TEXEL IS ANDERS - Natuurmonumenten

TEXEL IS ANDERS
LANDSCHAP, (CULTUUR)HISTORIE EN NATUUR
TEXEL IS ANDERS
LANDSCHAP, (CULTUUR)HISTORIE EN NATUUR
Inhoud
Woord vooraf
5
Texel, vogeleiland
Het luistert allemaal heel nauw
7
Voortdurend in beweging: de broedvogelstand sinds het einde van de negentiende eeuw
231
De grote stern: een ‘zeestern’ gaat binnendijks
239
Vette kuiven op Texel: lepelaars
249
Landschapsgeschiedenis en klimaat
Vogels onderweg: trekvogels en dwaalgasten
255
Van een heuvel op land naar een eiland in zee: het ontstaan van Texel
11
Groenlanders op het strand: drieteenstrandlopers
263
Texel vanaf de dertiende eeuw: de mens zet het landschap naar zijn hand
19
Rotganzen en Texel: een innige relatie
267
Zon, wind en water: het klimaat van Texel
29
Werelderfgoed Waddenzee: grootse natuur in een klein land
275
Eendenkooien: oases van rust
37
Benieuwd naar meer?
284
Wisselend getij van de Texelse kustvisserij
45
Texel, Texelaars en zeegras
53
Dankwoord
285
Onderwaterarcheologie op de rede van Texel: een rijk maritiem verleden in beeld
61
Drinkwater vroeger en nu
71
De belangrijkste geraadpleegde bronnen
286
Meer dan een eeuw natuurbescherming op Texel
79
Illustratieverantwoording
289
Over de auteurs
290
Colofon
294
Lijnen naar het verleden
Zee, strand en wad
Verpakt en onverpakt: botten op het strand
91
Het geschenk van Texel: de Waddenzee. Diatomeeën vertellen hun verhaal
95
Zeewieren van dichtbij en van ver weg
101
Een eiland in een zee van schelpdieren
109
Vissen zoals vroeger: trekvissen in beeld
117
Van ongedierte tot knuffeldieren: zeehonden
123
Terug van weggeweest: bruinvissen
131
Het ‘binnenland’
Aardroosjes en andere aparte planten
137
Ongewone groeiplaatsen en onverwachte prestaties: mossen en korstmossen
161
Juwelen van het schimmelrijk: paddenstoelen
167
Onbekend en onbemind: land- en zoetwaterslakken
177
De perfecte zomerliefde: libellen
181
Kleurrijke nectardrinkers: dagvlinders
187
Razend mooi, divers en interessant: nachtvlinders
193
Bloembestuivers bij uitstek: wilde bijen
201
Over de loopkeverfauna van Texel
207
Zomerse zoemers, krassers, tikkers en ratelaars: sprinkhanen
213
Te land, te water en in de lucht: mieren
217
Over kniene, horremelinge, stiekelforrekes, prengeltjes en are diere: Texelse landzoogdieren
221
2
3
In de noordelijke Waddenzee bij Sylt was het zeegras in 1932
De conclusie was duidelijk: alleen een ziekte kon de achteruitgang
ook nog gezond, maar werden de bladeren in 1933 minder
over zo’n uitgestrekt gebied hebben veroorzaakt. Die conclusie
lang. In 1934 was het verdwenen. In datzelfde jaar verdween
trok ook de wierhandel zelf, die in 1932 een deskundige had
het zeegras uit de Eckenförder Bucht in de Oostzee. Het spoor
ingeschakeld die in 1938 publiceerde dat de wierziekte was ver-
Dichte zeegrasvelden vertragen lokaal de stroomsnelheid, waardoor
van aantasting wees op een epidemie die langzaam naar het
oorzaakt door een eencellig organisme, genaamd Labyrinthula.
het in het water aanwezige sediment naar de bodem zakt. Dat had,
noorden trok.
Opmerkelijk is dat het groot zeegras nog lange tijd onaangetast
Interactie van zeegras met de omgeving
is gebleven in een brakke dijksloot bij de molen van polder Het
zeker bij de vroegere zeegrasvelden, tot gevolg dat de bodem tussen de
Wierziekte
Noorden op Texel en in de brakke Kieler Fjord in de Oostzee,
grote stap omhoog moest zetten om zijn vader te volgen als die zeegras
Om het pleit van de opname van de Texelse vissers in de
water kon. Maar in de loop der jaren werd de Waddendijk van
ging oogsten. Een landmeter constateerde in 1869: ‘Niet onopgemerkt
Zuiderzeesteunregeling te beslechten stelde de overheid in
Texel verstevigd, waardoor de zoute kwel sterk afnam. Ook de
mag ik het laten, dat bij de meeste wiervelden de buitenkanten minder
1935 de Commissie Defoer in. Een meerderheid van de leden
spuisluis bij de molen liet geen zout water meer toe. Om het
diep liggen dan het midden.’ Dat wijst erop dat de randen van de
– de uitzonderingen waren de twee wethouders van Den Helder
zeegras te redden werd bij gemaal Krassekeet een leiding door
zeegrasvelden het meeste materiaal vastlegden. Waarschijnlijk was door
en Texel – concludeerde dat er geen verband bestond tussen de
de dijk gelegd om zout water toe te laten. Voor Rijkswaterstaat
die bezinking het water boven de zeegrasvelden helderder dan in de
verdwijning van het zeegras en de aanleg van de Afsluitdijk.
was zo’n gat in de dijk een grote stap. De zoutwaterleiding is in
Onder druk van de benadeelde gemeenten stelde de overheid in
de praktijk niet of nauwelijks gebruikt en het groot zeegras is
1938 de Commissie Reigersman in om alles nogmaals te onder-
inmiddels geheel verdwenen.
zeegrasplanten hoger was dan er net buiten. Zo weet de zoon van een
voormalige wiermaaier van Texel nog dat hij als kleine jongen altijd een
rest van de Waddenzee. Hoe ver dat effect zich voorbij de wiervelden
uitstrekte is onbekend.
Groot zeegras op droogvallende wadplaat.
wat doet vermoeden dat de ziekteverwekker niet tegen brak
zoeken en verslag uit te brengen aan de minister. De commissie
bestudeerde daartoe alle tot dan toe beschikbare informatie
en bracht de resterende zeegrasvelden in de Waddenzee in
Verdere achteruitgang…
kaart. Ook bezocht ze plaatsen in het buitenland waar zeewerkgelegenheid, zoals werk aan de Zuiderzeewerken. Nadat
Touwtrekken om schadevergoedingen
in 1930 de Amsteldiepdijk en in 1932 de Afsluitdijk gereed
was gekomen gingen de te pachten zeegrasvelden snel in
Doordat de zeegrasvelden uit de Waddenzee verdwenen
grootte en kwaliteit achteruit, om uiteindelijk geheel uit het
verloren veel gezinnen hun jaarlijkse bron van neveninkomsten.
gebied te verdwijnen. In 1934 werd er als alternatief nog
De verdwijning van de velden viel samen met de voltooiing
zeegras uit Zweden geïmporteerd, dat bij Nieuweschild op
van de Zuiderzeewerken, zodat men dacht dat het zeegras was
Texel werd verwerkt. Maar al snel daarna behoorde de eens
aangetast door de veranderde stromingen, zoutgehalten en
zo bloeiende zeegrashandel in de Nederlandse Waddenzee
sedimentatie- en erosieprocessen. Dat mogelijke gevolg was
tot het verleden.
bovendien al in 1920 aangekaart, toen bij gemeenten werd
geïnventariseerd wat de mogelijke schade van de afsluiting van
De Wieringers waren de grote concurrenten van de Texelse zeegrasvissers.
56
gras had gestaan, zoals Zuid-Engeland, Frankrijk, Duitsland
In de jaren zeventig werd ontdekt dat ook op de droogvallende
en Denemarken. Daar spraken de leden met mensen die de
wadplaten de omvang van de velden met klein en groot zeegras
achteruitgang en het eventuele herstel in de praktijk hadden
snel achteruitging. Dat werd mogelijk veroorzaakt door een
meegemaakt.
toegenomen aanvoer naar de Waddenzee van stikstof en fosfaat
uit de rivieren. Daardoor zouden de zeegrasplanten door microscopisch kleine algen op de bladeren worden overwoekerd en
Onderzoek door leden van de Commissie Reigersman naar de toestand
van het zeegras in de nazomer van 1938 op de Lutjeswaard, vroeger een van
de belangrijkste zeegrasvelden in de Nederlandse Waddenzee. De waterstand
op de foto komt ongeveer overeen met gemiddeld laagwater op deze locatie.
worden gesmoord door grote drijvende algen, zoals zeesla.
De situatie leek zich eind jaren tachtig te verbeteren. In de jaren
negentig bleef het zeegrasvoorkomen stabiel. De laatste tien
(Uit Rapport omtrent den invloed van de wierziekte op den achteruitgang van de
jaar is het zeegras in de Nederlandse Waddenzee echter verder
wierbedryven door C.J.A. Reigersman, G.F.H. Houben en B. Havinga.)
achteruitgegaan, deels als gevolg van lokale, toevallige veran-
de Zuiderzee voor de visserij zou zijn. Daarbij had de gemeente
deringen. Groot zeegras komt alleen nog sporadisch voor langs
Texel geantwoord dat ze grote gevolgen voor al haar vissers
de Groningse kust en op wadplaten in de monding van de Eems.
verwachtte, die daarmee aanspraak hoopten te maken op een
Klein zeegras komt nog in iets grotere aantallen dan het groot
financiële tegemoetkoming vanuit de Zuiderzeesteunwet.
zeegras voor op de wadplaten ten zuiden van Terschelling
De Afsluitdijk was niet de enige verdachte in de zeegraszaak.
(nabij Hoorn en Oosterend) en langs de Groningse kust.
Tussen 1930 en 1932 verdween het groot zeegras langs de
Dankzij overheidsmaatregelen is de belasting van kustwateren
Amerikaanse oostkust en kwamen er meldingen dat het ook in
met voedingsstoffen sterk afgenomen, zij het dat vooral de
Portugal en Frankrijk verdween. De directeur van het toen-
stikstofbelasting nog steeds ongeveer vijf maal hoger is dan in
malige visserijinstituut in Den Helder hield vervolgens een
de dertiger jaren. Dat komt niet alleen doordat de rivieren nog
schriftelijke enquête onder zijn buitenlandse collega’s. Daaruit
steeds veel voedingsstoffen naar zee aanvoeren, maar ook door
bleek dat in 1932 ook het zeegras aan de westkust van Frankrijk
een hoge toevoer van voedingsstoffen vanuit het Kanaal en een
en de zuidkust van Engeland (Plymouth) was aangetast.
hoge stikstofbelasting vanuit de atmosfeer. In de noordelijke
De zeegrasvelden in het noorden van Engeland (Newcastle,
Waddenzee, waar het zeegras het veel beter doet dan in het
Morecambe Bay), in Schotland en in de Ierse Zee (Isle of Man)
Nederlandse deel, is de nutriëntenbelasting naar schatting de
waren eind 1932 nog gezond, maar verdwenen later eveneens.
helft van die in de westelijke Waddenzee.
57
De Slufter en de overige buitendijkse
zilte gebieden
In De Slufter, op De Schorren, in De Mok en het verdronken
poldertje De Volharding ten noorden van De Cocksdorp vinden
we zoutvegetaties: vegetaties van planten die zich beperken
tot brakke en zoute milieus of zouttolerant zijn. En niet alleen
planten, ook sommige vogels, paddenstoelen en insecten voelen
zich buitengewoon thuis in zo’n gebied met een (al dan niet
tijdelijk) hoog zoutgehalte. Op de zandige ruggen langs kreken
groeien gewone zoutmelde en zeealsem. Zeealsem werd op
Texel tot in de twintigste eeuw in matrassen gestopt, omdat
de Texelaars dachten dat vlooien niet van die sterke alsem­
Engels gras, zeealsem en Engels lepelblad in De Slufter.
lucht hielden. Op de aangrenzende, iets lagere vlakte groeien
rood zwenkgras, zilte rus, kwelderzegge, Engels gras, geran­
de schijnspurrie, Engels lepelblad, zeerus en niet te vergeten
Op het wad achter De Schorren groeit nog steeds klein zeegras,
lamsoor. Dat is iets anders dan de als lamsoren gegeten zulte of
in kleine, schaarse plukjes. Klein zeegras was niet gevoelig voor
zeeaster. Zulte vind je vooral langs de Texelse oost­ en zuidkust.
de epidemie die in de jaren dertig de populaties groot zeegras van
Dunstaart groeit ook in die lage vegetaties. In de bloeitijd valt het
de Noord­Atlantische kusten grotendeels te gronde richtte. Elders
grasje op: dan wapperen langs het groene sprietje witte helm­
herstelden die zich, maar in het westelijke deel van de Waddenzee
knoppen aan de meeldraden.
keerde het groot zeegras niet terug (zie het hoofdstuk ‘Texel,
Een mozaïek van bloeiend lamsoor, gewone zoutmelde en zeealsem. Op de lage gedeelten groeit zeekraal.
Kortarige zeekraal in de herfst.
Texelaars en zeegras’). Bij De Bol was lange tijd een van de weini­
Laksteeltje in De Slufter.
ge binnendijkse groeiplaatsen van groot zeegras in Nederland.
Tot ver in de jaren zeventig bleef daar een bijzonder milieu in
stand, dat echter niet opgewassen bleek tegen de vervanging van
het sluizencomplex van polder Het Noorden door een gemaal.
Met het groot zeegras verdwenen helaas ook de koornaarvissen.
Grenzend aan de groeiplaatsen van het klein zeegras buiten­
dijks, op de overgang naar de meer begroeide delen van De
Schorren, groeit de langarige zeekraal, met in de nazomer een
vale, geelbruine herfstkleur. De kortarige zeekraal, die ook
massaal in De Slufter en De Mok groeit, is dan vuurrood tot diep
purperrood gekleurd. Soms staat die laatste in gezelschap van
melkkruid, klein schorrenkruid en zilte schijnspurrie. Op iets
hoger gelegen, lage, zandige vloedmerken met veel schelpen
groeien zeepostelein, spiesmelde en zeeraket en soms een­
bloemige zeekraal. Voor strandleeuweriken, sneeuwgorzen en
fraters is het er in de herfst een luilekkerland.
De vondst van laksteeltje is een toevalstreffer: ruim een maand
per jaar is die kleine, onopvallende schoonheid met lakrode steel
150
151
Vette kuiven op Texel: lepelaars
Tussen dieren, tussen mensen,
is ook nog de lepelaar.
Otto Overdijk en Erik van der Spek
Vol van zorgen, vol van wensen,
Stoere mannen, zorgzame vaders
houdt hij ook zijn vórkje klaar!
In het vroege voorjaar krijgen lepelaars een bijzonder fraaie
zestien tot achttien uur op de eieren. Als het vrouwtje het van
verentooi: een vette kuif op hun kop die okerkleurig doorschijnt
hem overneemt kan hij eten gaan zoeken.
en een eveneens okerkleurige hals­ en borstband, terwijl hun
Na circa 24 dagen broeden vechten de fragiele jongen zich
vers geruide veren romig wit zijn. Vogelaars noemen die veren­
een weg uit het ei naar buiten. Zowel vader als moeder voert
tooi ook wel het bruidskleed. Die prachtige uitrusting is hard
de jongen, eerst een soort vispap en later vooral garnalen en
nodig, want de concurrentie is zwaar. Lepelaars moeten, als
stekelbaarsjes, met soms een dikke geelgerande waterkever.
ze in het voorjaar op hun broedplaatsen arriveren, eerst een
Vier weken later gaan de jongen – eerst lopend, later ook
geschikte partner zien te vinden: een sterke man die een stevig
vliegend – de omgeving verkennen. De ouders helpen daarbij
nest kan bouwen en verdedigen of juist een sterke vrouw die
en wijzen de jongen de plekjes waar ze de dikste garnalen
dikke, vruchtbare eieren kan leggen. Lepelaars gaan een paar­
kunnen vangen en de plaatsen waar ze rustig kunnen slapen.
band aan voor enkele maanden, daarna scheiden hun wegen.
Dat vangen van prooien in het water is nog een hele kunst.
Een volgend broedseizoen, een andere partner.
Met de twee lepelvormige snavelhelften maaien de dieren door
Wanneer de mannen op de broedplaats aankomen tonen ze zich
het water. Voelen ze een prooi, dan happen ze toe. Indien die
echte macho’s. Met de kuif op hun kop imponeren ze vrijgezelle
eetbaar wordt bevonden werken ze hem hun keelgat in door de
vrouwtjes. Als een man en vrouw het eens worden zoeken ze
snavel plus kop omhoog te brengen. De zwaartekracht helpt hen
binnen de kolonie een geschikte plek om een nest te bouwen.
daarbij. Jongen oefenen er lang op; het is uiteraard van levens­
Van grof materiaal, zoals takken en rietstengels, bouwen ze
belang dat ze het goed leren.
een stevig fundament. De nestkom werken ze af met zachter
De ouders verlaten hun jongen zodra die de techniek van voed­
materiaal, zoals hooi. Met veel vertoon en protocol wordt het
sel zoeken onder de knie hebben. Ze gaan dan zelf ‘in ruste’ om
vrouwtje door de man bevrucht.
bij te komen van het gesloof in het broedseizoen. Vooral het
Nadat het vrouwtje vier eieren heeft gelegd mag de man het
voederen van de jongen heeft veel energie gekost. Zelf zijn ze
leeuwendeel van het broedwerk opknappen. Per etmaal zit hij
fors afgevallen, terwijl ze half september in optimale conditie
D. Blijn (ps. van J.M.A. Biesheuvel), ‘Lepelaar’ (1983)
moeten zijn om op weg te kunnen gaan naar de overwinterings­
gebieden in West­Afrika. Ze zoeken daarom een rustige plek
Kleine prooien in het water vangen is een hele kunst. Het duurt geruime tijd voor
dicht bij hun voedselbron, waar ze rustig kunnen slapen en hun
jonge vogels die onder de knie hebben.
voedsel kunnen verteren om zo voldoende lichaamsvet op te
bouwen voor de lange vlucht – circa 4.500 kilometer enkele
reis – naar hun winterverblijf.
Onderweg krijgen de dieren met allerlei problemen en gevaren
te maken, zoals de jacht en obstakels als hoogspanningskabels.
En hoe kom je als watervogel aan voedsel of overleef je zand­
stormen tijdens de oversteek van de Sahara, een traject van
dik 1.000 kilometer? Het opgeslagen lichaamsvet vormt dan
het reservevoedsel. Daarmee wordt het belang van een goede
rustplek duidelijk: als een vogel steeds wordt gestoord en het
kort daarvoor opgescharrelde voedsel moet gebruiken om te
Lepelaars in de kolonie op De Schorren.
248
vluchten zal hij in een slechte conditie aan de trek beginnen en
kan hij in de problemen komen wanneer het er echt op aankomt.
249
Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer
beheren samen 6.000 hectare natuurgebied
op Texel en 7.000 hectare in het aangrenzen­
de Waddengebied. Zee en strand, duinmeren
en vochtige duinvalleien, natte, bloemrijke
graslanden, een kralensnoer van binnendijkse
natuurgebieden langs de oostkust, buitendijkse
schorren, een ‘binnenlands’ gebied met een
open verbinding met zee: Texel biedt het alle­
maal. En, niet te vergeten, de weidsheid en de
drommen vogels van de Waddenzee.
Een keur aan specialisten brengt in dit boek
niet alleen de natuurgebieden met hun levende
have, maar ook Texels intrigerende landschaps­
geschiedenis en cultuurhistorie in woord en
beeld tot leven.
www.natuurmonumenten.nl
www.staatsbosbeheer.nl
www.npduinenvantexel.nl