Midden-Delfkrant - Midden

Midden-Delfkrant
Midden-Delfkrant nr. 69
Foto Fred Hess
verschijnt viermaal per jaar
losse nummers f 6,00
vijftiende jaargang nr. 1, april 1991
2
Midden-Delfkrant
Midden-Delfkrant
Redactioneel
De Midden-Delfkrant verschijnt
zesmaal per jaar
Redactie:
Arie van den Berg
Ankie Maessen
Arie Gisthoorn
Marika van Ooststroom
Frits van Ooststroom (eindredactie)
Henk Tetteroo
Rita Woudstra (coördinatie)
Verder werkte(n ) mee:
Sjaan van Winden
Fotografie:
Fred Hess, 's-Gravenhage
Basis Lay-out:
Frits van Ooststroom
Productie en druk:
Sieca Repro B.V. , Delft
Daar is hij dan eindelijk: de nieuwe
Midden-Delfkrant in zijn nieuwe jas!
Zo'n nieuw uiterlijk vergt een lange
voorbereidingstijd en het is ook wennen
aan het werken met de tekstverwerker.
Nu alles op de 'floppy' naar de drukker
gaat is het nauwelijks mogelijk om op
het laatste moment nog 'gaatjes te
vullen' en bijvoorbeeld de onderschriften bij de afbeeldingen samen te
stellen. We vertrouwen echter op een
goede samenwerking met de drukker
zodat we op den duur de schoonheidsfoutjes kunnen wegwerken. Het blijft
wennen .....
Het tijdig uitbrengen van voldoende
nummers van de Midden-Delfkrant
blijft op dit moment toch nog een
probleem. Door de nieuwe productiewijze vindt er een taakverschuiving
plaats die zich nog moet ·u itkristalliseren. De voorzitter gaat hiernaast op
deze problemen in.
Verder is dit een 'normaal' nummer van
de krant.
Actualiteit naast historie en natuur.
Het begin van een reeks over de
boerderijen in de Vlaardingse
Holierhoekse Polder. Een lang artikel
over ganzen in Midden -Delfland. We
hopen dat u onze tijdelijke afwezigheid
wilt excuseren en dat u weer veel
genoegen beleeft aan uw eigen MiddenDelfkrant.
Overname van artikelen is in vele
gevallen mogelijk in overleg met de
redactie.
Kopij en suggesties voor kopij zijn van
harte welkom bij de redactie.
Verantwoording
Publicatie van artikelen behoeft niet
te betekenen dat de daarin vervatte
meningen het inzicht van de MiddenDelfland Vereniging weergeven.
Midden-Delfland
Vereniging
Redactie-adres:
Oostveenseweg 6, 2636 ED Schipluiden
Telefoon (01738) 86 30
Uitgave
De Midden-Delfkrant is een uitgave
van de Midden-Delfland Vereniging en
van de Stichting Bezoekerscentrum
Midden-Delfland.
Abonnementen op de MiddenDelfkrant zijn alleen mogelijk door lid
te worden van de Midden-Delfland
Vereniging. De minimum contributie
bedraagt f 22,50 per jaar, voor jeugdleden (t.lm 17 jaar) f 7,50.
Aanmelding door storting op postrekening 3928463 ten name van de
Midden-Delfland Vereniging te
Vlaardingen, onder vermelding van
'nieuw lid'.
U kunt ook bellen: (010) 4 74 25 98
('s avonds) of schrijven: Secretariaat
Midden-Delfland Vereniging, Londenweg 123, 3137 LV Vlaardingen.
Opzegging van het lidmaatschap/
abonnement uitsluitend schriftelijk
aan het secretariaat. Opzegging kan
slechts geschieden tegen het einde van
het verenigingsjaar en met
inachtneming van een opzegtermijn
van vier weken.
vijftiendejaargang nr. 1, april 1991
Secretariaat
Midden-Delfland Vereniging
Londenweg 123, 3137 LV Vlaardingen
Telefoon (010) 4 74 25 98 ('s avonds)
Postbank 3928463
Verenigingsregister Delft V 397143
J . Koorevaar, voorzitter
Leeuwerikplantsoen 23
2636 ET Schipluiden
Telefoon (01738) 88 74
F.W. van Ooststroom
secretaris/penningmeester
Londenweg 123, 3137 LV Vlaardingen
Telefoon (010) 4 74 25 98 ('s avonds)
de bevolking van Midden-Delfland en
omliggende steden te informeren over,
en nauw te betrekken bij het beheer
van het gebied en bij de voorbereiding
en uitvoering van veranderingen in dit
gebied;
het kritisch volgen van dit beheer en
van de voorbereiding en
uitvoering van die veranderingen
alsmede het stimuleren van een actieve
inbreng van de bevolking daarin;
het bevorderen van het onderlinge
begrip tussen de verschillende belanghebbenden in dit gebied, mede door het
stimuleren van onderlinge kontakten.
(artikel 2 van de statuten)
D. van den Bosch
Holierhoek 28, 2636 EJ Schipluiden
Telefoon (01738) 89 03
J .P. van Noordt
Westgaag 96 b, 3155 DJ Maasland
Telefoon (01899) 181 57
S. van der Kooij
Zuidbuurt 29, 3141 EN Maassluis
Telefoon (01899) 143 96
P.W. van Winden
Schieweg 166, 2627 AS Delft
Telefoon (015) 56 31 17
M.J. Woudstra-Brinkhuis
't Woudt 1, 2635 AB Den Hoorn ZH
Telefoon (01738) 94 30
Midden-Delfkrant
3
Van de voorzitter
Dit eerste nummer van de krant in
1991 sluit hopelijk een
vervelende periode af: een periode,
waarin de krant onregelmatig en
minder vaak dan beoogd bij u in de bus
kwam.
De oorzaak daarvan is niet uniek voor
onze vereniging, maar wij zijn er nu
wel meer dan vroeger mee in aanraking gekomen: de vereniging en ook
de redactie steunt Óp vrijwilligers,
meestal amateurs, die naast hun
dagelijkse werk en bestaan vele uren
aan deze aktiviteit besteden en zich op
deze manier verdienstelijk maken voor
de zaak van Midden-Delfland.
Maar het is heel begrijpelijk, dat soms
de maat vol is en voorkeur moet
worden gegeven aan eigen zaken. Dat
nu speelde de redactie parten en dan
ligt stagnatie voor de hand. Een snelle
oplossing is ook niet altijd voor het
grijpen.
Toch hebben wij als bestuur goede hoop
dat de redactie van de krant er vanaf
nu in zal slagen een regelmatige
verschijning van 4 x per jaar te bewerkstelligen. Er is met de redactie bezien
welke stappen genomen moesten
worden om het zover te krijgen; als
resultaat daarvan is onder meer
gezocht naar versterking van de
redactie en die is gevonden in de
persoon van Rita Woudstra. Een
nieuwe produktiemethode (Desk Top
Publishing) kan enorm werkbesparend
zijn en het maken van de krant dus
vergemakkelijken. Als teken van de
veranderingen verschijnt de krant ook
in een nieuw jasje, samen met de
presentatie van de vereniging als
geheel.
De geringere verschijning van de krant
was voor het bestuur aanleiding om de
door de ledenvergadering reeds goedgekeurde contributie-verhoging per
1 januari 1991 niet door te laten gaan.
Zo nodig komen we op de jaarvergadering bij u terug met een
voorstel.
Redactie, veel succes met uw werk aan
het visitekaartje van de vereniging.
Voelt u zich als lid aangesproken om
mee te"doen , dan bent u welkom. We
kunnen nog heel wat ondersteuning
gebruiken!
J.Koorevaar
Reconstructie-actualiteiten
In haar vergaderingen van 28 november en 23 januari
heeft de Reconstructiecommissie zich voornamelijk
met twee belangrijke kwesties bezig gehouden.
In de eerste plaats het Transportcentrum Westland.
De provincie vroeg een oordeel van de commissie over
het voorstel om het verlies aan open ruimte bij realisering van het Transportcentrum te compenseren met
een open te houden gedeelte van de Groeneveldse polder, gelegen binnen de gemeente Schipluiden,
grenzend aan de Zweth.
Een door uw vertegenwoordiger in de
commissie ingebracht redactioneel voorstel, waarbij een eerder ingenomen
afwijzend standpunt ten aanzien van
de gehele operatie, met inbegrip van
het compensatie-voorstel, onverkort
werd gehandhaafd vond voldoende
bijval om grondslag van de antwoordbrief aan Gedeputeerde Staten te
worden.
Teleurstellend was evenwel het door de
minister van VROM ingenomen goed-
keurende standpunt ten aanzien van
de door de provincie vastgestelde
streekplan wijziging. De minister onderschrijft een door de Rijks Planologische
Commissie uitgebracht advies dat in
het kort hierop neerkomt:
de R.P.C. gaat accoord met de streekplanwijziging, onder erkenning van het
belang van de vestiging van het
Transportcentrum en de zorgvuldige
locatie-selectie.
de wenselijkheid om het betrokken
gebied door wetswijziging aan de
invloed van de Reconstructiewet te
onttrekken.
de aanbeveling om, als compensatie
voor dit verlies, het reeds genoemde
deel van de Groeneveldse polder als bufferzone aan te wij:~:en, zonder deze
onder de werking van de Reconstructiewet te brengen, gezien de daaraan
verbonden vertragende gevolgen voor
geheel Midden-Delfland.
Een spoedige indiening van het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer ligt nu
in de verwachting.
Overigens is de Midden-Delfland
Vereniging nog in afwachting van een
antwoord op haar brief, waarin zij in
november de minister nog heeft
verzocht geen enkele medewerking aan
het omstreden plan te verlenen. Het
bestuur van de vereniging ziet hierin
trouwens geen aanleiding het hoofd in
de schoot te leggen. Vele procedures, te
beginnen met de parlementaire
behandeling van het wetsvoorstel,
liggen nog in het verschiet. Daarbij
biedt de parallel te verwachten
bestemmingsplanprocedure in laatste
instantie zelfs de mogelijkheid een
Kroon-uitspraak uit te lokken. Deze
procedures kunnen wellicht een paar
jaar in beslag nemen.
Een merkwaardige nuance vormt
overigens de eind-vaststelling onlangs
door GS van het deelplan 'Gaag'.
Dat plan biedt geen plaats voor een
Transportcentrum en de provincie heeft
er blijkbaar toch geen goedkeuring aan
willen onthouden. Wij beschikken nu
dus zowel over een 'Programma' als
over een deelplan 'Gaag', die beide, na
een z~are vaststellingsprocedure, geen
Transportcentrum toestaan!
vijftiende jaargang nr. 1, april1991
4
Midden-Delfkrant
2,5 miljoen kubieke meter gif
(Foto Fred Hess)
Dat de vaststelling van het deelplan
van veel wijder belang is spreekt van
zelf. Daarom hierover nog enkele
opmerkingen. Als belangrijke volgende
stap op weg naar de planrealisering
betekent dit onder meer dat de aanleg
van een belangrijk tuinbouwvestigingsgebied aan de rand van het Westland
nu gestalte kan krijgen.
Wel heeft GS, onder meer beïnvloed
door een aantal bezwaarschriften, nog
heel wat correcties en wijzigingen in
het plan aangebracht. Overwegend
betreffen deze details, maar ten minste
één meer principiële zaak mag niet
onvermeld blijven, namelijk het
schrappen van een door de commissie
vastgesteld alternatief tracé voor het
Dijkpolderpad (een voetpad door de
weilanden onder Maasland) en het
weer opnemen van het vanouds
bestaande voetpad. Zodoende heeft de
jarenlang met ogenschijnlijk succes
gevoerde actie van de betrokken boeren
tegen dat pad toch nog schipbreuk
geleden . Liefhebbers van een vrije
wandeling door de groene dreven zullen
daar evenwel geen traan om laten!
Een tweede omstreden punt op de
commissie-agenda vormde het gezamenlijke voornemen van Rotterdam en de
provincie om in de Noordelijke punt
van de Oost-Abtspolder (een driehoek
tussen Schie en Poldervaart) een
zogenoemde DOP (definitieve opslagplaats voor vervuilde grond) in te
richten. In het vorige nummer van deze
krant is daarvan al melding gemaakt.
Inmiddels kwam een MER (milieuvijftiendejaargang nr. 1, april 1991
effect-rapportage) in concept gereed en
daarover werd een oordeel van de
commissie gevraagd. Zou dat positief
luiden dan zouden verdere stappen om
het plan tot uitvoering te brengen
spoedig kunnen worden gezet.
Een zekere bereidheid tot medewerking, gebaseerd op het besef dat de
gemeenschap nu eenmaal met dit
precaire probleem zit, overheerste in
de commissie. Wel werd, met name ook
door de vertegenwoordiger van de
Midden-Delfland Vereniging, met klem
aandacht gevraagd voor de negatieve
aspecten van het plan:
langdurig uitstel van de uiteindelijke
inrichting van het gebied tot recreatief
productiebos, terwijl eerder juist tot
voorrangsuitvoering was besloten.
milieuhygiënische risico's verbonden
aan een blijvend depot van 2,5 miljoen
kubieke meter vervuilde grond (een
laag van ruim 5 m dik op een kleine
50 ha!).
Wat betreft het eerstgenoemde gaat het
plan uit van een gebruiksduur van vijf
jaar - einddatum onbekend zolang de
begindatum nog niet vaststaat.
Wat betreft het tweede punt, het meest
wezenlijke onderwerp van de MER,
daartoe worden een reeks van voorzorgen en beschermende maatregelen
in het vooruitzicht gesteld. Deze
omvatten onder meer zorgvuldige
controle van de aangeboden specie
alvorens deze geaccepteerd wordt,
meerlagige drainagestelsels met aparte
lozing en eventueel zuivering van het
afte voeren water en in het bijzonder
een volledig 'inpakken' van de
vervuilde grond in kunststoffolie. Ten
slotte afdekking met een laag van
minstens een meter schone teelaarde,
waarin het productiebos wordt geplant.
Een en ander onder de aanname dat de
folie m instens dertigjaar meegaat,
waarna het dan kaprijke bos zou
moeten worden geruimd en herplant
om reparatie of vernieuwing mogelijk
te maken.
Hoewel vertrouwen in de bonafiditeit
van de verrichte studie en de aanbevolen werkwijze zeker op zijn plaats
is valt het toch moeilijk ja te zeggen tegen 'deze zorgvuldig ingepakte gifbom
van 2,5 miljoen kubieke meter, die
daar voor de eeuwigheid zal liggen',
zoals dezerzijds ter vergadering werd
opgemerkt.
Als binnenkort de MER officieel ter
visie wordt gelegd verdient dit zeker de
nauwlettende aandacht van een breed
publiek. Ook de reconstructiecommissie heeft hierover nog niet het
laatste woord gezegd. Wellicht een
goede aanleiding om deze rapportage te
besluiten met het nog resterende
vergaderschema van de Reconstructiecommissie voor dit jaar: 27 maart,
24 april, 26 juni, 28 augustus, 25
september, 23 oktober, en 27 november.
Al deze vergaderingen bieden de
mogelijkheid om van het spreekrecht
gebruik te maken.
D. van den Bosch
Midden-Delfkrant
Boerderijen in de Holierhoekse
Polder
Een wandeling over de Holyweg en de Trekkade in
Vlaardingen in de jaren vijftig, zestig en zeventig
van deze eeuw.
In 1985 verscheen in de Midden-Delfkrant een artikel
van Frans W. Assenberg over de boerderijen van de
voormalige Broekpolder in Vlaardingen.
Om het beeld een beetje completer te maken leek het
hem een aardig idee ook de boerderijen in de Holierhoekse Polder te inventariseren. Een deel van deze
polder onderging een zelfde lot als de erna~st gelegen
Broekpolder. In dit nummer het eerste deel van een
korte reeks. We beginnen de tocht via de Holyweg.
De Holierhoekse Polder
Laten we nu eerst even gaan kijken
wat de Holierhoekse Polder inhield
voordat hij onderging in de vaart der
volkeren. De eigenlijke naam is Holier·
hoekse en Zouteveense Polder.
Eerstgenoemde polder lag ten noorden
van de Kethelweg, vroeger de
Vlaardingseweg geheten. Deze weg was
tevens de zuidgrens. De westgrens liep
door de Vlaardinger Vaart, de noord
grens was de Zweth en de oostgrens
tenslotte werd gevonnd door de
Harreweg. De Holierhoekse en de
Zouteveense Polder zijn vroeger twee
afzonderlijke polders geweest. Zij zijn
dit gebleven tot 1859. In hetjaar 1941
kwam (de gemeente) Zouteveen vanwege de opdeling door de Duitsers bijna in
5
Onze reeks artikelen over de boerderijen
in de Holierhoekse Polder is een (hier en
daar ingekorte) weergave van de eerdere publicatie in Tijdschrift 42,
september 1989, een uitgave van de Historische
Vereniging Vlaardingen.
Dit artikel is eigenlijk bedoeld voor jonge mensen. Want zij hebben er amper
weet van dat ook de Holywijk eens een
mooi landelijk stuk Vlaardingen was
waar je je te goed kon doen aan een
tocht over de Holyweg en Trekkade. (Natuurlijk is het ook voor ouderen, wij
hebben Vlaardingen en Vlaardinger
Ambacht aan hen te danken.) Dat het er
goed toeven was blijkt uit het feit dat
sommige families generaties lang in
dezelfde omgeving of op dezelfde boerderij bleven wonen. Wellicht lag dat in de
aard lian boerenfamilies. Toch moet
men dit bestaan hebben gewaardeerd
boven dat in de stad. Overigens is het
omgekeerde ook het geval: een visser
werd ook geen boer, (ja visboer).
Namen als Oosthoek, Zonneveld, Moerman, Dijkshoorn enzovoort hebben een
agrarische klank. Als je met de vroegere
bewoners van de Holierhoekse Polder
(en de Broekpolder) praat, is het net of
alles er -nog staat, zo goed weet men te
vertellen hoe alles was vóór de stad
werd uitgebreid. \Uoral door deze "oral
history" of mondelinge geschiedenis komen veel zaken die bijna verloren
waren gegaan boven water. Zo krijgt het
beeld meer diepte.
Zuid-Westelijk gedeelte van de Holierhoekse Polder.
Krukius (1712)
r-
_."_,a
6
haar geheel bij Schipluiden .
Per 1 januari 1971 zijn de Holierhoekse
en Zouteveense Polder, de Lage
Abtwoudse Polder alsmede de Polder
Noord Kethel en de Kerkpolder
opgeheven en opgegaan in het nieuwe
bemalingsgebied Vockestaart.
Voordat de polder overschakelde op
Midden-Delfkrant
een blik werpen op het reilen en zeilen
van het bestuur van de polder in de
vijftiger jaren. Aan het begin van die
maand werd er in zaal Concordia aan
de Vlaardingse Westhavenkade een
vergadering gehouden van de
ingelanden van de polder. Ingelanden,
een alweer bijna vergeten begrip, zijn
Het begin van de Holyweg met de eerste 'L·illa' (hij staat er nog). Op de achtergrond
de boerderij van Chardon .
Foto collectie Gemeente-archief Vlaardingen.
moderne bemaling, dat wil zeggen door
middel van stoom, diesel , of elektrische
nergie, zorgden zes windmolens voor de
regeling van het waterpeil. Te beginnen
vanuit Vlaardingen waren dat achtereenvolgens de Holierhoekse of
Hooglandse Molen, de Nieuwe Molen,
de Zwethmolen, de Schouw- of Slinkslootmolen, de Buiksloot, of
Middelmolen en tot slot de Noordmolen. De zes windmolens stonden
allemaallangs de Vlaardinger Vaart.
Hier en daar zij n de molenwerven nog
waar te nemen. Niet alleen stonden er
molens in de polder, de meeste
gebouwen waren boerderijen. Sommige
eeuwen oud, andere moderner.
Hiermee zijn we tevens bij ons
uitgangspunt van dit onderwerp:
boerderijen in de Holierhoekse Polder.
Met name bij de boerderijen en woonhuizen die voor de stadsuitbreiding
letterlijk het veld moesten ruimen.
Boerderijen en woonhuizen langs
de Holyweg
We gaan naar buiten . We gaan een
wandeling maken over de Holyweg of
zoals hij ook wel werd genoemd de
Holierhoekse Wegh. We verplaatsen
ons voor deze tocht in gedachten naar
de jaren vijftig en zestig (en zelfs nog
naar de jaren zeventig) van deze eeuw.
Recente geschiedenis dus. In april 1955
is er eigenlijk in de Holierhoekse
Polder nog niets te bespeuren van de
expansiedrift van de ~ aardingse
stadsbestuurders. Wel kunnen we even
vijftiendejaargang nr. 1, april1991
grondbezitters en gebruikers van grond
binnen een polder. Zij vormen samen
met de dijkgraaf het polderbestuur.
Voorzitter van onze polder was destijds
K. Chardon die in zijn openingswoord
memoreerde dat de rekening voor geleverde elektriciteit f 4.000 hoger lag
dan het jaar daarvoor. Vanwege de
hevige regenval had men meer moeten
malen om de voeten droog te houden.
Niettemin kon men hetjaar 1954 toch
met een batig saldo afsluiten. Om goedkoper stroom te krijgen vatte men het
plan op 's nachts en op zondag te gaan
malen. Dit had tot gevolg dat er van de
plaatsvervanger van de machinist van
het gemaal meer zou worden gevergd.
De vergadering kon zich niet
verheugen in een overmatige belangstelling. Met pijn en moeite kon er aan
het vereiste aantal stemmen worden
voldaan. Vier jaar later is het bij zo'n
zelfde bijeenkomst al niet veel beter.
In totaal zijn er tijdens de
jaarvergadering van de polder in april
1959, gehouden in het stadhuis van
Vlaardingen, van de 599 stemgerech tigde ingelanden slechts 230
stemmen vertegenwoordigd. Uit het
jaarverslag van 1958 blijkt dat men
onder andere een maaiboot heeft aangeschaft. Hiermee konden poldersloten
machinaal worden gereinigd en schoongehouden. Het apparaat werkte boven
verwachting. Er werd overwogen om er
ten behoeve van het Hoogheemraadschap van Delfland een demonstratie
mee te geven. De maaiboot bood nog
meer voordelen. Er werd een belangrijke besparing mee gedaan op de
jaarlijkse loonkosten. Het scheelde
namelijk een vo lwaardige arbeidskracht per jaar'
In deze vergadering was wel iets van
de uitbreiding van de stad te merken.
Er werd namelijk geïnformeerd hoe de
waterafvoer moest worden geregeld
van het nieuw te bouwen (Holy) ziekenhuis. Geantwoord werd dat de nodige
voorzieningen getroffen zouden worden
voor dit werk. Dit zou dan zodanig
gebeuren dat verontreinigingen worden
vermeden . Na de rondvraag sloot voorzitter Chardon de "vlot verlopen en
geanimeerde bijeenkomst op de
gebruikelijke wijze".
Clattenburg
Vroeger begon de Holyweg bij het oude
Raadhuis van Vlaardinger Ambacht,
thans Stadsarchief. Toen men bij de
renovatie van het archief de klimop
verwijderde kwam er een naambordje
tevoorschijn met "Holyweg" er op.
Vanwege de woningbouw werd er een
Zondagse kerkgang van de familie Chardow. Foto collectie Gemeentearchief Vlaardingen .
Midden-Delfkrant
deel van de Holyweg veranderd in
Prins Bernardlaan. Hierdoor begon
toen de Holyweg bij de boerderij van
Chardon . Deze plaats heette vroeger
Clattenburg en vormt tevens het
uitgangspunt van onze reis over de
Holyweg.
Klaas Chardon was boer op
"Clattenburg". Aan het eind van de
Prins Bernardlaan is nog de terp te
zien waar de boerderij stond. Ten
onrechte wordt het stukje weg erom heen, vanaf het einde van de Prins
Bernardlaan naar de burgerneester
Verkadesingel "Het laantje (of landje)
van Chardon" genoemd. Hét laantje
van Chardon is de nog bestaande oprijlaan naar de plaats van de voormalige
boerderij . Gelukkig is de volksmond
hardnekkig waardoor de herinnering
aan de boerderij van Chardon levendig
blijft.
Clattenburg is dus de naam van de
boerderij die in de 14e eeuw op die
plaats aanwezig was. In 1346 houdt
Claes Heynenzoon vijf morgen land in
dit gebied in leen. (Een "morgen" is
zoveelland als op een morgen geploegd
kan worden, het is dus een oude vlaktemaat.) De boerderij heette in die
periode Clattenburg en komt als
zodanig voor in het kaartboek van de
landerijen van het Gasthuis te
Schiedam. Het gaat dan om een kaart
van 1572 van de landmeter Jan Potter.
Uit oudheidkundig bodemonderzoek in
1971 is gebleken dat er reeds eerder
van bewoning of iets dergelijks sprake
moet zijn geweest. Door de aanleg van
de Burgerneester Heusdenslaan werd
de oude woonheuvel aangetast.
Hierdoor werd over een lengte van 22
meter een profiel zichtbaar. Dit profiel
raakte juist de rand van een laat 12e
eeuws woonerf dat op een overspoelingsdek was gelegen. Bovendien
kwam er uit een hoger niveau een
afvalput te voorschijn die onder andere
baksteenmateriaal bevatte. De put
werd gedateerd op rond 1300. In 1969
werd eveneens bodemonderzoek
verricht. Er werden toen twee smalle
profielsleuven, loodrecht op elkaar
staande, door de heuvel getrokken. Dit
gaf het volgende beeld te zien: de kleiheuvel moet in de 14e eeuw in één keer
zijn opgeworpen. Op die plek stond
reeds in de lle eeuw een houten huis
met wanden van vlechtwerk. Dit huis
is in 1164 wegens een overspoeling
verdwenen. Kort daarna werd de
bewoning voortgezet .de oude woonheuvel aangetast. Hierdoor werd over een
lengte van 22 meter een profiel zichtbaar. Dit profiel raakte juist de rand
van een laat 12e eeuws woonerf dat op
een hoger overspoelingsdek was gelegen. Bovendien kwam er uit een hoger
niveau een afvalput te voorschijn die
onder andere baksteenmateriaal bevatte. De put werd gedateerd op rond
1300. In 1969 werd eveneens bodemonderzoek verricht. Er werden toen twee
smalle profielsleuven, loodrecht op elkaar staande, door de heuvel
getrokken. Dit gaf het volgende beeld
te zien: De kleiheuvel moet in de 14e
eeuw in één keer zijn opgeworpen. Op
die plek stond reeds in de lle eeuw een
houten huis met wanden van vlecht-
Het "landje van Chardon' thans met de voormalige oprijlaan naar de boerderij.
Foto FW van Ooststroom.
7
werk. Dit huis is in 1164 wegens een
overspoeling verdwenen. Kort daarna
werd de bewoning voortgezet.
Door de aanleg van kelders in de boerderij van Chardon werden de
middeleeuwse bewoningen grotendeels
verstoord. Niettemin schijnt er toch interessant materiaal in de terp te zitten.
Het riviertje De Vlaarding liep destijds
ten dele onder de tegenwoordige (woon)
heuvel door. In 1164 zou dit zijn dichtgeslibd waarna het iets oostelijker
opnieuw is uitgegraven. Een restant
van dit watertje is aldaar nog aanwezig. Op de kaart van Kruikius van
1712, één van de mooiste oude kaarten
van ons gebied, is de boerderij compleet
met boomgaard en oprijlaan te zien.
Ten noorden ervan is, ter hoogte van de
boerderij Holy, de naam "Klattenburgh" te lezen . Volgens C.Hoek, aan
wie wij de meeste gegevens over Clattenburg te danken hebben, is er in
Vlaardingen geen spoor van een grafelijke burcht te vinden. Het ligt voor de
hand deze functie aan Clattenburg toe
te schrijven. Zekerheid hierover is er
niet. Ook het feit dat in hetjaar 1018
Dirk de Derde het Rijksleger versloeg
bij Vlaardingen biedt geen uitkomst op
de vraag of Clattenburg een burcht
was. Uiteindelijk verschanste men zich
bij de strijd in 1018 in de burcht van
Maasland om van daaruit de strijd
voort te zetten . Ik ben geen strateeg, de
vraag of Clattenburg een krijgskundige
plek was, waardoor het vermoeden dat
daar een burcht geweest zou zijn min
of meer bevestigd kan worden, kan derhalve niet worden beantwoord.
Waarschijnlijk was Clattenburg wél de
jongste boerderij in dit gebied in de lle
eeuw.
In 1572 stond er een hoeve op de terp
die werd bewoond door Sijmon Claeszn.
Dit is te zien op een kaart van Jan
Janszn. Potter, de "gesworen lantmeter". Ook deze kaart zit in het eerder
genoemde landkaartboek. De boerderij
of bewoning wordt Clattenburg genoemd en bestaat uit een boerderij met
twee hooibergen die op de zelfde plek
zijn gesitueerd als op de kaart van
Kruikius narnelijk aan de westzijde. De
kaart van Potter behelst een opmeting
van het zogenaamde "bachusweer"
(bakhuis), ten oosten van de boerderij
Holy. Een weer is al het land tussen de
sloten. Eeuwenlang was er dus bewoning op deze heuvel in Vlaardinger
Ambacht.
In 1990 rest er nog slechts de terp met
enkele bomen die een soort oprijlaan
vormen. Volgens één van mijn zegslieden zou de op het terrein staande
lindeboom ongeveer 700 jaar oud zijn.
Het loont denk ik de moeite de heuvel
eens aan een nader onderzoek te onderwerpen. De in het begin van deze eeuw
door Filippus van der Kooy gebouwde
boerderij van Chardon is na de oorlog
afgebroken.
Frans W. Assenberg
vijftiende jaargang nr. 1, april1991
8
Midden-Delfkrant
Musea in onze omgeving
In het verleden was voor een bezoek aan een museum
door bewoners van het platteland gewoonlijk een min
of meer verre reis nodig. Dat is in onze tijd anders.
Bijna elk dorp heeft z'n eigen museum, waar allerlei
zaken, die met het eigen verleden te maken hebben,
worden verzameld en eventueel tentoongesteld. Eén
van de voordelen hiervan is dat men voor plaatsgebonden exposities in de eigen omgeving de meeste
belangstelling heeft. De locale musea besteden niet
alleen aandacht aan het verleden van woonplaats of
omgeving maar eveneens aan actuele situaties.
In Maasland, in Museum 'De Schilpen'
is tot 6 april een tentoonstelling te zien,
genaamd 'De Foppen polder'. Het is een
expositie over verleden, heden en toekomst van Maaslands kleinste polder,
die in de 14de eeuw ontstond, toen ten
behoeve van een betere afwatering van
Delfland de Boonervliet werd gegraven,
vrijwel evenwijdig aan de reeds
bestaande Middelvliet. Eeuwenlang
kende de polder geen andere problemen
dan de waterhuishouding.
Er graasden koeien en de weidevogels
vonden er een ideaal broedgebeid.
De 20ste eeuw bracht allerlei
De Hoop doet Leven'
vijftiendejaargang nr. 1, april1991
veranderingen. Wegenaanleg en het
scheppen van recreatie-mogelijkheden
vereisten uitvoerig bodemonderzoek.
In verband daarmee is door museum
De Schilpen een expositie ingericht, die
alle bijzonderheden van de Foppenpolder de revue laat passeren. Er wordt
aandacht besteed aan de polderbemaling, aan de unieke flora en
fauna, aan de bodemopbouw en aan
bijzondere bodemvondsten (o.a. uit de
IJzertijd). Veel fraaie foto's en een
aantal bijzondere voorwerpen zijn op
deskundige wijze gerangschikt.
Hierdoor ontstond een tentoonstelling
De schilpen in Maasland.
die voor elke bewoner van MiddenDelfland zeer verhelderend kan zijn .
Museum De Schilpen is geopend elke
zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur en
voor groepen na telefonische afspraak
ook op andere tijden.
Telefoon (01899J- 12391 of 13042.
Het museum 'De Hoop doet Leven' te
Overschie heeft van februari tot eind
april een tentoonstelling over oude
landkaarten, plattegronden en luchtfoto's van Overschie en omgeving. Aan
de hand van oude landkaarten kan
men zich een goed beeld vormen van de
ruimtelijke veranderingen die sinds de
17de eeuw hebben plaats gehad. Op
enkele plaatsen, vooral in de dorpskern, is de middeleeuwse verkaveling
nog zichtbaar in het landschap. Het
meest drastisch veranderde de situatie
na de annexatie in 1941.
Openingstijden : elk eerste weekend
van de maand · zaterdag en zondag·
van 12.00 tot 17.00 uur.
Voor informatie: telefoon (010) ·
4155352 of 4157678.
Museum het Tramstation in Schipluiden heeft een expositie gewijd aan
de geschiedenis van het onderwijs in de
gemeente onder de naam 'Van Telraam
tot Computer'. Al heel vroegwaren er
schoolarchieven in Schipluiden zelf, in
't Woudt en in Zouteveen. Uit de
archieven konden bepaalde gegevens
worden opgediept, die bijzonderheden
over deze vroege periode inhouden.
Oude prenten en uit een latere tijd een
groot aantal schoolfoto's worden
tentoongesteld. Ook met oude leerboekjes en lesmethoden, schoolplaten en
gebruiksvoorwerpen kon de sfeer van
vroeger worden opgeroepen. De tentoonstelling is te zien tot begin juni. In een
bijbehorende syllabus wordt uitvoerig
ingegaan op de geschiedenis van het
plaatselijke onderwijs.
Midden-Delfkrant
9
Museum het Tramstation is voor
geïnteresseerden toegankelijk elke
woensdag en zaterdag van 14.00 tot
16.00 uur en op andere tijden na afspraak via telefoon (01738) 8424 of
8630.
Concert in 't Woudt
MUSEUM
Zomerseizoen 1991
(liggend aan de weg van Delft naar het Westland)
zaterdag 16 maart
Passieconcert
aanvang 20.15 uur
An Schrama
Lucie van Oortmerssen
Albert Moerman
alt
fluit
orgel!clavecymbel
zaterdag 27 april
aanvang 20.00 uur
Lucie van Oortmerssen
Albert Moerman
fluit
orgel!clavecymbel
zaterdag 25 mei
aanvang 20.00 uur
' Brisk ':
Saskia Ouwehand
Alide Verheij
Jantien Westerveld
Bert Honig
blokfluiten
zaterdag 15 juni
aanvang 20.00 uur
' The New Consart ':
Mariette Holtrop
Naomi Hirschfeld
Reitze Smits
barokviool
viola da gamba
clavecymbel!orgel
zaterdag 6 juli
aanvang 20 .00 uur
Erika Waardenburg
Albert Moerman
harp
orgal
zaterdag 27 juli
aanvang 20 .00 uur
Diana Middelkoop
Geert Bierling
clavecymbel
clavecymbel/orgel
zaterdag 24 augustus
aanvang 20.00 uur
Gustav Leonhardt
clavecymbel
zaterdag 21 september
aanvang 16.00 uur
Hans van Nieuwkoop
Jacques van Oortmerssen
orgel
orgel
STICHTING TRAM STATION
In het Tuinbouwmuseum te Naaldwijk,
Middelbroekweg 1, is op 17 januari een
expositie geopend 'Tuinbouw Verbeeld'.
Hier is de historie van de tuinbouw
weergegeven in een aantal prenten en
andere afbeeldingen . Duidelijk blijkt
hieruit hoe in een ver verleden met
primitieve werkwijzen toch resultaten
werden behaald. Er zijn ook oude voorwerpen te zien en antieke wandtegels,
die op het-tuinbedrijfbetrekking
hebben. Niet alleen tuinders moeten
deze tentoonstelling gaan zien. Ook
niet-vakgenoten kunnen hier genieten
van een zeer verzorgde presentatie.
Het museum is geopend elke zaterdag
van 14.00 tot 17.00 uur en na afspraak.
Telefoon (01740) 21084.
A.A. Olsthoorn
Na afloop van de concerten is het koffiehuis 'De Hooiberg' geopend.
Voor meer informatie: Comité Kerkconcerten 't Woudt, p/a Schouw 55 2636 DH
Schipluiden, Telefoon (01738) 96 53
Thinbo uw Verbeeld' in het Thinbou wmuseum .
vijftiende jaargang nr. 1, april1991
10
Midden-Delfkrant
Kaartboek van
Maasland
750 jaar Duitsche Orde
in Maasland
Ter gelegenheid van de viering van 750
jaar Duitsche Orde in Maasland zal het
kaartboek van Maasland, getekend
door de landmeter Jan Potter in 1570,
in vierkleurendruk en op de ware
grootte worden uitgegeven. Het is het
kaartenboek van de percelen land
onder Maasland die in het bezit van de
Duitsche Orde waren en voor een deel
heden ten dage nog zijn.
In een begeleidend tekstboek wordt een
toelichting gegeven op de inhoud van
het kaartboek, wordt wat vermeld over
de historie van de Duitsche Orde in
Maasland, het kaartboek als historisch
document belicht en ruim aandacht
besteed aan de landmeter-kaart- .
tekenaar Jan Jansz . Potter.
Het kaartboek, dat 54 kaarten bevat,
verschijnt in een gewone en een luxe
uitvoering. In de luxe uitvoering
worden de kaarten gevat in een linnen
band met een zilveren stempel van
de Duitsche Orde. Bij de gewone
uitvoering worden de kaarten los in
een map geleverd. De prijs voor de
gewone uitgave bedraagt} 149,50. De
uitgave in luxe band kost f 179,50.
Ditjaar is het 750 jaar geleden dat de Duitsche Orde
haar eerste bezittingen in Maasland verkreeg. In het
jaar 1241 schonk graafWillen II het recht om de pastoor te benoemen van de kerk in Maasland aan de
Duitsche Orde. In de daarop volgende eeuwen, tot op
de dag van vandaag, zijn de betrekkingen tussen het
dorp en de orde nooit verbroken.
De Duitsche orde had gedurende 400 jaar een vestiging, een zogenoemde commanderij, in Maasland. Nu
heeft de orde er alleen nog land in bezit.
Inlichtingen:
Gelijktijdig verschijnt dan het kaartboek van Maasland, dat de Duitsche
Orde in 1570 liet maken door Jan
Jansz. Potter. Hiernaast treft u informatie over dit prachtige kaart boek.
In de kerk zal een herdenkingsraam
onthuld worden, dat ten dele is samengesteld uit restanten gebrandschilderd
Stichting 750 jaar Ridderlijke Duitsche
Orde in Maasland,
p/a gemeentehuis Maasland,
Postbus 6,
3155 ZG Maasland.
De geschiedenis is vastgelegd in een
boek, geschreven door K. Bosch ma en
A. Immerzeel, met de titel 'De Duitsche
Orde in Maasland'. Dit boek wordt officieel aangeboden op 26 april a .s.
tijdens de openingsplechtigheid van de
jubileumfeesten. De openingsplechtigheid vindt met vele genodigden,
waaronder prominenten van de Duitsche Orde, plaats in de Ned.
Hervormde kerk, de oude DuitscheOrde-kerk.
glas afkomstig van een raam, geschonken door de Duitsche Orde in de 17e
eeuw.
Na de plechtigheden begeeft het gezelschap zich naar museum 'De Schilpen'
en gebouw Tavenu waar een grote tentoonstelling over de Duitsche Orde is
opgesteld. Mede dankzij de medewerking van de Duitsche Orde in Utrecht,
is er een zeldzame collectie historische
voorwerpen, afbeeldingen en archiefstukken te bezichtigen. Er zijn twee
grote maquettes: één van de vroegere
commanderij en één van het dorp in
1570 naar de kaart van Potter.
Ter toelichting op de tentoonstelling
houdt de Historische Vereniging Maasland regelmatig korte dia-presentaties
met toelichting op de zolder van Tavenu.
Deatil uan het dorp Maasland.
Kaartboek uan de Duitsche Orde.
vijftiend_ejaargang nr. 1, april 1991
Midden-Delfland
Vereniging
nieuw dagexcursie door
dden-Delfland
organiseerde de vereniging een dagexcursie
eigen leden door Midden-Delfiand. Het was een
lbiJizo•ndler geslaagde dag. Daarom gaan we dit voorjaar
rop•ni•eu,w op excursie. Dat zal gebeuren op zaterdag
juni 1991.
Midden-Delfland Vereniging
secretariaat:
Londenweg 123
3137 LV Vlaardingen
telefoon (010) 4 74 25 98 ('s
avonds)
Programma
Aanmelding
10.00 uur
Welkom met koffie in de Schilpen ('s Herenstraat 24), waarna
een rondleiding in het museum
en in de Tavenu, waar ook een
diaprogramma over de Duitsche
Orde zal worden getoond.
Hierna een bezoek aan de Nederlands hervormde kerk. Ook
hier een deskundige toelichting.
De kosten voor deze excursie bedragen f 30,- (inclusief lunch).
Het vervoer tijdens de dag vindt
plaats met de eigen auto. U
kunt zich aanmelden door overschrijving van f 30,- per
persoon op postrekening
3928463 ten name van de Midden-Delfland Vereniging te
Vlaardingen. Wilt u s.v.p. bij betaling vermelden hoeveel
plaatsen u eventueel ter beschikking heeft in uw auto voor
vervoer van niet-autobezitter&.
Het aantal deelnemers is beperkt tot maximaal 40.
Inschrijving vindt plaats op volgorde van binnenkomst.
Intoducées zijn toegestaan.
Deelnemers ontvangen nog gedetailleerde informatie.
12.30 uur
Koffietafel
14.15 uur
Vertrek met de boot vanaf de
Wipperskade in Maassluis voor
een rondvaart rond de Vlietlanden, waar wellicht dit jaar de
orchideën nog bloeien. In ieder
geval is de natuur er in het voorjaar op z'n mooist.
Onderweg waarschijnlijk thee of
koffie in het Jachthuis.
Terugkomst ongeveer 16.45 uur.
Wijzigingen voorbehouden.
Midden-Delfkrant
11
De kerk van Maasland
Foto: Fred Hess .
De feestperiode duurt zes weken en eindigt op 8 juni a.s .. Het wordt een echt
volksfeest, waarbij alle groepen van de
bevolking aan hun trekken komen. Er
zijn veel bekende gezelschappen uitgenodigd, maar ook de plaatselijke
verenigingen en de scholen presenteren
zich met muziek, zang, dans en toneel.
Daarnaast zijn er sportmanifestaties,
er is straattoneel, dauwtrappen met gezamenlijk ontbijt, een boerenbruiloft,
een boottocht, excursies, een wijn- en
kaasfeest.
Ook op historisch gebied is er veel te beleven zoals historische
dorpswandelingen, een historische fiets
tocht, een presentatie van alle naburi
ge musea en een antiek- en curiosakeuring.
Op zaterdag 1 juni a.s. volgt een historische optocht, waarschijnlijk afgesloten
met vuurwerk.
Alle programma-onderdelen worden bekend gemaakt in de streekbladen. Het
gemeentehuis verstrekt telefonisch informatie: (01899) 137 77.
Ter herinnering aan ditjubileum werd
een historische munt (penning) geslagen in goud, zilver en cupro-nikkel. De
laatstgenoemde ter waarde van vijf gulden geldt gedurende de feestperiode in
Maasland als wettig betaalmiddel.
In de feestperiode zullen vrijwel alle
Maaslanders in historische kledij gesto
ken zijn, wat een extra feestelijk tintje
geeft. Er was een enorme belangstelling voor de kledingshows en de
aangeboden patronen.
Over de historische achtergrond van
dit jubileum houdt de heer K. Boschma
een dia-lezing in gebouw Het Trefpunt
op woensdag 17 april om 20.00 uur. De
avond wordt georganiseerd door de Historische Vereniging Maasland en het
Genootschap Oud-Westland.
Niet-leden zijn ook welkom op deze
avond (tegen een gering entreebedrag).
Het wordt groot feest in Maasland in
de periode van 26 april tot 8juni a.s.!
Ook gasten van elders zullen feestelijk
worden ontvangen.
vijftiende jaargang nr. 1, april1991
12
Midden-Delfkrant
Brochure over
ganzen en andere
grazende vogels
Ruim een eeuw ganzen in
Midden-Delfland
Ganzen brengen bij verschillende
groepen mensen heel verschillende
gevoelens teweeg. Natuurbeschermers
kijken elkjaar weer met spanning naar
ze uit. Hoe meer ganzen, hoe mooier.
Jagers vinden dat - tot op zeker nivo ook, maar om een andere reden: des te
meer ganzen, des te groter de kans om
er een te bemachtigen - tot 1 februari.
Veel agrariërs zien ganzen echter liever
gaan dan komen. Niet omdat zij deze
vogels geen ruimte gunnen. Maar
onder bepaalde omstandigheden
kunnen deze 'grazende' vogels aanleiding geven tot schade. Of schade
optreedt en hoe groot die wordt, hangt
niet alleen af van het aantal ganzen,
maar o.a. ook van de maand dat de
vogels er zijn, hoe lang ze er zijn en hoe
het weer is tijdens en na het bezoek
van de vogels.
Over deze aspekten rond ganzenschade
en hoe die te beperken hebben de
Waddenvereniging en het Centrum
Landbouw en Milieu een brochure
geschreven: 'Grazende vogels op boerenland'. De brochure is in eerste instantie
bedoeld voor agrariërs, maar ook
informatief voor natuurbeschermers
en jagers.
Eén van de stellingen in de brochure is
dat voor het oplossen van het ganzenprobleem vooral een regionale aanpak
kansen biedt. Dit vereist samenwerking tussen alle betrokken partijen.
In de brochure worden enkele voorbeelden van zo'n regionale aanpak
genoemd.
Voor Midden-Delfland lijkt het zinnig
om door een gezamenlijke inventarisatie van vogels en schadegevallen door
jagers, agrariërs en vogelbeschermers
zich te oriënteren op de zin en de
mogelijkheden om zo'n gebiedsmatige
aanpak ook hier gestalte te geven.
De brochure is te verkrijgen door
storting van f 1,50 op giro 42.04.713 of
Raborekening 39.42.82.388 t .n .v. CLM
te Utrecht o.v.v. 'Grazende vogels'.
Reakties naar A. van Paassen,
Kloosterpad 48,
2635 DH Den Hoorn;
telefoon (015) 562220.
Bijgaand artikel van W.Breedveld nemen wij met toestemming van auteur en uitgever over uit 'Het Vogeljaar ' 36 (6) 1988, tijdschrift voor vogelstudie en
vogelbescherming.
Overwinterden ganzen in het begin van deze eeuw
in West-Nederland, daar waar ze nu grotendeels
ontbreken? In elk geval wel in Midden-Delfland. Al
bezochten de ganzen het gebied niet meer, ze kwamen
na tientallenjaren terug. Waarom? Als oude zowel als
nieuwe pleisterplaats geniet Midden-Delfland weinig
bekendheid bij vogelkenners. Het voorkomen van
ganzen van 1885 tot in 1988 wordt hieronder nader
bekeken. Dit artikel verscheen eerder in 'Het Vogeljaar' 36 (6) 1988.
Gebied
Midden-Delfland is een Zuidhollands
weidegebied ter grootte van 6600 ha.
Thans wordt het begrensd door de Westlandse kassen in het westen, door Delft
in het noorden en door Schiedam,
Vlaardingen en Maassluis in het
zuiden. In het overwegend open landschap overheerst weiland, met in het
westen enige akkerbouw (200 tot 300
ha ) alsmede enige tuinbouw. Een
beperkt aantal terreinen is gelegen op
ruime afstand van eventuele
verstoringsbronnen, zoals spoorlijnen,
doorgaande wegen en paden,
bebouwing en bosjes. Als gekozen
wordt voor een afstand van 300 meter,
bestaat slechts 400 ha uit open ruimte
(zie figuur 4).
Voor Midden-Delfland was de afgelopen
eeuw een tijd van ontwatering, verstedelijking en versnippering van de
open ruimte door onder meer aanleg
van wegen . Deze processen zetten zich
nog voort. Voor een gedetailleerde
gebiedsbeschrijving wordt verwezen
naar Noltee & Van der Weyden (1983)
en naar De Gooijer & Kraak (1979).
Methode en materiaal
Om gegevens te verzamelen werden
archieven, interviews en waarnemingen als bron gebruikt. Archieven
zijn als bron belangrij k voor de 19de
eeuw en het begin van de 20ste eeuw,
toen boeren een verzoek deden aan het
ministerie van Justitie om ganzen die
naar hun zeggen landbouwschade
veroorzaakten, te laten schieten bij
wijze van buitengewone machtiging.
vijftiendejaargang nr. 1, april 1991
Slechts de overzichten (incides) van de
binnengekomen verzoeken zijn
bekeken in het Rijksarchief in Den
Haag. Wel is het archief van de
Gemeente Maasland grondig doorgespit. Bij het jaar 1885 is het
archiefonderzoek begonnen om het
voorkomen van ganzen vóór, tijdens en
nà de strenge winter van 1890/1891 te
kunnen vergelijken .
Een tweede informatiebron vormen
herinneringen van oude bewoners van
Midden-Delfland, die geïnterviewd zijn.
De interviews begonnen steeds met
zogenaamde 'open' vragen (open: in
welk jaar? gesloten: in 1947?) om te
voorkomen dat een antwoord in de
mond werd gelegd. De antwoorden
zijn onderling vergeleken. Bij de
vergelijking en het besluit een
antwoord al dan niet bruikbaar te
achten, liet ik mij leiden door de
volgende overwegingen: hoe helder en
specifiek is een herinnering, hoeveel
personen komen ermee voor de dag,
hoe oud zijn ze en bezitten ze kennis en
interesse ten aanzien van het natuurgebeuren, in welke polder woonden ze?
De circa veertig personen met bruikbare herinneringen woonden verspreid
over Midden-Delfland. Als buitenlui
(boer, jager of kooiker) liepen ze
voortdurend in het ve ld. Vanwege hun
geboortedata en blijkens gesprekken
met hen zijn de jaren 1910 tot 1920 de
horizon van de collectieve kennis. Wat
zich voordien afspeelde, is nagenoeg
niet te achterhalen. Over de Dijkpolder
en de Klaas Engelbrechtspolder kon
niet genoeg informatie worden
verzameld.
Midden-Delfkrant
Als derde bron dienen waarnemingen
van vogelaars. De eerste waarnemingen zijn afkomstig uit 1962 tot
en met 1969 (met de allervroegste uit
194 7) en betreffen overwegend watervogeltellingen, die gehouden werden in
elke maand, tussen september en
maart in de directe omgeving van
Vlaardingen. De eerste helft van de
jaren zeventig is blanco voor geheel
Midden-Delfland door het nagenoeg
ontbreken van verslagen. Na 1975 en
vooral na 1978 lopen de losse en
systematisch verrichte waarnemingen
binnen uit heel Midden-Delfland. De
Aalkeet Buitenpolder en de Foppenpolder zijn daarbij het meest bezocht:
minimaal twee keer per maand tussen
september en april over de jaren 1977
tot en met 1988. Overig MiddenDelfland heeft minder aandacht
gekregen. Hoeveel minder, laat zich
moeilijk uitdrukken in een cijfer, omdat
vogelaars doorgaven wanneer ze wel
ganzen zagen zonder vaak te
vermelden wanneer niet. Zonder
correctie is het minimum aantal bezoeken aan de diverse polders over de
winters 198 1/1982 tot en met
1987/1988 achtereenvolgens: drie à
vier, twee à drie, geen à twee, vier à
vijf, zes à zeven, zes à zeven, twee à
drie. Hierbij zijn alleen de bezoeken uit
december, januari en februari meegerekend. De tellingen en de
waarnemingen laten wel toe de grote
lijn in het voorkomen van ganzen in de
laatste tien jaar te volgen, waartoe wij
ons dan ook beperken. Over de Woudse
Polder en de Akkerdijksche Polder zijn
geen recente gegevens verzameld.
overweldigend veel ganzen aanwezig
waren tussen 1885 en 1914. In een
brede strook van 's-Gravenzande tot
Rotterdam: waar ze thans vrijwel
geheel gemist worden - hielden ze
zich toen op.
Soms werd al gauw over de ganzen
geklaagd, in elk geval door Maaslandse
boeren. Toch zijn de klachten wel
indrukwekkend. Ze geven slechts het
topje van de ganzenmassa prijs. Om
een voorbeeld te geven: uit Naaldwijk
stammen de verzoeken van 1911, 1912
en 1913, maar het is zeker dat destijds
een groter verspreidingsgebied werd
ingenomen door de ganzen. Dat blijkt
uit de interviews en aanvullende
informatie (zie volgende par~graaf) die
samen tonen dat geheel MiddenDelfland en de strook ten oosten
hiervan bevolkt werd tussen 1905 en
1920.
December is de maand met de meeste
verzoeken (zie figuur 2 ) en daarom
mag men veronderstellen dat de
Kolgans (Anser albifrons) of de Rietgans (Anser fabalis) of beide de meest
voorkomende soorten waren. Deze
soorten arriveerden vooral in december
(Van Oordt 1925). Tevens kan het
figuur uitdrukking geven aan de
verhoogdejachtintensiteit in december
in verband met de feestdagen!
13
dat de Grauwe Gans in groten getale
Nederland binnenstroomde bij een
vrijwel complete afwezigheid van de
Kol- en Rietgans (Van Oordt 1925).
Wellicht verscheen eveneens de Brandgans (Branta leucopsis) maar dan als
zeldzame gast. Hiervoor pleit een opmerkelijk berichtje uit de Nieuwe
Vlaardingse Courant van 21 januari
1891. 'Door den jager Jan Scheffer te
Vlaardingen is in den Waterweg
geschoten een soort fluweelgans,
aschgrauw van kleur met zwart
fluweel-achtigenkopen hals zijnde bij
den kop van onder een witte kring,
zwarte pooten met zwemvliezen en een
zwarten spitsen bek. De grootte is die
van een groot soort eend. De diergaarde te Rotterdam zal dit exemplaar
dat een gebroken vleugel heeft door het
schot, ten geschenke ontvangen'. De
beschrijving kan eventueel op een
Canadese gans (Branta canadensis)
slaan. Hoe dan ook, zó zeldzaam was
de soort als wintergast dat hij de krant
haalde met een beschrijving van het
uiterlijk zonder echter - kennelijk door
zijn zeldzaamheid - aangeduid te zijn
met een soortnaam. Van Oordt (1925)
stelt dat de Brandgans weinig en onregelmatig voorkwam, pas na een
vorstinval in groter aantal. Inderdaad
liet zich in januari 1891 een grote
koude tijdens een strenge winter
gelden (Huisman 1984).
32
30
Veel ganzen van 1885 tot 1914
Uit het Rijksarchief in Den Haag blijkt
dat een groot aantal verzoeken om
ganzen te laten schieten geadresseerd
werd aan het ministerie van Justitie.
De verzoeken van alle jaren zijn weergegeven op een kaart (zie figuur 1).
20
10
5
okt.
dec.
mrt.
Figuur 2. Aantal afschotverzoeken per decade, gerekend vanaf 1 september, over de
jaren 1885 tot en met 1913 ..
Figuur 1. Ligging van de afschotverzoeken over de jaren 1885
tot en met 1913.
Hierbij is elke stip een verzoek en alle
stippen zijn gelijkmatig verdeeld over
het oppervlakte van een gemeente.
Uit de kaart komt naar voren dat
Ook de Grauwe Gans (Anser anser)
moet zijn voorgekomen , want reeds
in september klonken er klachten , die
geuit werden bij Schiedam (en opvallend genoeg nergens anders)
betreffende zowel ganzen (1895, 1901,
1907) als 'schadelijk gedierte' {1902,
1908, 1909). September was de maand
Waar brachten al de ganzen de nacht
door? Mogelijk aan de Maas. Die
situatie zou in elk geval bestaan
kunnen hebben in de jaren twintig van
de 20ste eeuw (zie volgende paragraaf).
Wellicht sliepen de ganzen daar ook
vóór de jaren twintig en misschien ook
aan de Waterweg.
vijftiende jaargang nr. 1, april1991
14
Midden-Delfkrant
Die veronderstelling wordt gesteund
door de maximale afstand van twaalf
tot vijftien kilometer tussen aan de ene
kant de beide grote wateren en aan de
andere kant de noord-oostelijkste
klachtenmeldingen. De meeste ganzen
vliegen hoogstens vijftien kilometer om
hun slaapplaats te bereiken (Lebret et
al1976 ). De veronderstelling wordt ook
gesteund door de tendens van de
klachten, die toenemen in zuidelijke
richt ing, dus naar de eventuele slaapplaats toe (zie figuur 1).
Is er een trend te bespeuren in het voorkomen van de ganzen? Zo te zien wel
(zie figuur 3). Het aantal klachten
neigt naar daling, met evenwel een
piek in de winter van 1890/1891.
Vanwege de uitzonderlijke koude in de
winter van 1890/1891lijkt de piek
reëel. Verondersteld mag worden dat
buitengewoon veel, uit het noorden
gevluchte ganzen neerstreken. Of het is
zo dat de reeds aanwezige groepen zich
opdeelden en verspreidden om de
schaars geworden voedselbronnen
beter te kunnen benutten.
Voor meer vragen zien wij ons
geplaatst bij de kwestie van het
afnemend aantal verzoeken om ganzen
te laten schieten. Nam dus ook het
aantal ganzen af? Misschien, maar
men bedenke dat de verandering in de
registratie van de verzoeken die
ingevoerd werd in januari 1890 en in
januari 1907, geleid of bijgedragen kan
hebben tot het beeld van de achteruitgang van de ganzen. In de zelfde lijn is
het ontbreken van verzoeken in 1905
en 1906, waarschijnlijk terug te voeren
op nalatigheid in de verslaglegging.
Om de kwestie van de afname te onderzoeken, evenals de veronderstelling ten
aanzien van de slaapplaats en de
betrokken soorten is een nadere
verkenning van archieven nodig. In elk
geval spreekt de literatuur (Lebret et al
1976) over een afname van de Rietgans, die in de 19de eeuw begon en wat
betreft Nederland doorzette tot na 1940.
De komst van het vliegtuig zou
verantwoordelijk zijn geweest voor de
achteruitgang (mondelinge mededeling
J . de Rouw, hij gaat af op mondelinge
overlevering). Uit schriftelijke bronnen
blijkt mij dat het eerste commerciële
vliegtuig op 26 juli 1920 opsteeg vanaf
de Waalhaven, Rotterdams eerste vliegveld.
Niet onvermeld mag blijven dat enkele
bewoners uit overlevering w.i sten te
vertellen dat hun voorgeslacht omstreeks 1900 op ganzen joeg. Er was
dan ook sprake van ene 'Jan de ganzenjager', die leefde tussen 1815 en 1902
(mondelinge mededeling A. Olsthoorn).
Een ander goed ganzengebied was een
keten polders in het westen van
Midden-Delfland, die gevormd wordt
door de Kralingerpolder, de Dorppolder
en de Oude Campspolder. Hier overwinterden honderden ganzen, de eerste
melding daarover betreft ongeveer het
jaar 1913 (mondelinge mededeling
C. van der Kooy).
Tussen 1925 en 1930 verdwenen de ganzen geleidelijk aan uit de polders, maar
Veel ganzen van 1910 tot 1941
Figuur 3. Aantal afschotverzoeken per jaar. Wit voor ganzen, gearceerd voor wat in de bronnen wordt
aangeduid als 'schadelijk gedierte' in de winter; hiermee werden mogelijk ganzen bedoeld.
Aan het begin van de 20ste eeuw zien
wij veel ganzen aan de hand van de
interviews. Deze grote aantallen
verdwenen tussen 1920 en 1930.
Slechts één polder werd bezocht tot
circa 1940. Aldus kunnen wij de
ganzensituatie in Midden-Delfland
tussen 1910 en 1941 samenvatten. Per
gunstig ganzengebied (ik onderscheid
drie gebieden) was de situatie verschillend.
De Zouteveense Polder, waar vooral de
jachtvrije omgeving van de hier gelegen
eendenkooi een aantrekkelijke
foerageerstek vormde (mondelinge
mededeling P. Nieropl, werd mogelijk
het eerst niet meer bezocht. Exact 1920
wordt door vier of vijf personen aangewezen als hetjaar van het
verdwijnen van 'vele honderden'
of 'duizenden' of 'enorm veel'
ganzen. Kleine groepjes bleven
vervolgens opduiken tot 1930, ook in de
oostelijker gelegen polders.
vijftiendejaargang nr. 1, april1991
hierbij moet wel worden aangetekend
dat de geïnterviewde personen vermoedelijk niet oud genoeg zijn om een
eventuele achteruitgang van (ver) vóór
1925 bewust beleefd te hebben.
C.J . Arkesteyn (mondelinge mededeling) wijt het verdwijnen van de
ganzen aan de abrupt versterkte
ontwatering van de weilanden in 1927
of 1928. Naar schriftelijke bronnen
uitwijzen, deed een nieuw dieselgemaal
dienst sinds 18 februari 1928, het
beperkte de wateroverlast in MiddenDelfland.
F. Staelduinen (mondelinge mededeling) ziet een andere oorzaak. De
Maas werd enkele jaren vóór 1930
ongeschikt als slaapplaats, als gevolg
van waterbouwkundige ingrepen.
Hierover vond ik niets in de literatuur.
De Aalkeet Buitenpolder was het derde
goede ganzengebied en genoot als
zodanig bekendheid in geheel MiddenDelfland. !'vlaximaal 'duizenden'
ganzen pleisterden er volgens de meerderheid der informanten, maximaal
'honderden' volgens een even geloofwaardige minderheid. Tot circa 1940
diende de polder als pleisterplaats.
Toen was overig Midden-Delfland dus
al tien jaar of langer door ganzen
verlaten. De aantrekkelijkheid van de
polder kwam voort uit de rust. In·de
polder lagen namelijk twee eendenkooien met overlappend kooirecht,
zodat het jachtverbod van twee kanten
verzekerd werd. Naar mijn idee kan
verder van belang zijn dat de pleisterplaats dichtbij Voome-Putten gelegen
was, daarheen konden verjaagde
ganzen uitwijken om te foerageren en
te overnachten. D. Hofman (mondelinge mededeling) zag iets dergelijks
door schaatsers verstoorde ganzen
zochten hun toevlucht op het Eiland
van Rozenburg !thans verdwenen) of
aan de Nieuwe Waterweg waar toen
nog rust heerste.
Tot ongeveer 1940 trok de Aalkeet
Buitenpolder ganzen aan. Hoewel door
enkele personen duizenden vogels tot
aan 1940 worden opgegeven, lijken mij
aanzienlijk lagere aantallen in de jaren
dertig toch waarschijnlij ker. Want een
geduchte aantalsarname vond volgens
M. Hoogendam (mondelinge mededeling) plaats tussen 1925 en 1930.
Deze bewering past in het beeld voor
geheel Midden-Delfland. Vóór de
afname kwamen er volgens hem echt
duizenden ganzen voor. De tegenstrijdigheid in de verschillende
getalsopgaven voor de polder tussen
1916 en 1940 kan veroorzaakt zijn door
aantalsfluctuaties (bovendien, natuurlijk, door ontelbare waarnemings- en
herinneringsinvloeden). Inderdaad
wisselden de aantallen ganzen van jaar
tot jaar, de hoogste aantallen bij vorst,
maar niemand kon zeggen in welkjaar
de aantallen hoog of laag waren, met
Midden-Delfkrant
15
één uitzondering: 1929.
Spointaan noemden drie personen de
strenge winter van 1929 ganzenrijk, en
ze herinnerden zich ook ganzen van
'ongewone plaatsen' rondom de Aalkeet
Buitenpolder. Een indrukwekkende
gebeurtenis moet het geweest zijn. Let
wel: 1929 was de eerste echte strenge
winter ná 1891. Elders in MiddenDelfland ontmoette ik geen personen
die zich een zelfde indrukwekkende
ervaring herinnerden , noch spontaan
noch desgevraagd .
Waarom verlieten de ganzen uiteindelijk de pleisterplaats in de Aalkeet
Buitenpolder? Eind jaren dertig werd
er een nieuwe rijksweg (de huidige
A20) door de polder aangelegd, en in de
Tweede Wereldoo rlog stonden er kanonnen langs de rijksweg. Het Vlaardingse
archief bevestigde beide fenomenen ,
maar gaf geen uitsluitsel over het
eerste jaar van hun verschijnen. Buiten
de drie goede ganzengebieden werden
ganzen er slechts onregelmatig en in
gering aantal waargenomen.
Een kleine aantekening is wel op zijn
plaats. Weliswaar is hier een onderscheid gemaakt tussen aantrekkelijke
en onaantrekkelijke polders, zoals dat
door diverse geïnterviewde personen
werd aangegeven.
Maar volgens twee personen werd toch
elke of vrijwel elke polder bezocht door
de ganzen. Hun opgaven zijn van
algemene, samenvattende aard en
daarom laat ik ze niet zwaarder wegen
dan de gedetailleerde opgaven van
andere personen. Ik houd vast aan het
bovenvermelde onderscheid, en dan
valt al te verklappen dat het contrast
ongeveer in deze vorm is terug te
vinden in de jaren 1979-1988.
Rijksweg A20 doorsnijdt de Aalkeet Buitenpolder. Foto René Pop.
Aalkeet Buitenpolder, linksachter: Vlaardingen, geheel achter: de industrie van
Rijnmond met de Oude en Nieuu·e Maas. Foto Landinrichtingsdienst Utrecht.
Het voorkomen van ganzen in MiddenDelfland in het begin van de 20ste
eeuw stond overigens niet op zichzelf.
Ook bij Rotterdam, waarschijnlijk in de
polders ten noorden van de stad, waren
ganzen te vinden. In 1944 vertelt
H. van Dam over 1905-1915 ('dertig á
veertig jaar geleden'): 'en in den
winter was het geen ongewoon
gezicht groote troepen Grauwe
Ganzen, Rietganzen en vooral
Kolganzen in de weilanden te zien
neerstrijken' (NNV, afdeling
Rotterdam 1944). Ook bij De Lier, ten
westen van Midden-Delfland, lieten
veel ganzen zich in het begin van de
20ste eeuw zien (mondelinge mededeling L. Ammerlaan).
Welke soorten ganzen trokken naar
Midden-Delfland en waar overnachtten
ze? Wie de vraag konden beantwoorden, waren diegenen die bij de
vogels betrokken waren zoals jagers en
kooikers. Daarom zijn hun uitspraken
relatief betrouwbaar, hoewel hun aantal gering is.
De Kolgans en de Rietgans kwamen
het meest voor tussen 1913 en 1940.
Meestal werd de Kolgans als talrijkste
soort van het tweetal genoemd, en daar
houd ik het op. Twee personen schatten
echter de Rietgans talrijker in de jaren
die ze zich konden herinneren. Het is
natuurlijk mogelijk dat de verhouding
in aantallen van de Kolgans ten opzichte van de Rietgans wisselde per
jaar en per polder.
De Brandgans kwam niet voor (mondelinge mededeling F. Staelduinen).
Volgens D. Hofman (mondelinge mededeling) kwam de Brandgans wel voor,
maar in kleine aantallen. In dit
verband is het opmerkelijk dat vooral
de 'Bonte- of Brandgans' gezien werd
volgens verscheidene, minder op
vijftiende jaargang nr. 1, april1991
16
ganzen gespitste personen; en
F. Staelduinen vernam van zijn grootvader dat vroeger het 'Bonte- of
Noordse goed' bij strenge vorst
verscheen. Werd met de Bonte Gans
de Kolgans aangeduid? Men moet
besefTen, aldus diverse personen, dat
voor verschillende soorten ganzen vaak
de zelfde naam werd gebruikt.
De Grauwe Gans, die ondermeer de
'Blauwe' en de 'Herfstgrauwe'
heette, zou ook geregeld aangetroffen
zijn. Maar ik vind sommige opgaven te
vaag. Het is niet uitgesloten dat het
ging om andere grauwe ganzen en om
overtrekkende Grauwe Ganzen.
De Kleine Rietgans (Anser
brach~Thynchus) verscheen in kleine
groepjes \mondelinge mededeling
D. Hofman en F. Staelduinen).
Overnachten deden de ganzen enerzijds buiten Midden-Delfland. Dat
gebeurde bijvoorbeeld aan de Maas tot
het einde van de jaren twintig. Hoogwater aldaar, onder invloed van het
getij, verdreef de vogels soms vroegtijdig. Maar het gebeurde ook dat ze
pas 's middags landden in hun
foerageergebied, de Kralingerpolder in
Midden-Delfland (mondelinge mededeling F. Staelduinenl.
In de kreek met de naam 'De Krim' aan
De Beer sliepen 500 tot 700 Kol- en
Rietganzen , ze foerageerden in de
Aalkeet Buitenpolder \mondelinge
mededeling W. Polsl. Deze situatieschets moet mijns inziens slaan op de
jaren dertig, toen alleen nog de Aalkeet
Buitenpolder als ganzenpolder bekend
stond. De afstand tussen slaap- en
graasplek-bedroeg ongeveer vijftien
Rietganzen bij Delft. Foto Fred Hess.
Midden-Delfkrant
kilometer. Toch moeten ook in de
Aalkeet Buitenpolder ganzen overnacht
hebben, zo concludeerden M. Hoogendam en D.Hofrnan uit de vondst van
grote hopen uitwerpselen in het
weiland. Dat hier door ganzen werd
overnacht, houdt ongetwijfeld verband
met de grote rust die er krachtens het
kooirecht heerste.
Weinig ganzen van 1930 tot 1979
Nadat de grote massa van de ganzen
tussen 1930 en 1940 was verdwenen,
keerden 's winters 'kleine' groepjes
'korte' tijd terug, misschien in elke
winter. Deze samenvattende indruk
werd gegeven door boeren en jagers.
Speciaal de ganzen uit de strenge
winters van 1941, 194 7, 1956 en 1963
alsmede die na de Watersnoodramp
van 1953 werden herinnerd. Het ging
toen om 'kleine' aantallen, waarvan
per jaar maar één of twee meldingen
bestaan.
In 1947 foerageerden echter meer
ganzen - een gebeurtenis die bovendien
iets meer personen zich herinnerden.
Behalve zeven Canadese Ganzen op 25
rnaart in een Vlaardingse eendenkooi
\dagboek A. de Jong) zochten omstreeks
eind rnaart onder meer driehonderd
Kolganzen hun oude pleisterplaatsen
in de Kralingerpolder op (mondelinge
mededeling F. Staelduinen). Ook de
Aalkeet Buitenpolder fungeerde kort
na de Tweede Wereldoorlog als trekpleister voor geringe aantallen en wel
'enkele' jaren. Maar welke jaren, is mij
uit de verhalen niet duidelijk geworden.
Dat ook tijdens niet-strenge winters in
Midden-Delfland gefoerageerd werd, in
elk geval in de jaren zestig en zeventig
bij Vlaardingen, wordt bevestigd door
waarnemingen van vogelaars, die toen
schriftelijk zijn vastgelegd. Jaarlijks
werden ganzen gezien. Hun verblijf
duurde een paar dagen tot enkele
weken. Daarbij kwam de Grauwe Gans
het meest voor. De soort verscheen
vrijwel jaarlijks en verscheidene malen
per jaar in groepen van onder de zeventig stuks, met uitzonderingen van
honderd tot tweehonderd exemplaren.
De Kolgans werd maar vier maal opgemerkt, het betrof hooguit tien vogels.
In 1968 en 1969 vertoonde zich drie
maal de Kleine Rietgans, met
maximaal 28 !?J individuen.
Veel ganzen van 1979 tot in 1988
Waren er niet veel ganzen tussen 1945
en 1979, met de strenge winter van
1979 ving een bijzondere periode aan
van hoge aantallen, tot duizenden toe.
Zo waren althans de ervaringen van vogelaars in het laatste decennium.
Aanvankelijk beperkten de meeste ganzen hun bezoek tot koude en strenge
winters I zie tabel 1), waarbij ze bovendien pas na de vorstinval verschenen.
Echter, een tendens werd zichtbaar om
een bezoek eveneens in een zachte winter <1988! of in een zachte periode
binnen een koude winter (1986) af te
leggen.
Qua plaats foeragee rde het merendeel
van de ganzen niet lukraak door geheel
Midden-Delfland. Er werd een duidelijke voorkeur voor bepaalde polders aan
Midden-Delfkrant
Kolgans
Rietgans
Kleine
Rietgans
Grauwe
Gans
Brandgans
2500
3
1
1350
10
40
120
3000
1500
2450
460
650
3
900
winter
*1979
1980
1981
*1982
1983
1984
*1985
*1986
*1987
1988
8
40
525
2
90
2
500
470
60
4
270
300
300
5
13
17
41
10
40
40
55
4
60
90
4
5
6
Tabel1. Maximum aantal ganzen per dag in Midden-Del/Zand. *=koude of strenge winter.
de dag gelegd. Dit werd al duidelijk na
de winter van 1979 en 1982. Om de
mate van voorkeur uit te drukken is
hier uitgegaan van het aantal winters
met meer dan tweehonderd aanwezige
ganzen. Met de duur van het verblijf is
geen rekening gehouden. Het is wel zo
dat hoge aantallen samengaan met een
lang verblijf. Dit wordt hier verder niet
onderbouwd. Veruit favoriet blijkt de
winter
Aalkeet
Buitenpolder
Kralingeren Dorppolder
Klaas EngelBrechtspolder
1979
1982
1985
1986
1987
1988
1775
700
250
3300
1800
2200*
1900
770
450
770
1800
2900
700
235
Midden-Delfland werd in de jaren 19791988 het meest door de Kolgans
bezocht, present met maximaal een
paar duizend stuks (zie tabel 1J. Wat
betreft talrijkheid staat denkelijk de
Rietgans op de tweede plaats; het
aantal schommelt rond de vijfhonderd
exemplaren. Anders dan de Kolgans
blijft de Rietgans vooralsnog een 'vorstgans'. Voor de Brandgans spreekt de
vorstgebondenheid nog sterker, want
deze soort is maar mondjesmaat aangetroffen buiten de winter van 1979.
Vorst is niet nodig om de Grauwe Gans
te kunnen waarnemen. Deze jaarlijks,
17
maar kortstondig in kleine aantallen
terugkerende soort laat zich met name
op de lentetrek tussen half februari en
half rnaart zien en minder in de herfst.
Verrassend is dat de Kleine Rietgans
zich ontwikkelt tot een vaste bezoeker
in de winter. Zal de ontwikkeling
gecontinuëerd worden?
Met enige nadruk werd verteld dat
het vogelaars zijn die het laatste
decennium ganzenrijk vinden. Maar
wat zeggen boeren en jagers, van wie
enkele de grote ganzengroepen van
vroeger hebben beleefd? Zij bevestigen
de hernieuwde talrijkheid. Zijn hun
herinneringen dan bruikbaar als
informatiebron? Naar mijn idee wel
bruikbaar, natuurlijk mits talrijk voorhanden en kritisch bekeken, maar.... ze
leveren slechts grof inzicht in het
verleden op met de veertig personen
die ik heb gesproken. Dat blijkt
wanneer het laatste decennium ter
sprake komt. Sommige recente ganzenrijke winters blijven ongenoemd,
terwijl andere recente winters met nog
meer ganzen zoals winter 1979 in het
geheugen van verschillende mensen
gegrift staan.
Discussie
Midden-Delfland lijkt op weg naar de
status van vaste ganzenpleisterplaats.
Hoe is de terugkeer te verklaren vanuit
het perspectief van een eeuw ganzengeschieden is? Ik doe een paar suggesties.
1
.De recente voorkeur voor bepaalde
polders blijkt ook aanwezig (ver) vóór
1940. Enerzijds verklaart wellicht het
landschap de continuïteit in de voor
Tabel 2 . Maximum aantal ganzen per dag, indien boven
tweehonderd exemplaren. * =2550 in Foppenpolder.
Aalkeet Buitenpolder (zie figuur 4 en
tabel 2). De polder biedt nièt alleen een
grote open ruimte, maar verschaft ook
het voordeel van een relatief geringe
afstand tot de slaapplaats in vergelijking met andere polders van
Midden-Delfland. Maar hoe voordelig
ook, de afstand bedraagt toch nog meer
dan vijftien kilometer! In 1986 en 1988
werd narnelijk gezien dat de ganzen in
de richting van het Haringvliet vlogen,
waar zich de traditionele slaapplaatsen
bevinden . Welke plaatsen benut
worden, is nog onbekend.
Uit figuur 4 spreekt geen voorkeur voor
de Zouteveense Polder, maar Aaldriks
et al (1982) stelden deze - vermoedelijk
zeer licht van aard - wel vast binnen de
oosthelft van Midden-Delfland.
•
• open ruimte, zie tekst
1... 6 • aantal winters met
minimaal 200 ganzen .
2
3
-----~-~km
Figuur 4. Open ruimte in Midden-Delfland en de mate, waarin de polders in de
jaren 1979 tot en met 1988 aantrekkelijk waren voor ganzen.
vijftiende jaargang nr. 1, april1991
18
keur, daar de'ganzenpolders' zich
kenmerken door grote open ruimten
(zie figuur 4). Anderzijds is het
mogelijk dat traditie meespeelt. Ganzen kunnen een hoge leeftijd bereiken
en beschikken over een goed geheugen
(Lebret et al 1976). Bezoeken ze slechts
in strenge winters hun oude pleisterplaats, dan wordt de bekendheid met
de plaats toch overgenomen door hun
nakomelingen. Op deze wijze zou juist
het regelmatig optreden van strenge
winters kunnen zorgen voor het behoud
van collectieve kennis van oude
pleisterplaatsen. Wat betreft MiddenDelf1and, is de reeks strenge winters:
1941-194 7-1956-1963-?-1979 misschien
overbrugbaar.
J . Taapken doet de suggestie dat de
oude pleisterplaatsen misschien
opnieuw geschikt zijn geworden als
voedselgebied. In dit opzicht kunnen
gewijzigde jachtpraktijken van belang
zijn. De mogelijkheid dat het landschap
aantrekkelijker is geworden, moet
echter worden uitgesloten.
2.
Behalve qua voedselgebied is er
ook continuïteit in de keuze van de
slaapplaats. Thans slapen de ganzen in
de regio Voorne-Putten, en dat deden
zij ook vroeger, als wij er vanuit mogen
gaan dat de feiten omtrent slaapplaatsen kloppen, zoals ze naar voren
komen uit de verhalen en veronderstellingen over de tijd van (ver) vóór
1940. Hieruit blijkt de essentiële
betekenis van de ver zuidelijk gelegen
slaapplaatsen. Er is geen aanwijzing
voor een oude, ononderbroken traditie
Midden-Delfkrant
in de keuze van de slaapplaatsen. Dan
blijft herontdekking over. Hierbij is het
niet duidelijk of de slaapplaats vanuit
de nieuwe pleisterplaats herontdekt is
dan wel omgekeerd, de pleisterplaats
vanuit de oude slaapplaats.
3.
In het Midden-Delfland van de
afgelopen zeventig jaar wisselde het
aantal ganzen, het ging van hoog naar
laag naar hoog.
De vroegere achteruitgang past in het
landelijke beeld en werd kennelijk
gestuurd door grootschalige factoren.
In dat geval hebben de lokale factoren,
die genoemd worden door oude
bewoners van Midden-Delfland, hooguit bepaald waar de ganzen
het eerst vertrokken.
Evenmin staat de recente ingebruikname van Midden-Delfland op zichzelf,
want het landelijk herstel van het
aantal ganzen resulteert onder meer in
kolonisatie van nieuwe streken. Het
rivierengebied en het UtrechtschHollandse plassengebied vallen
daaronder (Van den Bergh 1985, Van
den Bijtel 1987).
Als een olievlek dijt de nieuwe ver- ·
spreiding uit. Deels kan dit het gevolg
zijn van een naar alle kanten gelijkmatig uitwaaieren van de vogels vanuit
de kern van hun overwinteringsgebied.
Deels kan de kwaliteit van het landschap een rol spelen. West-Nederland
wordt pas laat bevolkt en is kennelijk
minder geschikt voor ganzen, het zal
dan ook sneller verlaten worden bij een
dalende ganzen populatie.
Kleine Rietganzen en Brandganzen. Foto Fred Hess.
vijftiendejaargang nr. 1, april1991
In deze gedachtengang beleeft WestNederland het spiegelbeeld van het
verleden .
Hebben dan ganzen in delen van WestNederland in het begin van de 20ste
eeuw overwinterd, zoals dat bij MiddenDelfland het geval blijkt te zijn? Via
interviews is het antwoord misschien
nog te achterhalen. Haast is dan wel
geboden in verband met de hoge leeftijd van de verschillende personen die
informatie kunnen verschaffen. Vooral
de polders, waar de ganzen in de
afgelopen strenge winters herhaaldelijk voorkomen , verdienen aandacht.
Immers, in plaats van chaotisch lijkt
het voorkomen van de ganzen in
strenge winters gestructureerd, met
aanwijzingen naar het verleden en
naar de toekomst.
Dat er nog wat te ontdekken valt, is
wel waarschijnlijk. Op 8 januari 1895
werd bijvoorbeeld over ganzen
geklaagd in Broekermeer bij Broek op
Waterland, zo blijkt uit een archiefstuk
uit Den Haag, een van de zeldzame
stukken over Noord-Holland.
Thans beleeft Waterland-oost
waarschijnlijk een herkolonisatie, met
1500 Kolganzen in winter 1985/1986
(Ganzenwerkgroep Nederland/België
1987).
Blijven ganzen terugkeren naar
Midden-Delfland?
Het is te hopen dat het gebied,
ingeklemd tussen de steden van de
randstad, groen blijft.
Echter, de toekomst is niet zonder
dreiging.
Midden-Delfkrant
Aan de Westlandse tuinbouw is, in de
herinrichtingsplannen voor MiddenDelfland, expansieruimte in de
Kralingerpolder toegewezen.
En de Aalkeet Buitenpolder, die in de
zelfde plannen tot reservaat is
bestemd, kan door de aanleg van een
nieuwe rijksweg worden doorsneden.
Weliswaar zijn de plannen voor de
aanleg voorlopig van de baan,
maar voor hoelang?
Dankwoord
De tientallen personen die mij hebben
geholpen bij mijn naspeuringen :
geïnterviewden , vogelaars, archiefbeheerders, dank ik van harte voor
hun hulp.
Naast de genoemde personen dank ik
in het bijzonder T. van der Kooy,
C.J. Amsterdam , G. Dumay,
A.J.A. van Schie en C.A.J. van Schie.
"Wim Breedveld
Literatuur:
Anonymus (1971): Waterwildtellingen
in het Rijnmondgebied. Tringa 2: 7-9 &
11-15 .
Aaldriks, A., F. van Hoorn &
K. Mostert (1982):
Midden-Delfland, verslag over vogels,
zoogdieren, planten, vlinders,
amfibieën. Delft.
Bergh, L.M.J. van den (1985):
Ganzenpleisterplaatsen in Nederland.
Rijksinstituut voor Natuurbeheer
rapport 85/16. Leersum.
Boeye, D. (1965):
Waterwildtellingen 1964/1965.
De Kemphaan 2: 2-13.
Huisman, J. (1984):
Bar en. Boos, zeven eeuwen winterweer
in de Lage Landen. Baarn.
Huisman, H.H. & G.J. van Oordt
(1939):
Verslag van de eenden-, zwanen- en
ganzenenquête. Ardea 28:38-47.
Bijtel, H.J. van den (1987):
Ganzen in het Langbroekergebied.
De Kruisbek 30: 149-165.
Ebbinge, B.S., L.M.J. van den
Bergh, A.M.M. van Haperen,
C.M. Lok, J. Philippona, J. Rooth &
A. Timmerman Azn. ( 1987):
Verspreiding en aantalsontwikkeling
van in Nederland pleisterende ganzen.
De Levende Natuur 88: 162-178.
Ganzenwerkgroep Nederland/
België (1987):
Ganzentellingen in Nederland en
Vlaanderen in 1985/1986. Limosa 60:
137-146.
Gooijer, H.H. de & F.Kraak ( 1979):
Midden-Delfland, een ecologische
vegetatiekarterir.g, karteringsverslagnummer 186, Centrum voor
Agrobiologisch Onderzoek, Wageningen.
Lebret, T., Th. Mulder,
J. Philippona & A. Timmerman
(1976):
Wilde ganzen in Nederland. Zutphen.
Lee, C.J. van der (1968):
19
Waterwildtellingen 1966/1 967.
De Kemphaan 4: 9-11.
Lee, C.J. van der (1968):
Waterwildtellingen 1967/1 968.
Tringa 1: 11-15.
N ederlandsche Natuurhistorische
Vereeniging, afdeling Rotterdam
(1944):
Mededelingen van de werkgroep.
Noltee, F.K.A. & H.G. van der Weyden (1983):
Advies natuur- en landschapsbehoud
voor het reconstructiegebied MiddenDelfland. Staatsbosbeheer Zuid-Holland.
Oordt, G.J. van & J.Verweij (1925):
Voorkomen en trek van in Nederland
in het wild waargenomen vogelsoorten.
Leiden .
Reconstructiecommissie MiddenDelfland (1986):
Deelplan Lickebaert, ontwerpreconstructieplan.
Staatsbosbeheer:
Diverse vogeltellingen en verslagen.
Weyland, W.A. (1969):
Waterwildtellingen 1968/1 969.
Tringa 2: 31-35.
Winter, J. (1966):
Waterwildtellingen 1965/1966.
De Kemphaan 3: 9-11.
Zegers, P.M. (1966):
Vogelwaarnemingen eerste en tweede
kwartaal 1966. De Kemphaan 3: 2-4.
Zegers, P.M. (1970):
Veldwaarnemingen over het eerste en
tweede kwartaal1969. Tringa 2: 76-78.
Rietganzen. Foto Fred Hess.
; •'·····.·····. .
.·. . ~.-_''•.'•·H•
..
~
..
·.
•
'•;>_
.,
_., .--- .----- ·
-
..,.
vijftiende jaargang nr. 1, april1991
20
Midden-Delfkrant
Maasland
Planten gezocht,
mensen gevraagd
1940-1945
In een vorig nummer van de MiddenDelfkrant werd gevraagd om informatie
en eerhalen over de periode 1940- 1945
in Midden -Delfland. Er kwam slechts
één reactie zodat we geen extra nummer
aan dat onderwerp konden wijden. Het
herdenkingsjaar is inmiddels voorbij
maar !met excuses mor het tijdstip;
hieronder toch de büdrage van de heer
M. mn der Kooi).
Half januari 1942 begint 'oom Piet'
(Piet Doelman) uit ~aaldwijk met zijn
hulp aan onderduikers en zoekt voor
hen adressen. Behalve in Naaldwijk
zoekt hij met hulp van zijn broer 'oom
Jan' (Jan Doelman), wonende op de
boerderij 'Landlust', Oostgaag 67 te
Maasland, ook onderduikadressen in
Maasland. Met enkele anderen
verspreiden de broers voorts Vrij
Nederland' (later 'Trouw').
Begin 1943 krijgt 'oom Piet' contact
met 'Frits de Zwerver' (ds. F. Slomp) en
gaat hij ook samenwerken met 'Bertus'
(Leendert M. Valstar l. Zo ontstaat het
L.O.-district het Westland (waaronder
ook Delft viell.
Opgemerkt wordt dat contacten met
andere organisaties dikwijls als een
personele unie ontstonden. Meestal
bleven dergelijke contacten tussen
L.O.-ers en andere organisaties beperkt
tot de illegale pers en het N.S.F. Vooral
met 'Trouw' ontstaat er een nauw
contact.
In het Westland zelf groeperen zich om
'oom Piet' en 'Bertus' meerdere mannen
en ontwikkelt zich daaruit de
KP.-groep het Westland, die de bakermat wordt van de K.P.-activiteit in
Zuid-Holland.
De Westlandse K.P. heeft in ZuidHolland tien overvàllen gepleegd,
waaronder een kraak van het politiebureau te Delft op 26 februari 1944
door achttien K.P.'ers onder leiding van
'Bertus', waarbij achtendertig pistolen
werden buitgemaakt en drie gevangenen werden bevrijd *).
Een andere overval is uitgevoerd op het
distributiekantoor van Maasland, waarbij de buit werd geladen in een kleine
luxe auto, die ogenblikkelijk wegreed
en even voorbij de Maaslandse dam in
een grote veewagen werd .gereden,
waarna het transport verdween in de
richting van Schipluiden. *)
M. (Rien) van der Kooij
*)zie ook 'Het Grote Gebod'.
De KNNV Delft e.o. en Waterweg
Noord roepen geïntereseerden op om
mee te doen aan een landelijk plantenprojekt om 105 soorten in kaart te
brengen.
Al vele honderden jaren schrijven
Nederlanders op welke planten ze zien
en waar ze die zien. In de vorige eeuw
zijn er vele plaatselijke en regionale
flora's uitgekomen.
In de jaren tachtig van deze eeuw is
de Atlas van de Nederlandse Flora
verschenen waarin de twee grote
inventarisatieronden zijn gepubliceerd.
De eerste ronde liep van 1900 tot 1950,
de tweede omspande de jaren 1951 tot
1980.
Na die jaren is de roep om gegevens
niet verminderd zeker met het oog op
de milieuaantastingen.
Om het inventariseren van planten te
stimuleren is eind 1988 de Stichting
FLORON (Floristisch Onderzoek
Nederland) opgericht. Deze stichting
wordt door vijf organisaties gedragen
nl. het CBS (Centraal Bureau voor de
Statistiek), het Rijksherbarium, de
KNNV (Koninklijke Nederlandse
Natuurhistorische Vereniging), Natuurmonumenten en de Botanische
Vereniging.
De Stichting heeft twee projekten
opgezet: het algemene projekt en het
AA-projekt.
Hoe gaat het in zijn werk?
Je krijgt één of meerdere km 2 , loopt
daar rond en zet een kruisje op een
formulier. Het is niet belangrijk of er
een miljoen of één exemplaar staat. Dit
doe je op een zelfgekozen tijdstip dat
tussen 1 maart en 1 oktober valt.
Ondersteuning vinden de deelnemers
in de diverse aktiviteiten van de KNNVafdelingen d.m.v. exkursies, kursussen
enz .
Om welke planten gaat het in ons
gebied? Want van die 105 soorten komt
een flink deel niet in ons gebied voor.
Wel kunnen we van die 105 soorten
vinden: Gele lis, Pinksterbloem,
Waternavel , Gewone brunel, Witte
waterlelie, Zwanebloem. In totaal zijn
het voor ons gebied ongeveer 50 soorten.
Wanneer u hiervoor belangstelling
heeft wilt u dan kontakt opnemen met
KNNV Delft e.o. l015J - 610048 of
KNNV Waterweg-Noord
(01899) - 23651.
Het Algemene projekt is het inventariseren van de :t 1450 planten in
Nederland. Dit is vanouds altijd
gedaan .
In het AA-projekt (Attraktieve
Aandachtssoorten) inventariseert men
105 planten die goed zijn te herkennen
en een aantal milieu-waarden aangeven, b.v. doordat ze gevoelig zijn voor
ontwatering of vermesting.
Het AA-projekt is voor drie jaar opgezet.
De inventarisaties zijn nieuw, gezien de
tijd, maar ook in de oppervlakte. In de
voorgaande ronde werd er per uurhok
(5km x 5l,un =25km) geïnventariseerd.
Nu wordt dit per km2 gedaan, dus 25x
zo nauwkeurig vergeleken met de voorgaande ronden.
Met de verzamelde gegevens zal op
landelijk nivo het volgende gebeuren:
verspreiding van planten in beeld
brengen
veranderingen in deze verspreiding
aantonen
de plant gebruiken als indikator van
komplexe milieusituaties
deze gegevens vertalen naar beleid
Deze twee KNNV afdelingen hebben op
zich genomen om de gegevens voor het
Westland en Midden Delfland aan te
dragen.
vijftiendejaargang nr. 1, april1991
Pinksterbloem. Foto Fred Hess.