Nieuwsbrief The orchid professionals since 1933 JAARGANG 32 NR. 1 | VOORJAAR 2014 Opkweek van Phalaenopsis in pluggen 1 Opkweek van Phalaenopsis in pluggen 4 Goed water, de basis van een gezond leven! 6 9 Cymbidium Gewasbescherming, zonde van het geld? Start vanuit de tray Sinds de start en ontwikkeling van opkweek van Phalaenopsis in de plug, is er bij Floricultura al veel ervaring opgedaan. Je hebt een bepaald idee en denkwijze waar je naar toe wilt, wat voor een goede plantengroei bevorderlijk is. Het doel is om de groei en verwerking in ons bedrijf en bij de kwekers en de volgende schakels in de keten, op een hoger peil te brengen. Je weet dat als de eindgebruiker de voordelen ziet en dit afweegt tegen hetgene dat al op de markt is, een ontwikkeling als pluggen in een stroomversnelling kan komen. De laatste jaren hebben we gezien dat het afstemmen van de voeding, de hoeveelheid water, het moment en de manier van gieten, bepalend zijn voor de groei van wortels in de pluggen tray. Het is ook bekend dat een doordachte watergeefstrategie, voor het grootste gedeelte, de start en opkweek van Phalaenopsis bepaalt. Het is om die reden dan ook niet voor niets dat er vanaf het allereerste moment is gekozen voor een totaalconcept bestaande uit kokos, een mandpotje, verschillende traymaten, waar een teeltmethode op wordt afgestemd. We hebben gezien dat als water te snel draineert, planten te kort de tijd krijgen om hiervan voldoende op te nemen. Hierdoor neemt de ongelijkheid binnen de partij toe. Aangezien je ervaring hebt met een al bestaand concept, ga je bovendien na hoe je planten bovengronds ook weer zo snel mogelijk droog kunt krijgen. Dit weer met het oog op de planttemperatuur en verandering in vocht en temperatuur in de kas. Het eerder inzetten en eventueel verhogen van de onderbuis is een kostbare methode. Als je geen uitvloeier gebruikt, dan bekijk je hoe je verder aanpassingen kunt maken. Het aanbrengen en aanpassen van gaten bovenop en onderin de tray, hebben inmiddels ertoe geleid dat de snelheid van waterafvoer beter onder controle is en bovengrondse delen, zelf sneller drogen als bij verspeenbakplanten. lees verder op pagina 2 We hebben ook met het nieuwe substraat moeten leren werken en met de eigenschappen daarvan. Kokos is door zijn hoge capillaire werking snel vochtig, maar door de luchtigheid van het materiaal ook weer snel droog. Een niet onbelangrijke eigenschap in een teelt, waar met name de wortelgroei wordt bepaald door een actief klimaat en snelheid van afdroging. We zien nu dat, net als in de verspeenbak, we met regelmaat na 4-5 dagen weer kunnen gieten. Kokos heeft de eigenschap elementen als Na, Cl en K gemakkelijk aan zich te binden. Gezien de snellere groei, hebben we hier nog eerder op in moeten spelen. Frequenter bemonsteren heeft er dan ook toe geleid om bij afnemende lichthoeveelheden, meer te spoelen en de planten weer gelijk te zetten. De verandering van het plantmodel met meer opstaande bladeren, leidt ertoe dat de plant meer licht krijgt en hier efficiënter mee omgaat. Dit maakt bladeren korter, minder bedekte bladeren, met als gevolg een snellere afsplitsing van het volgende blad. De teelt komt hiermee bij ons op een niveau dat kleinere maar compactere planten worden opgekweekt, waar minimaal een blad extra op zit. Dit is qua plantmaat niet te vergelijken met de verspeenbakplant, oftewel appels met peren vergelijken. Een nieuw concept waar je uiteindelijk ook de meerwaarde van moet inzien en dat in de praktijk al steeds beter zijn waarde aan het bewijzen is. En zo gaat het straks ook bij u in de opkweek! Opkweek in bark Start en sturing vanaf oppotten Door middel van testpartijen gaan wij naar behoefte, wens en ervaring van de klant, die er inmiddels ook van is overtuigd dat voor deze teelt een verenkeld systeem, met het oog op uniformiteit en automatisering, de toekomst is. Ondanks de verschillende manieren van telen, met betrekking tot kleursegmenten, plantmaten, snelheid van weg groei die kunnen bepalen wanneer je oppot, komt er nu meer kwaliteit met een kortere teeltduur. Dit is te bereiken door de teelt nauwkeuriger te volgen, vanaf het moment van ontvangst tot afleveren bij de volgende schakel in de keten. Zoals bekend en gezien de uitvoerbaarheid in de praktijk, is iedere uitzondering in de teelt een extra handeling. Poot plugplanten na ontvangst direct op of geef bij voorkeur de pluggen twee dagen voor het oppotten voor de laatste keer water. Je start met een droger gewas en de vochtigheid van de plug komt dan dichter bij die van de bark te liggen. Zo realiseer je een zo klein mogelijk verschil in vocht tussen beide substraten. Aangezien je nu een plant gaat oppotten met substraat, is het voor het loskomen van de wortel uit de plug bevorderlijk de afdroging van de kokos verder te stimuleren. Na het potten van de plugplanten deze niet direct aangieten, maar één dag later aangieten dan gebruikelijk met planten die opgepot zijn uit de verspeenbakken. De vraag waarom er zoveel nadruk wordt gelegd op gieten, is dat wij zien dat dit veelal nog kan worden uitgesteld. Een antwoord hierop kan teruggevonden worden in het feit dat nog vochtig bark aanwezig is waar het de wortels in de pot omsluit. Haal een plant uit de pot en bekijk de bark om de wortel! Dit zorgt ervoor dat de wortels langer op spanning kunnen blijven. Over watergift en voeding, leest u verderop in deze nieuwsbrief meer. Phal. ‘233280’ ® 2 Het is een manier van starten dat voorkomt dat substraat te lang vochtig blijft. In de opkweek kan afhankelijk van de omvang van de partij, veelal geen uitzondering meer worden gemaakt. Toch zou je graag op een manier willen gieten om te voorkomen dat er verschillen ontstaan tussen herkomst van stek. Een oplossing is dan bijvoorbeeld de droging van verspeenbakplanten te remmen. Dit kan door een acryldoek onder de potten te leggen en dit bij plugplanten niet te doen. De vochtigheid tussen partijen komt dan dichter bij elkaar te liggen. Bij grote partijen pluggen kan er ook makkelijker gestuurd worden met een apart kraan vak. We hebben gezien dat met behulp van een ondernet van minimaal 45°C en 3 tot 6 liter/m2, afhankelijk van de gietfrequentie, iedere 3-4 dagen in de eerste 6 weken, de wortels voldoende op spanning blijven en de bovenlaag blijft. Wat heb je aan een doordrenkte pot waar geen wortels zijn, wat alleen maar meer energie kost om deze weer te drogen. Vergelijk dit met het hardlopen op versleten schoenen en gaan voor de beste tijd, niet onmogelijk, maar… Door gematigd met water te starten komt de halswortelontwikkeling op gang waarmee de plant zich meteen vastzet. Bestaande en nieuwe wortels worden met het actieve ondernet op deze manier naar beneden “getrokken”. Wij zien 6 tot 8 weken na de start, met het op gang komen van de wortelgroei, veelal geen verschil meer tussen verspeenbak en plug. Denk ook aan de verhouding in de pot tussen de plug en de bark, dat door groei van de wortels in de bark steeds kleiner wordt. In het tweede deel van de opkweek is een vergelijkbaar effect te zien als bij ons na het sorteren. Een sterke toename van de wortelgroei, waarmee de langzame groei na het oppotten meer dan goed wordt gemaakt! Meerwaarde voor de teelt Al enkele jaren testen wij plugplanten naast verspeenbakplanten. Wij hebben gezien en gemeten dat plugplanten uiteindelijk sneller, uniformer en met meer bladeren de koelbare maat bereiken. Drie weken teeltduurverkorting is geen uitzondering. Samen met de klanten die al hebben gekozen voor de plug, denken wij dat het pluggensysteem in de toekomst grote voordelen gaat brengen voor de Phalaenopsis teelt. C/N-verhouding in bark De verhouding tussen koolstof en stikstof in de bark, een veel gebruikt mengsel in diverse orchideeëngeslachten, is bepalend voor de omzettingssnelheid van stikstof en de vertering van substraat. Gezien de teeltduur van Orchideeën in het algemeen, is het belangrijk dat het substraat luchtig blijft en voldoende zuurstof blijft bevatten. Voor de epifytische Phalaenopsis geldt dat deze zijn vocht voornamelijk opneemt tijdens het gieten! Bark afkomstig uit de zuidelijke landen is harder en verteert minder snel dan bark afkomstig uit minder lichtrijke gebieden. Eenvoudigweg te verklaren doordat bij meer licht en hogere temperaturen meer droge stof wordt aangemaakt (koolstof) dan stikstof. Stikstof wordt vastgelegd in organische stof. De herkomst speelt dus een rol, maar ook de toevoeging en het gebruik van stikstofhoudende meststoffen als Ureum. Deze meststof die niet meetbaar is in EC, geef je ongemerkt te veel. De omzetting verloopt eerst naar ammonium en afhankelijk van licht en temperatuur naar nitraat. Het zijn ook weer de temperatuur en lichthoeveelheid die tezamen met de stikstof bepalen hoe snel stikstof wordt vastgelegd in organisch materiaal. Hiervan kan vervolgens de grond snel dichtslempen. Hoe hogere temperatuur en hoe meer licht, hoe sneller de omzetting gaat. De bark verteert sneller, waardoor de hoeveelheid stikstof in het substraat snel toeneemt. Dit verloopt van Ureum/NH2 Ammonium/NH4 ( Nitraat/NO3), met kans op welig gewas en uitval door bacteriën en schimmels. Tijdens de teelt kan er sneller worden gestuurd op de C/N-verhouding, dan wanneer extra meststoffen al vanaf het begin aan bark worden toegevoegd. Vergelijk dit met een te snelle start, waarna je vóór de finish jezelf vrijwel zeker tegenkomt! Uit de praktijk is bekend dat waarde boven de 50 de beschik- Phal. ‘Magic Art’ ® baarheid van stikstof voor de plant remmen. Wanneer je na de start een verhouding C/N van 150-200:1 hebt, zie je na 4-5 maanden opkweek dat door een kleinere verhouding de stikstof is vastgelegd door de bark. Dit heeft tot gevolg minder droge stof aanmaak (koolstof) en vastlegging van stikstof in organisch materiaal zoals bark! 28-14-14 bevat weer meer Ureum dan 20-20-20, dat weer meer bevat dan 7-11-27, waarmee de hoeveelheid stikstof weer kan worden gecorrigeerd. Wij zien in de praktijk dat er ook wordt gestart met extra stikstof en voorraadmeststoffen, die gek genoeg worden gebruikt als basisbemesting voor een jaar teelt. Dit heeft als gevolg dat bij te weinig liters, drain EC’s tot 2.5-3.0 mS/cm kunnen oplopen. Het gewas groeit tevens uit verhouding, meer bovengrondse groei dan wortelvorming. Uit eerder onderzoek bij Floricultura is al gebleken dat deze planten niet meer in te halen zijn t.o.v. planten die onder stabiele omstandigheden bij een gift van 0.8-1.0 EC zijn weg gegroeid. Een hoge EC wordt veroorzaakt doordat meststoffen in de bark niet snel uitspoelen en ionen moeilijker door de wortel worden opgenomen. 3 De hoge concentraties leiden vervolgens tot een hoog zoutgehalte, zichtbaar aan de witverkleuring van bark. Een hoge EC gaat samen met een lage pH. Ureum wordt omgezet in ammonium wat tot verzuring leidt. Om inzicht te krijgen hoe zouten worden gebonden, hoe zout het om de wortels is, kunt u zich voorstellen dat voor een analyse, al driemaal zoveel water nodig is dan bark om gedurende 24 uur de ionen in oplossing te brengen. De werkelijke zoutconcentratie van de bark ligt dus in werkelijkheid vele malen hoger dan met een EC-meter in de bark gemeten! Nadelen Planten nemen minder makkelijk water en voeding op; G estopte en stompe wortelpunten en vorming van zijwortels; Te weinig nieuwe hartbladeren; Substraat droogt minder snel op; Ongelijkheid neemt toe; Meer wortels buiten de pot; Verstening van de tak; Guttatie; Uitval door Fusarium. Schoonwater is de oplossing, om bark gebonden ionen weer opneembaar te maken voor de wortel. Feitelijk geef je dus geen schoonwater maar een lager EC. Dit is meetbaar aan de drain EC, die dan door uitgespoelde 2-waardige (2+)ionen, soms zelfs hoger kan zijn! Dit heeft naar ons idee meer effect dan gieten met een lagere EC, omdat dit minder ionen in oplossing brengt dan volledig schoonwater. Wij zien werkelijk het gewas en de wortels ervan opfrissen, een verademing voor de volgende opname van de plant! Zie het als werken onder minder stress! Afhankelijk van de wortelvorming en de hoogte van de drain EC kan dit worden herhaald, of weer starten met (een lagere) voeding. Resultaat Gestrekte (paarse) wortelpunten; Zichtbaar meer jonge hartbladeren; Meer (hals)wortelvorming; Dunnere wortels; Wortels blijven IN de pot; Glans op het blad; Plant kan beter met het licht omgaan. Goed water, de basis van een gezond leven! Wie orchideeën wil telen, moet goed water tot zijn beschikking hebben. Zonder goed water is een goede orchideeëncultuur niet mogelijk. Wat dat betreft hebben wij in het verleden veel potentiële kwekers moeten teleurstellen dat ze beter geen orchideeën konden telen vanwege het feit dat ze geen goed water tot hun beschikking hadden. Het maakt niet uit welke orchidee er wordt geteeld. Maar wat is goed water? Het antwoord is vrij simpel: regenwater! Liefst vers uit de lucht gevallen. Dat bevat geen zouten en wel heel veel zuurstof. Ook smeltwater uit de bergen is perfect. Echter er valt niet overal voldoende regen en als er regen valt, is de verdeling over het jaar ongelijk. Dus wateropvang in bassins kan een groot deel van dit probleem oplossen. In Nederland wordt dit het meest toegepast. Helaas is de beschikbare ruimte voor een dergelijke opslag vaak beperkt. Afhankelijk van de teelt en het gebruik zijn er normen opgesteld voor benodigde opslag in kubieke meter per ha. Milt. ‘13443’ ® Lady Snow x Second Love 4 Voor Cymbidium snij geldt bijvoorbeeld 25% van de oppervlakte in kubieke meters opslag. Voor Phalaenopsis moet dit meer zijn, gezien het hogere verbruik. Meestal is er onvoldoende grond beschikbaar voor aanleg van opslagbassins. Dan kan worden gekozen voor opslag in de kas onder de tafels c.q. vloer. Let daarbij wel op dat er geen drain of lekkage water in dit bassin kan komen. Nadeel van dit alles, is dat het water nooit vers is, en helemaal niet als het in de kas onder de cultuurtafels of vloer wordt opgevangen. Het water komt stil te staan, wordt hoger in temperatuur en het wordt als het ware “dood water”. Zolang de wind er nog invloed op heeft door golfslag valt het nog mee, maar afgedekt met anti-algdoek of onder de vloer maakt het dit onmogelijk. Er zijn ook bedrijven en/of plaatsen in de wereld waar gebruik van regenwater haast niet mogelijk is. Men is dan aangewezen op het gebruik van uitsluitend osmosewater. Het osmosewater moet wel altijd aan een aantal eisen voldoen. Niet alleen het totale zoutgehalte moet voldoende laag zijn (0,1-0,2 EC) maar ook gehaltes zoals natrium, chloor, bicarbonaat, ijzer en borium moeten voldoende laag zijn. Bicarbonaat kan nog door aanpassing in de voedingsschema’s worden opgevangen, ijzer door middel van beluchting, maar borium wordt nog wel eens over het hoofd gezien. Er zijn plekken waar het boriumgehalte voldoende laag is, maar op andere locaties kan het veel te hoog zijn. Analyses moeten dat uitwijzen. Als het boriumgehalte te hoog is, moet er een apart filter voor worden aangeschaft. Vaak zien we in de zomer de temperatuur van het water in deze bassins oplopen. Denk maar eens aan de meren en plassen met warm weer. De bovenlaag is lekker warm terwijl het 1,5 meter dieper kouder wordt. Als het bassin voldoende diep is en de aanzuigleiding ook diep zit, is het water nog altijd koel. Maar als het water 20°C of warmer wordt, verdwijnt de zuurstof uit het water en boven de 25°C bevat het zo weinig zuurstof, dat het voor planten ongezond wordt. De gevarengrens is bereikt als het te anaeroob wordt en dat hierdoor uitval optreedt, als gevolg van verstikking. Schoonmaken Dit warmer worden van het bassinwater wordt versterkt als het lang droog blijft en er tussentijds ook geen aanvulling van osmosewater plaatsvindt. Bovendien maken te veel kwekers hun bassin nooit schoon, waardoor na een aantal jaren een laag slib zich op de bodem heeft opgehoopt. U kunt zich voorstellen hoe vers het water is als er een laag slib op de bodem van het bassin ligt en de waterhoogte erboven een halve meter of minder is. Dat slib is afkomstig van stof dat op het kasdek ligt en met het regenwater in het bassin komt. Dat geeft garantie op narigheid. Bovendien is de kans op verstopping van druppelaars en sproeiers kleiner en werkt een hogedruk UV-ontsmetter en chloordioxide-apparatuur ook beter met schoon en helder uitgangswater. Advies is dan ook om elke twee jaar het bassin te reinigen. Osmose Een goede aanvulling is het toepassen van omgekeerde osmose waarbij van grondwater met een hogere zoutconcentratie water met een lagere zoutconcentratie kan worden gemaakt. Er kan dan in tijden van schaars regenwater/heet weer de combinatie worden gemaakt van regen- en osmosewater, zodat er altijd goed water met lage EC voorhanden is om het bassin tot voldoende diepte te kunnen bijvullen, gebaseerd op dagelijkse behoefte. Phal. ‘332060’ ® Als er te lang een te hoge boriumwaarden worden meegeven, leidt dit bij Cymbidium bijvoorbeeld tot kortere en stuggere takken, fijner gewas en minder takken. Bij Phalaenopsis zien we rode bladranden en in jongere planten wat matige groei. Dit is niet van een keer te veel, maar weken lang. In warmere landen zien we dit probleem ontstaan bij Phalaenopsis planten die in het voorjaar worden geplant en gedurende de zomer bij gebrek aan regenwater alleen osmosewater krijgen. De norm voor Borium is maximaal ca. 8-10 micro mol/liter in de gift, terwijl de bron 80 micro mol/liter geeft en na filtratie 20-40, afhankelijk van filters. Ons idee is dat 15 micromol (is 50% boven de gift) al niet goed is. Een keer te veel is het probleem niet, wel in de duur hiervan. Beluchten Osmosewater moet worden belucht. In ondergronds water kan meer of minder methaan zitten. Dit gas moet uit het water worden gehaald door het te beluchten. Er zijn systemen waarbij je het methaangas kunt ruiken. De simpelste oplossing is door het water via een goot van een paar meter gevuld met marmerbrokjes te laten lopen en te laten vallen op een plateau alvorens het in het bassin wordt opgeslagen. 5 Temperatuur Zoals eerder gezegd, speelt de temperatuur van het water ook een rol. Als dit te warm is, zit er te weinig zuurstof in. Dit leidt vooral in de zomer als de temperatuur van het gietwater stijgt, tot toename van ziektes. In Cymbidium zie je toename van uitval. Als je de planten laat onderzoeken, is het meestal Fusarium, Pythium of Phytophthora. Bestrijden helpt weinig. Echter als je het water afkoelt door een koelmachine (oude melkkoelmachine) tot 12-15°C, dan maken ziektekiemen hierin geen kans en bevat het meer zuurstof. Er zijn ervaringen in de praktijk die laten zien dat uitval sterk afneemt in de zomermaanden met gekoeld water. Er bestaan nog wel enkele waterbehandelsystemen zoals vitalizers, beluchters, sonartrillers magnetisme enzovoorts, maar wij kennen daar de effecten niet van om er iets zinnigs over te kunnen zeggen. Het gebruik van een Aqua-Hort werkt alleen met goed water waarin de meststoffen zijn opgelost waardoor uitval in diverse teelten kan worden voorkomen. Nevelinstallaties Tot nu toe hebben we alleen punten aangehaald die betrekking hebben op de watergift aan de planten, maar er is ook water nodig voor nevelinstallaties die op steeds meer bedrijven in meer teelten verschijnen. Toenemende kennis over kasklimaat en optimale groeiomstandigheden heeft ons geleerd dat de luchtvochtigheid moet worden verhoogd met toenemend lichtniveau. Ook bij hogere temperaturen moet de luchtvochtigheid worden verhoogd om de plant nog te kunnen laten assimileren. Bij Miltonia is 65% bij ca. 20°C en 4.000 lux goed, maar wordt de lichthoeveelheid naar 8.000 lux gebracht, dan zal de RV naar ca. 80% moeten, wil de plant blijven assimileren. Ook bij Phalaenopsis is verhoging van de luchtvochtigheid belangrijk bij meer licht en hogere temperaturen. Bij Cymbidium geldt dit ook, maar de nevel kan ook worden gebruikt voor koeling van het klimaat overdag. Op warme dagen kan de gemiddelde temperatuur over 24 uur met 1°C worden verlaagd, maar tijdens de warme periode overdag van ca. 8 uur gemiddeld met 3°C. Daarvoor moet goed water worden gebruikt waar geen bicarbonaat in zit. Zit dat er wel in, dan zie je een kalkachtige neerslag op bladeren ontstaan, bladeren worden smerig en lelijk. Dat krijg je er niet af. Maar niet alleen neerslag op bladeren, ook op alle onderdelen in de kas. Dus ook op lampen, lampkappen, verwarmingsbuizen. Dus schoon water is ook essentieel voor een goede nevelinstallatie. Helaas hebben we deze verkalking al verschillende malen in de praktijk waargenomen. Cymbidium De productie in takken per m2 is dit jaar gemiddeld lager dan het seizoen 2012-2013. Dat kenmerkte zich over het algemeen door veel en kortere takken. Dat was het hele seizoen wel het geval. Op een enkele uitzondering na, heeft dat bij de meeste kwekers het gevolg dat er (te) weinig scheuten worden aan- Cym. ‘Diona’ 6 gelegd die voor de productie in het daaropvolgende seizoen moeten zorgen. Beter gezegd: geen scheuten = geen takken! De aanleg van scheuten wordt bepaald door temperatuur, licht en voeding. Het makkelijkste worden scheuten aangelegd onder meer licht (mooi weer). Dit geeft hogere temperaturen (dat versterkt elkaar) en dat zorgt voor een hogere verdamping (= wateropname), waardoor ook meer voeding wordt opgenomen. Als het aandeel stikstof in de voeding wordt verhoogd, wordt dit vegetatieve effect versterkt. Echter, als er geen zonlicht is (donker weer) zal door middel van de verwarming moeten worden gezorgd voor meer scheuten waarbij een beetje extra stikstof helpt. Dat kan natuurlijk tot begin oktober. Daarna is er te weinig licht om dit voor elkaar te krijgen. Najaar 2012 en voorjaar 2013 waren te donker en te koud. Er is daardoor te weinig vegetatieve actie geweest waardoor minder scheuten zijn aangelegd. Dat is de belangrijkste reden voor de lagere productie dit seizoen. De takkwaliteit is gemiddeld wel zwaarder en beter en die combinatie heeft er zeker Gemiddelde etmaaltemperatuur per maand De Bilt 2011 2012 2013 Normaal 20 15 10 5 0 jan feb mrt apr mei juni juli aug sept okt nov dec Bron: KNMI (De Bilt is centraal gelegen in Nederland) 300 Maandgemiddelde uren zon De Bilt 2011 2012 2013 Normaal 250 200 150 100 50 0 jan feb mrt apr mei juni juli aug sept okt nov dec Bron: KNMI 7 toe bijgedragen dat de prijzen beter zijn dan vorig seizoen. Als we nu vooruitkijken naar het nieuwe seizoen, is het goed om te kijken naar de weersomstandigheden van het laatste half jaar. Dan zien we vanaf begin juli 2013 heel erg zonnig weer en dat zonnige weer hebben we de hele tweede helft 2013 gehad. Dat betekent meer scheutaanleg in het late sortiment, dat een hoger takproductie zal geven in voorjaar 2015. 2015? Ja, want deze scheuten zijn afgesplitst juli-augustus 2013, moeten doorgroeien tot en met december 2013 waarna ze de koude behandeling krijgen tot april 2014 of later en pas april-juni 2015 gaan bloeien. De verwachting op basis van scheutgroei is nu al een hoge productie, wat door een mooie zomer 2014 kan worden versterkt. Voor het midsortiment is de productie dit jaar normaal. De takaanleg was feitelijk al gebeurd, maar door het koude voorjaar en de plotselinge weersomslag naar mooi weer in juli kan dit hebben geleid tot bloemknopabortie omdat het te heet, te droog, te licht is geweest. Het vroege sortiment kun je in twee delen verdelen. Heel vroeg augustus-september bloei en oktober-kerst. Het hele vroege sortiment is wat vervroegd door het hele warme weer in juli en augustus 2013, terwijl het deel dat wat later moest bloeien iets is vertraagd door het hele warme weer. Bloemtakknoppen kleiner dan 3-5 cm worden geremd of geblokkeerd in takuitgroei bij heet weer, terwijl takken die langer dan 5-10 cm zijn juist veel sneller strekken. Echter voor het hele vroege sortiment geldt wel dat het hele mooie zonnige najaar tot meer scheutafsplitsing heeft geleid wat voor komend seizoen tot een hogere productie zal leiden van het zeer vroege tot en met het Kerst sortiment. Ook de zachte winter heeft voor gemiddeld hogere temperaturen gezorgd zodat gewassen niet stil zijn gezet door hele lage temperaturen. Tips Licht Globaal kan worden gezegd dat de kwekers die het meeste licht toelaten, de hoogste productie hebben en de betere kwaliteit. Probleem is alleen dat veel licht in een kas tot hoge temperaturen leidt. Dagtemperaturen boven de 27°C en of etmaalgemiddelden boven de 22°C moeten worden voorkomen. Dat kan door verschillende manieren: Krijten liefst zo dun mogelijk Schermen liefst zo licht mogelijk en nog lievermet buitenscherm Danpal 1 x per 10-20 minuten aantal seconden water over gewas spetteren Nevel overdag als koelsysteem gebruiken, voorkom dat gewas nat slaat Dakberegening alleen met goed water Airco zie Nieuwsbrief van oktober 2006 op www.floricultura.nl Pad en fan in warmere landen Spint Spint treedt op bij warm droog weer en kan vrij hardnekkig zijn en moeilijk te bestrijden. Feit is wel dat planten die stress hebben, dus waar het klimaat, de wortelconditie en/of de voedingstoestand niet goed zijn, eerder last van spint hebben dan planten waarbij alles in orde is. Een goed kasklimaat waar de plant het prima naar zijn zin heeft, zal ook minder aantrekkelijk zijn voor spint omdat het minder heet en droog is. 8 100% voorkomen kunt u het niet, maar regelmatige scouting in combinatie met een goed klimaat biedt ook mogelijkheden voor goede biologische bestrijding. In een wat vochtiger klimaat gedijen roofmijten nu eenmaal beter. Er zijn voorbeelden dat biologie zelfs de winter overleeft en in het voorjaar de spint direct weer kan aanpakken. Als het uit de hand is gelopen en u moet chemisch bestrijden, dan moet u dit zeker een drietal keren achter elkaar doen met een interval van 5-7 dagen afhankelijk van de weersomstandigheden. Als het erg warm weer is, is de interval korter. Bovendien is het dan ook geen prettig werk omdat het dan ook warm is en het effect niet altijd afdoende is. Zie verder ook het artikel hierna over bestrijding. Slakken Slakken blijven een groot probleem. U ziet ze niet, maar de gevolgen wel. Zodra het warmer weer wordt, is regelmatig slakkenkorrels strooien met verschillende middelen noodzakelijk. Als u pas gaat bestrijden wanneer u veel slakken ziet, dan is het voor dit jaar al weer te laat. Dus preventief al medio april starten en dan om de 3-4 weken herhalen. Regelmatig volgens gebruiksvoorschrift werken zet meer zoden aan de dijk dan in een keer voor het hele jaar strooien. Zorg bovendien voor onkruidvrije kassen, geen bladeren op de grond laten liggen waar ze onder kunnen kruipen en droge paden en ondergrond (wateropvang en afvoer) zorgen voor een lagere infectiedruk. Gewasbescherming, zonde van het geld? We ontkomen er niet aan om af en toe gewasbescherming toe te passen. Helaas is het een noodzakelijk kwaad. Omdat het in zijn algemeenheid in de orchideeën (gelukkig) nog meevalt qua bestrijden, hebben we het hier niet over een gewoonte. Dat is belangrijk om te weten want als iets een gewoonte is, dan hoef je er vaak minder bij na te denken en doe je het op de automatische piloot. Een goede bestrijding hangt af van een aantal zeer belangrijke factoren, zoals: De soort plaag, stadium en infectiedruk pleksgewijs of volvelds aanwezig waar op de plant aanwezig De strategie biologisch chemisch geïntegreerd Het scouten preventief en frequent ook na een bespuiting het resultaat controleren Het middel breed werkend selectief afwisseling van middelen uit diverse chemische groepen Het kiezen van de goede bestrijdingstechniek spuiten druppelen foggen / LVM / rooktabletten aangieten Het tijdstip van bestrijden op de dag snel drogen van gewas lang nat blijven van gewas klimaat voor, tijdens en na een bestrijding De werking contactwerking systemische werking langzame of directe doding welk stadium wordt bestreden Het goed klaar maken van een middel Zoals het met heel veel dingen is, je doet het goed of je doet het niet. Wat namelijk nog veel te veel onderbelicht is, aansluitend op het laatste belangrijke punt, is het goed en wel doordacht klaarmaken van een spuitvloeistof. Wist u dat de temperatuur van de spuitvloeistof, de pH en het soort water van enorme invloed zijn op het resultaat van uw bespuiting? Cym. ’Sylvester’ 9 Dat als u bassinwater gebruikt met een pH van 8, dat er dan bestrijdingsmiddelen zijn die spontaan of binnen een paar uur afbreken met als gevolg een (zeer) beperkt effect qua bestrijding. Daar gaat uw dure middel en dat is toch zonde van het geld en de tijd? Streef dus naar een pH van de spuitvloeistof die rond de pH van een blad ligt, een pH tussen de welbekende 5 en 6 (de pH concentratie van H+ ionen in een oplossing is belangrijk, bij een pH 5 zitten er 1.000 maal meer H+ ionen in een oplossing dan bij een pH 8). Als je dit realiseert, is het natuurlijk niet raar dat een plant anders reageert qua opname van het bestrijdingsmiddel of dat het effect van het middel hierdoor (mede) wordt bepaald. Vergelijk het maar met een druppel koud water die snel van uw huid rolt omdat het lichaam hier direct op reageert. Dat gebeurt ook als een druppel spuitvloeistof een blad raakt met een (te) afwijkende pH. Phal. ‘Limelight’ ® Wist u dat er (hulp)middelen zijn die zorgen voor een betere opneembaarheid in de plant waardoor u nog maar de helft van een bestrijdingsmiddel nodig heeft? Dat dit soort (hulp)middelen kunnen zorgen voor soms wel een 6x hogere (gemeten) concentratie werkzame stof in de plant? Een uitvloeier kan een betere bedekkingsgraad geven, maar als aan het bestrijdingsmiddel al uitvloeier is toegevoegd, dan heeft dat geen zin meer om het nog eens extra toe te voegen. Dan zal het resultaat van de bestrijding juist minder zijn. Met extra uitvloeier kan zelfs het gevaar op blad- en bloemverbranding toenemen. Tevens zijn er “hechters” verkrijgbaar die zorgen dat het middel juist beter op het blad blijft liggen en ook voor een betere verdeling zorgen. Een proef bekijken waarin deze middelen zijn gebruikt en met kleurstof toegevoegd, doet menigeen versteld staan en moet je dit een keer hebben gezien! Wie meet wel eens de temperatuur van de spuitvloeistof? Het beste is een temperatuur van tussen de 16-22°C. De pH van het bassinwater moet dus ook worden gemeten en tevens de werkzame stoffen in het te gebruiken bestrijdingsmiddel zitten. Kortom, het gaat om een stukje bewustwording dat het resultaat van een bestrijding eigenlijk wordt bepaald door details! We zien vaak dat dezelfde middelen worden gebruikt door telers tegen bijvoorbeeld spint. Waarom werkt het bij de één wel goed en is het resultaat bij de ander nihil? Een oorzaak kan zijn dat sommige insecten in winterrust gaan (bijvoorbeeld spint) en dus bij de ene kweker al wel actief zijn door temperatuurverhogingen en bij de andere kweker nog niet. Bestrijding wordt een stuk effectiever als de spint niet meer in winterrust is. Vergelijk het maar met het bestrijden van bepaalde luizensoorten als ze zich niet verplaatsen op de plant. Het zit dus niet alleen het middel, de techniek of het stadium waar het insect zich in bevindt, maar ook hoe een middel is/ wordt klaargemaakt. 10 Realiseer ook dat een middel dat al eerder is klaargemaakt of dat er een restant wordt opgemaakt, minder effectief kan zijn. De kans is aanwezig dat een middel (gedeeltelijk) is afgebroken door licht en temperatuur. De mate van vervuiling (organisch materiaal en/of elementen = hardheid van het water!) heeft ook invloed op de effectiviteit van een middel. Het gaat hier dus om allerlei randeffecten en voorwaarden, die wel degelijk belangrijk zijn. Het is duidelijk dat de overheid het gebruik van chemische middelen steeds meer aan banden legt. Daarom moeten we goed, efficiënt en zo slim mogelijk omgaan met de middelen die we nog hebben. Zo zijn er gewasbeschermingsmiddelen die schadelijk zijn voor de biologische bestrijders die u wellicht toepast. Echter, dit soort middelen zijn soms alleen schadelijk voor de volwassen bestrijders of alleen voor de eitjes en/of larven. In overleg kan dan besloten worden om toch dat middel te gebruiken waarmee misschien de plaag net even een tik kan worden toegebracht waarna het restant van de biologie dat niet is bestreden, toch de plaag onder controle kan brengen. Dit is heel lastig om te beslissen, maar uw adviseur heeft het waarschijnlijk al vaker meegemaakt. De kennis bij adviseurs die in en om de gewasbeschermingsbranche werken, is echt enorm. Alleen dringt die kennis niet altijd helemaal door tot in de praktijk. Als u twijfels hebt over de werking van een bepaald middel, betrek deze mensen er dan bij. De economische belangen zijn tegenwoordig te groot als een bestrijding niet of niet goed is aangeslagen. Adviseurs zijn wel dagelijks met gewasbescherming bezig. Doe er uw voordeel mee, betrek ze, liefst vooraf, maar ook bij een tegenvallend resultaat. Ook van fouten kunt u een hoop leren. Nieuw licht op Phalaenopsis uit het daglicht worden gebruikt. Het moment van openen van de huidmondjes is te meten met bladponsjes waaraan de zuurgraad van het blad is te zien of er nog malaat aanwezig is in het blad. Een simpele methode kan ook zijn om de bladdikte te volgen. Wanneer de bladdikte afneemt, is dit meestal door het openen van de huidmondjes. Het blad verliest vocht en wordt daardoor dunner. Dit is bij de plant te merken door het slap aanvoelen van het laatste volledig uitgegroeide blad. In al deze gevallen moeten we wel bedenken dat elk blad en elke cultivar een eigen verloop heeft in hoeveelheid beschikbaar malaat voor de assimilatie. De malaat voorraad in het blad is mede afhankelijk van de hoeveelheid licht dat het blad in de voorgaande dag(en) heeft ontvangen. Donkere dagen gevolgd door een lichte dag kan problemen geven, omdat de plant een beperkte voorraad CO2 heeft opgeslagen.Hierdoor zal op de lichte dag het blad eerder slap kunnen gaan. Daarnaast is de vochtvoorziening van de plant erg belangrijk. Is de lichte dag ook nog eens op de laatste dag voor het watergeven, dan zal de plant nog eerder stoppen met de assimilatie. Na een aantal lichte dagen zal de malaat voorraad in het blad het grootste kunnen zijn. Hoe groot de buffer aan malaat gemaakt kan worden met licht is nog niet duidelijk, maar we hopen over niet al te lange tijd een duidelijker beeld te krijgen. Wanneer de CO2-buffer Phalaenopsis heeft een bijzondere vorm voor de fotosynthese, genaamd CAM. Bij Phalaenopsis kan kooldioxide 's nachts worden vastgelegd in malaat. Deze verbinding kan dan overdag met behulp van lichtenergie verder worden verwerkt zonder dat de huidmondjes open staan. Normaal wanneer het weer licht wordt en de CO2-voorraad is gevuld, sluiten de huidmondjes. De totale hoeveelheid opgeslagen CO2 noemen we de “malaat pool”. Phalaenopsis kan dan weer assimilaten aanmaken wanneer er licht is. De assimilatie start langzaam aan op. Het is duidelijk dat bij bellichthoeveelheden boven de 60 µmol/m2/sec (ongeveer 5.000 lux) hogere hoeveelheden beter na 1 tot 2 uur kunnen worden ingeschakeld. Direct 120 µmol/m2/sec levert een lange periode op met een (tijdelijke) afname in het fotosyntheserendement. Aan het eind van de dag zien we dat de huidmondjes van de bladeren weer open gaan om CO2 op te nemen. Het onderzoek dat nu plaatsvindt, laat zien dat de plant waarschijnlijk een maximale hoeveelheid CO2 kan bufferen. Wanneer deze voorraad op is, gaan de huidmondjes open om de voorraad te vullen. De assimilatie ligt dan op een laag of zeer laag niveau. Belichten onder deze omstandigheden is niet zinvol. Dit kan in deze periode inhouden dat het startpunt van belichten beter een of meerdere uren kan worden verlaat. Hiermee hoeft geen elektriciteit te worden verbruikt en kan meer nut Grafiek 1. Benut licht en lichtbelasting bij Phalaenopsis 140 Lichtbelasting Benut licht 120 100 80 60 40 20 18:50 19:25 18:15 17:40 17:05 16:30 15:20 15:55 14:10 14:45 13:00 13:35 12:25 11:15 11:50 10:40 9:30 10:05 8:20 8:55 7:10 7:45 6:00 6:35 0 11 © Copyright Floricultura BV. Gehele of gedeeltelijke overname is toegestaan op voorwaarde van bronvermelding. Onze informatie en adviezen worden met de grootst mogelijke zorg samengesteld, doch zijn te allen tijden vrijblijvend. (malaat) in de nacht nog niet helemaal is gevuld, dan blijven de huidmondjes open staan, ook al gaat het assimilatielicht aan. Het rendement is dan erg laag. Een voldoende nachtrust van tenminste 8 uur lijkt wenselijk om zo economisch mogelijk de CO2-buffer in de plant te vullen. In grafiek 1 is te zien dat op 23 februari 2014 in Heemskerk de plant al rond 14:45 uur meer lichtbelasting laat zien. In de periode zie je ook dat de bladdikte afneemt. De huidmondjes gaan open. Vanaf 14:30 uur zie je de lichtbelasting ten opzichte van de lichtbenutting tot boven de 100% stijgt. De lichthoeveelheden zijn hetzelfde als in de morgen. Op deze dag mag je achteraf concluderen dat voor de assimilatie, extra belichting een laag rendement oplevert. In de voorgaande twee dagen was er respectievelijk 16% en 25% minder licht. We weten niet of extra licht, als het blad al slap gaat, zorgt voor een grotere CO2-buffer in de plant voor de volgende dag. Daarnaast weten we ook nog niet na hoeveel dagen met een grotere lichtsom de maximale buffer aan CO2 kan worden bereikt. Flower Trials® 10 - 13 juni 2014 Floricultura doet weer mee! Wij presenteren een zo compleet mogelijk beeld van het bestaande en toekomstige sortiment van o.a Phalaenopsis, Miltonia, Dendrobium Nobile, Cymbidium en Cambria. Ons team van teeltbegeleiders staat voor u klaar. Op donderdagmiddag 12 juni vindt er een prikkelende seminar plaats. Mis het niet. Phal. ‘253520’ ® Een bezoek is een mooie gelegenheid om weer eens bij te praten en al het moois dat er geboden wordt te bekijken onder het genot van een hapje en drankje. U bent van harte welkom bij Floricultura aan de Strengweg in Heemskerk. P.O. Box 100, 1960 AC Heemskerk, The Netherlands T: +31 (0)251 - 20 30 60 F: +31 (0)251 - 20 30 61 E: [email protected] I: www.floricultura.com
© Copyright 2024 ExpyDoc