Klas 3 - HWC Muziek - Hermann Wesselink College

Klas 3
Naam: ……………………………
Klas:………………………………
Docent:…………………………...
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Inleiding
In deze reader behandelen we Algemene Muziekleer, Solfège en Instrumentenleer.
Deze onderdelen worden elk jaar meer uitgebreid.
Dit jaar zul je een aantal onderdelen herhalen en vervolgens je kennis nog meer uitbreiden.
In de reader vind je de lesstof + oefeningen.
De docent geeft aan of je de oefeningen thuis of in de klas moet maken.
Aan het eind van het schooljaar wordt de reader ingenomen en becijferd door de docent.
Zorg dat je netjes werkt en de reader altijd meeneemt naar de les.
De reader wordt één keer verstrekt.
Mocht je de reader kwijt raken kun je deze zelf printen vanaf de website http://muze.hwc.nu
Timeline
Gedurende het schooljaar leg je jouw resultaten / vooruitgang vast in een de Timeline.
De Timeline is in het bezit van de docent en wordt op vaste momenten bijgewerkt.
Aan het eind van het schooljaar wordt de Timeline overgedragen aan de leerling.
Je hebt nu een goed overzicht van jouw kennis en vaardigheden, opgebouwd in de
afgelopen jaren.
Kies je muziek als examenvak wordt de Timeline overgedragen aan de docent van het
volgende jaar.
2
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
3
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vooraf
Voordat je te werk gaat met de leerstof van klas 3 is het handig om een aantal punten te
herhalen.
Hieronder een zeer korte samenvatting van de leerstof uit klas 1 en 2.
Het notenschrift
G-sleutel / vioolsleutel
De voortekens
#
Een kruis verhoogt de noot met een halve toonsafstand
4
Een mol verlaagt de noot met een halve toonsafstand
♮
Een herstellingsteken maakt een kruis of mol ongeldig
Het klavier
Dubbele namen
De zwarte toetsen hebben dus dubbele namen!
Met een cis en een des wordt dezelfde toets bedoeld en met een dis en een es ook.
Aan de naam kun je zien van welke noot hij werd afgeleid. Een cis is afgeleid van de C, een des van een D. De
klank van deze noten is wel hetzelfde.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Toonduur
Noot
Naam
Duur
Hele noot
4 tellen
Halve noot
2 tellen
Kwartnoot
1 tel
Achtste noot
½ tel
Zestiende noot
¼ tel
Twee achtsten achter elkaar krijgen de vlaggetjes aan elkaar.
Dus in plaats van :
krijg je:
Deze twee zijn dus precies hetzelfde.
Maatsoort
Een maatsoort bestaat uit 2 cijfers
5
Het bovenste getal geeft aan hoeveel tellen er in de maat zitten.
Het onderste getal geeft de teleenheid aan.
2 tellen in elke maat
De kwartnoot krijgt één tel
3 tellen in elke maat
De kwartnoot krijgt één tel
Rusten
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Een teken voor een vierkwartsmaat
Punten
Hermann Wesselink College
Dynamiek
Een aantal dynamische tekens zijn:
Dynamische tekens
Pp
-
pianissimo (heel zacht)
P
-
piano (zacht)
Mf
-
mezzo forte (matig hard)
F
-
forte (hard)
Ff
-
fortissimo (heel hard)
<
-
crescendo (harder worden)
>
-
diminuendo of decrescendo (zachter worden)
6
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
Herhaling
1. Hoe heten de volgende noten en hoe lang duren ze:
Noot
Duur
Naam
7
2. Hieronder zie je een aantal noten staan.
Zet de namen van de noten er onder.
…… …… …… ……
…… …… …… …… …… …… …… ……
…… …… …… ……… …… …… ……… …… …… …… …… ……
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
Herhaling
3. Noteer de naam van de noten met hulplijnen.
---- ----- ----
---- ----- ----
4. Zet de maatstrepen op de juiste plaats. Let op de maatsoort!
8
5. Noteer de naam bij het rustteken
a.
………………………
b.
………………………
c.
………………………
d.
………………………
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
Herhaling
6. Zet de volgende woorden op de juiste plek: verhoogt, herstellingsteken, verlaagt
Een kruis ………………….
Een mol …………………...
Een ………………………...
de noot met ½ toonsafstand.
de noot met ½ toonsafstand.
maakt een kruis of mol ongeldig.
7. Noteer de naam van de zwarte en de witte toetsen:
9
8. Vul hieronder de woorden ‘links’ of ‘rechts’ in:
Als de noten op de notenbalk omhoog gaan, moet je naar ……………..op de piano.
Als de noten op de notenbalk omlaag gaan, moet je naar ………………op de piano.
Anders gezegd:
Lage noten zitten ……………….. en hoge noten zitten …………………….
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Ritme
Verbindingsboog
Je kunt noten van verschillende lengtes met een verbindingsboog aan elkaar ‘plakken’.
Je ziet dan twee noten, maar je speelt er maar één.
Deze noot duurt net zo lang als die twee losse noten bij elkaar opgeteld.
Triool
Een triool is een antimetrische figuur, waarbij de nootduur van twee noten in drie gelijke
delen wordt verdeeld. Een triool wordt genoteerd als drie noten, elk van de duur van de
oorspronkelijke twee, verbonden met een triolenboog met het cijfer 3 erbij.
Syncope
Normaal gesproken klinken accenten in een melodie op dezelfde plek als de bijbehorende
maataccenten. In een vierkwartsmaat is dat de 1e en de 3e tel. Een accent in de melodie kan
echter ook op een heel andere plaats terecht komen. Als een accent in een melodie op een
andere plaats klinkt dan spreekt men van syncope. Vaak is dit de plek vlak voor het
verwachte telaccent, of vlak na de verwachte tel.
Hieronder zie je twee ritmes.
In het eerste ritme staan geen syncopes, in het tweede ritme wel. Deze tonen ervaar je daar
als syncopes, omdat accenten een hele tel eerder klinken dan volgens het maatschema zou
moeten.
Zonder syncopes
Met syncopes
hoofd- en nevenaccent zijn verplaatst.
In bovenstaand voorbeeld vind je de 1e syncope in de 1e maat op de 4e tel;
de 2e syncope in de 2e maat op de 2e tel.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
10
Swing (ritme)
Swing is in de muziek een term die onder andere betrekking heeft op het ritme en/ of timing.
In een ‘swing’ ritme worden de achtste noten ongeveer gespeeld alsof ze deel uitmaken van
een triool. Je kunt ook zeggen: de duur van de eerste (achtste) noot in een paar wordt
verlengd terwijl de lengte van de twee achtste wordt verkort.
Een ‘swing ritme’ is een ritme dat je ‘voelt’ door de achtste noten op deze wijze te spelen.
Swing heeft een Afro-Amerikaanse oorsprong.
11
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
1.
Dit is een ……………………………….
Deze noten duren bij elkaar ……………..tel / tellen.
2. Welk muziekbegrip gebruik je als een accent in een melodie op een andere plaats
klinkt?
………………………………………………………………………………………………..
3. Probeer in onderstaande maatsoorten zelf eens een aantal syncopische ritmes te
ontwerpen.
12
4. Hoe noem je het ritme dat je voelt als je de achtste noten op de volgende manier gaat
spelen?
…………………………………………………………………………………………………
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Uitbreiding notenschrift (F-sleutel)
Aan het begin van de notenbalk hoort een muzieksleutel te staan.
Deze sleutel geeft aan hoe je de noten op de balk moet benoemen / spelen.
We gebruiken in het notenschrift meerdere sleutels.
Naast de G-sleutel is er nog een belangrijke sleutel: F- sleutel (bassleutel)
Waarom is er nog een sleutel?
Als we de noten opschrijven van een stukje muziek met veel lage noten, komen deze noten
ver onder de notenbalk te staan. Dit leest niet gemakkelijk.
Een makkelijke oplossing hiervoor is een andere sleutel te verzinnen zodat alle noten
opschuiven en de lage noten midden op de notenbalk komen te staan zodat we ze beter
kunnen lezen.
De G-sleutel is voor hoge tonen.
De F – sleutel wordt gebruikt voor lage tonen.
13
F – sleutel / Bassleutel
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Samenklank
Consonant / Dissonant
Als er verschillende tonen samenklinken dan noem je dat een samenklank.
Als zo’n samenklank spannend klinkt, alsof de tonen met elkaar botsen, dan noem je dat
dissonant.
Een samenklank waarbij de tonen niet botsen maar juist heel goed samenklinken, noem je
consonant.
Dissonanten samenklanken geven muziek iets spannends, iets onrustigs.
Consonanten samenklanken geven muziek iets rustigs.
14
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
1. Hoe heet deze muzieksleutel?
…………………………..
2. Benoem de volgende noten op de notenbalk:
…. ….. …. ….. ….. ….. ….. …. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….. ….
……
15
3. Benoem de volgende noten op de notenbalk:
…………………………………………………………
4. Benoem de volgende noten op de notenbalk:
Let op: F- sleutel + een mol !
……………………………………….
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vorm / Structuur
Een song (Engels voor lied, een gedicht waar muziek bij verzonnen is) bestaat uit
verschillende delen tekst die in een bepaalde volgorde achter elkaar geplaatst worden.
Daarnaast komen in een song ook stukken muziek voor waarin niet gezongen wordt,
bijvoorbeeld in het begin of als een instrument even iets speelt in plaats van de zanger of
zangeres die iets zingt.
Al je de tekst met bijbehorende muziek verdeelt in blokken tekst en deze in de juiste volgorde
plaatst, ontstaat er een vorm.
Vorm (structuur)
De manier waarop de verschillende delen achter elkaar geplaatst zijn.
De delen die voor kunnen komen in een muziekstuk (of song), worden omschreven met de
volgende muziektermen, daarachter staan de Engelse benaming.
1. Couplet ( Verse (Engels) = tekstdeel)
2. Refrein ( Chorus (Engels) = met z'n allen)
3. Brug ( Bridge (Engels) = brug)
4. Intro ( Introduction (Engels) = introductie)
5. Coda ( Outro (Engels) = naspel)
16
6. Solo ( Solo (Engels) = alleen)
Om de vorm van popsongs te kunnen ontdekken zullen we moeten weten wat deze delen
betekenen om ze te kunnen ontdekken in de vorm.
Muziekterm voor het vormonderdeel
Omschrijving van het vormonderdeel
Intro
Een inleiding om je in de sfeer van de song te brengen.
Couplet
Gedeelte van de song waar de melodie het zelfde blijft, de tekst
verandert, waarin het verhaal verteld wordt.
Refrein
Gedeelte van de song waar melodie en tekst hetzelfde blijven, de tekst
een samenvatting en / of een conclusie (steeds terugkerende tekst)
Brug
Verbinding tussen twee delen. Een andere melodie en tekst.
(afwisseling of overgang)
Solo
Gevarieerde melodie door instrument. 1 instrument in de hoofdrol
Coda
Slotgedeelte van de song
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vormschema
In een vormschema geef je de vorm van een muziekstuk weer. Daarvoor kun je de eerste
letters van het alfabet gebruiken. Dezelfde onderdelen (bijvoorbeeld coupletten) krijgen
dezelfde letter: A A. Verschillende onderdelen (bijvoorbeeld coupletten en refrein) krijgen
verschillende letters: A B. Onderdelen die erg op elkaar lijken maar niet precies hetzelfde zijn
(bijvoorbeeld couplet 2 is ietsje anders dan couplet 1) geef je dezelfde letter met een accent:
A A'
Akkoordenschema
Een akkoordenschema is een opeenvolging van akkoord – symbolen. Een vereenvoudiging
op het schrijven in notenschrift. In plaats van het teken van noten op een notenbalk worden
symbolen geschreven. Om een akkoordenschema te kunnen spelen moet je weten wat die
akkoordsymbolen betekenen.
Meestal gebruikt men muziekpapier dat is onderverdeeld in 10 of 12 rijen notenbalken.
Deze rijen worden verdeeld in 3 of 4 kolommen. In de eerste kolom wordt de sleutel
aangegeven met de maat waarin het stuk gespeeld moet worden. In iedere kolom staan een
of meer akkoordsymbolen. Onder de notenbalk wordt vaak de timing aangegeven.
Bluesschema
Blues – akkoordenschema’s zijn te herkennen aan een redelijk formele structuur, die zich
zowel in de tekst, de melodie alsook in de harmonie weerspiegelt.
Wat het laatste betreft bevindt de ‘blues’ zich in een bijzondere positie dat we hier zien hoe
een melodie die op een mineurtoonladder is gebaseerd zich legt over een harmonische basis
die in principe uit majeurakkoorden bestaat.
Iets unieks in de muziekgeschiedenis.
Die eenvoudigste bluesstructuur in akkoorden bestaat uit 12 (3 x 4) maten met 4x tonica (C),
2x het subdominant akkoord (F), 2x de tonica, 2x het dominant septiemakkoord (G) en tot
slot weer 2x tonica.
Voor C betekent dit bijvoorbeeld:
C C C C – F F C C – G7 G7 C C
I I I I - IV IV I I - V V I I (in trappen)
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
17
Vragen en opdrachten
1. Geef een omschrijving van de volgende vormonderdelen:
Muziekterm voor het vormonderdeel
Omschrijving van het vormonderdeel
Intro
Couplet
Refrein
18
Brug
Solo
Coda
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
2. Bekijk de songtekst van Calm after the Storm – The Common Linnets
Driving in the fast lane
counting mile marker signs
The empty seat beside me
keeps you on my mind
Livin’ in the heartache
was never something I pursued
I can't keep on chasing
what I can't be for you
Oohh, skies are black and blue
I’m thinking about you
Here in the calm after the storm
tears on the highway
water in my eyes
This rain ain’t gonna change us
what’s the use to cry
19
I could say I'm sorry
but I don't wanna lie
I just wanna know if staying
is better than goodbye
Oohh skies are black and blue
I’m thinking about you
Here in the calm after the storm
Oohh after all that we’ve been through
(baby) there ain’t nothing new
Here in the calm after the storm
Maybe I can find you
down this broken line
Maybe you can find me
guess we’ll know in time
Oohh, skies are black and blue
I’m thinking about you
Here in the calm after the storm
there ain’t nothing new
Here in the calm after the storm
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
a. Als je de tekst goed bekijkt, kun je al aangeven wat de refreinen zijn.
Noteer op je songtekst een R achter de tekstblokken waarvan jij denkt dat het de
refreinen zijn.
b. Verklaar hoe je dat kunt zien aan de songtekst.
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
c. De coupletten kun je ook al zien, geef deze aan met een C.
d. Zie je misschien ook nog de brug(en) ? Geef deze aan met de B.
e. Van de overblijvende delen ( intro, solo en coda), weet je niet of dat ze in dit nummer
voorkomen, van de songtekst kun je dit niet aflezen. Waarom niet ?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
f.
Wat moet je doen om erachter te komen of deze vormonderdelen in deze song
aanwezig zijn ?
…………………………………………………………………………………………………...
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
20
Luisteroefening
3.
We gaan de vorm van " It’s my life " Bon Jovi bepalen.
Schrijf de vormonderdelen (in de volgorde waarin ze passeren) op, gebruik
hiervoor de onderstaande blokken.
De vorm bestaat uit tien delen, enkele vormonderdelen komen meerdere keren
voor
( bijv couplet 1, refrein 1, couplet 2, couplet 3 ).
a. Vul het vormschema in :
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
21
b. Achter elkaar opgeschreven:
1.___________ 2.___________3.__________4.____________ 5.____________
6.___________ 7.___________ 8._________9.____________10.____________
c. Heb je alle vormonderdelen gebruikt bij het nummer " It’s my life " ?
………………………………………………………………………………………………
d. Welke instrumenten worden bespeeld in " It’s my life " ?
……………………………………………………………………………………………….
e. Welk instrument speelde de solo ?
………………………………………………………………………………………………..
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Akkoorden
Een akkoord is een stapeling van drie (of meer) verschillende tonen.
Als je weet hoe een akkoord opgebouwd is kun je alle andere akkoorden gemakkelijk
herleiden. En dus ook heel veel liedjes spelen op basis van een akkoordenschema.
Let op:
Een akkoord bestaat uit een stapeling van een grote en een kleine terts.
Een grote terts is de afstand tussen bijv. C en E
Op de afbeelding hierboven kun je zien dat je 4 stapjes (= 4 halve toonafstanden) zet
van de C naar de E
22
Een kleine terts is de afstand tussen bijv. D en F
Op de afbeelding hierboven kun je zien dat 3 stapjes (= 3 halve toonafstanden) zet
van de D naar de F
We hebben twee soorten:
1. Majeurakkoord
Stelregel:
het majeurakkoord wordt gevormd door een grote terts +kleine terts.
Dus vanaf de C zijn dat 4 stapjes + 3 stapjes
C-akkoord bestaat dus uit: C, E en G
2. Mineurakkoord
Stelregel:
het mineurakkoord wordt gevormd door een kleine terts + grote terts.
Dus vanaf de A zijn dat 3 stapjes + 4 stapjes
Am-akkoord bestaat dus uit: A, C, E
Met bovenstaande informatie kun je alle andere akkoorden ook “uitrekenen”.
Denk eraan dat je bij het berekenen van de akkoordtonen altijd een letter in het alfabet
overslaat!
Dus:
het D-akkoord bestaat uit D, F#, A en niet D, Gb, A!
het Abm-akoord bestaat uit Ab, Cb, Eb en niet Ab, B, Eb!
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Andere akkoorden
Naast de belangrijkste akkoorden (majeur en mineur) komen we heel
soms ook andere akkoorden tegen.
1. Septiemakkoorden
Als je nog een terts bovenop het akkoord zet dan ontstaat er een septiemakkoord.
We onderscheiden diverse soorten.
De belangrijkste:
a. dominant septiem:
symbool: C7
C7 bestaat uit: C, E, G, Bb
b. majeur septiem:
symbool: Cmaj7
Cmaj7 bestaat uit: C, E, G, B
c. mineur septiem
symbool: Cm7
Cm7 bestaat uit: C, Eb, G, Bb
d. overmatig dominant
symbool: C+7 of Caug7
Caug7 bestaat uit: C, E, G#, Bb
23
2. Diminished (verminderd) akkoord (dim)
Stelregel: een dim akkoord wordt gevormd door een kleine terts + kleine terts.
Dus vanaf de B zijn dat 3 stapjes + 3 stapjes
Bdim bestaat dus uit: B, D, F
3. Augmented (overmatig) akkoord (aug)
Stelregel: een aug akkoord wordt gevormd door een grote terts + grot terts.
Dus vanaf de C zijn dat 4 stapjes + 4 stapjes
Caug (ook wel aangeduid als C+) bestaat dus uit: C, E, G#
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
1. Noteer de volgende akkoorden in de toetsen hieronder afgebeeld:
F – akkoord
G – akkoord
24
Em – akkoord
Am – akkoord
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
2. Noteer de volgende akkoorden in de toetsen hieronder afgebeeld:
C7 – akkoord
Fm7 – akkoord
25
Emaj7 – akkoord
G7 – akkoord
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Omkeringen van akkoorden
Een akkoord kan op allemaal verschillende manieren en in allemaal verschillende
combinaties voorkomen.
De noten van een akkoorden kunnen heel ver uit elkaar liggen. Als je bijvoorbeeld de laagste
C op de piano speelt en de hoogste E en G, dan heb je nog steeds het akkoord van C.
Een C akkoord is C,E,G.
Omkeringen
Ook als je de volgorde van de noten van een akkoord door elkaar husselt, blijft het hetzelfde
akkoord. Wanneer je een drieklank uit zo door elkaar husselt dat de grondtoon niet meer de
laagste toon is, spreken we van een omkering.
Wanneer de oorspronkelijk middelste toon van een drieklank nu de laagste toon is,
spreken we van een 1e omkering.
Wanneer de oorspronkelijke hoogste toon van een drieklank nu de laagste toon is,
spreken we van een 2e omkering.
Wanneer een drieklank niet door elkaar is gehusseld, maar de grondtoon gewoon de laagste
toon is, heet dat de grondligging.
Voorbeeld:
C akkoord in grondligging: C – E – G
26
C akkoord in 1e omkering: E – G – B
C akkoord in 2e omkering: G – C – E
Waarom omkeringen?
Als je gebruik maakt van omkeringen, kun je sneller en handiger van het ene naar het
andere akkoord gaan.
De sprong van een C-akkoord in grondligging naar een F-akkoord in grondligging is een
redelijk grote afstand.
Als je van een C-akkoord in grondligging naar het F-akkoord in 2e omkering gaat, hoef je veel
minder te schuiven.
Je mag zelf weten wanneer je omkeringen gebruikt. Beslis zelf wat je handig en mooi vindt.
Het is wel het beste om het laatste akkoord van een nummer in de grondligging te spelen.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Hoe kun je een omkering herkennen?
Bij een majeur- en mineurakkoord heb je steeds maar 2 of 3 toetsen ertussen zitten.
Als er 4 toetsen tussen twee tonen zitten, heb je te maken met een omkering.
Voorbeeld:
D – F – Bes
Je hebt hier niet te maken met een D- akkoord, maar met een omkering van het Besakkoord. Tussen F en Bes zitten namelijk 4 toetsen.
Hoe kun je een omkering herkennen op notenschrift?
Voorbeeld:
Hieronder zie je drie keer het C-akkoord.
27
1e omkering
grondligging
2e omkering
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
Noteer de volgende akkoorden in de toetsen!
Am – akkoord 1e omkering
C – akkoord 1e omkering
28
Gm – akkoord 2e omkering
A – akkoord 2e omkering
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
1. Welk akkoord is dit?
a.
b.
c.
d.
G- akkoord
G- akkoord 1e omkering
G- akkoord 2e omkering
Em akkoord
2. Welk akkoord is dit?
a. C- akkoord
b. Cm – akkoord
c. Am – akkoord 2e omkering
d. C- akkoord 1e omkering
29
3. Welk akkoord is dit?
a. Am- akkoord
b. Em- akkoord grondligging
c. Em- akkoord 1e omkering
d. Em- akkoord 2e omkering
4. Welk akkoord is dit?
a. D- akkoord
b. Dm- akkoord 1e omkering
c. D- akkoord 1e omkering
d. Dm- akkoord 2e omkering
5. Welk akkoord is dit?
a. Am- akkoord 2e omkering
b. Am- akkoord 1e omkering
c. A- akkoord 1e omkering
d. Dm- akkoord 2e omkering
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Belangrijke begrippen / aanduidingen in de muziek
Acapella
Gezongen zonder instrumentale begeleiding
Accent
Een muzikale beklemtoning van muziek
Accelerando
Versnellen
Adagio
Langzaam
Afterbeat
Het spelen op de 2e en 4e tel in een vierkwartsmaat (popmuziek)
Akkoord
Samenklank van drie of meer verschillende tonen
Andante
Gaande
A Tempo
Het voorgaande tempo hervatten
Ballad
Rustige popsong
Baslijn
Opeenvolging van lage noten, lage partij in een muzikale compositie, die
gespeeld wordt op de contrabas, de basgitaar of op andere
basinstrumenten
Bassleutel
Dit is de F-sleutel geplaatst op de vierde lijn van de notenbalk.
Deze sleutel geeft de F van het klein octaaf aan.
De bassleutel wordt gebruikt voor alle laagklinkende instrumenten (o.a. contrabas,
fagot, tuba) en voor de linkerhand van o.a. piano en clavecimbel
Beat
Maat, 1e en 3e tel worden benadrukt (popmuziek)
Begeleiding
Begeleidingspartijen ondersteunen de melodiepartij. Veel gebruikte
begeleidingsinstrumenten zijn de piano en de gitaar.
Bezetting
de soort en het aantal instrumenten en zangstemmen waarmee een
muziekstuk wordt uitgevoerd.
Break
Onderbreking in een pop- of jazznummer
Bridge
Een combinatie van tekst en muziek in een song. Anders dan couplet en
refrein, Komt maar één keer voor.
Canon
Meerdere stemmen zetten na elkaar dezelfde melodie in (polyfone
compositievorm)
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
30
Na een herhaling wordt het stuk uitgevoerd tot het eerste codateken en
Coda
vervolgd bij het tweede codateken.
Couplet
Onderdeel van een song waarbij de tekst veranderd maar de melodie
hetzelfde blijft.
Cover
Liedje dat opnieuw door een andere artiest op de plaat wordt gezet.
D.C.
Da capo
Hernemen vanaf het begin
D.C. al Fine
Da capo al Fine
Hernemen vanaf het begin, maar eindigen waar "Fine" staat.
D.S.
Dal segno
Hernemen vanaf het teken
Dynamiek
Verschil in geluidssterkte
Eénstemmig
Als je in je eentje een melodie zingt dan klinkt dat altijd éénstemmig.
Fade-out
Het langzamerhand wegsterven van de muziek.
Fermate
Verlenging van noot of rust. Net zolang de dirigent aangeeft.
Fill – in
Een stukje maat, dat telkens in de 4e maat gespeeld wordt. De Fill-in is een
improvisatie voor de drummer die dan de maat vult met een leuker ritme
dan het basisritme dat hij in de vorige maten speelde.
Geluidsdragers
Mp3, minidisc, DVD, CD
Glissando
Het ‘glijden’ van de ene naar de andere toon.
Hele-toonstoonladder
Toonladder met alleen hele toonsafstanden
Het gedeelte dat tussen de herhalingstekens staat, wordt 2x gespeeld
Herhalingsteken
Imitatie
een compositietechniek waarbij ritmes, motieven of melodische fragmenten van de
ene stem vrij kort daarna (of zelfs overlappen) in andere stemmen terugkeren.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
31
Interval
Afstand tussen twee tonen (prime, secunde, terts, kwart, kwint, sext, septiem,
octaaf)
Intro
Afkorting van introductie. Inleiding van een song of stuk
Koorstemmen
Sopraan, mezzo-sopraan, alt, tenor, bariton, bas
Legato
Gebonden spelen (noten aan elkaar)
Liedvorm
Compositie opgebouwd uit muzikale zinnen
Eendelig: A
Tweedelig: AA of AB
Driedelig: ABA, AAB of ABC
Majeur
Grote terts toonladder (toonsoort) – klinkt meestal vrolijk, bestaat uit grote
terts + kleine terts
Melodie
Als je een liedje zingt, zing je de melodie.
Een melodie bestaat uit hoge en lage tonen.
Melodie-instrumenten zijn o.a. : piano, gitaar, blokfluit, saxofoon,dwarsfluit,
klarinet, trompet.
Mineur
Kleine terts toonladder (toonsoort) – klinkt meestal droevig, bestaat uit
kleine terts + grote terts
Modulatie
Naar een andere toonsoort overgaan.
Motief
Kleinst mogelijke muzikale eenheid; een aantal noten die muzikaal gezien
bij elkaar horen ; een of enkele maten lang
Musical
Gezongen toneelstuk met decor, kostuums en veel pop-, dans- en
showelementen.
Opmaat
Een onvolledige maat aan het begin van een muziekstuk
Partituur
Bladmuziek voor dirigent, waarop alle partijen in een vaste volgorde boven
elkaar staan.
Playbacken
Doen alsof men zingt
32
Deze aanduiding wordt gebruikt als de laatste maten van de herhaling
Prima volta
verschillend zijn:
1. spelen tot en met prima volta
Rappen
Het spreken van teksten op een ritmische ondergrond.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Refrein
Een gedeelte van een song dat letterlijk wordt herhaald
De tekst en melodie blijven hetzelfde.
Remix
Een remix is een aangepaste versie van een origineel muzieknummer.
Een remix kan op elke denkbare manier anders zijn dan het originele
nummer. Het tempo kan hoger of lager zijn, maar het komt ook voor dat
liedteksten en zangpartijen worden aangepast, verwijderd of toegevoegd.
Riff
Korte frase of motief dat een aantal keren herhaald wordt (jazz- en
popmuziek)
Ritenuto
Vertragen
Ritme
Verschil in toonduur
Ritmisch figuur
Bijvoorbeeld triool of 4- zestienden
Sample
Een digitaal opgeslagen klank. Samplen is het digitaal vastleggen van
geluid of muziek.
Scat vocal
Een manier van instrumentaal zingen op betekenisloze lettergrepen.
33
Secunda volta
Deze aanduiding wordt gebruikt als de laatste maten van de herhaling
verschillend zijn:
2. herhaling - prima volta overslaan maar verdergaan met secunda volta
Solo
Stuk muziek dat iemand van een groep in zijn eentje speelt
Song
Engels woord voor lied, meestal gebruikt in de betekenis als
amusementslied.
Sound
De klankkleur van een instrument of muziekstuk
Soundtrack
Filmmuziek
Staccato
Kort, alle tonen los van elkaar spelen
Stem
4.
5.
Menselijke stem
Als meerdere melodieën tegelijk klinken wordt ieder van
deze melodieën een stem genoemd.
Syncopische
Ritme dat het gevoel geeft van tegen de maat in (door verschuiving
maataccent)
Tempo
Snelheid van een muziekstuk
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Tonica
Grondtoon, begintoon van de toonladder
Toonsoort
Toonladder (bijv. G-majeur of d-mineur)
Trio
Combinatie van 3 instrumenten
Tutti
Allemaal (in de betekenis van iedereen moet spelen)
Tweestemmig
Als je in je eentje een melodie zingt dan klinkt dat altijd éénstemmig. Als er
een andere melodie bij komt dan wordt het tweestemmig.
Unisono
Meerdere stemmen en/ of instrumenten zingen en/ of spelen op dezelfde
toonhoogte.
Verbindingsboog
Twee losse noten kun je combineren tot één klinkende toon. Dat gebeurt
met behulp van een boog.
Verse
Synoniem voor couplet.
Versieringen
Omspeling van de hoofdtoon (bv. Triller)
Vocaal
Gezongen muziek (eventueel met begeleiding)
Walking bass
Iedere tel speelt de bas een toon en ‘loopt’ door het stuk
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
34
Hermann Wesselink College
35
Hoe hoor je of een toon hoger of lager is dan de vorige?
Wat zijn intervallen?
En hoe noteer je een ritme dat je hoort?
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Intervallen
Alle verschillende afstanden tussen muzieknoten hebben een naam gekregen.
Deze namen hoef je niet te weten om muziek te kunnen maken, maar helpen je wel bij het
leren, schrijven en herkennen van muziek.
Als we twee noten op de notenbalk gaan vergelijken met elkaar, dan kunnen ze vlak bij
elkaar liggen, of verder van elkaar vandaan. Een C en een D bijvoorbeeld liggen naast
elkaar, maar een C en een G liggen verder van elkaar. Deze afstand in hoogte tussen twee
noten op de notenbalk noemen we een interval.
Intervallen moet je op je gehoor kunnen herkennen en visueel kunnen benoemen.
36
Een interval is de afstand tussen twee tonen.
Als we hierboven de eerste C vergelijken met alle andere noten, dan zie je dat we een
heleboel verschillende intervallen kunnen hebben. De afstand van de eerste C tot elke
andere noot is een ander interval. In de muziek hebben we het niet vaak over hele grote
afstanden tussen noten en zijn de namen van deze hele grote intervallen niet zo belangrijk.
We kijken vaak alleen maar van de C tot aan de volgende C.
Als we dan alle afstanden gaan tellen, zien we in totaal 7 verschillende intervallen.
Het kleinste interval is van C naar D en het grootste interval is van C naar de volgende C.
Er is ook een naam voor als we twee noten op precies dezelfde hoogte vergelijken, wat
eigenlijk het allerkleinste interval is, zodat er in totaal 8 verschillende intervallen zijn.
Intervallen
Prime
eenklank
Kwint
van 1 naar 5
Secunde
van 1 naar 2
Sext
van 1 naar 6
Terts
van 1 naar 3
Septiem
van 1 naar 7
Kwart
van 1 naar 4
Octaaf
van 1 naar 8 (dezelfde toon)
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Het kleinste interval dat we kunnen tegenkomen, is twee noten op precies dezelfde hoogte
op de notenbalk.
We noemen dit interval de prime.
De prime wordt ook wel de éénklank genoemd omdat allebei de noten dezelfde klank
(toonhoogte) hebben.
Een secunde is de afstand van de 1e toon van een toonladder naar de 2e toon.
Er zijn twee verschillende secundes, een grote en een kleine. Een grote secunde bestaat uit
een hele afstand en een kleine secunde bestaat uit een halve afstand.
Een terts is de afstand van de 1e toon van een toonladder naar de 3e toon.
Er zijn twee verschillende tertsen, een grote en een kleine. Een grote terts bestaat uit 2 hele
afstanden, en een kleine terts bestaat uit een hele en een halve afstand.
Een kwart is de afstand van de 1e toon van een toonladder naar de 4e.
Een kwint is de afstand van de 1e toon van een toonladder naar de 5e toon.
Een sext is de afstand van de 1e toon van een toonladder naar de 6e toon.
Er zijn twee verschillende, een grote en een kleine. Een grote sext bestaat uit een kwint en
een hele afstand, en een kleine sext bestaat uit een kwint en een halve afstand.
Een septiem is de afstand van de 1e toon van een toonladder naar de 7e toon.
Er bestaat een groot en een klein septiem.
Een octaaf is de afstand tussen een toon en dezelfde toon, maar dan hoger of lager.
De hoogste van de twee krijgt meestal een ‘ teken om aan te geven dat deze de hogere is.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
37
TIP voor het horen van intervallen
Om je de intervallen te kunnen voorstellen kun je de eerste tonen van een lied zingen.
De intervallen met een vinkje moet je in dit leerjaar kunnen onderscheiden.
Kleine secunde
Für Elise of I don’t know how to love him
Grote secunde
Vader Jacob
Kleine terts
Toen onze mop een mopje was
Grote terts
Er is een kindeke of één, twee, drie, vier hoedje van papier
Reine kwart
Wilhelmus
38
Overmatige kwart
Maria uit de West Side Story
Verminderde kwint
Reine kwint
Altijd is Kortjakje ziek
Kleine sext
Where do I begin (Love Story)
Grote sext
Berend Botje
Klein septiem
Somewhere uit de West Side Story
Groot septiem
Een groot septiem wil oplossen naar de grondtoon
(het octaaf)
Octaaf
Somewhere over the Rainbow
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
1. Geef de naam van de volgende intervallen.
………………………..
………………………..
………………………… ………………………..
2. Noteer de gevraagde intervallen.
Teken eerst de lage C en vervolgens de tweede noot behorende bij het interval er
bovenop.
Secunde
39
Kleine Terts
Kwart
Kwint
Grote sext
Septiem
Octaaf
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten - ritme
1.
2.
3.
4.
40
5.
6.
7.
8.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten - ritme
1. De docent tikt één van de onderstaande ritmes. Geef aan welk ritme getikt wordt.
a.
b.
2. Schrijf het ritme op dat geklapt wordt. Dit ritme duurt VIER tellen.
In de ritmes kunnen ook syncopes voorkomen!
a.
b.
41
c.
d.
3. Schrijf het ritme op dat geklapt wordt. Dit ritme duurt ZES tellen.
a.
b.
c.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten - Melodie
1. Waar zit de fout in de melodie? Zet een kruisje bij de noot die fout wordt gespeeld.
2. Waar zit de fout in de melodie? Zet een kruisje bij de noot die fout wordt gespeeld.
3. Je ziet vijf motiefjes. Je krijgt elk motief te horen. Daarna hoor je het nog een keer,
alleen iets hoger, iets lager of op dezelfde toonhoogte.
Kruis steeds één van de drie rondjes aan.
42
0 hoger
0 lager
0 op dezelfde toonhoogte
0 hoger
0 lager
0
0 hoger
0 lager
0 op dezelfde toonhoogte
0 hoger
0 lager
0 op dezelfde toonhoogte
0 hoger
0 lager
0 op dezelfde toonhoogte
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
op dezelfde toonhoogte
Hermann Wesselink College
Luisteroefening
De docent speelt verschillende intervallen.
Schrijf op welk interval je hoort. Secunde, kleine terts, grote terts, kwart, kwint, grote sext ,
klein septiem of octaaf.
1: …………………………….
2: …………………………….
3: …………………………….
4: …………………………….
5: …………………………….
6: …………………………….
7: …………………………….
8: …………………………….
9: …………………………….
10: …………………………….
1: …………………………….
2: …………………………….
3: …………………………….
4: …………………………….
5: …………………………….
6: …………………………….
7: …………………………….
8: …………………………….
9: …………………………….
10: …………………………….
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
43
Luisteroefening
De docent speelt verschillende intervallen.
Schrijf op welk interval je hoort. Secunde, kleine terts, grote terts, kwart, kwint, grote sext ,
klein septiem of octaaf.
1: …………………………….
2: …………………………….
3: …………………………….
4: …………………………….
5: …………………………….
6: …………………………….
7: …………………………….
8: …………………………….
9: …………………………….
10: …………………………….
1: …………………………….
2: …………………………….
3: …………………………….
4: …………………………….
5: …………………………….
6: …………………………….
7: …………………………….
8: …………………………….
9: …………………………….
10: …………………………….
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
44
Luisteroefening
De docent speelt verschillende intervallen.
Schrijf op welk interval je hoort. Secunde, kleine terts, grote terts, kwart, kwint, grote sext ,
klein septiem of octaaf.
1: …………………………….
2: …………………………….
3: …………………………….
4: …………………………….
5: …………………………….
6: …………………………….
7: …………………………….
8: …………………………….
9: …………………………….
10: …………………………….
1: …………………………….
2: …………………………….
3: …………………………….
4: …………………………….
5: …………………………….
6: …………………………….
7: …………………………….
8: …………………………….
9: …………………………….
10: …………………………….
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
45
Luisteroefening
De docent speelt verschillende akkoorden.
Schrijf op welk akkoord je hoort: Mineur, Majeur of Dominant septiem
1: …………………………….
2: …………………………….
3: …………………………….
4: …………………………….
5: …………………………….
6: …………………………….
7: …………………………….
8: …………………………….
9: …………………………….
10: …………………………….
46
1: …………………………….
2: …………………………….
3: …………………………….
4: …………………………….
5: …………………………….
6: …………………………….
7: …………………………….
8: …………………………….
9: …………………………….
10: …………………………….
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
47
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Instrumentenleer
Er zijn ontzettend veel muziekinstrumenten, je hebt ze in allerlei soorten en maten.
Allemaal maken ze geluid.
Hoe dit geluid klinkt (de klankkleur van een instrument), is afhankelijk van de vorm van het
instrument, het materiaal waarvan het is gemaakt en heel belangrijk: hoe je het instrument in
trilling brengt.
Geluiden zijn luchttrillingen die door ons oor kunnen worden waargenomen.
De geluidstrilling begint bij een klankbron (bijv. de snaar van een gitaar), en plant zich voort
door de lucht. Deze trilling wordt opgevangen door het trommelvlies in het oor en daarna
vertaald naar onze hersenen als geluid.
Muziekinstrumenten worden ingedeeld naar de manier waarop ze in trilling worden
gebracht, anders gezegd: de manier waarop het geluid wordt gemaakt.
We verdelen de muziekinstrumenten in vier groepen:
1.
2.
3.
4.
Blaasinstrumenten
Snaarinstrumenten
Slagwerk
Elektronische instrumenten
48
Je zou ook een 5e groep kunnen maken, namelijk de toetsinstrumenten.
Deze instrumenten hebben een gezamenlijk kenmerk: het toetsenbord.
Vaak zie je bij een toetsinstrument niet hoe het geluid gemaakt wordt, je drukt een toets in en
hoort geluid. Afhankelijk van de manier waarop het geluid wordt geproduceerd worden de
toetsinstrumenten onderverdeeld in boven genoemde groepen.




Bij de piano wordt een snaar in trilling gebracht door een hamertje met vilten kop
(snaarinstrument).
Bij het klavecimbel komt een snaar in trilling door een pen die aan de snaar tokkelt
(snaarinstrument).
Bij een pijporgel en accordeon wordt lucht in een buis in trilling gebracht
(blaasinstrument).
Bij een synthesizer en keyboard wordt de klank elektronisch opgewekt
(elektronische instrumenten).
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Blaasinstrumenten
Blaasinstrumenten zijn instrumenten, waarbij het geluid wordt geproduceerd door lucht te
blazen in of over het instrument.
Ook de blaasinstrumenten worden onderverdeeld in verschillende groepen.
Houtblazers
Houtblazers zonder riet
 dwarsfluit
 blokfluit
 panfluit
Dubbelriet
 hobo
 fagot
Enkel riet



klarinet
saxofoon
doedelzak
Koperblazers
Scherp van klank
 trompet
 trombone
Zacht van klank


49
hoorns
tuba
Toetsinstrumenten die worden bespeeld m.b.v. lucht


accordeon
orgel
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Verdieping
Panfluit
De panfluit is een rechte fluit die is opgebouwd uit een aantal aan de onderzijde gesloten
buizen van verschillende lengte. Als materiaal wordt voor de Zuid-Amerikaanse panfluit
veelal bamboe gebruikt. Daarnaast zijn er ook panfluiten gemaakt van hout, glas of metaal.
De naam panfluit is afkomstig van de Griekse god Pan. Een panfluit wordt bespeeld door
lucht over de buis tegen de rand te blazen. Iedere buis levert zo zijn eigen toon.
Door de panfluit te kantelen kan de fluitist de toon met enige oefening wat laten zakken.
50
Didgeridoo
De didgerido is een blaasinstrument, vooral bekend uit Australië waar de Aboriginals in
Noord-Australië het instrument al duizenden jaren bespelen. De didgeridoo vindt zijn
oorsprong in Noord-oost-Arnhemland in Noord-Australië. Traditioneel wordt de didgeridoo
gebruikt als instrument voor begeleiding van dansceremonies.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Snaarinstrumenten
Snaarinstrumenten zijn instrumenten waarbij het geluid wordt geproduceerd door de trilling
van een snaar.
De snaarinstrumenten worden ingedeeld naar de wijze waarop de snaar in trilling wordt
gebracht: getokkeld, gestreken of aangeslagen.
Strijkinstrumenten




viool
altviool
cello
contrabas
Tokkelinstrumenten





luit
harp
gitaar
mandoline
ukelele, banjo
Toetsinstrumenten met snaren


51
klavecimbel
piano
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Verdieping
Sitar
Een sitar is een snaarinstrument uit India met een zeer typerende klank.
Het instrument heeft behalve vier melodiesnaren en drie ritmesnaren (chikari),
ook twaalf tot veertien resonantiesnaren (tarafs).
In India wordt nog steeds op de sitar gespeeld.
De sitar is daar bekender dan de gitaar.
Mandoline
De mandoline is een snaarinstrument. De mandoline wordt bespeeld met een plectrum.
Het instrument is dubbelkorig, het heeft acht snaren die twee aan twee hetzelfde gestemd
zijn. Evenals bij de vioolfamilie komt de mandolinefamilie nog in alt-, cello- en basversie voor:
mandola, mandoloncello en mandobas. Zeldzamer nog zijn de mandolinette (sopraninomandoline) en de mandolone (tussen cello en bas).
Het instrument is nogal modegevoelig, naast periodes waarin het veelvuldig werd gespeeld
zijn er ook periodes waarin het instrument helemaal niet werd ingezet.
52
Hakkebord
Een Hakkebord is een citer die wordt bespeeld met mallets die kunnen bestaan uit allerlei
materialen. In Nederland is het de benaming voor een draagbare trapeziumvormige citer die
je vaak op de knieën legt. Een hakkebord bestaat uit een trapeziumvormige kast, waarover
veel snaren zijn gespannen. Op deze snaren wordt met een vilten hamertje of een klepel
(mallets) geslagen.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Slaginstrumenten
Slaginstrumenten zijn instrumenten waarbij de klank wordt voortgebracht door de trilling van
een gespannen vel.
De belangrijkste groep instrumenten waar het vel de klankbron is, zijn de trommen.
Trommen worden bespeeld met de handen, vingers of stokken.
met een vel






trom
pauk (Europa)
drumstel
conga’s, bongo’s (Latijns - Amerika)
djembe (Afrika)
tabla (India, Pakistan)
Zonder vel






xylofoon
marimba
metallofoon
klokkenspel
klokken (buisklokken)
gong
53
Overige slaginstrumenten



bekkens
triangel
claves
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Verdieping
Djembé
De djembé hoort tot de groep bekervormige trommen. Dit soort trommen zijn éénvellig.
Ze worden gemaakt van aardewerk en van hout en komen voor in verschillende afmetingen.
Vaak is het vel aan de rand van de romp gelijmd. Trommen op poten (zoals de djembé)
hebben een voet die uit de houten romp van de trom zijn gesneden.
De djembé is een bekervormige trom uit Guinea (West-Afrika) en staat tijdens het bespelen
ervan meestal niet op de voet zoals je zou verwachten. Hij hangt vaak aan een nekkoord
tijdens het bespelen. Hij wordt aangeslagen met de handen. De djembé klinkt luid en
doordringend en is draagbaar. Dit maakt het instrument populair bij zowel rock-, pop- als
traditionele muzikanten.
54
Gamelan
Gamelan is de benaming voor zowel de muziekstijl, de muziekinstrumenten als de
bespelersgroep ervan in Indonesië. Een gamelanorkest bestaat voornamelijk uit
slaginstrumenten zoals drums, kulintangs, gongs en xylofoons, maar ook bijvoorbeeld fluiten.
Vooral op Java en Bali is de gamelan heel populair. Het is kenmerkend voor Indonesische
volksmuziek. De gamelan wordt als een van de hoogst ontwikkelde muzikale
vormen ter wereld beschouwd. De orkesten zorgen vaak voor de muzikale
begeleiding van dans- en theatervoorstellingen.
Onze school beschikt ook over gamelan. Je zult vast een keer op dit instrumentarium gaan
spelen.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Tabla
De tabla is het meest gebruikte ritmische begeleidingsinstrument in de Hindoestaanse
muziek. De tabla wordt met beide handen bespeeld, waarbij elke hand uitsluitend zijn eigen
trommel speelt. De rechterhand bespeelt de houten dayen, de linkerhand de van koper of
klei gemaakte bayan. De functie van de tabla in de Hindoestaanse muziek, is die van het
spelen van de tala, de ritmische cyclus waarin een compositie staat, en die tijdens de
improvisatie in de raga moet worden vastgehouden.
Balafoon
Een balafoon is een slaginstrument, afkomstig uit West-Afrika. Het instrument lijkt op een
marimba. Fleskalebassen, hangend onder de houten latten, dienen als resonator.
In Guinee wordt doorgaans de diatonische balafoon bespeeld (diatoniek), in Burkina Faso de
pentatonische (pentatoniek).
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
55
Elektrische instrumenten
Elektrische instrumenten worden elektrofonen genoemd.
Ze worden verdeeld in twee groepen:
-
elektrisch versterkt
elektronische instrumenten
Bij elektrisch versterkte instrumenten wordt de klank op het instrument gemaakt en
vervolgens met een element versterkt.
Bij elektronische instrumenten wordt de klank in het instrument gemaakt.
Je drukt bijv. een toets in het een keyboard en de klank wordt van de geheugenchip gehaald.
Elektrisch versterkt




elektrische gitaar
elektrische basgitaar
elektrische viool
elektrische piano
Elektronisch





56
synthesizer
elektronisch orgel
keyboard
drumcomputer
elektronisch drumstel
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
Zet de naam van het instrument bij het juiste plaatje:
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Vragen en opdrachten
Plaats de volgende instrumenten bij de juiste hoofdgroep:
Viool, drumstel, hoorn, cello, banjo, tamboerijn, bongo’s, accordeon, blokfluit, gitaar, harp,
keyboard, piano, trompet, panfluit, saxofoon, elektrische gitaar, trompet, dwarsfluit, djembe,
elektrische basgitaar, contrabas, klarinet, doedelzak.
Blaasinstrumenten
Snaarinstrumenten
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
………………………………….
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
………………………………….
Slaginstrumenten
Elektrische instrumenten
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
………………………………….
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
…………………………………
………………………………….
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
58
Vragen en opdrachten
1. Welke vier hoofdgroepen van instrumenten zijn er?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
2. Waardoor komt de klank tot stand bij blaasinstrumenten?
…………………………………………………………………………………………………..
3. Welke drie manieren van bespelen kennen we bij snaarinstrumenten?
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
4. Welke drie manieren van bespelen kennen we bij slaginstrumenten?
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
5. Welke twee soorten elektrische instrumenten kennen we?
…………………………………………………………………………………………………...
…………………………………………………………………………………………………...
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
59
Vragen en opdrachten
Plaats de volgende blaasinstrumenten in de juiste groep:
Blokfluit, hobo, klarinet, trombone, trompet, saxofoon, panfluit, doedelzak, fagot, dwarsfluit,
hoorn, tuba, accordeon, orgel, bariton, mondharmonica.
Houtblazers
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
Koperblazers
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Toetsinstrumenten
die worden bespeeld
m.b.v. lucht
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
Hermann Wesselink College
60
Vragen en opdrachten
Plaats de volgende snaarinstrumenten in de juiste groep:
Viool, mandoline, klavecimbel, altviool, cello, harp, gitaar, contrabas, ukelele, banjo, luit,
piano
Strijkinstrumenten
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
Tokkelinstrumenten
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Overige
slaginstrumenten
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
Hermann Wesselink College
61
Vragen en opdrachten
Plaats de volgende slaginstrumenten in de juiste groep:
Bekkens, xylofoon, gong, klokkenspel, pauk, trom, triangel, claves, metallofoon, drumstel,
conga’s, trom, marimba, djembe, klokken (buisklokken), tabla
Slaginstrumenten
met vel
Slaginstrumenten
zonder vel
Toetsinstrumenten
met snaren
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
62
Vragen en opdrachten
Plaats de volgende elektrische instrumenten in de juiste groep:
Elektrische gitaar, synthesizer, keyboard, elektrische basgitaar, elektrische piano,
drumcomputer, elektronisch orgel, elektrische viool, elektronisch drumstel
Elektrisch versterkt
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Elektronisch
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
…………………………
Hermann Wesselink College
63
Luisteroefening
De docent laat verschillende fragmenten horen.
Schrijf op welk instrument je hoort.
Fragment 1: …………………………….
Fragment 2: …………………………….
Fragment 3: …………………………….
Fragment 4: …………………………….
64
Fragment 5: …………………………….
Fragment 6: …………………………….
Fragment 7: …………………………….
Fragment 8: …………………………….
Fragment 9: …………………………….
Fragment 10: …………………………….
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Luisteroefening
De docent laat verschillende fragmenten horen.
Schrijf op welk instrument je hoort en bij welke groep het instrument hoort, kies uit:
blaasinstrumenten, snaarinstrumenten, slaginstrumenten en elektrische instrumenten.
Instrument
Groep
Fragment 1: …………………………….
…………………………….
Fragment 2: …………………………….
…………………………….
Fragment 3: …………………………….
…………………………….
Fragment 4: …………………………….
…………………………….
Fragment 5: …………………………….
…………………………….
Fragment 6: …………………………….
…………………………….
Fragment 7: …………………………….
…………………………….
Fragment 8: …………………………….
…………………………….
Fragment 9: …………………………….
…………………………….
Fragment 10: …………………………….
…………………………….
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
65
Instrumentenfamilies
Instrumenten worden vaak in families gebouwd.
Een instrumentenfamilie bestaat meestal uit een sopraan-, alt-, tenor- en basinstrument.
Precies zoals een koor met mannen- en vrouwenstemmen in elkaar zit.
Enkele voorbeelden van instrumentenfamilies zijn:
De familie saxofoon
De soprillo en de sopraninosaxofoon zijn een van de kleinste (en hoogste) leden van de
saxofoonfamilie.
Een sopraansax is doorgaans recht, in tegenstelling tot de lagere leden van de
saxofoonfamilie. Maar de sopraansax komt ook in een gebogen vorm voor.
De altsax is de meest voorkomende uitvoering van de saxofoon. Het instrument staat
gestemd in de toonsoort Es hoewel ook uitvoeringen in C voorkomen. De altsax is goed te
herkennen aan de rechte hals (bovenste stuk waarop het mondstuk bevestigd wordt), die
boven de body (de rest van het instrument tot aan de beker) abrupt naar beneden knikt.
De tenorsaxofoon is na de altsaxofoon de meest voorkomende saxofoon. Het instrument is
meestal in Bes gestemd. Een enkele keer is een tenorsax gestemd in C; dit heet een C
melody en deze is iets kleiner dan de tenor. Beide hebben een S-vorm met een zwanenhals.
De baritonsaxofoon is een wat minder gebruikelijke saxofoon dan de tenor- en altsax. Het
instrument is doorgaans in Es gestemd, en heeft vaak als extra noot een zogenaamde ‘lageA’ waar de overige saxofoons een bereik tot een ‘lage-Bes’ hebben. De baritonsax heeft een
lage en warme klankkleur, en wordt onder andere in fanfares en harmonieorkesten gebruikt.
De bassaxofoon is een van de laagste instrumenten uit de saxofoonfamilie; alleen de
contrabassaxofoon en de subcontrabassaxofoon zijn nog lager. De bassaxofoon is
gestemd in bes, en wel een octaaf lager dan een tenorsaxofoon. De bassaxofoon is het
eerste type saxofoon die door de Belgische uitvinder Adolphe Sax (1814-1894) is gebouwd.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
66
De familie blokfluit
De sopranino is nog kleiner dan de sopraan. Hij heeft dezelfde omvang als de alt, maar dan
een octaaf (8 tonen) hoger. De vingers zitten wat dichter bij elkaar, wat voor mensen met
grote of dikke vingers een beetje lastig is. Er bestaat nog een kleiner fluitje, dat wel het
Garkleinflötlein (heel klein fluitje) wordt genoemd. Dat fluitje staat weer in c''', en vraagt om
wel erg smalle vingers! De omvang van de sopranino is f''-g''''.
De sopraanblokfluit is vaak de eerste blokfluit waar je mee in aanraking komt. Deze fluit
past goed in kinderhanden en wordt daarom vaak gebruikt als beginnersinstrument. Maar het
instrument is natuurlijk net zo volwaardig en goed als alle andere maten uit de
blokfluitfamilie. De sopraan staat in c'' en heeft een omvang van c''-d''''.
De altblokfluit wordt door heel veel mensen bespeeld. Want niet alleen in ensembles past
de alt goed (zoals alle blokfluiten), maar ook als solo-instrument is deze fluit zeer geliefd. De
meeste blokfluitmuziek is dan ook voor dit instrument geschreven. Deze altblokfluit staat in f',
maar er bestaan ook instrumenten in d' (voice flute) en in g'. De omvang is f'-g'''.
De tenorblokfluit staat in c' en wordt ook veel in ensembles bespeeld. Niettemin bestaat er
ook veel solomuziek voor dit instrument. Soms heeft een tenor een klepje voor de pink, maar
veel instrumenten hebben alleen vingergaten. De omvang is c'-d'''.
De bas of basset zoals hij vroeger werd genoemd, wordt veel in ensembles bespeeld.
Sommige hebben een buisje om door te blazen, maar vaak is het mogelijk het instrument
direct aan te blazen. Deze bas klinkt een octaaf (8 tonen) hoger dan de contrabas en is ook
ongeveer de helft korter. De omvang is f-g''. Er bestaan ook bassen in g.
De Bas in C , of grootbas lijkt op de contrabas, maar is korter en staat in C.
De omvang is c-d''.
De contrabasblokfluit is één van de laagste blokfluiten die er bestaan. Er bestaat ook nog
een subcontrabas in C, die nog langer en dus nog lager is, maar deze wordt niet zo veel
gebruikt. De contrabasblokfluit staat in F en heeft kleppen en een buisje om door te blazen.
Deze contrabas heeft een lengte van maar liefst 2.20 meter! De omvang is F-g'.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
67
De violenfamilie
Tegelijk met de eerste violen werden er ook altviolen, cello’s en contrabassen gebouwd.
Ze lijken op violen, maar ze zijn groter. De cello en de contrabas zijn zelfs zo groot dat ze op
de grond staan als je er op speelt. Hoe groter het instrument, hoe lager het klinkt.
68
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
De menselijke stem
Een zeer mooi instrument dat iedereen kan ‘bespelen’, is de menselijke stem.
Het is een zeer persoonlijk ‘muziekinstrument’. Iedere stem heeft zijn eigen kenmerken en
karakter. Een stem kan helder, zwaar of scherp zijn. Bij spreken of zingen ontstaat klank. Die
klank wordt, zoals bij alle muziekinstrumenten, veroorzaakt door trillingen.
Hoe de stem werkt heeft men pas in 1854 ontdekt. De Spaanse zanger Manuel Garcia
gebruikte een tandspiegel als keelspiegel. Zo zag hij hoe de klank ontstond.
Aan het uiteinde van de luchtpijp, in het strottenhoofd, bevinden zich de stembanden.
Deze stembanden (twee dunne vliesjes) gaan trillen wanneer we de lucht uit onze longen
langs de luchtpijp naar buiten persen. Het zijn de ‘snaren’ van ons ‘muziekinstrument’.
Iemand die zijn stem verkeerd gebruikt, kan ‘stemknobbels’ op zijn stembanden krijgen,
waardoor de stemspleet niet meer volledig afsluit: men spreekt hees.
De enige remedie is: zwijgen.
Bij kinderstemmen kun je moeilijk het verschil horen tussen een jongensstem en een
meisjesstem. Het ‘instrument’ is bij beiden nog hetzelfde. Wanneer vele kinderen samen
zingen, noemt men dit: kinderkoor.
Tussen het 12de en het 15de levensjaar krijgen het strottenhoofd en de stembanden hun
definitieve grootte. Merkwaardig is dat de jongensstem een octaaf daalt; het wordt een
mannenstem. De meisjesstem wordt een vrouwenstem. Die verandering is bij de meisjes
niet zo duidelijk waar te nemen. Rond het 18de jaar groeit de meisjesstem uit tot sopraan,
mezzosopraan of alt.
Indeling van de zangstemmen:
69
De stemmen worden ingedeeld in 4 hoofdgroepen:




De hoge vrouwenstem heet sopraan.
De lage vrouwenstem heet alt.
De hoge mannenstem heet tenor.
De lage mannenstem heet bas.
Wanneer al die stemmen in groep samen zingen, spreekt men van een koor. Zingen alleen
de vrouwen in groep samen, dan spreekt men van een vrouwenkoor. Zingen alleen de
mannen samen, dan spreekt men van een mannenkoor.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Orkesten en ensembles
Een orkest is een groep mensen die samen muziek maakt. Er zijn verschillende
soorten orkesten. De meeste orkesten bestaan uit verschillende soorten instrumenten.
Het bekendste soort orkest is het symfonieorkest. Dat bestaat uit vier groepen
instrumenten: de strijkers, de houtblazers, de koperblazers en het slagwerk. Er zijn ook
orkesten waarin maar een deel van die instrumenten spelen, zoals het
harmonieorkest of de fanfare. In deze orkesten spelen geen strijkinstrumenten! Er
zijn ook orkesten met andere instrumenten, zoals een zigeunerorkest of een
poporkest. In deze orkesten vind je bijvoorbeeld gitaren!
De dirigent leidt het orkest. Zelf speelt hij niets, maar hij beslist wel hoe het orkest
speelt. Zacht of hard, traag of snel. Dat geeft hij aan via allerlei tekens.
Met de term ensemble wordt in de muziek een groep van meer dan 2 spelers bedoeld.
Het kan een kamermuziekensemble zijn (bijv. een pianotrio of strijkkwartet), maar ook
een veel grotere groep spelers waarvan de samenstelling niet overeenkomt met die
van een ‘traditionele’ bezetting als een symfonieorkest, harmonieorkest, fanfare of
brassband.
Voorbeelden van veelvoorkomende vormen van ensembles zijn:
Strijkorkest, strijktrio, strijkkwartet, pianotrio, pianokwintet, blokfluitkwartet,
blaaskwintet en klarinettrio.
70
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
In het volgende schema zie je de verschillende orkesten en hun kenmerk:
Symfonie orkest
Een groot orkest, dat bestaat uit strijkers, houtblazers, koperblazers en slagwerk, soms
aangevuld met andere instrumenten zoals harp, piano of orgel.
Kamerorkest
Een kleine bezetting, dat bestaat uit strijkers, houtblazers, koperblazers en slagwerkers.
Strijkorkest
Een orkest dat bestaat uit alleen strijkers. Violen, altviolen, cello en bassen.
Harmonie
Een orkest dat bestaat uit houtblazers, koperblazers en slagwerkers
Fanfare
Een orkestvorm, dat bestaat uit koperblazers, slagwerkers en saxofoon
Brassband
Een orkestvorm, dat bestaat uit koperblazers en slagwerkers
Big Band
Een van oorsprong Amerikaans orkest dat voornamelijk bestaat uit saxofoons,
trompetten, trombones en een ritmesectie.
Koor
Een koor bestaat altijd uit een aantal stemmen. De samenstelling van een koor kan heel
verschillend zijn. Denk maar eens aan een kinderkoor, een vrouwenkoor of een
mannenkoor.
Popgroep
Dit is een groep muzikanten die heel verschillende instrumenten spelen. Meestal kun je
zeggen dat een popgroep bestaat uit elektrische instrumenten en slagwerk, eventueel
met zang. Ook worden er soms blaasinstrumenten bij gebruikt.
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
71
Vragen en opdrachten
1. Welke vier hoofdgroepen van instrumenten zijn er?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
2. Waardoor komt de klank tot stand bij blaasinstrumenten?
…………………………………………………………………………………………………..
3. Welke drie manieren van bespelen kennen we bij snaarinstrumenten?
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
4. Welke drie manieren van bespelen kennen we bij slaginstrumenten?
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
5. Welke twee soorten elektrische instrumenten kennen we?
…………………………………………………………………………………………………...
…………………………………………………………………………………………………...
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
72
Vragen en opdrachten
6. Instrumenten worden vaak in families gebouwd.
Waaruit bestaat meestal de instrumenten familie?
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………
7. Welk instrument klinkt lager een basblokfluit of een altviool?
…………………………………………………………………………………………………..
8. Welk instrument klinkt hoger een altsaxofoon of een tenorsaxofoon?
……………………………………………………………………………………………………
9. Wat is een orkest?
……………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………
10. Het bekendste soort orkest is het symfonieorkest, dat bestaat uit vier groepen
instrumenten. Noteer de vier groepen:
…………………………………………………………………………………………………...
…………………………………………………………………………………………………...
…………………………………………………………………………………………………...
…………………………………………………………………………………………………...
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
73
Vragen en opdrachten
Noteer de kenmerken van de volgende orkesten:
Symfonie orkest
Kamerorkest
Strijkorkest
Harmonie
74
Fanfare
Brassband
Big Band
Koor
Popgroep
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Puzzel
Instrumentenleer
Horizontaal
2. Toetsinstrument met snaren
5. Getokkeld
8. Een houten blaasinstrument
9. Een schommeling van toonhoogte of sterkte
10. Gebroken akkoord
11. Hoge vrouwenstem
13. Meest voorkomende uitvoering van de saxofoon
15. Koperblazer
16. Een orkestvorm, dat bestaat uit koperblazers, slagwerkers en saxofoon
17. Elektronisch instrument
20. Houtblazer met dubbel riet
75
Verticaal
1. Slaginstrument zonder vel
3. Iemand die de leiding heeft over het orkest
4. Een kleine bezetting, dat bestaat uit strijkers, houtblazers, koperblazers en slagwerkers
6. Slaginstrument met vel
7. Een van oorsprong Amerikaans orkest dat voornamelijk bestaat uit saxofoons, trompetten,
trombones en een ritmesectie
12. Grootste instrument binnen de violenfamilie
14. Tokkelinstrument
18. Lage mannenstem
19. Slaginstrument afkomstig uit Afrika
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Instrumentenleer
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
76
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Notities
77
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Notities
78
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Notities
79
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Notities
80
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Notitie notenbalk
81
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Notitie notenbalk
82
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Notitie notenbalk
83
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College
Notitie notenbalk
84
Algemene Muziekleer – Solfège - Instrumentenleer
Hermann Wesselink College