Midden-Delfkrant Midden-Delfkrant nr. 69 Foto Fred Hess verschijnt viermaal per jaar losse nummers f 6,00 vijftiende jaargang nr. 1, april 1991 2 Midden-Delfkrant Midden-Delfkrant Redactioneel De Midden-Delfkrant verschijnt zesmaal per jaar Redactie: Arie van den Berg Ankie Maessen Arie Gisthoorn Marika van Ooststroom Frits van Ooststroom (eindredactie) Henk Tetteroo Rita Woudstra (coördinatie) Verder werkte(n ) mee: Sjaan van Winden Fotografie: Fred Hess, 's-Gravenhage Basis Lay-out: Frits van Ooststroom Productie en druk: Sieca Repro B.V. , Delft Daar is hij dan eindelijk: de nieuwe Midden-Delfkrant in zijn nieuwe jas! Zo'n nieuw uiterlijk vergt een lange voorbereidingstijd en het is ook wennen aan het werken met de tekstverwerker. Nu alles op de 'floppy' naar de drukker gaat is het nauwelijks mogelijk om op het laatste moment nog 'gaatjes te vullen' en bijvoorbeeld de onderschriften bij de afbeeldingen samen te stellen. We vertrouwen echter op een goede samenwerking met de drukker zodat we op den duur de schoonheidsfoutjes kunnen wegwerken. Het blijft wennen ..... Het tijdig uitbrengen van voldoende nummers van de Midden-Delfkrant blijft op dit moment toch nog een probleem. Door de nieuwe productiewijze vindt er een taakverschuiving plaats die zich nog moet ·u itkristalliseren. De voorzitter gaat hiernaast op deze problemen in. Verder is dit een 'normaal' nummer van de krant. Actualiteit naast historie en natuur. Het begin van een reeks over de boerderijen in de Vlaardingse Holierhoekse Polder. Een lang artikel over ganzen in Midden -Delfland. We hopen dat u onze tijdelijke afwezigheid wilt excuseren en dat u weer veel genoegen beleeft aan uw eigen MiddenDelfkrant. Overname van artikelen is in vele gevallen mogelijk in overleg met de redactie. Kopij en suggesties voor kopij zijn van harte welkom bij de redactie. Verantwoording Publicatie van artikelen behoeft niet te betekenen dat de daarin vervatte meningen het inzicht van de MiddenDelfland Vereniging weergeven. Midden-Delfland Vereniging Redactie-adres: Oostveenseweg 6, 2636 ED Schipluiden Telefoon (01738) 86 30 Uitgave De Midden-Delfkrant is een uitgave van de Midden-Delfland Vereniging en van de Stichting Bezoekerscentrum Midden-Delfland. Abonnementen op de MiddenDelfkrant zijn alleen mogelijk door lid te worden van de Midden-Delfland Vereniging. De minimum contributie bedraagt f 22,50 per jaar, voor jeugdleden (t.lm 17 jaar) f 7,50. Aanmelding door storting op postrekening 3928463 ten name van de Midden-Delfland Vereniging te Vlaardingen, onder vermelding van 'nieuw lid'. U kunt ook bellen: (010) 4 74 25 98 ('s avonds) of schrijven: Secretariaat Midden-Delfland Vereniging, Londenweg 123, 3137 LV Vlaardingen. Opzegging van het lidmaatschap/ abonnement uitsluitend schriftelijk aan het secretariaat. Opzegging kan slechts geschieden tegen het einde van het verenigingsjaar en met inachtneming van een opzegtermijn van vier weken. vijftiendejaargang nr. 1, april 1991 Secretariaat Midden-Delfland Vereniging Londenweg 123, 3137 LV Vlaardingen Telefoon (010) 4 74 25 98 ('s avonds) Postbank 3928463 Verenigingsregister Delft V 397143 J . Koorevaar, voorzitter Leeuwerikplantsoen 23 2636 ET Schipluiden Telefoon (01738) 88 74 F.W. van Ooststroom secretaris/penningmeester Londenweg 123, 3137 LV Vlaardingen Telefoon (010) 4 74 25 98 ('s avonds) de bevolking van Midden-Delfland en omliggende steden te informeren over, en nauw te betrekken bij het beheer van het gebied en bij de voorbereiding en uitvoering van veranderingen in dit gebied; het kritisch volgen van dit beheer en van de voorbereiding en uitvoering van die veranderingen alsmede het stimuleren van een actieve inbreng van de bevolking daarin; het bevorderen van het onderlinge begrip tussen de verschillende belanghebbenden in dit gebied, mede door het stimuleren van onderlinge kontakten. (artikel 2 van de statuten) D. van den Bosch Holierhoek 28, 2636 EJ Schipluiden Telefoon (01738) 89 03 J .P. van Noordt Westgaag 96 b, 3155 DJ Maasland Telefoon (01899) 181 57 S. van der Kooij Zuidbuurt 29, 3141 EN Maassluis Telefoon (01899) 143 96 P.W. van Winden Schieweg 166, 2627 AS Delft Telefoon (015) 56 31 17 M.J. Woudstra-Brinkhuis 't Woudt 1, 2635 AB Den Hoorn ZH Telefoon (01738) 94 30 Midden-Delfkrant 3 Van de voorzitter Dit eerste nummer van de krant in 1991 sluit hopelijk een vervelende periode af: een periode, waarin de krant onregelmatig en minder vaak dan beoogd bij u in de bus kwam. De oorzaak daarvan is niet uniek voor onze vereniging, maar wij zijn er nu wel meer dan vroeger mee in aanraking gekomen: de vereniging en ook de redactie steunt Óp vrijwilligers, meestal amateurs, die naast hun dagelijkse werk en bestaan vele uren aan deze aktiviteit besteden en zich op deze manier verdienstelijk maken voor de zaak van Midden-Delfland. Maar het is heel begrijpelijk, dat soms de maat vol is en voorkeur moet worden gegeven aan eigen zaken. Dat nu speelde de redactie parten en dan ligt stagnatie voor de hand. Een snelle oplossing is ook niet altijd voor het grijpen. Toch hebben wij als bestuur goede hoop dat de redactie van de krant er vanaf nu in zal slagen een regelmatige verschijning van 4 x per jaar te bewerkstelligen. Er is met de redactie bezien welke stappen genomen moesten worden om het zover te krijgen; als resultaat daarvan is onder meer gezocht naar versterking van de redactie en die is gevonden in de persoon van Rita Woudstra. Een nieuwe produktiemethode (Desk Top Publishing) kan enorm werkbesparend zijn en het maken van de krant dus vergemakkelijken. Als teken van de veranderingen verschijnt de krant ook in een nieuw jasje, samen met de presentatie van de vereniging als geheel. De geringere verschijning van de krant was voor het bestuur aanleiding om de door de ledenvergadering reeds goedgekeurde contributie-verhoging per 1 januari 1991 niet door te laten gaan. Zo nodig komen we op de jaarvergadering bij u terug met een voorstel. Redactie, veel succes met uw werk aan het visitekaartje van de vereniging. Voelt u zich als lid aangesproken om mee te"doen , dan bent u welkom. We kunnen nog heel wat ondersteuning gebruiken! J.Koorevaar Reconstructie-actualiteiten In haar vergaderingen van 28 november en 23 januari heeft de Reconstructiecommissie zich voornamelijk met twee belangrijke kwesties bezig gehouden. In de eerste plaats het Transportcentrum Westland. De provincie vroeg een oordeel van de commissie over het voorstel om het verlies aan open ruimte bij realisering van het Transportcentrum te compenseren met een open te houden gedeelte van de Groeneveldse polder, gelegen binnen de gemeente Schipluiden, grenzend aan de Zweth. Een door uw vertegenwoordiger in de commissie ingebracht redactioneel voorstel, waarbij een eerder ingenomen afwijzend standpunt ten aanzien van de gehele operatie, met inbegrip van het compensatie-voorstel, onverkort werd gehandhaafd vond voldoende bijval om grondslag van de antwoordbrief aan Gedeputeerde Staten te worden. Teleurstellend was evenwel het door de minister van VROM ingenomen goed- keurende standpunt ten aanzien van de door de provincie vastgestelde streekplan wijziging. De minister onderschrijft een door de Rijks Planologische Commissie uitgebracht advies dat in het kort hierop neerkomt: de R.P.C. gaat accoord met de streekplanwijziging, onder erkenning van het belang van de vestiging van het Transportcentrum en de zorgvuldige locatie-selectie. de wenselijkheid om het betrokken gebied door wetswijziging aan de invloed van de Reconstructiewet te onttrekken. de aanbeveling om, als compensatie voor dit verlies, het reeds genoemde deel van de Groeneveldse polder als bufferzone aan te wij:~:en, zonder deze onder de werking van de Reconstructiewet te brengen, gezien de daaraan verbonden vertragende gevolgen voor geheel Midden-Delfland. Een spoedige indiening van het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer ligt nu in de verwachting. Overigens is de Midden-Delfland Vereniging nog in afwachting van een antwoord op haar brief, waarin zij in november de minister nog heeft verzocht geen enkele medewerking aan het omstreden plan te verlenen. Het bestuur van de vereniging ziet hierin trouwens geen aanleiding het hoofd in de schoot te leggen. Vele procedures, te beginnen met de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel, liggen nog in het verschiet. Daarbij biedt de parallel te verwachten bestemmingsplanprocedure in laatste instantie zelfs de mogelijkheid een Kroon-uitspraak uit te lokken. Deze procedures kunnen wellicht een paar jaar in beslag nemen. Een merkwaardige nuance vormt overigens de eind-vaststelling onlangs door GS van het deelplan 'Gaag'. Dat plan biedt geen plaats voor een Transportcentrum en de provincie heeft er blijkbaar toch geen goedkeuring aan willen onthouden. Wij beschikken nu dus zowel over een 'Programma' als over een deelplan 'Gaag', die beide, na een z~are vaststellingsprocedure, geen Transportcentrum toestaan! vijftiende jaargang nr. 1, april1991 4 Midden-Delfkrant 2,5 miljoen kubieke meter gif (Foto Fred Hess) Dat de vaststelling van het deelplan van veel wijder belang is spreekt van zelf. Daarom hierover nog enkele opmerkingen. Als belangrijke volgende stap op weg naar de planrealisering betekent dit onder meer dat de aanleg van een belangrijk tuinbouwvestigingsgebied aan de rand van het Westland nu gestalte kan krijgen. Wel heeft GS, onder meer beïnvloed door een aantal bezwaarschriften, nog heel wat correcties en wijzigingen in het plan aangebracht. Overwegend betreffen deze details, maar ten minste één meer principiële zaak mag niet onvermeld blijven, namelijk het schrappen van een door de commissie vastgesteld alternatief tracé voor het Dijkpolderpad (een voetpad door de weilanden onder Maasland) en het weer opnemen van het vanouds bestaande voetpad. Zodoende heeft de jarenlang met ogenschijnlijk succes gevoerde actie van de betrokken boeren tegen dat pad toch nog schipbreuk geleden . Liefhebbers van een vrije wandeling door de groene dreven zullen daar evenwel geen traan om laten! Een tweede omstreden punt op de commissie-agenda vormde het gezamenlijke voornemen van Rotterdam en de provincie om in de Noordelijke punt van de Oost-Abtspolder (een driehoek tussen Schie en Poldervaart) een zogenoemde DOP (definitieve opslagplaats voor vervuilde grond) in te richten. In het vorige nummer van deze krant is daarvan al melding gemaakt. Inmiddels kwam een MER (milieuvijftiendejaargang nr. 1, april 1991 effect-rapportage) in concept gereed en daarover werd een oordeel van de commissie gevraagd. Zou dat positief luiden dan zouden verdere stappen om het plan tot uitvoering te brengen spoedig kunnen worden gezet. Een zekere bereidheid tot medewerking, gebaseerd op het besef dat de gemeenschap nu eenmaal met dit precaire probleem zit, overheerste in de commissie. Wel werd, met name ook door de vertegenwoordiger van de Midden-Delfland Vereniging, met klem aandacht gevraagd voor de negatieve aspecten van het plan: langdurig uitstel van de uiteindelijke inrichting van het gebied tot recreatief productiebos, terwijl eerder juist tot voorrangsuitvoering was besloten. milieuhygiënische risico's verbonden aan een blijvend depot van 2,5 miljoen kubieke meter vervuilde grond (een laag van ruim 5 m dik op een kleine 50 ha!). Wat betreft het eerstgenoemde gaat het plan uit van een gebruiksduur van vijf jaar - einddatum onbekend zolang de begindatum nog niet vaststaat. Wat betreft het tweede punt, het meest wezenlijke onderwerp van de MER, daartoe worden een reeks van voorzorgen en beschermende maatregelen in het vooruitzicht gesteld. Deze omvatten onder meer zorgvuldige controle van de aangeboden specie alvorens deze geaccepteerd wordt, meerlagige drainagestelsels met aparte lozing en eventueel zuivering van het afte voeren water en in het bijzonder een volledig 'inpakken' van de vervuilde grond in kunststoffolie. Ten slotte afdekking met een laag van minstens een meter schone teelaarde, waarin het productiebos wordt geplant. Een en ander onder de aanname dat de folie m instens dertigjaar meegaat, waarna het dan kaprijke bos zou moeten worden geruimd en herplant om reparatie of vernieuwing mogelijk te maken. Hoewel vertrouwen in de bonafiditeit van de verrichte studie en de aanbevolen werkwijze zeker op zijn plaats is valt het toch moeilijk ja te zeggen tegen 'deze zorgvuldig ingepakte gifbom van 2,5 miljoen kubieke meter, die daar voor de eeuwigheid zal liggen', zoals dezerzijds ter vergadering werd opgemerkt. Als binnenkort de MER officieel ter visie wordt gelegd verdient dit zeker de nauwlettende aandacht van een breed publiek. Ook de reconstructiecommissie heeft hierover nog niet het laatste woord gezegd. Wellicht een goede aanleiding om deze rapportage te besluiten met het nog resterende vergaderschema van de Reconstructiecommissie voor dit jaar: 27 maart, 24 april, 26 juni, 28 augustus, 25 september, 23 oktober, en 27 november. Al deze vergaderingen bieden de mogelijkheid om van het spreekrecht gebruik te maken. D. van den Bosch Midden-Delfkrant Boerderijen in de Holierhoekse Polder Een wandeling over de Holyweg en de Trekkade in Vlaardingen in de jaren vijftig, zestig en zeventig van deze eeuw. In 1985 verscheen in de Midden-Delfkrant een artikel van Frans W. Assenberg over de boerderijen van de voormalige Broekpolder in Vlaardingen. Om het beeld een beetje completer te maken leek het hem een aardig idee ook de boerderijen in de Holierhoekse Polder te inventariseren. Een deel van deze polder onderging een zelfde lot als de erna~st gelegen Broekpolder. In dit nummer het eerste deel van een korte reeks. We beginnen de tocht via de Holyweg. De Holierhoekse Polder Laten we nu eerst even gaan kijken wat de Holierhoekse Polder inhield voordat hij onderging in de vaart der volkeren. De eigenlijke naam is Holier· hoekse en Zouteveense Polder. Eerstgenoemde polder lag ten noorden van de Kethelweg, vroeger de Vlaardingseweg geheten. Deze weg was tevens de zuidgrens. De westgrens liep door de Vlaardinger Vaart, de noord grens was de Zweth en de oostgrens tenslotte werd gevonnd door de Harreweg. De Holierhoekse en de Zouteveense Polder zijn vroeger twee afzonderlijke polders geweest. Zij zijn dit gebleven tot 1859. In hetjaar 1941 kwam (de gemeente) Zouteveen vanwege de opdeling door de Duitsers bijna in 5 Onze reeks artikelen over de boerderijen in de Holierhoekse Polder is een (hier en daar ingekorte) weergave van de eerdere publicatie in Tijdschrift 42, september 1989, een uitgave van de Historische Vereniging Vlaardingen. Dit artikel is eigenlijk bedoeld voor jonge mensen. Want zij hebben er amper weet van dat ook de Holywijk eens een mooi landelijk stuk Vlaardingen was waar je je te goed kon doen aan een tocht over de Holyweg en Trekkade. (Natuurlijk is het ook voor ouderen, wij hebben Vlaardingen en Vlaardinger Ambacht aan hen te danken.) Dat het er goed toeven was blijkt uit het feit dat sommige families generaties lang in dezelfde omgeving of op dezelfde boerderij bleven wonen. Wellicht lag dat in de aard lian boerenfamilies. Toch moet men dit bestaan hebben gewaardeerd boven dat in de stad. Overigens is het omgekeerde ook het geval: een visser werd ook geen boer, (ja visboer). Namen als Oosthoek, Zonneveld, Moerman, Dijkshoorn enzovoort hebben een agrarische klank. Als je met de vroegere bewoners van de Holierhoekse Polder (en de Broekpolder) praat, is het net of alles er -nog staat, zo goed weet men te vertellen hoe alles was vóór de stad werd uitgebreid. \Uoral door deze "oral history" of mondelinge geschiedenis komen veel zaken die bijna verloren waren gegaan boven water. Zo krijgt het beeld meer diepte. Zuid-Westelijk gedeelte van de Holierhoekse Polder. Krukius (1712) r- _."_,a 6 haar geheel bij Schipluiden . Per 1 januari 1971 zijn de Holierhoekse en Zouteveense Polder, de Lage Abtwoudse Polder alsmede de Polder Noord Kethel en de Kerkpolder opgeheven en opgegaan in het nieuwe bemalingsgebied Vockestaart. Voordat de polder overschakelde op Midden-Delfkrant een blik werpen op het reilen en zeilen van het bestuur van de polder in de vijftiger jaren. Aan het begin van die maand werd er in zaal Concordia aan de Vlaardingse Westhavenkade een vergadering gehouden van de ingelanden van de polder. Ingelanden, een alweer bijna vergeten begrip, zijn Het begin van de Holyweg met de eerste 'L·illa' (hij staat er nog). Op de achtergrond de boerderij van Chardon . Foto collectie Gemeente-archief Vlaardingen. moderne bemaling, dat wil zeggen door middel van stoom, diesel , of elektrische nergie, zorgden zes windmolens voor de regeling van het waterpeil. Te beginnen vanuit Vlaardingen waren dat achtereenvolgens de Holierhoekse of Hooglandse Molen, de Nieuwe Molen, de Zwethmolen, de Schouw- of Slinkslootmolen, de Buiksloot, of Middelmolen en tot slot de Noordmolen. De zes windmolens stonden allemaallangs de Vlaardinger Vaart. Hier en daar zij n de molenwerven nog waar te nemen. Niet alleen stonden er molens in de polder, de meeste gebouwen waren boerderijen. Sommige eeuwen oud, andere moderner. Hiermee zijn we tevens bij ons uitgangspunt van dit onderwerp: boerderijen in de Holierhoekse Polder. Met name bij de boerderijen en woonhuizen die voor de stadsuitbreiding letterlijk het veld moesten ruimen. Boerderijen en woonhuizen langs de Holyweg We gaan naar buiten . We gaan een wandeling maken over de Holyweg of zoals hij ook wel werd genoemd de Holierhoekse Wegh. We verplaatsen ons voor deze tocht in gedachten naar de jaren vijftig en zestig (en zelfs nog naar de jaren zeventig) van deze eeuw. Recente geschiedenis dus. In april 1955 is er eigenlijk in de Holierhoekse Polder nog niets te bespeuren van de expansiedrift van de ~ aardingse stadsbestuurders. Wel kunnen we even vijftiendejaargang nr. 1, april1991 grondbezitters en gebruikers van grond binnen een polder. Zij vormen samen met de dijkgraaf het polderbestuur. Voorzitter van onze polder was destijds K. Chardon die in zijn openingswoord memoreerde dat de rekening voor geleverde elektriciteit f 4.000 hoger lag dan het jaar daarvoor. Vanwege de hevige regenval had men meer moeten malen om de voeten droog te houden. Niettemin kon men hetjaar 1954 toch met een batig saldo afsluiten. Om goedkoper stroom te krijgen vatte men het plan op 's nachts en op zondag te gaan malen. Dit had tot gevolg dat er van de plaatsvervanger van de machinist van het gemaal meer zou worden gevergd. De vergadering kon zich niet verheugen in een overmatige belangstelling. Met pijn en moeite kon er aan het vereiste aantal stemmen worden voldaan. Vier jaar later is het bij zo'n zelfde bijeenkomst al niet veel beter. In totaal zijn er tijdens de jaarvergadering van de polder in april 1959, gehouden in het stadhuis van Vlaardingen, van de 599 stemgerech tigde ingelanden slechts 230 stemmen vertegenwoordigd. Uit het jaarverslag van 1958 blijkt dat men onder andere een maaiboot heeft aangeschaft. Hiermee konden poldersloten machinaal worden gereinigd en schoongehouden. Het apparaat werkte boven verwachting. Er werd overwogen om er ten behoeve van het Hoogheemraadschap van Delfland een demonstratie mee te geven. De maaiboot bood nog meer voordelen. Er werd een belangrijke besparing mee gedaan op de jaarlijkse loonkosten. Het scheelde namelijk een vo lwaardige arbeidskracht per jaar' In deze vergadering was wel iets van de uitbreiding van de stad te merken. Er werd namelijk geïnformeerd hoe de waterafvoer moest worden geregeld van het nieuw te bouwen (Holy) ziekenhuis. Geantwoord werd dat de nodige voorzieningen getroffen zouden worden voor dit werk. Dit zou dan zodanig gebeuren dat verontreinigingen worden vermeden . Na de rondvraag sloot voorzitter Chardon de "vlot verlopen en geanimeerde bijeenkomst op de gebruikelijke wijze". Clattenburg Vroeger begon de Holyweg bij het oude Raadhuis van Vlaardinger Ambacht, thans Stadsarchief. Toen men bij de renovatie van het archief de klimop verwijderde kwam er een naambordje tevoorschijn met "Holyweg" er op. Vanwege de woningbouw werd er een Zondagse kerkgang van de familie Chardow. Foto collectie Gemeentearchief Vlaardingen . Midden-Delfkrant deel van de Holyweg veranderd in Prins Bernardlaan. Hierdoor begon toen de Holyweg bij de boerderij van Chardon . Deze plaats heette vroeger Clattenburg en vormt tevens het uitgangspunt van onze reis over de Holyweg. Klaas Chardon was boer op "Clattenburg". Aan het eind van de Prins Bernardlaan is nog de terp te zien waar de boerderij stond. Ten onrechte wordt het stukje weg erom heen, vanaf het einde van de Prins Bernardlaan naar de burgerneester Verkadesingel "Het laantje (of landje) van Chardon" genoemd. Hét laantje van Chardon is de nog bestaande oprijlaan naar de plaats van de voormalige boerderij . Gelukkig is de volksmond hardnekkig waardoor de herinnering aan de boerderij van Chardon levendig blijft. Clattenburg is dus de naam van de boerderij die in de 14e eeuw op die plaats aanwezig was. In 1346 houdt Claes Heynenzoon vijf morgen land in dit gebied in leen. (Een "morgen" is zoveelland als op een morgen geploegd kan worden, het is dus een oude vlaktemaat.) De boerderij heette in die periode Clattenburg en komt als zodanig voor in het kaartboek van de landerijen van het Gasthuis te Schiedam. Het gaat dan om een kaart van 1572 van de landmeter Jan Potter. Uit oudheidkundig bodemonderzoek in 1971 is gebleken dat er reeds eerder van bewoning of iets dergelijks sprake moet zijn geweest. Door de aanleg van de Burgerneester Heusdenslaan werd de oude woonheuvel aangetast. Hierdoor werd over een lengte van 22 meter een profiel zichtbaar. Dit profiel raakte juist de rand van een laat 12e eeuws woonerf dat op een overspoelingsdek was gelegen. Bovendien kwam er uit een hoger niveau een afvalput te voorschijn die onder andere baksteenmateriaal bevatte. De put werd gedateerd op rond 1300. In 1969 werd eveneens bodemonderzoek verricht. Er werden toen twee smalle profielsleuven, loodrecht op elkaar staande, door de heuvel getrokken. Dit gaf het volgende beeld te zien: de kleiheuvel moet in de 14e eeuw in één keer zijn opgeworpen. Op die plek stond reeds in de lle eeuw een houten huis met wanden van vlechtwerk. Dit huis is in 1164 wegens een overspoeling verdwenen. Kort daarna werd de bewoning voortgezet .de oude woonheuvel aangetast. Hierdoor werd over een lengte van 22 meter een profiel zichtbaar. Dit profiel raakte juist de rand van een laat 12e eeuws woonerf dat op een hoger overspoelingsdek was gelegen. Bovendien kwam er uit een hoger niveau een afvalput te voorschijn die onder andere baksteenmateriaal bevatte. De put werd gedateerd op rond 1300. In 1969 werd eveneens bodemonderzoek verricht. Er werden toen twee smalle profielsleuven, loodrecht op elkaar staande, door de heuvel getrokken. Dit gaf het volgende beeld te zien: De kleiheuvel moet in de 14e eeuw in één keer zijn opgeworpen. Op die plek stond reeds in de lle eeuw een houten huis met wanden van vlecht- Het "landje van Chardon' thans met de voormalige oprijlaan naar de boerderij. Foto FW van Ooststroom. 7 werk. Dit huis is in 1164 wegens een overspoeling verdwenen. Kort daarna werd de bewoning voortgezet. Door de aanleg van kelders in de boerderij van Chardon werden de middeleeuwse bewoningen grotendeels verstoord. Niettemin schijnt er toch interessant materiaal in de terp te zitten. Het riviertje De Vlaarding liep destijds ten dele onder de tegenwoordige (woon) heuvel door. In 1164 zou dit zijn dichtgeslibd waarna het iets oostelijker opnieuw is uitgegraven. Een restant van dit watertje is aldaar nog aanwezig. Op de kaart van Kruikius van 1712, één van de mooiste oude kaarten van ons gebied, is de boerderij compleet met boomgaard en oprijlaan te zien. Ten noorden ervan is, ter hoogte van de boerderij Holy, de naam "Klattenburgh" te lezen . Volgens C.Hoek, aan wie wij de meeste gegevens over Clattenburg te danken hebben, is er in Vlaardingen geen spoor van een grafelijke burcht te vinden. Het ligt voor de hand deze functie aan Clattenburg toe te schrijven. Zekerheid hierover is er niet. Ook het feit dat in hetjaar 1018 Dirk de Derde het Rijksleger versloeg bij Vlaardingen biedt geen uitkomst op de vraag of Clattenburg een burcht was. Uiteindelijk verschanste men zich bij de strijd in 1018 in de burcht van Maasland om van daaruit de strijd voort te zetten . Ik ben geen strateeg, de vraag of Clattenburg een krijgskundige plek was, waardoor het vermoeden dat daar een burcht geweest zou zijn min of meer bevestigd kan worden, kan derhalve niet worden beantwoord. Waarschijnlijk was Clattenburg wél de jongste boerderij in dit gebied in de lle eeuw. In 1572 stond er een hoeve op de terp die werd bewoond door Sijmon Claeszn. Dit is te zien op een kaart van Jan Janszn. Potter, de "gesworen lantmeter". Ook deze kaart zit in het eerder genoemde landkaartboek. De boerderij of bewoning wordt Clattenburg genoemd en bestaat uit een boerderij met twee hooibergen die op de zelfde plek zijn gesitueerd als op de kaart van Kruikius narnelijk aan de westzijde. De kaart van Potter behelst een opmeting van het zogenaamde "bachusweer" (bakhuis), ten oosten van de boerderij Holy. Een weer is al het land tussen de sloten. Eeuwenlang was er dus bewoning op deze heuvel in Vlaardinger Ambacht. In 1990 rest er nog slechts de terp met enkele bomen die een soort oprijlaan vormen. Volgens één van mijn zegslieden zou de op het terrein staande lindeboom ongeveer 700 jaar oud zijn. Het loont denk ik de moeite de heuvel eens aan een nader onderzoek te onderwerpen. De in het begin van deze eeuw door Filippus van der Kooy gebouwde boerderij van Chardon is na de oorlog afgebroken. Frans W. Assenberg vijftiende jaargang nr. 1, april1991 8 Midden-Delfkrant Musea in onze omgeving In het verleden was voor een bezoek aan een museum door bewoners van het platteland gewoonlijk een min of meer verre reis nodig. Dat is in onze tijd anders. Bijna elk dorp heeft z'n eigen museum, waar allerlei zaken, die met het eigen verleden te maken hebben, worden verzameld en eventueel tentoongesteld. Eén van de voordelen hiervan is dat men voor plaatsgebonden exposities in de eigen omgeving de meeste belangstelling heeft. De locale musea besteden niet alleen aandacht aan het verleden van woonplaats of omgeving maar eveneens aan actuele situaties. In Maasland, in Museum 'De Schilpen' is tot 6 april een tentoonstelling te zien, genaamd 'De Foppen polder'. Het is een expositie over verleden, heden en toekomst van Maaslands kleinste polder, die in de 14de eeuw ontstond, toen ten behoeve van een betere afwatering van Delfland de Boonervliet werd gegraven, vrijwel evenwijdig aan de reeds bestaande Middelvliet. Eeuwenlang kende de polder geen andere problemen dan de waterhuishouding. Er graasden koeien en de weidevogels vonden er een ideaal broedgebeid. De 20ste eeuw bracht allerlei De Hoop doet Leven' vijftiendejaargang nr. 1, april1991 veranderingen. Wegenaanleg en het scheppen van recreatie-mogelijkheden vereisten uitvoerig bodemonderzoek. In verband daarmee is door museum De Schilpen een expositie ingericht, die alle bijzonderheden van de Foppenpolder de revue laat passeren. Er wordt aandacht besteed aan de polderbemaling, aan de unieke flora en fauna, aan de bodemopbouw en aan bijzondere bodemvondsten (o.a. uit de IJzertijd). Veel fraaie foto's en een aantal bijzondere voorwerpen zijn op deskundige wijze gerangschikt. Hierdoor ontstond een tentoonstelling De schilpen in Maasland. die voor elke bewoner van MiddenDelfland zeer verhelderend kan zijn . Museum De Schilpen is geopend elke zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur en voor groepen na telefonische afspraak ook op andere tijden. Telefoon (01899J- 12391 of 13042. Het museum 'De Hoop doet Leven' te Overschie heeft van februari tot eind april een tentoonstelling over oude landkaarten, plattegronden en luchtfoto's van Overschie en omgeving. Aan de hand van oude landkaarten kan men zich een goed beeld vormen van de ruimtelijke veranderingen die sinds de 17de eeuw hebben plaats gehad. Op enkele plaatsen, vooral in de dorpskern, is de middeleeuwse verkaveling nog zichtbaar in het landschap. Het meest drastisch veranderde de situatie na de annexatie in 1941. Openingstijden : elk eerste weekend van de maand · zaterdag en zondag· van 12.00 tot 17.00 uur. Voor informatie: telefoon (010) · 4155352 of 4157678. Museum het Tramstation in Schipluiden heeft een expositie gewijd aan de geschiedenis van het onderwijs in de gemeente onder de naam 'Van Telraam tot Computer'. Al heel vroegwaren er schoolarchieven in Schipluiden zelf, in 't Woudt en in Zouteveen. Uit de archieven konden bepaalde gegevens worden opgediept, die bijzonderheden over deze vroege periode inhouden. Oude prenten en uit een latere tijd een groot aantal schoolfoto's worden tentoongesteld. Ook met oude leerboekjes en lesmethoden, schoolplaten en gebruiksvoorwerpen kon de sfeer van vroeger worden opgeroepen. De tentoonstelling is te zien tot begin juni. In een bijbehorende syllabus wordt uitvoerig ingegaan op de geschiedenis van het plaatselijke onderwijs. Midden-Delfkrant 9 Museum het Tramstation is voor geïnteresseerden toegankelijk elke woensdag en zaterdag van 14.00 tot 16.00 uur en op andere tijden na afspraak via telefoon (01738) 8424 of 8630. Concert in 't Woudt MUSEUM Zomerseizoen 1991 (liggend aan de weg van Delft naar het Westland) zaterdag 16 maart Passieconcert aanvang 20.15 uur An Schrama Lucie van Oortmerssen Albert Moerman alt fluit orgel!clavecymbel zaterdag 27 april aanvang 20.00 uur Lucie van Oortmerssen Albert Moerman fluit orgel!clavecymbel zaterdag 25 mei aanvang 20.00 uur ' Brisk ': Saskia Ouwehand Alide Verheij Jantien Westerveld Bert Honig blokfluiten zaterdag 15 juni aanvang 20.00 uur ' The New Consart ': Mariette Holtrop Naomi Hirschfeld Reitze Smits barokviool viola da gamba clavecymbel!orgel zaterdag 6 juli aanvang 20 .00 uur Erika Waardenburg Albert Moerman harp orgal zaterdag 27 juli aanvang 20 .00 uur Diana Middelkoop Geert Bierling clavecymbel clavecymbel/orgel zaterdag 24 augustus aanvang 20.00 uur Gustav Leonhardt clavecymbel zaterdag 21 september aanvang 16.00 uur Hans van Nieuwkoop Jacques van Oortmerssen orgel orgel STICHTING TRAM STATION In het Tuinbouwmuseum te Naaldwijk, Middelbroekweg 1, is op 17 januari een expositie geopend 'Tuinbouw Verbeeld'. Hier is de historie van de tuinbouw weergegeven in een aantal prenten en andere afbeeldingen . Duidelijk blijkt hieruit hoe in een ver verleden met primitieve werkwijzen toch resultaten werden behaald. Er zijn ook oude voorwerpen te zien en antieke wandtegels, die op het-tuinbedrijfbetrekking hebben. Niet alleen tuinders moeten deze tentoonstelling gaan zien. Ook niet-vakgenoten kunnen hier genieten van een zeer verzorgde presentatie. Het museum is geopend elke zaterdag van 14.00 tot 17.00 uur en na afspraak. Telefoon (01740) 21084. A.A. Olsthoorn Na afloop van de concerten is het koffiehuis 'De Hooiberg' geopend. Voor meer informatie: Comité Kerkconcerten 't Woudt, p/a Schouw 55 2636 DH Schipluiden, Telefoon (01738) 96 53 Thinbo uw Verbeeld' in het Thinbou wmuseum . vijftiende jaargang nr. 1, april1991 10 Midden-Delfkrant Kaartboek van Maasland 750 jaar Duitsche Orde in Maasland Ter gelegenheid van de viering van 750 jaar Duitsche Orde in Maasland zal het kaartboek van Maasland, getekend door de landmeter Jan Potter in 1570, in vierkleurendruk en op de ware grootte worden uitgegeven. Het is het kaartenboek van de percelen land onder Maasland die in het bezit van de Duitsche Orde waren en voor een deel heden ten dage nog zijn. In een begeleidend tekstboek wordt een toelichting gegeven op de inhoud van het kaartboek, wordt wat vermeld over de historie van de Duitsche Orde in Maasland, het kaartboek als historisch document belicht en ruim aandacht besteed aan de landmeter-kaart- . tekenaar Jan Jansz . Potter. Het kaartboek, dat 54 kaarten bevat, verschijnt in een gewone en een luxe uitvoering. In de luxe uitvoering worden de kaarten gevat in een linnen band met een zilveren stempel van de Duitsche Orde. Bij de gewone uitvoering worden de kaarten los in een map geleverd. De prijs voor de gewone uitgave bedraagt} 149,50. De uitgave in luxe band kost f 179,50. Ditjaar is het 750 jaar geleden dat de Duitsche Orde haar eerste bezittingen in Maasland verkreeg. In het jaar 1241 schonk graafWillen II het recht om de pastoor te benoemen van de kerk in Maasland aan de Duitsche Orde. In de daarop volgende eeuwen, tot op de dag van vandaag, zijn de betrekkingen tussen het dorp en de orde nooit verbroken. De Duitsche orde had gedurende 400 jaar een vestiging, een zogenoemde commanderij, in Maasland. Nu heeft de orde er alleen nog land in bezit. Inlichtingen: Gelijktijdig verschijnt dan het kaartboek van Maasland, dat de Duitsche Orde in 1570 liet maken door Jan Jansz. Potter. Hiernaast treft u informatie over dit prachtige kaart boek. In de kerk zal een herdenkingsraam onthuld worden, dat ten dele is samengesteld uit restanten gebrandschilderd Stichting 750 jaar Ridderlijke Duitsche Orde in Maasland, p/a gemeentehuis Maasland, Postbus 6, 3155 ZG Maasland. De geschiedenis is vastgelegd in een boek, geschreven door K. Bosch ma en A. Immerzeel, met de titel 'De Duitsche Orde in Maasland'. Dit boek wordt officieel aangeboden op 26 april a .s. tijdens de openingsplechtigheid van de jubileumfeesten. De openingsplechtigheid vindt met vele genodigden, waaronder prominenten van de Duitsche Orde, plaats in de Ned. Hervormde kerk, de oude DuitscheOrde-kerk. glas afkomstig van een raam, geschonken door de Duitsche Orde in de 17e eeuw. Na de plechtigheden begeeft het gezelschap zich naar museum 'De Schilpen' en gebouw Tavenu waar een grote tentoonstelling over de Duitsche Orde is opgesteld. Mede dankzij de medewerking van de Duitsche Orde in Utrecht, is er een zeldzame collectie historische voorwerpen, afbeeldingen en archiefstukken te bezichtigen. Er zijn twee grote maquettes: één van de vroegere commanderij en één van het dorp in 1570 naar de kaart van Potter. Ter toelichting op de tentoonstelling houdt de Historische Vereniging Maasland regelmatig korte dia-presentaties met toelichting op de zolder van Tavenu. Deatil uan het dorp Maasland. Kaartboek uan de Duitsche Orde. vijftiend_ejaargang nr. 1, april 1991 Midden-Delfland Vereniging nieuw dagexcursie door dden-Delfland organiseerde de vereniging een dagexcursie eigen leden door Midden-Delfiand. Het was een lbiJizo•ndler geslaagde dag. Daarom gaan we dit voorjaar rop•ni•eu,w op excursie. Dat zal gebeuren op zaterdag juni 1991. Midden-Delfland Vereniging secretariaat: Londenweg 123 3137 LV Vlaardingen telefoon (010) 4 74 25 98 ('s avonds) Programma Aanmelding 10.00 uur Welkom met koffie in de Schilpen ('s Herenstraat 24), waarna een rondleiding in het museum en in de Tavenu, waar ook een diaprogramma over de Duitsche Orde zal worden getoond. Hierna een bezoek aan de Nederlands hervormde kerk. Ook hier een deskundige toelichting. De kosten voor deze excursie bedragen f 30,- (inclusief lunch). Het vervoer tijdens de dag vindt plaats met de eigen auto. U kunt zich aanmelden door overschrijving van f 30,- per persoon op postrekening 3928463 ten name van de Midden-Delfland Vereniging te Vlaardingen. Wilt u s.v.p. bij betaling vermelden hoeveel plaatsen u eventueel ter beschikking heeft in uw auto voor vervoer van niet-autobezitter&. Het aantal deelnemers is beperkt tot maximaal 40. Inschrijving vindt plaats op volgorde van binnenkomst. Intoducées zijn toegestaan. Deelnemers ontvangen nog gedetailleerde informatie. 12.30 uur Koffietafel 14.15 uur Vertrek met de boot vanaf de Wipperskade in Maassluis voor een rondvaart rond de Vlietlanden, waar wellicht dit jaar de orchideën nog bloeien. In ieder geval is de natuur er in het voorjaar op z'n mooist. Onderweg waarschijnlijk thee of koffie in het Jachthuis. Terugkomst ongeveer 16.45 uur. Wijzigingen voorbehouden. Midden-Delfkrant 11 De kerk van Maasland Foto: Fred Hess . De feestperiode duurt zes weken en eindigt op 8 juni a.s .. Het wordt een echt volksfeest, waarbij alle groepen van de bevolking aan hun trekken komen. Er zijn veel bekende gezelschappen uitgenodigd, maar ook de plaatselijke verenigingen en de scholen presenteren zich met muziek, zang, dans en toneel. Daarnaast zijn er sportmanifestaties, er is straattoneel, dauwtrappen met gezamenlijk ontbijt, een boerenbruiloft, een boottocht, excursies, een wijn- en kaasfeest. Ook op historisch gebied is er veel te beleven zoals historische dorpswandelingen, een historische fiets tocht, een presentatie van alle naburi ge musea en een antiek- en curiosakeuring. Op zaterdag 1 juni a.s. volgt een historische optocht, waarschijnlijk afgesloten met vuurwerk. Alle programma-onderdelen worden bekend gemaakt in de streekbladen. Het gemeentehuis verstrekt telefonisch informatie: (01899) 137 77. Ter herinnering aan ditjubileum werd een historische munt (penning) geslagen in goud, zilver en cupro-nikkel. De laatstgenoemde ter waarde van vijf gulden geldt gedurende de feestperiode in Maasland als wettig betaalmiddel. In de feestperiode zullen vrijwel alle Maaslanders in historische kledij gesto ken zijn, wat een extra feestelijk tintje geeft. Er was een enorme belangstelling voor de kledingshows en de aangeboden patronen. Over de historische achtergrond van dit jubileum houdt de heer K. Boschma een dia-lezing in gebouw Het Trefpunt op woensdag 17 april om 20.00 uur. De avond wordt georganiseerd door de Historische Vereniging Maasland en het Genootschap Oud-Westland. Niet-leden zijn ook welkom op deze avond (tegen een gering entreebedrag). Het wordt groot feest in Maasland in de periode van 26 april tot 8juni a.s.! Ook gasten van elders zullen feestelijk worden ontvangen. vijftiende jaargang nr. 1, april1991 12 Midden-Delfkrant Brochure over ganzen en andere grazende vogels Ruim een eeuw ganzen in Midden-Delfland Ganzen brengen bij verschillende groepen mensen heel verschillende gevoelens teweeg. Natuurbeschermers kijken elkjaar weer met spanning naar ze uit. Hoe meer ganzen, hoe mooier. Jagers vinden dat - tot op zeker nivo ook, maar om een andere reden: des te meer ganzen, des te groter de kans om er een te bemachtigen - tot 1 februari. Veel agrariërs zien ganzen echter liever gaan dan komen. Niet omdat zij deze vogels geen ruimte gunnen. Maar onder bepaalde omstandigheden kunnen deze 'grazende' vogels aanleiding geven tot schade. Of schade optreedt en hoe groot die wordt, hangt niet alleen af van het aantal ganzen, maar o.a. ook van de maand dat de vogels er zijn, hoe lang ze er zijn en hoe het weer is tijdens en na het bezoek van de vogels. Over deze aspekten rond ganzenschade en hoe die te beperken hebben de Waddenvereniging en het Centrum Landbouw en Milieu een brochure geschreven: 'Grazende vogels op boerenland'. De brochure is in eerste instantie bedoeld voor agrariërs, maar ook informatief voor natuurbeschermers en jagers. Eén van de stellingen in de brochure is dat voor het oplossen van het ganzenprobleem vooral een regionale aanpak kansen biedt. Dit vereist samenwerking tussen alle betrokken partijen. In de brochure worden enkele voorbeelden van zo'n regionale aanpak genoemd. Voor Midden-Delfland lijkt het zinnig om door een gezamenlijke inventarisatie van vogels en schadegevallen door jagers, agrariërs en vogelbeschermers zich te oriënteren op de zin en de mogelijkheden om zo'n gebiedsmatige aanpak ook hier gestalte te geven. De brochure is te verkrijgen door storting van f 1,50 op giro 42.04.713 of Raborekening 39.42.82.388 t .n .v. CLM te Utrecht o.v.v. 'Grazende vogels'. Reakties naar A. van Paassen, Kloosterpad 48, 2635 DH Den Hoorn; telefoon (015) 562220. Bijgaand artikel van W.Breedveld nemen wij met toestemming van auteur en uitgever over uit 'Het Vogeljaar ' 36 (6) 1988, tijdschrift voor vogelstudie en vogelbescherming. Overwinterden ganzen in het begin van deze eeuw in West-Nederland, daar waar ze nu grotendeels ontbreken? In elk geval wel in Midden-Delfland. Al bezochten de ganzen het gebied niet meer, ze kwamen na tientallenjaren terug. Waarom? Als oude zowel als nieuwe pleisterplaats geniet Midden-Delfland weinig bekendheid bij vogelkenners. Het voorkomen van ganzen van 1885 tot in 1988 wordt hieronder nader bekeken. Dit artikel verscheen eerder in 'Het Vogeljaar' 36 (6) 1988. Gebied Midden-Delfland is een Zuidhollands weidegebied ter grootte van 6600 ha. Thans wordt het begrensd door de Westlandse kassen in het westen, door Delft in het noorden en door Schiedam, Vlaardingen en Maassluis in het zuiden. In het overwegend open landschap overheerst weiland, met in het westen enige akkerbouw (200 tot 300 ha ) alsmede enige tuinbouw. Een beperkt aantal terreinen is gelegen op ruime afstand van eventuele verstoringsbronnen, zoals spoorlijnen, doorgaande wegen en paden, bebouwing en bosjes. Als gekozen wordt voor een afstand van 300 meter, bestaat slechts 400 ha uit open ruimte (zie figuur 4). Voor Midden-Delfland was de afgelopen eeuw een tijd van ontwatering, verstedelijking en versnippering van de open ruimte door onder meer aanleg van wegen . Deze processen zetten zich nog voort. Voor een gedetailleerde gebiedsbeschrijving wordt verwezen naar Noltee & Van der Weyden (1983) en naar De Gooijer & Kraak (1979). Methode en materiaal Om gegevens te verzamelen werden archieven, interviews en waarnemingen als bron gebruikt. Archieven zijn als bron belangrij k voor de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw, toen boeren een verzoek deden aan het ministerie van Justitie om ganzen die naar hun zeggen landbouwschade veroorzaakten, te laten schieten bij wijze van buitengewone machtiging. vijftiendejaargang nr. 1, april 1991 Slechts de overzichten (incides) van de binnengekomen verzoeken zijn bekeken in het Rijksarchief in Den Haag. Wel is het archief van de Gemeente Maasland grondig doorgespit. Bij het jaar 1885 is het archiefonderzoek begonnen om het voorkomen van ganzen vóór, tijdens en nà de strenge winter van 1890/1891 te kunnen vergelijken . Een tweede informatiebron vormen herinneringen van oude bewoners van Midden-Delfland, die geïnterviewd zijn. De interviews begonnen steeds met zogenaamde 'open' vragen (open: in welk jaar? gesloten: in 1947?) om te voorkomen dat een antwoord in de mond werd gelegd. De antwoorden zijn onderling vergeleken. Bij de vergelijking en het besluit een antwoord al dan niet bruikbaar te achten, liet ik mij leiden door de volgende overwegingen: hoe helder en specifiek is een herinnering, hoeveel personen komen ermee voor de dag, hoe oud zijn ze en bezitten ze kennis en interesse ten aanzien van het natuurgebeuren, in welke polder woonden ze? De circa veertig personen met bruikbare herinneringen woonden verspreid over Midden-Delfland. Als buitenlui (boer, jager of kooiker) liepen ze voortdurend in het ve ld. Vanwege hun geboortedata en blijkens gesprekken met hen zijn de jaren 1910 tot 1920 de horizon van de collectieve kennis. Wat zich voordien afspeelde, is nagenoeg niet te achterhalen. Over de Dijkpolder en de Klaas Engelbrechtspolder kon niet genoeg informatie worden verzameld. Midden-Delfkrant Als derde bron dienen waarnemingen van vogelaars. De eerste waarnemingen zijn afkomstig uit 1962 tot en met 1969 (met de allervroegste uit 194 7) en betreffen overwegend watervogeltellingen, die gehouden werden in elke maand, tussen september en maart in de directe omgeving van Vlaardingen. De eerste helft van de jaren zeventig is blanco voor geheel Midden-Delfland door het nagenoeg ontbreken van verslagen. Na 1975 en vooral na 1978 lopen de losse en systematisch verrichte waarnemingen binnen uit heel Midden-Delfland. De Aalkeet Buitenpolder en de Foppenpolder zijn daarbij het meest bezocht: minimaal twee keer per maand tussen september en april over de jaren 1977 tot en met 1988. Overig MiddenDelfland heeft minder aandacht gekregen. Hoeveel minder, laat zich moeilijk uitdrukken in een cijfer, omdat vogelaars doorgaven wanneer ze wel ganzen zagen zonder vaak te vermelden wanneer niet. Zonder correctie is het minimum aantal bezoeken aan de diverse polders over de winters 198 1/1982 tot en met 1987/1988 achtereenvolgens: drie à vier, twee à drie, geen à twee, vier à vijf, zes à zeven, zes à zeven, twee à drie. Hierbij zijn alleen de bezoeken uit december, januari en februari meegerekend. De tellingen en de waarnemingen laten wel toe de grote lijn in het voorkomen van ganzen in de laatste tien jaar te volgen, waartoe wij ons dan ook beperken. Over de Woudse Polder en de Akkerdijksche Polder zijn geen recente gegevens verzameld. overweldigend veel ganzen aanwezig waren tussen 1885 en 1914. In een brede strook van 's-Gravenzande tot Rotterdam: waar ze thans vrijwel geheel gemist worden - hielden ze zich toen op. Soms werd al gauw over de ganzen geklaagd, in elk geval door Maaslandse boeren. Toch zijn de klachten wel indrukwekkend. Ze geven slechts het topje van de ganzenmassa prijs. Om een voorbeeld te geven: uit Naaldwijk stammen de verzoeken van 1911, 1912 en 1913, maar het is zeker dat destijds een groter verspreidingsgebied werd ingenomen door de ganzen. Dat blijkt uit de interviews en aanvullende informatie (zie volgende par~graaf) die samen tonen dat geheel MiddenDelfland en de strook ten oosten hiervan bevolkt werd tussen 1905 en 1920. December is de maand met de meeste verzoeken (zie figuur 2 ) en daarom mag men veronderstellen dat de Kolgans (Anser albifrons) of de Rietgans (Anser fabalis) of beide de meest voorkomende soorten waren. Deze soorten arriveerden vooral in december (Van Oordt 1925). Tevens kan het figuur uitdrukking geven aan de verhoogdejachtintensiteit in december in verband met de feestdagen! 13 dat de Grauwe Gans in groten getale Nederland binnenstroomde bij een vrijwel complete afwezigheid van de Kol- en Rietgans (Van Oordt 1925). Wellicht verscheen eveneens de Brandgans (Branta leucopsis) maar dan als zeldzame gast. Hiervoor pleit een opmerkelijk berichtje uit de Nieuwe Vlaardingse Courant van 21 januari 1891. 'Door den jager Jan Scheffer te Vlaardingen is in den Waterweg geschoten een soort fluweelgans, aschgrauw van kleur met zwart fluweel-achtigenkopen hals zijnde bij den kop van onder een witte kring, zwarte pooten met zwemvliezen en een zwarten spitsen bek. De grootte is die van een groot soort eend. De diergaarde te Rotterdam zal dit exemplaar dat een gebroken vleugel heeft door het schot, ten geschenke ontvangen'. De beschrijving kan eventueel op een Canadese gans (Branta canadensis) slaan. Hoe dan ook, zó zeldzaam was de soort als wintergast dat hij de krant haalde met een beschrijving van het uiterlijk zonder echter - kennelijk door zijn zeldzaamheid - aangeduid te zijn met een soortnaam. Van Oordt (1925) stelt dat de Brandgans weinig en onregelmatig voorkwam, pas na een vorstinval in groter aantal. Inderdaad liet zich in januari 1891 een grote koude tijdens een strenge winter gelden (Huisman 1984). 32 30 Veel ganzen van 1885 tot 1914 Uit het Rijksarchief in Den Haag blijkt dat een groot aantal verzoeken om ganzen te laten schieten geadresseerd werd aan het ministerie van Justitie. De verzoeken van alle jaren zijn weergegeven op een kaart (zie figuur 1). 20 10 5 okt. dec. mrt. Figuur 2. Aantal afschotverzoeken per decade, gerekend vanaf 1 september, over de jaren 1885 tot en met 1913 .. Figuur 1. Ligging van de afschotverzoeken over de jaren 1885 tot en met 1913. Hierbij is elke stip een verzoek en alle stippen zijn gelijkmatig verdeeld over het oppervlakte van een gemeente. Uit de kaart komt naar voren dat Ook de Grauwe Gans (Anser anser) moet zijn voorgekomen , want reeds in september klonken er klachten , die geuit werden bij Schiedam (en opvallend genoeg nergens anders) betreffende zowel ganzen (1895, 1901, 1907) als 'schadelijk gedierte' {1902, 1908, 1909). September was de maand Waar brachten al de ganzen de nacht door? Mogelijk aan de Maas. Die situatie zou in elk geval bestaan kunnen hebben in de jaren twintig van de 20ste eeuw (zie volgende paragraaf). Wellicht sliepen de ganzen daar ook vóór de jaren twintig en misschien ook aan de Waterweg. vijftiende jaargang nr. 1, april1991 14 Midden-Delfkrant Die veronderstelling wordt gesteund door de maximale afstand van twaalf tot vijftien kilometer tussen aan de ene kant de beide grote wateren en aan de andere kant de noord-oostelijkste klachtenmeldingen. De meeste ganzen vliegen hoogstens vijftien kilometer om hun slaapplaats te bereiken (Lebret et al1976 ). De veronderstelling wordt ook gesteund door de tendens van de klachten, die toenemen in zuidelijke richt ing, dus naar de eventuele slaapplaats toe (zie figuur 1). Is er een trend te bespeuren in het voorkomen van de ganzen? Zo te zien wel (zie figuur 3). Het aantal klachten neigt naar daling, met evenwel een piek in de winter van 1890/1891. Vanwege de uitzonderlijke koude in de winter van 1890/1891lijkt de piek reëel. Verondersteld mag worden dat buitengewoon veel, uit het noorden gevluchte ganzen neerstreken. Of het is zo dat de reeds aanwezige groepen zich opdeelden en verspreidden om de schaars geworden voedselbronnen beter te kunnen benutten. Voor meer vragen zien wij ons geplaatst bij de kwestie van het afnemend aantal verzoeken om ganzen te laten schieten. Nam dus ook het aantal ganzen af? Misschien, maar men bedenke dat de verandering in de registratie van de verzoeken die ingevoerd werd in januari 1890 en in januari 1907, geleid of bijgedragen kan hebben tot het beeld van de achteruitgang van de ganzen. In de zelfde lijn is het ontbreken van verzoeken in 1905 en 1906, waarschijnlijk terug te voeren op nalatigheid in de verslaglegging. Om de kwestie van de afname te onderzoeken, evenals de veronderstelling ten aanzien van de slaapplaats en de betrokken soorten is een nadere verkenning van archieven nodig. In elk geval spreekt de literatuur (Lebret et al 1976) over een afname van de Rietgans, die in de 19de eeuw begon en wat betreft Nederland doorzette tot na 1940. De komst van het vliegtuig zou verantwoordelijk zijn geweest voor de achteruitgang (mondelinge mededeling J . de Rouw, hij gaat af op mondelinge overlevering). Uit schriftelijke bronnen blijkt mij dat het eerste commerciële vliegtuig op 26 juli 1920 opsteeg vanaf de Waalhaven, Rotterdams eerste vliegveld. Niet onvermeld mag blijven dat enkele bewoners uit overlevering w.i sten te vertellen dat hun voorgeslacht omstreeks 1900 op ganzen joeg. Er was dan ook sprake van ene 'Jan de ganzenjager', die leefde tussen 1815 en 1902 (mondelinge mededeling A. Olsthoorn). Een ander goed ganzengebied was een keten polders in het westen van Midden-Delfland, die gevormd wordt door de Kralingerpolder, de Dorppolder en de Oude Campspolder. Hier overwinterden honderden ganzen, de eerste melding daarover betreft ongeveer het jaar 1913 (mondelinge mededeling C. van der Kooy). Tussen 1925 en 1930 verdwenen de ganzen geleidelijk aan uit de polders, maar Veel ganzen van 1910 tot 1941 Figuur 3. Aantal afschotverzoeken per jaar. Wit voor ganzen, gearceerd voor wat in de bronnen wordt aangeduid als 'schadelijk gedierte' in de winter; hiermee werden mogelijk ganzen bedoeld. Aan het begin van de 20ste eeuw zien wij veel ganzen aan de hand van de interviews. Deze grote aantallen verdwenen tussen 1920 en 1930. Slechts één polder werd bezocht tot circa 1940. Aldus kunnen wij de ganzensituatie in Midden-Delfland tussen 1910 en 1941 samenvatten. Per gunstig ganzengebied (ik onderscheid drie gebieden) was de situatie verschillend. De Zouteveense Polder, waar vooral de jachtvrije omgeving van de hier gelegen eendenkooi een aantrekkelijke foerageerstek vormde (mondelinge mededeling P. Nieropl, werd mogelijk het eerst niet meer bezocht. Exact 1920 wordt door vier of vijf personen aangewezen als hetjaar van het verdwijnen van 'vele honderden' of 'duizenden' of 'enorm veel' ganzen. Kleine groepjes bleven vervolgens opduiken tot 1930, ook in de oostelijker gelegen polders. vijftiendejaargang nr. 1, april1991 hierbij moet wel worden aangetekend dat de geïnterviewde personen vermoedelijk niet oud genoeg zijn om een eventuele achteruitgang van (ver) vóór 1925 bewust beleefd te hebben. C.J . Arkesteyn (mondelinge mededeling) wijt het verdwijnen van de ganzen aan de abrupt versterkte ontwatering van de weilanden in 1927 of 1928. Naar schriftelijke bronnen uitwijzen, deed een nieuw dieselgemaal dienst sinds 18 februari 1928, het beperkte de wateroverlast in MiddenDelfland. F. Staelduinen (mondelinge mededeling) ziet een andere oorzaak. De Maas werd enkele jaren vóór 1930 ongeschikt als slaapplaats, als gevolg van waterbouwkundige ingrepen. Hierover vond ik niets in de literatuur. De Aalkeet Buitenpolder was het derde goede ganzengebied en genoot als zodanig bekendheid in geheel MiddenDelfland. !'vlaximaal 'duizenden' ganzen pleisterden er volgens de meerderheid der informanten, maximaal 'honderden' volgens een even geloofwaardige minderheid. Tot circa 1940 diende de polder als pleisterplaats. Toen was overig Midden-Delfland dus al tien jaar of langer door ganzen verlaten. De aantrekkelijkheid van de polder kwam voort uit de rust. In·de polder lagen namelijk twee eendenkooien met overlappend kooirecht, zodat het jachtverbod van twee kanten verzekerd werd. Naar mijn idee kan verder van belang zijn dat de pleisterplaats dichtbij Voome-Putten gelegen was, daarheen konden verjaagde ganzen uitwijken om te foerageren en te overnachten. D. Hofman (mondelinge mededeling) zag iets dergelijks door schaatsers verstoorde ganzen zochten hun toevlucht op het Eiland van Rozenburg !thans verdwenen) of aan de Nieuwe Waterweg waar toen nog rust heerste. Tot ongeveer 1940 trok de Aalkeet Buitenpolder ganzen aan. Hoewel door enkele personen duizenden vogels tot aan 1940 worden opgegeven, lijken mij aanzienlijk lagere aantallen in de jaren dertig toch waarschijnlij ker. Want een geduchte aantalsarname vond volgens M. Hoogendam (mondelinge mededeling) plaats tussen 1925 en 1930. Deze bewering past in het beeld voor geheel Midden-Delfland. Vóór de afname kwamen er volgens hem echt duizenden ganzen voor. De tegenstrijdigheid in de verschillende getalsopgaven voor de polder tussen 1916 en 1940 kan veroorzaakt zijn door aantalsfluctuaties (bovendien, natuurlijk, door ontelbare waarnemings- en herinneringsinvloeden). Inderdaad wisselden de aantallen ganzen van jaar tot jaar, de hoogste aantallen bij vorst, maar niemand kon zeggen in welkjaar de aantallen hoog of laag waren, met Midden-Delfkrant 15 één uitzondering: 1929. Spointaan noemden drie personen de strenge winter van 1929 ganzenrijk, en ze herinnerden zich ook ganzen van 'ongewone plaatsen' rondom de Aalkeet Buitenpolder. Een indrukwekkende gebeurtenis moet het geweest zijn. Let wel: 1929 was de eerste echte strenge winter ná 1891. Elders in MiddenDelfland ontmoette ik geen personen die zich een zelfde indrukwekkende ervaring herinnerden , noch spontaan noch desgevraagd . Waarom verlieten de ganzen uiteindelijk de pleisterplaats in de Aalkeet Buitenpolder? Eind jaren dertig werd er een nieuwe rijksweg (de huidige A20) door de polder aangelegd, en in de Tweede Wereldoo rlog stonden er kanonnen langs de rijksweg. Het Vlaardingse archief bevestigde beide fenomenen , maar gaf geen uitsluitsel over het eerste jaar van hun verschijnen. Buiten de drie goede ganzengebieden werden ganzen er slechts onregelmatig en in gering aantal waargenomen. Een kleine aantekening is wel op zijn plaats. Weliswaar is hier een onderscheid gemaakt tussen aantrekkelijke en onaantrekkelijke polders, zoals dat door diverse geïnterviewde personen werd aangegeven. Maar volgens twee personen werd toch elke of vrijwel elke polder bezocht door de ganzen. Hun opgaven zijn van algemene, samenvattende aard en daarom laat ik ze niet zwaarder wegen dan de gedetailleerde opgaven van andere personen. Ik houd vast aan het bovenvermelde onderscheid, en dan valt al te verklappen dat het contrast ongeveer in deze vorm is terug te vinden in de jaren 1979-1988. Rijksweg A20 doorsnijdt de Aalkeet Buitenpolder. Foto René Pop. Aalkeet Buitenpolder, linksachter: Vlaardingen, geheel achter: de industrie van Rijnmond met de Oude en Nieuu·e Maas. Foto Landinrichtingsdienst Utrecht. Het voorkomen van ganzen in MiddenDelfland in het begin van de 20ste eeuw stond overigens niet op zichzelf. Ook bij Rotterdam, waarschijnlijk in de polders ten noorden van de stad, waren ganzen te vinden. In 1944 vertelt H. van Dam over 1905-1915 ('dertig á veertig jaar geleden'): 'en in den winter was het geen ongewoon gezicht groote troepen Grauwe Ganzen, Rietganzen en vooral Kolganzen in de weilanden te zien neerstrijken' (NNV, afdeling Rotterdam 1944). Ook bij De Lier, ten westen van Midden-Delfland, lieten veel ganzen zich in het begin van de 20ste eeuw zien (mondelinge mededeling L. Ammerlaan). Welke soorten ganzen trokken naar Midden-Delfland en waar overnachtten ze? Wie de vraag konden beantwoorden, waren diegenen die bij de vogels betrokken waren zoals jagers en kooikers. Daarom zijn hun uitspraken relatief betrouwbaar, hoewel hun aantal gering is. De Kolgans en de Rietgans kwamen het meest voor tussen 1913 en 1940. Meestal werd de Kolgans als talrijkste soort van het tweetal genoemd, en daar houd ik het op. Twee personen schatten echter de Rietgans talrijker in de jaren die ze zich konden herinneren. Het is natuurlijk mogelijk dat de verhouding in aantallen van de Kolgans ten opzichte van de Rietgans wisselde per jaar en per polder. De Brandgans kwam niet voor (mondelinge mededeling F. Staelduinen). Volgens D. Hofman (mondelinge mededeling) kwam de Brandgans wel voor, maar in kleine aantallen. In dit verband is het opmerkelijk dat vooral de 'Bonte- of Brandgans' gezien werd volgens verscheidene, minder op vijftiende jaargang nr. 1, april1991 16 ganzen gespitste personen; en F. Staelduinen vernam van zijn grootvader dat vroeger het 'Bonte- of Noordse goed' bij strenge vorst verscheen. Werd met de Bonte Gans de Kolgans aangeduid? Men moet besefTen, aldus diverse personen, dat voor verschillende soorten ganzen vaak de zelfde naam werd gebruikt. De Grauwe Gans, die ondermeer de 'Blauwe' en de 'Herfstgrauwe' heette, zou ook geregeld aangetroffen zijn. Maar ik vind sommige opgaven te vaag. Het is niet uitgesloten dat het ging om andere grauwe ganzen en om overtrekkende Grauwe Ganzen. De Kleine Rietgans (Anser brach~Thynchus) verscheen in kleine groepjes \mondelinge mededeling D. Hofman en F. Staelduinen). Overnachten deden de ganzen enerzijds buiten Midden-Delfland. Dat gebeurde bijvoorbeeld aan de Maas tot het einde van de jaren twintig. Hoogwater aldaar, onder invloed van het getij, verdreef de vogels soms vroegtijdig. Maar het gebeurde ook dat ze pas 's middags landden in hun foerageergebied, de Kralingerpolder in Midden-Delfland (mondelinge mededeling F. Staelduinenl. In de kreek met de naam 'De Krim' aan De Beer sliepen 500 tot 700 Kol- en Rietganzen , ze foerageerden in de Aalkeet Buitenpolder \mondelinge mededeling W. Polsl. Deze situatieschets moet mijns inziens slaan op de jaren dertig, toen alleen nog de Aalkeet Buitenpolder als ganzenpolder bekend stond. De afstand tussen slaap- en graasplek-bedroeg ongeveer vijftien Rietganzen bij Delft. Foto Fred Hess. Midden-Delfkrant kilometer. Toch moeten ook in de Aalkeet Buitenpolder ganzen overnacht hebben, zo concludeerden M. Hoogendam en D.Hofrnan uit de vondst van grote hopen uitwerpselen in het weiland. Dat hier door ganzen werd overnacht, houdt ongetwijfeld verband met de grote rust die er krachtens het kooirecht heerste. Weinig ganzen van 1930 tot 1979 Nadat de grote massa van de ganzen tussen 1930 en 1940 was verdwenen, keerden 's winters 'kleine' groepjes 'korte' tijd terug, misschien in elke winter. Deze samenvattende indruk werd gegeven door boeren en jagers. Speciaal de ganzen uit de strenge winters van 1941, 194 7, 1956 en 1963 alsmede die na de Watersnoodramp van 1953 werden herinnerd. Het ging toen om 'kleine' aantallen, waarvan per jaar maar één of twee meldingen bestaan. In 1947 foerageerden echter meer ganzen - een gebeurtenis die bovendien iets meer personen zich herinnerden. Behalve zeven Canadese Ganzen op 25 rnaart in een Vlaardingse eendenkooi \dagboek A. de Jong) zochten omstreeks eind rnaart onder meer driehonderd Kolganzen hun oude pleisterplaatsen in de Kralingerpolder op (mondelinge mededeling F. Staelduinen). Ook de Aalkeet Buitenpolder fungeerde kort na de Tweede Wereldoorlog als trekpleister voor geringe aantallen en wel 'enkele' jaren. Maar welke jaren, is mij uit de verhalen niet duidelijk geworden. Dat ook tijdens niet-strenge winters in Midden-Delfland gefoerageerd werd, in elk geval in de jaren zestig en zeventig bij Vlaardingen, wordt bevestigd door waarnemingen van vogelaars, die toen schriftelijk zijn vastgelegd. Jaarlijks werden ganzen gezien. Hun verblijf duurde een paar dagen tot enkele weken. Daarbij kwam de Grauwe Gans het meest voor. De soort verscheen vrijwel jaarlijks en verscheidene malen per jaar in groepen van onder de zeventig stuks, met uitzonderingen van honderd tot tweehonderd exemplaren. De Kolgans werd maar vier maal opgemerkt, het betrof hooguit tien vogels. In 1968 en 1969 vertoonde zich drie maal de Kleine Rietgans, met maximaal 28 !?J individuen. Veel ganzen van 1979 tot in 1988 Waren er niet veel ganzen tussen 1945 en 1979, met de strenge winter van 1979 ving een bijzondere periode aan van hoge aantallen, tot duizenden toe. Zo waren althans de ervaringen van vogelaars in het laatste decennium. Aanvankelijk beperkten de meeste ganzen hun bezoek tot koude en strenge winters I zie tabel 1), waarbij ze bovendien pas na de vorstinval verschenen. Echter, een tendens werd zichtbaar om een bezoek eveneens in een zachte winter <1988! of in een zachte periode binnen een koude winter (1986) af te leggen. Qua plaats foeragee rde het merendeel van de ganzen niet lukraak door geheel Midden-Delfland. Er werd een duidelijke voorkeur voor bepaalde polders aan Midden-Delfkrant Kolgans Rietgans Kleine Rietgans Grauwe Gans Brandgans 2500 3 1 1350 10 40 120 3000 1500 2450 460 650 3 900 winter *1979 1980 1981 *1982 1983 1984 *1985 *1986 *1987 1988 8 40 525 2 90 2 500 470 60 4 270 300 300 5 13 17 41 10 40 40 55 4 60 90 4 5 6 Tabel1. Maximum aantal ganzen per dag in Midden-Del/Zand. *=koude of strenge winter. de dag gelegd. Dit werd al duidelijk na de winter van 1979 en 1982. Om de mate van voorkeur uit te drukken is hier uitgegaan van het aantal winters met meer dan tweehonderd aanwezige ganzen. Met de duur van het verblijf is geen rekening gehouden. Het is wel zo dat hoge aantallen samengaan met een lang verblijf. Dit wordt hier verder niet onderbouwd. Veruit favoriet blijkt de winter Aalkeet Buitenpolder Kralingeren Dorppolder Klaas EngelBrechtspolder 1979 1982 1985 1986 1987 1988 1775 700 250 3300 1800 2200* 1900 770 450 770 1800 2900 700 235 Midden-Delfland werd in de jaren 19791988 het meest door de Kolgans bezocht, present met maximaal een paar duizend stuks (zie tabel 1J. Wat betreft talrijkheid staat denkelijk de Rietgans op de tweede plaats; het aantal schommelt rond de vijfhonderd exemplaren. Anders dan de Kolgans blijft de Rietgans vooralsnog een 'vorstgans'. Voor de Brandgans spreekt de vorstgebondenheid nog sterker, want deze soort is maar mondjesmaat aangetroffen buiten de winter van 1979. Vorst is niet nodig om de Grauwe Gans te kunnen waarnemen. Deze jaarlijks, 17 maar kortstondig in kleine aantallen terugkerende soort laat zich met name op de lentetrek tussen half februari en half rnaart zien en minder in de herfst. Verrassend is dat de Kleine Rietgans zich ontwikkelt tot een vaste bezoeker in de winter. Zal de ontwikkeling gecontinuëerd worden? Met enige nadruk werd verteld dat het vogelaars zijn die het laatste decennium ganzenrijk vinden. Maar wat zeggen boeren en jagers, van wie enkele de grote ganzengroepen van vroeger hebben beleefd? Zij bevestigen de hernieuwde talrijkheid. Zijn hun herinneringen dan bruikbaar als informatiebron? Naar mijn idee wel bruikbaar, natuurlijk mits talrijk voorhanden en kritisch bekeken, maar.... ze leveren slechts grof inzicht in het verleden op met de veertig personen die ik heb gesproken. Dat blijkt wanneer het laatste decennium ter sprake komt. Sommige recente ganzenrijke winters blijven ongenoemd, terwijl andere recente winters met nog meer ganzen zoals winter 1979 in het geheugen van verschillende mensen gegrift staan. Discussie Midden-Delfland lijkt op weg naar de status van vaste ganzenpleisterplaats. Hoe is de terugkeer te verklaren vanuit het perspectief van een eeuw ganzengeschieden is? Ik doe een paar suggesties. 1 .De recente voorkeur voor bepaalde polders blijkt ook aanwezig (ver) vóór 1940. Enerzijds verklaart wellicht het landschap de continuïteit in de voor Tabel 2 . Maximum aantal ganzen per dag, indien boven tweehonderd exemplaren. * =2550 in Foppenpolder. Aalkeet Buitenpolder (zie figuur 4 en tabel 2). De polder biedt nièt alleen een grote open ruimte, maar verschaft ook het voordeel van een relatief geringe afstand tot de slaapplaats in vergelijking met andere polders van Midden-Delfland. Maar hoe voordelig ook, de afstand bedraagt toch nog meer dan vijftien kilometer! In 1986 en 1988 werd narnelijk gezien dat de ganzen in de richting van het Haringvliet vlogen, waar zich de traditionele slaapplaatsen bevinden . Welke plaatsen benut worden, is nog onbekend. Uit figuur 4 spreekt geen voorkeur voor de Zouteveense Polder, maar Aaldriks et al (1982) stelden deze - vermoedelijk zeer licht van aard - wel vast binnen de oosthelft van Midden-Delfland. • • open ruimte, zie tekst 1... 6 • aantal winters met minimaal 200 ganzen . 2 3 -----~-~km Figuur 4. Open ruimte in Midden-Delfland en de mate, waarin de polders in de jaren 1979 tot en met 1988 aantrekkelijk waren voor ganzen. vijftiende jaargang nr. 1, april1991 18 keur, daar de'ganzenpolders' zich kenmerken door grote open ruimten (zie figuur 4). Anderzijds is het mogelijk dat traditie meespeelt. Ganzen kunnen een hoge leeftijd bereiken en beschikken over een goed geheugen (Lebret et al 1976). Bezoeken ze slechts in strenge winters hun oude pleisterplaats, dan wordt de bekendheid met de plaats toch overgenomen door hun nakomelingen. Op deze wijze zou juist het regelmatig optreden van strenge winters kunnen zorgen voor het behoud van collectieve kennis van oude pleisterplaatsen. Wat betreft MiddenDelf1and, is de reeks strenge winters: 1941-194 7-1956-1963-?-1979 misschien overbrugbaar. J . Taapken doet de suggestie dat de oude pleisterplaatsen misschien opnieuw geschikt zijn geworden als voedselgebied. In dit opzicht kunnen gewijzigde jachtpraktijken van belang zijn. De mogelijkheid dat het landschap aantrekkelijker is geworden, moet echter worden uitgesloten. 2. Behalve qua voedselgebied is er ook continuïteit in de keuze van de slaapplaats. Thans slapen de ganzen in de regio Voorne-Putten, en dat deden zij ook vroeger, als wij er vanuit mogen gaan dat de feiten omtrent slaapplaatsen kloppen, zoals ze naar voren komen uit de verhalen en veronderstellingen over de tijd van (ver) vóór 1940. Hieruit blijkt de essentiële betekenis van de ver zuidelijk gelegen slaapplaatsen. Er is geen aanwijzing voor een oude, ononderbroken traditie Midden-Delfkrant in de keuze van de slaapplaatsen. Dan blijft herontdekking over. Hierbij is het niet duidelijk of de slaapplaats vanuit de nieuwe pleisterplaats herontdekt is dan wel omgekeerd, de pleisterplaats vanuit de oude slaapplaats. 3. In het Midden-Delfland van de afgelopen zeventig jaar wisselde het aantal ganzen, het ging van hoog naar laag naar hoog. De vroegere achteruitgang past in het landelijke beeld en werd kennelijk gestuurd door grootschalige factoren. In dat geval hebben de lokale factoren, die genoemd worden door oude bewoners van Midden-Delfland, hooguit bepaald waar de ganzen het eerst vertrokken. Evenmin staat de recente ingebruikname van Midden-Delfland op zichzelf, want het landelijk herstel van het aantal ganzen resulteert onder meer in kolonisatie van nieuwe streken. Het rivierengebied en het UtrechtschHollandse plassengebied vallen daaronder (Van den Bergh 1985, Van den Bijtel 1987). Als een olievlek dijt de nieuwe ver- · spreiding uit. Deels kan dit het gevolg zijn van een naar alle kanten gelijkmatig uitwaaieren van de vogels vanuit de kern van hun overwinteringsgebied. Deels kan de kwaliteit van het landschap een rol spelen. West-Nederland wordt pas laat bevolkt en is kennelijk minder geschikt voor ganzen, het zal dan ook sneller verlaten worden bij een dalende ganzen populatie. Kleine Rietganzen en Brandganzen. Foto Fred Hess. vijftiendejaargang nr. 1, april1991 In deze gedachtengang beleeft WestNederland het spiegelbeeld van het verleden . Hebben dan ganzen in delen van WestNederland in het begin van de 20ste eeuw overwinterd, zoals dat bij MiddenDelfland het geval blijkt te zijn? Via interviews is het antwoord misschien nog te achterhalen. Haast is dan wel geboden in verband met de hoge leeftijd van de verschillende personen die informatie kunnen verschaffen. Vooral de polders, waar de ganzen in de afgelopen strenge winters herhaaldelijk voorkomen , verdienen aandacht. Immers, in plaats van chaotisch lijkt het voorkomen van de ganzen in strenge winters gestructureerd, met aanwijzingen naar het verleden en naar de toekomst. Dat er nog wat te ontdekken valt, is wel waarschijnlijk. Op 8 januari 1895 werd bijvoorbeeld over ganzen geklaagd in Broekermeer bij Broek op Waterland, zo blijkt uit een archiefstuk uit Den Haag, een van de zeldzame stukken over Noord-Holland. Thans beleeft Waterland-oost waarschijnlijk een herkolonisatie, met 1500 Kolganzen in winter 1985/1986 (Ganzenwerkgroep Nederland/België 1987). Blijven ganzen terugkeren naar Midden-Delfland? Het is te hopen dat het gebied, ingeklemd tussen de steden van de randstad, groen blijft. Echter, de toekomst is niet zonder dreiging. Midden-Delfkrant Aan de Westlandse tuinbouw is, in de herinrichtingsplannen voor MiddenDelfland, expansieruimte in de Kralingerpolder toegewezen. En de Aalkeet Buitenpolder, die in de zelfde plannen tot reservaat is bestemd, kan door de aanleg van een nieuwe rijksweg worden doorsneden. Weliswaar zijn de plannen voor de aanleg voorlopig van de baan, maar voor hoelang? Dankwoord De tientallen personen die mij hebben geholpen bij mijn naspeuringen : geïnterviewden , vogelaars, archiefbeheerders, dank ik van harte voor hun hulp. Naast de genoemde personen dank ik in het bijzonder T. van der Kooy, C.J. Amsterdam , G. Dumay, A.J.A. van Schie en C.A.J. van Schie. "Wim Breedveld Literatuur: Anonymus (1971): Waterwildtellingen in het Rijnmondgebied. Tringa 2: 7-9 & 11-15 . Aaldriks, A., F. van Hoorn & K. Mostert (1982): Midden-Delfland, verslag over vogels, zoogdieren, planten, vlinders, amfibieën. Delft. Bergh, L.M.J. van den (1985): Ganzenpleisterplaatsen in Nederland. Rijksinstituut voor Natuurbeheer rapport 85/16. Leersum. Boeye, D. (1965): Waterwildtellingen 1964/1965. De Kemphaan 2: 2-13. Huisman, J. (1984): Bar en. Boos, zeven eeuwen winterweer in de Lage Landen. Baarn. Huisman, H.H. & G.J. van Oordt (1939): Verslag van de eenden-, zwanen- en ganzenenquête. Ardea 28:38-47. Bijtel, H.J. van den (1987): Ganzen in het Langbroekergebied. De Kruisbek 30: 149-165. Ebbinge, B.S., L.M.J. van den Bergh, A.M.M. van Haperen, C.M. Lok, J. Philippona, J. Rooth & A. Timmerman Azn. ( 1987): Verspreiding en aantalsontwikkeling van in Nederland pleisterende ganzen. De Levende Natuur 88: 162-178. Ganzenwerkgroep Nederland/ België (1987): Ganzentellingen in Nederland en Vlaanderen in 1985/1986. Limosa 60: 137-146. Gooijer, H.H. de & F.Kraak ( 1979): Midden-Delfland, een ecologische vegetatiekarterir.g, karteringsverslagnummer 186, Centrum voor Agrobiologisch Onderzoek, Wageningen. Lebret, T., Th. Mulder, J. Philippona & A. Timmerman (1976): Wilde ganzen in Nederland. Zutphen. Lee, C.J. van der (1968): 19 Waterwildtellingen 1966/1 967. De Kemphaan 4: 9-11. Lee, C.J. van der (1968): Waterwildtellingen 1967/1 968. Tringa 1: 11-15. N ederlandsche Natuurhistorische Vereeniging, afdeling Rotterdam (1944): Mededelingen van de werkgroep. Noltee, F.K.A. & H.G. van der Weyden (1983): Advies natuur- en landschapsbehoud voor het reconstructiegebied MiddenDelfland. Staatsbosbeheer Zuid-Holland. Oordt, G.J. van & J.Verweij (1925): Voorkomen en trek van in Nederland in het wild waargenomen vogelsoorten. Leiden . Reconstructiecommissie MiddenDelfland (1986): Deelplan Lickebaert, ontwerpreconstructieplan. Staatsbosbeheer: Diverse vogeltellingen en verslagen. Weyland, W.A. (1969): Waterwildtellingen 1968/1 969. Tringa 2: 31-35. Winter, J. (1966): Waterwildtellingen 1965/1966. De Kemphaan 3: 9-11. Zegers, P.M. (1966): Vogelwaarnemingen eerste en tweede kwartaal 1966. De Kemphaan 3: 2-4. Zegers, P.M. (1970): Veldwaarnemingen over het eerste en tweede kwartaal1969. Tringa 2: 76-78. Rietganzen. Foto Fred Hess. ; •'·····.·····. . .·. . ~.-_''•.'•·H• .. ~ .. ·. • '•;>_ ., _., .--- .----- · - ..,. vijftiende jaargang nr. 1, april1991 20 Midden-Delfkrant Maasland Planten gezocht, mensen gevraagd 1940-1945 In een vorig nummer van de MiddenDelfkrant werd gevraagd om informatie en eerhalen over de periode 1940- 1945 in Midden -Delfland. Er kwam slechts één reactie zodat we geen extra nummer aan dat onderwerp konden wijden. Het herdenkingsjaar is inmiddels voorbij maar !met excuses mor het tijdstip; hieronder toch de büdrage van de heer M. mn der Kooi). Half januari 1942 begint 'oom Piet' (Piet Doelman) uit ~aaldwijk met zijn hulp aan onderduikers en zoekt voor hen adressen. Behalve in Naaldwijk zoekt hij met hulp van zijn broer 'oom Jan' (Jan Doelman), wonende op de boerderij 'Landlust', Oostgaag 67 te Maasland, ook onderduikadressen in Maasland. Met enkele anderen verspreiden de broers voorts Vrij Nederland' (later 'Trouw'). Begin 1943 krijgt 'oom Piet' contact met 'Frits de Zwerver' (ds. F. Slomp) en gaat hij ook samenwerken met 'Bertus' (Leendert M. Valstar l. Zo ontstaat het L.O.-district het Westland (waaronder ook Delft viell. Opgemerkt wordt dat contacten met andere organisaties dikwijls als een personele unie ontstonden. Meestal bleven dergelijke contacten tussen L.O.-ers en andere organisaties beperkt tot de illegale pers en het N.S.F. Vooral met 'Trouw' ontstaat er een nauw contact. In het Westland zelf groeperen zich om 'oom Piet' en 'Bertus' meerdere mannen en ontwikkelt zich daaruit de KP.-groep het Westland, die de bakermat wordt van de K.P.-activiteit in Zuid-Holland. De Westlandse K.P. heeft in ZuidHolland tien overvàllen gepleegd, waaronder een kraak van het politiebureau te Delft op 26 februari 1944 door achttien K.P.'ers onder leiding van 'Bertus', waarbij achtendertig pistolen werden buitgemaakt en drie gevangenen werden bevrijd *). Een andere overval is uitgevoerd op het distributiekantoor van Maasland, waarbij de buit werd geladen in een kleine luxe auto, die ogenblikkelijk wegreed en even voorbij de Maaslandse dam in een grote veewagen werd .gereden, waarna het transport verdween in de richting van Schipluiden. *) M. (Rien) van der Kooij *)zie ook 'Het Grote Gebod'. De KNNV Delft e.o. en Waterweg Noord roepen geïntereseerden op om mee te doen aan een landelijk plantenprojekt om 105 soorten in kaart te brengen. Al vele honderden jaren schrijven Nederlanders op welke planten ze zien en waar ze die zien. In de vorige eeuw zijn er vele plaatselijke en regionale flora's uitgekomen. In de jaren tachtig van deze eeuw is de Atlas van de Nederlandse Flora verschenen waarin de twee grote inventarisatieronden zijn gepubliceerd. De eerste ronde liep van 1900 tot 1950, de tweede omspande de jaren 1951 tot 1980. Na die jaren is de roep om gegevens niet verminderd zeker met het oog op de milieuaantastingen. Om het inventariseren van planten te stimuleren is eind 1988 de Stichting FLORON (Floristisch Onderzoek Nederland) opgericht. Deze stichting wordt door vijf organisaties gedragen nl. het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek), het Rijksherbarium, de KNNV (Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging), Natuurmonumenten en de Botanische Vereniging. De Stichting heeft twee projekten opgezet: het algemene projekt en het AA-projekt. Hoe gaat het in zijn werk? Je krijgt één of meerdere km 2 , loopt daar rond en zet een kruisje op een formulier. Het is niet belangrijk of er een miljoen of één exemplaar staat. Dit doe je op een zelfgekozen tijdstip dat tussen 1 maart en 1 oktober valt. Ondersteuning vinden de deelnemers in de diverse aktiviteiten van de KNNVafdelingen d.m.v. exkursies, kursussen enz . Om welke planten gaat het in ons gebied? Want van die 105 soorten komt een flink deel niet in ons gebied voor. Wel kunnen we van die 105 soorten vinden: Gele lis, Pinksterbloem, Waternavel , Gewone brunel, Witte waterlelie, Zwanebloem. In totaal zijn het voor ons gebied ongeveer 50 soorten. Wanneer u hiervoor belangstelling heeft wilt u dan kontakt opnemen met KNNV Delft e.o. l015J - 610048 of KNNV Waterweg-Noord (01899) - 23651. Het Algemene projekt is het inventariseren van de :t 1450 planten in Nederland. Dit is vanouds altijd gedaan . In het AA-projekt (Attraktieve Aandachtssoorten) inventariseert men 105 planten die goed zijn te herkennen en een aantal milieu-waarden aangeven, b.v. doordat ze gevoelig zijn voor ontwatering of vermesting. Het AA-projekt is voor drie jaar opgezet. De inventarisaties zijn nieuw, gezien de tijd, maar ook in de oppervlakte. In de voorgaande ronde werd er per uurhok (5km x 5l,un =25km) geïnventariseerd. Nu wordt dit per km2 gedaan, dus 25x zo nauwkeurig vergeleken met de voorgaande ronden. Met de verzamelde gegevens zal op landelijk nivo het volgende gebeuren: verspreiding van planten in beeld brengen veranderingen in deze verspreiding aantonen de plant gebruiken als indikator van komplexe milieusituaties deze gegevens vertalen naar beleid Deze twee KNNV afdelingen hebben op zich genomen om de gegevens voor het Westland en Midden Delfland aan te dragen. vijftiendejaargang nr. 1, april1991 Pinksterbloem. Foto Fred Hess.
© Copyright 2024 ExpyDoc