Download Transfer 4

t ran sfe r
vakblad over internationalisering in het hoger onderwijs
Staren we ons blind
op MOOC’s?
4
jaargang 21 | februari 2014
living labs zetten hogescholen internationaal op de kaart | universiteitsraad
rotterdam kiest toch niet voor engels als vergadertaal | nederlands-duitse
artsenopleiding is kleine revolutie | boris dittrich zag in de vs het belang van ambitie
4
Transfer is een onafhankelijk vakblad voor
internationale samenwerking in het hoger
onderwijs en onderzoek. Transfer is ook
online: www.nuffic.nl/transfer. Transfer is
een uitgave van de Nuffic, de Nederlandse
organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. Verschijnt acht
keer per jaar.
Redactie
Els Heuts (hoofdredacteur), Annelieke
Zandvliet en Ralph Aarnout
Aan dit nummer werkten mee
Annemieke Bosman, Alexandra
Branderhorst, Xander Bronkhorst,
Helma Erkelens, Tim Ficheroux, Han van
der Horst, Ria Jacobi, Yvonne van de Meent,
Erik van Oudheusden, Daphne Riksen,
Rineke Wisman, Michiel Ytsma
Beeld
AGE Fotostock, Guy Ackermans,
Pierre Crom/ANP, Merlin Daleman/De
Beeldredaktie, Philip Driessen, Pascal
Dumont, Richard Koek/Redux, Diederik van
der Laan/De beeldredaktie, Kay Nietfeld/
EPA, Martin Roemers/Hollandse Hoogte,
Al Saheed Group, Daniël Schmidt, Klaas Jan
van der Weij/HH, Levien Willemse.
Redactieraad
Ries Agterberg (DUB), Sebastiaan den
Bak (Neth-ER), Klaartje van Genugten
(Fontys), Leonard van der Hout (Hogeschool
van Amsterdam), Joep Huiskamp
(TU Eindhoven), Erwin Ploeger (Unesco-IHE)
Redactieadres
Nuffic, Postbus 29777, 2502 LT Den Haag,
tel.: 070 – 4260126 / 4260144 / 4260122
fax: 070 – 4260399
e-mail: [email protected],
[email protected], [email protected]
Abonnementen
Transfer is gratis verkrijgbaar.
Geïnteresseerden kunnen zich voor
een gratis abonnement aanmelden via
www.nuffic.nl/transfer.
Adreswijzigingen
Abonnees kunnen adreswijzigingen
doorgeven via het contactformulier op
www.nuffic.nl/transfer
Vormgeving en lay-out
Sabrina Luthjens BNO
en Christina Schürmann
(www.makingwaves.nl)
Druk
Drukkerij Verloop, Alblasserdam
Overname artikelen
Het overnemen en vermenigvuldigen van
artikelen uit Transfer is slechts geoorloofd
na schriftelijke toestemming van de hoofdredactie.
Omslag
Opname van een MOOC aan de TU Delft.
Foto: Hans Stakelbeek
Transfer 5, jaargang 21, verschijnt op 3 april
transfer
E-student
Tot voor kort had hij alleen via skype en e-mail contact met docenten en medestudenten. De 29-jarige Indonesiër Sigit Angdrew begon in september vanuit
Jakarta online vakken te volgen van de Delftse master Watermanagement.
Eind januari kwam deze student pas naar Nederland om proeven te doen in
het laboratorium en om tentamens af te leggen. Al was het technisch gezien
niet eens noodzakelijk om dat hier te doen.
Sigit Angdrew haalde als ‘e-student’ de nationale media. Want het is bijzonder
dat iemand zijn bul kan halen zonder in de collegebankjes te hebben gezeten.
Maar ooit zal het aantal onlinestudenten in de meerderheid zijn, voorspelde
collegevoorzitter Dirk Jan van den Berg bij het verhaal van de Indonesiër in
de Volkskrant.
Ook minister Bussemaker ziet dat wereldwijd, en sinds vorig jaar eveneens
in Nederland, de ene na de andere Massive Open Online Course (MOOC)
verschijnt en wordt gevolgd door vaak tienduizenden studenten uit meer
dan honderd landen. Het is nu zaak om de ontwikkelingen niet langer af te
wachten, vindt de minister, ook al is het nog niet duidelijk waar die toe zullen
leiden.
In een brief over open en online onderwijs aan de Tweede Kamer maakte
Bussemaker vorige maand duidelijk dat zij alle universiteiten en hogescholen
wil aanmoedigen om hiermee te experimenteren. Zo kan Nederland wellicht
profiteren van ‘first mover advantage’, hoopt zij. Als stimulans stelt de minister
de komende jaren telkens 1 miljoen euro beschikbaar.
Moet iedere docent nu dus MOOC’s maken en de collegezaal verruilen voor de
camera? Dat denkt Bussemaker niet. Zij benadrukt dat onderwijsinstellingen
elk op eigen wijze de mogelijkheden van open en online onderwijs moeten
benutten. En dat zij het meer als aanvulling op dan als vervanging van het
bestaande onderwijsaanbod ziet. ‘Direct contact tussen docent en student en
binding van student en docent met de onderwijsinstelling zal altijd noodzakelijk blijven’, schrijft de minister. ‘Dat was al zo in de tijd van Erasmus en is nu
nog evenzeer van belang.’
Als het aan Bussemaker ligt, blijven studenten als Sigit Angdrew ook in
de toekomst naar Nederland komen. Mede dankzij het visitekaartje dat
onze hogeronderwijsinstellingen internationaal afgeven via open en
online onderwijs.
annelieke zandvliet
[email protected]
r
inhoud
10–19
20
28
3
Open en online onderwijs
Open en online onderwijs staat de laatste tijd volop in de belangstelling, getuige onder meer de brief daarover die minister
Bussemaker onlangs naar de Tweede Kamer stuurde. In deze Transfer extra aandacht voor dit thema. Zo praten we
met Fred Mulder, hoogleraar Open Educational Resources (p. 10–12). Hij pleit voor gratis online leermaterialen die vrij
beschikbaar zijn voor iedereen. Massive Open Online Courses, de zogeheten MOOC’s, zijn hot – zeker bij universiteiten.
Maar hoe zet je die op? (p. 14–16). Open en online onderwijs in het hbo staat centraal in het opiniestuk op pagina 17. En een
medewerker van de TU Delft vertelt over zijn ervaringen met twee online masters voor studenten in Jemen (p. 18–19).
Living Labs helpen hbo bij profilering in buitenland
Hogescholen kunnen hun internationaliseringsactiviteiten naar een hoger
plan tillen door deel te nemen aan een Living Lab. Dit nieuwe instrument voor
internationale samenwerking, gefaciliteerd door de Nuffic, verenigt hogescholen,
bedrijven en overheden in binnen- en buitenland rond thema’s uit het Nederlandse
topsectorenbeleid. Pilots in Indonesië en Zuid-Korea verlopen erg goed.
Universiteitsraad in Rotterdam kiest niet voor Engels
Voor het tweede jaar op rij hebben twee internationals zitting in de
universiteitsraad van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Aanvankelijk moesten
zij zich met een tolk redden. De afgelopen maanden werd, op proef, vergaderd in
het Engels. Omdat de voordelen niet bleken op te wegen tegen de nadelen, krijgt de
proef geen vervolg.
En verder
2 Colofon en redactioneel 4 Kort nieuws 13 Aanpakken: internationaliseerders aan het werk 23 Column Erik van Oudheusden 24 Nederlands-Duitse artsenopleiding is kleine revolutie 27 Sorry? Pardon! Misverstanden in het buitenland 30 Gelezen 31 Onbekend terrein: Boris Dittrich over
zijn studieverblijf in de VS
Foto: Pascal Dumont
4
nieuws
op kamers in moskou
Kudakwashe Ndlova, een 25-jarige student uit Zimbabwe, drinkt een kop thee op zijn gedeelde kamer in Moskou.
Het is een van de beelden waarmee fotograaf Pascal Dumont een blik biedt achter de deuren van een studentenflat in de Russische hoofdstad. Van de beveiliging bij de ingang, tot de wastafels die bewoners gebruiken om hun
kleding te wassen. Bekijk de hele serie op www.bit.ly/student-in-moskou.
Meldpunt voor eigen bijdrage
buitenlands studieonderdeel
Het Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) heeft een
meldpunt geopend waar studenten terecht kunnen
als zij extra kosten moeten maken voor bijvoorbeeld
een verplicht studieonderdeel in het buitenland.
Instellingen waar dat het geval is, krijgen een brief
van de studentenorganisatie met het verzoek dat te
veranderen en reeds geïnd geld terug te betalen.
Een voorbeeld is de UvA, meldt Folia. Een buiten­
landonderzoek is daar een verplicht onderdeel van de
bachelorstudie Sociale Geografie en Planologie. En
studenten moeten zelf een grote bijdrage leveren aan
de reis naar het buitenland, aldus het ISO. Alleen als
zij het onderzoek succesvol afronden, krijgen zij een
‘buitenlandervaringssubsidie’. Voor studenten die de
februari 2014 | transfer
reis niet kunnen betalen, biedt de UvA volgens het
ISO geen alternatieve opdracht.
Het ISO beroept zich op artikel 7.50 lid 1 van de
WHW. Daar staat dat de inschrijving aan een
bekostigde hogeronderwijsinstelling niet afhanke­
lijk gesteld mag worden van een andere geldelijke
bijdrage dan het voor de betreffende student
geldende collegegeld.
In 2010 maakten studenten met succes bezwaar
tegen de kosten die de hotelschool van Zuyd in
rekening bracht voor onder meer stagebemiddeling.
De hogeschool maakte de bijdrage van 550 euro
voor twee stages, waarvan een in het buitenland,
toen vrijwillig. (AZ)
5
Websites
informeren
buitenlandse
student
onvoldoende
Het overgrote deel van de universi­
teiten en hogescholen biedt toekom­
stige studenten in het buitenland
op zijn website onvoldoende infor­
matie. Dat concludeert de commissie
die toeziet op naleving van de
Gedragscode Internationale Student in
het Hoger Onderwijs.
De commissie deed vorig jaar eerst
een steekproef bij twaalf instel­
lingen. Daarbij werd gecontroleerd of
hun websites alle informatie bieden
waartoe zij zich door het ondertekenen
van de gedragscode hebben verplicht.
De uitkomst was aanleiding voor de
commissie om de websites van alle
76 bij de gedragscode aangesloten
instellingen te onderzoeken. Deze
keer werd alleen gekeken naar de vijf
punten die in de steekproef slechte
scores opleverden.
Een op de vier instellingen bleek
aan geen van die vijf vereisten te
voldoen. Zo worden kwaliteits­
criteria waaraan het onderwijs moet
voldoen en de processen ter naleving
daarvan, nauwelijks op de website
geplaatst. Vaak staat er wel kort iets
over rankings en accreditatie. Ook
informatie over de Onderwijs- en
Examenregeling wordt onvoldoende
verstrekt. Soms vermelden instel­
lingen de procedure die moet worden
doorlopen voor het aanvragen van visa
en vergunningen. Maar slechts enkele
noemen de studievoortgangseis die
sinds vorig jaar gekoppeld is aan de
verblijfsvergunning voor studenten
van buiten de EU. (AZ)
218.750
Zoveel schnitzels verorberen
studenten in Leipzig per jaar.
Oftewel: zes stuks per student,
meer dan aan andere Duitse universiteiten. In Berlijn eten studenten
jaarlijks 1,2 schnitzel per persoon, in
Hamburg nog geen halve, zo blijkt
uit naspeuringen van tijdschrift
Zeit Campus. Over de populariteit
in Wenen, de bakermat van de
schnitzel, zegt het onderzoek niets.
Instroom aan Nederlandse
universiteiten uit buurlanden
Exciting, de
Britten halen
voor het eerst
de Belgen in …
Sonderbar, dit
jaar opnieuw
minder Duitsers,
maar ze gaan
nog altijd
ver aan kop.
Amai, 't
aantal Belgen
stijgt nog
steeds, maar
minder snel
dan ’t aantal
Britten.
2013: 638
2012: 551
2011: 335
2013: 498
2012: 411
2011: 395
2013: 3.029
2012: 3.216
2011: 3.362
bron: vsnu, januari 2014. totale aantal instromende internationals: 11.756.
februari 2014 | transfer
6
nieuws
De beurs van…
Virtuele ondersteuning voor
Afrikaanse docenten
karen tuason (27)
masterstudent voedselveiligheid
aan de wageningen universiteit
Je komt van de Filipijnen. Is het
moeilijk voor jou om hier te zijn
nu jouw land puin moet ruimen
na de tyfoon?
“Ik heb gelukkig geen persoonlijke verliezen
geleden, maar ik leef natuurlijk erg met mijn
landgenoten mee. Er is zoveel honger op
de Filipijnen. In Quizon, waar ik vandaan
kom, werk ik voor een organisatie die boeren
leert effectiever landbouw te bedrijven. Ik
wil helpen de Filipijnen op te bouwen. Het
is hartverscheurend om vanuit Nederland
te moeten aanzien hoe zo’n orkaan dat hele
proces weer een paar passen terug zet.”
Waar zit de mogelijkheid tot groei
op de Filipijnen?
“Op dit moment koopt de regering groot­
grondbezitters uit ten gunste van arme pach­
ters. Die mogen het land nu naar eigen inzicht
gaan bebouwen. Het mooiste is als ze daar dan
meteen industrie aan koppelen. Als de suiker­
boeren gaan samenwerken met de cacaoboeren
en zelf een chocoladefabriek neerzetten,
bereiken ze meer dan wanneer ze ieder alleen
hun eigen lapje grond blijven bewerken.”
Wat neem je straks uit Nederland
mee terug naar Quizon?
“Naast alle kennis die ik hier opdoe? Een fiets!
Ik vind het fantastisch dat iederéén hier fietst.
Bij ons doen alleen de allerarmsten het, terwijl
het zo goed voor je is.” (AB)
februari 2014 | transfer
Foto: Guy Ackermans
Jaarlijks komen honderden studenten,
promovendi en cursisten uit ontwik­
kelings­landen naar Nederland met een
NFP-beurs. Wie zijn zij en wat doen zij?
UNESCO heeft plannen voor een
virtueel instituut om de kwaliteit
van docenten in het Afrikaanse hoger
onderwijs te bevorderen. Dat meldt
University World News. Het instituut
moet kennis verspreiden over onder
meer lesgeven aan grote groepen,
het ontwikkelen van onderwijspro­
gramma’s en onderzoeksvaardigheden.
Aanleiding voor het plan is een
enquête van UNESCO onder
studenten en docenten in heel Afrika,
waaruit bleek dat de kwaliteit van
Afrikaanse docenten ver onder de
maat is. Ook de verenigde kwaliteits­
instituten voor het Afrikaanse hoger
onderwijs stellen dit onderwerp al
geruime tijd aan de kaak.
Het Virtual Institute for Improving
Quality of Higher Education in Africa
(VIIQHE) moet dit voorjaar van
start gaan en zal ten minste drie jaar
draaien. In die periode wil UNESCO
60 procent van de docenten in zuide­
lijk Afrika bereiken. Zij kunnen gratis
deelnemen aan de online colleges. (RA)
Beurzenplan Zweedse bestuurders
Door de introductie van collegegeld
voor studenten van buiten de EU in
2011 is hun aantal in Zweden enorm
teruggelopen. Daarom doen Zweedse
bedrijven en hogeronderwijsinstel­
lingen het voorstel om 1.500 beurzen
beschikbaar te stellen voor deze groep,
meldt University World News.
Bestuurders van onder meer Ericsson,
Volvo en de Universiteit van
Gothenburg zetten in de Zweedse
krant Dagens Nyheter uiteen hoe de
beurzen verdeeld zouden kunnen
worden tussen onderwijs­instellingen.
Daarbij speelt een rol hoeveel
studenten van buiten de EU zij hebben,
en daarnaast welk aantal daarvan naar
schatting in aanmerking zou komen
voor een werkvergunning.
De bestuurders schrijven dat niet
alleen het aantal studenten van buiten
de EU sinds 2011 is teruggelopen met
80 procent, van zo’n 8.000 tot net
iets meer dan 1.600. Er zijn ook steeds
minder studenten die een werkver­
gunning krijgen. (AZ)
Canadese overheid ambitieus,
docenten kritisch
De Canadese overheid wil het aantal
internationale studenten voor 2022
verdubbelen tot zo’n 450.000 per
jaar. De regering trekt 5 miljoen dollar
(ruim 10 miljoen euro) uit om de
onderwijsmarketing in onder meer
Brazilië, India en China naar een
hoger plan te trekken. Internationale
studenten stimuleren de economie en
werkgelegenheid, zo is de gedachte.
The PIE News citeert minister van
Internationale Handel Ed Fast die de
plannen toelicht: “Onze strategie helpt
ons Canada’s zakelijke belangen overal
ter wereld te behartigen.”
Tegelijkertijd klinkt er kritiek op de
innige Canadees-Chinese samen­
werking in het hoger onderwijs. In
december riep de Canadese vereniging
van universitair docenten (CAUT)
universiteiten op niet langer Confucius
Instituten te huisvesten en alle samen­
werking stop te zetten. “Confucius
Instituten zijn politieke armen van
een autoritair regime”, aldus CAUTdirecteur James Turk. “Ze beperken
de vrijheid van meningsuiting over
controversiële onderwerpen en
horen geen ruimte te krijgen op onze
campussen.” (RA)
7
De Duitse onderwijsminister Johanna Wanka.
Duitsland verdient zijn investe­
ringen in onderwijs aan buitenlandse
studenten sneller terug dan Nederland,
zo blijkt uit recent onderzoek. Maar
geld is voor de Duitse minister van
onderwijs Johanna Wanka niet het
enige dat telt.
Gemiddeld levert een buitenlandse
student de Duitse schatkist gedurende
zijn studie 2.500 euro extra belasting­
inkomsten per jaar op, becijfert onder­
zoeksbureau Prognos in opdracht van
het Duitse ministerie van Onderwijs.
Eenmaal afgestudeerd zorgt de buiten­
landse student jaarlijks voor ruim
28.000 euro aan belastinginkomsten,
als hij in Duitsland blijft. Iedere buiten­
landse student doet de werkgelegen­
heid met 0,14 fte stijgen. Iedere afge­
studeerde die in Duitsland blijft, levert
0,30 fte op.
Volgens het onderzoeksbureau verdient
Duitsland de investeringen in het
onderwijs aan buitenlandse studenten
sneller terug dan andere Europese
landen. Als 20 procent van de afge­
studeerden 7,5 jaar in Duitsland blijft
werken, zijn alle gemaakte kosten
terugverdiend. In Nederland zou
deze rekening volgens Prognos pas na
en
u
-b e r z
cv
Foto: Kay Nietfeld/EPA
Buitenlandse student voor Duitsers lucratiever
beurs
deadline
start studie/onderzoek
Hongarije, studie
15 mrt
sep
Hongarije, onderzoek
15 mrt
sep
Hongarije, PhD
15 mrt
sep
Hongarije, zomercursus
15 mrt
jul/aug
Polen, onderzoeksstage
15 mrt
eind sep
Polen, zomercursus
15 mrt
jul/aug
Griekenland, studie
15 apr
sep
Griekenland, zomercursus
15 apr
jul/aug
Rusland, studie
20 apr
dec
Meer informatie op www.wilweg.nl/cv
9,7 jaar vereffend zijn, in Zwitserland
slechts na bijna 25 jaar. Oostenrijk
haalt het break even-punt het snelst:
na 6,7 jaar.
De verschillen in terugverdientijd
ontstaan volgens de onderzoekers
doordat de belastingdruk in de landen
uiteenloopt. In Zwitserland is de
belastingdruk laag en zijn opleidings­
plaatsen aanzienlijk duurder dan in de
andere landen. Overigens is onduide­
lijk hoeveel internationale studenten
na hun afstuderen in de onderzochte
landen blijven werken.
Prognos baseert zich in zijn rapport
mede op een studie die het Nederlandse
Centraal Planbureau (CPB) in 2012
publiceerde. Daarin werd geconclu­
deerd dat als 19 procent van de buiten­
landse studenten in Nederland zou
blijven werken, dit de Nederlandse
overheid jaarlijks zo’n 740 miljoen euro
zou opleveren. Volgens het CPB was
een blijfpercentage van 19 procent een
conservatieve schatting.
De Duitse minister van Onderwijs,
Johanna Wanka is blij met de resultaten
van het onderzoek. Het belangrijkste
is voor haar echter dat internationali­
sering uitwisseling van kennis, ideeën
en inzichten stimuleert. Ook directeur
Margret Wintermantel van de DAAD,
de Duitse Nuffic, wil niet alleen
naar kosten en opbrengsten kijken.
“Terugkeerders maken zich in eigen
land dienstbaar met de hier opgedane
kennis en fungeren daar als vrienden en
ambassadeurs voor Duitsland.” (RA)
@freddyweima
Volgens @timeshighered horen
@tudelft, @UniWageningen
@maasuniversity bij de 100 meest
internationale universiteiten
februari 2014 | transfer
8
nieuws
Foto: Nuffic
Drie Nuffic Neso’s in Azië
sluiten hun deuren
Nuffic Neso Mexico wordt afgeslankt.
De promotie van het Nederlandse hoger onderwijs
in Zuidoost-Azië wordt teruggeschroefd. De Nuffic
Neso’s in Vietnam, Thailand en Taiwan gaan sluiten,
die in Zuid-Korea wordt afgeslankt en gehuisvest bij
de Nederlandse ambassade. Daartoe heeft de Nuffic
besloten, na de opdracht van het ministerie van
Onderwijs de begroting van het Neso-programma
met een derde te verminderen. Ook andere buiten­
landse kantoren van de Nuffic moeten inleveren en
hun dienstverlening aanpassen. Vanaf 2015 wordt zo
jaarlijks € 1,9 miljoen bezuinigd.
In Vietnam en Thailand wordt een Neso-functionaris
ondergebracht bij de Nederlandse vertegenwoor­
diging. Het kantoor in Indonesië krijgt een regio­
nale functie en gaat heel Zuidoost-Azië bedienen.
Ook het Neso-kantoor in Mexico wordt afgeslankt
en ondergebracht bij de Nederlandse ambassade.
De kantoren in Brazilië, Rusland, India en China
blijven bestaan.
De Nuffic Neso’s houden zich niet alleen bezig met
het promoten van het Nederlandse hoger onder­
wijs in het buitenland. Ze stimuleren ook inter­
nationale samenwerking tussen onderwijsinstel­
lingen, organiseren alumni-activiteiten en voorzien
de Nederlandse instellingen van informatie over
internationale onderwijsmarkten.
De kerntaken van de Nuffic Neso’s – de generieke
promotie van het Nederlandse hoger onderwijs en het
behouden van buitenlands talent voor de Nederlandse
arbeidsmarkt – blijven gewaarborgd, aldus Han
Dommers van de Nuffic. Onderzocht wordt of dienst­
verlening aan afzonderlijke instellingen tegen vergoe­
ding kan worden aangeboden. (RA)
Populariteit Duitsland bij
internationals neemt toe
Duitsland wint aan populariteit als studie­
bestemming. Van de internationale studenten die
er in 2012 een opleiding volgden, noemde 61 procent
het land zijn eerste keus. In 2009 was dat nog
47 procent. Dat blijkt uit een onderzoek van onder
meer het Duitse ministerie van Onderwijs.
Ook over informatievoorziening zijn de buiten­
landse studenten aanzienlijk beter te spreken.
Anno 2012 was zo’n 60 procent tevreden over de
voorlichting over de wetten en regels waarmee
zij in Duitsland te maken krijgen. In 2009 was
slechts 20 procent daar tevreden over.
Toch heeft het kabinet Merkel III, dat in
november werd geïnstalleerd, nog ambities
op het gebied van internationalisering. De coalitie
februari 2014 | transfer
van CDU en SPD wil dat het aantal internatio­
nale studenten in Duitsland tot 2020 met een
derde toeneemt tot 350.000. Ook moet dan
de helft van alle Duitse studenten een deel van
zijn studie in het buitenland hebben gevolgd.
Nu is dat een derde.
De regering kondigde daarnaast aan dat de
universiteiten en hogescholen de komende jaren
kunnen rekenen op ‘stabiele groei’ van hun basis­
financiering. Ook in aanvullende instrumenten,
zoals het Exzellenzinitiative, wordt fors geïnves­
teerd. Die hebben zich duidelijk bewezen, aldus
de coalitiepartners, aangezien ze de internationale
concurrentie- en innovatiekracht van het Duitse
onderzoek hebben versterkt. (RA)
9
Verbeterpunten voor stimuleren
studentenmobiliteit
lers van het rapport erkennen dat het
scorebord geen volledig beeld geeft.
Zo zijn administratieve hindernissen
buiten beschouwing gelaten, omdat
het te moeilijk bleek daar indicatoren
voor te ontwikkelen en informatie over
te verzamelen.
Het is de bedoeling om het scorebord
in 2015 te actualiseren. Nederland zou
dan beter kunnen scoren door infor­
matievoorziening over en begelei­
ding bij studeren in het buitenland te
evalueren. Ook met het invoeren van
gestandaardiseerd persoonlijk advies
voorafgaand aan en na afloop van het
buitenlandverblijf valt winst te boeken,
net als met kwaliteits­zorg rondom leer­
overeenkomsten en labels voor diploma­
supplementen en ECTS.
Als het aan de Tweede Kamer ligt,
formuleert minister Bussemaker
concrete doelen voor studenten­
mobiliteit en geeft zij ook aan hoe die
kunnen worden behaald. De minister
kan die elementen opnemen in haar
visie op internationalisering, die zij voor
de zomer naar het parlement stuurt.
De VVD wil bovendien dat Nederland
kampioen wordt in het binnenhalen van
Europees geld voor uitgaande mobiliteit
van studenten en docenten. Ook willen
de liberalen dat het werven van buiten­
landse studenten wordt toegespitst op
bèta- en techniekopleidingen. (AZ)
Foto: Klaas Jan van der Weij/Sportbeeld/Hollandse Hoogte
Nederland kan een voorbeeld nemen aan
Duitsland, België, Spanje, Frankrijk en
Italië bij het bevorderen van studenten­
mobiliteit. Die landen bieden de beste
informatievoorziening en ondersteu­
ning. Dat valt op te maken uit het mobi­
liteits-scorebord van de EU. De Tweede
Kamer wil bovendien dat minister
Bussemaker concrete doelen en acties
vaststelt voor studentenmobiliteit.
Vijf indicatoren liggen ten grondslag aan
het scorebord van de EU. Daarvan is de
meeneembaarheid van studiefinancie­
ring het sterkste punt van Nederland.
Die wordt als ‘zeer goed’ beoordeeld,
de hoogste score op ‘excellent’ na.
De grootste verbeterpunten zijn de
kennis van vreemde talen en de erken­
ning van in het buitenland behaalde
studiepunten. Maar ook op die vlakken
presteert Nederland al voldoende.
De score voor informatievoorziening
en begeleiding enerzijds en steun voor
studenten uit minder bevoorrechte
milieus anderzijds, is ‘goed’.
Het mobiliteits-scorebord brengt
het nationale beleid in kaart van
EU-lidstaten gericht op het onder­
steunen en aanmoedigen van studenten­
mobiliteit. IJsland, Turkije, Liechtenstein
en Noorwegen zijn eveneens opge­
nomen in het overzicht. Gegevens van
Zwitserland ontbreken. De opstel­
enda
ag
datum
organisator
evenement
locatie
meer informatie
10–15 mrt
o.a. SURF
Open education week
ntb
www.surf.nl/agenda
11 mrt
Nuffic
jaarcongres
Utrecht
www.nuffic.nl/jaarcongres
3 apr
PIE
seminar over samenwerking met
niet-EU-landen binnen Erasmus+
en Horizon2020
Utrecht
www.pieonline.nl
3–4 apr
EUA
Annual conference
Brussel
www.eua.be/events
9–10 apr
UAF en SAR
Scholars at Risk Network
Global Congress
Amsterdam
www.scholarsatrisk.nyu.edu
februari 2014 | transfer
10
online ho
Foto: Philip Driessen
fred mulder, hoogleraar open educational resources:
‘We moeten anders gaan kijken
naar fysieke mobiliteit’
Onderwijsinstellingen moeten leermaterialen en cursussen online delen, vindt
UNESCO-hoogleraar Open Educational Resources Fred Mulder. Ook als dat
betekent dat er minder internationale studenten naar Nederland komen.
februari 2014 | transfer
11
“Ik juich dit toe, maar de minister pakt maar een deel
daarmee gepaard gaande vrees voor ontwrich­
van het verhaal. Dat is niet genoeg.” We spreken Fred
ting van het huidige onderwijsbestel, heeft de
Mulder begin januari op de Open Universiteit (OU)
OER-beweging “een boost” gegeven, zegt Mulder.
in Heerlen. Een dag eerder heeft Onderwijsminister
Maar met open onderwijs zelf hebben MOOC’s
Jet Bussemaker haar plannen voor
volgens hem vaak weinig te
‘open en online hoger onder­
maken. “MOOC’s worden meestal
“Traditionele instellingen
wijs’ naar de Kamer gestuurd.
niet onder een open licentie
kunnen door, zolang ze
In De Wereld Draait Door kondigde
verspreid en studenten kunnen
maar snappen dat niet alle niet zelf beslissen in welke periode
de minister ’s avonds het digitale
leermiddelen van henzelf
tijdperk in het hoger onderwijs aan.
ze de video-colleges willen
hoeven zijn”
Mulder, oud-rector magnificus
volgen. Voor het voortgezet en
van de OU, is blij met de media­
beroeps­onderwijs is het concept
belangstelling voor online onder­
bovendien niet aan de orde.”
wijs, maar vindt dat de aandacht
Dat Nederlandse universiteiten als
van het ministerie te veel uitgaat naar de MOOC’s
Leiden en Delft zich met hun MOOC’s hebben aange­
(Massive Open Online Courses), de cursussen
sloten bij de business driven Amerikaanse consortia,
waarmee Amerikaanse topuniversiteiten als Stanford
vindt Mulder merkwaardig. “Waarom onderneemt
en Harvard sinds 2011 wereldwijd triomfen vieren.
bijvoorbeeld de LERU (League of European Research
Volgens Mulder is dat “een beperkte en riskante
Universities, red.) niets op dit vlak?”
visie”. De nadruk op MOOC’s, aangeboden en gecon­
Wikiwijs
troleerd door ondernemingen als Coursera, edX en
Nederland staart zich blind op het succes van de
Udacity, vertroebelt volgens hem het zicht op “echt
Amerikaanse MOOC’s en op de eigen achterstanden
open onderwijs”.
op dat vlak, meent Mulder. Terwijl volgens hem
Eigenlijk vanzelfsprekend
ook een ander perspectief mogelijk is. Nederland
Mulders opstelling is begrijpelijk. Sinds 2011
zit internationaal immers in de voorhoede wat
bekleedt hij aan de OU een UNESCO-leerstoel
betreft OER.
Open Educational Resources (OER). Hij pleit voor
De OU had in 2006 de nationale primeur. Op initia­
leer­materialen die gratis online te vinden zijn
tief van Mulder werden 25 korte cursussen open en
en vrij gebruikt kunnen worden, door iedereen.
online gepubliceerd. De TU Delft volgde in 2007 met
De gebruikers mogen het materiaal bovendien
een OpenCourseWare-project. Eind 2009 lanceerde
aanpassen, aanvullen of verbeteren. De bedoeling is
toenmalig Onderwijsminister Ronald Plasterk
dat de nieuwe versies ook weer via internet worden
het internetplatform Wikiwijs, waar leraren van
verspreid. Bij OER kan het gaan om losse leermate­
alle onderwijsvormen lesmateriaal kunnen delen.
rialen of artikelen, maar ook om complete cursussen.
“Daarmee was Nederland het eerste land ter wereld
De materialen worden aangeboden via websites van
met een nationaal programma voor OER, voor alle
onderwijsinstellingen zelf, maar bijvoorbeeld ook via
onderwijssectoren. Met een platform, communities,
YouTube of iTunesU.
professionalisering van docenten en evaluatieonder­
Mulder noemt het “eigenlijk vanzelfsprekend” dat
zoek naar gebruik van OER.”
leermiddelen en cursussen die met publiek geld zijn
De hoogleraar noemt het een gemiste kans dat
ontwikkeld, vrij beschikbaar komen. In die zin sluit
minister Bussemaker in haar beleidsplannen
de OER-gedachte aan bij concepten als ‘open access’
niet voortbouwt op die erfenis. De subsidie voor
bij wetenschappelijke publicaties en ‘open data’ bij
Wikiwijs liep eind vorig jaar af, zonder dat duidelijk
onderzoeksgegevens.
is hoe het programma verder gaat.
Het Massachusetts Institute of Technology (MIT) was
Mulder vindt dat de overheid in tijden van crisis en
in 2001 de eerste onderwijsinstelling die cursussen
slinkende budgetten sterker moet inzetten op OER.
gratis verspreidde. UNESCO zag de potentie van
Het concept beantwoordt volgens hem aan elk van de
het concept en lanceerde de term OER. Met de Paris
drie verantwoordelijkheden die een overheid heeft
OER Declaration worden overheden sinds 2012 opge­
voor het onderwijs. “Met OER kun je tegelijkertijd
roepen om publiek gefinancierde leermiddelen onder
de doelmatigheid, de kwaliteit en de toegankelijkheid
open licenties beschikbaar te stellen.
van het onderwijs vergroten. Dat is uitzonderlijk:
De grote belangstelling voor de MOOC’s en de
meestal gaat het een ten koste van het ander.”
februari 2014 | transfer
12
OER zou daarom op alle niveaus leidend moeten
worden binnen het reguliere onderwijs, stelt de
hoogleraar. “Dat reikt veel verder dan de MOOC’s
waarvan de mogelijkheden vaak beperkt zijn tot
werving van internationale studenten, studie­
oriëntatie of het wegwerken van deficiënties.”
Mulder ziet echter ook dat docenten nog huiverig
zijn voor de vernieuwing met OER. Hij begrijpt die
terughoudendheid. Hij merkt verder dat instellingen
zich afvragen hoe ze de inzet en ontwikkeling van
OER moeten organiseren, ondersteunen en betalen.
De hoogleraar suggereert daarom om via het hrmbeleid docenten te stimuleren en via de prestatie­
afspraken met de overheid instellingen te belonen als
ze OER inzetten.
De Europese Commissie heeft de OER-boodschap al
wel begrepen, vindt Mulder. De mededeling Opening
up Education, die in september 2013 het licht zag, ziet
MOOC’s als onderdeel van de veel bredere ontwik­
keling naar OER. Het kan volgens de OU-hoogleraar
een interessant alternatief gaan bieden voor de
Amerikaanse aanpak.
Staaltje innovatie
Zelf nam Mulder vanuit de European Association of
Distance Teaching Universities het initiatief tot een
eerste pan-Europese MOOC’s-alliantie, OpenupEd.
“Daaraan doen nu instellingen – vooral open univer­
siteiten – uit elf landen mee, met cursussen in twaalf
talen. En het is echt open.”
Bij de wereldconferentie van open universiteiten gaf
Mulder onlangs in China de aanzet tot een mogelijke
uitbreiding van OpenupEd naar andere continenten.
“Over massive gesproken ... dan praat je echt over
mega-instellingen. De Chinese open universiteit
heeft 3,5 miljoen studenten, de Indiase Indira Gandhi
open universiteit ruim 4 miljoen.”
De hoogleraar, die wederom is gevraagd als advi­
seur van de Europese Commissie, denkt zelfs dat
het Europese programma de potentie heeft om
een opvolger te worden van het Bologna-proces.
“Bologna was een staaltje innovatie van de bovenste
plank. Top-down en bottom-up zag iedereen de nood­
zaak om iets te doen aan de mobiliteit, kwaliteit
en harmonisatie. Daarmee zijn we een voorbeeld
geweest voor de wereld. Nu is er een soortgelijk
momentum.”
Virtuele mobiliteit
Mulder is zeer tevreden met de aankondiging van
Bussemaker dat studenten voortaan studiepunten
moeten kunnen krijgen voor online gevolgde
cursussen. Potentiële problemen hierbij, bijvoor­
februari 2014 | transfer
beeld rond kwaliteitsborging, zijn volgens hem
over­komelijk. “Examencommissies moeten beoor­
delen of een online cursus en de afsluiting daarvan
voldoet aan de eisen van de opleiding.”
Voor internationaliseerders kan deze ontwikke­
ling grote gevolgen hebben, waarschuwde Mulder
afgeloen najaar in Brussel tijdens een bijeenkomst
van de Academic Cooperation Association (ACA).
“Onze mobiliteitsprogramma’s kosten veel geld,
ze vormen een dure investering. Als er online
cursussen zijn, hoeft er veel minder te worden
gereisd en kunnen veel meer mensen, ook buiten
het hoger onderwijs, profiteren van internatio­
naal aangeboden onderwijs. Dat zullen we ook in
Nederland merken. We moeten anders gaan kijken
naar fysieke studentenmobiliteit. Ik zeg niet dat die
helemaal moet verdwijnen, wel dat die sterk geflan­
keerd gaat worden door virtuele mobiliteit.”
Mulder ziet nu al dat instellingen hierop inspelen.
“De TU Delft heeft inmiddels besloten drie master­
programma’s grotendeels online aan te bieden.
Ook Wageningen gaat hier meer op inzetten, en er
volgen er meer. In Amerika biedt het hoog aange­
schreven Georgia Tech een master computer science
volledig online aan, tegen een fractie van de prijs
van de on-site-versie. Met mijn UNESCO-pet
op ben ik blij met deze mogelijkheden. Voorheen
werden studenten uit ontwikkelingslanden
vaak verleid om te blijven in het land waar ze
gingen studeren.”
Interactie en inspiratie
De hoogleraar benadrukt overigens dat niemand
hoeft te vrezen dat al het onderwijs binnenkort via
internet zal plaatsvinden. De gedachte dat grote
groepen studenten straks alleen maar MOOC’s
volgen, of een samenraapsel van online cursussen,
deelt hij evenmin. Ook als er manieren komen
om dergelijke cursussen te certificeren zodat
de waarde ervan beter te peilen is, ziet hij dat
niet gebeuren.
Mulder: “Er zal altijd behoefte blijven aan een offline
onderwijsomgeving met docenten die samenhang
in het curriculum aanbrengen en nieuwe ontwik­
kelingen duiden. Een sociale leeromgeving met
docenten en mede-studenten biedt interactie en
inspiratie en ruimte voor projectonderwijs, werk­
groepen en practica. De traditionele instellingen
kunnen gewoon door, zolang ze snappen dat niet
alle leermiddelen van henzelf hoeven te zijn.
Zo simpel is het.”
xander bronkhorst
13
aanpakken
Wat komt er kijken bij
internationalisering in het
hoger onderwijs? Betrokkenen
vertellen over hun werk.
‘Groepsactiviteit
helpt bij het leren
van een taal’
Foto’s: Merlin
Daleman/D
tie
e Beeldredak
Op eigen houtje een digitale taalcursus voltooien vergt veel van een student,
weet Kristien Mijten van Fontys Talencentrum. “Samen naar een punt
toewerken en een keer flink lachen zijn belangrijk.”
Studenten hebben verschillende
redenen om Nederlands te willen leren,
vertelt Kristien Mijten, coördinator
Nederlands als tweede taal (NT2) bij
het talencentrum van Fontys. “Vaak
doen ze dat voorafgaand aan een stage.
Dan willen ze met collega’s kunnen
praten en een mail kunnen versturen.
Of studenten krijgen na een poosje
hier behoefte om te verstaan wat hun
roommate zegt en meer te begrijpen
bij het boodschappen doen.” Soms
krijgt iemand een Nederlandse vriend
of vriendin, of speelt cv-opbouw een
rol. “Maar het komt ook voor dat een
student Nederlands wil leren als tegen­
wicht bij een technische opleiding.”
In elk geval is er genoeg belangstel­
ling voor de minor Dutch die het
Talencentrum verzorgt. Met ongeveer
achttien inschrijvingen per semester is
Nederlands weliswaar minder populair
dan Spaans, maar dat komt doordat
veel Nederlandse studenten voor die
taal kiezen. Naast de minor worden bij
voldoende interesse ook avondcursussen
aangeboden, die studenten tegen beta­
ling van ruim 400 euro voor veertien
lessen kunnen volgen. “Dat prijskaartje
is soms wel een punt”, merkt Mijten,
“daar is echt motivatie voor nodig.”
Toch heeft zij twijfels bij gratis
cursussen, zoals bijvoorbeeld de
Rijksuniversiteit Groningen aanbiedt.
Dan is de kans dat studenten het
volhouden minder groot, denkt ze.
Het lijkt haar wel een goed idee om
studenten korting te geven op de avond­
cursus. “Zo’n gebaar vind ik ergens ook
wel terecht. En dat zou het aantal deel­
nemers kunnen verhogen.”
Digitaal
Hoe denkt Mijten over digitale
cursussen, die minister Bussemaker wil
aanbieden aan studenten in het buiten­
land ter voorbereiding op hun komst
naar Nederland? Ook daaraan kleven
volgens haar nadelen. “Digitaal leren
werkt alleen als er een groepsactiviteit
aan vastzit. Er moet een beloning zijn
om de module tot een goed einde te
brengen. En het leren van een taal vergt
veel energie. Het gaat met kleine stapjes,
net als leren skiën. Samen naar een punt
toewerken en een keer flink lachen
zijn belangrijk.”
Eigenlijk moet in dit artikel ook een
cursist aan het woord komen, vindt de
NT2-coördinator. Daarom stuurt ze een
mail door van een Duitse student die
net een stageplek heeft gevonden bij
een Nederlands bedrijf. “Ik kan nu nog
een keer zeggen dat ik ongelofelijk blij
ben dat ik de cursus taal en cultuur heb
gevolgd (...)”, schrijft hij.
annelieke zandvliet
februari 2014 | transfer
Foto's: Pierre Crom/ANP
14
online ho
Opname van een MOOC in Leiden.
nederlandse universiteiten ontdekken mooc’s
Nieuwe onderwijsvorm i
spannend experiment
Binnen het online onderwijs zijn Massive Open Online Courses sterk in opkomst.
Steeds meer Nederlandse universiteiten storten zich op de ontwikkeling van zulke
zogeheten MOOC’s. Voorlopers in Amsterdam en Leiden vertellen over hun ervaringen
met deze nieuwe onderwijsvorm, waarbij complete cursussen – inclusief uitleg
van een docent, huiswerk en feedback – online worden gegeven.
Arie den Boon weet nog goed hoe veel werk het
was. Twee jaar geleden nam hij voor de faculteit
Maatschappij- en Gedragswetenschappen van de
Universiteit van Amsterdam (UvA) een eerste video
op, bestemd voor een Massive Open Online Course
(MOOC). Met een technicus, iemand voor de grafi­
sche ondersteuning en docent Rutger de Graaf stond
de projectmanager MOOC’s in de binnentuin van
het Oost-Indisch Huis in Amsterdam. “Rutger moest
pratend naar de camera lopen. Het was een paar
minuten video, maar door beeld- en geluidproblemen
zijn we er een dag mee bezig geweest.” Een leerzame
ervaring, vindt hij achteraf. “Inmiddels weten we
dat we het eenvoudig en praktisch moeten houden.
februari 2014 | transfer
Charismatische docenten zijn belangrijker dan punt­
gave producties.”
De UvA was in februari 2013 de eerste Nederlandse
universiteit die een MOOC online zette. Ze haalde
daarmee het achtuurjournaal en de landelijke pers.
Wereldwijd bekeken ruim 17.000 mensen de eerste
video. Den Boon nam het initiatief daartoe nadat hij
in 2011 had deelgenomen aan de MOOC Artificial
Intelligence van de Amerikaanse Stanford University.
“Ik was erg enthousiast over deze nieuwe vorm van
didactiek”, vertelt Den Boon. “Het was spannend,
gaf een fantastisch groepsgevoel, was rijk aan voor­
beelden en de interactie op het forum was enorm.”
Den Boon begon een lobby om ook aan de UvA een
15
is ­vooralsnog
De eerste Nederlandse MOOC’s
De Universiteit van Amsterdam kwam in februari
2013 als eerste met een MOOC: Introduction to
Communication Science. Ruim 17.000 mensen
uit tachtig landen bekeken de eerste video.
MOOC van de grond te krijgen. “Ik dacht meteen aan
communicatiewetenschap, een van de speerpunten
van de UvA. Een MOOC is een mooie kans om zo’n
opleiding internationaal bekender te maken en op
die manier topstudenten en toponderzoekers aan te
trekken. Ik wilde leren wat er wel en niet mee kan en
zien of MOOC’s voor ons interessant zijn.”
Bierviltje
Toen Den Boon in mei 2012 de benodigde middelen
bij elkaar had, kocht hij een camera en een tablet en
ging hij met collega’s aan de slag. Hij dacht aanvan­
kelijk dat de MOOC in september 2012 live zou gaan.
Maar zelfs toen de cursus in februari 2013 uiteindelijk
startte, was hij nog niet helemaal af.
Er werden wekelijks acht video’s
van elk zo’n drie minuten
“De discussie over wat
beschikbaar gesteld.
onderwijs goed maakt,
In die video’s is de docent in
krijgt een enorme boost”
beeld, of een schetsende hand.
“Het is alsof je in de kroeg
iets krijgt uitgelegd op een
bierviltje”, vertelt Den Boon.
“Dat is veel prettiger en minder saai dan wanneer
je PowerPoint-slides krijgt voorgeschoteld. De
filmpjes geven verder niet alleen uitleg, ze moeten
ook prikkelen tot nadenken en discussie op het
bijbehorende forum.”
Van de bijna 3.500 actieve deelnemers haalden
ruim vijfhonderd het eindcertificaat. De kosten
voor de UvA bedroegen 100.000 euro; voor nieuwe
MOOC’s is 50.000 euro begroot. De volgende
MOOC’s draaiden in het najaar, nu loopt er nog een.
Dit jaar volgen er vijf.
De Universiteit Leiden trok in 2013 46.000 deel­
nemers uit 153 landen met de MOOC European
Law; 2.800 mensen deden alle opdrachten en tests.
Ook hier kostte de eerste MOOC ongeveer een ton en
is voor volgende cursussen ruwweg de helft daarvan
beschikbaar. De MOOC Terrorism startte afgelopen
september met 26.000 deelnemers uit 160 landen en
wordt begin 2014 herhaald. Leiden ontwikkelt in 2014
minimaal zes nieuwe MOOC’s. Deelnemers kunnen
voortaan tegen een vergoeding van enkele tientjes
een geverifieerd certificaat krijgen.
Ook de Technische Universiteit Delft heeft MOOC’s.
In september startten Water Treatment (29.000
aanmeldingen uit meer dan 150 landen, 500 eind­
certificaten) en Solar Energy (bijna 57.000 aan­
meldingen uit ruim 150 landen, 2.900 certificaten).
Kosten per MOOC circa 100.000 euro. Dit voorjaar
staan drie MOOC’s gepland. (DR)
februari 2014 | transfer
16
De meeste MOOC’s hebben een vaste begin- en
einddatum. Wekelijks worden nieuwe video’s en
opdrachten online gezet. Bij iedere video kunnen
quizvragen worden gesteld, er kunnen tussentijds
toetsen worden afgenomen en er is een eindtoets voor
het behalen van een certificaat.
Het forum stimuleert actieve participatie van de
deelnemers. “Daar ga je heen als je vragen hebt of als
je de quizvragen fout hebt beantwoord”, licht Den
Boon toe. “Je krijgt er uitleg van medestudenten.
We hebben gemerkt dat je het modereren – gedurende
de cursus kost dat ongeveer een uur per dag – niet
door de docent moet laten doen; dan slaat de discussie
dood. Daarom doet een medewerker communicatie
dat, samen met een student-assistent.”
Experimenteren
De UvA koos voor het MOOC-platform Coursera,
nadat eerst ervaring was opgedaan met Sakai. “Toen
we begonnen bestond Coursera nog niet en was het
platform edX nog vrij klein”, legt Den Boon uit.
“Nu groeit Coursera als kool en bereik je er een groot
publiek mee. Voor onze eerstvolgende MOOC hebben
zich al 40.000 studenten ingeschreven: een groter
aantal dan de UvA aan studenten heeft.”
Ook de Universiteit Leiden begon vroeg met
MOOC’s. Spin in het web is daar Marja Verstelle,
programmamanager MOOC’s en Online leren bij het
Centre for Innovation. “Leiden heeft samen met de
TU Delft al vijf jaar ervaring met OpenCourseWare;
er staan zo’n veertig vakken online. Voor ons zijn
MOOC’s een nieuwe fase. Wij willen via experi­
menten de potentie ervan onderzoeken, in plaats van
eerst een visie te formuleren en een verdienmodel te
ontwikkelen”, vertelt Verstelle.
Leiden koos, net als de UvA, voor Coursera als
MOOC-platform. “EdX nam toen nog geen buiten­
landse partners aan”, licht Verstelle toe. “Coursera
had een goed aanbod en vroeg geen exclusiviteit.
Ook biedt Coursera interessante features, zoals
peer-assessment van gemaakte opdrachten. En je
bereikt enorme aantallen potentiële deelnemers.
Verder wordt kennisuitwisseling tussen universi­
teiten flink gestimuleerd.”
De eerste Leidse MOOC, over Europees recht, werd in
november 2012 aangekondigd en ging in mei 2013 live.
Daarna volgde een MOOC over terrorisme. Verstelle:
“Onze MOOC’s duren vijf tot zes weken; we zetten
aan het begin van elke week zes videocolleges online
van maximaal een kwartier. Dat is een prettige lengte
waar je makkelijk tijd voor kunt
februari 2014 | transfer
inruimen. Het vraagt van de docent dat hij puur de
essentie behandelt.”
Promotiefilmpje
Voor de video-opnames wordt gezocht naar wat
het beste past bij de persoon die in beeld komt.
“Een docent moet zich vooral senang voelen”, zegt
Verstelle. “Er kunnen dus kortere of langere scènes
zijn, opgenomen in de eigen kamer, de opnamestudio
of elders en afgewisseld met ander beeldmateriaal.”
Studenten bedienen de camera, voor de video­
productie huurt de universiteit expertise in.
Voor het ontwikkelen van een MOOC, van aankon­
diging tot ‘uitzending’, rekent de Universiteit Leiden
een halfjaar. Eerst wordt een format bedacht en met de
docent uitgeprobeerd wat werkt. Leerdoelen worden
bepaald, de stof begrensd, het script geschreven en
de opdrachten ontwikkeld. “Als de blueprint klaar
is, maken we een promotiefilmpje voor Coursera en
kunnen mensen zich inschrijven”, vertelt Verstelle.
“Dan begint de productiefase van een maand of drie.
Is de MOOC eenmaal live, dan beperken we de tijd
die de docent ermee kwijt is. Student-moderatoren
houden de discussie op het forum bij en sturen weke­
lijks een samenvatting van inhoudelijke vragen aan de
docent. Die gaat daar in een korte video-chat op in.”
Leiden toetst de deelnemers met een wekelijkse
multiple­choicetest en een eindtest. De optionele
advanced track van iedere MOOC kent daarnaast
een peer-reviewed opdracht. “Als je daaraan wilt
meedoen, moet je minimaal één essay van drie
anderen en van jezelf nakijken. Coursera regelt alle
logistiek. De docent moet van tevoren natuurlijk wel
goed nadenken over het beoordelingsmodel.”
Enthousiast
Een interessante bijkomstigheid van MOOC’s vindt
Verstelle dat ze heel veel data opleveren. “Je kunt
bijvoorbeeld analyseren welke factoren bijdragen
aan studiesucces, en de uitkomsten gebruiken in het
campusonderwijs. Hiervoor zetten we momenteel
een onderzoeksprogramma op.”
Hoewel het maken van een MOOC kostbaar is, raadt
Verstelle aan niet eerst een verdienmodel te gaan
bedenken. “Zie het als een experiment in onderwijs­
vernieuwing”, zegt ze. “Wij merken dat docenten en
bestuurders er enthousiast van worden. De discussie
over wat onderwijs goed maakt, krijgt een enorme
boost.”
daphne riksen
17
Foto: Diederik van der Laan/ De Beeldredaktie
opinie
‘Hbo, investeer in
het delen van
digitaal materiaal’
Ook binnen hogescholen bestaan allerlei plannen om MOOC’s te ontwikkelen. Dat is niet in alle gevallen een goed
idee, vindt Ria Jacobi. Volgens haar kan het hbo beter investeren in het onderling delen en hergebruiken van digitaal
onderwijsleermateriaal.
Vooral universiteiten zijn op dit
moment bezig met het ontwik­
kelen van Massive Open Online
Courses (MOOC’s). Voor hen
spelen internationale profilering en
rankings een belangrijke rol, net als
het aantrekken van buitenlandse
studenten. De meeste MOOC’s zijn
dan ook Engelstalig. Het ontwik­
kelen van zo’n MOOC kost minstens
50.000 euro. Is het voor hogescholen,
die zich vooral op de Nederlandstalige
markt richten, zinvol om daar ook zo
veel geld voor uit te trekken?
Ook het hbo heeft natuurlijk parade­
paardjes die zeer internationaal geori­
ënteerd zijn. Denk maar aan het Fashion
Institute (AMFI) van de Hogeschool
van Amsterdam. Daarnaast hebben
hogescholen vaak ook enkele internati­
onale opleidingen. In die gevallen is het
ontwikkelen van een MOOC het over­
wegen waard. Wel dient de vraag zich
dan aan, op welk platform je die plaatst,
zodat de MOOC ook goed te vinden is.
Coursera en edX, waar veel internatio­
nale studenten naar kijken, zijn voor
het hbo niet beschikbaar.
Ik denk dat hogescholen online
onderwijs beter op een andere manier
kunnen vormgeven: door samen te
werken en te delen. Denk aan digitale
bijspijker­modules voor basisvakken,
taalonderwijs of bètaonderwijs.
Zowel Nederlandse als internatio­
nale studenten zouden daarmee
geholpen zijn. Online studiekeuze­
trajecten en verrijkingsmateriaal in
honours-trajecten lenen zich er ook
voor om open beschikbaar te worden
gesteld. In het trendrapport over Open
Education dat op 10 maart verschijnt,
staan nog enkele suggesties.
“Content is niet hetzelfde
als onderwijs; het is
aan de docent om in
het college iets met die
content te doen”
Ik merk dat er een zekere angst
bestaat om eigen onderwijs­
leermaterialen open online te zetten
en zo onderwijs ‘weg te geven’.
‘Krijg ik er iets voor terug?’, wordt
er gevraagd, of ‘Is het wel goed?’.
Die koudwater­vrees is niet nodig.
Content is niet hetzelfde als onderwijs;
het is aan de docent om in het college
iets met die content te doen. Verder
is op internet al heel veel onderwijs­
content te vinden, bijvoorbeeld van de
Khan Academy, op YouTube of bij de
Universiteit van Nederland. Durf dus
te delen! En pak de kans om elders
ontwikkelde onderwijsleermaterialen
te hergebruiken.
Online en open onderwijs is een
aanvulling op onderwijs in de klas,
geen vervanging daarvan. De docent
geeft betekenis aan de content,
bij­voorbeeld door er vragen bij te
stellen. Daardoor gaan studenten
er actief mee aan de slag. En wie bij
digitaal toetsen filmpjes toevoegt in
de feedback, kan studenten naast de
antwoorden ook uitleg bieden.
Net als minister Bussemaker denk
ik dat open en online onderwijs
enorm veel potentie heeft. Door stap
voor stap te experimenteren en te
evalueren, kunnen we het onderwijs
her­ontwerpen. Dan investeren
we niet alleen in imago, maar
vooral in onderwijsvernieuwing
en onderwijskwaliteit.
ria jacobi
Ria Jacobi is beleidsmedewerker onderwijs aan de
Hogeschool van Amsterdam en lid van de special
interest group Open Education van SURF
februari 2014 | transfer
18
online ho
tu delft zet twee masterprogramma’s op in jemen
Uit nood geboren online studies
zijn onverwacht succes
Politieke onrust, terroristische aanslagen,
ontvoeringen en tribale gevechten. Onder die
extreme omstandigheden wist de TU Delft in
Jemen twee masteropleidingen op te zetten.
Alleen dankzij online onderwijs konden de
studenten hun opleiding ook afmaken. Dat
succes smaakt naar meer.
Het was de lastigste klus uit zijn loopbaan. Bert
Geers leidt als adviseur ICT4development bij de
TU Delft informatiseringsprojecten in ontwikke­
lingslanden. De afgelopen twintig jaar werkte hij in
conflictgebieden als Sri Lanka, Nicaragua, Oekraïne
en Mozambique. Maar Jemen was het allermoeilijkst.
“Het is een diep verscheurd land. Het wordt omringd
door rijke oliestaten, maar heeft zelf nauwelijks
natuurlijke hulpbronnen. Het heeft alleen een heel
grote, jonge, slechtopgeleide bevolking”, vertelt Geers.
Jemen balanceert voortdurend op de rand van
burgeroorlog. Het land zit vol wapens, centraal gezag
ontbreekt. “Niets is er voorspelbaar. Je weet niet of er
de volgende dag stroom is, of er water is, of er bussen
rijden, of de scholen open gaan. Dat vraagt een heel
andere manier van organiseren dan wij gewend zijn.”
Toch lukte het Geers en zijn projectteam in Jemen
twee masterstudies op te zetten. Afgelopen juni
ontvingen de eerste 25 afgestudeerden hun diploma,
deze maand studeren nog 35 Jemenieten af. Dit
kleine wonder kon zich alleen voltrekken doordat de
TU halverwege het project volledig overschakelde
op online onderwijs. Een uit nood geboren aanpak,
benadrukt Geers. “Ik was aanvankelijk zeer sceptisch,
maar het is boven verwachting goed gedaan.”
Eenzaam computertje
De masteropleidingen zijn een vervolg op een
eerder TU-project in Jemen. In 2006 hielp Geers
het Jemenitische ministerie van Onderwijs met een
februari 2014 | transfer
ICT-plan voor de acht universiteiten in het land.
“Er was nog geen internet. Er stond alleen hier en daar
een eenzaam computertje.” Het project werd finan­
cieel ondersteund door het Nederlandse ministerie
van Buitenlandse Zaken, vanuit het toenmalige
ontwikkelings­programma NPT.
In 2008 werd de TU Delft vervolgens betrokken bij
het opzetten van twee masterstudies op het grensvlak
van techniek/ICT en management. Ook dat project
werd ondersteund vanuit het NPT. De masters werden
ondergebracht bij de Universiteit van Taiz – met
35.000 studenten de derde universiteit van Jemen.
“We hebben die twee programma’s met veel moeite in
de lucht gekregen”, vertelt Geers.
In 2009 en 2010 begonnen tachtig studenten aan de
tweejarige masters. Allemaal mensen met een baan,
meestal op een olieveld waar twee of vier weken
continu wordt gewerkt, waarna iemand een paar
weken vrij heeft. Geers: “In die perioden planden wij
onze onderwijsactiviteiten.” Nederlandse docenten
werden ingevlogen. Zij introduceerden een nieuwe
manier van lesgeven. “In Jemen zijn ze gewend dat
een docent een boekje voorleest”, legt Geers uit.
“Wij zorgden voor interactie en debat. Dat sloeg aan.”
Begin 2011 werd het moeilijk. De Arabische
opstand rukte op naar Jemen, de onveiligheid nam
toe. Buitenlandse Zaken zette het project stop,
tot groot verdriet van Geers en zijn staf. “Maar
onze lokale partners konden onze veiligheid niet
meer garanderen.”
In de loop van 2012 mocht het worden voortgezet,
onder voorwaarde dat er geen Nederlanders meer
naar Jemen gingen. Daarom werd overgestapt naar
online onderwijs. “Studenten wilden het programma
zo graag afmaken”, vertelt Geers. “En wij hadden zelf
ook veel geïnvesteerd.”
Chatsessies
Dankzij speciaal ontwikkeld zelfstudiemateriaal,
klassikale chatsessies en intensieve individuele
begeleiding op afstand, konden de Jemenieten door­
studeren. Studenten die geen snelle internetverbin­
ding hadden, kregen de chatsessie opgestuurd op cd.
Alleen de verdediging van de afstudeerscripties
gebeurde niet online. Daarvoor vlogen de Jemenitische
Foto: Al Saheed Group
19
Diploma-uitreiking aan de studenten in Jemen.
studenten én het Nederlandse beoordelingspanel vorig
worden gedacht over online onderwijs. Blom werkte
voorjaar naar Egypte, waar het toen redelijk veilig was.
jarenlang voor de Nuffic in Jemen. “Dit is een
De diploma-uitreiking was overigens wel in Jemen.
totaal nieuwe werkwijze, ook voor Nederlanders.
Geers: “Afstuderen is in Jemen één groot familie­
Maar voor Jemenieten zeker. Zij zijn gewend om
feest, die plechtigheid moesten
hun lesje uit de kast te trekken
“In Jemen weet je niet of er en op te dreunen. Bij e-learning
we daar organiseren.” Ondanks de
de volgende dag stroom is, ligt de focus op zelfstudie en
gevaarlijke situatie waren Geers
of er water is, of er bussen bestaat het onderwijs uit coaching
en twee andere Nederlanders erbij.
rijden en of de scholen
“We hebben zes jaar met die mensen
en begeleiding.”
open gaan”
gewerkt. Ze verdienden het. En met
Blom denkt dat lokale begeleiding
deze kleine delegatie waren de risi­
van Jemenitische docenten en een
co’s behapbaar.”
mix van online en klassikaal onder­
wijs – blended learning – voorlopig de beste oplossing
Interactie
is. De expert op afstand deelt zijn kennis, de lokale
Uit een evaluatie blijkt dat de studenten enthousiast
docent verzorgt de begeleiding.
zijn over hun ‘internetopleiding’. Ze zien online
Toekomstmodel
onderwijs vanuit het buitenland als een mogelijk­
heid om het kennisniveau in hun land op te krikken.
Geers deelt deze bezwaren. Hij ziet het voor Jemen
Wel vinden ze dat Jemen moet investeren in sneller
ontwikkelde concept niet meteen als toekomstmodel
internet, om bijvoorbeeld ook interactieve video­
voor capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden.
colleges mogelijk te maken.
Maar de wereldwijde digitale revolutie in het hoger
Ondanks het enthousiasme van de studenten
onderwijs biedt volgens hem wel nieuwe mogelijk­
vindt Maarten Looijen, Delfts emeritus-hoogleraar
heden voor ontwikkelingssamenwerking. Met gratis
informatiesystemen en eveneens betrokken bij
online studiemateriaal kunnen universiteiten in
het project, het ontbreken van face to face-contact
het zuiden hun onderwijsprogramma’s verbeteren.
een minpunt van de online aanpak. “Vooral bij de
“Niemand hoeft meer ondermaats materiaal te
managementvakken is veel interactie nodig. Dan wil
tolereren.” Maar goed onderwijsmateriaal is niet
je studenten in de ogen kunnen kijken. Door het
voldoende. “We moeten lokale docenten opleiden,
ontbreken van persoonlijk contact is het niveau van
zodat zij met het online materiaal onderwijs kunnen
het Engels ook eerder een struikelblok.”
ontwerpen dat voor hun studenten relevant is.”
Ook consultant Han Blom, een andere betrokkene
michiel ytsma/yvonne van de meent
bij het project, vindt dat er niet te simpel moet
februari 2014 | transfer
20
achtergrond
hbo exporteert toepassingsgerichte aanpak
Living Labs zetten hogescholen
internationaal op de kaart
In Indonesië helpen hbo-studenten een nootmuskaat-exportbedrijf de logistiek te
verbeteren, terwijl Nederlandse kunststudenten samen met Zuid-Koreaanse collega’s
een serious game voor de gezondheidszorg ontwikkelen. Met het nieuwe Living Labsconcept kunnen hogescholen in het buitenland laten zien waar ze goed in zijn: een brug
slaan tussen onderwijs, onderzoek en de beroepspraktijk.
februari 2014 | transfer
21
Foto: Martin Roemers / HH
Met 17.508 eilanden, waarvan er zo’n 6000 bevolkt
zijn, is Indonesië een logistieke nachtmerrie. Chair
Ollong, mede-eigenaar van het familiebedrijf PT
Ollop dat duurzaam geproduceerde nootmuskaat naar
Nederland exporteert, weet er alles van. Zijn bedrijf
is gevestigd op het Molukse eiland Ambon en neemt
nootmuskaat af van meer dan vijfhonderd boeren.
De oogst gaat per vrachtwagen naar Ambon-stad,
dan per boot naar de haven van Surabaya om vervol­
gens verscheept te worden naar Nederland. Ollong
zou de specerijen natuurlijk liever vanaf Ambon naar
Nederland sturen. “Maar voor inter­nationaal trans­
port zijn havens met betere faciliteiten nodig”, legt de
ondernemer uit.
Om het transport te verbeteren heeft het familie­bedrijf
zich aangesloten bij het logistieke Living Lab dat drie
hogescholen hebben opgezet in Indonesië. Het Living
Lab-concept is door de Nuffic ontwikkeld op verzoek
van de Vereniging Hogescholen. Hbo-instellingen
hadden behoefte aan een instrument waarmee ze in
het buitenland kunnen laten zien waar ze goed in zijn:
een brug slaan tussen onderwijs, onderzoek en de
beroeps­praktijk.
kunnen bundelen.” Verder staan er gesprekken op
stapel met het havenbedrijf van Surabaya dat ook
aangesloten is bij het netwerk. “Het Living Lab is voor
ons super waardevol. Samen met gerenommeerde
bedrijven en kennisinstellingen kunnen we logis­
tieke processen opzetten die in de toekomst hopelijk
zorgen voor een betere kwaliteit van ons product”,
zegt Ollong.
Topsectoren
Het Living Lab in Indonesië ging een jaar geleden
als eerste van start. In september volgde een pilot
in Zuid-Korea gericht op het ontwerpen van games
(zie kader op p.22). Het thema van een Living Lab moet
aansluiten bij het Nederlandse topsectoren­beleid.
De deelnemende hogescholen kunnen zich daardoor
internationaal profileren met een zwaartepunt of
kennisthema waar ze zich in Nederland op concen­
treren. Living Labs kunnen alleen opgericht worden in
landen waar de Nuffic een Neso-kantoor heeft. “Wij
bekijken samen met overheden, plaatselijke kennis­
instellingen en bedrijven op welk thema of in welke
sector kansen liggen”, vertelt Arjan Koeslag, account­
manager ondernemerschap bij de Nuffic.
Krachten bundelen
Nieuwe Living Labs komen er in China op het gebied
Living Labs zijn netwerken waarin Nederlandse
van toerisme en in Brazilië rondom de biobased
hogescholen en bedrijven samenwerken met lokale
economy. Ook is er een pilot in Rusland gepland,
universiteiten, overheden en ondernemingen rond
maar daar komt het Living Lab niet goed van de grond.
een kennisgerelateerd thema. De activiteiten van een
“Het vanuit Nederland gekozen kennisthema duur­
zame energie sloot niet goed aan op de onderzoeks­
Living Lab starten met stages en afstudeeronderzoek
vragen van de Russische partners. Daarnaast hebben
van studenten. De deelnemende kennisinstellingen,
de Russische bedrijven er moeite mee om kennis open­
overheden en bedrijven bouwen dat uit tot grotere
baar te maken en delen”, verklaart
onderzoeksprogramma’s. De opge­
dane kennis wordt gedeeld en
Koeslag de moeizame introductie
“Toegepast onderzoek
daaruit ontstaan onderwijsmodules,
van het concept in Rusland.
en stages zijn nieuw in
trainingen voor werknemers van de
In Indonesië slaat de Living
Indonesië, maar iedereen
deelnemende bedrijven en nieuwe
Lab-aanpak juist goed aan.
gaat er heel creatief
onderzoeksprojecten.
“Toegepast onderzoek, stages en
mee om”
In het Living Lab Logistics Indonesia
netwerkprojecten zijn nieuw in
zoeken de Hogeschool Rotterdam,
Indonesië, maar iedereen gaat er
NHTV en de Hogeschool van
heel creatief mee om”, vertelt Frits
Arnhem en Nijmegen naar nieuwe
Blessing die in Jakarta zorgt voor
methoden om de vervoersproblemen in het eilan­
de lokale coördinatie. “Het Living Lab is hier echt iets
denrijk aan te pakken. Dat doen ze in samenwer­
levends, iets wat organisch groeit.” Er is ook erg veel
king met vier Indonesische universiteiten, drie
behoefte aan de ontplooide activiteiten. “Logistiek
Indonesische ministeries, een groot transportbedrijf,
is in Indonesië erg belangrijk. En het land is in tran­
sitie en schreeuwt om beter gekwalificeerde afge­
drie Indonesische havenbedrijven, het Havenbedrijf
studeerden”, weet Blessing, die als lector logistiek
Rotterdam en adviesbureau Witteveen+Bos.
van de Hogeschool Rotterdam al een gezamenlijke
Vorig jaar hebben een Nederlandse en twee
master logistiek management opzette met de Trisakti
Indonesische studenten onderzoek gedaan bij PT
University in Jakarta.
Ollop. “Ze hebben het hele logistieke proces in kaart
Nugroho Dwi Priyohadi, directeur HRM van het
gebracht, van de nootmuskaatboom tot het eind­
havenbedrijf op Surabaya beaamt dat. “Wij nemen
product”, vertelt Chair Ollong. “Binnenkort gaan
deel aan het Living Lab om te leren van de succes­
nieuwe studenten uitzoeken welke andere lokale
volle Nederlandse logistieke sector”, mailt hij. “Maar
bedrijven internationaal leveren, zodat we de krachten
februari 2014 | transfer
22
Betrokkenen bij het Living Lab in Indonesië.
met overheden en bedrijfsleven kunnen opbouwen,
stelt Harms. “Als de Hogeschool Rotterdam dit
zelf had moeten organiseren, zaten we nu nog in
een opstartfase.”
Hoger plan
ook om ons personeel te scholen.” Het Indonesische
haven­bedrijf heeft al verscheidene werknemers naar
Nederland gestuurd voor cursussen. Dwi Priyohadi
deed de cursus Port Management in Rotterdam.
Hij vond het “nuttig om academische zaken te leren
en praktische ervaringen uit te wisselen.”
Gezamenlijke klanten
Robbert Zwartbol, student logistiek bij de NHTV, deed
afstudeeronderzoek binnen het Living Lab. Met een
studiegenoot onderzocht hij de samenwerking tussen
de business units van Samudera, een logistiek dienst­
verlener met onder meer een rederij en pakhuizen.
“Wij zagen dat de business units beter kunnen samen­
werken wanneer ze de klant als een gezamenlijke klant
beschouwen. Daarom hebben we voorgesteld een
gecombineerde klantendatabase op te zetten en die
aanbeveling neemt het bedrijf over”, vertelt hij.
Twee Indonesische studenten deden in dezelfde
periode ander onderzoek bij Samudera. “Wij keken
vanuit de Nederlandse invalshoek en zij vanuit het
Indonesische, daar konden we elkaar mee helpen.”
Nieuwe studenten zetten binnenkort het onderzoek
voort. Zwartbol: “Wij waren de eerste buitenlanders
die ooit bij Samudera hebben rondgehuppeld. Dankzij
het Living Lab heeft men bij het bedrijf gezien dat
je studenten kunt inzetten om tot nieuwe inzichten
te komen.”
Het Living Lab biedt Nederlandse studenten niet alleen
een mogelijkheid internationale ervaring op te doen.
“Bedrijven in Indonesië zien dat onze studenten heel
praktijkgericht onderzoek kunnen doen, dat is fantas­
tisch”, constateert Heleen Harms, directeur inter­
nationale relaties bij de Rotterdam Business School
van Hogeschool Rotterdam. “Dankzij het Living Lab
promoten we het hbo en Hogeschool Rotterdam daar
enorm.” Door de netwerkaanpak heeft de hogeschool
veel meer en veel sneller samenwerkingsrelaties
februari 2014 | transfer
Vanwege het succes met de eerste Living Labs gaat de
Nuffic het instrument hbo-breed aanbieden. Door
de bezuinigingen op het Neso-programma moeten
hogescholen straks wel betalen voor de ondersteuning.
Arjan Koeslag heeft er vertrouwen in dat ze dat de
moeite waard zullen vinden. “Internationale projecten
van hogescholen komen tot nog toe vaak niet verder
dan losse afstudeeronderzoeken en studentenuitwis­
seling. Living Labs kunnen zorgen voor structurele
samenwerking tussen bedrijven, overheden, onderzoe­
kers en studenten en kan de internationalisering in het
hbo op een hoger plan tillen.”
alexandra branderhorst
Serious games
Vijf studenten en een docent/onderzoeker van de
Hogeschool voor de Kunsten Utrecht (HKU) reisden
afgelopen september naar het Zuid-Koreaanse Pohang
om er samen met Koreaanse studenten een serious
game voor de gezondheidzorg te ontwikkelen. Het was
de aftrap van het Living Lab creatieve industrie waarin
de opleiding games & interactie van de HKU samenwerkt met de technische universiteit in Pohang en de
nationale universiteit in Seoel.
In opdracht van een Koreaanse organisatie die uitvindingen promoot, ontwikkelden de studenten ook een
game om basisschoolleerlingen innovatief te leren
denken. “Wij zijn goed in het ontwerpen van informatieve en educatieve games. Onze Koreaanse partners
zijn goed in entertainment games en techniek. We
kunnen dus veel van elkaar leren”, vertelt Marjanne
Paardekooper, directeur internationale relaties van de
HKU. Deze maand komen Zuid-Koreaanse studenten
met hun hoogleraar naar Nederland om hun technische kennis te delen.
De HKU is enthousiast over het Living Lab-concept.
“Vaardigheden als ondernemen, onderzoeken, samenwerken en innoveren worden allemaal aangesproken.” De hogeschool onderzoekt de mogelijkheid
voor een creatief Living Lab in Indonesië en wil het
concept doorontwikkelen. “Wij vinden het belangrijk
om maatschappelijke organisaties en de gebruiker
als vierde partij in de samenwerking te betrekken”,
aldus Paardekooper. (AB)
23
column
De enige alumni­
vereniging van Rwanda
erik van oudheusden
De Rwandese samenleving is zeer
fijnmazig georganiseerd. Elk district,
elk dorp, elke heuvel en elke straat
heeft een leider die de boel in de gaten
houdt en die aan zijn of haar superi­
euren rapporteert. Het is niet makke­
lijk om iets verborgen te houden in
Rwanda en dat kan soms beklemmend
zijn. Maar op het gebied van kennis en
toegepaste wetenschap is, verrassend
genoeg, nog een wereld te winnen als
het om informatiedeling en netwerken
aankomt. Behalve voor Rwandezen die
in Nederland hebben gestudeerd.
Alfred Byigero studeerde in 2006
in Twente, waar hij ontdekte dat
studenten uit andere landen zich orga­
niseerden en na terugkeer contact met
elkaar onderhielden. Wat Colombiaanse
en Indonesische studenten deden,
wilde hij ook. In 2008 lukte het hem
om, met hulp van de Nederlandse
ambassade in Kigali, een alumni­
vereniging op te zetten. “Wij zijn de
enige alumnivereniging van Rwanda”,
zegt Byigero niet zonder trots.
De alumnivereniging beheert een
database met namen en contact­
gegevens van alle Rwandezen die
aan een Nederlandse universiteit
hebben gestudeerd. Voorlopig zijn
alleen studenten met een Nederlandse
master of PhD welkom, later komen
daar wellicht nog mensen bij die
voor kortere tijd in Nederland
hebben gestudeerd. Netwerken is het
voornaamste doel van de vereniging.
Veel alumni hebben het na terug­
keer in Rwanda ver geschopt. Onder
de ruim driehonderd leden die de
vereniging inmiddels telt, bevinden
zich topmensen uit het bedrijfsleven
en de Rwandese overheid.
Elk jaar organiseert de alumni­
vereniging een middag waar nieuwe
leden worden geïntro­duceerd.
Byigero spreekt van een steeds
verder groeiende ‘pool of skills and
knowledge’, waarbij de leden elkaar
helpen. Daarnaast stellen leden van
de alumni­vereniging zich beschikbaar
om Nederlandse bedrijven wegwijs
te maken in Rwanda en hen te helpen
om investeringsmogelijkheden te
verkennen. Ze doen dat niet geheel
zonder eigenbelang: wie weet wat
dat hun weer oplevert aan contacten
en contracten.
Op de ambassade houden we
maar al te graag contact met deze
mensen, die Nederland zonder
uitzondering een warm hart
toe dragen. Het zijn waarde­
volle contacten die ons helpen de
Rwandese samenleving beter te
begrijpen. Ze vervullen een steeds
belangrijkere rol als makelaar
tussen Nederlandse bedrijven en
kennis­instituten en Rwandese
partners. Economische diplomatie
kent vele gezichten.
Erik van Oudheusden werkt als politiek secretaris
op de Nederlandse ambassade in Kigali, Rwanda.
Hij schrijft deze column op persoonlijke titel.
februari 2014 | transfer
24
achtergrond
opzetten nederlands-duitse artsenopleiding vergt heel veel geduld
Kleine onderwijsrevoluti
Het leek zo eenvoudig. De universiteit in Oldenburg wilde een medische opleiding
opzetten en was gecharmeerd van het patiëntgeoriënteerde programma van de
universiteit in Groningen. Maar het simpelweg kopiëren van het Nederlandse
programma, stuitte op bezwaren van artsen en ziekenfondsen. Een gezamenlijk
Nederlands-Duits-programma was onhaalbaar. “We hebben het Groninger curriculum
Het is vanuit Groningen nog geen vijf kwartier
rijden naar het Duitse Oldenburg, maar de cultu­
rele barrières zijn veel groter dan de fysieke afstand
doet vermoeden. Bij het opzetten van een gezamen­
lijk bachelorprogramma geneeskunde stuitten de
Rijksuniversiteit Groningen en de Carl von Ossietzky
Universiteit niet alleen op tegenstand van Duitse
artsen, maar ook op gedetailleerde wettelijke voor­
schriften waaraan onderwijsprogramma’s bij de
oosterburen moeten voldoen. Na een aanloop van
zeven jaar zijn vorig studiejaar toch de eerste veertig
Duitse bachelorstudenten aan hun op Nederlandse
leest geschoeide artsenopleiding begonnen. En tien
Nederlandse coassistenten hebben een opleidings­
plaats in Oldenburg gevonden.
De eerste stappen op weg naar wat de European
Medical School Oldenburg-Groningen zou moeten
worden, werden in 2004 gezet. Oldenburg wilde
een medische faculteit opzetten om in de toekomst
verzekerd te zijn van voldoende huisartsen in de regio.
Vanwege de goede samenwerking met de rechten­
faculteit zocht de Carl von Ossietzky Universiteit
expertise bij de Groningse buur. Het universitair
medisch centrum zag meteen voordelen in de samen­
werking. In Nederland zijn opleidingsplaatsen voor
specialisten schaars, terwijl de drie Oldenburgse
ziekenhuizen een tekort aan coassistenten hebben.
Het werd een grensoverschrijdende samenwerking
met gesloten beurzen.
Patiëntgeoriënteerd
De Groningse medische faculteit heeft een vernieu­
wend patiëntgeoriënteerd curriculum dat Oldenburg
februari 2014 | transfer
graag wilde overnemen. Het onderwijs is volledig
opgebouwd rondom patiënten en hun ziektebeelden.
“Ons bachelorprogramma heeft wekelijkse thema’s.
Elk thema begint met een hoorcollege waarin een
patiënt live vertelt over zijn ziekte”, vertelt hoogleraar
neurologie Jan Kuks, die nauw is betrokken bij het
samenwerkingsproject. “Daarna geeft de docent kort
uitleg over het ziektebeeld en kunnen de studenten
vragen stellen aan de patiënt. Vervolgens krijgen ze
opdrachten mee om die week uit te werken in klein­
schalige tutorgroepen.”
Het theorieonderwijs wordt gekoppeld aan het
patiënten­college. “Stel, je hebt in het college een
staarpatiënt. Dan kun je een college geven over de
verschillende oorzaken voor slechtziendheid op latere
leeftijd en ook de anatomie en de fysiologie van het
oog behandelen”, legt de neuroloog uit.
Invoering van het patiëntgeoriënteerde programma
betekende een kleine onderwijsrevolutie voor
Duitsland, waar het medisch onderwijs nog erg tradi­
tioneel is opgezet. Duitse geneeskundestudenten
zien de eerste twee leerjaren meestal geen patiënten
en volgen alleen basisvakken als natuurkunde, schei­
kunde, biologie, anatomie en fysiologie. Invoering
van het Groningse opleidingsmodel stuitte dan ook
op weerstand bij de vele gremia die in Duitsland
met de start van een nieuwe opleiding moeten
instemmen. Pas in 2011 gaf de regering van de deelstaat
Nedersaksen groen licht.
Duitsers zijn niet gewend om snel zaken te doen,
weet Kuks. “De hoogste baas moet akkoord gaan, pas
dan kan je verder. Verder moet alles perfect in orde
zijn voordat je van start kunt. Heel anders dan in
Foto’s: Daniel Schmidt
naar de Duitse situatie vertaald.”
25
ie bij de oosterburen
Coassistent Sam Kamminga in Oldenburg.
Nederland, waar je gewoon begint en onderweg voor
draagvlak zorgt.”
Kwaliteitsverlies
De Bundesärtztekammer zorgde voor flinke vertra­
ging bij de besluitvorming. De landelijke artsen­
organisatie keerde zich tegen de invoering van
de bachelor/master-structuur bij geneeskunde­
opleidingen. De artsen waren bang voor kwaliteits­
verlies: ze vreesden dat bachelors al praktijk zouden
gaan voeren.
Daarnaast zorgden de zeer gedetailleerde wette­
lijke voorschriften waaraan een Duits curriculum
moet voldoen, voor oponthoud. Er zijn bijvoorbeeld
normen voor het aantal hoorcolleges, werkcolleges en
practica. Ook wordt van bovenaf bepaald hoe groot de
studentengroepen moeten zijn. Uiteindelijk stemde
de wetenschapsraad van Nedersaksen zeven jaar na de
start van het project in met een proef met de bachelor/
master-structuur.
Het opzetten van een Duits patiëntgeoriënteerd
programma had ook heel wat meer voeten in de
aarde dan initiatiefnemers aanvankelijk dachten. Het
Groningse programma in het Duits vertalen, zoals het
plan was, bleek onmogelijk. “Daarvoor verschillen de
onderwijssystemen te veel”, stelt Kuks. “We hebben
het Groninger curriculum naar de Duitse situatie
moeten vertalen. Duitse studenten hebben bijvoor­
beeld een heel andere vooropleiding. Met een alfa­
profiel op de middelbare school word je daar gewoon
toegelaten tot de studie geneeskunde. Dat betekent
bijvoorbeeld dat we in de eerste twee studiejaren
februari 2014 | transfer
26
veel aandacht moeten schenken aan natuurkunde,
scheikunde en biologie.”
Bovendien eisten de Duitse ziekenfondsen dat er
vanaf het begin veel huisartsengeneeskunde op
het programma staat. “Zorgverzekeraars die zich
bemoeien met de inhoud van een studie, dat kan in
Nederland helemaal niet”, zegt Kuks. “Maar studenten
waarderen dat onderdeel wel. Ze leren al heel vroeg
hoe ze een patiënt moeten onderzoeken.”
Met de patiëntcolleges, het uitwerken van opdrachten
in tutorgroepen, practica en werkcolleges erbij hebben
de studenten nu een tamelijk overladen programma,
vindt Kuks. Een programma dat behoorlijk afwijkt
van het Groningse voorbeeld. Het is ook geen DuitsNederlandse opleiding geworden die wordt afgesloten
met een gezamenlijk diploma. De Groningers krijgen
een Nederlands diploma en Oldenburgse afgestu­
deerden ontvangen een Duits getuigschrift.
hoofd- en bijzaken goed van elkaar scheiden en
hebben een goed ‘niet-pluis gevoel’ ontwikkeld.
Daardoor kon ik meteen op de afdeling spoedeisende
hulp aan de slag. ”
Een aantal studenten, waaronder Kamminga,
kiest voor een coschap in Oldenburg omdat het in
Duitsland vaak gemakkelijker is een opleidings­
plaats te bemachtigen. Maar Sam Kamminga weet
nog niet zeker of hij volgend jaar zijn vervolg­
opleiding in Duitsland voortzet. “In Nederland zijn de
specialisten­opleidingen landelijk geregeld, iedereen
doorloopt hetzelfde programma”, weet de co­assistent.
“In Duitsland is dat in principe ook zo, maar elk
ziekenhuis is daar opleidingsziekenhuis. In een kleiner
ziekenhuis moet je maar net geluk hebben dat er artsen
zijn die veel weten, tijd hebben om je op te leiden en
er enthousiast voor gaan.”
Kuks ziet meer knelpunten. In Nederland werken
alle medisch specialisten in het ziekenhuis, ze zien
patiënten poliklinisch. In Duitsland gaan patiënten
meestal alleen naar het ziekenhuis voor een operatie,
voor de poliklinische zorg gaan ze naar specialisten
met een eigen praktijk, vertelt hij. “Omdat onze
co­assistenten in Duitsland alleen in het ziekenhuis
werken, doen ze niet de brede ervaring op die wij
wenselijk vinden”, stelt Kuks. De Groningers zouden
daarom graag zien dat de coassistenten ook bij specia­
listen buiten het ziekenhuis terecht kunnen. “Maar
ook dit is weer iets waarvoor je in Duitsland op hoog
niveau toestemming moet krijgen”, weet Kuks.
Summerschools
Overladen programma
Ook de uitwisseling van studenten, de tweede doel­
stelling van de Nederlands-Duitse samenwerking,
komt aarzelend op gang. Er zijn nu tien Nederlandse
coassistenten aan de slag in Oldenburg, dat moeten er
veertig per jaar worden. Daarnaast is het de bedoeling
dat studenten uit Oldenburg een jaar naar Groningen
kunnen komen voor een wetenschappelijke stage bij
het universitair medisch centrum of voor een coschap,
maar daarvoor moeten ze wel Nederlands spreken.
De eerste Nederlandse coassistenten merken dat
zij heel anders zijn opgeleid dan hun Duitse colle­
ga’s. “Als je Duitse studenten vraagt: welk gen is
verantwoordelijk voor deze ziekte, dan kunnen ze
dat zo zeggen. Ik moet dat opzoeken”, vertelt Sam
Kamminga (25), die sinds augustus een coschap loopt
in Oldenburg. “Maar in Nederland worden we veel
beter getraind in het bevragen van de patiënt, licha­
melijk onderzoek en basale diagnostiek. Wij kunnen
februari 2014 | transfer
Tot nu toe is Groningen-Oldenburg alleen in naam een
European Medical School. Kuks: “De Duitsers noemen
zich zo, dat klinkt aantrekkelijk. En ja, het curriculum
is modern, afkomstig uit een ander Europees land en
de studenten volgen een deel van de studie bij ons.”
Maar Kuks vindt dat de Europese dimensie nog inge­
vuld moet worden. “Daar komt pas ruimte voor als het
Oldenburgse curriculum helemaal is ingevoerd.”
Plannen daarvoor zijn er genoeg. “We denken bijvoor­
beeld aan summerschools, waarin studenten zich
kunnen verdiepen in de meest recente kennis rondom
een ziektebeeld, een behandeling of bepaald weten­
schappelijk onderzoek, en waar zij ook klinische
vaardigheden kunnen trainen.” De medische faculteit
verzorgt dergelijke summerschools al jaren en trekt
er studenten uit de hele wereld mee. “Dit willen we
graag samen met Oldenburg gaan organiseren, omdat
de Nederlanders en Duitsers veel van elkaars gezond­
heidszorgsysteem kunnen leren. Daar zal dan verder
veel aandacht aan geneeskunde op Europees niveau
gegeven worden. ”
helma erkelens
27
sorry?
pardon!
tip:
‘Leg, om
teleurstellingen te
voorkomen, de lat
van je eigen
doelstellingen niet
te hoog.’
Studenten vertellen
over leerzame uitglijders en
misverstanden in het buitenland.
wie: Hilde Slootweg (24)
& ­gezelschapsdieren, Stoas
Wageningen | Vilentum Hogeschool
buitenlandervaring: stage in
Debre Zeit, Ethiopië
Foto: Guy Ackermans
studie: Derdejaars recreatie-
Wat vandaag niet komt,
komt morgen
Foto: AGE Fotostock
Met haar mouwen opgestroopt stond Hilde Slootweg (24) klaar om zich zes weken in het zweet te werken bij de
bouw van een school in Ethiopië. Uiteindelijk kon ze maar vijf dagen bouwen en leerde ze de traagheid van het
Afrikaanse leven waarderen.
“In Nederland word je als stagiaire
flink aan het werk gezet, in Ethiopië
niet. Ik ging naar Debre Zeit om een
school te bouwen, maar de meeste
tijd ging op aan wachten. Wachten
op de levering van een partij stenen.
Wachten op de taxibus. Wachten op
medewerkers, omdat je de meeste
dagloners pas terugzag wanneer hun
geld op was.
In de eerste week baalde ik van zulke
dingen. Er moet een manier zijn om
het werk vlotter te laten lopen, dacht
ik. Maar ik leerde mijn Nederlandse
haast wel af. In Afrika is het devies:
wat vandaag niet komt, komt morgen.
En anders volgende week wel.
Omdat ik mijn handen uit mijn
mouwen wilde steken, liet de project­
leider mij en vijf anderen de toekom­
stige tuin van de school ontdoen van
oude wortels. Met veel kracht moest
je een jambe, een stok met een haakse
schep erop, in de grond te slaan en heen
en weer bewegen. Zo barstte de aarde
en kon je de plantenresten weghalen.
Zwaar werk. Terwijl ik bezig was,
bekroop mij een gevoel van zinloos­
heid. Als we in dit tempo doorgingen,
waren we pas over twee jaar klaar – en
dan konden we opnieuw beginnen.
De dagen dat we bij de bouw konden
helpen waren leuker. Met een stuk
of twintig locals vormden we een
menselijke ketting en gaven emmers
cement door. Eerst sloegen de locals
ons over; ze dachten dat we niet vies
mochten worden, omdat we blank
waren. Pas toen we de emmers min
of meer opeisten, aanvaardden ze
onze hulp. Uiteindelijk hebben we
in zes weken tijd maar vijf dagen
aan de bouw van de school gewerkt.
Toen we vertrokken, waren alleen de
palen in cement gegoten en lag er een
fundament.
Ik genoot van de momenten dat we
konden doorpakken. Maar op den duur
leerde ik ook de traagheid waarderen
waaraan ik me aanvankelijk ergerde.
Afrikanen leven bij de dag en genieten
van iedere meevaller.”
rineke wisman
februari 2014 | transfer
28
achtergrond
tolk keert terug in rotterdamse universiteitsraad
EUR zit in ‘niemandsland
tussen Nederlands en Engels’
Voor het tweede jaar op rij hebben twee internationals zitting in de
universiteitsraad van de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). Aanvankelijk
redden zij zich met een tolk, maar de afgelopen maanden werd op proef
vergaderd in het Engels. Dat bleek geen onverdeeld succes, zodat de proef geen
vervolg krijgt.
“Are there any remarks about today’s agenda?” Met
deze zin opent de voorzitter op 14 januari de verga­
dering van de commissie Onderzoek, Onderwijs en
Studentenzaken (OOS) van de Rotterdamse univer­
siteitsraad. Het is de laatste keer dat de commissie,
met twee internationale leden, op proef in het Engels
vergadert. De volgende keer zal er weer, net als
vroeger, Nederlands worden gesproken.
Drie maanden geleden, toen de proef begon, was
het wel even wennen. Er werd gezucht, gesteund en
chagrijnig gereageerd als een lid of genodigde zich
niet voldoende wist te redden in het Engels. Nu gaat
het over het algemeen goed: bij de meesten is wel een
accent hoorbaar, maar echt steenkolenengels wordt er
niet gesproken.
Hooguit wordt er wat gegniffeld bij kromme uitdruk­
kingen of uitstapjes naar het Nederlands. Die zijn
er zeker. “We moeten allemaal opnieuw het wiel
uitvinden, om het zo te zeggen”, klinkt het. Iemand
vraagt: “Hoe vertaal je ‘goede algemene gang van
zaken’?”. Ook de zin 'Ik wil nog even ieders mening
verzamelen' is blijkbaar lastig in het Engels.
Vertraging
In het najaar besloot de universiteitsraad op proef
drie maanden in het Engels te vergaderen - tenzij
alle aanwezigen zich goed kunnen redden in het
Nederlands. Dat had niets te maken met de ambitie
in het nieuwe strategisch plan, dat de universiteit
in 2018 een tweetalige instelling moet zijn. De raad
wilde toegankelijker worden voor het toenemende
aantal internationale studenten en medewerkers van
de EUR.
februari 2014 | transfer
Vorig collegejaar zaten voor het eerst twee buiten­
landse studenten in de raad. Toen werd ervoor
gekozen om tolken in te schakelen. Die vertaalden de
discussies live. Dat bleek verre van ideaal, vooral door
de vertraging die het vertalen opleverde. “Daardoor
kon ik de discussies niet gelijktijdig volgen”, blikt
Moldaviër Stefan Nicolai, student International
Business terug op zijn eerste jaar als lid van de
universiteitsraad. De afgelopen maanden kon hij naar
eigen zeggen volwaardig aan de vergaderingen deel­
nemen. Toch vindt hij dat niet het voornaamste argu­
ment om ook in de toekomst het Engels als voertaal
te kiezen. “Ik denk niet dat we dit voor die ene inter­
nationale medewerker en student moeten doen, maar
om de hele academische gemeenschap te bereiken.”
Bottlenecks
Inmiddels is de proef geëvalueerd. Vrijwel alle
leden van de universiteitsraad hebben hun mening
gegeven. Hoe zij de proef hebben ervaren, kwam in
grote lijnen overeen. Over de conclusie die daaruit
moest worden getrokken, liepen de meningen
sterk uiteen.
De algemene opvatting is dat de switch naar het
Engels soepeler ging dan verwacht. De nieuwe
situatie wende snel. Maar de kwaliteit van discus­
sies ging achteruit, doordat raadsleden zich minder
zeker voelden in het Engels en minder goed nuances
konden aanbrengen. “Zeker als er bij onderwerpen
veel jargon kwam kijken, merkte je dat de discussie
afzwakte”, vertelt René Karens, voorzitter van
de universiteitsraad. Dat het de leden was toege­
staan om in voorkomende gevallen hun punt in het
Foto: Levien Willemse
29
De universiteitsraad van de EUR in vergadering.
Nederlands te maken, kon dat niet voorkomen.
soort niemandsland. We zijn al lang niet meer een
Ook signaleerde de raad enkele bottlenecks buiten
Nederlandse instelling waar alleen maar Nederlands
zijn invloed. Zoals het gebrek aan Engelstalige
wordt gesproken. Maar we zijn voorlopig ook
stukken. Meermalen drong de universiteitsraad
nog geen internationale universiteit met Engels
aan op verbetering. Dat hielp een beetje, maar niet
als voertaal.”
genoeg. Nog steeds zijn sommige documenten
Als het aan Chris Aalberts ligt, komt het nooit zo ver.
alleen in het Nederlands beschikbaar, eventueel
De docent en onderzoeker politieke communicatie
met summiere samenvatting
liet zich in het universiteitsblad
in het Engels. Daarnaast liet de
Erasmus Magazine kritisch uit over
“We zijn voorlopig nog geen de proef van de universiteitsraad.
taalvaardigheid van de beleids­
internationale universiteit
medewerkers en het college van
Hij vindt het onterecht dat die
met Engels als voertaal”
bestuur te wensen over, wat de
beheersing van het Nederlands
kwaliteit van de discussies evenmin
niet als voorwaarde stelt aan zijn
ten goede kwam.
leden. “We eisen van oudkomers
Al met al concludeerde het presi­
toch ook dat ze Nederlands spreken.
dium dat het vergaderen in het Engels niet leidde tot
Waarom dan niet van de intelligentsia?”
het beoogde doel: een grotere bijdrage van de inter­
Daarnaast, zegt Aalberts, is het nog maar de vraag
nationale leden en meer aandacht van buitenlandse
of de universiteitsraad zich wel moet inspannen
studenten en staf voor het werk van de universiteits­
voor de internationals van wie het overgrote deel
raad. Waarna de raad besloot de proef niet voort te
binnen een paar jaar weer weg is. “Het buitenlandse
zetten en de tolk te laten terugkeren.
personeel dat langer blijft en een structurele bijdrage
wil leveren aan deze academische gemeenschap,
Overgangsfase
leert toch wel Nederlands.” Als de universiteitsraad
“De universiteit is er misschien nog niet helemaal
zich aanpast, kan dat volgens Aalberts leiden tot de
klaar voor”, erkent Nicolai. “Maar zo’n transitie­
omgekeerde wereld. “Uiteindelijk komt het erop neer
proces kost nu eenmaal tijd.” De strategische keuze
dat ik als Nederlandse toiletjuffrouw Engels moet
voor een tweetalige universiteit is volgens hem weer
leren, maar als buitenlandse hoogleraar hoef ik de
een stap in de goede richting.
Nederlandse taal niet te spreken.”
Ook raadsvoorzitter Karens denkt dat de EUR
tim ficheroux
in een overgangsfase verkeert. “We zitten in een
februari 2014 | transfer
30
gelezen
Nieuwe onderwijsruimte:
de westelijke Balkan
The dynamics of higher education in the region of the Western Balkans with a population of almost 25 million unfortunately still remains on the margins of contemporary
higher education studies. The regional higher education has never been the subject
of systemic research; there is both a lack of data and a lack of prior studies. In addition,
this area of research is determined by a controversial logic of the common and the different, the uniform and the diverse. This is not only in our case – i.e., when discussing
higher education – but also when studying other segments of societies in the region.
Over internationale samenwerking
in het hoger onderwijs wordt veel
gepubliceerd. Historicus Han van
der Horst bespreekt in elke Transfer
een werk dat hem is opgevallen.
Deze keer Higher education in the
Western Balkans, een publicatie
samengesteld door Sloveense
onderzoekers.
* * *
I think that in these lands of ours private initiative has been allowed too soon – not
only on the higher education level, but also on other levels of education. […] When
we get the right to establish a private Faculty or University we will do this – not for the
sake of the prosperity of our community, […] but because we need money for our
private pockets. The private higher education institutions – not only in [our country],
but in the broader region – are in the first place commercially oriented. (Interview 66;
27/03/2012).
CEPS (2013) * HIGHER EDUCATION IN THE WESTERN BALKANS
* * *
Recent conflicts, consequent reconstruction of societies and delayed economic and
institutional transition considerably affected higher education in most countries of
the Western Balkans. The interviewees (people in the leading positions) showed a
clear identification with European cultural space when imagining the post-conflict
recovery and the future of their country or institution. There is an obvious tendency
to take over ideas from abroad, copy policy solutions and refer to perceived successful cases of other countries. Yet there are ideas, narratives, discourses, perceptions,
conceptualisations and attitudes that indicate a significant level of idiosyncrasy in the
examined region.
Pavel Zgaga, Manja Klemenčič, Janja Komljenovič, Klemen Miklavič,
Igor Repac, Vedran Jakačić
Higher education in the Western Balkans:
Reforms, developments, trends
University of Ljubljana
Faculty of Education
ISBN 978-961-253-107-2
De westelijke Balkan is een nieuwe
aardrijkskundige term die in de EU
heeft postgevat en nu ook in de regio
zelf wordt gebruikt. Men duidt er
het voormalige Joegoslavië mee aan
plus Albanië, maar zonder Slovenië.
Een grote groep onderzoekers juist in
Slovenië heeft het hoger onderwijs in
deze westelijke Balkan onder de loep
genomen. De resultaten kwamen eind
vorig jaar beschikbaar in een beknopte
publicatie die grotendeels is geba­
seerd op interviews met docenten. De
westelijke Balkan blijkt ook een soort
onderwijsruimte te zijn. De conclusies
van de onderzoekers vormen boeiende
lectuur.
Sinds de val van Joegoslavië is het
hoger onderwijs in de opvolgersstaten
enorm gegroeid. Het aantal overheids­
universiteiten steeg van twintig tot
47. De onderbetaalde medewerkers
klussen veelal bij op de 250 privéinstellingen die daarnaast ontstonden.
De zeven staten van de westelijke
Balkan kloppen allemaal aan de deur
van de EU. Daarom volgen zij de
onderwijsideologie van Brussel. Zij
maakten netjes werk van de Bologna-
februari 2014 | transfer
Geen wonder: het hoger onderwijs
op de hele westelijke Balkan is onder­
gefinancierd.
Met andere woorden: achter de mooie
woorden en de herkenbare façades
schuilt maar al te vaak anarchie
en eigengereidheid. De Sloveense
publicatie laat dat op veel pagina’s
door­schemeren.
Wild verleden
uitgangspunten. Ze spreken over
employability en aansluiting op de
arbeidsmarkt. Zij geven de markt vrij
baan en zeggen dat diversificatie en
concurrentie goed zijn voor de kwali­
teit van onderwijs en onderzoek.
Vandaar ook die wildgroei aan parti­
culiere instellingen.
Maar, zo tonen de onderzoekers aan,
de werkelijkheid is net zo weerbarstig
als de rotsen langs de Adriatische
kust. Weinig docenten denken
bijvoorbeeld dat hun instellingen met
het binaire stelsel van Bologna veel
zijn opgeschoten. Of dat de kwaliteit
verbetert met al die concurrentie en
particuliere opleidinkjes.
Samenwerking met naburige univer­
siteiten – in de Joegoslavische tijd
een binnenlandse aangelegenheid – is
nu internationalisering geworden.
De meeste docenten zijn daar
tegenwoordig wel voor te vinden,
maar werken liever samen met een
universiteit in een rijk EU-land.
Toch wekken de worstelende
Balkanstaten, die om den brode zo
beleefd in Brussel belet moeten vragen,
sympathie. Misschien juist omdat er
onder al die netheid en aanpassing
nog iets te vinden is van wat Adriaan
den Doolaard al in 1934 bracht tot
de evocatie: “Dit gevaarlijkste der
gevaarlijke landschappen, met zijn
krankzinnige zon en wild verleden,
heeft ook mij gelukkig gemaakt en
kapotgebroken.” De bestandsopname
van het hoger onderwijs in de weste­
lijke Balkan biedt boeiende inkijkjes
en inspireert tot samenwerking.
Tenminste als je hart nog ruimte heeft
voor romantiek en niet is verdord in de
woestijn van voortreffelijkheid in het
keurige Europa.
han van der horst
Pavel Zgaga, Manja Klemenˇciˇc (et al.),
Higher education in the Western Balkans:
Reforms, developments, trends. Lubljana,
2013. University of Ljubljana, Faculty of
Education, Centre for Educational Policy Studies.
ISBN 978-961-253-107-2. Downloaden via:
www.herdata.org/public/hewb.pdf
31
onbekend
terrein
bekende Nederlanders blikken
terug op hun studieverblijf
in het buitenland
Boris Dittrich ging na de middelbare school als een opstandige puber
naar de Verenigde Staten. Hij ontdekte er dat hij homoseksueel was én
hij leerde er knokken voor wat belangrijk is. Gelijke rechten voor seksuele
minderheden, bijvoorbeeld.
“Dat ik er nog dagelijks aan terugdenk,
is misschien overdreven gesteld”, zegt
Boris Dittrich. “Maar mijn studiejaar
in de VS heeft mijn leven enorm beïn­
vloed.” Zijn politieke bevlogenheid,
zijn inzet voor homo-emancipatie en
zijn internationale oriëntatie, de voor­
malig D66-fractievoorzitter deed het
allemaal op in het collegejaar 1974/’75
aan Denison University, een liberal arts
college in Granville, Ohio.
Hij groeide op in een beschermd
milieu, vertelt Dittrich. “Een té
beschermd milieu, misschien wel. Als
puber werd ik opstandig. Ik wilde weg,
ik wilde de wereld ontdekken, naar
Amerika.” Zonder het zijn ouders te
vertellen, vroeg hij een beurs aan bij
het Nederland-Amerika Instituut – en
kreeg er een toegekend. Zijn ouders
waren sprakeloos toen hij het ze
vertelde, maar na de nodige aarzeling
steunden ze zijn plan toch.
Eenmaal in de VS ontdekte hij dat
zijn Engels minder voorstelde, dan
hij zich op het gymnasium in Zeist
had verbeeld. Hij leerde wat heimwee
was, en hoe hij zijn eigen boontjes
moest doppen. Hij koos een breed
vakkenpakket, ontdekte zijn belang­
stelling voor beeldende kunst en lite­
ratuur, ging met een studievereniging
op bezoek bij tot levenslang veroor­
deelde criminelen én hij ontdekte het
belang van ambitie. “In Nederland
maakte je je niet populair als je ambi­
tieus was, in de VS juist wel. Ik leerde
dat je moet knokken voor de dingen
die je belangrijk vindt.”
Maar zijn belangrijkste ontdekking
was misschien wel dat hij homo­
seksueel was. Hij ging liftend met
Foto: Richard Koek/Redux
‘In de VS maak je je juist
populair met ambitie’
vrienden naar San Francisco. Daar had
hij een ontmoeting met een intrige­
rende man, die hem te verstaan gaf
dat hij zonder enige twijfel gay was.
“Ik was woest toen ik dat hoorde, ik
had direct een hekel aan die man. Pas
jaren later, toen ik al lang terug was
in Nederland en een documentaire
over hem zag, ontdekte ik wie het was
geweest. Ik was door Harvey Milk
persoonlijk uit de kast getrokken.”
De strijd die politicus en activist Milk
voerde voor homo-emancipatie, en die
hem zijn leven zou kosten, inspireerde
Dittrich om zich in te zetten voor de
rechten van seksuele minderheden.
Van zijn jarenlange ijver voor het
homohuwelijk, waarmee Nederland
internationaal een nieuwe standaard
zette, tot zijn huidige werk als pleit­
bezorger voor seksuele minderheden
bij Human Rights Watch – de kiem
ervoor werd gelegd tijdens zijn jaar in
Granville, Ohio.
ralph aarnout
februari 2014 | transfer
Internationalisering –
ondernemend naar de
toekomst
Jaarcongres
11 maart 2014
Stadion Galgenwaard,
Utrecht
Tijdens het jaarcongres wordt de Orange
Carpet Award uitgereikt.
www.nuffic.nl/jaarcongres