31 mei 2014 zaterdag Vechten tegen slapende oren Door Evert van Dijkhuizen Midden in de woonkamer staan drie instrumenten: twee vleugels en een fortepiano. Ze worden dagelijks bespeeld door Martin Oei. Het 18-jarige piano- talent krijgt lovende perskritieken. Hij gaat er nuchter mee om. Ik moet vooral kritisch naar mezelf blijven luisteren. Buiten ruist de regen, binnen neemt Martin Oei wit T-shirt, driekwartbroek, blauwe badslippers plaats achter de zwarte Bösendorfer. Hij buigt zich voorover, kijkt geconcentreerd naar het klavier. Voorzichtig maar beslist glijden z'n vingers over de toetsen. Chopins lyrische Nocturne in cis komt uit het hoofd tot klinken. Minutenlang verkeert de jonge pianist in een andere wereld. Na het slotakkoord ontwaakt hij, glimlacht en bedankt verlegen voor het compliment. Martin speelt piano sinds z'n negende. Ik was eigenlijk niet zo heel jong , bekent hij, maar ook weer jong genoeg om nog veel te bereiken. Dat bewijst hij. De Culemborger maakte inmiddels drie solocd's, trad op in het Concertgebouw en bij de opening van het Rijksmuseum in Amsterdam, won verschillende pianoconcoursen en speelde voor koningin Máxima. Op dit moment studeert hij aan het conservatorium in Tilburg bij de Russische pianiste Jelena Bazova, van wie hij vanaf het begin les heeft. Het was voor mij geen vraag wat ik na de havo zou gaan doen. Ik had maar één wens: de muziek in. Ik ben vier ochtenden per week op het conservatorium voor theorievakken: solfège, harmonieleer, analyse, muziekgeschiedenis. Daarnaast heb ik twee uur per week pianoles. 's Middags en 's avonds studeer ik thuis. Ik speel zo'n drie uur per dag, soms iets meer. Dat is voor mij genoeg. Dan kan ik alle stukken netjes instuderen en afwerken. Martin heeft een Chinese moeder en een Chinees-Duitse vader. Ik ben voor driekwart Chinees , lacht hij. Ik ben een paar keer in China geweest. Bij m'n oma, bij ooms en tantes. Maar ik spreek de taal niet. In Nederland heet ik gewoon Martin. Die naam is voor Chinezen lastig uit te spreken. Daarom heet ik ook nog Du Ping. Trots: Martin Du Ping Oei, dat is mijn volledige naam. Eigenlijk wist Martin als jongetje niet welk instrument het beste bij hem zou passen. Daarom ben ik begonnen met een jaar algemene muzikale vorming. Ik mocht alle instrumenten uitproberen. De piano sprong er voor mij uit. Het is een lekker overzichtelijk instrument met witte en zwarte toetsen. Daar houd ik van. Bij een viool is de intonatie belangrijk. Als je zingt ook. Je moet de toon zelf maken. Bij een piano is de toon er al. Dat vind ik een voordeel. Het maakt wel verschil hoe je de toets aanslaat én loslaat. Daarmee kun je de toon beïnvloeden. Martin loopt naar de Bösendorfer uit 1910 en demonstreert wat hij bedoelt. Daarna laat hij dezelfde tonen horen op de historische pianoforte. Een heel ander instrument; zachter, directer, de toon is sneller uitgestorven. De pianoforte is heel geschikt voor muziek van Mozart en Haydn. Rachmaninov, Liszt en Chopin klinken beter op de vleugel. Ik houd van de variatie in klank. Klassieke muziek heeft het hart van Martin. Soms maak ik een uitstapje naar andere stijlen. Ik heb Rhapsody in blue van Gershwin gespeeld. Dat neigt naar jazz. En ook moderne muziek van Ton de Leeuw. Leuk om te proberen, je kunt er veel uithalen. Ik ben een muzikale alleseter, maar voel me niet in alle stijlen even goed. Speelt Martin beter dan leeftijdsgenoten op het conservatorium? Dat durf ik niet te zeggen. Dat moeten anderen maar beoordelen. Ik heb, denk ik, wel meer ervaring. Ik deed al vaak mee met concoursen. Op het Steinwayconcours werd ik eerste, op het Prinses Christinaconcours tweede. Ook moest ik destijds proefspelen om toegelaten te worden tot de Young Talent Class in Tilburg. Allemaal leerzame momenten. Je leert je zenuwen beheersen, om te gaan met spanning. Je krijgt feedback van professionele muzikanten. Het gevaar van concoursen is dat je als deelnemer alleen gaat voor het winnen en vergeet te genieten van de muziek. Wayenberg Via de Houtense zanger en concertorganisator Pieter Vis kwam Martin in aanraking met meesterpianist Daniël Wayenberg. Pieter las in deze krant een recensie van een cd van mij. Vervolgens heeft hij contact met mij opgenomen en een concert georganiseerd, samen met Daniël, in Antwerpen. Daar bleef het niet bij. We hebben net samen een tournee van zeven concerten in verzorgingshuizen achter de rug. Het doel was oude mensen die niet meer naar een concert kunnen, op te zoeken en te laten genieten van klassieke muziek. Bij het laatste concert, in Huizen, was koningin Máxima aanwezig. Een grote eer. Inmiddels is Wayenberg, die in Parijs woont, huisvriend van de familie Oei. Als Daniël in Nederland is, logeert hij bij ons. Hij is een fantastische speler. Ik vind het geweldig knap dat hij op zijn leeftijd, 84, de twaalf Transcendentale Etudes van Liszt wil opnemen. Hij is niet mijn docent, toch leer ik veel van hem; over tempo, over klank. In november geven we met elkaar weer een reeks concerten in onder andere het Concertgebouw, muziekcentrum TivoliVredenburg in Utrecht en het Muziekgebouw Eindhoven. E is nóg iets wat Martin bewondert in Wayenberg. Ik ben zelf niet gelovig, maar vind het mooi om te zien hoeveel inspiratie Daniël uit zijn geloof haalt. Martin krijgt veel aandacht in de media. De pers reageert in superlatieven op zijn spel. Wat hij daarvan vindt? Leuk, natuurlijk. Ik ben er blij mee. Soms is het een beetje vermoeiend, vooral de aanvragen voor interviews. Aan de andere kant: het hoort er bij in de muziekwereld. Andere pianotalenten op dit moment zijn de broers Lucas (21) en Arthur (17) Jussen. Martin: Ze doen het erg goed; 70 procent van de concertuitnodigingen die ze krijgen, moeten ze afzeggen. Dat is een luxepositie. Zo ver ben ik nog niet. Maar hun spel? Martin aarzelt. Eigenlijk vergelijk ik mezelf nooit zo met anderen. Ik houd daar niet van. Ik heb hun cd met muziek van Beethoven gehoord. Netjes gespeeld. Zelf houd ik van een iets ruigere aanpak. Beethoven was een heftige man, vol emotie. Als hij speelde, sloeg hij de snaren soms kapot. Het spijt Martin eigenlijk alweer dat hij het gezegd heeft. Ik probeer geen ego te krijgen, niet arrogant te worden. Er is altijd zo veel te ontdekken in de muziek, zo veel te verbeteren, ook aan mijn spel. Mijn ouders ondersteunen mij geweldig bij mijn studie, maar tillen me niet over het paard. Daar ben ik blij om. Andere mensen mogen zeggen over mij wat ze willen. Ik hoop dat ze me vooral willen vertellen wat er beter kan. Naar de top Martin maakte drie solo-cd's. De eerste is een muzikaal portret van hem met muziek van diverse componisten. Op het tweede schijfje speelt hij de Fantasia Sonata in D van Beethoven. Dat stuk heeft Beethoven zelf niet afgemaakt. Musicoloog Cees Nieuwenhuizen componeerde het slot. Deze voltooide versie heb ik op cd gezet; een première. M'n volgende cd staat nog niet gepland. Ik denk aan iets samen met het Van Gogh Museum. De integratie van muziek en kunst boeit mij. Wat is Martins ambitie als pianist? Zo goed mogelijk worden. Het liefst tot de top behoren. Aarzelend: Maar wat is de top? Elke muzikant heeft zijn eigen karakter, talenten. Ik wil op niemand lijken. Ook niet op Daniël Wayenberg. Ik vind het niet moeilijk mezelf te zijn, maar moet wel kritisch blijven op mijn eigen ontwikkeling, mijn eigen spel. Mijn oren mogen niet gaan slapen. Daar vecht ik voor. Ellebogenwerk om de beste te worden, daar houdt Martin niet van. We moeten als muzikanten positief spreken over elkaar; collega's blijven. Mijn droom is om veel muziek te maken, vaak op te treden. Andere mensen, ook demente ouderen, gelukkig maken met muziek geeft voldoening. Ik heb talenten gekregen. Muzikale talenten. Daar wil ik graag verder mee. Martin loopt naar de tweede vleugel, van het Franse merk Erard, neemt plaats, buigt zich voorover en kijkt geconcentreerd naar het klavier met de overzichtelijke witte en zwarte toetsen. Buiten ruist nog immer de regen. Binnen klinkt nu geen lyrische nocturne van Chopin, maar een virtuoze etude van Liszt. Uit het hoofd gespeeld, zoals een pianotalent betaamt.
© Copyright 2024 ExpyDoc