Nieuwsbrief - Floricultura

Nieuwsbrief
The orchid professionals since 1933
JAARGANG 32 NR. 1 | VOORJAAR 2014
Opkweek van
Phalaenopsis in pluggen
1
Opkweek van
Phalaenopsis in
pluggen
4
Goed water, de
basis van een
gezond leven!
6
9
Cymbidium
Gewasbescherming,
zonde van
het geld?
Start vanuit de tray
Sinds de start en ontwikkeling van opkweek van Phalaenopsis
in de plug, is er bij Floricultura al veel ervaring opgedaan. Je
hebt een bepaald idee en denkwijze waar je naar toe wilt, wat
voor een goede plantengroei bevorderlijk is. Het doel is om de
groei en verwerking in ons bedrijf en bij de kwekers en de volgende schakels in de keten, op een hoger peil te brengen. Je
weet dat als de eindgebruiker de voordelen ziet en dit afweegt
tegen hetgene dat al op de markt is, een ontwikkeling als
pluggen in een stroomversnelling kan komen.
De laatste jaren hebben we gezien dat het afstemmen van de
voeding, de hoeveelheid water, het moment en de manier van
gieten, bepalend zijn voor de groei van wortels in de pluggen
tray. Het is ook bekend dat een doordachte watergeefstrategie, voor het grootste gedeelte, de start en opkweek van
Phalaenopsis bepaalt. Het is om die reden dan ook niet voor
niets dat er vanaf het allereerste moment is gekozen voor een
totaalconcept bestaande uit kokos, een mandpotje, verschillende traymaten, waar een teeltmethode op wordt afgestemd. We
hebben gezien dat als water te snel draineert, planten te kort
de tijd krijgen om hiervan voldoende op te nemen. Hierdoor
neemt de ongelijkheid binnen de partij toe. Aangezien je ervaring hebt met een al bestaand concept, ga je bovendien na
hoe je planten bovengronds ook weer zo snel mogelijk droog
kunt krijgen. Dit weer met het oog op de planttemperatuur
en verandering in vocht en temperatuur in de kas. Het eerder inzetten en eventueel verhogen van de onderbuis is een
kostbare methode. Als je geen uitvloeier gebruikt, dan bekijk
je hoe je verder aanpassingen kunt maken. Het aanbrengen
en aanpassen van gaten bovenop en onderin de tray, hebben
inmiddels ertoe geleid dat de snelheid van waterafvoer beter
onder controle is en bovengrondse delen, zelf sneller drogen
als bij verspeenbakplanten.
lees verder op pagina 2
We hebben ook met het nieuwe substraat moeten leren werken en met de eigenschappen daarvan. Kokos is door zijn
hoge capillaire werking snel vochtig, maar door de luchtigheid
van het materiaal ook weer snel droog. Een niet onbelangrijke
eigenschap in een teelt, waar met name de wortelgroei wordt
bepaald door een actief klimaat en snelheid van afdroging.
We zien nu dat, net als in de verspeenbak, we met regelmaat
na 4-5 dagen weer kunnen gieten. Kokos heeft de eigenschap elementen als Na, Cl en K gemakkelijk aan zich te
binden. Gezien de snellere groei, hebben we hier nog eerder
op in moeten spelen. Frequenter bemonsteren heeft er dan
ook toe geleid om bij afnemende lichthoeveelheden, meer te
spoelen en de planten weer gelijk te zetten. De verandering
van het plantmodel met meer opstaande bladeren, leidt ertoe
dat de plant meer licht krijgt en hier efficiënter mee omgaat.
Dit maakt bladeren korter, minder bedekte bladeren, met als
gevolg een snellere afsplitsing van het volgende blad. De teelt
komt hiermee bij ons op een niveau dat kleinere maar compactere planten worden opgekweekt, waar minimaal een blad
extra op zit. Dit is qua plantmaat niet te vergelijken met de
verspeenbakplant, oftewel appels met peren vergelijken. Een
nieuw concept waar je uiteindelijk ook de meerwaarde van
moet inzien en dat in de praktijk al steeds beter zijn waarde
aan het bewijzen is.
En zo gaat het straks ook bij u in de opkweek!
Opkweek in bark
Start en sturing vanaf oppotten
Door middel van testpartijen gaan wij naar behoefte, wens en
ervaring van de klant, die er inmiddels ook van is overtuigd
dat voor deze teelt een verenkeld systeem, met het oog op
uniformiteit en automatisering, de toekomst is. Ondanks de
verschillende manieren van telen, met betrekking tot kleursegmenten, plantmaten, snelheid van weg groei die kunnen
bepalen wanneer je oppot, komt er nu meer kwaliteit met een
kortere teeltduur. Dit is te bereiken door de teelt nauwkeuriger
te volgen, vanaf het moment van ontvangst tot afleveren bij de
volgende schakel in de keten.
Zoals bekend en gezien de uitvoerbaarheid in de praktijk, is
iedere uitzondering in de teelt een extra handeling. Poot plugplanten na ontvangst direct op of geef bij voorkeur de pluggen
twee dagen voor het oppotten voor de laatste keer water. Je
start met een droger gewas en de vochtigheid van de plug
komt dan dichter bij die van de bark te liggen. Zo realiseer je
een zo klein mogelijk verschil in vocht tussen beide substraten. Aangezien je nu een plant gaat oppotten met substraat, is
het voor het loskomen van de wortel uit de plug bevorderlijk
de afdroging van de kokos verder te stimuleren. Na het potten
van de plugplanten deze niet direct aangieten, maar één dag
later aangieten dan gebruikelijk met planten die opgepot zijn
uit de verspeenbakken.
De vraag waarom er zoveel nadruk wordt gelegd op gieten,
is dat wij zien dat dit veelal nog kan worden uitgesteld. Een
antwoord hierop kan teruggevonden worden in het feit dat nog
vochtig bark aanwezig is waar het de wortels in de pot omsluit.
Haal een plant uit de pot en bekijk de bark om de wortel! Dit
zorgt ervoor dat de wortels langer op spanning kunnen blijven.
Over watergift en voeding, leest u verderop in deze nieuwsbrief meer.
Phal. ‘233280’ ®
2
Het is een manier van starten dat voorkomt dat substraat
te lang vochtig blijft. In de opkweek kan afhankelijk van de
omvang van de partij, veelal geen uitzondering meer worden
gemaakt. Toch zou je graag op een manier willen gieten om
te voorkomen dat er verschillen ontstaan tussen herkomst
van stek. Een oplossing is dan bijvoorbeeld de droging van
verspeenbakplanten te remmen. Dit kan door een acryldoek
onder de potten te leggen en dit bij plugplanten niet te doen.
De vochtigheid tussen partijen komt dan dichter bij elkaar te liggen. Bij grote partijen pluggen kan er ook makkelijker gestuurd
worden met een apart kraan vak. We hebben gezien dat met
behulp van een ondernet van minimaal 45°C en 3 tot 6 liter/m2,
afhankelijk van de gietfrequentie, iedere 3-4 dagen in de eerste 6 weken, de wortels voldoende op spanning blijven en de
bovenlaag blijft. Wat heb je aan een doordrenkte pot waar geen
wortels zijn, wat alleen maar meer energie kost om deze weer
te drogen. Vergelijk dit met het hardlopen op versleten schoenen en gaan voor de beste tijd, niet onmogelijk, maar…
Door gematigd met water te starten komt de halswortelontwikkeling op gang waarmee de plant zich meteen vastzet.
Bestaande en nieuwe wortels worden met het actieve ondernet op deze manier naar beneden “getrokken”. Wij zien 6 tot
8 weken na de start, met het op gang komen van de wortelgroei, veelal geen verschil meer tussen verspeenbak en plug.
Denk ook aan de verhouding in de pot tussen de plug en de
bark, dat door groei van de wortels in de bark steeds kleiner
wordt. In het tweede deel van de opkweek is een vergelijkbaar
effect te zien als bij ons na het sorteren. Een sterke toename
van de wortelgroei, waarmee de langzame groei na het oppotten meer dan goed wordt gemaakt!
Meerwaarde voor de teelt
Al enkele jaren testen wij plugplanten naast verspeenbakplanten. Wij hebben gezien en gemeten dat plugplanten uiteindelijk
sneller, uniformer en met meer bladeren de koelbare maat
bereiken. Drie weken teeltduurverkorting is geen uitzondering.
Samen met de klanten die al hebben gekozen voor de plug,
denken wij dat het pluggensysteem in de toekomst grote voordelen gaat brengen voor de Phalaenopsis teelt.
C/N-verhouding in bark
De verhouding tussen koolstof en stikstof in de bark, een
veel gebruikt mengsel in diverse orchideeëngeslachten, is
bepalend voor de omzettingssnelheid van stikstof en de vertering van substraat. Gezien de teeltduur van Orchideeën in
het algemeen, is het belangrijk dat het substraat luchtig blijft
en voldoende zuurstof blijft bevatten. Voor de epifytische
Phalaenopsis geldt dat deze zijn vocht voornamelijk opneemt
tijdens het gieten!
Bark afkomstig uit de zuidelijke landen is harder en verteert
minder snel dan bark afkomstig uit minder lichtrijke gebieden.
Eenvoudigweg te verklaren doordat bij meer licht en hogere
temperaturen meer droge stof wordt aangemaakt (koolstof)
dan stikstof. Stikstof wordt vastgelegd in organische stof. De
herkomst speelt dus een rol, maar ook de toevoeging en het
gebruik van stikstofhoudende meststoffen als Ureum. Deze
meststof die niet meetbaar is in EC, geef je ongemerkt te veel.
De omzetting verloopt eerst naar ammonium en afhankelijk
van licht en temperatuur naar nitraat. Het zijn ook weer de
temperatuur en lichthoeveelheid die tezamen met de stikstof
bepalen hoe snel stikstof wordt vastgelegd in organisch materiaal. Hiervan kan vervolgens de grond snel dichtslempen.
Hoe hogere temperatuur en hoe meer licht, hoe sneller de
omzetting gaat. De bark verteert sneller, waardoor de hoeveelheid stikstof in het substraat snel toeneemt. Dit verloopt van
Ureum/NH2
Ammonium/NH4 ( Nitraat/NO3), met kans op
welig gewas en uitval door bacteriën en schimmels. Tijdens de
teelt kan er sneller worden gestuurd op de C/N-verhouding,
dan wanneer extra meststoffen al vanaf het begin aan bark
worden toegevoegd. Vergelijk dit met een te snelle start, waarna je vóór de finish jezelf vrijwel zeker tegenkomt!
Uit de praktijk is bekend dat waarde boven de 50 de beschik-
Phal. ‘Magic Art’ ®
baarheid van stikstof voor de plant remmen. Wanneer je na
de start een verhouding C/N van 150-200:1 hebt, zie je na
4-5 maanden opkweek dat door een kleinere verhouding de
stikstof is vastgelegd door de bark. Dit heeft tot gevolg minder
droge stof aanmaak (koolstof) en vastlegging van stikstof in
organisch materiaal zoals bark! 28-14-14 bevat weer meer
Ureum dan 20-20-20, dat weer meer bevat dan 7-11-27, waarmee de hoeveelheid stikstof weer kan worden gecorrigeerd.
Wij zien in de praktijk dat er ook wordt gestart met extra stikstof en voorraadmeststoffen, die gek genoeg worden gebruikt
als basisbemesting voor een jaar teelt. Dit heeft als gevolg
dat bij te weinig liters, drain EC’s tot 2.5-3.0 mS/cm kunnen oplopen. Het gewas groeit tevens uit verhouding, meer
bovengrondse groei dan wortelvorming. Uit eerder onderzoek
bij Floricultura is al gebleken dat deze planten niet meer in te
halen zijn t.o.v. planten die onder stabiele omstandigheden bij
een gift van 0.8-1.0 EC zijn weg gegroeid. Een hoge EC wordt
veroorzaakt doordat meststoffen in de bark niet snel uitspoelen en ionen moeilijker door de wortel worden opgenomen.
3
De hoge concentraties leiden vervolgens tot een hoog zoutgehalte, zichtbaar aan de witverkleuring van bark. Een hoge
EC gaat samen met een lage pH. Ureum wordt omgezet in
ammonium wat tot verzuring leidt. Om inzicht te krijgen hoe
zouten worden gebonden, hoe zout het om de wortels is, kunt
u zich voorstellen dat voor een analyse, al driemaal zoveel
water nodig is dan bark om gedurende 24 uur de ionen in
oplossing te brengen. De werkelijke zoutconcentratie van de
bark ligt dus in werkelijkheid vele malen hoger dan met een
EC-meter in de bark gemeten!
Nadelen
 Planten nemen minder makkelijk water en voeding op;
 G
estopte en stompe wortelpunten en vorming
van zijwortels;
 Te weinig nieuwe hartbladeren;
 Substraat droogt minder snel op;
 Ongelijkheid neemt toe;
 Meer wortels buiten de pot;
 Verstening van de tak;
 Guttatie;
 Uitval door Fusarium.
Schoonwater is de oplossing, om bark gebonden ionen weer
opneembaar te maken voor de wortel. Feitelijk geef je dus
geen schoonwater maar een lager EC. Dit is meetbaar aan
de drain EC, die dan door uitgespoelde 2-waardige (2+)ionen,
soms zelfs hoger kan zijn! Dit heeft naar ons idee meer effect
dan gieten met een lagere EC, omdat dit minder ionen in
oplossing brengt dan volledig schoonwater. Wij zien werkelijk
het gewas en de wortels ervan opfrissen, een verademing
voor de volgende opname van de plant! Zie het als werken
onder minder stress! Afhankelijk van de wortelvorming en de
hoogte van de drain EC kan dit worden herhaald, of weer starten met (een lagere) voeding.
Resultaat
 Gestrekte (paarse) wortelpunten;
 Zichtbaar meer jonge hartbladeren;
 Meer (hals)wortelvorming;
 Dunnere wortels;
 Wortels blijven IN de pot;
 Glans op het blad;
 Plant kan beter met het licht omgaan.
Goed water, de basis van
een gezond leven!
Wie orchideeën wil telen, moet goed water tot zijn beschikking
hebben. Zonder goed water is een goede orchideeëncultuur
niet mogelijk. Wat dat betreft hebben wij in het verleden veel
potentiële kwekers moeten teleurstellen dat ze beter geen
orchideeën konden telen vanwege het feit dat ze geen goed
water tot hun beschikking hadden. Het maakt niet uit welke
orchidee er wordt geteeld.
Maar wat is goed water? Het antwoord is vrij simpel: regenwater! Liefst vers uit de lucht gevallen. Dat bevat geen zouten en
wel heel veel zuurstof. Ook smeltwater uit de bergen is perfect.
Echter er valt niet overal voldoende regen en als er regen
valt, is de verdeling over het jaar ongelijk. Dus wateropvang
in bassins kan een groot deel van dit probleem oplossen.
In Nederland wordt dit het meest toegepast. Helaas is de
beschikbare ruimte voor een dergelijke opslag vaak beperkt.
Afhankelijk van de teelt en het gebruik zijn er normen opgesteld voor benodigde opslag in kubieke meter per ha.
Milt. ‘13443’ ® Lady Snow x Second Love
4
Voor Cymbidium snij geldt bijvoorbeeld 25% van de oppervlakte in kubieke meters opslag. Voor Phalaenopsis moet dit
meer zijn, gezien het hogere verbruik. Meestal is er onvoldoende grond beschikbaar voor aanleg van opslagbassins.
Dan kan worden gekozen voor opslag in de kas onder de
tafels c.q. vloer. Let daarbij wel op dat er geen drain of lekkage
water in dit bassin kan komen.
Nadeel van dit alles, is dat het water nooit vers is, en helemaal
niet als het in de kas onder de cultuurtafels of vloer wordt
opgevangen. Het water komt stil te staan, wordt hoger in temperatuur en het wordt als het ware “dood water”. Zolang de
wind er nog invloed op heeft door golfslag valt het nog mee,
maar afgedekt met anti-algdoek of onder de vloer maakt het
dit onmogelijk.
Er zijn ook bedrijven en/of plaatsen in de wereld waar gebruik
van regenwater haast niet mogelijk is. Men is dan aangewezen
op het gebruik van uitsluitend osmosewater. Het osmosewater
moet wel altijd aan een aantal eisen voldoen. Niet alleen het
totale zoutgehalte moet voldoende laag zijn (0,1-0,2 EC) maar
ook gehaltes zoals natrium, chloor, bicarbonaat, ijzer en borium
moeten voldoende laag zijn. Bicarbonaat kan nog door aanpassing in de voedingsschema’s worden opgevangen, ijzer
door middel van beluchting, maar borium wordt nog wel eens
over het hoofd gezien. Er zijn plekken waar het boriumgehalte
voldoende laag is, maar op andere locaties kan het veel te
hoog zijn. Analyses moeten dat uitwijzen. Als het boriumgehalte
te hoog is, moet er een apart filter voor worden aangeschaft.
Vaak zien we in de zomer de temperatuur van het water in
deze bassins oplopen. Denk maar eens aan de meren en
plassen met warm weer. De bovenlaag is lekker warm terwijl
het 1,5 meter dieper kouder wordt. Als het bassin voldoende
diep is en de aanzuigleiding ook diep zit, is het water nog
altijd koel. Maar als het water 20°C of warmer wordt, verdwijnt
de zuurstof uit het water en boven de 25°C bevat het zo weinig
zuurstof, dat het voor planten ongezond wordt. De gevarengrens is bereikt als het te anaeroob wordt en dat hierdoor
uitval optreedt, als gevolg van verstikking.
Schoonmaken
Dit warmer worden van het bassinwater wordt versterkt als
het lang droog blijft en er tussentijds ook geen aanvulling van
osmosewater plaatsvindt. Bovendien maken te veel kwekers
hun bassin nooit schoon, waardoor na een aantal jaren een
laag slib zich op de bodem heeft opgehoopt. U kunt zich
voorstellen hoe vers het water is als er een laag slib op de
bodem van het bassin ligt en de waterhoogte erboven een
halve meter of minder is. Dat slib is afkomstig van stof dat
op het kasdek ligt en met het regenwater in het bassin komt.
Dat geeft garantie op narigheid. Bovendien is de kans op
verstopping van druppelaars en sproeiers kleiner en werkt
een hogedruk UV-ontsmetter en chloordioxide-apparatuur ook
beter met schoon en helder uitgangswater. Advies is dan ook
om elke twee jaar het bassin te reinigen.
Osmose
Een goede aanvulling is het toepassen van omgekeerde
osmose waarbij van grondwater met een hogere zoutconcentratie water met een lagere zoutconcentratie kan worden
gemaakt. Er kan dan in tijden van schaars regenwater/heet
weer de combinatie worden gemaakt van regen- en osmosewater, zodat er altijd goed water met lage EC voorhanden is
om het bassin tot voldoende diepte te kunnen bijvullen, gebaseerd op dagelijkse behoefte.
Phal. ‘332060’ ®
Als er te lang een te hoge boriumwaarden worden meegeven,
leidt dit bij Cymbidium bijvoorbeeld tot kortere en stuggere
takken, fijner gewas en minder takken. Bij Phalaenopsis zien
we rode bladranden en in jongere planten wat matige groei.
Dit is niet van een keer te veel, maar weken lang. In warmere
landen zien we dit probleem ontstaan bij Phalaenopsis planten
die in het voorjaar worden geplant en gedurende de zomer bij
gebrek aan regenwater alleen osmosewater krijgen.
De norm voor Borium is maximaal ca. 8-10 micro mol/liter in
de gift, terwijl de bron 80 micro mol/liter geeft en na filtratie
20-40, afhankelijk van filters. Ons idee is dat 15 micromol (is
50% boven de gift) al niet goed is. Een keer te veel is het probleem niet, wel in de duur hiervan.
Beluchten
Osmosewater moet worden belucht. In ondergronds water
kan meer of minder methaan zitten. Dit gas moet uit het water
worden gehaald door het te beluchten. Er zijn systemen waarbij je het methaangas kunt ruiken. De simpelste oplossing is
door het water via een goot van een paar meter gevuld met
marmerbrokjes te laten lopen en te laten vallen op een plateau
alvorens het in het bassin wordt opgeslagen.
5
Temperatuur
Zoals eerder gezegd, speelt de temperatuur van het water
ook een rol. Als dit te warm is, zit er te weinig zuurstof in. Dit
leidt vooral in de zomer als de temperatuur van het gietwater
stijgt, tot toename van ziektes. In Cymbidium zie je toename
van uitval. Als je de planten laat onderzoeken, is het meestal
Fusarium, Pythium of Phytophthora. Bestrijden helpt weinig.
Echter als je het water afkoelt door een koelmachine (oude
melkkoelmachine) tot 12-15°C, dan maken ziektekiemen hierin
geen kans en bevat het meer zuurstof. Er zijn ervaringen in
de praktijk die laten zien dat uitval sterk afneemt in de zomermaanden met gekoeld water. Er bestaan nog wel enkele
waterbehandelsystemen zoals vitalizers, beluchters, sonartrillers magnetisme enzovoorts, maar wij kennen daar de effecten
niet van om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Het gebruik
van een Aqua-Hort werkt alleen met goed water waarin de
meststoffen zijn opgelost waardoor uitval in diverse teelten kan
worden voorkomen.
Nevelinstallaties
Tot nu toe hebben we alleen punten aangehaald die betrekking hebben op de watergift aan de planten, maar er is
ook water nodig voor nevelinstallaties die op steeds meer
bedrijven in meer teelten verschijnen. Toenemende kennis
over kasklimaat en optimale groeiomstandigheden heeft ons
geleerd dat de luchtvochtigheid moet worden verhoogd met
toenemend lichtniveau. Ook bij hogere temperaturen moet de
luchtvochtigheid worden verhoogd om de plant nog te kunnen
laten assimileren. Bij Miltonia is 65% bij ca. 20°C en 4.000 lux
goed, maar wordt de lichthoeveelheid naar 8.000 lux gebracht,
dan zal de RV naar ca. 80% moeten, wil de plant blijven
assimileren. Ook bij Phalaenopsis is verhoging van de luchtvochtigheid belangrijk bij meer licht en hogere temperaturen.
Bij Cymbidium geldt dit ook, maar de nevel kan ook worden
gebruikt voor koeling van het klimaat overdag. Op warme
dagen kan de gemiddelde temperatuur over 24 uur met 1°C
worden verlaagd, maar tijdens de warme periode overdag
van ca. 8 uur gemiddeld met 3°C. Daarvoor moet goed water
worden gebruikt waar geen bicarbonaat in zit. Zit dat er wel in,
dan zie je een kalkachtige neerslag op bladeren ontstaan, bladeren worden smerig en lelijk. Dat krijg je er niet af. Maar niet
alleen neerslag op bladeren, ook op alle onderdelen in de kas.
Dus ook op lampen, lampkappen, verwarmingsbuizen. Dus
schoon water is ook essentieel voor een goede nevelinstallatie. Helaas hebben we deze verkalking al verschillende malen
in de praktijk waargenomen.
Cymbidium
De productie in takken per m2 is dit jaar gemiddeld lager dan
het seizoen 2012-2013. Dat kenmerkte zich over het algemeen
door veel en kortere takken. Dat was het hele seizoen wel het
geval. Op een enkele uitzondering na, heeft dat bij de meeste
kwekers het gevolg dat er (te) weinig scheuten worden aan-
Cym. ‘Diona’
6
gelegd die voor de productie in het daaropvolgende seizoen
moeten zorgen. Beter gezegd: geen scheuten = geen takken!
De aanleg van scheuten wordt bepaald door temperatuur,
licht en voeding. Het makkelijkste worden scheuten aangelegd
onder meer licht (mooi weer). Dit geeft hogere temperaturen
(dat versterkt elkaar) en dat zorgt voor een hogere verdamping
(= wateropname), waardoor ook meer voeding wordt opgenomen. Als het aandeel stikstof in de voeding wordt verhoogd,
wordt dit vegetatieve effect versterkt. Echter, als er geen
zonlicht is (donker weer) zal door middel van de verwarming
moeten worden gezorgd voor meer scheuten waarbij een
beetje extra stikstof helpt. Dat kan natuurlijk tot begin oktober.
Daarna is er te weinig licht om dit voor elkaar te krijgen.
Najaar 2012 en voorjaar 2013 waren te donker en te koud.
Er is daardoor te weinig vegetatieve actie geweest waardoor
minder scheuten zijn aangelegd. Dat is de belangrijkste reden
voor de lagere productie dit seizoen. De takkwaliteit is gemiddeld wel zwaarder en beter en die combinatie heeft er zeker
Gemiddelde etmaaltemperatuur per maand De Bilt
2011
2012
2013
Normaal
20
15
10
5
0
jan
feb
mrt
apr
mei
juni
juli
aug
sept
okt
nov
dec
Bron: KNMI (De Bilt is centraal gelegen in Nederland)
300
Maandgemiddelde uren zon De Bilt
2011
2012
2013
Normaal
250
200
150
100
50
0
jan
feb
mrt
apr
mei
juni
juli
aug
sept
okt
nov
dec
Bron: KNMI
7
toe bijgedragen dat de prijzen beter zijn dan vorig seizoen. Als
we nu vooruitkijken naar het nieuwe seizoen, is het goed om te
kijken naar de weersomstandigheden van het laatste half jaar.
Dan zien we vanaf begin juli 2013 heel erg zonnig weer en dat
zonnige weer hebben we de hele tweede helft 2013 gehad.
Dat betekent meer scheutaanleg in het late sortiment, dat
een hoger takproductie zal geven in voorjaar 2015. 2015? Ja,
want deze scheuten zijn afgesplitst juli-augustus 2013, moeten
doorgroeien tot en met december 2013 waarna ze de koude
behandeling krijgen tot april 2014 of later en pas april-juni
2015 gaan bloeien. De verwachting op basis van scheutgroei
is nu al een hoge productie, wat door een mooie zomer 2014
kan worden versterkt.
Voor het midsortiment is de productie dit jaar normaal. De
takaanleg was feitelijk al gebeurd, maar door het koude voorjaar en de plotselinge weersomslag naar mooi weer in juli kan
dit hebben geleid tot bloemknopabortie omdat het te heet, te
droog, te licht is geweest.
Het vroege sortiment kun je in twee delen verdelen. Heel
vroeg augustus-september bloei en oktober-kerst. Het hele
vroege sortiment is wat vervroegd door het hele warme
weer in juli en augustus 2013, terwijl het deel dat wat later
moest bloeien iets is vertraagd door het hele warme weer.
Bloemtakknoppen kleiner dan 3-5 cm worden geremd of
geblokkeerd in takuitgroei bij heet weer, terwijl takken die langer dan 5-10 cm zijn juist veel sneller strekken. Echter voor het
hele vroege sortiment geldt wel dat het hele mooie zonnige
najaar tot meer scheutafsplitsing heeft geleid wat voor komend
seizoen tot een hogere productie zal leiden van het zeer vroege tot en met het Kerst sortiment. Ook de zachte winter heeft
voor gemiddeld hogere temperaturen gezorgd zodat gewassen niet stil zijn gezet door hele lage temperaturen.
Tips
Licht
Globaal kan worden gezegd dat de kwekers die het meeste
licht toelaten, de hoogste productie hebben en de betere
kwaliteit. Probleem is alleen dat veel licht in een kas tot hoge
temperaturen leidt. Dagtemperaturen boven de 27°C en of
etmaalgemiddelden boven de 22°C moeten worden voorkomen. Dat kan door verschillende manieren:
 Krijten
liefst zo dun mogelijk
 Schermen
liefst zo licht mogelijk
en nog lievermet buitenscherm
 Danpal
1 x per 10-20 minuten aantal seconden water over gewas spetteren
 Nevel
overdag als koelsysteem gebruiken, voorkom dat gewas nat slaat
 Dakberegening
alleen met goed water
 Airco
zie Nieuwsbrief van oktober 2006 op
www.floricultura.nl
 Pad en fan
in warmere landen
Spint
Spint treedt op bij warm droog weer en kan vrij hardnekkig
zijn en moeilijk te bestrijden. Feit is wel dat planten die stress
hebben, dus waar het klimaat, de wortelconditie en/of de voedingstoestand niet goed zijn, eerder last van spint hebben dan
planten waarbij alles in orde is. Een goed kasklimaat waar de
plant het prima naar zijn zin heeft, zal ook minder aantrekkelijk
zijn voor spint omdat het minder heet en droog is.
8
100% voorkomen kunt u het niet, maar regelmatige scouting
in combinatie met een goed klimaat biedt ook mogelijkheden
voor goede biologische bestrijding. In een wat vochtiger klimaat gedijen roofmijten nu eenmaal beter. Er zijn voorbeelden
dat biologie zelfs de winter overleeft en in het voorjaar de spint
direct weer kan aanpakken.
Als het uit de hand is gelopen en u moet chemisch bestrijden,
dan moet u dit zeker een drietal keren achter elkaar doen
met een interval van 5-7 dagen afhankelijk van de weersomstandigheden. Als het erg warm weer is, is de interval korter.
Bovendien is het dan ook geen prettig werk omdat het dan
ook warm is en het effect niet altijd afdoende is. Zie verder ook
het artikel hierna over bestrijding.
Slakken
Slakken blijven een groot probleem. U ziet ze niet, maar de
gevolgen wel. Zodra het warmer weer wordt, is regelmatig
slakkenkorrels strooien met verschillende middelen noodzakelijk. Als u pas gaat bestrijden wanneer u veel slakken ziet, dan
is het voor dit jaar al weer te laat. Dus preventief al medio april
starten en dan om de 3-4 weken herhalen. Regelmatig volgens gebruiksvoorschrift werken zet meer zoden aan de dijk
dan in een keer voor het hele jaar strooien.
Zorg bovendien voor onkruidvrije kassen, geen bladeren op
de grond laten liggen waar ze onder kunnen kruipen en droge
paden en ondergrond (wateropvang en afvoer) zorgen voor
een lagere infectiedruk.
Gewasbescherming,
zonde van het geld?
We ontkomen er niet aan om af en toe gewasbescherming toe
te passen. Helaas is het een noodzakelijk kwaad. Omdat het
in zijn algemeenheid in de orchideeën (gelukkig) nog meevalt
qua bestrijden, hebben we het hier niet over een gewoonte.
Dat is belangrijk om te weten want als iets een gewoonte is,
dan hoef je er vaak minder bij na te denken en doe je het op
de automatische piloot. Een goede bestrijding hangt af van
een aantal zeer belangrijke factoren, zoals:
De soort plaag, stadium en infectiedruk
 pleksgewijs of volvelds aanwezig
 waar op de plant aanwezig
De strategie
 biologisch
 chemisch
 geïntegreerd
Het scouten
 preventief en frequent
 ook na een bespuiting het resultaat controleren
Het middel
 breed werkend
 selectief
 afwisseling van middelen uit diverse chemische groepen
Het kiezen van de goede bestrijdingstechniek
 spuiten
 druppelen
 foggen / LVM / rooktabletten
 aangieten
Het tijdstip van bestrijden op de dag
 snel drogen van gewas
 lang nat blijven van gewas
 klimaat voor, tijdens en na een bestrijding
De werking
 contactwerking
 systemische werking
 langzame of directe doding
 welk stadium wordt bestreden
Het goed klaar maken van een middel
Zoals het met heel veel dingen is, je doet het goed of je doet
het niet. Wat namelijk nog veel te veel onderbelicht is, aansluitend op het laatste belangrijke punt, is het goed en wel
doordacht klaarmaken van een spuitvloeistof. Wist u dat de
temperatuur van de spuitvloeistof, de pH en het soort water
van enorme invloed zijn op het resultaat van uw bespuiting?
Cym. ’Sylvester’
9
Dat als u bassinwater gebruikt met een pH van 8, dat er dan
bestrijdingsmiddelen zijn die spontaan of binnen een paar uur
afbreken met als gevolg een (zeer) beperkt effect qua bestrijding. Daar gaat uw dure middel en dat is toch zonde van het
geld en de tijd? Streef dus naar een pH van de spuitvloeistof
die rond de pH van een blad ligt, een pH tussen de welbekende 5 en 6 (de pH concentratie van H+ ionen in een oplossing
is belangrijk, bij een pH 5 zitten er 1.000 maal meer H+ ionen
in een oplossing dan bij een pH 8). Als je dit realiseert, is het
natuurlijk niet raar dat een plant anders reageert qua opname
van het bestrijdingsmiddel of dat het effect van het middel hierdoor (mede) wordt bepaald. Vergelijk het maar met een druppel
koud water die snel van uw huid rolt omdat het lichaam hier
direct op reageert. Dat gebeurt ook als een druppel spuitvloeistof een blad raakt met een (te) afwijkende pH.
Phal. ‘Limelight’ ®
Wist u dat er (hulp)middelen zijn die zorgen voor een betere
opneembaarheid in de plant waardoor u nog maar de helft van
een bestrijdingsmiddel nodig heeft? Dat dit soort (hulp)middelen kunnen zorgen voor soms wel een 6x hogere (gemeten)
concentratie werkzame stof in de plant?
Een uitvloeier kan een betere bedekkingsgraad geven, maar als
aan het bestrijdingsmiddel al uitvloeier is toegevoegd, dan heeft
dat geen zin meer om het nog eens extra toe te voegen. Dan
zal het resultaat van de bestrijding juist minder zijn. Met extra
uitvloeier kan zelfs het gevaar op blad- en bloemverbranding
toenemen. Tevens zijn er “hechters” verkrijgbaar die zorgen dat
het middel juist beter op het blad blijft liggen en ook voor een
betere verdeling zorgen. Een proef bekijken waarin deze middelen zijn gebruikt en met kleurstof toegevoegd, doet menigeen
versteld staan en moet je dit een keer hebben gezien! Wie meet
wel eens de temperatuur van de spuitvloeistof? Het beste is een
temperatuur van tussen de 16-22°C. De pH van het bassinwater
moet dus ook worden gemeten en tevens de werkzame stoffen
in het te gebruiken bestrijdingsmiddel zitten. Kortom, het gaat
om een stukje bewustwording dat het resultaat van een bestrijding eigenlijk wordt bepaald door details!
We zien vaak dat dezelfde middelen worden gebruikt door
telers tegen bijvoorbeeld spint. Waarom werkt het bij de één
wel goed en is het resultaat bij de ander nihil? Een oorzaak
kan zijn dat sommige insecten in winterrust gaan (bijvoorbeeld spint) en dus bij de ene kweker al wel actief zijn door
temperatuurverhogingen en bij de andere kweker nog niet.
Bestrijding wordt een stuk effectiever als de spint niet meer in
winterrust is. Vergelijk het maar met het bestrijden van bepaalde luizensoorten als ze zich niet verplaatsen op de plant.
Het zit dus niet alleen het middel, de techniek of het stadium
waar het insect zich in bevindt, maar ook hoe een middel is/
wordt klaargemaakt.
10
Realiseer ook dat een middel dat al eerder is klaargemaakt
of dat er een restant wordt opgemaakt, minder effectief kan
zijn. De kans is aanwezig dat een middel (gedeeltelijk) is
afgebroken door licht en temperatuur. De mate van vervuiling
(organisch materiaal en/of elementen = hardheid van het
water!) heeft ook invloed op de effectiviteit van een middel. Het
gaat hier dus om allerlei randeffecten en voorwaarden, die wel
degelijk belangrijk zijn.
Het is duidelijk dat de overheid het gebruik van chemische
middelen steeds meer aan banden legt. Daarom moeten we
goed, efficiënt en zo slim mogelijk omgaan met de middelen
die we nog hebben. Zo zijn er gewasbeschermingsmiddelen
die schadelijk zijn voor de biologische bestrijders die u wellicht
toepast. Echter, dit soort middelen zijn soms alleen schadelijk
voor de volwassen bestrijders of alleen voor de eitjes en/of larven. In overleg kan dan besloten worden om toch dat middel te
gebruiken waarmee misschien de plaag net even een tik kan
worden toegebracht waarna het restant van de biologie dat niet
is bestreden, toch de plaag onder controle kan brengen. Dit is
heel lastig om te beslissen, maar uw adviseur heeft het waarschijnlijk al vaker meegemaakt.
De kennis bij adviseurs die in en om de gewasbeschermingsbranche werken, is echt enorm. Alleen dringt die kennis niet
altijd helemaal door tot in de praktijk. Als u twijfels hebt over de
werking van een bepaald middel, betrek deze mensen er dan
bij. De economische belangen zijn tegenwoordig te groot als
een bestrijding niet of niet goed is aangeslagen. Adviseurs zijn
wel dagelijks met gewasbescherming bezig. Doe er uw voordeel mee, betrek ze, liefst vooraf, maar ook bij een tegenvallend
resultaat. Ook van fouten kunt u een hoop leren.
Nieuw licht op Phalaenopsis
uit het daglicht worden gebruikt. Het moment van openen
van de huidmondjes is te meten met bladponsjes waaraan
de zuurgraad van het blad is te zien of er nog malaat
aanwezig is in het blad. Een simpele methode kan ook zijn
om de bladdikte te volgen. Wanneer de bladdikte afneemt,
is dit meestal door het openen van de huidmondjes. Het
blad verliest vocht en wordt daardoor dunner. Dit is bij de
plant te merken door het slap aanvoelen van het laatste
volledig uitgegroeide blad. In al deze gevallen moeten we
wel bedenken dat elk blad en elke cultivar een eigen verloop
heeft in hoeveelheid beschikbaar malaat voor de assimilatie.
De malaat voorraad in het blad is mede afhankelijk van de
hoeveelheid licht dat het blad in de voorgaande dag(en) heeft
ontvangen. Donkere dagen gevolgd door een lichte dag kan
problemen geven, omdat de plant een beperkte voorraad
CO2 heeft opgeslagen.Hierdoor zal op de lichte dag het blad
eerder slap kunnen gaan. Daarnaast is de vochtvoorziening
van de plant erg belangrijk. Is de lichte dag ook nog eens
op de laatste dag voor het watergeven, dan zal de plant nog
eerder stoppen met de assimilatie. Na een aantal lichte dagen
zal de malaat voorraad in het blad het grootste kunnen zijn.
Hoe groot de buffer aan malaat gemaakt kan worden met
licht is nog niet duidelijk, maar we hopen over niet al te lange
tijd een duidelijker beeld te krijgen. Wanneer de CO2-buffer
Phalaenopsis heeft een bijzondere vorm voor de fotosynthese,
genaamd CAM. Bij Phalaenopsis kan kooldioxide 's nachts
worden vastgelegd in malaat. Deze verbinding kan dan
overdag met behulp van lichtenergie verder worden verwerkt
zonder dat de huidmondjes open staan. Normaal wanneer
het weer licht wordt en de CO2-voorraad is gevuld, sluiten de
huidmondjes. De totale hoeveelheid opgeslagen CO2 noemen
we de “malaat pool”. Phalaenopsis kan dan weer assimilaten
aanmaken wanneer er licht is. De assimilatie start langzaam
aan op. Het is duidelijk dat bij bellichthoeveelheden boven de
60 µmol/m2/sec (ongeveer 5.000 lux) hogere hoeveelheden
beter na 1 tot 2 uur kunnen worden ingeschakeld. Direct 120
µmol/m2/sec levert een lange periode op met een (tijdelijke)
afname in het fotosyntheserendement. Aan het eind van
de dag zien we dat de huidmondjes van de bladeren weer
open gaan om CO2 op te nemen. Het onderzoek dat nu
plaatsvindt, laat zien dat de plant waarschijnlijk een maximale
hoeveelheid CO2 kan bufferen. Wanneer deze voorraad op
is, gaan de huidmondjes open om de voorraad te vullen.
De assimilatie ligt dan op een laag of zeer laag niveau.
Belichten onder deze omstandigheden is niet zinvol. Dit kan
in deze periode inhouden dat het startpunt van belichten
beter een of meerdere uren kan worden verlaat. Hiermee
hoeft geen elektriciteit te worden verbruikt en kan meer nut
Grafiek 1. Benut licht en lichtbelasting bij Phalaenopsis
140
Lichtbelasting
Benut licht
120
100
80
60
40
20
18:50
19:25
18:15
17:40
17:05
16:30
15:20
15:55
14:10
14:45
13:00
13:35
12:25
11:15
11:50
10:40
9:30
10:05
8:20
8:55
7:10
7:45
6:00
6:35
0
11
© Copyright Floricultura BV.
Gehele of gedeeltelijke overname is toegestaan op voorwaarde van bronvermelding. Onze informatie en adviezen worden met de grootst mogelijke zorg samengesteld, doch zijn te allen tijden vrijblijvend.
(malaat) in de nacht nog niet helemaal is gevuld, dan blijven
de huidmondjes open staan, ook al gaat het assimilatielicht
aan. Het rendement is dan erg laag. Een voldoende nachtrust
van tenminste 8 uur lijkt wenselijk om zo economisch mogelijk
de CO2-buffer in de plant te vullen. In grafiek 1 is te zien dat
op 23 februari 2014 in Heemskerk de plant al rond 14:45 uur
meer lichtbelasting laat zien. In de periode zie je ook dat de
bladdikte afneemt. De huidmondjes gaan open. Vanaf 14:30
uur zie je de lichtbelasting ten opzichte van de lichtbenutting
tot boven de 100% stijgt. De lichthoeveelheden zijn hetzelfde
als in de morgen. Op deze dag mag je achteraf concluderen
dat voor de assimilatie, extra belichting een laag rendement
oplevert. In de voorgaande twee dagen was er respectievelijk
16% en 25% minder licht. We weten niet of extra licht, als het
blad al slap gaat, zorgt voor een grotere CO2-buffer in de plant
voor de volgende dag. Daarnaast weten we ook nog niet na
hoeveel dagen met een grotere lichtsom de maximale buffer
aan CO2 kan worden bereikt.
Flower Trials®
10 - 13 juni 2014
Floricultura doet weer mee!
Wij presenteren een zo compleet
mogelijk beeld van het bestaande
en toekomstige sortiment van o.a
Phalaenopsis, Miltonia, Dendrobium Nobile,
Cymbidium en Cambria. Ons team van
teeltbegeleiders staat voor u klaar.
Op donderdagmiddag 12 juni
vindt er een prikkelende
seminar plaats.
Mis het niet.
Phal. ‘253520’ ®
Een bezoek is een mooie gelegenheid om
weer eens bij te praten en al het moois
dat er geboden wordt te bekijken onder
het genot van een hapje en drankje.
U bent van harte welkom
bij Floricultura aan de
Strengweg in Heemskerk.
P.O. Box 100, 1960 AC Heemskerk, The Netherlands
T: +31 (0)251 - 20 30 60 F: +31 (0)251 - 20 30 61
E: [email protected] I: www.floricultura.com