Klas 3 Naam: …………………………… Klas:……………………………… Docent:…………………………... Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Inleiding In deze reader behandelen we Algemene Muziekleer, Solfège en Instrumentenleer. Deze onderdelen worden elk jaar meer uitgebreid. Dit jaar zul je een aantal onderdelen herhalen en vervolgens je kennis nog meer uitbreiden. In de reader vind je de lesstof + oefeningen. De docent geeft aan of je de oefeningen thuis of in de klas moet maken. Aan het eind van het schooljaar wordt de reader ingenomen en becijferd door de docent. Zorg dat je netjes werkt en de reader altijd meeneemt naar de les. De reader wordt één keer verstrekt. Mocht je de reader kwijt raken kun je deze zelf printen vanaf de website http://muze.hwc.nu Timeline Gedurende het schooljaar leg je jouw resultaten / vooruitgang vast in een de Timeline. De Timeline is in het bezit van de docent en wordt op vaste momenten bijgewerkt. Aan het eind van het schooljaar wordt de Timeline overgedragen aan de leerling. Je hebt nu een goed overzicht van jouw kennis en vaardigheden, opgebouwd in de afgelopen jaren. Kies je muziek als examenvak wordt de Timeline overgedragen aan de docent van het volgende jaar. 2 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 3 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vooraf Voordat je te werk gaat met de leerstof van klas 3 is het handig om een aantal punten te herhalen. Hieronder een zeer korte samenvatting van de leerstof uit klas 1 en 2. Het notenschrift G-sleutel / vioolsleutel De voortekens # Een kruis verhoogt de noot met een halve toonsafstand 4 Een mol verlaagt de noot met een halve toonsafstand ♮ Een herstellingsteken maakt een kruis of mol ongeldig Het klavier Dubbele namen De zwarte toetsen hebben dus dubbele namen! Met een cis en een des wordt dezelfde toets bedoeld en met een dis en een es ook. Aan de naam kun je zien van welke noot hij werd afgeleid. Een cis is afgeleid van de C, een des van een D. De klank van deze noten is wel hetzelfde. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Toonduur Noot Naam Duur Hele noot 4 tellen Halve noot 2 tellen Kwartnoot 1 tel Achtste noot ½ tel Zestiende noot ¼ tel Twee achtsten achter elkaar krijgen de vlaggetjes aan elkaar. Dus in plaats van : krijg je: Deze twee zijn dus precies hetzelfde. Maatsoort Een maatsoort bestaat uit 2 cijfers 5 Het bovenste getal geeft aan hoeveel tellen er in de maat zitten. Het onderste getal geeft de teleenheid aan. 2 tellen in elke maat De kwartnoot krijgt één tel 3 tellen in elke maat De kwartnoot krijgt één tel Rusten Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Een teken voor een vierkwartsmaat Punten Hermann Wesselink College Dynamiek Een aantal dynamische tekens zijn: Dynamische tekens Pp - pianissimo (heel zacht) P - piano (zacht) Mf - mezzo forte (matig hard) F - forte (hard) Ff - fortissimo (heel hard) < - crescendo (harder worden) > - diminuendo of decrescendo (zachter worden) 6 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten Herhaling 1. Hoe heten de volgende noten en hoe lang duren ze: Noot Duur Naam 7 2. Hieronder zie je een aantal noten staan. Zet de namen van de noten er onder. …… …… …… …… …… …… …… …… …… …… …… …… …… …… …… ……… …… …… ……… …… …… …… …… …… Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten Herhaling 3. Noteer de naam van de noten met hulplijnen. ---- ----- ---- ---- ----- ---- 4. Zet de maatstrepen op de juiste plaats. Let op de maatsoort! 8 5. Noteer de naam bij het rustteken a. ……………………… b. ……………………… c. ……………………… d. ……………………… Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten Herhaling 6. Zet de volgende woorden op de juiste plek: verhoogt, herstellingsteken, verlaagt Een kruis …………………. Een mol …………………... Een ………………………... de noot met ½ toonsafstand. de noot met ½ toonsafstand. maakt een kruis of mol ongeldig. 7. Noteer de naam van de zwarte en de witte toetsen: 9 8. Vul hieronder de woorden ‘links’ of ‘rechts’ in: Als de noten op de notenbalk omhoog gaan, moet je naar ……………..op de piano. Als de noten op de notenbalk omlaag gaan, moet je naar ………………op de piano. Anders gezegd: Lage noten zitten ……………….. en hoge noten zitten ……………………. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Ritme Verbindingsboog Je kunt noten van verschillende lengtes met een verbindingsboog aan elkaar ‘plakken’. Je ziet dan twee noten, maar je speelt er maar één. Deze noot duurt net zo lang als die twee losse noten bij elkaar opgeteld. Triool Een triool is een antimetrische figuur, waarbij de nootduur van twee noten in drie gelijke delen wordt verdeeld. Een triool wordt genoteerd als drie noten, elk van de duur van de oorspronkelijke twee, verbonden met een triolenboog met het cijfer 3 erbij. Syncope Normaal gesproken klinken accenten in een melodie op dezelfde plek als de bijbehorende maataccenten. In een vierkwartsmaat is dat de 1e en de 3e tel. Een accent in de melodie kan echter ook op een heel andere plaats terecht komen. Als een accent in een melodie op een andere plaats klinkt dan spreekt men van syncope. Vaak is dit de plek vlak voor het verwachte telaccent, of vlak na de verwachte tel. Hieronder zie je twee ritmes. In het eerste ritme staan geen syncopes, in het tweede ritme wel. Deze tonen ervaar je daar als syncopes, omdat accenten een hele tel eerder klinken dan volgens het maatschema zou moeten. Zonder syncopes Met syncopes hoofd- en nevenaccent zijn verplaatst. In bovenstaand voorbeeld vind je de 1e syncope in de 1e maat op de 4e tel; de 2e syncope in de 2e maat op de 2e tel. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 10 Swing (ritme) Swing is in de muziek een term die onder andere betrekking heeft op het ritme en/ of timing. In een ‘swing’ ritme worden de achtste noten ongeveer gespeeld alsof ze deel uitmaken van een triool. Je kunt ook zeggen: de duur van de eerste (achtste) noot in een paar wordt verlengd terwijl de lengte van de twee achtste wordt verkort. Een ‘swing ritme’ is een ritme dat je ‘voelt’ door de achtste noten op deze wijze te spelen. Swing heeft een Afro-Amerikaanse oorsprong. 11 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten 1. Dit is een ………………………………. Deze noten duren bij elkaar ……………..tel / tellen. 2. Welk muziekbegrip gebruik je als een accent in een melodie op een andere plaats klinkt? ……………………………………………………………………………………………….. 3. Probeer in onderstaande maatsoorten zelf eens een aantal syncopische ritmes te ontwerpen. 12 4. Hoe noem je het ritme dat je voelt als je de achtste noten op de volgende manier gaat spelen? ………………………………………………………………………………………………… Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Uitbreiding notenschrift (F-sleutel) Aan het begin van de notenbalk hoort een muzieksleutel te staan. Deze sleutel geeft aan hoe je de noten op de balk moet benoemen / spelen. We gebruiken in het notenschrift meerdere sleutels. Naast de G-sleutel is er nog een belangrijke sleutel: F- sleutel (bassleutel) Waarom is er nog een sleutel? Als we de noten opschrijven van een stukje muziek met veel lage noten, komen deze noten ver onder de notenbalk te staan. Dit leest niet gemakkelijk. Een makkelijke oplossing hiervoor is een andere sleutel te verzinnen zodat alle noten opschuiven en de lage noten midden op de notenbalk komen te staan zodat we ze beter kunnen lezen. De G-sleutel is voor hoge tonen. De F – sleutel wordt gebruikt voor lage tonen. 13 F – sleutel / Bassleutel Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Samenklank Consonant / Dissonant Als er verschillende tonen samenklinken dan noem je dat een samenklank. Als zo’n samenklank spannend klinkt, alsof de tonen met elkaar botsen, dan noem je dat dissonant. Een samenklank waarbij de tonen niet botsen maar juist heel goed samenklinken, noem je consonant. Dissonanten samenklanken geven muziek iets spannends, iets onrustigs. Consonanten samenklanken geven muziek iets rustigs. 14 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten 1. Hoe heet deze muzieksleutel? ………………………….. 2. Benoem de volgende noten op de notenbalk: …. ….. …. ….. ….. ….. ….. …. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. …. …… 15 3. Benoem de volgende noten op de notenbalk: ………………………………………………………… 4. Benoem de volgende noten op de notenbalk: Let op: F- sleutel + een mol ! ………………………………………. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vorm / Structuur Een song (Engels voor lied, een gedicht waar muziek bij verzonnen is) bestaat uit verschillende delen tekst die in een bepaalde volgorde achter elkaar geplaatst worden. Daarnaast komen in een song ook stukken muziek voor waarin niet gezongen wordt, bijvoorbeeld in het begin of als een instrument even iets speelt in plaats van de zanger of zangeres die iets zingt. Al je de tekst met bijbehorende muziek verdeelt in blokken tekst en deze in de juiste volgorde plaatst, ontstaat er een vorm. Vorm (structuur) De manier waarop de verschillende delen achter elkaar geplaatst zijn. De delen die voor kunnen komen in een muziekstuk (of song), worden omschreven met de volgende muziektermen, daarachter staan de Engelse benaming. 1. Couplet ( Verse (Engels) = tekstdeel) 2. Refrein ( Chorus (Engels) = met z'n allen) 3. Brug ( Bridge (Engels) = brug) 4. Intro ( Introduction (Engels) = introductie) 5. Coda ( Outro (Engels) = naspel) 16 6. Solo ( Solo (Engels) = alleen) Om de vorm van popsongs te kunnen ontdekken zullen we moeten weten wat deze delen betekenen om ze te kunnen ontdekken in de vorm. Muziekterm voor het vormonderdeel Omschrijving van het vormonderdeel Intro Een inleiding om je in de sfeer van de song te brengen. Couplet Gedeelte van de song waar de melodie het zelfde blijft, de tekst verandert, waarin het verhaal verteld wordt. Refrein Gedeelte van de song waar melodie en tekst hetzelfde blijven, de tekst een samenvatting en / of een conclusie (steeds terugkerende tekst) Brug Verbinding tussen twee delen. Een andere melodie en tekst. (afwisseling of overgang) Solo Gevarieerde melodie door instrument. 1 instrument in de hoofdrol Coda Slotgedeelte van de song Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vormschema In een vormschema geef je de vorm van een muziekstuk weer. Daarvoor kun je de eerste letters van het alfabet gebruiken. Dezelfde onderdelen (bijvoorbeeld coupletten) krijgen dezelfde letter: A A. Verschillende onderdelen (bijvoorbeeld coupletten en refrein) krijgen verschillende letters: A B. Onderdelen die erg op elkaar lijken maar niet precies hetzelfde zijn (bijvoorbeeld couplet 2 is ietsje anders dan couplet 1) geef je dezelfde letter met een accent: A A' Akkoordenschema Een akkoordenschema is een opeenvolging van akkoord – symbolen. Een vereenvoudiging op het schrijven in notenschrift. In plaats van het teken van noten op een notenbalk worden symbolen geschreven. Om een akkoordenschema te kunnen spelen moet je weten wat die akkoordsymbolen betekenen. Meestal gebruikt men muziekpapier dat is onderverdeeld in 10 of 12 rijen notenbalken. Deze rijen worden verdeeld in 3 of 4 kolommen. In de eerste kolom wordt de sleutel aangegeven met de maat waarin het stuk gespeeld moet worden. In iedere kolom staan een of meer akkoordsymbolen. Onder de notenbalk wordt vaak de timing aangegeven. Bluesschema Blues – akkoordenschema’s zijn te herkennen aan een redelijk formele structuur, die zich zowel in de tekst, de melodie alsook in de harmonie weerspiegelt. Wat het laatste betreft bevindt de ‘blues’ zich in een bijzondere positie dat we hier zien hoe een melodie die op een mineurtoonladder is gebaseerd zich legt over een harmonische basis die in principe uit majeurakkoorden bestaat. Iets unieks in de muziekgeschiedenis. Die eenvoudigste bluesstructuur in akkoorden bestaat uit 12 (3 x 4) maten met 4x tonica (C), 2x het subdominant akkoord (F), 2x de tonica, 2x het dominant septiemakkoord (G) en tot slot weer 2x tonica. Voor C betekent dit bijvoorbeeld: C C C C – F F C C – G7 G7 C C I I I I - IV IV I I - V V I I (in trappen) Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 17 Vragen en opdrachten 1. Geef een omschrijving van de volgende vormonderdelen: Muziekterm voor het vormonderdeel Omschrijving van het vormonderdeel Intro Couplet Refrein 18 Brug Solo Coda Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten 2. Bekijk de songtekst van Calm after the Storm – The Common Linnets Driving in the fast lane counting mile marker signs The empty seat beside me keeps you on my mind Livin’ in the heartache was never something I pursued I can't keep on chasing what I can't be for you Oohh, skies are black and blue I’m thinking about you Here in the calm after the storm tears on the highway water in my eyes This rain ain’t gonna change us what’s the use to cry 19 I could say I'm sorry but I don't wanna lie I just wanna know if staying is better than goodbye Oohh skies are black and blue I’m thinking about you Here in the calm after the storm Oohh after all that we’ve been through (baby) there ain’t nothing new Here in the calm after the storm Maybe I can find you down this broken line Maybe you can find me guess we’ll know in time Oohh, skies are black and blue I’m thinking about you Here in the calm after the storm there ain’t nothing new Here in the calm after the storm Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten a. Als je de tekst goed bekijkt, kun je al aangeven wat de refreinen zijn. Noteer op je songtekst een R achter de tekstblokken waarvan jij denkt dat het de refreinen zijn. b. Verklaar hoe je dat kunt zien aan de songtekst. ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… c. De coupletten kun je ook al zien, geef deze aan met een C. d. Zie je misschien ook nog de brug(en) ? Geef deze aan met de B. e. Van de overblijvende delen ( intro, solo en coda), weet je niet of dat ze in dit nummer voorkomen, van de songtekst kun je dit niet aflezen. Waarom niet ? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… f. Wat moet je doen om erachter te komen of deze vormonderdelen in deze song aanwezig zijn ? …………………………………………………………………………………………………... Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 20 Luisteroefening 3. We gaan de vorm van " It’s my life " Bon Jovi bepalen. Schrijf de vormonderdelen (in de volgorde waarin ze passeren) op, gebruik hiervoor de onderstaande blokken. De vorm bestaat uit tien delen, enkele vormonderdelen komen meerdere keren voor ( bijv couplet 1, refrein 1, couplet 2, couplet 3 ). a. Vul het vormschema in : 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 21 b. Achter elkaar opgeschreven: 1.___________ 2.___________3.__________4.____________ 5.____________ 6.___________ 7.___________ 8._________9.____________10.____________ c. Heb je alle vormonderdelen gebruikt bij het nummer " It’s my life " ? ……………………………………………………………………………………………… d. Welke instrumenten worden bespeeld in " It’s my life " ? ………………………………………………………………………………………………. e. Welk instrument speelde de solo ? ……………………………………………………………………………………………….. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Akkoorden Een akkoord is een stapeling van drie (of meer) verschillende tonen. Als je weet hoe een akkoord opgebouwd is kun je alle andere akkoorden gemakkelijk herleiden. En dus ook heel veel liedjes spelen op basis van een akkoordenschema. Let op: Een akkoord bestaat uit een stapeling van een grote en een kleine terts. Een grote terts is de afstand tussen bijv. C en E Op de afbeelding hierboven kun je zien dat je 4 stapjes (= 4 halve toonafstanden) zet van de C naar de E 22 Een kleine terts is de afstand tussen bijv. D en F Op de afbeelding hierboven kun je zien dat 3 stapjes (= 3 halve toonafstanden) zet van de D naar de F We hebben twee soorten: 1. Majeurakkoord Stelregel: het majeurakkoord wordt gevormd door een grote terts +kleine terts. Dus vanaf de C zijn dat 4 stapjes + 3 stapjes C-akkoord bestaat dus uit: C, E en G 2. Mineurakkoord Stelregel: het mineurakkoord wordt gevormd door een kleine terts + grote terts. Dus vanaf de A zijn dat 3 stapjes + 4 stapjes Am-akkoord bestaat dus uit: A, C, E Met bovenstaande informatie kun je alle andere akkoorden ook “uitrekenen”. Denk eraan dat je bij het berekenen van de akkoordtonen altijd een letter in het alfabet overslaat! Dus: het D-akkoord bestaat uit D, F#, A en niet D, Gb, A! het Abm-akoord bestaat uit Ab, Cb, Eb en niet Ab, B, Eb! Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Andere akkoorden Naast de belangrijkste akkoorden (majeur en mineur) komen we heel soms ook andere akkoorden tegen. 1. Septiemakkoorden Als je nog een terts bovenop het akkoord zet dan ontstaat er een septiemakkoord. We onderscheiden diverse soorten. De belangrijkste: a. dominant septiem: symbool: C7 C7 bestaat uit: C, E, G, Bb b. majeur septiem: symbool: Cmaj7 Cmaj7 bestaat uit: C, E, G, B c. mineur septiem symbool: Cm7 Cm7 bestaat uit: C, Eb, G, Bb d. overmatig dominant symbool: C+7 of Caug7 Caug7 bestaat uit: C, E, G#, Bb 23 2. Diminished (verminderd) akkoord (dim) Stelregel: een dim akkoord wordt gevormd door een kleine terts + kleine terts. Dus vanaf de B zijn dat 3 stapjes + 3 stapjes Bdim bestaat dus uit: B, D, F 3. Augmented (overmatig) akkoord (aug) Stelregel: een aug akkoord wordt gevormd door een grote terts + grot terts. Dus vanaf de C zijn dat 4 stapjes + 4 stapjes Caug (ook wel aangeduid als C+) bestaat dus uit: C, E, G# Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten 1. Noteer de volgende akkoorden in de toetsen hieronder afgebeeld: F – akkoord G – akkoord 24 Em – akkoord Am – akkoord Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten 2. Noteer de volgende akkoorden in de toetsen hieronder afgebeeld: C7 – akkoord Fm7 – akkoord 25 Emaj7 – akkoord G7 – akkoord Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Omkeringen van akkoorden Een akkoord kan op allemaal verschillende manieren en in allemaal verschillende combinaties voorkomen. De noten van een akkoorden kunnen heel ver uit elkaar liggen. Als je bijvoorbeeld de laagste C op de piano speelt en de hoogste E en G, dan heb je nog steeds het akkoord van C. Een C akkoord is C,E,G. Omkeringen Ook als je de volgorde van de noten van een akkoord door elkaar husselt, blijft het hetzelfde akkoord. Wanneer je een drieklank uit zo door elkaar husselt dat de grondtoon niet meer de laagste toon is, spreken we van een omkering. Wanneer de oorspronkelijk middelste toon van een drieklank nu de laagste toon is, spreken we van een 1e omkering. Wanneer de oorspronkelijke hoogste toon van een drieklank nu de laagste toon is, spreken we van een 2e omkering. Wanneer een drieklank niet door elkaar is gehusseld, maar de grondtoon gewoon de laagste toon is, heet dat de grondligging. Voorbeeld: C akkoord in grondligging: C – E – G 26 C akkoord in 1e omkering: E – G – B C akkoord in 2e omkering: G – C – E Waarom omkeringen? Als je gebruik maakt van omkeringen, kun je sneller en handiger van het ene naar het andere akkoord gaan. De sprong van een C-akkoord in grondligging naar een F-akkoord in grondligging is een redelijk grote afstand. Als je van een C-akkoord in grondligging naar het F-akkoord in 2e omkering gaat, hoef je veel minder te schuiven. Je mag zelf weten wanneer je omkeringen gebruikt. Beslis zelf wat je handig en mooi vindt. Het is wel het beste om het laatste akkoord van een nummer in de grondligging te spelen. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Hoe kun je een omkering herkennen? Bij een majeur- en mineurakkoord heb je steeds maar 2 of 3 toetsen ertussen zitten. Als er 4 toetsen tussen twee tonen zitten, heb je te maken met een omkering. Voorbeeld: D – F – Bes Je hebt hier niet te maken met een D- akkoord, maar met een omkering van het Besakkoord. Tussen F en Bes zitten namelijk 4 toetsen. Hoe kun je een omkering herkennen op notenschrift? Voorbeeld: Hieronder zie je drie keer het C-akkoord. 27 1e omkering grondligging 2e omkering Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten Noteer de volgende akkoorden in de toetsen! Am – akkoord 1e omkering C – akkoord 1e omkering 28 Gm – akkoord 2e omkering A – akkoord 2e omkering Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten 1. Welk akkoord is dit? a. b. c. d. G- akkoord G- akkoord 1e omkering G- akkoord 2e omkering Em akkoord 2. Welk akkoord is dit? a. C- akkoord b. Cm – akkoord c. Am – akkoord 2e omkering d. C- akkoord 1e omkering 29 3. Welk akkoord is dit? a. Am- akkoord b. Em- akkoord grondligging c. Em- akkoord 1e omkering d. Em- akkoord 2e omkering 4. Welk akkoord is dit? a. D- akkoord b. Dm- akkoord 1e omkering c. D- akkoord 1e omkering d. Dm- akkoord 2e omkering 5. Welk akkoord is dit? a. Am- akkoord 2e omkering b. Am- akkoord 1e omkering c. A- akkoord 1e omkering d. Dm- akkoord 2e omkering Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Belangrijke begrippen / aanduidingen in de muziek Acapella Gezongen zonder instrumentale begeleiding Accent Een muzikale beklemtoning van muziek Accelerando Versnellen Adagio Langzaam Afterbeat Het spelen op de 2e en 4e tel in een vierkwartsmaat (popmuziek) Akkoord Samenklank van drie of meer verschillende tonen Andante Gaande A Tempo Het voorgaande tempo hervatten Ballad Rustige popsong Baslijn Opeenvolging van lage noten, lage partij in een muzikale compositie, die gespeeld wordt op de contrabas, de basgitaar of op andere basinstrumenten Bassleutel Dit is de F-sleutel geplaatst op de vierde lijn van de notenbalk. Deze sleutel geeft de F van het klein octaaf aan. De bassleutel wordt gebruikt voor alle laagklinkende instrumenten (o.a. contrabas, fagot, tuba) en voor de linkerhand van o.a. piano en clavecimbel Beat Maat, 1e en 3e tel worden benadrukt (popmuziek) Begeleiding Begeleidingspartijen ondersteunen de melodiepartij. Veel gebruikte begeleidingsinstrumenten zijn de piano en de gitaar. Bezetting de soort en het aantal instrumenten en zangstemmen waarmee een muziekstuk wordt uitgevoerd. Break Onderbreking in een pop- of jazznummer Bridge Een combinatie van tekst en muziek in een song. Anders dan couplet en refrein, Komt maar één keer voor. Canon Meerdere stemmen zetten na elkaar dezelfde melodie in (polyfone compositievorm) Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 30 Na een herhaling wordt het stuk uitgevoerd tot het eerste codateken en Coda vervolgd bij het tweede codateken. Couplet Onderdeel van een song waarbij de tekst veranderd maar de melodie hetzelfde blijft. Cover Liedje dat opnieuw door een andere artiest op de plaat wordt gezet. D.C. Da capo Hernemen vanaf het begin D.C. al Fine Da capo al Fine Hernemen vanaf het begin, maar eindigen waar "Fine" staat. D.S. Dal segno Hernemen vanaf het teken Dynamiek Verschil in geluidssterkte Eénstemmig Als je in je eentje een melodie zingt dan klinkt dat altijd éénstemmig. Fade-out Het langzamerhand wegsterven van de muziek. Fermate Verlenging van noot of rust. Net zolang de dirigent aangeeft. Fill – in Een stukje maat, dat telkens in de 4e maat gespeeld wordt. De Fill-in is een improvisatie voor de drummer die dan de maat vult met een leuker ritme dan het basisritme dat hij in de vorige maten speelde. Geluidsdragers Mp3, minidisc, DVD, CD Glissando Het ‘glijden’ van de ene naar de andere toon. Hele-toonstoonladder Toonladder met alleen hele toonsafstanden Het gedeelte dat tussen de herhalingstekens staat, wordt 2x gespeeld Herhalingsteken Imitatie een compositietechniek waarbij ritmes, motieven of melodische fragmenten van de ene stem vrij kort daarna (of zelfs overlappen) in andere stemmen terugkeren. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 31 Interval Afstand tussen twee tonen (prime, secunde, terts, kwart, kwint, sext, septiem, octaaf) Intro Afkorting van introductie. Inleiding van een song of stuk Koorstemmen Sopraan, mezzo-sopraan, alt, tenor, bariton, bas Legato Gebonden spelen (noten aan elkaar) Liedvorm Compositie opgebouwd uit muzikale zinnen Eendelig: A Tweedelig: AA of AB Driedelig: ABA, AAB of ABC Majeur Grote terts toonladder (toonsoort) – klinkt meestal vrolijk, bestaat uit grote terts + kleine terts Melodie Als je een liedje zingt, zing je de melodie. Een melodie bestaat uit hoge en lage tonen. Melodie-instrumenten zijn o.a. : piano, gitaar, blokfluit, saxofoon,dwarsfluit, klarinet, trompet. Mineur Kleine terts toonladder (toonsoort) – klinkt meestal droevig, bestaat uit kleine terts + grote terts Modulatie Naar een andere toonsoort overgaan. Motief Kleinst mogelijke muzikale eenheid; een aantal noten die muzikaal gezien bij elkaar horen ; een of enkele maten lang Musical Gezongen toneelstuk met decor, kostuums en veel pop-, dans- en showelementen. Opmaat Een onvolledige maat aan het begin van een muziekstuk Partituur Bladmuziek voor dirigent, waarop alle partijen in een vaste volgorde boven elkaar staan. Playbacken Doen alsof men zingt 32 Deze aanduiding wordt gebruikt als de laatste maten van de herhaling Prima volta verschillend zijn: 1. spelen tot en met prima volta Rappen Het spreken van teksten op een ritmische ondergrond. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Refrein Een gedeelte van een song dat letterlijk wordt herhaald De tekst en melodie blijven hetzelfde. Remix Een remix is een aangepaste versie van een origineel muzieknummer. Een remix kan op elke denkbare manier anders zijn dan het originele nummer. Het tempo kan hoger of lager zijn, maar het komt ook voor dat liedteksten en zangpartijen worden aangepast, verwijderd of toegevoegd. Riff Korte frase of motief dat een aantal keren herhaald wordt (jazz- en popmuziek) Ritenuto Vertragen Ritme Verschil in toonduur Ritmisch figuur Bijvoorbeeld triool of 4- zestienden Sample Een digitaal opgeslagen klank. Samplen is het digitaal vastleggen van geluid of muziek. Scat vocal Een manier van instrumentaal zingen op betekenisloze lettergrepen. 33 Secunda volta Deze aanduiding wordt gebruikt als de laatste maten van de herhaling verschillend zijn: 2. herhaling - prima volta overslaan maar verdergaan met secunda volta Solo Stuk muziek dat iemand van een groep in zijn eentje speelt Song Engels woord voor lied, meestal gebruikt in de betekenis als amusementslied. Sound De klankkleur van een instrument of muziekstuk Soundtrack Filmmuziek Staccato Kort, alle tonen los van elkaar spelen Stem 4. 5. Menselijke stem Als meerdere melodieën tegelijk klinken wordt ieder van deze melodieën een stem genoemd. Syncopische Ritme dat het gevoel geeft van tegen de maat in (door verschuiving maataccent) Tempo Snelheid van een muziekstuk Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Tonica Grondtoon, begintoon van de toonladder Toonsoort Toonladder (bijv. G-majeur of d-mineur) Trio Combinatie van 3 instrumenten Tutti Allemaal (in de betekenis van iedereen moet spelen) Tweestemmig Als je in je eentje een melodie zingt dan klinkt dat altijd éénstemmig. Als er een andere melodie bij komt dan wordt het tweestemmig. Unisono Meerdere stemmen en/ of instrumenten zingen en/ of spelen op dezelfde toonhoogte. Verbindingsboog Twee losse noten kun je combineren tot één klinkende toon. Dat gebeurt met behulp van een boog. Verse Synoniem voor couplet. Versieringen Omspeling van de hoofdtoon (bv. Triller) Vocaal Gezongen muziek (eventueel met begeleiding) Walking bass Iedere tel speelt de bas een toon en ‘loopt’ door het stuk Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer 34 Hermann Wesselink College 35 Hoe hoor je of een toon hoger of lager is dan de vorige? Wat zijn intervallen? En hoe noteer je een ritme dat je hoort? Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Intervallen Alle verschillende afstanden tussen muzieknoten hebben een naam gekregen. Deze namen hoef je niet te weten om muziek te kunnen maken, maar helpen je wel bij het leren, schrijven en herkennen van muziek. Als we twee noten op de notenbalk gaan vergelijken met elkaar, dan kunnen ze vlak bij elkaar liggen, of verder van elkaar vandaan. Een C en een D bijvoorbeeld liggen naast elkaar, maar een C en een G liggen verder van elkaar. Deze afstand in hoogte tussen twee noten op de notenbalk noemen we een interval. Intervallen moet je op je gehoor kunnen herkennen en visueel kunnen benoemen. 36 Een interval is de afstand tussen twee tonen. Als we hierboven de eerste C vergelijken met alle andere noten, dan zie je dat we een heleboel verschillende intervallen kunnen hebben. De afstand van de eerste C tot elke andere noot is een ander interval. In de muziek hebben we het niet vaak over hele grote afstanden tussen noten en zijn de namen van deze hele grote intervallen niet zo belangrijk. We kijken vaak alleen maar van de C tot aan de volgende C. Als we dan alle afstanden gaan tellen, zien we in totaal 7 verschillende intervallen. Het kleinste interval is van C naar D en het grootste interval is van C naar de volgende C. Er is ook een naam voor als we twee noten op precies dezelfde hoogte vergelijken, wat eigenlijk het allerkleinste interval is, zodat er in totaal 8 verschillende intervallen zijn. Intervallen Prime eenklank Kwint van 1 naar 5 Secunde van 1 naar 2 Sext van 1 naar 6 Terts van 1 naar 3 Septiem van 1 naar 7 Kwart van 1 naar 4 Octaaf van 1 naar 8 (dezelfde toon) Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Het kleinste interval dat we kunnen tegenkomen, is twee noten op precies dezelfde hoogte op de notenbalk. We noemen dit interval de prime. De prime wordt ook wel de éénklank genoemd omdat allebei de noten dezelfde klank (toonhoogte) hebben. Een secunde is de afstand van de 1e toon van een toonladder naar de 2e toon. Er zijn twee verschillende secundes, een grote en een kleine. Een grote secunde bestaat uit een hele afstand en een kleine secunde bestaat uit een halve afstand. Een terts is de afstand van de 1e toon van een toonladder naar de 3e toon. Er zijn twee verschillende tertsen, een grote en een kleine. Een grote terts bestaat uit 2 hele afstanden, en een kleine terts bestaat uit een hele en een halve afstand. Een kwart is de afstand van de 1e toon van een toonladder naar de 4e. Een kwint is de afstand van de 1e toon van een toonladder naar de 5e toon. Een sext is de afstand van de 1e toon van een toonladder naar de 6e toon. Er zijn twee verschillende, een grote en een kleine. Een grote sext bestaat uit een kwint en een hele afstand, en een kleine sext bestaat uit een kwint en een halve afstand. Een septiem is de afstand van de 1e toon van een toonladder naar de 7e toon. Er bestaat een groot en een klein septiem. Een octaaf is de afstand tussen een toon en dezelfde toon, maar dan hoger of lager. De hoogste van de twee krijgt meestal een ‘ teken om aan te geven dat deze de hogere is. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 37 TIP voor het horen van intervallen Om je de intervallen te kunnen voorstellen kun je de eerste tonen van een lied zingen. De intervallen met een vinkje moet je in dit leerjaar kunnen onderscheiden. Kleine secunde Für Elise of I don’t know how to love him Grote secunde Vader Jacob Kleine terts Toen onze mop een mopje was Grote terts Er is een kindeke of één, twee, drie, vier hoedje van papier Reine kwart Wilhelmus 38 Overmatige kwart Maria uit de West Side Story Verminderde kwint Reine kwint Altijd is Kortjakje ziek Kleine sext Where do I begin (Love Story) Grote sext Berend Botje Klein septiem Somewhere uit de West Side Story Groot septiem Een groot septiem wil oplossen naar de grondtoon (het octaaf) Octaaf Somewhere over the Rainbow Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten 1. Geef de naam van de volgende intervallen. ……………………….. ……………………….. ………………………… ……………………….. 2. Noteer de gevraagde intervallen. Teken eerst de lage C en vervolgens de tweede noot behorende bij het interval er bovenop. Secunde 39 Kleine Terts Kwart Kwint Grote sext Septiem Octaaf Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten - ritme 1. 2. 3. 4. 40 5. 6. 7. 8. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten - ritme 1. De docent tikt één van de onderstaande ritmes. Geef aan welk ritme getikt wordt. a. b. 2. Schrijf het ritme op dat geklapt wordt. Dit ritme duurt VIER tellen. In de ritmes kunnen ook syncopes voorkomen! a. b. 41 c. d. 3. Schrijf het ritme op dat geklapt wordt. Dit ritme duurt ZES tellen. a. b. c. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten - Melodie 1. Waar zit de fout in de melodie? Zet een kruisje bij de noot die fout wordt gespeeld. 2. Waar zit de fout in de melodie? Zet een kruisje bij de noot die fout wordt gespeeld. 3. Je ziet vijf motiefjes. Je krijgt elk motief te horen. Daarna hoor je het nog een keer, alleen iets hoger, iets lager of op dezelfde toonhoogte. Kruis steeds één van de drie rondjes aan. 42 0 hoger 0 lager 0 op dezelfde toonhoogte 0 hoger 0 lager 0 0 hoger 0 lager 0 op dezelfde toonhoogte 0 hoger 0 lager 0 op dezelfde toonhoogte 0 hoger 0 lager 0 op dezelfde toonhoogte Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer op dezelfde toonhoogte Hermann Wesselink College Luisteroefening De docent speelt verschillende intervallen. Schrijf op welk interval je hoort. Secunde, kleine terts, grote terts, kwart, kwint, grote sext , klein septiem of octaaf. 1: ……………………………. 2: ……………………………. 3: ……………………………. 4: ……………………………. 5: ……………………………. 6: ……………………………. 7: ……………………………. 8: ……………………………. 9: ……………………………. 10: ……………………………. 1: ……………………………. 2: ……………………………. 3: ……………………………. 4: ……………………………. 5: ……………………………. 6: ……………………………. 7: ……………………………. 8: ……………………………. 9: ……………………………. 10: ……………………………. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 43 Luisteroefening De docent speelt verschillende intervallen. Schrijf op welk interval je hoort. Secunde, kleine terts, grote terts, kwart, kwint, grote sext , klein septiem of octaaf. 1: ……………………………. 2: ……………………………. 3: ……………………………. 4: ……………………………. 5: ……………………………. 6: ……………………………. 7: ……………………………. 8: ……………………………. 9: ……………………………. 10: ……………………………. 1: ……………………………. 2: ……………………………. 3: ……………………………. 4: ……………………………. 5: ……………………………. 6: ……………………………. 7: ……………………………. 8: ……………………………. 9: ……………………………. 10: ……………………………. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 44 Luisteroefening De docent speelt verschillende intervallen. Schrijf op welk interval je hoort. Secunde, kleine terts, grote terts, kwart, kwint, grote sext , klein septiem of octaaf. 1: ……………………………. 2: ……………………………. 3: ……………………………. 4: ……………………………. 5: ……………………………. 6: ……………………………. 7: ……………………………. 8: ……………………………. 9: ……………………………. 10: ……………………………. 1: ……………………………. 2: ……………………………. 3: ……………………………. 4: ……………………………. 5: ……………………………. 6: ……………………………. 7: ……………………………. 8: ……………………………. 9: ……………………………. 10: ……………………………. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 45 Luisteroefening De docent speelt verschillende akkoorden. Schrijf op welk akkoord je hoort: Mineur, Majeur of Dominant septiem 1: ……………………………. 2: ……………………………. 3: ……………………………. 4: ……………………………. 5: ……………………………. 6: ……………………………. 7: ……………………………. 8: ……………………………. 9: ……………………………. 10: ……………………………. 46 1: ……………………………. 2: ……………………………. 3: ……………………………. 4: ……………………………. 5: ……………………………. 6: ……………………………. 7: ……………………………. 8: ……………………………. 9: ……………………………. 10: ……………………………. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 47 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Instrumentenleer Er zijn ontzettend veel muziekinstrumenten, je hebt ze in allerlei soorten en maten. Allemaal maken ze geluid. Hoe dit geluid klinkt (de klankkleur van een instrument), is afhankelijk van de vorm van het instrument, het materiaal waarvan het is gemaakt en heel belangrijk: hoe je het instrument in trilling brengt. Geluiden zijn luchttrillingen die door ons oor kunnen worden waargenomen. De geluidstrilling begint bij een klankbron (bijv. de snaar van een gitaar), en plant zich voort door de lucht. Deze trilling wordt opgevangen door het trommelvlies in het oor en daarna vertaald naar onze hersenen als geluid. Muziekinstrumenten worden ingedeeld naar de manier waarop ze in trilling worden gebracht, anders gezegd: de manier waarop het geluid wordt gemaakt. We verdelen de muziekinstrumenten in vier groepen: 1. 2. 3. 4. Blaasinstrumenten Snaarinstrumenten Slagwerk Elektronische instrumenten 48 Je zou ook een 5e groep kunnen maken, namelijk de toetsinstrumenten. Deze instrumenten hebben een gezamenlijk kenmerk: het toetsenbord. Vaak zie je bij een toetsinstrument niet hoe het geluid gemaakt wordt, je drukt een toets in en hoort geluid. Afhankelijk van de manier waarop het geluid wordt geproduceerd worden de toetsinstrumenten onderverdeeld in boven genoemde groepen. Bij de piano wordt een snaar in trilling gebracht door een hamertje met vilten kop (snaarinstrument). Bij het klavecimbel komt een snaar in trilling door een pen die aan de snaar tokkelt (snaarinstrument). Bij een pijporgel en accordeon wordt lucht in een buis in trilling gebracht (blaasinstrument). Bij een synthesizer en keyboard wordt de klank elektronisch opgewekt (elektronische instrumenten). Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Blaasinstrumenten Blaasinstrumenten zijn instrumenten, waarbij het geluid wordt geproduceerd door lucht te blazen in of over het instrument. Ook de blaasinstrumenten worden onderverdeeld in verschillende groepen. Houtblazers Houtblazers zonder riet dwarsfluit blokfluit panfluit Dubbelriet hobo fagot Enkel riet klarinet saxofoon doedelzak Koperblazers Scherp van klank trompet trombone Zacht van klank 49 hoorns tuba Toetsinstrumenten die worden bespeeld m.b.v. lucht accordeon orgel Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Verdieping Panfluit De panfluit is een rechte fluit die is opgebouwd uit een aantal aan de onderzijde gesloten buizen van verschillende lengte. Als materiaal wordt voor de Zuid-Amerikaanse panfluit veelal bamboe gebruikt. Daarnaast zijn er ook panfluiten gemaakt van hout, glas of metaal. De naam panfluit is afkomstig van de Griekse god Pan. Een panfluit wordt bespeeld door lucht over de buis tegen de rand te blazen. Iedere buis levert zo zijn eigen toon. Door de panfluit te kantelen kan de fluitist de toon met enige oefening wat laten zakken. 50 Didgeridoo De didgerido is een blaasinstrument, vooral bekend uit Australië waar de Aboriginals in Noord-Australië het instrument al duizenden jaren bespelen. De didgeridoo vindt zijn oorsprong in Noord-oost-Arnhemland in Noord-Australië. Traditioneel wordt de didgeridoo gebruikt als instrument voor begeleiding van dansceremonies. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Snaarinstrumenten Snaarinstrumenten zijn instrumenten waarbij het geluid wordt geproduceerd door de trilling van een snaar. De snaarinstrumenten worden ingedeeld naar de wijze waarop de snaar in trilling wordt gebracht: getokkeld, gestreken of aangeslagen. Strijkinstrumenten viool altviool cello contrabas Tokkelinstrumenten luit harp gitaar mandoline ukelele, banjo Toetsinstrumenten met snaren 51 klavecimbel piano Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Verdieping Sitar Een sitar is een snaarinstrument uit India met een zeer typerende klank. Het instrument heeft behalve vier melodiesnaren en drie ritmesnaren (chikari), ook twaalf tot veertien resonantiesnaren (tarafs). In India wordt nog steeds op de sitar gespeeld. De sitar is daar bekender dan de gitaar. Mandoline De mandoline is een snaarinstrument. De mandoline wordt bespeeld met een plectrum. Het instrument is dubbelkorig, het heeft acht snaren die twee aan twee hetzelfde gestemd zijn. Evenals bij de vioolfamilie komt de mandolinefamilie nog in alt-, cello- en basversie voor: mandola, mandoloncello en mandobas. Zeldzamer nog zijn de mandolinette (sopraninomandoline) en de mandolone (tussen cello en bas). Het instrument is nogal modegevoelig, naast periodes waarin het veelvuldig werd gespeeld zijn er ook periodes waarin het instrument helemaal niet werd ingezet. 52 Hakkebord Een Hakkebord is een citer die wordt bespeeld met mallets die kunnen bestaan uit allerlei materialen. In Nederland is het de benaming voor een draagbare trapeziumvormige citer die je vaak op de knieën legt. Een hakkebord bestaat uit een trapeziumvormige kast, waarover veel snaren zijn gespannen. Op deze snaren wordt met een vilten hamertje of een klepel (mallets) geslagen. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Slaginstrumenten Slaginstrumenten zijn instrumenten waarbij de klank wordt voortgebracht door de trilling van een gespannen vel. De belangrijkste groep instrumenten waar het vel de klankbron is, zijn de trommen. Trommen worden bespeeld met de handen, vingers of stokken. met een vel trom pauk (Europa) drumstel conga’s, bongo’s (Latijns - Amerika) djembe (Afrika) tabla (India, Pakistan) Zonder vel xylofoon marimba metallofoon klokkenspel klokken (buisklokken) gong 53 Overige slaginstrumenten bekkens triangel claves Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Verdieping Djembé De djembé hoort tot de groep bekervormige trommen. Dit soort trommen zijn éénvellig. Ze worden gemaakt van aardewerk en van hout en komen voor in verschillende afmetingen. Vaak is het vel aan de rand van de romp gelijmd. Trommen op poten (zoals de djembé) hebben een voet die uit de houten romp van de trom zijn gesneden. De djembé is een bekervormige trom uit Guinea (West-Afrika) en staat tijdens het bespelen ervan meestal niet op de voet zoals je zou verwachten. Hij hangt vaak aan een nekkoord tijdens het bespelen. Hij wordt aangeslagen met de handen. De djembé klinkt luid en doordringend en is draagbaar. Dit maakt het instrument populair bij zowel rock-, pop- als traditionele muzikanten. 54 Gamelan Gamelan is de benaming voor zowel de muziekstijl, de muziekinstrumenten als de bespelersgroep ervan in Indonesië. Een gamelanorkest bestaat voornamelijk uit slaginstrumenten zoals drums, kulintangs, gongs en xylofoons, maar ook bijvoorbeeld fluiten. Vooral op Java en Bali is de gamelan heel populair. Het is kenmerkend voor Indonesische volksmuziek. De gamelan wordt als een van de hoogst ontwikkelde muzikale vormen ter wereld beschouwd. De orkesten zorgen vaak voor de muzikale begeleiding van dans- en theatervoorstellingen. Onze school beschikt ook over gamelan. Je zult vast een keer op dit instrumentarium gaan spelen. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Tabla De tabla is het meest gebruikte ritmische begeleidingsinstrument in de Hindoestaanse muziek. De tabla wordt met beide handen bespeeld, waarbij elke hand uitsluitend zijn eigen trommel speelt. De rechterhand bespeelt de houten dayen, de linkerhand de van koper of klei gemaakte bayan. De functie van de tabla in de Hindoestaanse muziek, is die van het spelen van de tala, de ritmische cyclus waarin een compositie staat, en die tijdens de improvisatie in de raga moet worden vastgehouden. Balafoon Een balafoon is een slaginstrument, afkomstig uit West-Afrika. Het instrument lijkt op een marimba. Fleskalebassen, hangend onder de houten latten, dienen als resonator. In Guinee wordt doorgaans de diatonische balafoon bespeeld (diatoniek), in Burkina Faso de pentatonische (pentatoniek). Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 55 Elektrische instrumenten Elektrische instrumenten worden elektrofonen genoemd. Ze worden verdeeld in twee groepen: - elektrisch versterkt elektronische instrumenten Bij elektrisch versterkte instrumenten wordt de klank op het instrument gemaakt en vervolgens met een element versterkt. Bij elektronische instrumenten wordt de klank in het instrument gemaakt. Je drukt bijv. een toets in het een keyboard en de klank wordt van de geheugenchip gehaald. Elektrisch versterkt elektrische gitaar elektrische basgitaar elektrische viool elektrische piano Elektronisch 56 synthesizer elektronisch orgel keyboard drumcomputer elektronisch drumstel Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten Zet de naam van het instrument bij het juiste plaatje: Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Vragen en opdrachten Plaats de volgende instrumenten bij de juiste hoofdgroep: Viool, drumstel, hoorn, cello, banjo, tamboerijn, bongo’s, accordeon, blokfluit, gitaar, harp, keyboard, piano, trompet, panfluit, saxofoon, elektrische gitaar, trompet, dwarsfluit, djembe, elektrische basgitaar, contrabas, klarinet, doedelzak. Blaasinstrumenten Snaarinstrumenten ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… …………………………………. ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… …………………………………. Slaginstrumenten Elektrische instrumenten ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… …………………………………. ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… ………………………………… …………………………………. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 58 Vragen en opdrachten 1. Welke vier hoofdgroepen van instrumenten zijn er? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 2. Waardoor komt de klank tot stand bij blaasinstrumenten? ………………………………………………………………………………………………….. 3. Welke drie manieren van bespelen kennen we bij snaarinstrumenten? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 4. Welke drie manieren van bespelen kennen we bij slaginstrumenten? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 5. Welke twee soorten elektrische instrumenten kennen we? …………………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………………... Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 59 Vragen en opdrachten Plaats de volgende blaasinstrumenten in de juiste groep: Blokfluit, hobo, klarinet, trombone, trompet, saxofoon, panfluit, doedelzak, fagot, dwarsfluit, hoorn, tuba, accordeon, orgel, bariton, mondharmonica. Houtblazers ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… Koperblazers ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Toetsinstrumenten die worden bespeeld m.b.v. lucht ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… Hermann Wesselink College 60 Vragen en opdrachten Plaats de volgende snaarinstrumenten in de juiste groep: Viool, mandoline, klavecimbel, altviool, cello, harp, gitaar, contrabas, ukelele, banjo, luit, piano Strijkinstrumenten ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… Tokkelinstrumenten ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Overige slaginstrumenten ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… Hermann Wesselink College 61 Vragen en opdrachten Plaats de volgende slaginstrumenten in de juiste groep: Bekkens, xylofoon, gong, klokkenspel, pauk, trom, triangel, claves, metallofoon, drumstel, conga’s, trom, marimba, djembe, klokken (buisklokken), tabla Slaginstrumenten met vel Slaginstrumenten zonder vel Toetsinstrumenten met snaren ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 62 Vragen en opdrachten Plaats de volgende elektrische instrumenten in de juiste groep: Elektrische gitaar, synthesizer, keyboard, elektrische basgitaar, elektrische piano, drumcomputer, elektronisch orgel, elektrische viool, elektronisch drumstel Elektrisch versterkt ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Elektronisch ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… ………………………… Hermann Wesselink College 63 Luisteroefening De docent laat verschillende fragmenten horen. Schrijf op welk instrument je hoort. Fragment 1: ……………………………. Fragment 2: ……………………………. Fragment 3: ……………………………. Fragment 4: ……………………………. 64 Fragment 5: ……………………………. Fragment 6: ……………………………. Fragment 7: ……………………………. Fragment 8: ……………………………. Fragment 9: ……………………………. Fragment 10: ……………………………. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Luisteroefening De docent laat verschillende fragmenten horen. Schrijf op welk instrument je hoort en bij welke groep het instrument hoort, kies uit: blaasinstrumenten, snaarinstrumenten, slaginstrumenten en elektrische instrumenten. Instrument Groep Fragment 1: ……………………………. ……………………………. Fragment 2: ……………………………. ……………………………. Fragment 3: ……………………………. ……………………………. Fragment 4: ……………………………. ……………………………. Fragment 5: ……………………………. ……………………………. Fragment 6: ……………………………. ……………………………. Fragment 7: ……………………………. ……………………………. Fragment 8: ……………………………. ……………………………. Fragment 9: ……………………………. ……………………………. Fragment 10: ……………………………. ……………………………. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 65 Instrumentenfamilies Instrumenten worden vaak in families gebouwd. Een instrumentenfamilie bestaat meestal uit een sopraan-, alt-, tenor- en basinstrument. Precies zoals een koor met mannen- en vrouwenstemmen in elkaar zit. Enkele voorbeelden van instrumentenfamilies zijn: De familie saxofoon De soprillo en de sopraninosaxofoon zijn een van de kleinste (en hoogste) leden van de saxofoonfamilie. Een sopraansax is doorgaans recht, in tegenstelling tot de lagere leden van de saxofoonfamilie. Maar de sopraansax komt ook in een gebogen vorm voor. De altsax is de meest voorkomende uitvoering van de saxofoon. Het instrument staat gestemd in de toonsoort Es hoewel ook uitvoeringen in C voorkomen. De altsax is goed te herkennen aan de rechte hals (bovenste stuk waarop het mondstuk bevestigd wordt), die boven de body (de rest van het instrument tot aan de beker) abrupt naar beneden knikt. De tenorsaxofoon is na de altsaxofoon de meest voorkomende saxofoon. Het instrument is meestal in Bes gestemd. Een enkele keer is een tenorsax gestemd in C; dit heet een C melody en deze is iets kleiner dan de tenor. Beide hebben een S-vorm met een zwanenhals. De baritonsaxofoon is een wat minder gebruikelijke saxofoon dan de tenor- en altsax. Het instrument is doorgaans in Es gestemd, en heeft vaak als extra noot een zogenaamde ‘lageA’ waar de overige saxofoons een bereik tot een ‘lage-Bes’ hebben. De baritonsax heeft een lage en warme klankkleur, en wordt onder andere in fanfares en harmonieorkesten gebruikt. De bassaxofoon is een van de laagste instrumenten uit de saxofoonfamilie; alleen de contrabassaxofoon en de subcontrabassaxofoon zijn nog lager. De bassaxofoon is gestemd in bes, en wel een octaaf lager dan een tenorsaxofoon. De bassaxofoon is het eerste type saxofoon die door de Belgische uitvinder Adolphe Sax (1814-1894) is gebouwd. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 66 De familie blokfluit De sopranino is nog kleiner dan de sopraan. Hij heeft dezelfde omvang als de alt, maar dan een octaaf (8 tonen) hoger. De vingers zitten wat dichter bij elkaar, wat voor mensen met grote of dikke vingers een beetje lastig is. Er bestaat nog een kleiner fluitje, dat wel het Garkleinflötlein (heel klein fluitje) wordt genoemd. Dat fluitje staat weer in c''', en vraagt om wel erg smalle vingers! De omvang van de sopranino is f''-g''''. De sopraanblokfluit is vaak de eerste blokfluit waar je mee in aanraking komt. Deze fluit past goed in kinderhanden en wordt daarom vaak gebruikt als beginnersinstrument. Maar het instrument is natuurlijk net zo volwaardig en goed als alle andere maten uit de blokfluitfamilie. De sopraan staat in c'' en heeft een omvang van c''-d''''. De altblokfluit wordt door heel veel mensen bespeeld. Want niet alleen in ensembles past de alt goed (zoals alle blokfluiten), maar ook als solo-instrument is deze fluit zeer geliefd. De meeste blokfluitmuziek is dan ook voor dit instrument geschreven. Deze altblokfluit staat in f', maar er bestaan ook instrumenten in d' (voice flute) en in g'. De omvang is f'-g'''. De tenorblokfluit staat in c' en wordt ook veel in ensembles bespeeld. Niettemin bestaat er ook veel solomuziek voor dit instrument. Soms heeft een tenor een klepje voor de pink, maar veel instrumenten hebben alleen vingergaten. De omvang is c'-d'''. De bas of basset zoals hij vroeger werd genoemd, wordt veel in ensembles bespeeld. Sommige hebben een buisje om door te blazen, maar vaak is het mogelijk het instrument direct aan te blazen. Deze bas klinkt een octaaf (8 tonen) hoger dan de contrabas en is ook ongeveer de helft korter. De omvang is f-g''. Er bestaan ook bassen in g. De Bas in C , of grootbas lijkt op de contrabas, maar is korter en staat in C. De omvang is c-d''. De contrabasblokfluit is één van de laagste blokfluiten die er bestaan. Er bestaat ook nog een subcontrabas in C, die nog langer en dus nog lager is, maar deze wordt niet zo veel gebruikt. De contrabasblokfluit staat in F en heeft kleppen en een buisje om door te blazen. Deze contrabas heeft een lengte van maar liefst 2.20 meter! De omvang is F-g'. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 67 De violenfamilie Tegelijk met de eerste violen werden er ook altviolen, cello’s en contrabassen gebouwd. Ze lijken op violen, maar ze zijn groter. De cello en de contrabas zijn zelfs zo groot dat ze op de grond staan als je er op speelt. Hoe groter het instrument, hoe lager het klinkt. 68 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College De menselijke stem Een zeer mooi instrument dat iedereen kan ‘bespelen’, is de menselijke stem. Het is een zeer persoonlijk ‘muziekinstrument’. Iedere stem heeft zijn eigen kenmerken en karakter. Een stem kan helder, zwaar of scherp zijn. Bij spreken of zingen ontstaat klank. Die klank wordt, zoals bij alle muziekinstrumenten, veroorzaakt door trillingen. Hoe de stem werkt heeft men pas in 1854 ontdekt. De Spaanse zanger Manuel Garcia gebruikte een tandspiegel als keelspiegel. Zo zag hij hoe de klank ontstond. Aan het uiteinde van de luchtpijp, in het strottenhoofd, bevinden zich de stembanden. Deze stembanden (twee dunne vliesjes) gaan trillen wanneer we de lucht uit onze longen langs de luchtpijp naar buiten persen. Het zijn de ‘snaren’ van ons ‘muziekinstrument’. Iemand die zijn stem verkeerd gebruikt, kan ‘stemknobbels’ op zijn stembanden krijgen, waardoor de stemspleet niet meer volledig afsluit: men spreekt hees. De enige remedie is: zwijgen. Bij kinderstemmen kun je moeilijk het verschil horen tussen een jongensstem en een meisjesstem. Het ‘instrument’ is bij beiden nog hetzelfde. Wanneer vele kinderen samen zingen, noemt men dit: kinderkoor. Tussen het 12de en het 15de levensjaar krijgen het strottenhoofd en de stembanden hun definitieve grootte. Merkwaardig is dat de jongensstem een octaaf daalt; het wordt een mannenstem. De meisjesstem wordt een vrouwenstem. Die verandering is bij de meisjes niet zo duidelijk waar te nemen. Rond het 18de jaar groeit de meisjesstem uit tot sopraan, mezzosopraan of alt. Indeling van de zangstemmen: 69 De stemmen worden ingedeeld in 4 hoofdgroepen: De hoge vrouwenstem heet sopraan. De lage vrouwenstem heet alt. De hoge mannenstem heet tenor. De lage mannenstem heet bas. Wanneer al die stemmen in groep samen zingen, spreekt men van een koor. Zingen alleen de vrouwen in groep samen, dan spreekt men van een vrouwenkoor. Zingen alleen de mannen samen, dan spreekt men van een mannenkoor. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Orkesten en ensembles Een orkest is een groep mensen die samen muziek maakt. Er zijn verschillende soorten orkesten. De meeste orkesten bestaan uit verschillende soorten instrumenten. Het bekendste soort orkest is het symfonieorkest. Dat bestaat uit vier groepen instrumenten: de strijkers, de houtblazers, de koperblazers en het slagwerk. Er zijn ook orkesten waarin maar een deel van die instrumenten spelen, zoals het harmonieorkest of de fanfare. In deze orkesten spelen geen strijkinstrumenten! Er zijn ook orkesten met andere instrumenten, zoals een zigeunerorkest of een poporkest. In deze orkesten vind je bijvoorbeeld gitaren! De dirigent leidt het orkest. Zelf speelt hij niets, maar hij beslist wel hoe het orkest speelt. Zacht of hard, traag of snel. Dat geeft hij aan via allerlei tekens. Met de term ensemble wordt in de muziek een groep van meer dan 2 spelers bedoeld. Het kan een kamermuziekensemble zijn (bijv. een pianotrio of strijkkwartet), maar ook een veel grotere groep spelers waarvan de samenstelling niet overeenkomt met die van een ‘traditionele’ bezetting als een symfonieorkest, harmonieorkest, fanfare of brassband. Voorbeelden van veelvoorkomende vormen van ensembles zijn: Strijkorkest, strijktrio, strijkkwartet, pianotrio, pianokwintet, blokfluitkwartet, blaaskwintet en klarinettrio. 70 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College In het volgende schema zie je de verschillende orkesten en hun kenmerk: Symfonie orkest Een groot orkest, dat bestaat uit strijkers, houtblazers, koperblazers en slagwerk, soms aangevuld met andere instrumenten zoals harp, piano of orgel. Kamerorkest Een kleine bezetting, dat bestaat uit strijkers, houtblazers, koperblazers en slagwerkers. Strijkorkest Een orkest dat bestaat uit alleen strijkers. Violen, altviolen, cello en bassen. Harmonie Een orkest dat bestaat uit houtblazers, koperblazers en slagwerkers Fanfare Een orkestvorm, dat bestaat uit koperblazers, slagwerkers en saxofoon Brassband Een orkestvorm, dat bestaat uit koperblazers en slagwerkers Big Band Een van oorsprong Amerikaans orkest dat voornamelijk bestaat uit saxofoons, trompetten, trombones en een ritmesectie. Koor Een koor bestaat altijd uit een aantal stemmen. De samenstelling van een koor kan heel verschillend zijn. Denk maar eens aan een kinderkoor, een vrouwenkoor of een mannenkoor. Popgroep Dit is een groep muzikanten die heel verschillende instrumenten spelen. Meestal kun je zeggen dat een popgroep bestaat uit elektrische instrumenten en slagwerk, eventueel met zang. Ook worden er soms blaasinstrumenten bij gebruikt. Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 71 Vragen en opdrachten 1. Welke vier hoofdgroepen van instrumenten zijn er? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 2. Waardoor komt de klank tot stand bij blaasinstrumenten? ………………………………………………………………………………………………….. 3. Welke drie manieren van bespelen kennen we bij snaarinstrumenten? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 4. Welke drie manieren van bespelen kennen we bij slaginstrumenten? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 5. Welke twee soorten elektrische instrumenten kennen we? …………………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………………... Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 72 Vragen en opdrachten 6. Instrumenten worden vaak in families gebouwd. Waaruit bestaat meestal de instrumenten familie? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 7. Welk instrument klinkt lager een basblokfluit of een altviool? ………………………………………………………………………………………………….. 8. Welk instrument klinkt hoger een altsaxofoon of een tenorsaxofoon? …………………………………………………………………………………………………… 9. Wat is een orkest? …………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… 10. Het bekendste soort orkest is het symfonieorkest, dat bestaat uit vier groepen instrumenten. Noteer de vier groepen: …………………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………………... …………………………………………………………………………………………………... Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College 73 Vragen en opdrachten Noteer de kenmerken van de volgende orkesten: Symfonie orkest Kamerorkest Strijkorkest Harmonie 74 Fanfare Brassband Big Band Koor Popgroep Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Puzzel Instrumentenleer Horizontaal 2. Toetsinstrument met snaren 5. Getokkeld 8. Een houten blaasinstrument 9. Een schommeling van toonhoogte of sterkte 10. Gebroken akkoord 11. Hoge vrouwenstem 13. Meest voorkomende uitvoering van de saxofoon 15. Koperblazer 16. Een orkestvorm, dat bestaat uit koperblazers, slagwerkers en saxofoon 17. Elektronisch instrument 20. Houtblazer met dubbel riet 75 Verticaal 1. Slaginstrument zonder vel 3. Iemand die de leiding heeft over het orkest 4. Een kleine bezetting, dat bestaat uit strijkers, houtblazers, koperblazers en slagwerkers 6. Slaginstrument met vel 7. Een van oorsprong Amerikaans orkest dat voornamelijk bestaat uit saxofoons, trompetten, trombones en een ritmesectie 12. Grootste instrument binnen de violenfamilie 14. Tokkelinstrument 18. Lage mannenstem 19. Slaginstrument afkomstig uit Afrika Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Instrumentenleer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 76 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Notities 77 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Notities 78 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Notities 79 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Notities 80 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Notitie notenbalk 81 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Notitie notenbalk 82 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Notitie notenbalk 83 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College Notitie notenbalk 84 Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer Hermann Wesselink College
© Copyright 2024 ExpyDoc