drie strategieën voor huisvesting Naar een optimale gebruikswaarde De toegevoegde waarde van kostbare (kantoor)huisvesting wordt door organisaties en instellingen steeds bewuster ingezet. Huisvesting moet de werkprocessen adequaat faciliteren, het imago van een bedrijf ondersteunen en een bijdrage leveren aan de maatschappelijke doelstellingen van de organisatie. Hoe verlaagt u de kosten van huisvesting en houdt u tegelijkertijd optimale gebruikswaarde over voor de organisatie? Tekst: Corinne Netjes, Pepijn Schoonhoven, Stef Weekers U bent facility manager, corporate real estate manager, controller of asset manager. Of u bent anderszins verantwoordelijk gemaakt voor het vastgoed binnen uw organisatie. Uw bestuur of directie roept u aan de vergadertafel en stelt dat de structurele huisvestingslasten op zo kort mogelijke termijn met aanmerkelijke percentages moeten worden teruggebracht. Hebt u ‘ja’ geknikt, toen u verteld werd dat het managen van corporate real estate geheel uw vakgebied betrof en dat de oplossing geheel in uw hand lag? Waarschijnlijk wel. Hierbij doen wij u een paar handreikingen om het denkkader in deze te verbreden, het oplossingsgebied te verruimen en – wellicht – uw bestuur of directie deelgenoot te maken van een verrassende, succesvolle ontsnapping uit een schijnbaar onmogelijke situatie. De opdracht en de opgave De actuele opdracht aan de facilitaire professional luidt veelal: ‘stoot overtollige ruimte af – en graag een beetje vlot’. In onze visie ligt de kern van de oplossing besloten in een juiste vertaling van de opdracht in de opgave. Deze luidt in alle drie de situaties als volgt: ‘Verlaag structureel de kosten van huisvesting, en houd huisvesting over met optimale gebruikswaarde voor de organisatie.’ Wensen eindgebruiker In de recente publicatie van Corenet en FMN ‘Wat wil de eindgebruiker – Samenvatting Fase 1’ wordt een aantal bevindingen geschetst die onder meer uit de verkenning van bestaande bronnen en een brainstormsessie met leden van 40 CoreNet en FMN zijn gekomen. Zij worden hier verkort weergegeven: - ‘De’ eindgebruiker bestaat niet, er zijn diverse segmenten te onderscheiden en dan nog is bijna elke situatie uniek. Daarom komt men beter tot passende huisvesting wanneer men in gesprek gaat met de eindgebruiker, of wanneer men denkt vanuit de belevingswereld van een potentiële eindgebruiker. Voor gebruikers is het van belang dat vastgoed bijdraagt aan hun prestatie en beleving. - De dynamiek van en in organisaties is toegenomen. Dit betekent dat er meer adaptief vermogen van de fysieke en virtuele omgeving van organisaties wordt verwacht. Met adaptief vermogen wordt bedoeld: de mogelijkheid om aan te passen, zonder structurele verbouwingen. Oplossingen hiervoor liggen deels in de concepten van het vastgoed en de (hospitality) diensten, en deels in procesmatige en juridische oplossingen. - Het Nieuwe Werken wordt in allerlei varianten door de eindgebruiker omarmd. De topprioriteit hierbij is beter ondersteunen van samenwerken en delen van kennis. De meeste gebouwstructuren zijn in staat om niet-persoonsgebonden, activiteitgerelateerde werkconcepten te kunnen huisvesten. Organisaties transformeren hun besturingsmodellen; medewerkers werken steeds meer ongebonden aan plaats en tijd. De verwachting is dat de ruimtebehoefte per fte zal afnemen. De ruimtebehoefte per werkplek is circa 20 verhuurbare m2 (bron: Jaarbericht Kantoren NFC Index). Bij een factor van 0,8 werkplek verlagen huisvestingskosten Procesmodel Dispositie & Transitie Aan de hand van het model ‘Dispositie & Transitie’ worden varianten ontwikkeld binnen drie oplossingsgebieden: A. basisaanpak; B. investeren binnen kaders; C. investeren buiten kaders. De oplossingsgebieden zijn gericht op verschillende investeringsniveaus. Daarbij neemt de noodzakelijke betrokkenheid van het primaire proces van A naar C toe. Waar A kan worden uitgevoerd door de huisvestingsverantwoordelijke zelf, is voor C betrokkenheid noodzakelijk van het lijnmanagement in samenspraak met de verhuurder. De te kiezen variant moet passend zijn bij de doelstellingen van de organisatie in bredere zin. Quick Scan Beleid Vraag Stap 3: inventariseren van het ‘aanbod’ (programma van mogelijkheden) Een sterkte/zwakteanalyse van de beschikbare huisvesting en een inventarisatie van snelle verbetermogelijkheden (‘Quick Wins’). Stap 4: integratie van gegevens De ‘(mis)match’ tussen ‘vraag’ en ‘aanbod’ wordt in kaart gebracht. Er wordt een gebruiksstrategie ontwikkeld voor het betreffende object op basis van de welbekende marketingtermen price, place, product, promotion. Daarnaast wordt gekeken naar de financiële middelen die beschikbaar zijn om oplossingen te realiseren. Stap 5: opstellen van dispositievarianten/transitievarianten Varianten worden ontwikkeld in drie categorieën: A. Basisaanpak Zo gunstig mogelijk aanbieden van datgene wat beschikbaar is. Aanbod Varianten A Basisaanpak Stap 1: inventariseren van hoofduitgangspunten en beleid Een globale verkenning van het beleid, zowel ten aanzien van het primaire proces als ten aanzien van huisvesting en vastgoed. Hiertoe behoren ook de hoofduitgangspunten met betrekking tot het portfoliomanagement. Stap 2: inventariseren van de ‘vraag’ (programma van eisen) Een globale analyse van de kwalitatieve en kwantitatieve ‘vraag’, zowel intern als in de markt. Globale inventarisatie van relevante maatschappelijke ontwikkelingen op stads-/ wijk-/locatieniveau, die (tijdelijk) toekomstig gebruik mogelijk kunnen maken. Match B Binnen kaders C Buiten kaders Keuze aanpak Ja Implementatie Nee Aanpak implementatie B. Investeren binnen kaders Het doen van een functionele aanpassing binnen de vigerende randvoorwaarden: - de financiële ruimte, die gecreëerd wordt door de resterende huurperiode; - beschikbare tijd, die nog gegeven is voor maatregelen tot eind en looptijd huurovereenkomst; - mogelijkheden in functioneel/ruimtelijk en technisch inzicht, die de aangeboden huisvesting als zodanig biedt; - mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt; - beleid van de organisatie. C. Investeren buiten kaders Functionele aanpassingen die zodanig van aard zijn dat zij de nog resterende huurtermijn en/of het huidige beleid overstijgen. Dit dient in samenspraak met de verhuurder te worden uitgevoerd. Stap 6: keuze van een dispositievariant Toetsen van de ontwikkelde dispositievarianten aan het beleid, zowel ten aanzien van het primaire proces als ten aanzien van huisvesting en vastgoed. Hiertoe behoren ook de hoofduitgangspunten ten aanzien van het portfoliomanagement. Facility Management Magazine | Maart 2014 | 41 per fte is een ruimtebehoefte van circa 16 verhuurbare m2 per fte goed haalbaar. - Kantoorgebruikers zoeken eerst naar oplossingen in de bestaande voorraad. De bereikbaarheid blijft voor eindgebruikers het belangrijkste criterium bij een locatiekeuze. Ook de kwaliteit van de omgeving vinden eindgebruikers belangrijk. Hieronder vallen voorzieningenniveau, sociale veiligheid en identiteit van plaats. - Eindgebruikers/huurders vragen om dienstverlening. Dit gaat veel verder dan een eenmalige incentive. Huurders willen blijvend gefaciliteerd worden in hun portfolio, zowel ten aanzien van vloeroppervlakte, huurtermijnen, transparantie van kosten als dienstverlening. Daarbij wil de eindgebruiker inzicht in de Total Cost of Occupancy en niet alleen in de ‘kale’ huurprijs. - Gebruiksconcepten worden steeds gedifferentieerder. Efficiënte multi-tenantconcepten worden door de eindgebruiker in toenemende mate gewenst, mits op bepaalde plekken eigen identiteit kan worden aangebracht. Kunnen ‘ademhalen’ in de vierkante meters wordt belangrijk gevonden. Contractuele flexibiliteit is een must. Hoewel aanbieders als Regus en Seats2meet in toenemende mate aan de vraag naar flexibele werkruimte tegemoet kunnen komen, ziet de eindgebruiker nog een hiaat tussen de traditionele langlopende huurovereenkomsten en de ‘werkplek per uur’. Gevolgen voor de vastgoedvoorraad Al deze ontwikkelingen scheiden binnen de vastgoedvoorraad het kaf van het koren: gebouwen op de goede locatie met de juiste gebouwkenmerken zijn en blijven gewild. De meetbaarheid van kwaliteit zal nog transparanter worden door de recente introductie van het ontwerp van de Nederlandse norm NEN 8021 ‘Waardering gebruiksprestatie van utiliteitsgebouwen’. Deze norm helpt enerzijds de gebruikers van vastgoed bij het opstellen van hun eisen en wensen en biedt anderzijds de aanbieders van vastgoed een standaard om hun producten hieraan te spiegelen. Taxateurs hebben al aangegeven dat de waardering conform NEN 8021 mede van invloed zal zijn op de taxatiewaarde. Helaas omvat uw portefeuille een diversiteit aan gebouwen die niet allemaal even hoog scoren op de criteria locatie, adaptief vermogen, kwaliteit van de omgeving en identiteit. Hoe kan nu toch voor ieder gebouw een aanpak worden ontwikkeld? 42 Strategie voor dispositie en transitie De oplossing ligt in het verruimen van het kader. Zowel met betrekking tot de gebruiker, als de planhorizon, als het beheermodel. Daartoe moet u drie belangrijke overwegingen maken: 1. Wat zijn de doelstellingen van de betreffende organisatie, toegespitst op bedrijfsproces en aanwezigheid op locatie, en kan het betreffende vastgoed deze doelstellingen op enigerlei wijze ondersteunen? 2. In welke mate heeft het primaire proces belang bij de betreffende locatie en/of het betreffende vastgoed? 3. Welke planhorizon en welk investeringsniveau is – gegeven de voorgaande overwegingen – opportuun? Wanneer deze overwegingen in samenspraak met het primaire proces van de betreffende organisatie zijn gemaakt, kan een strategie voor dispositie en/of transitie worden opgesteld. AT Osborne heeft hiertoe het procesmodel Dispositie & Transitie ontwikkeld (zie kader). De kern ervan is dat varianten worden ontwikkeld binnen drie oplossingsgebieden: A. Basisaanpak: zo gunstig mogelijk aanbieden van datgene wat beschikbaar is. B. Investeren binnen kaders: inventariseren van de ruimtelijke, technische en financieel/juridische mogelijkheden binnen de vigerende kaders, bijvoorbeeld lopende huurovereenkomsten. C. Investeren buiten kaders: doen van aanpassingen die zodanig van aard zijn dat zij de nog resterende huurtermijn en/of het huidige beleid overstijgen. Case: welke aanpak kiest u? Een landelijk opererend bedrijf werd bij een aantal huurpanden met een nog lange contractuele looptijd geconfronteerd met structurele leegstand. In antwoord daarop heeft dit bedrijf gebruiksconcepten ontwikkeld met effecten op zowel korte als lange termijn. De focus ligt hierbij op het multifunctioneel maken van de huisvesting door het toelaten van andere organisaties/gebruikers in het eigen gebouw met het oog op langdurige synergie. Dit kunnen ‘knowmads’, startups of andere bedrijven zijn die ook nog eens gebruikmaken van de door de organisatie aangeboden facilitaire voorzieningen. Dit in combinatie met een hospitalityconcept. De aanpak van structurele leegstand is daarbij sterk afhankelijk van de locatie- en gebouwken- merken. Het betrof twee panden. Een gebouw aan de rand van de stad, goed bereikbaar vanaf de snelweg en een gebouw op een karakteristieke centrumlocatie. Het eerstgenoemde gebouw vraagt om andere gebruiksconcepten dan een gebouw dat op een centrumlocatie staat met de ‘voeten’ in een grote publieksstroom. 1. Basisaanpak De basisaanpak houdt voor beide gebouwen in dat beschikbare kantoorruimte succesvol in de markt wordt gezet tegen minimale kosten. De beschikbare structuur, inbouwpakket en vaste en losse inrichting zijn daarbij vertrekpunt. De basisaanpak omvat: - Zo representatief mogelijk aanbieden van de bestaande situatie: - verrichten van mogelijk achterstallig (ver)huurdersonderhoud; - opruimen en schoonmaken van de beschikbare ruimtes; - clusteren van de vrij beschikbare kantoorvloeren; - opstellen van het meubilair op een functionele en aantrekkelijke manier; - beschikbaar hebben van goede brochures met de juiste feitelijke informatie. - Aanbieden van vergaderfaciliteiten per dagdeel via een eenvoudig boekingssysteem. - Optioneel: vergroten van de externe zichtbaarheid voor huurders. - Opstellen van modelhuurovereenkomsten, waarin vaste en optionele diensten transparant worden aangeboden; - Herijken van de commerciële propositie: bewuste prijsbepaling. 2. Investeren binnen kaders Op de centrumlocatie gaf de potentiële gebruikersgroep in de directe omgeving aanleiding tot het aanbieden van kleinere, representatief verhuurbare kantoorruimten. Deze ruimten kunnen aangeboden worden per uur, dagdeel, week of maand. Met beperkte functionele aanpassingen kon een deel van het gebouw geschikt worden gemaakt voor facilitering van de moderne kenniswerker. Deze doelgroep kon binnen dit concept worden aangevuld met startups en kennisintensieve dienstverleners, gericht op de bedrijvigheid in de directe omgeving. Om deze propositie te versterken, overwoog de organisatie ook hospitality services aan te bieden. Bijvoorbeeld een lunchcafé en al dan niet van maaltijden voorziene vergaderfaciliteiten. De ‘branding’ werd aangepast ten gunste van een meer generieke uitstraling. Op de locatie aan de rand van de stad werd ingezet op de automobilist als zakelijke passant, in combinatie met verhuur aan bedrijven die passen binnen het profiel van de B-locatie (een zichtlocatie aan een druk kruispunt van snelwegen). Voor deze locatie werd overwogen om gebruik te maken van interactieve signalering en de introductie van bijvoorbeeld een smartphone-app, die aangeeft waar werkplekken beschikbaar zijn. De aanpak ‘investeren binnen kaders’ biedt de volgende extra’s: - aanbieden van meer mogelijkheden voor de individuele huurder om de zichtbaarheid te vergroten; - digitale communicatie- en presentatiemiddelen in hoofdentree en algemene ruimten geheel afgestemd op het nieuwe gebruiksconcept; - herinrichten van centraal ondersteunende ruimten, zoals het restaurant; - verbeteren van de bruikbaarheid van de buitenruimten rondom het gebouw; - verder differentiëren van de commerciële propositie. Aanbieden van een aantal servicepakketten als toevoeging bovenop de basishuur. Dit in samenspraak met de facilitaire dienstverlener. 3. Investeren buiten de kaders Op de centrumlocatie is voor de variant ‘investeren buiten kaders’ gekozen voor een aanvulling van het gedifferentieerde gebruiksconcept voor derden met langdurige aanwezigheid van de organisatie in de meer publieksgerichte gedeelten van het gebouw. Ook is het hospitalityconcept uitgebreid. Op de locatie aan de rand van de stad wordt de aanlandplek voor de zakelijke bezoeker aangevuld met klantgerichte voorzieningen voor de zakelijke markt. Op beide locaties zijn voorstellen gedaan voor extra verduurzaming. Corinne Netjes, Pepijn Schoonhoven, Stef Weekers werken als adviseurs huisvesting en vastgoed bij AT Osborne. Ook interessant op fmm.nl Bent u op zoek naar nog meer cases en strategieën op het gebied van leegstand en huisvesting? Download dan de whitepaper ‘Verlaag de kosten van huisvesting’ op rapporten.fmm.nl. Facility Management Magazine | Maart 2014 | 43
© Copyright 2024 ExpyDoc