgende standaarden en indicatoren: Standaard 1: Leerlingen ontwikkelen zich op onze school in een veilige omgeving. Indicatoren: 1. Wij gaan vertrouwelijk om met informatie over leerlingen. 2. Onze leerlingen voelen zich veilig op school. 3. Wij zorgen voor respectvolle omgangsvormen in de school. 4. Wij hanteren regels voor veiligheid en omgangsvormen. 5. Wij bevragen leerlingen over hun veiligheidsbeleving. 6. Wij hebben zicht op incidenten die zich voordoen, middels een registratiesysteem. 7. Ons beleid is gericht op het voorkomen van incidenten. 8. Ons beleid is gericht op het aanpakken van incidenten. Standaard 2: Wij werken met methoden en aanpakken die afgestemd zijn op verschillen tussen leerlingen Indicatoren: 1. Wij hebben extra (orthodidactische) materialen. 2. Wij bieden extra leerstof aan voor leerlingen met een taalachterstand. 3. Wij bieden extra leerstof aan voor leerlingen met een rekenachterstand. 1 Met ‘wij’ worden alle besturen in regio 25-09 en hun scholen bedoeld. 12 4. Wij stemmen de leerstof af op verschillen tussen de leerlingen. 5. Wij stemmen de onderwijstijd af op verschillen tussen leerlingen. 6. Wij stemmen de werkvormen af. 7. Wij geven leerlingen directe feedback. 8. Wij stemmen de instructie af op verschillen tussen de leerlingen. 9. Wij stemmen de verwerking af op verschillen tussen de leerlingen. Standaard 3: De school heeft continu zicht op de ontwikkeling van leerlingen. Indicatoren: 1. Wij hebben normen voor welke resultaten wij willen bereiken. 2. Onze normen bevatten in ieder geval het referentieniveau taal. 3. Onze normen bevatten in ieder geval het referentieniveau rekenen/wiskunde. 4. Wij gebruiken een leerlingvolgsysteem met genormeerde instrumenten en procedures 5. Ten minste 2 maal per jaar analyseren wij de resultaten op schoolniveau. 6. Ten minste 2 maal per jaar analyseren wij de resultaten op individueel niveau. 7. Wij signaleren vroegtijdig welke leerlingen onderwijsondersteuning nodig hebben. Standaard 4: Wij werken opbrengst- en handelingsgericht aan het uitvoeren van de onderwijsondersteuning. Indicatoren: 1. Wij passen zo nodig de groepsplannen twee maal per jaar aan op basis van toets gegevens. 2. Wij passen de ontwikkelingsperspectieven tenminste twee maal per jaar aan op basis van toets gegevens. 3. Wij voeren de onderwijsondersteuning volgens plan uit. 4. Wij evalueren regelmatig de effecten van de onderwijsondersteuning (wat de ondersteuning heeft opgeleverd voor de ontwikkeling van leerlingen met onderwijsbehoeften). Standaard 5: Voor alle leerlingen met onderwijsondersteuning is een ontwikkelingsperspectief opgesteld (handelingsplan) Indicatoren: 1. Onze ontwikkelingsperspectieven hebben een vaste structuur (volgens een format). 2. Onze ontwikkelingsperspectieven maken deel uit van het leerling dossier. 3. Onze ontwikkelingsperspectieven hebben een integraal karakter (één-leerling-één-plan). 13 4. Onze ontwikkelingsperspectieven zijn leidend voor eventuele externe begeleiders. 5. Onze ontwikkelingsperspectieven bevatten een omschrijving van het eindperspectief van de leerling. 6. Onze ontwikkelingsperspectieven bevatten tussendoelen. 7. Onze ontwikkelingsperspectieven bevatten normen die gekoppeld zijn aan de referentieniveaus. 8. Onze ontwikkelingsperspectieven bevatten de inzet van middelen en/of menskracht. 9. Onze ontwikkelingsperspectieven zijn handelingsgericht opgesteld. 10. Onze ontwikkelingsperspectieven bevatten evaluatiemomenten. Standaard 6: Wij hebben een adequate leerling ondersteuning. Indicatoren: 1. Wij hebben een duidelijke visie op leerling ondersteuning. 2. Onze visie hebben wij vastgelegd. 3. Deze visie wordt gedragen door het hele team. 4. We weten wat de onderwijsbehoeften van onze leerlingen zijn. 5. Wij hebben vastgelegd welke leerling extra onderwijsbehoeften heeft. 6. Wij hebben inzicht in de fysieke gezondheid van onze leerlingen. 7. Onze interne ondersteuningsprocedures zijn vastgelegd. 8. Wij zetten ondersteuningsmiddelen gericht in. Standaard 7: Onze school gaat jaarlijks de effecten na van de ondersteuning en past zo nodig het beleid aan Indicatoren: 1. Wij evalueren jaarlijks de leerling ondersteuning. 2. Wij evalueren de resultaten van de leerlingen. 3. Wij trekken consequenties uit de opbrengsten van de evaluatie (verbeterplan, ontwikkelagenda). 4. Wij borgen de kwaliteit van de leerling ondersteuning. 5. Wij werken continu aan het verbeteren van de leerling ondersteuning. 6. Wij gaan jaarlijks na of de ondersteuningsmiddelen goed zijn ingezet. 7. Wij verantwoorden ons aan ouders. 8. wij verantwoorden ons aan het bestuur. 14 Standaard 8: Wij zijn deskundig en werken in een professionele cultuur. Indicatoren: 1. Wij zijn deskundig in het begeleiden van leerlingen met extra onderwijsbehoeften. 2. Wij beschikken over didactische competenties (bv. gedifferentieerd werken). 3. Wij beschikken over pedagogische competenties (bv. omgaan met respect, omgangsregels handhaven). 4. Wij beschikken over organisatorische competenties (bv. goed klassenmanagement). 5. Wij werken continu aan het vergroten van deskundigheid. 6. Wij staan open voor reflectie. 7. Wij staan open voor ondersteuning. 8. Wij hebben de mogelijkheid in teamverband te leren. 9. Wij nemen deel aan netwerken over de leerling ondersteuning. Standaard 9: Wij betrekken ouders en/of leerlingen nauw bij de school en de ondersteuning. Indicatoren: 1. Wij gebruiken de ervaringsdeskundigheid van ouders (en/of leerlingen). 2. Wij bevragen ouders (idem: bij iedere vraag) over hun wensen en verwachtingen. 3. Wij bevragen ouders over hun ervaringen thuis. 4. Wij informeren ouders over de ontwikkeling van hun kind. Bij leerling: wij informeren leerlingen over hun ontwikkeling. 5. Wij doen dat tijdig en regelmatig. 6. Wij betrekken ouders bij het opstellen en evalueren van plannen voor hun kind. Bij leerling bij hun plan. 7. Wij maken afspraken met ouders over de begeleiding en wie waarvoor verantwoordelijk is. 8. Wij bespreken met ouders het ontwikkelingsperspectief/handelingsplan. 9. Wij betrekken ouders bij de warme overdracht naar een volgende klas. 10. Wij voeren met ouders een overdrachtsgesprek bij aanmelding. 11. Wij houden met ouders, waarvan de leerling de school verlaat een exitgesprek. 12. Wij ondersteunen ouders bij de overgang naar een andere school. Standaard 10: Wij hebben een effectieve ondersteuningsstructuur in de school. Indicatoren: 15 1. Wij hebben een goed toegerust mentoraat (of leerling begeleiding). 2. De mentor beschikt over voldoende tijd en middelen. 3. De mentor is voldoende gekwalificeerd. 4. Taken op het gebied van onderwijsondersteuning zijn bij ons duidelijk belegd. 5. De mentor heeft een duidelijke taakomschrijving. 6. Coaching en begeleiding van leraren is onderdeel van de taak van het mentoraat. 7. Taken en verantwoordelijkheden van leraren op het terrein van de leerlingondersteuning zijn duidelijk en transparant. 8. Taken en verantwoordelijkheden van directie op het terrein van de leerlingondersteuning zijn duidelijk en transparant. 9. Leraren worden ondersteund bij de ontwikkelingsperspectieven. 10. Onze onderwijsondersteuning is goed georganiseerd in de praktijk. 11. Wij kunnen snel deskundigheid inschakelen voor hulp. 12. Bij problemen wordt er snel ingegrepen. Wij weten waar wij terecht kunnen in de regio voor leerlingen met extra onderwijsbehoeften. 13. 14. Onze ondersteuning is afgestemd op de ondersteuningsstructuur van het samenwerkingsverband. Standaard 11: Wij hebben een goed functionerend ondersteuningsteam (of andere benaming) Indicatoren: 1. De taken van ons ondersteuningsteam zijn duidelijk. 2. Onze zorgcoördinator leidt het ondersteuningsteam in de school. 3. De taken van het ondersteuningsteam zijn vastgelegd. 4. Ons ondersteuningsteam bereidt de verwijzing naar een andere school voor. 5. Ons ondersteuningsteam ondersteunt ouders/leerlingen bij een verwijzing. 6. Ons ondersteuningsteam bereidt de bespreking van onze leerling in de PCL (indien aanwezig) of ander indiceringsloket voor. 7. Ons ondersteuningsteam organiseert snelle hulp in de school. 8. Ons ondersteuningsteam is het informatieloket voor ouders/leerlingen. Standaard 12: Wij dragen leerlingen zorgvuldig (warm) over. Indicatoren: 1. Er is warme overdracht van het basisonderwijs (of speciaal basisonderwijs of speciaal onderwijs) naar onze school. 16 2. Wij organiseren warme overdracht met het basisonderwijs (of de vorige school). 3. Het ontwikkelingsperspectief/handelingsplan sluit aan bij het ontwikkelingsperspectief/handelingsplan van de basisschool (of de vorige school). 4. Wij koppelen in het eerste jaar terug aan de voorschoolse voorziening of de vorige school. 5. Er is warme overdracht binnen onze school tussen de leerjaren. 6. Er is warme overdracht van onze school naar het MBO. 7. Wij organiseren warme overdracht bij de overgang naar een andere school. 8. Wij volgen onze leerlingen die de school hebben verlaten ten minste gedurende één jaar. 17 HOOFDSTUK 3 – DE EXTRA ONDERSTEUNING “De beschikbaarheid van veel extra voorzieningen is mede afhankelijk van meerdere geldstromen. In veel gevallen zal de extra ondersteuning cofinanciering behoeven. Indien partijen uit het onderwijs of externe partners (zoals gemeenten of zorgverzekeraars) stoppen met aanvullende budgetten bestaat de gerede kans dat er witte vlekken gaan ontstaan. Het gaat derhalve in dit hoofdstuk om de huidige en geen structurele situatie. Dit laat wederom zien dat de afstemming tussen onderwijs en externe partners (in het bijzonder de gemeenten) voor het mogelijk maken van passend oplossingen voor leerlingen in het onderwijs van cruciaal belang is.” Deskundigheid voor extra ondersteuning (in de school) – IJssel-Vecht 23-05 VO Het gaat hier om de deskundigheid die de school structureel zelf beschikbaar heeft voor leerlingen en ouders. Deskundigheid van buiten volgt bij het volgende blok. De mate van deskundigheid wordt bepaald door opleiding of ervaring of een combinatie (het is aan de school de afweging zelf te maken). Heeft uw school specifieke deskundigheid op het terrein van ondersteuning. Wat is de kwaliteit en wat zijn de plannen? Betekenis scores: niet = wij hebben deze deskundigheid niet = wij hebben deze deskundigheid maar functioneert nog niet naar tevredenheid + = wij hebben deze deskundigheid en functioneert naar tevredenheid ++ = wij hebben deze deskundigheid is ervaren en opgeleid, kwaliteit is geborgd Plan = wij zijn van plan in de komende 2 jaar deze deskundigheid te ontwikkelen. niet + ++ Plan Huiswerkbegeleider(s) O O O O O Time out begeleider O O O O O Verzuimcoördinator(en) O O O O O Deskundige(n) huiselijk geweld/AMK O O O O O Vertrouwenspersoon O O O O O Orthopedagogische deskundige(n) O O O O O GZ-psycholoog O O O O O (School)maatschappelijk werker(s) O O O O O Remedial teacher(s) O O O O O Motorische remedial teacher(s) O O O O O Speltherapeut(en), ergotherapeut(en), fysiotherapeut(en) O O O O O Creatief therapeut(en), spelbegeleider(s) O O O O O Logopediste(s) O O O O O Deskundige(n) dyslexie (dyslexiecoördinator) O O O O O Deskundige(n) dyscalculie (dyscalculiecoördinator) O O O O O Taal-/spraakspecialist(en) O O O O O Reken-/wiskunde specialist(en) O O O O O Deskundige(n) hoogbegaafdheid O O O O O Deskundige(n) NT2/taalonderwijs nieuwkomers O O O O O 18 Deskundige(n) faalangstreductie Deskundige(n) sociale vaardigheden (SOVA-training) Deskundige(n) voor begeleiding van leerlingen met motorische beperkingen Deskundige(n) voor begeleiding van leerlingen met verstandelijke beperkingen Deskundige(n) opvoedings- en internaliserende gedragsproblemen Deskundige(n) opvoedings- en externaliserende gedragsproblemen Deskundige(n) begeleiding van leerlingen met auditieve beperkingen Deskundige(n) begeleiding van leerlingen met visuele beperkingen Deskundige(n) begeleiding ADHD-leerlingen Deskundige(n) begeleiding van leerlingen met autisme (PDD, PDD-NOS, Asperger, ASS). O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O Overig Deskundigen die ontbreken kunt u hier invullen Deskundigheid voor extra ondersteuning van buiten de school Het gaat hier om de deskundigheid die de school van buiten de school beschikbaar heeft voor leerlingen en ouders. De mate van deskundigheid wordt bepaald door opleiding of ervaring of een combinatie (het is aan de school de afweging zelf te maken). Heeft de school specifieke deskundigheid op het terrein van ondersteuning. Wat is de kwaliteit en wat zijn de plannen? Betekenis scores: niet = wij hebben deze deskundigheid niet = wij hebben deze deskundigheid maar functioneert nog niet naar tevredenheid + = wij hebben deze deskundigheid en functioneert naar tevredenheid ++ = wij hebben deze deskundigheid is ervaren en opgeleid, kwaliteit is geborgd Plan = wij zijn van plan in de komende 2 jaar deze deskundigheid te ontwikkelen. niet + ++ Plan Sociaal verpleegkundige(n) O O O O O GZ-psycholoog O O O O O Orthopedagogische deskundige(n) O O O O O (School)maatschappelijk werker(s) O O O O O Remedial teacher(s) O O O O O 19 Motorische remedial teacher(s) Speltherapeut(en), ergotherapeut(en), fysiotherapeut(en) Logopediste(s) Deskundige(n) faalangstreductie Deskundige(n) sociale vaardigheden (SOVA-training) Schoolpsycholoog Jeugdpsychiater Deskundige(n) jeugdzorg Deskundige(n) welzijnsinstellingen/jeugd- en jongerenwerk Deskundige(n) voor begeleiding van leerlingen met motorische beperkingen Deskundige(n) voor begeleiding van leerlingen met verstandelijke beperkingen (-i-) Bijvoorbeeld ambulante begeleiders cluster 3. Deskundige(n) opvoedings- en gedragsproblemen (-i-) Bijvoorbeeld ambulante begeleiders cluster 4. Deskundige(n) begeleiding van leerlingen met auditieve beperkingen (-i-) Bijvoorbeeld ambulante begeleiders cluster 2. Deskundige(n) begeleiding van leerlingen visuele beperkingen (-i-) Bijvoorbeeld ambulante begeleiders cluster 1. Deskundige(n) begeleiding ADHD-leerlingen Deskundige(n) begeleiding van leerlingen met autisme (PDD, PDD-NOS, Asperger, ASS). Bijvoorbeeld ambulante begeleiders cluster 3 en 4. O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O O Overig Deskundigen die ontbreken kunt u hier invullen 20 HOOFDSTUK 4 - LEESWIJZER STATUTEN Bijgevoegd de concept-oprichtingsakte met daarin de statuten van het samenwerkingsverband VO2305 (IJssel/Vecht). De oprichtingsakte gaat uit van de vorming van een samenwerkingsverband passend onderwijs door oprichting van een nieuwe rechtspersoon, een stichting. Een andere optie is de bestaande Stichting Zorgstructuur VO IJssel/Vecht door middel van integrale statutenwijziging om te zetten naar een stichting conform de wet passend onderwijs. Voor de tekst van de Statuten maakt het niet uit. In de statuten is het AB/DB model uitgewerkt. In dit model is het AB inhoudelijk leidend en heeft het DB een beleidsvoorbereidende en uitvoerende taak. In het AB zijn alle besturen van de aangesloten scholen vertegenwoordigd. Omdat in de regio IJssel/Vecht meerdere rechtspersonen, die samen onderdeel uitmaken van een onderwijsgroep, samen hetzelfde bestuurslid afvaardigen naar het SWV, is geregeld dat ene bestuurslid dat meerdere rechtspersonen vertegenwoordigt meerdere stemmen uitbrengen, namelijk één per aangesloten rechtspersoon. Het gaat op dit moment concreet om de combinatie OWG De Landstede, Ichtus College en Agnieten College/De Boog. Desgewenst kan op één A-4tje de besturings en toezichtsfilosofie worden beschreven. Dit kan een bijlage zijn bij de oprichtingsovereenkomst. Voor de besluitvorming is vastgelegd dat zowel DB en AB streven naar besluitvorming bij consensus. Ontbreekt consensus in het DB dan moet het DB terug naar het AB. Ontbreekt consensus in het AB, dan wordt er gestemd. Voor een rechtsgeldig besluit is in de eerste plaats een quorum vereist van een aantal bestuursleden dat minimaal 2/3e van het aantal stemmen vertegenwoordigt (art. 9 lid 5). Dat komt bij 13 stemmen neer op een quorum van minimaal dat aantal bestuursleden met minimaal 9 stemmen. Wordt er vervolgens gestemd, dan moet minimaal 2/3e deel van de uitgebrachte geldige stemmen het voorstel ondersteunen en geldt als tweede voorwaarde dat degenen die het voorstel steunen minimaal 60% van het aantal leerlingen in het samenwerkingsverband vertegenwoordigen. Dat kan betekenen dat indien voldoende bestuursleden aanwezig zijn die 9 stemmen vertegenwoordigen (=quorum) minimaal 2/3e deel het voorstel ondersteunt (= minimaal 6 van de 9) die samen minimaal 12.876 leerlingen vertegenwoordigen. In zwaarwegende gevallen kunnen vraagtekens worden gezet bij het draagvlak als slechts 6 van de 13 stemmen een besluit ondersteunen. Daarom is in de statuten een bepaling opgenomen, dat in het geval een besluit wordt genomen terwijl niet alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn (terwijl er wel een quorum is) en minder dan 9 stemmen het besluit ondersteunen, het recht te geven aan degenen die ter vergadering hebben tegengestemd, om het besluit ter vergadering te laten opschorten en op de volgende vergadering, of via een schriftelijke procedure bij 21 spoedeisende besluiten, een herstemming te laten houden waar alle bestuursleden nadrukkelijk voor worden uitgenodigd. Als na herstemming blijkt dat de vereiste meerderheid van 2/3e van de geldig uitgebrachte stemmen die minimaal 60% van het leerlingenaantal vertegenwoordigen het voorstel ondersteunt, is het opgeschorte besluit rechtsgeldig genomen. Is de vereiste meerderheid bij herstemming niet aanwezig, dan wordt het opgeschorte besluit geacht niet te zijn genomen en is het voorstel afgewezen. Voor een schorsingsbesluit conform artikel 4, lid 8 is een 3/4e meerderheid van het aantal aangeslotenen (=schoolbesturen) vereist, wat betekent dat minimaal 10 van de 13 schoolbesturen het schorsingsvoorstel moeten steunen. Vanwege de ingrijpendheid van een schorsingsbesluit is voor een hogere drempel van 3/4 e van het aantal aangesloten schoolbesturen gekozen. Er is gebruik gemaakt van de modelstatuten voor Passend Onderwijs. Deze zijn voor het SWV VO IJssel/Vecht toegesneden op de situatie van een plat georganiseerd samenwerkingsverband, waar geen statutair directeur aanwezig is. Desgewenst kan het SWV t.z.t. besluiten om een coördinator (al dan niet met de titel directeur) met een groter of kleiner mandaat aan het SWV te verbinden. Verder zijn alle bepalingen geschrapt die een herhaling zijn van wetsteksten. Dat maakt de statuten substantieel korter en voorkomt dat bij wetswijzigingen ook de statuten moeten worden gewijzigd. In afwijking van de modelstatuten is een onderscheid gemaakt tussen aangeslotenen (besturen die verplicht zijn aangesloten) en deelnemers, die via opting-in willen meedoen (VSO, cluster 3 en 4 met uitsluitend vestigingen buiten de regio). Tevens is de statutaire optie om als verplicht aangeslotene de aansluiting te beëindigen geschrapt evenals de optie van het SWV om aangeslotenen of deelnemers te verwijderen. Alhoewel opzegging en verwijdering passen binnen het privaatrecht, waar de stichting als rechtspersoon onder valt, kent de WVO en WEC een aansluitings- en toelatingsplicht. Als stok achter de deur is de schorsingsoptie ingevoegd. Instellingen van buiten de regio die via de opting in constructie in het SWV deelnemen - die in statuten “deelnemers” worden genoemd – kunnen zelf besluiten om de deelneming te beëindigen. Aangezien deelnemers geen rijksbekostiging inbrengen of uitnemen is er bij in- of uittreden geen reden om af te rekenen. De verwachting is dat EDU4 te Lelystad zich als opting-inner gaat aanmelden. Ingeval (nevenvestigingen van) instellingen die in de regio zijn gevestigd worden opgeheven en daarmee de aansluiting van het SWV op grond van artikel 4, zesde lid van de statuten eindigt, kan er wel reden zijn om af te rekenen. De opgeheven (nevenvestiging van de) instelling heeft een aandeel in het (negatief) vermogen van de stichting. Voor deze situatie is in artikel 4, zevende lid een overlegverplichting 22 opgenomen. Is er geen overeenstemming dan kan mediation of arbitrage worden ingeroepen. Artikel 15 en artikel 16 bevatten keuzes waar een uitspraak over moet worden gedaan. De eerste keuze betreft de vraag of de PCL (artikel 14) met de adviescommissie toelaatbaarheid (artikel 15) wordt gecombineerd. De bestuurlijke werkgroep opteert voor het formeel onderscheiden van beide commissies en het in organisatorische zin verbinden van beide commissies, bijvoorbeeld door een personele unie. Dat laatste is een kwestie van verdere uitwerking. De tweede keuze heeft betrekking op de bezwaaradviescommissie (artikel 16). Het SWV kan kiezen voor aansluiting bij een landelijke commissie of zelf een dergelijke commissie instellen. De werkgroep heeft geen duidelijke voorkeur voor een eigen regionale of een landelijke commissie. Bij de statuten hoort ook een oprichtingsovereenkomst waarin de schoolbesturen (al dan niet op basis van hierin te maken constituerende afspraken) zich verklaren aan te sluiten bij de stichting. Hierin kan eventueel de status aparte van schoolbesturen worden geregeld. In dat geval wordt in artikel 20 van de statuten een bepaling opgenomen waarin de afwijkingsmogelijkheid wordt vastgelegd. De oprichtingsovereenkomst is nog niet bijgevoegd. Voor wat de naamgeving betreft is de letterlijke aanduiding uit de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 25 november 2012, Staatscourant 4 december 2012, nr. 24914 gevolgd. Het samenwerkingsverband heet : VO2305. 23 HOOFDSTUK 5 – COMMISSIE TOEWIJZING (CT) In dit hoofdstuk treft de lezer het advies inzake de PCL aan. NB De adviezen zijn overgenomen door het DB en het AB en kunnen derhalve als besluit worden gelezen. T.a.v. advies 11 is in het DB vastgesteld dat een actief terugplaatsingsbeleid voor de zittende leerlingen wellicht veel energie gaat kosten, maar weinig op zal leveren. Het is beter te investeren in meer opvangmogelijkheden in het reguliere VO, waardoor uitstoom wordt verminderd en de instroom in het VSO vanuit het primair onderwijs en speciaal onderwijs zal afnemen. Voorwoord In najaar 2013 is - na het akkoord van het bestuur van het samenwerkingsverband 23-05 IJssel Vecht (in het vervolg SWV) is de “pilot CT” opgestart. In het concept-ondersteuningsplan van het SWV is de taak en functie nader toegelicht en is gekozen voor in ieder geval 2 functies: 1. Beoordelen of een toelaatbaarheidsverklaring voor het VSO cluster 3 en 4 kan worden afgegeven (de toewijzingsfunctie), en 2. Toewijzing naar een VO school indien een leerling niet toelaatbaar is tot het VSO In dit advies wordt aangeven hoe deze functies kunnen worden gerealiseerd en wordt een aantal adviezen gegeven. Dit advies kent de volgende paragrafen: 1. 2. 3. 4. Aanleiding De pilotbeschrijving Schets van de werkzaamheden Vervolgstappen 5 bijlagen: protocol, huishoudelijk reglement, checklist, ouder en leerling formulier en factsheet. Zwolle,7 maart 2014 De leden van de pilot CT: Marieke Jonker-Buiting Jan Willem Wolke Dick Idema 24 Ondersteuning van: Henk Keesenberg 1. Aanleiding voor de pilot Pilot commissie toewijzing (CT) Inleiding Vanaf 1 augustus 2014 zal een aantal leerlingstromen op een andere manier gaan lopen, het gaat om de volgende stromen: 1. De instroom vanuit het basisonderwijs met een advies voor het VSO 2. idem, maar dan vanuit het speciaal basis onderwijs, 3. Idem, maar dan vanuit het SO cluster 1 t/m 4 4. Verhuisgevallen die niet al een verklaring van een ander SWV2 hebben en toelating tot het VSO wensen 5. Herindicatie van alle zittende leerlingen in Cl. 3 en 4 in de jaren 2014/15 en 2015/16 6. Herindicatie van leerlingen van wie de verklaring afloopt. 7. Verwijzingen uit het VO naar het VSO Voor deze leerlingstromen is vanaf 1-8-14 een verklaring van het SWV nodig, immers om toegelaten te kunnen worden tot het VSO cluster 3 en 4 (dan wel verder verblijf in het VSO) heeft de leerling een verklaring nodig van het SWV (WEC artikel 40 lid 12 en 13). Het SWV moet de manier waarop de verklaring tot stand komt uiteenzetten in het ondersteuningsplan (zie WVO artikel 17a, lid 7 onder b, c en d.). Hierbij gaat het om: De procedure en criteria voor de plaatsing van leerlingen op scholen voor VSO Het aangeven van de geldigheidsduur3 en de bekostigingscategorie4. Tevens verplicht de wet dat er deskundigen zijn die – minimaal – adviseren over de toelaatbaarheid tot het VSO (WVO artikel 17a lid 12). Huidige situatie In de huidige situatie zijn er 4 commissies die betrokken zijn bij de toelaatbaarheid tot het VSO, waarvan de laatste 2 in ieder geval ook formeel: 1. De PCL: deze moet betrokken zijn bij het aangeven van het criterium ontoereikende zorg én de PCL kan een school adviseren over verwijzing naar het VSO; 2. De RVC – indien deze commissie geen toelaatbaarheidsverklaring afgeeft voor LWOO of PrO kan de RVC het advies VSO geven; 3. De CvI van cluster 3, en 4. De CvI van cluster 4. 2 SWV staat voor een nieuw SWV passend onderwijs. De geldigheidsduur is minimaal 1 schooljaar en het SWV moet beleid formuleren over terugplaatsing. 4 Er zijn drie categorieën: huidige zml, LZ en cl.4 (cat. 1), LG (cat. 2) en MG (cat.3) (globale bedragen € 9.000,- € 16.000,- en € 20.000,-) 3 25 Landelijk zijn er voor de laatste 3 commissies criteria vastgesteld. De RVC is een commissie die los van de scholen opereert. De CvI’s zijn gekoppeld aan de REC’s. De beschikking van de CvI dient aangevraagd te worden door de ouders en het REC heeft een ondersteuningsplicht. De beschikking kent 2 mogelijkheden: a. Toelaatbaarheid tot cluster 3 of 4 (afhankelijk van welke CvI), of b. De mogelijkheid tot het aanvragen van LGF Toekomstige situatie Vanaf 1-8-2014 zijn de CvI’s opgeheven en moet het SWV een verklaring afgeven. De verklaring geldt alleen voor de toelaatbaarheid tot cluster 3 en 4. Niet meer de ouders, maar het bevoegd gezag (lees de school) moet een verklaring aanvragen. De LGF systematiek is van rechtswege gestopt. Dit betekent o.a. dat alle aanspraken op Rugzakken per 1-8-2014 zijn beëindigd, overigens zullen de Rugzak leerlingen vast nog extra ondersteuning behoeven. NB In het regeerakkoord is aangegeven dat LWOO en PrO onder de bekostigingssystematiek van het SWV gaan vallen (inclusief een taakstelling van 50 M). Dit zal betekenen dat het SWV per 1 augustus 2015 ook een verklaring voor LWOO of PrO zal moeten afgeven. In een brief van 22 augustus 2013 nogmaals bevestigd aan de Tweede Kamer. Welke systematiek? In het dagelijks bestuur is stilgestaan bij de opdracht van de werkgroep inhoud, nl. het adviseren over een systematiek van toewijzen. Grofweg kan gesteld worden dat er 2 hoofdsystemen zijn a. De school beziet zelf vanuit de eigen ondersteuningsstructuur welk arrangement een leerling nodig heeft en vraagt het SWV alleen bij een verwijzing naar het VSO om een verklaring (stempelfunctie), en b. Voor alle vormen van extra ondersteuning wordt het SWV om advies (inclusief toekenning van middelen) gevraagd. Van deze laatste vorm zal het SWV geen gebruik maken. Het schoolbestuur is daar zelf verantwoordelijk voor. NB Er zal voor de leerlingstromen 1 t/m 6 (zie inleiding) sowieso een commissie nodig zijn die een inhoudelijke toetsing pleegt, deze leerlingen zitten immers niet op het VO. Pilot Er is in den lande een aantal methodieken ontwikkeld die het arrangeren mogelijk maken. In een eerdere pilot van de PCL-VO heeft men kennis genomen van diverse methodieken. Er is besloten door het bestuur om een pilot in te stellen die aan de hand van een aantal dossiers5 (5 dossiers voor( herindicatie) LGF en 5 voor plaatsing VSO) de te kiezen methodiek toetst. 5 Eventueel – na akkoord van het DB - uit te breiden naar 10 indien de pilotcommissie dit nodig acht. 26 Bemensing pilot CT: deskundigheid uit VO en VSO (in ieder geval een gedragsdeskundige), een onafhankelijk voorzitter, een ambtelijk secretaris (intaker) Doel: advisering over een te hanteren instrument en werkwijze Planning: oplevering van het advies aan de werkgroep inhoud per begin februari 2014. Opdracht De pilotgroep werkt aan 3 opdrachten: 1. Advies over een instrument De pilot ACT bestudeert de verschillende instrumenten die er zijn om tot handelingsgerichte diagnostisering te komen en geeft advies over welk instrument kan voldoen in ons SWV, wellicht komt de werkgroep met een bewerking of eigen instrument. Het te ontwikkelen instrument dient aan de volgende voorwaarden te voldoen: 1. Het moet leiden tot een handelingsgerichte aanpak 2. Er dient sprake te zijn van een vertaling naar een digitaal te hanteren instrument 3. Het moet voor scholen gebruikersvriendelijk zijn 4. Er dient rekening te worden gehouden met de verschillende stadia die in- en boven-schools zijn te onderscheiden, denk aan: stadium in de school – docent(en), mentor, zorg coördinator en een eventueel intern ondersteuningsteam; stadium hulp naar de school - hierbij kan gedacht worden aan vormen van begeleiding, coaching en/of multidisciplinaire (integrale) aanpakken met deskundigheid van externen (ZAT); stadium van arrangementen buiten de school – hierbij kan gedacht worden aan (gedeeltelijke of tijdelijke) plaatsing op een tussenvoorziening of VSO. 5. Het concept-instrument moet worden voorgelegd aan potentiele gebruikers in het VO/VSO en aan het basisonderwijs, speciaal basis onderwijs en speciaal onderwijs. 2. Advies over de procedurele aspecten Van de werkgroep wordt eveneens verwacht dat men een procedure “aanvraag verklaring VSO” schetst, denk aan aanmelding, dossiervorming, snelheid in handelen, aanwezige deskundigheid, protocollen. Tevens hoort hierbij een advies over de structuur vanaf 1-8-2014, zoals de definitieve inrichting en bemensing van de CT. 3. Advies over terugplaatsing Aan de hand van de 10 dossiers dient de pilotgroep aan te geven of leerlingen het onderwijs (verder) kunnen (ver)volgen in het VO en zo ja welke aanpassingen dan gewenst c.q. noodzakelijk zijn. Indien het gaat om een het VSO beoordelen of er sprake kan zijn van terugplaatsing en zo ja wat er dan in het VO aan extra ondersteuning nodig is (en zo nee waarom dat niet mogelijk is). 27 Het kan zijn dat het om een individuele aanpassing gaat, maar het is zeker de bedoeling dat de pilotgroep ook structurele, organisatorische aanpassingen in het VO benoemt. 3. Schets van de werkzaamheden Vlak voor het kerstreces van 2013/2014 is de pilot gestart. De pilotgroep bestond uit 2 leden uit het VO: de heren Jan Willem Wolke en Dick Idema en vanuit cluster 4 Marieke Jonker-Buiting (orthopedagoog). Aan de hand van dossiers is gewerkt aan het opstellen van een protocol (BIJLAGE 1) en een checklist om tot de beoordeling te komen (BIJLAGE 3). ADVIES 1: De pilotgroep stelt het bestuur voor te gaan werken met het protocol en de checklist, zoals geformuleerd in BIJLAGE 1 en 3. Naast het protocol en de checklist is ook een huishoudelijk reglement en privacy reglement opgesteld (BIJLAGE 2). NB Voor aanmeldingen uit het (speciaal) basisonderwijs en het speciaal onderwijs kan gewerkt worden met het zgn. groeidocument SWV2305PO en indien noodzakelijk om tot een verantwoord advies te komen, enige aanvullende informatie, zoals bijvoorbeeld een IQ gegeven. Uiteraard is over het protocol informatie nodig voor de toekomstige gebruikers. ADVIES 2: de pilotgroep adviseert over het protocol een aantal informatiesessies te beleggen met betrokkenen uit het VO en VSO en uiteraard met betrokkenen uit het PO en SO6. Bij het laatste tevens afstemming organiseren met de 10-14 aanpak7. NB Bij de 10-14 aanpak kan de pilot CT zich goed voorstellen dat met name in de gesprekken in groep 8/eindgroep SBO/SO de CT om advies wordt gevraagd, dan wel een aanvraag voor een TLV (Toelaatbaarheids Verklaring) wordt gedaan. Dit vindt dan overigens altijd plaats door een VO of VSO school. Het is voor het PO niet mogelijk zelf bij de CT aan te melden. Het is immers het VO/VSO bestuur dat zorgplichtig is. 6 7 In het vervolg bedoelen we met PO zowel het SBO, het Bao als het SO. De 10-14 aanpak is beschreven in het Bronnenboek bij het ondersteuningsplan. 28 Vanuit het 10-14 overleg komt wellicht een advies om een leerling in het VSO te plaatsen en zal een VO of VSO school een TLV aanvragen. Het is de CT die hier eigenstandig over beslist, er is dus zeker niet sprake van een bindend advies vanuit het 10-14 overleg. Uiteraard is het wel een zwaarwegend advies. PO (10-14) adviseert ouders om aan te melden bij een VO of VSO school voor toelating tot het VSO meldt de VO of VSO school aan bij de CT 1. CT geeft TLV voor VSO toelating in VSO of 2. CT geeft geen TLV: ouders melden kind aan bij VO school. Uiteraard zal de nieuwe systematiek moeten worden gecommuniceerd met de scholen in zowel primair als voortzet als (voortgezet) speciaal onderwijs (zie advies 2). Maar zeker ook met instanties als jeugdzorg, consultatiebureaus, huisartsen, revalidatiecentrum e.d. Verder wordt aanbevolen minimaal 1x per jaar af te stemmen met diverse netwerken zoals: zorg coördinatoren, ortho’ s, leden ZAT, voorzitters 10-14 commissies, mensen van jeugdzorg, leden commissies van begeleiding e.d. ADVIES 3: De pilotgroep adviseert een factsheet op te stellen over de CT met daarin de functie en de werkwijze en deze te verspreiden onder relevante partijen (zie in BIJLAGE 5 een mogelijke opzet). werkwijze ADVIES 4: De leden van de pilot CT adviseren het bestuur de volgende werkwijze vast te stellen: Indien een school een toelaatbaarheidsverklaring wenst, levert de school het protocol en de bijbehorende dossiers in. De school verzoekt de ouders het CT formulier ouders en het formulier leerling in te vullen.8 De ambtelijk secretaris van de CT checkt het dossier en neemt bij onvolledigheid contact op met de school Er vindt dossierstudie door de leden plaats. Eventueel kunnen de leden externe deskundigen (denk bijvoorbeeld aan een revalidatiearts of schoolmaatschappelijk werk) raadplegen. Er kan eventueel een gesprek door CT-leden plaatsvinden met de indienende school en/of ouders/leerling. 8 Zie bijlage 4 29 Er vindt een CT bijeenkomst (1x per 4 weken, in periode voorjaar 1x per 2 weken) plaats. In de CT bijeenkomst wordt gewerkt met een beslis-checklist (zie BIJLAGE 3). Deze checklist wordt geprojecteerd op een digibord en de CT vult de beslis-checklist in en komt tot een beargumenteerde conclusie. De ambtelijk secretaris zendt de beslissing aan de school en een kopie aan ouders . De registratie van beslissing vindt plaats door de ambtelijk secretaris. Het dossier dient tot 3 jaar na afloop van de advisering of de beslissing over de toelaatbaarheid te worden bewaard (WVO artikel 17a lid 14). Indien er digitaal wordt gearchiveerd dient dit plaats te vinden op een stand alone PC. De pilotgroep gaat hierbij uit van een omlooptijd van 4 weken (gerekend vanaf de datum van aanmelding). 9 Aanvragen die na 1 juni worden gedaan, worden na het zomerreces, doch uiterlijk 1 week voor de aanvang van de cursus, van een advies voorzien. Per kwartaal wordt een rapportage aan het dagelijks bestuur van het SWV verzonden. NB zie ook het huishoudelijk reglement (BIJLAGE 2). ADVIES 5: De pilotgroep adviseert de CT te laten bestaan uit de volgende deskundigheden, waarvan de 1e drie lid zijn van de CT: Orthopedagoog of psycholoog uit VSO (met brede oriëntatie) Idem uit uit vmbo/havo/vwo Een onafhankelijk voorzitter (wellicht samen met het primair onderwijs). Ambtelijk secretaris (administratief geschoold en ervaren, kennis van check op dossiers, ervaren met PC) De mogelijkheid deskundigen op te roepen, bijvoorbeeld een jeugdarts of algemeen maatschappelijk werk. Motivatie: Bij het werken met het protocol is de ervaring dat er vaak sprake is van leerlingen die in het grijze gebied zitten tussen VO en VSO. Het is bij het bespreken van het dossier van belang dat er zowel kennis is van het regulier VO als van het VSO. Ook merkte de pilotgroep op dat er leerlingen zijn in het grijze gebied tussen ZMLK en het praktijkonderwijs. In dit soort gevallen zal de CT een beroep moeten kunnen doen op specifieke deskundigheid, bijvoorbeeld een lid van de commissie van begeleiding van het ZMLK en een zorg coördinator uit het PrO. In verband met eventuele bezwaar en beroepsprocedures is het aan te bevelen met een onafhankelijk voorzitter te werken. Vervangingspool. Indien er sprake is van een dermate grote hoeveelheid aanvragen die zou leiden tot vertragingen moet er een invalpool zijn. 9 De periode van 4 weken kan eenmalig (gemotiveerd) met 2 weken worden verlengd. 30 Zeker als per 1-8-15 ook adviezen voor LWOO en PrO moeten worden gegeven! ADVIES 6: Om vertragingen te voorkomen adviseert de pilot CT te gaan werken met een vervangingspool. De leden hiervan dienen vergelijkbare deskundigheden te bezitten als de CT leden. Kennis van het veld. Om tot toewijzing en advisering te kunnen komen is er een degelijke kennis nodig van het VO en VSO veld in onze regio. ADVIES 7: In verband met de adviseringsfunctie bij het niet afgeven van een TLV is het advies snel te komen tot een gedegen kennis van de diverse vormen van extra ondersteuning die of al aanwezig zijn dan wel in de komende jaren worden ontwikkeld.10 Om tot een gedegen kennis van het veld te komen zal de CT werken met een sluitend netwerk van contactpersonen in de scholen, zodat snel kennis over een bepaalde school (en de vormen van extra ondersteuning in die school) kan worden verkregen. ADVIES 8 De pilot CT adviseert een netwerk van deskundigen uit de scholen in stand te houden, zodat de CT zich inhoudelijk kan laten adviseren. Indien de CT een advies geeft wordt in de procedure opgenomen dat de school na minimaal één jaar het OPP (ontwikkelingsperspectief) opstuurt naar de CT. Dit is niet vanuit een controlerende opvatting, maar vanuit een gezamenlijke betrokkenheid op een positieve onderwijsloopbaan van de betreffende leerling. Indien er sprake is van een mogelijke mis match zal de CT een gesprek hebben met de school. De uitkomst van deze acties zullen worden opgenomen in de kwartaalrapportage. ADVIES 9: De pilot CT adviseert dat er in het SWV een standaard wordt gehanteerd, waarbij de evaluatie van het OPP (bij een leerling die aangemeld is geweest) - na minimaal 1 jaar - aan de CT wordt verzonden. Als het gaat om enkele logistieke kwesties willen we graag het volgende adviseren: ADVIES 10: De pilotgroep adviseert het bestuur zorg te dragen voor enkele logistieke voorzieningen: link op de website van SWV, email en postadres, telefoon, dossierruimte, werkplek voor de ambtelijk secretaris, vergaderruimte. Verlenging toelaatbaarheidsverklaring (TLV) de wetgever geeft aan dat er voor de zittende VSO leerlingen sprake is van een herindicatie (= verlenging van de toelaatbaarheidsverklaring): De verlenging TLV van leerlingen die nu (v)so onderwijs volgen, is geregeld in de overgangsartikelen van de wet passend onderwijs. Intentie van deze overgangsartikelen is om het 10 De CT heeft kennis genomen van de inventarisatie passend onderwijs (de nul meting basis en extra ondersteuning). 31 samenwerkingsverband voldoende tijd te geven zich voor te bereiden op de nieuwe wettelijke verplichtingen. De huidige indicatie van een zittende leerling in het (v)so wordt omgezet naar één van de normbedragen die in een ministeriële regeling worden vastgesteld. Deze omgezette indicatie blijft van toepassing totdat deze leerling opnieuw, volgens de nieuwe systematiek, door het samenwerkingsverband wordt beoordeeld op toelaatbaarheid tot het (v)so; zie artikel XII, lid 3. In de toelichting bij dat artikel staat dat “Samenwerkingsverbanden hebben tijd nodig om te bezien op welke manier de leerlingen die onder hun verantwoordelijkheid vallen en die in de ‘oude systematiek’ geïndiceerd zijn passen binnen hun nieuwe systematiek van toewijzing van extra ondersteuning”. Die beoordeling van wel/niet toelaatbaar tot het (v)so volgens de nieuwe systematiek van het samenwerkingsverband, ofwel een verlenging TLV, hoeft niet direct na de invoering van passend onderwijs plaats te vinden. Het samenwerkingsverband heeft daarvoor twee jaar de tijd (artikel XVII, lid 1d). In de toelichting bij dit artikel staat: “dat samenwerkingsverbanden in het eerste zorgplan een regeling dienen te treffen voor de terugplaatsing of overplaatsing naar het regulier onderwijs, dan wel voortgezet verblijf in het (voortgezet) speciaal onderwijs, van de leerlingen die voor de invoering van passend onderwijs zijn ingestroomd in het (v)so. In een periode van twee jaar wordt bepaald of de leerlingen nog langer zijn aangewezen op het (v)so of dat zij terug- of overgeplaatst kunnen worden naar het reguliere onderwijs. In deze periode mag de leerling ingeschreven blijven bij het (v)so. De beoordeling van de zittende (v)so-leerlingen vindt plaats door het samenwerkingsverband waarin zij wonen”. Hieruit zou kunnen worden geconcludeerd, dat indien een SWV een negatieve TLV afgeeft de leerling het VSO onderwijs zou moeten verlaten. Dit kan echter alleen met instemming van de ouders van de leerling, omdat de wetgever met deze regeling de verwachting heeft gewekt dat de “oude’ indicatie nog maximaal 2 jaar geldig is. ADVIES 11: Wij adviseren het bestuur samen met het VSO een traject “actief terugplaatsen’ te starten om te bezien met welke leerlingen een traject van bijvoorbeeld symbiose en vervolgens terugplaatsing kan worden gestart. Indien er voor nieuwe gevallen een tijdelijke TLV wordt gegeven zal de CT tevens aangeven welk traject kan worden gelopen om tot een succesvolle terugplaatsing te kunnen komen. Verantwoording Zoals aangegeven in het huishoudelijk reglement zal de CT werken met kwartaalrapportages. In deze rapportages moet in ieder geval zijn opgenomen: Logistieke gegevens Aantal en type aanvragen Scholen die aanvragen hebben ingediend Aantal adviezen Aantal TLV’s Aantal klachten Aantal bezwaren 32 Aantal CT vergaderingen Gesprekken met scholen over TLV of advisering bij een negatieve TLV. inhoudelijke gegevens aanbevelingen aan het SWV inzake de ondersteuningsstructuur in het algemeen en per school in het bijzonder overwegingen bij het afgeven van negatieve TLV’s idem bij positieve TLV’s ADVIES 12: De CT adviseert het bestuur een format kwartaalrapportage op te stellen. De CT rapporteert rechtstreeks aan het DB van het SWV. De leden van de CT worden benoemd door het DB en zijn verantwoording schuldig aan het DB. dagelijks bestuur 4. commissie toewijzing Vervolgstappen De leden van de pilot stellen voor dat na de vaststelling van het advies (uiterlijk per maart 2014) er een doorstart wordt gemaakt met een CT i.o. en dat alle scholen voor PO en VO/VSO hier over worden geïnformeerd. Aan de hand van meer dossiers kan de werkwijze verder worden verbeterd en versterkt. Tevens kunnen de leden van de CL i.o. aandacht schenken aan de communicatie binnen het eigen SWV en aan de afstemming met het SWV PO. Formeel blijven de CvI’s tot 1 augustus 2014 verantwoordelijk voor het afgeven van beschikkingen cluster 3 en 4 (de beschikking geeft of recht op LGF of recht op plaatsing in het VSO). Zoals reeds eerder aangegeven loopt de beschikking voor het deel VSO plaatsing nog maximaal 2 jaar door, LGF is per 1 augustus 2014 volledig afgeschaft. Indien het bestuur instemt met deze vervolgstap adviseren wij u: ADVIES 13: In de CT i.o. gaan werken conform de adviezen die in dit advies zijn opgenomen. Dit betekent voor de begroting dat er in de periode april – juni voor 3 mensen voor 1 dag per week11 ruimte op de begroting moet worden gevonden. 3 x 10 weken = 30 dagen x 8 uur = 240 uur x € 60,- = € 14.400,11 Er wordt vooralsnog met 1 dag per week gerekend. Verantwoording: ca. 300 dossiers per jaar (200 voor aanvragen VSO en 100 voor advies aanvraag – gebaseerd op de huidige VSO en LGF aantallen). 3 uur per dossier is 6 x 3 = 18 uur x 300 dossiers = 5.400 uur gedeeld door 150 dagen = 6 uur per dag. 33 Voor de ambtelijk secretaris zal een extra dag berekend moeten worden, deze heeft een lager uurtarief. 20 dagen x 8 uur = 160 uur x € 40,- = € 6.400,TOTAAL: € 20.800,Voorde meer jarenbegroting geldt dan: 3 x 40 weken= 120 dagen x 8 uur= 960 uur x € 60,- = € 57.600,Voor de ambtelijk secretaris 80 dagen x 8 uur = 640 uur x € 40,- = € 25.600,TOTAAL: € 83.200,Het is aan te bevelen naast deze post ook een voorziening op te nemen in de meer jarenbegroting voor leden van de vervangingspool. Bijvoorbeeld 2 maanden 2 extra leden 16 x € 60,- = € 960,- + 2 extra dagen voor de ambtelijk secretaris = 16 x € 40,- = € 640,NB Er wordt een wetsvoorstel ingediend waarin de functie van de RVC komt te vervallen. Het SWV zal dan zelf voor LWOO en PrO moeten indiceren. Op het moment dat het wetsvoorstel is aanvaard in beide Kamers zal dit advies moeten worden uitgebreid met een passage over de indicering van LWOO en PrO. De commissie zal dan – in ieder geval in de periode februari t/m mei – stevig moeten worden uitgebreid. Op 1-10-2013 zaten er 2.642 leerlingen in LWOO en PrO. Bij een verblijfsduur van 4 jaar gaat het dan jaarlijks om ca. 660 leerlingen voor wie een LWOO of PrO beschikking zal worden aangevraagd. Dit vereist een flexibele schil van een x aantal mensen die in die betreffende periode beschikbaar moeten zijn. Dat vereist eveneens bij de scholen een flexibele roostermethodiek voor deze mensen! Adviescommissie De wetgever geeft in artikel 17a lid 13 aan dat ieder SWV een adviescommissie in moet stellen voor die gevallen waarin belanghebbenden (zoals schoolbesturen en ouders) bezwaar maken tegen de toelaatbaarheidsverklaring van de CT. Advies 14: We bevelen aan aan te sluiten bij de landelijke Bezwaaradviescommissie Toelaatbaarheid sbo/(v)so van de Stichting Onderwijsgeschillen. 34 BIJLAGE 1 Protocol CT Samenwerkingsverband IJssel Vecht ZIE VOOR DE VOLLEDIGHEID HET DIGITALE PROTOCOL ACTL nummer (jjjj-mm-dd-xxx) Aanvraag voor: Aanvraag verlenging toelaatbaarheidsverklaring VSO Aanvraag toelaatbaarheidsverklaring VSO Persoonsgegevens leerling Achternaam: Voornamen: Roepnaam: Geslacht: Geboortedatum: Indien afkomstig uit het buitenland, hoe lang is de leerling woonachtig in Nederland: Welke taal wordt thuis gesproken: Gegevens ouder(s)/verzorger(s) Ouder 1/wettelijk Ouder 2/ verzorger 212 vertegenwoordiger Naam Straat en huisnummer postcode Woonplaats 12 Indien van toepassing (de informatie is nodig i.v.m. het informeren over de besluitvorming van de CT) 35 Telefoonnummer (vast) Telefoonnummer – mobiel Email adres Ouderlijke macht ja/nee Gegevens aanvragende school Naam school: Locatie: Straat en huisnummer: Postcode: Woonplaats: Brinnummer: Soort onderwijs: (cq schoolsoort in het VSO) Leerjaar: Gegevens contactpersoon school Naam contactpersoon: Telefoonnummer - vast: Telefoonnummer – mobiel: Email adres: Werkdagen: Informatie over voormalige beschikking Heeft de leerling voor 01-08-2014 een positieve beschikking gekregen? Zo ja plaatsing in (V)SO of LGF: Cluster I/II/III/IV: schoolsoort: de volgende gegevens dienen te worden meegestuurd: Indien een leerling uit het PO/SO/SBO komt van het SWV 23-05 PO kan – uitzonderingen daargelaten - worden volstaan met het zgn. groeidossier 23-05 PO A. Onderwijsbehoeften 36 De leerling Risico’s en belemmerende factoren Stimulerende en compenserende factoren Ondersteuningsbehoeftev an school Vermeld bij alle feiten en gegevens de datum en de bron zo: maand/jaar [bron]. Voorbeeld: 12/10 [orth DC]: ... Of: 05/08 [ouders]: ... Didactisch Cognitief Werkhouding Sociaal-emotioneel Lichamelijk Creatief Zie voor de volledigheid het digitale protocol B. Ouders13 Meesturen: Gespreksverslag van gesprek met ouders/verzorgers m.b.t. de aanmelding bij de CT. Aandacht voor de volgende punten in het gesprek en verslag. Hierbij wordt een inhoudelijk argumentatie verwacht Onderwijsleersituatie Vorm van extra ondersteuning Plaatsing in VSO wenselijk? Regulier onderwijs niet mogelijk? Ouderformulier C. Cognitief functioneren Meesturen: Huidige schoolresultaten. LOVS/rapporten/cito-vas van afgelopen 2 jaar Intelligentieprofiel (max. 2 jaar oud) Handelingsplan/ontwikkelingsperspectief Evaluatie handelingsplannen/ontwikkelingsperspectief Evt. diagnostiek omtrent leerproblematiek (indien aanwezig), bijvoorbeeld dyslexieonderzoek D. Sociaal emotioneel functioneren Meesturen: Gescoorde SEV Evt. diagnostiek omtrent gedrags- sociaal emotionele problematiek (indien aanwezig) E. Verzuim 13 De CT is bevoegd conform artikel 17a lid 14 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs ook zonder toestemming van de ouders gegevens van hun kind op te vragen 37 Meesturen indien van toepassing: Verzuimoverzicht met reden van verzuim van afgelopen 2 jaar F. Medische bijzonderheden Meesturen indien van toepassing: Informatie welke van invloed is op het functioneren van de leerling. Denk bijvoorbeeld aan visuele beperking, lichamelijke beperking en/of syndroom van Down. G. Externe partners Meesturen indien van toepassing: Rapportage GGD/JGZ Rapportage maatschappelijk werk Overige relevante informatie H. Overige relevante infomatie Ondertekening:14 Datum : Plaats: Contactpersoon school: ___________________ Directie school: ________________________ (in ieder geval de gedragswetenschapper van de school) Voor gezien: Ouder 1/wettelijk vertegenwoordiger: ______________________ voor gezien15: Ouder 2/voogd: ______________________ 14 De ondertekening kan via een print en of een scan. Aangezien ouders niet akkoord hoeven te gaan met een verzoek aan de CT is “voor gezien’ opgenomen i.p.v. instemming. 15 38 Oordeelsvorming CT Kopie naar school Kopie naar ouders/verzorgers Bijlage 2 Huishoudelijk reglement van de Commissie Toewijzing (CT) van het samenwerkingsverband Stichting SWV VO IJssel Vecht Huishoudelijk reglement Inhoudsopgave Artikel 1 Preambule blz. 2 Artikel 2 Begripsbepalingen blz. 3 Artikel 3 De CT blz. 4 Artikel 4 Samenstelling en taakverdeling blz. 4 Artikel 5 Benoeming leden en medewerkers blz. 5 Artikel 6 Besluitvorming blz. 5 Artikel 7 Huisvesting en inrichting blz. 5 Artikel 8 Vergaderen blz. 6 Artikel 9 Bezwaar en beroep blz. 6 Artikel 10 Verplichtingen blz. 6 Artikel 11 Omgaan met persoonsgegevens blz. 7 Artikel 12 Klachtenregeling blz. 7 39 Artikel 13 Kwaliteitsparagraaf blz. 7 Toelichting bij het Huishoudelijk reglement I Met betrekking tot het uitvoeren van de werkzaamheden blz. 8 II Met betrekking tot de behandeling van de dossiers blz. 9 III Met betrekking tot de onderscheiden taken blz. 9 III Met betrekking tot het vergaderen blz. 10 IV Communicatie met samenwerkingsverbanden en scholen blz. 11 V Met betrekking tot de verplichtingen blz. 11 VI Met betrekking tot de klachtenregeling blz. 12 VII Met betrekking tot de kwaliteitsstandaard. blz. 14 Artikel 1 Preambule Dit Huishoudelijk Reglement bepaalt de werkverhoudingen en afspraken binnen de Commissie Toewijzing (in het vervolg CT) Voortgezet Onderwijs regio 25-03 IJssel Vecht. In dit huishoudelijk reglement wordt vastgelegd op welke wijze de CTL uitvoering geeft aan haar wettelijke taken: Het afgeven van een beschikking over de toelaatbaarheid van een leerling tot voortgezet speciaal onderwijs cluster 3 en 4 en vanaf 1 augustus 2015 tot het leerwegondersteunend onderwijs of het praktijkonderwijs. Het uitbrengen van een advies over de (verdere) begeleiding van een leerling bij een negatieve TLV. Het beheer van de CT en de verslaglegging van de werkzaamheden en de besteding van de middelen. Het Huishoudelijk Reglement bevat afspraken die de medewerkers van de CT onderling hebben gemaakt ten behoeve van de uitvoering van hun werkzaamheden. Daaronder vallen ook de afspraken inzake het secretariaat en de administratie, waarbij inbegrepen de afspraken over de diverse taken. De afspraken die gemaakt zijn met de leden en medewerkers ten behoeve van het beschikbaar zijn voor de werkzaamheden van de CT zijn vastgelegd in afzonderlijke overeenkomsten en in het ondersteuningsplan. De door de CT gemaakte afspraken in het Huishoudelijk Reglement zijn een uitwerking van de voorschriften inzake de WVO artikel 17a en artikel 40 WEC. De bepalingen van dit Huishoudelijk 40 Reglement gelden niet zover zij in strijd mochten zijn met genoemde voorschriften en de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) en de uitvoeringsbeschikkingen van de bedoelde wettelijke voorschriften in de WVO en de WEC In de toelichting op de diverse artikelen wordt een nadere uitwerking gegeven van de vastgelegde afspraken. Het Huishoudelijk Reglement is alleen bestemd voor intern gebruik door de CT. Desgewenst is het wel beschikbaar ter informatie voor derden. Het Huishoudelijk Reglement is door de CT op ……….. 2014 vastgesteld. Artikel 2 Begripsomschrijvingen In dit Huishoudelijk Reglement wordt verstaan onder: A B Commissie Toewijzing “de De CT zoals omschreven in het ondersteuningsplan van commissie” het samenwerkingsverband VO 23-05 marap De management rapportage die per kwartaal wordt opgesteld C Het bestuur Het bestuur van het samenwerkingsverband Stichting SWV VO-IJssel Vecht, statutair gevestigd te Zwolle D Lid/leden Het lid, respectievelijk de leden van de commissie E Voorzitter De onafhankelijke voorzitter van de commissie, zoals benoemd door het bestuur F ambtelijk secretaris De ambtelijk secretaris die op voordracht van de commissie is aangewezen als coördinator van het secretariaat G jaarverslag Het jaarlijks op te stellen verslag van de werkzaamheden van de commissie 41 H Secretariaat Het door de commissie ingestelde administratief orgaan dat voor alle administratieve handelingen betreffende de commissie zorg draagt. I Regio De door de minister per AMvB vastgestelde regio, regeling van 25 november 2012, nr. WJZ/450366 (10285), J AWB De Algemene Wet Bestuursrecht K WBP De Wet Bescherming Persoonsgegevens L Jaarrekening De jaarrekening van de CT M LWOO Leerwegondersteunend onderwijs zoals bedoeld in artikel 10e van de WVO N Praktijkonderwijs Praktijkonderwijs zoals bedoeld in artikel 10f van de WVO O CT medewerkers Alle leden en andere medewerkers. P web applicatie De systematiek conform het groeidocument 23-05VO Artikel 3 De CT De CT is ingesteld door het bestuur van het samenwerkingsverband 23-05 IJssel Vecht. Statutair gevestigd te Zwolle. Artikel 4 Samenstelling en taakverdeling De CT bestaat uit 3 leden (2 leden en de voorzitter). De voorzitter heeft naast de taak als lid een taak m.b.t. het voorbereiden en het voorzitten van de vergaderingen en de eindverantwoordelijkheid met betrekking tot het beheer van het CT budget. De leden hebben als algemene taak het kennisnemen van de aanmeldingsdossiers, het nemen van besluiten over de aanvragen. Naast de commissieleden is er een ambtelijk secretaris. De taak van de ambtelijk secretaris is het voorbereiden van de aanvragen voor de vergadering middels het maken van een pre besluit, 42 waarmee de commissieleden geïnformeerd worden bij de uitvoering van hun werk. De ambtelijk secretaris is tevens contactpersoon naar de school die de aanvraag heeft ingediend. Ook verzorgt de ambtelijk secretaris de administratieve ondersteuning van de gang van zaken in de CT. Artikel 5 benoeming leden en medewerkers Leden van de commissie zijn aangesteld door het bestuur. Het lidmaatschap van enig lid van de commissie eindigt op het moment dat het lid besluit uit de CT te treden. Ieder lid heeft het recht om op elk moment, met een opzegtermijn van één maand, een dergelijk besluit te nemen, als daar naar oordeel van het lid voldoende redenen voor aanwezig zijn. Na vertrek van een lid voorziet het bestuur in vervanging. Bij een vacature ten aanzien van het ambtelijk secretariaat voorziet de CT zelf – in overleg met de directeur van het SWV - in vervanging. Er worden daartoe per voorkomende situatie in de commissie vergadering afspraken gemaakt over de procedure en de uitvoering daarvan. De CT kan het bestuur adviseren de samenstelling van de CT te wijzigen. Dit gebeurt schriftelijk en met reden omkleedt. Artikel 6 Besluitvorming Met betrekking tot aanvragen over toelaatbaarheid en alle andere zaken betreffende leerlingdossiers worden besluiten genomen op basis van consensus tussen de betrokken leden. Met betrekking tot alle zaken in relatie tot de voortgang van het CT werk worden besluiten genomen in de commissie vergadering en op basis van een volstrekte meerderheid (de helft + 1 van alle medewerkers). Alleen wanneer er sprake is van een vastgelegde gedelegeerde bevoegdheid kan van het voorstaande worden afgeweken. Indien geen consensus (ad 1) of meerderheidsbesluit (ad 2) kan worden genomen wordt besluitvorming uitgesteld naar de volgende vergadering. In die vergadering wordt een meerderheidsbesluit genomen, waarbij bij het staken der stemmen de voorzitter een extra stem heeft. Artikel 7 Huisvesting en inrichting 43 De commissie maakt gebruik van de huisvesting van …... Voor het gebruik wordt een overeenkomst vastgesteld en de kosten worden verrekend. De inrichting (meubilair en kantoorartikelen incl. computers) is eigendom van de commissie. Voor de kopieerfaciliteiten e.d. is een gebruikersovereenkomst met …….. van kracht. De CT is bereikbaar onder een eigen telefoonnummer. Internetaansluiting en verbinding verlopen via het netwerk van ……………………….. Artikel 8 Vergaderen De commissie houdt regulier besloten vergaderingen volgens een (4 wekelijks) rooster dat voor het begin van het kalenderjaar door de commissie vergadering wordt vastgesteld en in overleg kan worden gewijzigd. Uiteraard met inachtneming van piekperiodes (denk aan LWOO en PrO aanvragen na 1-8-2015). Indien dat door onvoorziene omstandigheden - naar het oordeel van tenminste twee medewerkers noodzakelijk is, belegt de voorzitter in overleg één of meer extra vergaderingen. De agenda voor een vergadering worden door voorzitter en secretaris voorbereid. Iedere deelnemer heeft het recht om agendapunten voor te stellen. De deelnemers worden tijdig op de hoogte gesteld van de agenda en de onderliggende stukken. Op het eerste deel van de agenda komen de onderwerpen te staan die behoren tot het beheer, het bekend blijven met het ondersteuningsbeleid in de regio en de afspraken over de activiteiten van alle medewerkers in de periode tussen de vergaderingen. Bij dit gedeelte zijn in principe alle medewerkers aanwezig. Op het tweede deel van de agenda staan de aanvragen voor een beschikking. Bij deze bespreking zijn in ieder geval de leden en de ambtelijk secretaris aanwezig. Artikel 9 Bezwaar en beroep De aanvrager en/of de direct belanghebbende (ouders/verzorgers) kunnen tegen elke beschikking van de commissie bezwaar indienen. Bij de afhandeling van het bezwaar houdt het bestuur zich aan de regels van de ABW en eventuele landelijke richtlijnen of afspraken. Artikel 10 Verplichtingen De commissie maakt elk kalenderjaar een jaarverslag, dat voor 1 mei van het volgende jaar gepubliceerd wordt. De verantwoordelijkheid voor begroting, beheer en jaarrekening zijn gelegd bij 44 het bestuur. De begroting wordt jaarlijks, na ontvangst van de beschikking hierover van OCW opgesteld en in de vergadering vastgesteld. Twee maal per jaar wordt middels een overzicht van inkomsten en uitgaven de gang van zaken op financieel gebied besproken. Artikel 11 Omgaan met persoonsgegevens Formeel valt het omgaan met persoonsgegevens onder de WBP (Wet Bescherming Persoonsgegevens). De commissie hanteert een privacy reglement. De digitale dossierverwerking gebeurt uitsluitend via de door de commissie beheerde en beveiligde web applicatie. Leden en secretaris maken geen gebruik van eigen opslagmogelijkheden van dossiergegevens en zo dat wel gebeurt (bv via mailwisseling) worden die na afhandeling van het dossier verwijderd van alle gebruikte gegevensdragers. De schriftelijk ontvangen dossiergegevens worden bewaard in een afgesloten ruimte op het secretariaat. Originele dossiers worden niet meegegeven ter verwerking. Artikel 12 Klachtenregeling De commissie hanteert een klachtenregeling, zoals omschreven in de toelichting. Deze klachtenregeling dient als leidraad voor zowel interne als externe klachten of opmerkingen die door de indiener duidelijk als klacht wordt aangemerkt. Artikel 13 kwaliteitsstandaard De commissie hanteert een kwaliteitstandaard, zoals omschreven in de toelichting. Toelichting bij het Huishoudelijk Reglement I het uitvoeren van de werkzaamheden Ten aanzien van leden/secretarissen Voor de leden en secretaris wordt er van uit gegaan dat zij elders een werkplek hebben. Voor leden en secretaris geldt een reiskostenregeling op basis van de feitelijk gereden kilometers voor hun commissie werkzaamheden. Om thuis te kunnen werken kunnen de leden en secretaris beschikken 45 over een draagbare computer (eigendom CT). Voor de internetaansluiting en overige computer- en printkosten kan door de leden en secretaris een vast bedrag per maand worden gedeclareerd. De declaraties worden maandelijks ingediend bij de voorzitter, die voor verdere verwerking zorg draagt. De registratie en betaling verloopt via de administratie van ………., deze zorgt voor een regelmatige verslaglegging. De declaraties zijn gebaseerd op de reëel gemaakte uren. Per gewerkte week kan 1 uur worden gedeclareerd voor algemene activiteiten als het lezen van e-mail, printen etc. Ondertekening overeenkomsten De eventuele overeenkomsten met betrekking tot de medewerkers worden aangegaan door het bestuur. Professionalisering Voor zover relevant wordt aandacht besteed aan professionalisering van de medewerkers van de commissie. Professionaliseringswensen kunnen worden ingebracht in functioneringsgesprekken en in de vergadering. In overleg wordt een regeling van de vergoeding van de kosten vastgesteld. II de behandeling van de dossiers Door alle scholen worden dossiers uitsluitend via de aanmeldsite aangemeld. Na binnenkomst op de webapplicatie als webaanvraag wordt het dossier ingeschreven en worden de persoonsgegevens geprint. Eventuele papieren bijlagen worden door de aanmeldende school per post gestuurd en worden na binnenkomst door het secretariaat gescand en aan het dossier toegevoegd. Er wordt een lijst gemaakt voor de secretaris voor controleren van de dossiers en de het maken van de pre besluiten. Na controle wordt er een ontvangstbevestiging gestuurd (digitaal). III de onderscheiden taken Taken van het ambtelijk secretariaat administratieve handelingen rond dossiers: inboeken, opvragen informatie, inboeken aanvullende informatie, verzenden post en mail (ontvangstbevestigingen, verzoeken om informatie, beschikkingen), kopiëren/scannen, beheer logistieke procedure. algemene administratieve handelingen: inboeken post, verzenden algemene brieven, voorbereiding bijeenkomsten, opmaak en verspreiden jaarverslag, brochure, verspreiding post 46 en dossiers naar de commissie, beheer adressenbestand, bijhouden archief, bestellen materialen aannemen telefoontjes/e-mail: eventueel doorsturen naar direct betrokken leden en afhandelen van administratieve vragen beheer website: regelmatig plaatsen van informatie, up to date houden beheren accounts en contactpersonen + adresgegevens op webapplicatie vergaderingen: verspreiden eventuele verslaglegging De secretaris heeft een directe taak in het informeren van scholen m.b.t. inhoudelijke vragen van de school of van de CT. De secretaris fungeert tevens als eerst aanspreekbare persoon namens de CT voor de contactpersonen van de scholen. Hiertoe behoort ook het organiseren van informatiebijeenkomsten indien noodzakelijk geacht en het voeren van overleg met scholen/contactpersonen. IV het vergaderen De commissie vergadert volgens een jaarrooster. De vergaderingen worden bijgewoond door de leden en de ambtelijk secretaris. Er wordt in principe vergaderd van ……………………. Er wordt per vergadering gewerkt met een standaard-agenda. Met betrekking tot eventuele inhoudelijke agendapunten wordt informatie (en/of voorstellen voor besluitvorming) vooraf aan de deelnemers toegezonden, of deze worden via het verslag van de vergadering geagendeerd voor een volgend overleg. De vergadering bestaat uit een algemeen deel: Verslag vorige vergadering Ingekomen post/mail Mededelingen Verslag van activiteiten dossierbespreking De voorzitter zorgt dat er voldoende tijd is om alle dossiers die geagendeerd zijn te behandelen. De dossiers worden besproken aan de hand van de checklist. De ambtelijk secretaris is aanwezig tijdens de bespreking van de dossiers. 47 De ambtelijk secretaris noteert bij welke dossiers ‘aanvullende informatie’ moet worden gevraagd en de reden van een eventueel negatieve beschikking en het advies van de commissie. Tijdens de bespreking wordt bij een voorgenomen negatieve beschikking en bij een voornemen om een afwijkende beschikking (VSO en per 1-8-2015 pro/lwoo) te verlenen het dossier aangehouden; de secretaris stelt de school via e-mail op de hoogte van dit voorgenomen besluit en geeft de school gelegenheid om aanvullende informatie aan te leveren (maximaal 2 weken). Bij een negatieve beschikking wordt de reden van de afwijzing en een advies geformuleerd. De secretaris verzorgt het afhandelen van de dossiers (beschikkingen printen, controleren, laten tekenen door voorzitter, verzenden, archiveren) en het zenden van een kopie naar de ouders/verzorgers. Minimaal twee maal per jaar vormt de algemene gang van zaken in de uitvoering van de CT-taken het onderwerp van een vergadering (evaluatie) V Communicatie met scholen De voorzitter en de ambtelijk secretaris zijn contactpersoon voor een school. Zij gaan in ieder geval één keer per jaar op bezoek bij de school om het afgelopen jaar te evalueren. Ook is overleg met scholen mogelijk, naar aanleiding van dossiers of andere vragen. Vragen van scholen via mail of telefonisch of naar aanleiding van dossiers gebeurt door de ambtelijk secretaris. Jaarlijks wordt er een informatiebijeenkomst georganiseerd voor (met name de nieuwe) contactpersonen van de scholen. In het VO/VSO gaat het in ieder geval om de zorg coördinatoren en de gedragswetenschappers, in het PO/SO om de IB’ers en de leden van de commissies van begeleiding. Hierbij wordt de procedure doorlopen en kan informatie worden uitgewisseld. De CT geeft jaarlijks een factsheet uit waarin alle regels en afspraken voor het indienen van dossiers vermeld staan. De commissie heeft een link op de website van het SWV. Het beheer van de pagina achter de link wordt gedaan door de ambtelijk secretaris. VI de verplichtingen 48 De commissie maakt van elk kalenderjaar een jaarverslag, dat voor 1 mei van het volgende jaar gepubliceerd wordt. Het verslag wordt opgesteld door de voorzitter en de ambtelijk secretaris en besproken en vastgesteld in de vergadering van de CT. Alle zaken m.b.t. het beheer van de financiële middelen zijn door de commissie overgedragen aan het bestuur. VII de klachtenregeling De commissie hanteert de volgende klachtenregeling: Inleiding De klachtenregeling heeft betrekking op de gedragingen van leden en medewerkers van de commissie jegens elkaar en/of externe instanties of personen. De klachten kunnen afkomstig zijn van scholen, besturen, of medewerkers van de eigen organisatie of andere instellingen. Klachten kunnen betrekking hebben op service, behandeling, omgaan met afspraken en/of bejegening. Voorbeelden hiervan zijn: onjuiste of onvoldoende informatie de (telefonische) bereikbaarheid van de CT beantwoording van schriftelijke verzoeken en brieven het probleem van "het kastje naar de muur" ondoorzichtigheid van de organisatie, procedure en regels gewekte verwachtingen privacy bejegening kwaliteit van het werk. Bezwaren tegen de procedurele uitvoering van de werkzaamheden door de commissie worden volgens de wetgeving in de AWB behandeld. Definities Klacht: Schriftelijke klacht Voorzitter: Voorzitter van de CT, tevens voorzitter van de klachtencommissie Commissie: De voorzitter en de voorzitter van het DB van het SWV 49 Procedure Een klacht wordt ingediend bij de voorzitter van de commissie(al of niet via het secretariaat van de commissie). Het secretariaat zendt onmiddellijk een ontvangstbevestiging van de klacht aan de klager. De voorzitter stelt de betreffende medewerker in de gelegenheid om de handelwijze waarop de klacht betrekking heeft, binnen twee weken op basis van onderzoek toe te lichten en een voorstel te doen voor de afwikkeling van de klacht. De voorzitter stelt de klager in de gelegenheid om de klacht toe te lichten. De klacht wordt behandeld in de eerstvolgende vergadering van de commissie, maar altijd binnen 6 weken na indiening van de klacht. De commissie velt een oordeel over de klacht. Dit oordeel kan gepaard gaan aan een aanwijzing aan een verantwoordelijke ter verbetering van een situatie of een procedure. De voorzitter informeert de klager en eventuele andere betrokkenen schriftelijk over het oordeel over de klacht en over de verdere afwikkeling. Er wordt daarbij gewezen op de beroepsmogelijkheid bij de kantonrechter. Indien de klager aangeeft dat hij/zij niet tevreden is over de klachtafhandeling wordt de CT hierover door de voorzitter geïnformeerd. Mondelinge klachten Mondelinge klachten worden zoveel als mogelijk is in de geest van de richtlijnen voor schriftelijke klachten afgehandeld. Registratie Van de binnengekomen klachten wordt een klachtenregistratie bijgehouden. Bekendheid van de regeling Het bestaan van een klachtenregeling wordt bekend gemaakt binnen de regio middels de fact sheet. Vaststelling Deze klachtenregeling is vastgesteld door de CT op ………………………. 50 VIII de kwaliteitsstandaard De CT toetst het eigen beleid jaarlijks op de volgende standaardeisen: 1. In het verwijzingsproces staat het belang van de leerling op de eerste plaats 2. De commissie ziet toe op transparante procedures en communicatie. 3. De commissie draagt bij aan het zoveel mogelijk terugdringen van (schriftelijke) bureaucratie. 4. De commissie is te allen tijde aanspreekbaar op haar beleid en de wijze waarop zij omgaat met regels en afspraken 5. De commissie gaat zorgvuldig om met de beschikbare middelen en voorkomt onnodige besteding van die middelen. 6. De medewerkers van de CT zorgen ieder voor zich en gezamenlijk dat zij voldoende zijn toegerust voor het uitoefenen van hun taken. 7. de commissie doet uitspraak op basis van volledige dossiers. CT van het SWV 23-05 IJssel Vecht vastgelegde afspraken m.b.t. Privacy: 1. Afspraken m.b.t. de dossiers: - - - - Daar in het onderwijskundig rapport vertrouwelijke gegevens zijn opgenomen, is de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) van toepassing. De ouders/verzorgers ontvangen een afschrift van het rapport. Ook in de Wet op het Primair Onderwijs (artikel 42) staat dat de ouders een afschrift moeten krijgen van het onderwijskundig rapport dat ten behoeve van de ontvangende school is opgesteld. Gegevens over IQ en SEP zijn aan te merken als gegevens over iemands gezondheid. Art. 16 van de WBP verbiedt de verwerking van deze gegevens. Scholen zijn van dit verbod ontheven, mits ze de gegevens binnen de school gebruiken om iets voor het kind te betekenen in de zin van speciale begeleiding voor de ll, het treffen van bijzondere voorzieningen ivm gezondheidstoestand noodzakelijk. Voor bestuursorganen die persoonsgegevens verwerken over iemands gezondheid zoals hierboven genoemd is het verbod zoals genoemd in art 16 Wbp niet van toepassing (art. 21, 1e lid, onder f, van de Wbp) Derhalve is de CT wat betreft de indicatiestellingsprocedure ontheven van het verbod op de verwerking van bijzondere persoonsgegevens. Er is geen uitdrukkelijke toestemming nodig van de betrokkenen voor de verwerking van de gezondheidsgegevens bij indienen aanvraag indicatiestelling VSO/PRO/LWOO. Wel heeft de school de verplichting om de aanvraag vooraf te overleggen met de 51 - - ouders van de leerling , een kopie aanvraag en een kopie van de beschikking aan de ouders ter beschikking te stellen. De CT regeling voorziet in een voorwaarde dat ouders moeten tekenen voor een aanvraag VSO/LWOO/PRO en een zienswijze moeten invullen. In het Aanmeldingsformulier is de volgende tekst opgenomen: De CT gaat ervan uit dat de aanmeldende school voldoet aan de bepalingen met betrekking tot het verstrekken van persoongegevens van de leerling zoals verwoord in de Wet bescherming persoonsgegevens. De school, c.q. de onderzoeker is verantwoordelijk voor de toestemming van ouders om vertrouwelijke gegevens aan derden te mogen verstrekken. Dossiers worden na het verstrijken van de beroepstermijn geretourneerd aan de school van herkomst. De CT houdt minimaal 3 jaar een afschrift van de afgegeven beschikking. 2. De CT conformeert zich aan de afspraken m.b.t. de wet elektronisch bestuurlijk verkeer (Staatsblad 214 ) zoals die in werking is getreden op 1 juli 2004. Deze wet heeft een relatie met AWB. De CT voorziet in een eigen huishoudelijk reglement waarin de onderlinge afspraken over de toegankelijkheid van documentatie en de opslag van dossiers en archieven is vastgelegd. 52 Bijlage 3 CHECKLIST De checklist is een middel om transparant plaatsen te bewerkstelligen. We beschrijven algemene argumenten voor en tegen plaatsing. Bij iedere leerling zijn er verschillende argumenten voor en tegen; iedere casus is immers uniek. Door deze in kaart te brengen wordt de besluitvorming van de commissie inzichtelijk: het is duidelijk op grond van welke argumenten zij al dan niet besloten heeft tot het afgeven van een TLV of het geven van een advies. Uiteraard kan per casus kan de hoeveelheid, de inhoud en de weging van de argumenten sterk verschillen. Het zijn mogelijkheden die men per casus naloopt. De commissie kiest zelf, per casus, welke kenmerken zij relevant acht. Soms heeft zij aan een paar argumenten genoeg om te besluiten, soms heeft zij meer informatie nodig. Soms gaat het dus slechts om enkele argumenten, soms om vele. Het is nadrukkelijk niet zo dat alle kenmerken bekend moeten zijn, het is bijvoorbeeld in het geval van plaatsing in observatie dat veel informatie niet bekend zal zijn, dat de leerling geobserveerd moet worden en onderzocht om te weten te komen wat er nu speelt en wat de (op dit moment verdekte) sterke kanten van de leerling zijn. Bekeken moet worden wat werkt en hoe de leerling weer grip krijgt op de situatie en de opbouw van zijn toekomst. Het gaat er dan om dat we genoeg weten om te beslissen of plaatsing in observatie kansen biedt om de situatie waarin de leerling verzeild is geraakt te keren. De checklist bevat vier delen: A. Kenmerken van de leerling B. Kenmerken van het onderwijs (mentor, groep, school) C. Kenmerken van de ouders/opvoeders D. Kenmerken van het derde milieu E. Conclusie: advies van de commissie De kenmerken staan geformuleerd als gesloten vragen. Het antwoord – ja of nee – wordt omcirkeld en geeft aan of het als een argument voor of tegen kan gelden. 53 CHECKLIST CT samenwerkingsverband IJssel Vecht A. Kenmerken van de leerling VSO regulier onderwi js N.V.T. 1. Cognitieve ontwikkeling van de leerling 2. Didactische behoeften van de leerling 3. Pedagogische behoeften van de leerling Informati e wordt gemist О О О 4. Hardnekkige werkhoudingsproblemen О О О О О О О 5. Verzuim/thuiszitten 6. Schoolbeleving van de leerling 7. Sociaal aanvaard voelen van de leerling 8. Interactie met leerkracht(en)/ OOP? 9. Gezondheid van de leerling 10. Overige argumenten voor of tegen plaatsing op in een categorie: Conclusie: Beschermend: Belemmerend: B. Kenmerken van het onderwijs (mentor, groep, school) 1. Heeft de a. didactisch in de groep school individueel extra b. sociaalin de groep ondersteun emotioneel individueel ing geboden? 2. Is de leerling sociaal aanvaard. 3. Bij grote leerachterstand: is het mogelijk binnen de basiszorg compensatie/dispensatie te regelen, zodat de leerling de einddoelen kan bereiken? 4. Was de extra ondersteuning binnen de school ontoereikend? 5. Kan deze school deze leerling – eventueel met extra begeleiding – handhaven? VSO regulier onderwi js N.V.T. Informati e wordt gemist О О О О О О О 54 6. Is het team van de reguliere school gemotiveerd om deze leerling de extra zorg te bieden die hij nodig heeft? 7a. Is overplaatsing overwogen naar een parallelgroep binnen de school, waar het onderwijsaanbod didactisch beter aansluit bij de leerling? 7b. Is overplaatsing overwogen naar een parallelgroep binnen de school, waar de sociale context beter aansluit bij de leerling? 8. Is actief nagedacht of een andere locatie/ vo school de basiszorg kan geven die de leerling nodig heeft? 9. Is er a. MBO voor deze b. leerwerktraject leerling c. beschermde werkplek (>16jaar) d. anders een passend alternatief binnen: 10. Kan noodzakelijke aanvullende didactische begeleiding buiten de reguliere school worden gerealiseerd? (checken bij ouders) 11. Zijn de a. aandacht belangen b. veiligheid van andere leerlingen in het geding door deze leerling? Conclusie О О О О О О О О О О О Beschermend: Belemmerend: C. Kenmerken van ouders/opvoeders 1. Hebben ouders vertrouwen in de huidige (of een andere) vo school die basiszorg biedt? 2. Hebben de ouders de zorgen van de school gedeeld? 3. Hebben de ouders de zorg ingezet die nodig bleek? 4. Zijn de omstandigheden in het gezin ondersteunend? 5. Is de samenwerking huidige school – ouders goed? 6. Is intensieve begeleiding vanuit de jeugdzorg of GGZ een betere manier om de sociaal-emotionele problemen aan te pakken? VSO Regulier onderwi js N.V.T. Informati e wordt gemist О О О О О О 55 7. Was de extra hulp buiten de school ontoereikend? О Argumenten: 8. Overige argumenten voor of tegen plaatsing in een categorie: Conclusie Beschermend: Belemmerend: D. Kenmerken van de invloed van het derde milieu 1. Gaat de leerling risicovolle relaties aan? 2. Onderneemt de leerling risicovolle activiteiten? 3. Zijn personen in het derde milieu ondersteunend voor de leerling? 4 Als die ondersteunende relatie er is: is die stabiel? 5. Overige argumenten voor of tegen plaatsing in een categorie: Conclusie VSO regulier onderwi js N.V.T. Informati e wordt gemist О О О О Beschermend Belemmerend 56 E. Conclusie: besluit van de commissie Advies CT Datum: Dossiernummer: Beschermend Belemmerend Bekostigingscategorie Tijdsduur TLV 57 BIJLAGE 4 Commissie Toewijzing - Leerling formulier. Beste…. Jij bent bij onze commissie aangemeld. Dat betekent dat jouw school het een goed idee vindt dat jij naar het Voortgezet Speciaal Onderwijs gaat. Wij zijn erg benieuwd naar jouw mening daarover. Daarom vragen we je om onderstaande vragenlijst in te vullen. - Ben je het eens met jouw aanmelding bij onze commissie? Waarom wel/niet? - Denk jij dat het Speciaal Onderwijs voor jou een goede plek is? Waarom wel/niet? - Wat lukt jou goed op de school waar je nu zit? Wat is voor jou moeilijk op de school waar je nu zit? - Heb je extra hulp nodig om het op school goed te doen? Welke hulp past het best bij jou? - Heb je al eens extra hulp gehad op school? Wat voor hulp was dat? Heeft dat geholpen? - Is er nog meer dat wij echt moeten weten over jou? Dat mag je hieronder opschrijven: 58 Commissie Toewijzing - Ouder formulier: Beste ouder(s)/ verzorger(s) van….. Uw zoon/dochter is aangemeld bij onze Commissie door de school waarop hij/zij nu zit. Dat betekent dat de school denkt dat uw zoon of dochter beter op zijn/haar plaats is op een school voor voortgezet speciaal onderwijs. Voordat wij als commissie daarover beslissen willen we ook graag uw mening weten. We willen u dan ook vragen om onderstaande vragen te beantwoorden: - Bent u het eens met de aanmelding van uw zoon/dochter bij onze commissie? Waarom wel/niet? - Denkt u dat het Voortgezet Speciaal Onderwijs een goede plek is voor uw zoon/dochter? Waarom wel/niet? - Wat kan of lukt uw zoon of dochter erg goed op de huidige school? - Waarover maakt u zich zorgen (onder anderen met betrekking tot school)? - Waarbij heeft uw zoon/dochter extra hulp nodig? - Heeft uw zoon/dochter al eens extra hulp gehad op school? Waaruit bestond die hulp? Heeft dat goed geholpen? Waarom wel/niet? - Welke bijdrage kunt u als ouder/verzorger bieden om ervoor te zorgen dat het op school goed gaat met uw zoon/dochter? - Wat is nog meer belangrijk om te weten? 59 BIJLAGE 5 Factsheet commissie toewijzing Vanaf 1 augustus 2014 is het noodzakelijk om een toelaatbaarheidsverklaring te hebben als een leerling ingeschreven wil worden op een school voor voortgezet speciaal onderwijs (VSO) cluster 3 en 4. In onze regio (23-05 IJsel Vecht) is dat de CT (= commissie toewijzing). Als leerlingen zich aanmelden bij een school voor VSO en geplaatst willen worden, dient de VSO school eerst een verklaring bij de CT te verzorgen. Als een leerling zou moeten worden verwezen naar het VSO vanuit een reguliere school voor voortgezet onderwijs, moet die betreffende VO school voor de toelaatbaarheid zorg dragen. Het is dus steeds een school die de aanvraag doet bij de CT, niet de ouders. Dit past ook in de zorgplicht die wordt ingevoerd, bij de zorgplicht is het immers de school die verantwoordelijk is voor het best passend onderwijs voor een leerling. In een schema ziet dat er als volgt uit: PO (10-14) adviseert ouders om aan te melden bij een VO of VSO school voor toelating tot het VSO meldt de VO of VSO school aan bij de CT 1. CT geeft TLV voor VSO toelating in VSO of 2. CT geeft geen TLV: ouders melden kind aan bij VO school. Voor verdere informatie over de CT – zie de website ……………….. 60 HOOFDSTUK 6 – PO/SO-VO/VSO AANPAK NOTITIE 10-14 van de samenwerkingsverbanden 23-05 en 24-03 PO16 en 23-05 VO 1. Inleiding Zowel in de nieuwe samenwerkingsverbanden (in het vervolg SWV) PO als in het SWV VO is er een helder beeld van passend onderwijs. Centraal daarin staat dat kinderen in de juiste onderwijsleersituatie successen moeten behalen en een leerroute kunnen doorlopen passend bij hun capaciteiten en mogelijkheden. De 3 SWV hebben de wens uitgesproken de overgang van PO naar VO nog sterker te maken. Om dit te bereiken is in deze notitie een projectplan en een aantal gezamenlijke standaarden opgenomen. Het DB stelt voor om een gezamenlijke stuurgroep aan het werk te zetten met het projectplan. De DB’s van de 3 SWV zullen het werk van de stuurgroep ondersteunen, faciliteren en monitoren. De DB’s zorgen waar nodig voor besluitvorming binnen de besturen van de 3 SWV-en. De stuurgroep is op 9 januari bijeen geweest en heeft de insteek gekozen om redenerend vanuit de 6 deelregio’s die in het PO zijn gevormd en het PO in Dronten met het VO te komen tot een nadere concretisering. In het afstemmingsoverleg van het PO zal aan de coördinatoren van de 6 deelregio’s en in Dronten aan de coördinator WSNS gevraagd worden: a. Hoe is de huidige situatie bij de overdracht PO-VO en b. Welke verbetervoorstellen zijn er, met name a.h.v. de voorstellen in deze notitie? NB De deelregio’s in Zwolle en het VO in Zwolle zijn een apart aandachtspunt, aangezien er 4 deelregio’s in Zwolle zijn (met ook scholen op de Veluwe) en de doorstroom naar het VO onafhankelijk is van deze deelregio’s vraagt dat extra afstemming. 2. aanleiding In de huidige situatie kunnen leerlingen vanuit het basisonderwijs (Bao), speciaal basis onderwijs (SBO) en vanuit het speciaal onderwijs (SO) rechtstreeks instromen 16 Er zijn 2 SWV PO in het geding vanwege het gegeven dat Dronten bij het SWV VO hoort en niet bij het SWV 23-05 PO, maar bij 24-03 PO. 61 – met een beschikking van een commissie voor de indicatiestelling cluster 3 of 4 – in het VSO. Landelijk is de doorstroom SO – VSO bijvoorbeeld 60%. Aangezien deze “automatische’ doorstroom per 1 augustus 2014 niet meer mogelijk is17 moet er nagedacht worden over een completere aanpak: niet alleen van Bao of SBO naar VO, maar ook het SO (regulier waar het kan, speciaal waar het echt moet) moet volop betrokken zijn. Het is van belang eerder te aan ouders te adviseren of een leerling in een ‘gewone’ reguliere VO-stroom kan, in een reguliere VO-stroom met een plusvoorziening of toch een plek moet krijgen in het VSO. Vanaf 1 augustus 2015 is er ook nog een wijziging voor het Leerweg Ondersteunend Onderwijs (LWOO) en Praktijkonderwijs (PrO). De regionale verwijzingscommissie verdwijnt en de samenwerkingsverbanden VO worden zelf verantwoordelijk voor het bepalen of leerlingen in het LWOO of PrO terecht kunnen. Een nog betere stroomlijning is dan ook een doel van zowel het PO/SO als het VO/VSO, met een viertal sleutelwoorden: vroeger, adequater, breder en efficiënter. Wij werken deze 4 begrippen verder uit in deze notitie. Het PO wil graag meewerken aan een helder beeld van leerlingen zodat ze op de passende plek komen, het VO wil graag investeren in meer doorstroommogelijkheden en een gedifferentieerder onderwijskundig palet. In deze notitie worden aanbevelingen gedaan voor een aanpak om de overgang POVO te verbeteren. Naast deze aanbevelingen worden ook aanbevelingen gedaan om het kwaliteitsbeleid van de 3 SWV vorm te geven met enkele standaarden. Deze standaarden moeten gezien worden als minimumeisen die het SWV PO en het SWV VO stelt aan de schoolbesturen. In deze notitie gaat het steeds om alle leerlingen, maar in het bijzonder om leerlingen met een ontwikkelingsperspectief (in het vervolg OPP), dan wel leerlingen waarvan er in het primair onderwijs twijfel is of de leerling het wel gaat redden in het reguliere VO. Het gaat bij de aanpak steeds om het aanvullen van de zaken die al goed lopen in het kader van de overdracht PO-VO. Dus niet “alles moet anders, het roer moet om”, maar goed aanvullen met wat zinvol is. 3. Inventarisatie Landelijk is een aantal bevindingen bij de overgang PO/VO te constateren: 1. Er is overal een vorm van PO/VO overleg. Nergens participeert ook het SO en het VSO. 2. Het overleg is met name op uitvoeringsniveau. 3. Het tijdstip waarop de overgangsgesprekken starten is verschillend. 4. De papierstroom verdient een verbeter- en vooral efficiency-slag. 17 Iedere leerling die naar het VSO wordt verwezen heeft een toelaatbaarheidsverklaring nodig van het SWV VO om te kunnen worden toegelaten. 62 5. De digitalisering verloopt moeizaam als je meer wilt dan NAW-gegevens. 6. Het onderwijskundig rapport (OKR) geeft veel informatie, maar niet altijd dat wat gewenst wordt. 7. Er is beleid in ontwikkeling inzake het later afnemen van de eindtoets basisonderwijs. 8. Warme overdracht is verschillend georganiseerd. Op grond van de inventarisatie en het gesprek hierover willen de SWV graag een aantal aanbevelingen en projectvoorstellen ter verbetering doen. Aan het eind van de notitie is een projectopdracht opgenomen ten einde zorg te dragen dat de aanbevelingen worden uitgewerkt en een advies wordt opgeleverd voor de verdere implementatie, in ieder geval van de standaarden. 4. Aanbevelingen en standaarden Zo vroeg mogelijk Het is zaak zo vroeg mogelijk te onderkennen of leerlingen extra ondersteuning nodig hebben. In vrijwel alle gevallen zal dit eind groep 6 in het basisonderwijs zeker duidelijk zijn (leerlingen zijn dan gemiddeld 10 jaar oud). In het SBO en het SO is dit sowieso het geval. De wetgever stelt dat voor leerlingen die extra ondersteuning behoeven een ontwikkelingsperspectief moet worden opgesteld (WPO artikel 40a), in het (V)SO moet dit voor alle leerlingen (WEC artikel 41a). Aanbeveling 1: Draag zorg dat in elke sub-regio een systematiek van de 10-14 aanpak is geconcretiseerd. In deze 10-14 aanpak worden in elk geval op 4 momenten alle leerlingen met een ontwikkelingsperspectief (OPP) besproken met als belangrijkste resultaat dat per leerling helder is welk onderwijsleersituatie in het VO (of eventueel VSO) gewenst en/of noodzakelijk is. Het is de taak van het PO om het uitstroomperspectief eind groep 6 en medio groep 7 met de ouders te bespreken. Dit zijn tevens de eerste twee bespreekmomenten in de 10-14 aanpak. Uiterlijk januari groep 8 volgt het advies van de school (Bao, SBO en SO). Dit geldt voor alle leerlingen die doorstromen naar het V(S)O; de advisering vindt plaats o.a. op basis van de gegevens vanuit het leerlingenvolgsysteem (LVS). Voor alle leerlingen met het advies ‘plusvoorziening in het VO’ (ook dus LWOO en PrO) of advies ‘VSO’ geldt dat deze leerlingen worden besproken in de 10-14 aanpak. Er wordt dan een gezamenlijk (schriftelijk) advies opgesteld. Dit advies wordt met de ouders van de betreffende leerlingen doorgesproken (dit kan door de 63 leerkracht van groep 8 en de IB’er van de school). Binnen het SWV VO moet de beslissing over de toewijzingsmethodiek nog worden genomen. Indien het VO besluit om met een bepaalde methodiek/instrument te gaan werken, heeft dat ook gevolgen voor de overdracht van leerlingen vanuit het PO en SO naar het VSO. Deze gevolgen moeten dan nader worden verkend en uitgewerkt.18 Uiterlijk maart volgt de aanmelding bij het VO of het VSO. In het aanmeldingsformulier moet het advies van de 10-14 commissie zijn opgenomen (indien het leerlingen met extra ondersteuning betreft). Op dat moment wordt ook, indien nodig/gewenst, een adviesaanvraag ingediend bij de Commissie Toewijzing van het SWV 2305 VO. Het 4de overlegmoment vindt plaats in het voorjaar van leerjaar 1 in het VO. Dit overleg heeft een sterk evaluatief karakter. In een beperkt aantal situaties zal er sprake zijn van een 5de overlegmoment gedurende leerjaar 2 van het voortgezet onderwijs. Standaarden: a. De SWV PO en VO kennen een 10-14 aanpak b. Iedere school voor PO en VO in de 3 SWV is gebonden aan de procesgang van de 10-14 aanpak. c. Het advies n.a.v. de gesprekscyclus wordt besproken met de ouders van de betreffende leerling. Zo adequaat mogelijk Het is van belang voor leerlingen dat de informatie vanuit het Bao, SBO of SO informatie geeft die handelingsgericht is voor de docenten in het VO/VSO. Aanbeveling 2: Centraal in het OKR (onderwijskundig rapport) voor de groep leerlingen met een OPP (= ontwikkelingsperspectief) staan de positieve en belemmerende factoren die van belang zijn voor de onderwijsleersituatie. Indien er sprake is van belemmerende factoren (denk aan laag IQ, sociaalemotionele problematiek en/of andere (context-gebonden) problematiek vermeldt het OKR welke aanpassingen in het onderwijs deze factoren vragen. Aanbeveling 3: Ontwerp een aangepast OKR, inclusief een digitale overdracht. Het is daarbij van belang goed rekening te houden met de toewijzingscriteria die gebruikt (gaan) worden, zodat er niet opnieuw informatie door een toelaatbaarheidscommissie behoeft te worden verzameld. Eveneens zal bezien worden of determinatiecriteria van VO scholen interfereren met de standaarden en procedures in het PO. 18 Vooralsnog kiest de pilot commissie toewijzing voor hetzelfde instrument als het primair onderwijs in 23-05. 64 Denk hierbij aan scores uit het leerlingvolgsysteem in relatie uiteraard tot de referentieniveaus en vaardigheidsaspecten. Het is essentieel te komen tot algemeen geldende criteria, uiteraard rekening houdend met denominatieve aspecten, subregionale verschillen en met een mogelijkheid tot een beredeneerbare afwijking. Alle V(S)O-scholen zorgen er voor dat het advies van de stuurgroepgroep over de determinatie criteria in hun toelatingscommissie worden besproken en dat er vervolgens een eensluidend advies ligt. Standaarden: d. Alle scholen werken in ieder geval met een vastgesteld OKR. e. Alle toelatingscommissies werken met de – eventuele - determinatie afspraken die op het niveau van het SWV zijn vastgesteld (met ruimte voor een beredeneerde afwijking). f. Overdracht vindt op gestandaardiseerde en gedigitaliseerde wijze plaats. Zo breed mogelijk Met zo breed mogelijk bedoelen we dat in de 10-14 aanpak – indien gewenst en noodzakelijk – andere disciplines aanwezig zijn bij de bespreking van de leerlingen. Het is immers van belang te onderkennen of een plusvoorziening in het VO wordt aangevuld vanuit bijvoorbeeld jeugdzorg of anderszins. Aanbeveling 4: Idere sub-regio heeft een vaste schakelfunctionaris naar GGZ en BJ en andere relevante hulpverleningsorganisaties en is – op afroep –beschikbaar voor de 10-14 gesprekken. Natuurlijk bedoelen we met zo breed mogelijk ook dat de rol en positie van ouders van eminent belang is. Aanbeveling 5: In de gesprekscyclus zoals beschreven op pagina 3 is de betrokkenheid van ouders (en leerlingen) helder opgenomen. Bij de aanmelding bij het VO of VSO is er altijd sprake van een gesprek met de ouders/verzorgers. In dit gesprek kan eveneens de zorgplicht vorm krijgen. Aanbeveling 6: De school geeft aan de groep leerlingen met een OPP (ontwikkelingsperspectief) een advies over de wenselijkheid van een plusvoorziening : of op de school van aanmelding (= keuze van de ouders) of op een andere school (waarbij de school van aanmelding weet dat de leerling daar welkom is). Daarnaast is er natuurlijk ook sprake zijn van ‘warme’ overdracht tussen een PO/SO school en een VO/VSO school. 65 Na de inschrijving heeft de V(S)O-school de wettelijke plicht binnen 6 weken een OPP op te stellen en dit OPP in een op overeenstemming gericht overleg met de ouders vast te stellen (zie de artikelen 40a WPO, 41a WEC en 26 WVO). Het handelingsdeel van het OPP wordt waarschijnlijk een instemmingsbevoegdheid van de ouders. Uiteraard is de toeleverende school geïnteresseerd in de doorgaande ontwikkeling van de leerling. De stuurgroep zal een format ontwikkelen voor terugmelding. Deze terugmelding vindt plaats na het gesprek met de ouders (minimaal rond de kerst) en minimaal bij het advies voor de doorstroming naar het 3de leerjaar.. Alle VO-scholen koppelen de plaatsing van elke leerling in het 3de leerjaar in relatie met het advies van de basisschool terug aan de betreffende basisschool en de commissie 10-14. Standaarden: g. In de 10-14 aanpak is een vaste schakelfunctionaris tussen (jeugd)zorg en onderwijs. h. Naast het wettelijke op overeenstemming gerichte zorgplicht gesprek met de ouders (en de leerling) vindt er ook minimaal na de kerst in het 1e leerjaar en bij het advies voor het 3e leerjaar een gesprek met de ouders/leerling plaats. Zo efficiënt mogelijk Het is uiteraard de bedoeling dat de periode tussen advies en inschrijving in de tijd zo verloopt dat – in ieder geval - het begin juni voor alle leerlingen vanuit Bao, SBO en SO duidelijk is waar zij na de zomervakantie gaan starten. Er zijn dan 2 zaken van belang: a. De toelatingscommissies hebben voldoende informatie om tot een besluit te komen, en b. Er is een monitor ingericht die constateert dat alle leerlingen inderdaad een plek hebben. Aanbeveling 9: De stuurgroepgroep geeft een advies over hoe een monitor (i.s.m. leerplicht) kan worden ingericht. Deze monitor heeft in ieder geval betrekking op leerlingen vanuit het PO die begin juni nog op geen enkele VO of VSO school zijn aangemeld. Tevens doet de stuurgroep – voor deze groep leerlingen - een voorstel voor een “witte-rook-overleg”. In dit overleg (uiterlijk medio juni) worden alle leerlingen die nog niet zijn aangemeld, besproken en geplaatst doorgesproken in de sub-regio (of regio overstijgend); vervolgens worden er beslissingen genomen over de school waar de leerling geplaatst kan gaan worden. In het overleg dient dus iemand aanwezig te zijn met mandaat tot plaatsing. Standaarden: 66 i. j. De SWV hebben een monitor waarbij de scholen gehouden zijn de informatie voor de monitor tijdig aan te leveren. De SWV werken met een overleg niet aangemelde leerlingen, waarbij de leden van dat overleg mandaat hebben om leerlingen te kunnen plaatsen. 5. werkafspraak De 10 standaarden gelden als uitgangspunt voor alle scholen in zowel het SWV PO als het SWV VO. projectplan 10-14 aanpak Versie 01 Datum 15 januari 2014 1. Algemene gegevens Opdrachtgever Besturen van de 3 SWV i.o. van het PO en het VO stuurgroepleden Vanuit het PO/SO: Maarten Bauer, Henk ter Wee, Rudi Meulenbroek Vanuit het VO/VSO: Johan Super, Germien Kamphorst, Eimert Fikse Vanuit het (V)SO: Maarten Faas Startdatum Week 2 Streefdatum afronding Week 15 2. Uitgangssituatie Aanleiding De wens van de SWV de overdracht van het PO/SO naar het VO/VSO vroeger, adequater, efficiënter en breder organiseren Beginsituatie Er zijn reeds vele overleggen PO-VO, deze zijn sub regionaal en/of lokaal georganiseerd. Het SO en het VSO zijn hier nauwelijks bij betrokken. 67 3. Resultaten Algemene doelstelling Het versterken en verbeteren van de overgang PO-VO voor alle leerlingen in het bijzonder voor de leerlingen met een ontwikkelingsperspectief (OPP), Resultaten Advies met aanbevelingen over: 1. De regionale en/of lokale inbedding van de 10-14 aanpak 2. De overlegmomenten vanaf groep 6 BAO,SBO en SO. 3. De inbreng van de leerkracht en van de ouders 4. De gewenste rapportage (inclusief een onderwijskundig rapport voor de gehele regio), inclusief de terugmelding vanuit het VO 5. De digitale overdracht (verbetervoorstellen en eventueel programma van eisen) 6. De determinatiecriteria in het VO 7. Inschakeling van externe deskundigheid, waaronder in ieder geval het schoolmaatschappelijk werk. 8. Een monitor functie voor zowel de standaarden als de procesgang van de 10-14 aanpak 9. Inrichting van een ‘witte-rook-overleg” 10. Communicatie naar scholen en ouders 11. Communicatie naar externen 12. Communicatie met de ondersteuningsplanraden Fasering Na de startbijeenkomst van de stuurgroep op 9 januari de 2 opdrachten zoals aangegeven in de inleiding uitwerking in de deelregio’s. De eindrapportage verschijnt in week 15 (de week van 7 april) Taken en verantwoordelijkheden De stuurgroep verdeelt zelf werkzaamheden en legt per begin maart verantwoording af middels een tussenrapportage en per begin april met een eindrapportage. Communicatie en rapportage Via website 68 HOOFDSTUK 7 – DE ONDERSTEUNINGSPLANRAAD Aan: alle (G)MR’en van de scholen uit onze regio Van: het bestuur i.o. samenwerkingsverband passend onderwijs VO 23-05 IJsselVecht Datum: 1 november 2013 Inleiding Vanaf vorig jaar is de groep van besturen behorend tot de regio 23-05 (zie het kaartje) gestart met de voorbereidingen om tot een adequaat samenwerkingsverband passend onderwijs (in het vervolg SWV) te komen. Met deze notitie willen wij u informeren over een nieuwe vorm van medezeggenschap en uw mening horen over hoe wij deze nieuwe vorm van medezeggenschap willen voorbereiden. De ondersteuningsplanraad Al jaren is er onduidelijkheid over de medezeggenschap op het niveau van een samenwerkingsverband. Ieder huidig samenwerkingsverband in het Voortgezet Onderwijs moet jaarlijks een zorgplan vaststellen. Volgens de Wet Medezeggenschap op Scholen (WMS) moet volgens artikel 10 onder b. de (G)MR instemmen met dat zorgplan. Nu zou het kunnen gebeuren dat bijvoorbeeld 3 (G)MR’en instemmen en 2 (G)MR’en niet instemmen, wat moet het bestuur van het samenwerkingsverband nu doen? Dit is onduidelijk. Mede om die reden streven ouder- en vakorganisaties al jaren naar een vorm van medezeggenschap op het niveau van een samenwerkingsverband. De wetgever heeft in de wetgeving inzake passend onderwijs een wijziging opgenomen in de WMS (wet Medezeggenschap Scholen). Het betreft de nieuwe artikelen 4a en 14a. In deze artikelen wordt beschreven dat elk SWV een ondersteuningsplanraad moet hebben. Deze raad bestaat uit leden die uit of door de (G)MR of meerdere (G)MR’en zijn afgevaardigd. Elk SWV moet minimaal 1x per 4 jaar een ondersteuningsplan vaststellen. De ondersteuningsplanraad heeft instemmingsrecht op dit plan. In de wetgeving passend onderwijs is een overgangsartikel opgenomen (artikel IXA) waarbij het bestuur van het SWV wordt verplicht uiterlijk 1 februari 2014 het eerste 69 ondersteuningsplan voor te leggen aan de ondersteuningsplanraad in het vervolg OPR). De ondersteuningsplanraad van regio 23-05 De invoering van het SWV wordt aangestuurd door een bestuur i.o. bestaande uit 13 besturen voor voortgezet onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs in onze regio. Er zijn dus 13 besturen die het algemeen bestuur van het SWV vormen. Daarnaast kent het SWV een bestuur met VSO scholen buiten onze regio die graag als deelnemer wil participeren. Dit brengt het aantal besturen op 14. Het is ons voorstel om te gaan werken met een afvaardiging vanuit of door de (G)MR van 7 besturen van een ouder/leerling en vanuit of door de (G)MR van 7 besturen die een OP/OOP (onderwijzend personeel/ onderwijsondersteunend personeel) lid afvaardigen. Bestuur Almere College AOC De Groene Welle Openbaar Onderwijs Zwolle en regio Carmel College Salland Landstede Noordgouw Ichtus College Greijdanus Agnieten/De Boog VSO Kampen (De Schakel) Ambelt Mijnplein (Zonnehof) VSO de Sprengen Eduvier de Anger Ouder/leerling OP of OOP X X X X X X X X X X X X X X De weg naar een OPR. Het zou mooi zijn als er namen beschikbaar komen van mensen die verder willen meedenken over: a. De vormgeving van de ondersteuningsplanraad (zoals een goed reglement) b. Een eerste proeve van een ondersteuningsplan 70 Graag wil het bestuur met een ondersteuningsplanraad in oprichting aan de slag om de medezeggenschap goed voor te bereiden. De vragen Graag zouden wij van u willen weten: a. Kunt u akkoord gaan met het voorstel over de samenstelling ? b. Indien u niet akkoord gaat kunt u dan kort uw overwegingen aangeven en een alternatief aangeven? c. Kunt u een naam noemen van een ouder/leerling of een docent/OOP’er die zitting wil nemen in de ondersteuningsplanraad in oprichting (Wilt u vooral ook de email gegevens meesturen)? Wij vragen u de antwoorden (in ieder geval uiterlijk 15 november 2013) te mailen aan: Claudia van der Vegt, email: [email protected] t.a.v. bestuur passend onderwijs o.v.v. ondersteuningsplanraad Voor vragen kunt u terecht bij Henk Keesenberg (mail: [email protected] of 0651926723) Voor informatie over passend onderwijs en medezeggenschap: zie www.passendonderwijs.nl en www.medezeggenschap-passendonderwijs.nl NB Wilt u ook alvast aan de mensen die zitting willen nemen in de OPR de datum van 3 december 2013 doorgeven voor een 1e oriënterende bijeenkomst van 1900-2100 (waarschijnlijk te Zwolle). 71 HOOFDSTUK 8 – INFORMATIE Voorstel informatiebijeenkomsten De komende tijd zal het DB en AB veel beslissingen moeten nemen, zodat het ondersteuningsplan (OP) kan worden opgesteld. Veel van die beslissingen zullen door de schoolbesturen op adequate wijze worden gecommuniceerd met hun achterbannen. Niettemin leert de praktijk dat het voor het management, middenmanagement en zeker voor OP en OOP die taken hebben in de onderwijsondersteuning prettig en nodig is over de relevante onderdelen van het OP en consequenties voor de scholen voorlichting te krijgen. Wij stellen voor deze voorlichting in de maanden januari en april/mei te laten plaatsvinden. Organisatie: werkgroep inhoud Locatie: per subregio in een VO school Kosten: geen In januari zal de nadruk liggen op de onderwerpen die in het (dan nog concept) OP staan. In april gaat het met name om uitwerkingszaken als toewijzing VSO, herindicaties, terugplaatsingsbeleid en het kwaliteitsbeleid van het SWV. INFORMATIE BIJEENKOMST Aan: management en betrokkenen bij de ondersteuningsstructuur van de school (denk bijvoorbeeld aan de zorg coördinator). Zoals jullie weten is het bestuur van het nieuwe samenwerkingsverband passend onderwijs (IJssel en Vecht 2305VO – in het vervolg SWV) al geruime tijd bezig met de bestuurlijke en organisatorische inhoud van het op te stellen ondersteuningsplan. Een 1e werkversie is voor het eerst op 12 november met het bestuur van het SWV besproken. Graag wil het bestuur over dit ondersteuningsplan een brede informatie aanpak hanteren en management en betrokkenen bij de ondersteuningsstructuur van de school uitnodigen om geïnformeerd te worden over dit ondersteuningsplan. Dit 1e plan is vooral een plan op hoofdlijnen en zal in de komende jaren verder uitgebouwd moeten worden, het is een groeidocument. Het programma 72 1300-1400 Presentatie van het ondersteuningsplan Gelegenheid tot het stellen van vragen 1400-1500 gedachtewisseling in kleine groepen met als doel het formuleren van aanbevelingen voor het bestuur van het SWV 1500-1600 uitwisselen van ontwikkelingen in de scholen in het kader van passend onderwijs Iedere school bereidt een korte (max 10 minuten) presentatie voor van ontwikkelingen zoals wellicht een structuurklas, een interne rebound, een aanpak voor autisme, samenwerkingstraject met een andere school, enz enz. Data Dronten, Kampen : 6 februari – middag Zwolle 11 februari – middag Salland 12 februari middag 73 HOOFDSTUK 9 – OVERLEG EXTERNE PARTNERS Intentieverklaring met betrekking tot het overlegstelsel van gemeenten en onderwijsveld in de regio IJsselland + (versie 7nov2013) 1. Inleiding 19 De in de regio IJsselland + gelegen gemeentebesturen en samenwerkingsverbanden passend 20 21 22 onderwijs PO-2305 , VO-2305 en VO-2307 constateren dat er een aantal majeure wetgevingsoperaties in voorbereiding, dan wel reeds in uitvoering is, dat ertoe noodzaakt dat de onderlinge samenwerking in sterke mate moet worden geïntensiveerd. Op het onderwijsterrein gaat het met name om de invoering van de Wet passend onderwijs, waarin de gezamenlijke schoolbesturen in zowel het PO/SO als in het VO/VSO de verantwoordelijkheid krijgen voor het realiseren van passend onderwijs voor alle leerlingen in hun regio. De schoolbesturen werken daartoe samen in samenwerkingsverbanden passend onderwijs, die een meerjarenondersteuningsplan vaststellen, waarin de kaders voor de ondersteuning van leerlingen met een extra zorgbehoefte worden geformuleerd. Deze samenwerkingsverbanden zijn inmiddels geformaliseerd en werken nu aan de opstelling van het eerste ondersteuningsplan, dat per 1 mei 2014 moet zijn vastgesteld en inwerking treedt per 1 augustus 2014. Op gemeentelijk terrein is de zogeheten transitie jeugdzorg in voorbereiding. Hierbij gaat het met name om de invoering van de Jeugdwet en in relatie daarmee de invoering van de Participatiewet en de overheveling van ondersteuningsvoorzieningen van AWBZ naar WMO. Ook op het vlak van de jeugdzorg is er sprake van samenwerking tussen gemeenten in zogeheten jeugdzorgregio’s. Invoering van het nieuwe stelsel voor de jeugdzorg is voor 1 januari 2015 voorzien. VO-2305 VO-2307 PO-2305 19 De Regio IJsselland + omvat de gemeentebesturen uit de regio IJsselland + de Gelderse gemeenten Dronten, Hattem, Heerde en Oldebroek. 20 PO-2305: Zwolle e.o. 21 VO-2305: Zwolle e.o. 22 VO-2307: Ommen en Hardenberg 74 Zowel het onderwijsveld als de gemeenten richten een zorg/ondersteuningsstructuur in gericht op de doelgroep jeugd. Alhoewel de invalshoek van scholen en gemeenten verschillend is, is er alle reden om de zorg en ondersteuning vanuit scholen en gemeenten nauw op elkaar af te stemmen. Het gaat immers in hoge mate om dezelfde doelgroep en dezelfde kinderen die ondersteuning in en buiten de school nodig hebben. Deze ondersteuning heeft meer effect als deze goed op elkaar is afgestemd en elkaar aanvult en versterkt. Tegelijk kan het beleid van het onderwijs een (ingrijpend) financieel effect hebben voor de gemeenten en omgekeerd het beleid van de gemeenten een (ingrijpend) financieel effect hebben voor het onderwijs. Ook hierin is het van belang dat hier redelijke en billijke uitkomsten komen. Vanuit deze insteek hebben de schoolbesturen en de gemeentebesturen de intentie om nauw samen te werken en om dat te bereiken een overlegstelsel in te richten, waarin vanuit het besef van wederzijdse afhankelijkheid beleid en acties worden afgestemd. Het gaat hier zeer nadrukkelijk om de vormgeving van een gelijkwaardige en horizontale relatie tussen het scholenveld en de gemeenten. 2. waarom de vorm van een intentieverklaring? Het doel is om te komen tot een convenant tussen het onderwijsveld en de gemeenten in de regio IJsselland + over een overlegstructuur waarin de afstemming geregeld wordt tussen de onderwijsinstellingen en de gemeenten als gelijkwaardige partners met betrekking tot de zorg voor jongeren die extra ondersteuning nodig hebben in en buiten de scholen. Nu er nog veel onduidelijk is en tegelijkertijd voor de samenwerkingsverbanden passend onderwijs de tijd dringt om een start te maken met het overleg over het eerste ondersteuningsplan met de gemeenten, wordt in een intentieverklaring voor de korte termijn een afspraak gemaakt hoe om te gaan met het overleg over het eerste ondersteuningsplan en worden nog uit te werken uitgangspunten voor een overlegstelsel voor de lange termijn geformuleerd, met de intentie om voor 1 juli 2014 het beoogde overlegstelsel gereed te hebben en in de vorm van een convenant vast te leggen. Hiermee wordt tijd gecreëerd om het overlegstelsel op een zorgvuldige wijze vorm te geven. Punt van aandacht daarbij is de bepaling van de partijen die straks met elkaar het overleg gaan voeren. Enerzijds hebben we te maken met schoolbesturen en samenwerkingsverbanden passend onderwijs en anderzijds met gemeenten en jeugdzorgregio’s. Als het om het ondersteuningsplan gaat is het samenwerkingsverband gesprekspartner van de gemeenten. Gaat het om afspraken over doelgroepen op gemeentelijk niveau, dan ligt het veel meer voor de hand om individuele of samenwerkende schoolbesturen als gesprekspartner van individuele gemeenten te positioneren. De vraag wie met wie over welke onderwerpen overleg voert vereist nog nadere doordenking en uitwerking. Deze intentieverklaring wordt voor wat betreft het onderwijsveld afgesloten door de genoemde drie samenwerkingsverbanden PO en VO en de gemeentebesturen. Nadere verbijzondering vindt plaats in het convenant. 3. Gezamenlijke uitgangspunten voor een af te sluiten convenant De volgende uitgangspunten worden door de partijen bij deze intentieverklaring onderschreven en worden voor 1 juli 2014 uitgewerkt in een convenant. Uitgangspunt 1 Het overlegstelsel tussen gemeenten en onderwijsveld gaat uit van een fundamentele gelijkwaardigheid van partijen, met inachtneming van wettelijke rechten en verplichtingen. 75 Uitgangspunt 2 Partijen formuleren als doel voor het convenant dat de inrichting van het te regelen overlegstelsel een wezenlijke bijdrage levert aan een geïntegreerde aanpak van gemeenten en onderwijsveld van de zorg voor jongeren die extra ondersteuning behoeven binnen en buiten de scholen. Het overlegstelsel dient bij te dragen aan het onderlinge vertrouwen van gemeenten en onderwijsveld. Partijen kunnen elkaar aanspreken op hun verantwoordelijkheid. Uitgangspunt 3 Partijen formuleren tevens als doel voor het convenant dat de inrichting van beleidsterreinen van de gemeente en van het onderwijs waar zij substantiële organisatorische dan wel financiële consequenties hebben voor de andere partij, dit leidt tot redelijke en billijke uitkomsten over en weer. Voorbeelden van onderwerpen die bedoeld zijn bij de uitgangspunten 2 en 3 zijn: a) Passend onderwijs; b) De jeugdzorg; c) Het leerlingenvervoer; d) De participatiewet; e) De leerplicht; f) Voorzieningen op grond van WMO en ontwikkelingen m.b.t. PGB’s; g) De onderwijshuisvesting; h) Het door de gemeente bekostigde schoolmaatschappelijk werk Uitgangspunt 4 Afhankelijk van de aard van het gespreksonderwerp zijn de gemeenten individueel of gezamenlijk in het verband van de regio passend onderwijs of de regio Jeugdzorg gesprekspartner(s) ter ene zijde en de schoolbesturen individueel of gezamenlijk op gemeentelijk niveau of in het verband van het samenwerkingsverband passend onderwijs gesprekspartner ter andere zijde. Uitgangspunt 5 Het te voeren overleg in het kader van het hier bedoelde overlegstelsel is gericht op het bereiken van overeenstemming. Dat betekent dat alle betrokken partijen open en reëel overleg met elkaar voeren. Leidt dit overleg, ook na een uiterste inspanning daartoe, niet tot overeenstemming dan schakelen partijen een extern mediator in die partijen tot elkaar probeert te brengen. Leidt mediation niet tot resultaat, dan bespreken partijen op welke wijze ze hun geschilpunten tot een oplossing proberen te brengen zonder dat dit hun samenwerkingsrelatie beschadigt. Is ook dat laatste niet mogelijk dan neemt elke partij zijn verantwoordelijkheid. 4. Overgangsregeling voor het overleg over het eerste ondersteuningsplan Met het oog op de verplichting voor het samenwerkingsverband passend onderwijs om voor 1 mei 2014 een ondersteuningsplan vast te stellen, waarover vooraf op overeenstemming gericht overleg is gevoerd met de gemeentebesturen in de regio passend onderwijs en waarover vooraf instemming is verkregen van de ondersteuningsplanraad is het noodzakelijk om een overlegprotocol vast te stellen die uitsluitend betrekking heeft op het op overeenstemmingsgericht overleg over het eerste ondersteuningsplan en welke regeling expireert per 1 mei 2014. De bij de intentieverklaring betrokken gemeenten en samenwerkingsverbanden spreken af voor dit overleg het in de bijlage opgenomen “Overlegprotocol eerste ondersteuningsplan” te zullen hanteren. 5. Verdere procedure 76 Deze intentieverklaring wordt afgesloten door de volgende gemeentebesturen behorende tot de regio IJsselland + en de samenwerkingsverbanden passend onderwijs PO-2305, VO-2305 en VO-2307. Partijen stellen een gezamenlijke werkgroep in die tijdig een convenant voorbereidt waarin de hierboven geformuleerde uitgangspunten zijn uitgewerkt en waarvan de vaststelling voor 1 juli 2014 dient plaats te vinden. Vervolgens vindt eenmaal per twee jaren een evaluatie en actualisering van het convenant plaats. 6. Ondertekening Gemeentebesturen: Samenwerkingsverbanden passend onderwijs: ……………………………… ……………………........................... BIJLAGE BIJ DE INTENTIEVERKLARING Overlegprotocol eerste ondersteuningsplan Voor het overleg van het samenwerkingsverband passend onderwijs PO-2305, VO2305 en VO-2307 met de gemeentebesturen over het eerste ondersteuningsplan wordt het navolgende protocol gehanteerd. Artikel 1 Begripsbepalingen 1. Voor de toepassing van dit overlegprotocol wordt verstaan onder: a) het bestuur: het bestuur van het samenwerkingsverband PO-2305, of VO-2305, of VO2307. b) de colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten die behoren tot de regio van het betreffende samenwerkingsverband. c) ondersteuningsplan: het plan zoals aangeduid in artikel 18a lid 8 WPO of artikel 17a lid 8 WVO dat door het samenwerkingsverband voor 1 mei 2014 wordt vastgesteld. Artikel 2 Taak overlegcommissie 1. De overlegcommissie voert op overeenstemming gericht overleg over een concept van het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband. 2. Het op overeenstemming gericht overleg moet leiden tot een goede afstemming en samenwerking tussen het samenwerkingsverband en de gemeenten. 3. Het ondersteuningsplan wordt niet vastgesteld voordat over een concept van het plan op overeenstemming gericht overleg heeft plaatsgevonden met de colleges. Artikel 3 Samenstelling overlegcommissie 1. Er is een overlegcommissie voor op overeenstemming gericht overleg waaraan wordt deelgenomen door het bestuur van het samenwerkingsverband en de colleges. 2. Een lid van het bestuur is voorzitter van de overlegcommissie. 3. Het samenwerkingsverband draagt zorg voor de secretariaatsvoering van het overleg. 4. Het bestuur en de colleges laten elkaar schriftelijk weten wie namens hen aan de overlegcommissie deelneemt en tot besluitvorming bevoegd is. 5. De overlegcommissie kan besluiten derden tot het overleg toe te laten. Artikel 4 Op overeenstemming gericht overleg 1. De voorzitter van het overleg nodigt de colleges uit voor op overeenstemmingsgericht overleg over het concept-ondersteuningsplan. 77 2. 3. 4. 5. 6. 7. Het bestuur en de colleges voeren open en reëel overleg. Na afronding van het overleg formuleert de voorzitter het overlegresultaat en legt dit voor instemming voor aan de colleges. Indien de colleges instemmen met het overlegresultaat is het op overeenstemming gerichte overleg met een positief resultaat afgerond. Indien de colleges niet instemmen met het overlegresultaat onderzoekt de voorzitter of voortzetting van het overleg perspectief biedt op het alsnog bereiken van overeenstemming. Constateert de voorzitter na zijn onderzoek dat overeenstemming binnen bereik ligt, dan wordt het op overeenstemming gericht overleg, al dan niet terstond, hervat. Constateert de voorzitter na zijn onderzoek echter dat er geen overeenstemming is bereikt en er geen perspectief is op het alsnog bereiken van overeenstemming, dan rondt de voorzitter het op overeenstemming gerichte overleg met deze conclusie af. De overlegcommissie kan een subcommissie instellen bestaande uit een door haar aan te wijzen voorzitter en leden, indien dit ter voorbereiding voor de behandeling van een bepaald onderwerp nodig wordt geacht. De vergaderingen van de overleg- en van de subcommissie zijn niet openbaar. Artikel 5 Geschil 1. Indien het overleg is afgesloten met de conclusie dat geen overeenstemming is bereikt als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, heeft elk college binnen een termijn van 3 werkdagen na afsluiting van het overleg het recht de voorzitter van het overleg schriftelijk te berichten dat sprake is van een geschil. 2. Het college dat een geschil aanhangig maakt bij de geschillencommissie geeft daarbij aan of een advies wordt gevraagd over de vraag of het bestuur open en reëel overleg heeft gevoerd, dan wel of een advies wordt gevraagd over de inhoud van het geschil. 3. De Geschillencommissie doet overeenkomstig het verzoekschrift waarmee het geschil bij haar aanhangig is gemaakt, uitspraak in de vorm van: a. een advies over de wijze waarop het overleg kan worden voortgezet, indien er onvoldoende sprake is geweest van open en reëel overleg; b. een bindend advies, hetgeen een redelijkheidsbeoordeling van de inhoud van het geschil betreft. Artikel 6 Aanmelding geschil 23 1. Een geschil wordt bij de hiertoe ingestelde landelijke Geschillencommissie OOGO aanhangig gemaakt door toezending van een verzoekschrift aan het secretariaat binnen zes dagen nadat een college overeenkomstig artikel 5, eerste lid melding heeft gemaakt van een geschil. 2. Het verzoekschrift bevat: a. de naam en het adres van de verzoeker en zo nodig de gekozen woonplaats ten aanzien van de procedure; b. de naam en het adres van het verwerende bestuur; c. de naam en het adres van de voorzitter van de overlegcommissie; d. de vermelding of het een verzoek betreft om advies of bindend advies; e. een omschrijving van het verzoek en de gronden waarop dit berust; f. alle bescheiden die op het geschil betrekking hebben; 3. Indien het verzoekschrift niet voldoet aan de eisen gesteld in het tweede lid, stel de voorzitter van de Geschillencommissie de verzoeker in kennis van het verzuim. Na ontvangst van deze kennisgeving dient verzoeker binnen vijf werkdagen dit verzuim te herstellen. 4. Een aangemeld geschil komt niet voor (verdere) behandeling in aanmerking als niet tijdig en volledig gevolg is gegeven aan het in het derde lid bedoelde verzoek tot herstel van een verzuim. Artikel 7 Werkwijze van de Geschillencommissie 1. De rechtsgang en de werkwijze van de Geschillencommissie zijn neergelegd in een reglement, vastgesteld door de Geschillencommissie. 2. Het reglement voldoet, met inachtneming van het gestelde in dit overlegprotocol, tenminste aan de volgende voorwaarden: a. de Geschillencommissie beoordeelt de ontvankelijkheid van een geschil aan de hand van de in artikel 6 van deze Procedure opgenomen bepalingen; 23 De landelijke Geschillencommissie OOGO is ondergebracht bij de Stichting Onderwijsgeschillen te Utrecht (www.onderwijsgeschillen.nl) 78 b. de Geschillencommissie brengt binnen vier weken na de zitting haar oordeel uit; c. de Geschillencommissie brengt haar uitspraak gelijktijdig schriftelijk ter kennis aan het bestuur en de colleges. Artikel 8. Aanwending van het geschil 1. Binnen twee weken na ontvangst van het advies van de Geschillencommissie wordt het overleg over het geschil voortgezet. 2. Binnen twee weken nadat de Geschillencommissie haar bindend advies ter kennis heeft gebracht aan de deelnemers, belegt de voorzitter van de overlegcommissie een overleg ter bespreking van de consequenties van de uitspraak. Artikel 9. Kosten van het overleg en het geschil 1. De deelnemers van de overlegcommissie dragen zelf de kosten die voortvloeien uit het in stand houden van, de voorbereiding van en deelname aan het op overeenstemming gericht overleg. 2. Het bepaalde uit lid 1. van deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op subcommissies. 3. Het college en het bestuur die met elkaar in geschil zijn dragen gelijkelijk zelf de kosten die voortvloeien uit geschilbehandeling door de Geschillencommissie. Artikel 10. Inwerkingtreding en looptijd Deze Procedure treedt in werking met de ondertekening van de intentieverklaring waarvan dit overlegprotocol de bijlage vormt en expireert per 1 mei 2014. Artikel 11 Citeertitel Deze regeling wordt aangehaald als “Overlegprotocol eerste ondersteuningsplan” 79 HOOFDSTUK 10 – HET MBO Algemeen: Met de invoering van passend onderwijs wordt op 1 augustus 2014 de landelijke indicatiestelling voor leerlinggebonden financiering (lgf) afgeschaft. Mbo-instellingen zijn vanaf dan zelf verantwoordelijk voor het organiseren en vormgeven van hun eigen ondersteuningsaanbod. Ze stellen de extra ondersteuning en begeleiding van studenten met een beperking of chronische ziekte vast, organiseren deze en geven ze vorm. Ook is het de bedoeling dat de instellingen de extra begeleiding en ondersteuning verbreden tot alle studenten die een extra ondersteunings- of begeleidingsbehoefte hebben. Om een passend ondersteuningsaanbod te realiseren, moeten de mbo-instellingen in veel gevallen de interne zorgstructuur opnieuw vormgeven. Daarvoor wordt de huidige financiering en middelen opnieuw verdeeld. Ook vraagt het om een andere manier van denken en werken. Centraal staat wat de student nodig heeft om succesvol zijn mbo-studie te volgen en met een diploma af te ronden. Het is belangrijk dat ze daarbij samenwerken met het voortgezet onderwijs, gemeenten, UWVwerkpleinen, (jeugd)hulpverleningsinstanties en werkgevers. Zorgplicht, geen onevenredige belasting Op grond van de Wet gelijke behandeling (Wgbh/cz) zijn instellingen ook nu al verplicht om aanpassingen te doen voor studenten met een beperking. Bijvoorbeeld een aanpassing van de opleiding en de wijze van examinering aan de beperking van de student. Dit mag echter geen onevenredige belasting vormen voor de instelling, de wettelijke inrichtingsnormen uit de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) moeten in acht worden genomen en de aanpassingen mogen niet leiden tot verlaging van het niveau van de opleiding of het examen. Instellingen kunnen advies vragen over kwesties rond gelijke behandeling aan het College voor de rechten van de mens (voorheen de Commissie Gelijke Behandeling). Zwolle: Alle MBO-instellingen werken aan het regisseren van de intake en de begeleiding. Vooral de intake vraagt aandacht zodat hier niet het “rondlopen” van de leerling/student gaat ontstaan. De plusvoorzieningen in de scholen zijn in de meeste gevallen aanwezig en worden verder ontwikkeld. Opleiding van personeel wat als begeleider kan optreden wordt georganiseerd. Ontwikkeling van LOB (loopbaan begeleiding) is in ontwikkeling. Verschillende MBO-instellingen hebben werkgroepen georganiseerd voor doorontwikkeling van de gevolgen van passend onderwijs en wijze van organisatie van passend onderwijs. Verantwoordelijkheid van mbo-instellingen Met de invoering van passend onderwijs krijgen mbo-instellingen zelf verantwoordelijkheid om de extra ondersteuning en begeleiding van studenten die dat nodig hebben vorm te geven en te organiseren. In veel gevallen moeten mbo-instellingen hun eigen zorgstructuur en ondersteuningsaanbod opnieuw vaststellen. Ook is het van belang dat ze een goede intake uitvoeren en samenwerken met het aanleverend onderwijs en externe partijen die zorg en ondersteuning bieden. Intake en samenwerking met voortgezet onderwijs Een goede intake is noodzakelijk om de toekomstige mbo-student goed te adviseren over de juiste opleiding, het juiste niveau en de eventuele extra ondersteuning. Het spreekt hierbij voor zich dat de mbo-instelling op de hoogte is van de extra ondersteuning die een student in het aanleverend onderwijs heeft gekregen. Daarom is het belangrijk dat mbo-instellingen contact opnemen met de samenwerkingsverbanden voortgezet onderwijs. Deze informatieoverdracht kan de basis zijn voor het gesprek met de student over de extra begeleiding en ondersteuning in het mbo. De mbo-instelling moet met iedere student een onderwijsovereenkomst afsluiten. Hierin worden ook afspraken opgenomen over extra begeleiding en ondersteuning die de student nodig heeft om zijn opleiding succesvol te volgen. De mbo-instelling kan deze extra ondersteuning organiseren via de interne ondersteuningsstructuur en indien nodig met andere partijen. Het is belangrijk om in ieder 80 geval de betrokken docenten en begeleider(s) op de hoogte te stellen van de afspraken met de student, zodat zij hieraan invulling kunnen geven. Samenwerking met gemeenten en andere partijen Om de student optimaal te ondersteunen en te begeleiden kunnen mbo-instellingen passend onderwijs inbedden in en afstemmen met andere vormen van ondersteuning. Bijvoorbeeld loopbaanbegeleiding, mentoraat, schoolmaatschappelijke werk, professionele zorg via de ZAT’s en andere specifieke vormen van begeleiding, zoals de plusvoorziening. Ook is de samenwerking met partijen zoals (jeugd)zorg en lokale overheid belangrijk. Gemeenten krijgen steeds meer verantwoordelijkheden die van invloed zijn op de extra begeleiding en ondersteuning van jongeren. Hiervoor zijn diverse wetgevingstrajecten in gang gezet, zoals de Participatiewet en de Wet zorg voor Jeugd. Ook is de gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van de Leerplichtwet. Mbo-instellingen kunnen voor hun samenwerking met gemeenten, UWV-werkpleinen en (jeugd)zorginstanties bestaande contacten en samenwerkingsvormen gebruiken. Deze samenwerking is nodig om iedere jongere een passend aanbod te kunnen doen. Zodat jongeren het onderwijs niet voortijdig verlaten en straks goed kunnen deelnemen aan de arbeidsmarkt. Aanleverend onderwijs Mbo-instellingen geven met de invoering van passend onderwijs op 1 augustus 2014 zelf de extra ondersteuning en begeleiding van studenten met een beperking of chronische ziekte vorm. Omdat het mbo geen speciaal onderwijs heeft, is het belangrijk dat vmbo-, vso- en pro-scholen studenten met een extra ondersteuningsbehoefte goed voorbereiden op het mbo. Want de organisatie, structuur, studentenaantallen en onderwijsinhoud zijn in het mbo heel anders dan de studenten gewend zijn in het voortgezet onderwijs. Beroepsopleidingen Het mbo heeft ruim 600 beroepsopleidingen, waarin beroepspraktijkvorming een essentieel onderdeel is. Daarom is het belangrijk dat de voorliggende school de student voorlichting geeft over deze opleidingen en hem helpt om zich te oriënteren op een goede keuze die binnen zijn mogelijkheden ligt. Hierbij kan de vo-school samenwerken met de mbo-instelling via het Stimuleringsproject LOB. Ook de website www.mbostad.nl bevat nuttige informatie op het gebied van studiekeuze en loopbaanbegeleiding. De mbo-instelling weegt in haar keuzeadvies ook de arbeidsmarktrelevantie mee. We willen tenslotte dat deze jongeren straks een goede plek op de arbeidsmarkt vinden. Afspraken tussen aanleverend onderwijs en mbo Als een toekomstige student zich inschrijft op het mbo, is het van belang dat de mbo-instelling contact opneemt met de voorliggende school. Tijdens dit contact komt aan de orde of de beoogde beroepsopleiding past bij de student gelet op de sterke en zwakke punten van de student. Daarnaast worden de extra ondersteuning en begeleiding besproken die de leerling op zijn vorige school kreeg. Moet die begeleiding in dezelfde vorm en intensiviteit worden voortgezet of is minder intensieve begeleiding voldoende? Vanzelfsprekend moet de extra ondersteuning die de student nodig heeft binnen de mogelijkheden van de mbo-instelling liggen. Op basis van deze gesprekken spreken de mbo-instelling en de student de extra ondersteuning en begeleiding af en leggen die vast in de onderwijsovereenkomst. Leerlingen uit het voortgezet speciaal onderwijs Als leerlingen uit de arbeidsmarktgerichte leerweg van het vso willen doorstromen naar het mbo, heeft de mbo-instelling veel aan het onderwijskundig rapport en het transitiedocument. Bij leerlingen uit het profiel vervolgonderwijs bieden het onderwijskundig rapport en het ontwikkelingsperspectief nuttige informatie. Als leerlingen uit het vso doorstromen naar het mbo, is het heel belangrijk om aandacht te besteden aan een warme overdracht. Dit houdt in dat de mentor van de vso-school en de intaker, mentor of loopbaanbegeleider van de mbo-instelling een gesprek hebben over de specifieke leerbehoeften van de leerling. Dit vergroot de kans op succes in de vervolgopleiding en verkleint de kans op studievertraging of voortijdig schoolverlaten. Leerlingen uit het praktijkonderwijs 81 Als leerlingen uit het praktijkonderwijs (pro-leerlingen) willen doorstromen naar het mbo, vindt de mbo-instelling nuttige informatie in het individueel ontwikkelingsplan en het ontwikkelingsperspectief. Op basis hiervan kan de instelling bepalen welke extra ondersteuning de student nodig heeft om de opleiding succesvol te doorlopen. Afspraken met stagebiedend bedrijf De extra ondersteuning en begeleiding die de student nodig heeft, moeten binnen de mogelijkheden van de mbo-instelling liggen. Deze extra ondersteuning en begeleiding is ook belangrijk tijdens de beroepspraktijkvorming. Daarom moeten de mbo-instelling, student en het stagebiedend bedrijf hierover afspraken maken. Goede afspraken en regelmatig contact over de voortgang dragen eraan bij dat dat studenten met een extra ondersteuningsbehoefte de opleiding succesvol afronden. Transparantie over extra ondersteuning en begeleiding De mbo-instellingen maken ruim voor het begin van het studiejaar bekend welke eisen ze stellen aan het volgen van een beroepsopleiding. Ze moeten studenten tijdig informeren over het onderwijsprogramma en de examens en duidelijkheid geven over het aanbod aan extra begeleiding en ondersteuning. (Toekomstige) studenten met een extra ondersteuningsbehoefte kunnen deze informatie gebruiken bij de keuze van hun vervolgopleiding. 1e korte impressie Bovenschoolse ZAT (15 november 2013) Elke school is ‘’hard bezig’ een eigen beleid te ontwikkelen. Binnen het Bovenschoolse ZAT worden veel zaken besproken (transitie jeugdzorg, samenwerking met ketenpartners, verbinding scholen CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) Er is geen eenduidigheid in de beleidsvoornemens richting MBO-VO. Wel is er in het kader van VSV de verbinding gezocht tussen VO-MBO op de gebieden: mentoring maatjesproject actie doorstroom (warme overdracht) LOB (afstemming VO-MBO) voorbeeld/ bijlage Eigen invulling (lokaliteiten/ menskracht- uren) voorbeeld/ bijlage Groene Welle Naast reguliere lessen de mogelijkheid van RT-lessen/ ondersteuningslessen/ bijlessen In het bovenschools ZAT zijn we als mbo’s over het volgende eens: 1. Bij intake is de informatie vanuit VO waardevol 2. Contacten op diverse niveau met het VO bevorderen leer- en ontwikkelingslijnen 3. De student met een extra begeleidingsvraag heeft recht op een ondersteuningsaanbod (zorgplicht van mbo) 4. Overdracht van informatie VO-MBO (inclusief warme overdracht) dient systematischer te worden georganiseerd 5. VO en MBO moeten van elkaar weten welke eisen er aan de student wordt gesteld. Nu liggen de verwachtingen nog teveel uit elkaar 6. Extra loopbaanbegeleiding kan (preventief) veel frustraties voorkomen en werkt beter dan achteraf (curatief) de 7. Schoolloopbaan aanpassen (opleidings switch) 8. Leg in OOK (Onderwijsovereenkomst) de begeleiding (rechten en plichten) vast, zodat verwachtingen wederzijds helder zijn. 82 HOOFDSTUK 11: FINANCIËLE VERANTWOORDING Meerjarenbegroting schooljaar Verdeling lichte ondersteuning Verdeling LGF en ambulante ondersteuning Middelen beschikbaar voor leerlingen met ontwikkelingsperspectief (OPP) in het VO/VSO Recapitulatie per bestuur (gewijzigd beleid) 83 Meerjarenbegroting schooljaar (gewijzigd beleid) Versie 02 april 2014 (2g) Baten lichte ondersteuning zware ondersteuning overige baten geoormerkte baten Totale baten Lasten afdracht VSO (via DUO): Categorie 1: Categorie 2: Categorie 3: Totaal afdracht VSO (via DUO) Vermindering instroom VSO Extra afdracht VSO op basis van peildatum Middelen beschikbaar voor leerlingen met ontwikkelingsperspectief in het VO/VSO verplichte besteding AB bij VSO Nieuw in te richten begeleiding AB (incl. Afbouw) Rugzakgelden schooldeel (ex LGF incl afbouw) Verdeling lichte ondersteuning Centrale kosten SWV Programma 1: Bestuur & Org Programma 2: Toelaatbaarheid Programma 3: Financien en P&C Programma 4: Risicofonds (1% van de baten) Programma 5: Website en Communicatie Programma 6: Begeleiding AB Programma 7: Programma 8: Totale lasten 2014/15 1.876.245 2.439.094 0 0 4.315.338 2015/16 1.900.342 11.138.084 0 0 13.038.426 2016/17 1.924.440 11.138.084 0 0 13.062.524 2017/18 1.924.440 11.138.084 0 0 13.062.524 2018/19 1.924.440 11.138.084 0 0 13.062.524 2019/20 1.924.440 11.138.084 0 0 13.062.524 2020/21 1.924.440 11.138.084 0 0 13.062.524 2021/22 1.924.440 11.138.084 0 0 13.062.524 2014/15 2015/16 2016/17 2017/18 2018/19 2019/20 2020/21 2021/22 9.930.113 404.961 1.751.219 12.086.292 -371.187 9.930.113 404.961 1.751.219 12.086.292 -348.425 9.930.113 404.961 1.751.219 12.086.292 -794.615 9.930.113 404.961 1.751.219 12.086.292 -1.494.860 9.930.113 404.961 1.751.219 12.086.292 -2.758.672 181.870 9.930.113 404.961 1.751.219 12.086.292 -4.022.483 181.870 9.930.113 404.961 1.751.219 12.086.292 -4.022.483 181.870 11.896.976 11.919.738 11.473.547 10.773.302 9.509.491 8.245.680 8.245.680 0 0 0 0 181.870 2.459.969 1.876.245 1.900.342 1.924.440 1.924.440 1.924.440 1.877.350 1.924.440 1.695.817 1.924.440 0 2.359.121 1.512.444 1.924.440 60.000 85.000 21.200 60.000 85.000 14.500 43.000 5.000 0 0 0 18.247.604 60.000 85.000 14.500 130.000 5.000 0 0 0 18.011.243 60.000 85.000 14.500 131.000 5.000 0 0 0 17.229.866 60.000 85.000 14.500 131.000 5.000 0 0 0 16.188.030 60.000 85.000 14.500 131.000 5.000 0 0 0 14.625.277 60.000 85.000 14.500 131.000 5.000 0 0 0 13.062.524 60.000 85.000 14.500 131.000 5.000 0 0 0 13.062.524 5.209.178 4.948.719 4.167.342 3.125.507 1.562.753 0 0 0 0 0 0 0 0 0 5.000 0 0 0 4.149.665 Vereveningstoeslag/(korting) Resultaat 165.673 Verdeling lichte ondersteuning 84 2014/15 2015/16 2016/17 2017/18 2018/19 2019/20 2020/21 2021/22 1.876.245 38.850 1.837.395 1.900.342 1.924.440 1.924.440 1.924.440 1.924.440 1.924.440 1.924.440 1.900.342 1.924.440 1.924.440 1.924.440 1.924.440 1.924.440 1.924.440 85 88 89 89 89 89 89 89 1.176 1.486 4.376 1.977 2.932 2.105 2.922 423 4.726 97.684 123.393 363.450 164.178 243.505 174.810 242.660 74.000 392.565 101.031 127.620 375.902 169.802 251.847 180.799 250.988 36.340 406.013 102.312 129.239 380.669 171.956 255.041 183.092 254.171 36.801 411.162 102.312 129.239 380.669 171.956 255.041 183.092 254.171 36.801 411.162 102.312 129.239 380.669 171.956 255.041 183.092 254.171 36.801 411.162 102.312 129.239 380.669 171.956 255.041 183.092 254.171 36.801 411.162 102.312 129.239 380.669 171.956 255.041 183.092 254.171 36.801 411.162 102.312 129.239 380.669 171.956 255.041 183.092 254.171 36.801 411.162 22.120 1.876.245 1.900.342 1.924.440 1.924.440 1.924.440 1.924.440 1.924.440 1.924.440 leerlingen 1 10 2013 Totale baten lichte ondersteuning Aanvulling Aoc de Groene Welle Voor overige scholen Per leerling De Noordgouw Landstede Agnieten/ de Boog Almere College Ichthus College Greijdanus College Carmel College Salland AOC De Groene Welle * Openbaar Onderwijs Zwolle (VO) * in 2014/2015 inclusief aanvulling 85 Verdeling LGF en ambulante ondersteuning LGF okt 12 100 2014/15 2015/16 2016/17 2017/18 2018/19 2019/20 2020/21 100 75 50 25 0 0 0 2021/22 Lgf landelijk 31 22 31 29 27 24 22 22 22 22 37 29 37 35 33 31 29 29 29 29 146 79 146 129 113 96 79 79 79 79 59 37 59 54 48 43 37 37 37 37 77 51 77 71 64 58 51 51 51 51 104 39 104 88 72 55 39 39 39 39 Carmel College Salland 77 54 77 71 66 60 54 54 54 54 AOC De Groene Welle * 34 7 34 27 21 14 7 7 7 7 118 88 118 111 103 96 88 88 88 88 683 406 683 615 547 477 406 406 406 406 14/15 bedrag per ll 14/15 2015/16 2016/17 2017/18 2018/19 2019/20 2020/21 2020/21 97.705 3.152 97.712 91.408 85.104 75.648 69.344 69.344 69.344 69.344 Landstede 127.737 3.452 127.724 120.820 113.916 107.012 100.108 100.108 100.108 100.108 Agnieten/ de Boog 352.086 2.412 352.152 311.148 272.556 231.552 190.548 190.548 190.548 190.548 Almere College 171.248 2.903 171.277 156.762 139.344 124.829 107.411 107.411 107.411 107.411 Ichthus College 226.341 2.939 226.303 208.669 188.096 170.462 149.889 149.889 149.889 149.889 Greijdanus College 294.409 2.831 294.424 249.128 203.832 155.705 110.409 110.409 110.409 110.409 Carmel College Salland 190.208 2.470 190.190 175.370 163.020 148.200 133.380 133.380 133.380 133.380 70.163 2.064 70.176 55.728 43.344 28.896 14.448 14.448 14.448 14.448 347.348 2.944 347.392 326.784 303.232 282.624 259.072 259.072 259.072 259.072 De Noordgouw Landstede Agnieten/ de Boog Almere College Ichthus College Greijdanus College Openbaar Onderwijs Zwolle (VO) Totaal lgf De Noordgouw AOC De Groene Welle Openbaar Onderwijs Zwolle (VO) 1.887.245 86 Totaal 1.877.245 Ambulante ondersteuning 1.877.350 14/15 Vereveningsritme Lgf 683 "Norm" 406 Streefaantallen 1.695.817 1.512.444 1.324.928 1.134.609 1.134.609 1.134.609 1.134.609 2015/16 2016/17 2017/18 2018/19 2019/20 2020/21 2020/21 100% 90% 75% 60% 30% 0% 0% 683 655 614 572 489 406 406 ll-aantallen 1-10-2013 De Noordgouw 1.176 130.783 125.422 117.571 109.529 93.635 77.742 77.742 Landstede 1.486 165.203 158.430 148.513 138.354 118.278 98.202 98.202 Agnieten/ de Boog 4.376 486.600 466.652 437.441 407.519 348.386 289.253 289.253 Almere College 1.977 219.807 210.796 197.601 184.084 157.373 130.661 130.661 Ichthus College 2.932 326.013 312.648 293.077 273.030 233.412 193.794 193.794 Greijdanus College 2.105 234.042 224.447 210.398 196.006 167.564 139.123 139.123 Carmel College Salland 2.922 324.901 311.581 292.077 272.098 232.615 193.133 193.133 423 47.042 45.113 42.290 39.397 33.680 27.963 27.963 4.726 525.579 504.033 472.483 440.163 376.293 312.423 312.423 2.459.969 2.359.121 2.211.451 2.060.179 1.761.237 1.462.295 1.462.295 AOC De Groene Welle Openbaar Onderwijs Zwolle (VO) 22.120 87 Middelen beschikbaar voor leerlingen met ontwikkelingsperspectief in het VO/VSO Om de begroting van het smw sluitend te krijgen, moet de beschikbare middelen met onderstaande berekening verminderd worden. Het is daarna aan de scholen om meer of minder te gaan verwijzen. Bij meer verwijzingen wordt deze in rekening gebracht bij de desbetreffende school; bij minder verwijzingen, worden deze uitbetaald aan de school. Het aantal VSO leerlingen zal circa 750 moeten bedragen. Het aantal nu 1200 Instroom vanuit po 200 Vaste/granieten bestand 300 Saldo zware ondersteuning -371.187 -348.425 -794.615 -1.494.860 -2.758.672 -4.022.483 -4.022.483 Minder instroom vanuit VO -41 -38 -87 -164 -303 -442 -442 2015/16 2016/17 2017/18 2018/19 2019/20 2020/21 2021/22 Bedrag per ll 9.093,51 ll-aantallen 2014/15 1-10-2013 De Noordgouw 1.176 -19.734 -18.524 -42.245 -79.474 -146.664 -213.854 -213.854 Landstede 1.486 -24.928 -23.399 -53.364 -100.389 -185.263 -270.136 -270.136 Agnieten/ de Boog 4.376 -73.424 -68.921 -157.181 -295.694 -545.686 -795.677 -795.677 Almere College 1.977 -33.167 -31.133 -71.002 -133.571 -246.497 -359.423 -359.423 Ichthus College 2.932 -49.192 -46.176 -105.308 -198.110 -365.599 -533.088 -533.088 Greijdanus College 2.105 -35.315 -33.149 -75.600 -142.221 -262.460 -382.700 -382.700 Carmel College Salland 2.922 -49.025 -46.018 -104.949 -197.434 -364.352 -531.270 -531.270 423 -7.098 -6.663 -15.195 -28.586 -52.754 -76.922 -76.922 4.726 -79.305 -74.442 -169.772 -319.381 -589.398 -859.415 -859.415 22.120 -371.187 -348.425 -794.615 -1.494.860 -2.758.672 -4.022.483 -4.022.483 AOC De Groene Welle Openbaar Onderwijs Zwolle (VO) Totaal 88 2014/15 Totaal VSO ll-aantallen 2014/15 2015/16 2016/17 2017/18 2018/19 2019/20 2020/21 2021/22 11.896.976 11.919.738 11.473.547 10.773.302 9.509.491 8.245.680 8.245.680 2015/16 2016/17 2017/18 2018/19 2019/20 2020/21 2021/22 1-10-2013 De Noordgouw 1.176 632.497 633.708 609.986 572.758 505.568 438.378 438.378 Landstede 1.486 798.958 800.487 770.522 723.496 638.623 553.750 553.750 Agnieten/ de Boog 4.376 2.353.310 2.357.812 2.269.553 2.131.039 1.881.048 1.631.057 1.631.057 Almere College 1.977 1.063.037 1.065.071 1.025.202 962.633 849.707 736.781 736.781 Ichthus College 2.932 1.576.672 1.579.689 1.520.556 1.427.755 1.260.266 1.092.776 1.092.776 Greijdanus College 2.105 1.131.880 1.134.046 1.091.595 1.024.974 904.734 784.495 784.495 Carmel College Salland 2.922 1.571.294 1.574.300 1.515.369 1.422.884 1.255.966 1.089.049 1.089.049 423 227.505 227.941 219.408 206.017 181.850 157.682 157.682 4.726 2.541.822 2.546.685 2.451.355 2.301.746 2.031.729 1.761.713 1.761.713 22.120 11.896.975 11.919.739 11.473.546 10.773.302 9.509.491 8.245.681 8.245.681 AOC De Groene Welle Openbaar Onderwijs Zwolle (VO) Totaal 89 Recapitulatie per bestuur (gewijzigd beleid) De Noordgouw Middelen beschikbaar voor leerlingen met ontwikkelingsperspectief in het VO/VSO Nieuw in te richten begeleiding AB (incl. Afbouw) Rugzakgelden schooldeel (ex LGF incl afbouw) Verdeling lichte ondersteuning Totaal Landstede Middelen beschikbaar voor leerlingen met ontwikkelingsperspectief in het VO/VSO Nieuw in te richten begeleiding AB (incl. Afbouw) Rugzakgelden schooldeel (ex LGF incl afbouw) Verdeling lichte ondersteuning Totaal Agnieten/ de Boog Middelen beschikbaar voor leerlingen met ontwikkelingsperspectief in het VO/VSO Nieuw in te richten begeleiding AB (incl. Afbouw) Rugzakgelden schooldeel (ex LGF incl afbouw) Verdeling lichte ondersteuning Totaal Almere College Middelen beschikbaar voor leerlingen met ontwikkelingsperspectief in het VO/VSO Nieuw in te richten begeleiding AB (incl. Afbouw) Rugzakgelden schooldeel (ex LGF incl afbouw) Verdeling lichte ondersteuning Totaal 2014/15 2015/16 2016/17 2017/18 2018/19 2019/20 2020/21 2021/22 97.712 97.684 195.396 632.497 130.783 91.408 101.031 955.719 633.708 125.422 85.104 102.312 946.546 609.986 117.571 75.648 102.312 905.517 572.758 109.529 69.344 102.312 853.943 505.568 93.635 69.344 102.312 770.859 438.378 77.742 69.344 102.312 687.776 438.378 77.742 69.344 102.312 687.776 127.724 123.393 251.117 798.958 165.203 120.820 127.620 1.212.601 800.487 158.430 113.916 129.239 1.202.072 770.522 148.513 107.012 129.239 1.155.286 723.496 138.354 100.108 129.239 1.091.197 638.623 118.278 100.108 129.239 986.248 553.750 98.202 100.108 129.239 881.299 553.750 98.202 100.108 129.239 881.299 352.152 363.450 715.602 2.353.310 486.600 311.148 375.902 3.526.960 2.357.812 466.652 272.556 380.669 3.477.688 2.269.553 437.441 231.552 380.669 3.319.215 2.131.039 407.519 190.548 380.669 3.109.774 1.881.048 348.386 190.548 380.669 2.800.650 1.631.057 289.253 190.548 380.669 2.491.526 1.631.057 289.253 190.548 380.669 2.491.526 171.277 164.178 335.455 1.063.037 219.807 156.762 169.802 1.609.408 1.065.071 210.796 139.344 171.956 1.587.166 1.025.202 197.601 124.829 171.956 1.519.587 962.633 184.084 107.411 171.956 1.426.084 849.707 157.373 107.411 171.956 1.286.446 736.781 130.661 107.411 171.956 1.146.809 736.781 130.661 107.411 171.956 1.146.809 90 Ichthus College Middelen beschikbaar voor leerlingen met ontwikkelingsperspectief in het VO/VSO Nieuw in te richten begeleiding AB (incl. Afbouw) Rugzakgelden schooldeel (ex LGF incl afbouw) Verdeling lichte ondersteuning Totaal Greijdanus College Middelen beschikbaar voor leerlingen met ontwikkelingsperspectief in het VO/VSO Nieuw in te richten begeleiding AB (incl. Afbouw) Rugzakgelden schooldeel (ex LGF incl afbouw) Verdeling lichte ondersteuning Totaal Carmel College Salland Middelen beschikbaar voor leerlingen met ontwikkelingsperspectief in het VO/VSO Nieuw in te richten begeleiding AB (incl. Afbouw) Rugzakgelden schooldeel (ex LGF incl afbouw) Verdeling lichte ondersteuning Totaal AOC De Groene Welle Middelen beschikbaar voor leerlingen met ontwikkelingsperspectief in het VO/VSO Nieuw in te richten begeleiding AB (incl. Afbouw) Rugzakgelden schooldeel (ex LGF incl afbouw) Verdeling lichte ondersteuning Totaal Openbaar Onderwijs Zwolle (VO) Middelen beschikbaar voor leerlingen met ontwikkelingsperspectief in het VO/VSO Nieuw in te richten begeleiding AB (incl. Afbouw) 226.303 243.505 469.808 1.576.672 326.013 208.669 251.847 2.363.201 1.579.689 312.648 188.096 255.041 2.335.473 1.520.556 293.077 170.462 255.041 2.239.136 1.427.755 273.030 149.889 255.041 2.105.714 1.260.266 233.412 149.889 255.041 1.898.607 1.092.776 193.794 149.889 255.041 1.691.499 1.092.776 193.794 149.889 255.041 1.691.499 294.424 174.810 469.234 1.131.880 234.042 249.128 180.799 1.795.849 1.134.046 224.447 203.832 183.092 1.745.417 1.091.595 210.398 155.705 183.092 1.640.789 1.024.974 196.006 110.409 183.092 1.514.480 904.734 167.564 110.409 183.092 1.365.799 784.495 139.123 110.409 183.092 1.217.118 784.495 139.123 110.409 183.092 1.217.118 190.190 242.660 432.850 1.571.294 324.901 175.370 250.988 2.322.552 1.574.300 311.581 163.020 254.171 2.303.072 1.515.369 292.077 148.200 254.171 2.209.817 1.422.884 272.098 133.380 254.171 2.082.533 1.255.966 232.615 133.380 254.171 1.876.132 1.089.049 193.133 133.380 254.171 1.669.732 1.089.049 193.133 133.380 254.171 1.669.732 70.176 74.000 144.176 227.505 47.042 55.728 36.340 366.615 227.941 45.113 43.344 36.801 353.199 219.408 42.290 28.896 36.801 327.395 206.017 39.397 14.448 36.801 296.663 181.850 33.680 14.448 36.801 266.779 157.682 27.963 14.448 36.801 236.894 157.682 27.963 14.448 36.801 236.894 2.541.822 525.579 2.546.685 504.033 2.451.355 472.483 2.301.746 440.163 2.031.729 376.293 1.761.713 312.423 1.761.713 312.423 91 Rugzakgelden schooldeel (ex LGF incl afbouw) Verdeling lichte ondersteuning Totaal 347.392 392.565 739.957 326.784 406.013 3.800.199 303.232 411.162 3.765.112 282.624 411.162 3.617.624 259.072 411.162 3.412.143 259.072 411.162 3.078.256 259.072 411.162 2.744.370 259.072 411.162 2.744.370 92 93
© Copyright 2024 ExpyDoc