Download dit artikel als PDF

MONTESQUIEU
PUBLICATIE
Juni 2014
Door: Oscar Peters - Senior Advisor
HET VERPANDINGSVERBOD IN DE ZORG
Between a rock and a hard place
In maart 2013 geeft Minister
van Volksgezondheid Schippers aan dat de overheid een
failliet ziekenhuis niet zal
redden. Een aantal maanden
later gebeurt wat nog niet
eerder in Nederland is voorgekomen: het Ruwaard van
Putten Ziekenhuis in Spijkenisse gaat failliet doordat het
haar personeel niet kan betalen. In de afwikkeling van het
faillissement komen banken
en zorgverzekeraars tegenover elkaar te staan.
Verpandingsverbod
Verschillende zorgverzekeraars
hebben namelijk in contracten met
zorginstellingen een verpandingsverbod en verrekeningsrecht
opgenomen – bijvoorbeeld op de
posities debiteuren en onderhanden
werk. Zij argumenteren dat geld dat
bestemd is voor de behandeling van
patienten niet naar banken mag
vloeien. De vraag is echter of dat een
valide argument is; de zorg aan
patienten is immers al geleverd –
anders was het geen onderhanden
werk of niet gefactureerd. Hoog-
© Copyright Montesquieu
stens in de situatie dat de voorschotten van de zorgverzekeraars
het onderhanden werk overstijgen
kan er sprake van zijn dat voorschotten nog niet aan de behandeling van patienten zijn besteed.
Gezien het feit dat zorgverzekeraars
doorgaans niet meer dan 75%–80%
van het onderhanden werk wensen
te bevoorschotten lijkt die situatie
echter niet voor de hand te liggen.
De gedachte dringt zich dan ook op
dat het verpandingsverbod met
name is bedoeld om te voorkomen
dat banken een claim op de zorgverzekeraars kunnen krijgen. Deze zijn
over het algemeen namelijk de
grootste debiteuren van een zorginstelling, aangezien het onderhanden
werk een latente claim op de
zorgverzekeraars is en de facturering van behandelingen van patienten met name via de zorgverzekeraars loopt. Op het moment dat
banken dan ter zekerheidstelling
van hun kredietverlening (in
rekening courant) een pandrecht
wensen te vestigen op deze elementen, dan ontstaat een directe (zij het
nog immateriele) claim van banken
op de zorgverzekeraars. Begrijpelijkerwijs vinden de verzekeraars dit
een oncomfortabele situatie; een
verpandingsverbod in de contracten
met de zorginstellingen is dan een
logische stap.
Zorginstellingen onder druk
Banken en zorgverzekeraars staan
daarmee lijnrecht tegenover elkaar,
zodanig dat de financiering van
zorginstellingen onder druk kan
komen te staan. Een dringend
verzoek tot een einde van het
verpandingsverbod van De Nederlandse Vereniging van Banken aan
minister Schippers heeft nog altijd
niet mogen baten, waardoor de
individuele zorginstelling in dit spel
tussen twee vuren staat en lijdzaam
moet toezien.
De banken lijken een terecht punt te
hebben. In deze publicatie bieden wij
een aanzet om het probleem te
kwantificeren en zo te analyseren of
en in welke mate de zorgverzekeraars een scheve schaats rijden met
het verpandingsverbod. Daarvoor
De banken lijken
een terecht punt
te hebben.
1
PUBLICATIE
Juni 2014
kijken wij naar de cash conversion
cycle van de acht universitaire
medische centra in Nederland,
aangezien dit een vrij kleine homogene groep binnen de sector is.
Daarbij staat:
 DIO voor Days Inventory Outstanding3, het gemiddeld aantal dagen
dat het bedrijf voorraad aanhoudt;
 DSO voor Days Sales Outstanding4,
het gemiddeld aantal dagen dat
een verkoopfactuur openstaat; en
De cash conversion cycle
De cash conversion cycle (CCC) heeft
betrekking op de operationele cyclus
van een organisatie en geeft inzicht
in de cash-efficientie: hoe snel
(uitgedrukt in dagen) is de organisatie in staat een euro die zij uitgeeft
aan inkoop (crediteuren) weer terug
te ontvangen door verkoop van de
productie (debiteuren). Naarmate de
cash conversion cycle korter is
(hogere omloopsnelheid van cash), is
ook het kapitaalsbeslag van voorraden, onderhanden werk en debiteuren kleiner, waardoor de financieringsbehoefte uit hoofde van het
werkkapitaal1 ook kleiner is.
De ‘standaard’ cash conversion
cycle2 voor een bedrijf wordt bepaald door de debiteurentermijn
(het gegeven klantenkrediet) op te
tellen bij de voorraadtermijn en de
crediteurentermijn (het ontvangen
leverancierskrediet) daarop in
mindering te brengen:
 DPO voor Days Payable Outstanding5, het gemiddeld aantal dagen
dat een inkoopfactuur openstaat.
Bij zorginstellingen is echter ook het
onderhanden werk (nog niet gesloten DBC’s), de nog te factureren
omzet (gesloten maar nog niet
gefactureerde DBC’s) en de bevoorschotting door de verzekeraars een
significant onderdeel van het werkkapitaal. Deze dienen daarom ook in
de cash conversion cycle te worden
betrokken (in Figuur 1 wordt deze
schematisch weergegeven):
zorg cash conversion cycle
(DIO + DSO – DPO) + (DBO – DAO)
Daarbij staat:
 DBO voor Days Billing Outstanding6, het gemiddeld aantal dagen
onderhanden werk plus nog te
factureren bedragen; en
standaard cash conversion cycle
DIO + DSO – DPO
Figuur 1 — De cash conversion cycle in de zorg
nog te factureren
voorraadtermijn
(DIO)
crediteurentermijn
(DPO)
(DBO)
bevoorschottingstermijn
(DAO)
© Copyright Montesquieu
ohw
debiteurentermijn
(DSO)
cash conversion cycle
CCC
 DAO voor Days Advances Outstanding7, het gemiddeld aantal dagen
bevoorschotting (bevoorschottingstermijn) dat de instelling
heeft ontvangen van verzekeraars.
Werkkapitaalfinanciering
Naast de verzekeraars hebben de
banken een belangrijke rol in de
financiering van het werkkapitaal.
De verzekeraars financieren met de
bevoorschottingen een gedeelte van
het onderhanden werk, terwijl
banken het overige werkkapitaal
veelal financieren met een faciliteit
in rekening courant. In de technische bijlage is te zien dat de standaard CCC op gemiddeld 14,4 dagen
ligt, wat betekent dat de instelling
een financieringsbehoefte heeft van
14,4 dagen, ofwel 3,9% van de
omzet8. Aangezien verzekeraars niet
bevoorschotten op de standard cash
cycle, dient deze financieringsbehoefte met de bancaire faciliteit te
worden opgevangen.
Uit het onderhanden werk proces
komt een additionele financieringsbehoefte van gemiddeld 53,4 dagen
(14,6% van de omzet) naar voren
(DBO – DAO). Dit bestaat uit 19,0
dagen voor Onderhanden werk
DBC’s netto van bevoorschotting
(DBO[ohw] – DAO; 5,2%) plus 34,4
dagen voor Nog te factureren DBC’s
(DBO[ntf]; 9,4%). Aangezien dit
reeds netto van de bevoorschotting
door de verzekeraars is, slaat ook
deze financieringsbehoefte neer bij
de bancaire faciliteit; in totaal dus
18,5% van de omzet.
2
PUBLICATIE
Juni 2014
Het is opvallend te moeten constateren dat wanneer de Nog te factureren DBC’s buiten beschouwing
worden gelaten de financieringsbehoefte voor werkkapitaal een kleine
10% van de omzet beslaat9, wat een
redelijk gangbare richtlijn is. De
additionele behoefte als gevolg van
de Nog te factureren DBC’s maken
echter dat de financieringsbehoefte
voor werkkapitaal bijna verdubbelt.
Terwijl de verzekeraar dus slechts
6,4% van de financieringsbehoefte in
het werkkapitaal dekt10, betrekt (of
beperkt) zij 100% van het verpandbaar vermogen van de instellingen.
De bank daarentegen dekt met een
rekening courant faciliteit ruim
18,5% van de financieringsbehoefte
in het werkkapitaal, maar dient dat
feitelijk blanco te doen.
Conclusie
Verzekeraars hebben in contracten
met de instellingen naast een
verrekeningsbeding veelal een
verpandingsverbod opgenomen,
waardoor banken vrijwel geen
zekerheden kunnen vestigen ten
behoeve van hun werkkapitaalfinanciering aan deze instellingen. Het
argument daarbij is dat geld dat
bestemd is voor de behandeling van
patienten niet naar banken mag
vloeien. Wij vragen ons echter af of
de verzekeraars hier niet een scheve
schaats rijden, aangezien in geval
van onderhanden werk en debiteurenposten de zorg aan patienten
immers al is geleverd.
Met behulp van de cash conversion
cycle hebben wij gekeken hoe scheef
© Copyright Montesquieu
die schaats is, waarbij wij ons gericht
hebben op de beperkte en homogene
groep van universitaire medische
centra. De analyse laat zien dat
banken een fors grotere exposure op
de instellingen hebben dan de
verzekeraars: 6,4% van de omzet
voor verzekeraars vs. 18,5% voor
banken. Saillant detail daarbij is dat
ruim de helft van deze exposure voor
de banken (door Nog te factureren
DBC’s) is veroorzaakt door administratieve problemen in het declaratiesysteem en de langdurige onderhandelingen tussen verzekeraars en
instellingen.
Indien we kijken naar de zekerhedenpositie, dan rijdt de schaats
echter nog schever. Door het verrekeningsbeding hebben de verzekeraars een (meer dan) 100% dekking
van hun exposure, terwijl de banken
door het verpandingsverbod feitelijk
geen dekking hebben op hun werkkapitaalfinanciering.
Banken hebben dus wel degelijk een
punt als zij argumenteren dat de
verzekeraars het verpandingsverbod
uit hun contracten dienen te schrappen en zij hebben daarmee terecht
de situatie op scherp gesteld. Het
nadeel is alleen dat de zorginstellingen op dit slagveld slechts toekijkende partij zijn, maar wel midden
tussen het geweld staan. Zij hebben
geen invloed op de situatie, maar
worden er wel door getroffen
doordat de continuïteit van hun
financiering ter discussie staat. Een
typisch geval van “between a rock
and a hard place”.
Voetnoten
1. De oplettende lezer zal opmerken dat
overlopende activa en passiva ook
onderdeel uitmaken van het werkkapitaal en daarmee de eventuele financieringsbehoefte. Deze elementen worden
in de cash conversion cycle echter buiten
beschouwing gelaten en zijn daarbij ook
niet direct relevant voor de kern van
deze publicatie.
2. In deze publicatie wordt waar mogelijk
van BTW geabstraheerd.
3. DIO = 365 * Voorraden / Inkoopwaarde
van de omzet
4. DSO = 365 * Debiteuren / Omzet
5. DPO = 365 * (Crediteuren + stijging
Voorraden) / Inkoopwaarde van de
omzet
6. DBO = 365 * (Onderhanden werk DBC’s +
Nog te factureren omzet DBC’s) / Omzet
7. DBO = 365 * (Onderhanden werk DBC’s +
Nog te factureren omzet DBC’s) / Omzet
8. 100% * 14,4 / 365 = 3,9% van de omzet
9. Overeenkomend met 33,4 dagen
(14,4 + 19,0).
10. Overeenkomend met 23,2 dagen, zie de
technische bijlage.
MONTESQUIEU
Bezoekadres:
Buitenplaats Vaeshartelt
Weert 11
6222 PG Maastricht
Postadres:
Postbus 414
6200 AK Maastricht
Tel: 043 - 325 50 50
[email protected]
3
TECHNISCHE
BIJLAGE
Juni 2014
Door: Oscar Peters - Senior Advisor
BETWEEN A ROCK AND A HARD PLACE
Databeschrijving
De data voor deze analyse is gebaseerd op uitsluitend openbare
informatie: van de acht universitaire
medische centra in Nederland zijn
de jaarrekeningen van 2009 t/m
2012 als uitgangspunt genomen,
waarbij de jaarverslagen zijn
gedownload van
www.jaarverslagenzorg.nl. Uit deze
jaarrekeningen zijn de navolgende
posten gebruikt om de berekeningen te kunnen uitvoeren:
 Voorraden
 Onderhanden werk DBC’s
 Nog te factureren omzet DBC’s
 Bevoorschotting verzekeraars
teerd; dit zijn veelal de inkopen
waardoor de voorraden en
crediteurenposten ontstaan (DIO,
DPO).
2. De post Overige bedrijfskosten
wordt gecorrigeerd voor de
Dotatie voorzieningen (DIO,
DPO);
3. De Ongefactureerde omzet
bestaat uit de som van de posten
Onderhanden werk DBC’s en Nog
te factureren omzet DBC’s (DBO);
4. Voor de balansposten wordt
uitgegaan van het gemiddelde
van het boekjaar en het voorgaande boekjaar, waardoor alleen
de jaren 2010 – 2012 in de
analyse worden betrokken.
Analyse
Figuur I geeft het verloop van de
standaard cash conversion cycle
(sCCC) weer voor de universitaire
medisch centra in de periode 2010 –
2012. De figuur laat goed zien dat er
een sterk stijgende lijn is in de
periode 2010 – 2012. Dit wordt
veroorzaakt doordat de debiteurentermijn (DSO) fors is opgelopen
(+16 dagen, +60%), terwijl de
crediteurentermijn (DPO) nagenoeg
gelijk is gebleven (+2 dagen, +5%).
Ondanks dat dit voor nagenoeg alle
instellingen aan de orde is, zijn er
wel verschillen in het absolute
niveau van de sCCC. Waar UMC’s 2, 3
en 5 in 2012 op lage (of zelfs nega-
 Debiteuren
 Crediteuren
Figuur I – Standaard cash conversion cycle (sCCC)
 Totaal bedrijfsopbrengsten, en
100
 Overige bedrijfskosten.
2010
2011
2012
80
60
Ten aanzien van deze posten is een
aantal nuanceringen op zijn plaats:
1. Aangezien de inkoopwaarde van
de omzet in de zorg niet aan de
orde is, is hiervoor de post
Overige bedrijfs-kosten gehan-
40
14,4
20
0
-20
umc1
© Copyright Montesquieu
umc2
umc3
umc4
umc5
umc6
umc7
umc8
TOTAL
4
BIJLAGE
Juni 2014
tieve) single digits zitten, wat duidt
op een goed georganiseerd cash
proces, hebben UMC’s 1, 6 en 7
niveaus boven de twintig dagen.
Gemiddeld ligt de sCCC op 14,4
dagen in 2012, waarbij een uitgegeven euro dus binnen 14 dagen weer
terug in de organisatie komt.
Echter, indien de “netto onderhanden werk termijn” (DBO - DAO) ook
in de analyse wordt betrokken, dan
ontstaat een minder rooskleurig
beeld (zie Figuur II). De cash conversion cycle laat nog steeds een
stijgende lijn zien in de periode 2010
– 2012, maar het niveau ligt gemiddeld 53,4 dagen hoger. Het onderhanden werk wordt dus gemiddeld
53 dagen niet door de zorgverzekeraar gefinancierd?
Nadere beschouwing van dit “netto
onderhanden werk” (zie Figuur III)
laat ook een stijgende lijn zien in de
periode 2010 – 2012. De snelle
conclusie zou dan zijn dat de verzekeraars gemiddeld steeds langer
wachten met bevoorschotten. Dat
blijkt echter niet aan de orde, zie
Figuur IV. De gemiddelde bevoorschottingstermijn1 is in 2012 zelfs
iets lager dan in 2010 (-1 dag),
hoewel de verschillen voor individuele instellingen wel groot kunnen
zijn (zie bijvoorbeeld UMC 1 vs. UMC
2). De ontwikkeling is dan ook een
gevolg van de stijging van de DBO.
De DBO wordt berekend uit twee
posten, namelijk het Onderhanden
werk DBC’s en Nog te factureren
DBC’s. De DBO door het Onderhanden werk – DBO[ohw], zie Figuur V –
laat een dalende lijn zien in de
© Copyright Montesquieu
Figuur II – Zorg cash conversion cycle (zCCC)
2010
100
2011
80
2012
67,8
60
40
20
0
-20
umc1
umc2
umc3
umc4
umc5
umc6
umc7
umc8
TOTAL
Figuur III – DBO -/- DAO
2010
100
2011
2012
80
53,4
60
40
20
0
-20
umc1
umc2
umc3
umc4
umc5
umc6
umc7
umc8
TOTAL
Figuur IV – DAO
2010
100
2011
2012
80
60
40
23,2
20
0
-20
umc1
umc2
umc3
umc4
umc5
umc6
umc7
umc8
TOTAL
5
BIJLAGE
Juni 2014
periode 2010 – 2012, wat betekent
dat het onderhanden werk relatief
gezien kleiner is geworden (voor
bijvoorbeeld AZM zelfs fors kleiner).
Echter, de DBO door de post Nog te
factureren DBC’s (DBO[ntf], zie
Figuur VI) geeft een heel ander
beeld: een zeer sterke stijging in de
periode 2010 – 2012. De stijging van
de “netto onderhanden werk termijn” en daarmee de zCCC wordt dus
met name verklaard door de sterk
toegenomen DBO van de Nog te
factureren DBC’s2.
Figuur V – DBO van onderhanden werk, DBO[ohw]
2010
100
2011
2012
80
60
42,2
40
20
0
-20
umc1
umc2
umc3
umc4
umc5
umc6
umc7
umc8
TOTAL
Figuur VI – DBO van Nog te factureren DBC’s, DBO[ntf]
2010
100
2011
2012
80
Voetnoten
1. Deze bedraagt 23,2 dagen in 2012.
2. De toename van de post Nog te factureren
DBC’s is te verklaren uit de langdurige
onderhandelingen tussen verzekeraars en
instellingen over de contractprijzen in 2012
en de administratieve problemen van het
declaratiesysteem.
© Copyright Montesquieu
60
34,4
40
20
0
-20
umc1
umc2
umc3
umc4
umc5
umc6
umc7
umc8
TOTAL
6