Theatergeschiedenis Nederlanden De middeleeuwen: 500-1500 De renaissance: 16e en 17e eeuw Het wereldlijk toneel: De abele spelen Het rederijkerstoneel: mysteriespelen, passiespel, mirakelspel, wagenspel, moraliteit, sotternie Karel ende Elegast, Gloriant, Esmoreit, Lanseloet van Denemerken, Walewein a) Mariken Van Nieumwegen b) Elckerlyc Kluchten en sotternieën De buskenblazer De gouden eeuw in Nederland: 17e eeuw: Het geestelijk Toneel a) Joost van den Vondel: Lucifer, Adam in Ballingschap b) Bredero: De klucht van de koe, De Spaanse Brabander c) Pieter Corneliszoon Hooft: Warenar, Geeraerdt van Velsen d) Constantijn Huygens: Trijntje Cornelisdochter e) Jacob Cats Beatrijs De 18e en 19e eeuw De 20ste en 21ste eeuw De romantiek De jaren ’50 en ‘60 Het realisme Herman Heyermans: Op hoop van zegen Het naturalisme Cyriel Buysse: Het Gezin Van Paemel a) Hugo Claus: Vrijdag, Suiker b) Dario Fo: Mystero Buffo Het postmodernisme … 1 Theatergeschiedenis Europa De oudheid De middeleeuwen: 500-1500 De renaissance: 16 en 17e eeuw De rederijkers Het Griekse toneel: psychologisch drama,tragedie, komedie Het wereldlijk toneel: The Castle of Perseverance Everyman Aischylos: Agamemnon Euripides: Medea Sophocles: Oedipus Menander: Dyskolos (Oude Zeur) Het Romeins toneel: Griekse tragedie, komedie Seneca: Phaedra Plautus: De Aulularia Terentius: Andria e e De Arthurverhalen Kluchten en sotternieën Het Feest der Zotten Het geestelijk Toneel Het Mysterie van Adam La Seinte Resurrection Het Toneel van de Magi Koningen Sponsus De 20 De romantiek: het burgerlijk drama Het expressionisme Het realisme & naturalisme Hendrik Ibsen: Spoken, Een poppenhuis Oscar Wilde: The Importance of being Earnest, An Ideal Husband August Strindberg George Bernard Shaw: Pygmalion Anton Tjechow: De Meeuw, De Kersentuin Molière: L’Avare, Le Malade Imaginaire Racine: Phèdre, Andromache Corneille: Medèe, Le Cid Het Spaanse drama Calderon de la Barca: La vida es sueno Lope de Vega: Fuente Ovejuna Het drama in Engeland William Shakespeare: Hamlet, Macbeth ste De 18 en 19 eeuw Gothold Ephraim Lessing: Nathan Der Weise Friedrich von Schiller: Die Rauber Johann Wolfgang von Goethe: Torquato Tasso Commedia dell’Arte: improvisatie Het klassieke toneel in Frankrijk eeuw Herman Teirlinck Het episch toneel • Theater van de Vervreemding Berthold Brecht: Driestuiversopera • Theater van de Wreedheid Antonin Artaud De 21e eeuw De jaren ’50: het nieuwe realisme Thronton Wilder: Our Town Tennessee Williams: A Streetcar named desire Arthur Miller: Death of a Salesman De jaren ’60: avant-garde Het Ideeëntheater: existentialisme Jerzy Grotowski: Het Theaterlaboratorium Beck: The Living Theatre Het absurd toneel: existentialisme Het postmodernisme Sartre: Huis Clos, Elektra Albert Camus: Antigone Samuel Beckett: Wachten op Godot Eugène Ionesco: Rhinocéros, La Cantatrice Chauve Harold Pinter: The Caretaker … 2 Spreekoefening 1e semester: een toneelopvoering Keuzestukken: 1. De renaissance: a) William Shakespeare: Richard III b) William Sakespeare: Hamlet 2. De romantiek: a) Maximilian Dauthendy: Gluck 3. Het realisme & naturalisme: a) Anton Tjechow: De Meeuw b) Hendrik Ibsen: Een Poppenhuis 4. De 20ste eeuw: absurd theater: a) Samuel Beckett: Endgame b) Eugène Ionesco: Rhinocéros c) Arthur Schnitzler: Rondedans 5. 20ste eeuw: jaren ’50 en ’60: a) Edward Albee: Who’s afraid of Virginia woolf? b) Noel Coward: Still Life c) Tennessee Williams: The Glass Menagerie 3 Opdracht: 1. De klas wordt verdeeld in vijf groepen. a) Elke groep kiest een toneelstuk MAAR: elke periode moet vertegenwoordigd zijn! Let op: sommige stukken zijn in het Engels… Alle stukken zijn te vinden op elov: cursusdocumenten, eiland zesdes, eerste semester b) Je bepaalt zelf wie er welke delen van de opdracht vertelt voor de klas maar iedereen moet voldoende aan bod komen. Je werkt allemaal samen aan de bewerking van het toneelstuk, het inoefenen is dan enkel voor de acteurs die het zullen spelen. 2. Deel een van de opdracht: literatuurgeschiedenis Het stuk dat je hebt gekozen, vertegenwoordigt een bepaalde stroming. Die licht je als inleiding toe voor je publiek. Dit is tevens ook leerstof voor het eerste semester. Je kunt gebruik maken van het compendium in het handboek en de tijdslijn toneel op elov: cursusdocumenten, eiland zesdes, eerste semester, Theater Opvoering. Stappenplan: a) Vertel over welke stroming en tijdsperiode we spreken voor het stuk dat je gaat opvoeren. b) Wat houdt die stroming precies in? Wat zijn de kenmerken van die tijdsperiode en die stroming? c) Is er een relevante historische context voor de stroming? Werd de stroming beïnvloed door bepaalde ontwikkelingen, bijvoorbeeld de opkomst van de psychoanalyse, Darwins evolutietheorie,…? d) Welke zijn de voornaamste stukken uit die tijd? 4 3. Deel twee van de opdracht: Creatieve verwerking van een toneelstuk Inleiding: We voeren vijf dialogen op uit toneelstukken alsof we ze voor een hedendaags publiek zouden brengen. We vragen ons daarbij af hoe we deze oudere werken aantrekkelijk en interessant kunnen maken voor een hedendaags publiek. Waarom zouden wij als hedendaagse lezer nog geïnteresseerd kunnen zijn in dit stuk? Welke boodschap kan het ons brengen? Wat zijn bijvoorbeeld thema’s in het stuk die ook vandaag nog een rol spelen? Kun je het stuk linken aan actuele gebeurtenissen? Is de tekst hedendaags genoeg of moet die aangepast worden? Kunnen we het stuk hedendaags maken door ingrepen in het acteren, de tekst bewerken, de ruimte, muziek, kostuums… m.a.w. de theatertekens? Opdracht: Jullie zullen deze werken brengen met minimaal drie ingrepen in het stuk. Je bepaalt zelf wat die worden en hoe ver je wil gaan in de bewerking van je stuk. Blijf je dicht bij tekst en oorspronkelijke opvoering of experimenteer je met vorm en inhoud? Wat kun je allemaal doen? a) Fysionomie: Je kunt ongewone acteurs kiezen of acteurs vermommen als... bijvoorbeeld; het zijn Chinezen, of zombies. Doe dit niet lukraak, er moet en reden zijn zijn waarom je deze keuze maakt, bijvoorbeeld Romeo & Juliet vanuit een islamitische invalshoek. b) Kostumering: Je kunt een nieuwe invulling geven aan het stuk bijvoorbeeld door voor nazi kostuums te kiezen. Denk eventueel ook aan grime om een personage te karakteriseren, bijvoorbeeld iemand lijkbleek maken of harde lijnen in het gezicht maken, het haar verwilderd laten lijken… Onderdelen van een kostuum kunnen soms een symboolwaarde hebben. c) Mimiek en gestiek: Denk na over de personages moeten overkomen. Hun acteerwerk bepaalt voor een stuk de betekenis van het stuk. Voor een Inbsen stuk bijvoorbeeld kun je de acteurs star, houterig en traag met weinig mimiek laten spelen om weer te gecen dat ze vastgelopen zij in het leven. d) Ruimte, decor, ruimtegestiek. Ook de ruimte kan belangrijk zijn. Je bent niet verplicht om het stuk in klas te spelen. Dat mag ook in de gang, op de speelplaats, in de straat… Je mag ook werken met een zelfgekozen achtergrond op de beamer in de expressieruimte. Misschien kan de ruimte het stuk actueel relevant maken; 5 e) f) g) h) Bijvoorbeeld Othello spelen in Syrië, of in het jaar 2100. Denk na of het voor jouw stuk belang heeft van waar de acteurs opkomen. Verbale en paraverbale middelen: Hoe breng je de tekst? Moet er in geknipt worden? Leg je de nadruk door regels te herhalen? Hoeveel stiltes zijn er en hoe lang? Wordt de tekst in een ander accent, of met verschillende dialecten gesproken? Leef je in in het personage. Misschien heeft dit personage een spraakgebrek, of praat iemand altijd met een boze toon, of cynisch, of aristocratisch, overdreven romantisch? Misschien wordt het stuk gerapt, of gezongen? Misschien kun je het stuk parodiëren door overacting of speciale stemmen. Rekwisieten. Deze hebben vaak een symboolwaarde. Denk na over welke items je nodig hebt om het stuk te spelen en hoe die ergens ook kunnen bijdragen tot de betekenis van het stuk. Belichting: Hier zullen jullie helaas zelf weinig mee kunnen doen wegens technische overmacht… Muziek en geluid. Is je stuk luid of stil Denk na over stiltes, welke geluiden moeten opvallend te horen zijn? Zet je toneelstuk kracht bij door te kiezen voor bijvoorbeeld het ritmisch herhalen van iemand die met z’n nagels op een bureau tikt of door muziek te laten aanzwellen en afnemen… Je ondersteunt hiermee de sfeer die wil oproepen. Hoe pak je het aan? Stappenplan: a) Je vertelt wie de auteur is en wat het stuk is dat je gaat brengen. b) Je vertelt kort de inhoud van het stuk en de belangrijkste thema’s. c) Je kondigt je scène aan en situeert die in het stuk. d) Je brengt jouw versie van het stuk. e) Verantwoording: Je geeft uitleg over de keuzes die je hebt gemaakt voor het stuk. Vertel aan je publiek welke invalshoek je hebt gekozen en welke interpretatie je hebt willen meegeven met je versie. 4. Puntenverdeling Inhoud: /10 Creativiteit: /15 Opvoering & Taal: /10 6
© Copyright 2024 ExpyDoc