META 2014/7

tijdschrift voor
bibliotheek
& archief
2014 | 7
Periodiciteit: Maandelijks • september 2014 • Afgiftekantoor: Turnhout • Erkenningsnummer: P802070
themanummer onderwijs
Visies op onderwijs
Discovery sevice in de UAntwerpen
Informatiegeletterdheid: enkele stofjes tot nadenken
Beroepskwalificaties voor de bibliotheeksector
editoriaal
VERANTWOORDELUKE UITGEVER
Julie Hendrickx, Statiestraat 179,
2600 Berchem
HOOFDREDACTEUR
Sterren op de dansvloer
Julie Hendrickx, Hoofdredacteur
Julie Hendrickx • [email protected]
REDACTIE
Klaartje Brits, Beatrice De Clippeleir,
Gerd De Coster, Ann De Meulemeester,
Ingrid De Pourcq, Noël Geirnaert,
Myriam Lemmens, Kris Michielsen,
Het is zo klaar als een klontje, kwaliteitsvolle bibliotheek- en
archiefopleidingen garanderen een professionele sector.
Daarvoor moeten beiden op elkaar zijn afgestemd. Bibliotheeken archiefonderwijs moet gelijke tred (kunnen) houden met de
ontwikkelingen in het beroepsveld. Het is als dansen: ogen en bewegingen zijn
op elkaar gericht en ingespeeld. Achterop hinken mag in geen geval.
Paul Nieuwenhuysen, Veronique Rega,
Peter Rogiest, Saskia Scheltjens, Eva Simon,
Patrick Vanhoucke, Bruno Vermeeren.
REDACTIESECRETARIS
Tom Van Hoye • [email protected]
REDACTIEADRES
VVBAD • META
Statiestraat 179, 2600 Berchem
Pas met het opstellen van de beroepskwalificaties kreeg deze band tussen
de opleidingen en het beroepsveld een structureel karakter. In META 2013/8
beschreef onze coördinator, Bruno Vermeeren, het delicate proces van opmaak
tot inschaling van zo’n dossier. Bij de publicatie van de profielen en bij de inschaling werd niet altijd rekening gehouden met de opmerkingen en wensen van het
beroepsveld. Het proces had een heel eigen logica. Voorlopig werd er voor de
bibliotheek- en archiefsector één beroepskwalificatie erkend (bibliothecaris/
informatiemanager, niveau 7). In dit nummer van META gaat het verhaal verder
— voorlopig (spoileralert) nog met open einde.
Tel. 03 281 44 57
[email protected] • http://www.vvbad.be/meta
Reageer op Twitter: #overmeta
ADVERTENTIES
Marc Engels • [email protected]
LAY-OUT
Nieuwe competenties halen steeds vaker de bovenhand op specifieke bibliotheektechnische kennis en ook de beroepscompetentieprofielen weerspiegelen
dit. Impliceert dit dat specifieke bibliotheek- (en archief-) opleidingen geen nut
meer hebben? Deze bedenking vindt u eveneens terug in dit themanummer over
onderwijs. We laten u daar gerust een eigen mening over vormen. We vroegen
ook tal van mensen uit de sector naar de hunne. Van “Welke opleiding volgde
je?” tot “Wat is uw visie op het bibliotheek- of archiefonderwijs in Vlaanderen?”
Marc Engels
DRUK
EVM
META verschijnt 9x per jaar,
Onze mening? Die is al lang bekend — onderwijs is altijd al een belangrijk onderwerp geweest voor de VVBAD — en zou ondertussen als een mantra in uw oor
moeten weerklinken. “Bibliotheken en archieven hebben nood aan een drieledige opleidingsstructuur.” Indien nodig plakken we graag de voetstappen op de
grond om die dans te verduidelijken..
niet in januari, juli en augustus.
META is een uitgave van de VVBAD en is
begrepen in het lidmaatschap, maar is ook
verkrijgbaar als abonnement. Meer informatie
op http://www.vvbad.be/lidmaatschap.
ISSN 2033-639X
META 2014 | 7 |
1
inhoud
META 2014/7
Jaargang 90 - september 2014
vaste rubrieken
1Editoriaal
Sterren op de dansvloer
4Nieuws
24Signalement
Restauratievakmanschap
26Etalage
Bibliotheek- en archiefteam Koninklijk
Museum voor Schone Kunsten
Antwerpen
36Trend
Beroepskwalificaties voor de bibliotheeksector:
Beheren, verzorgen of uitbouwen?
Bruno Vermeeren
38
27Inzet
Antoon Verbeke
De Vraag
Hoe maak ik een succesvolle tutorial
informatievaardigheden?
Jan Bollansée
28
Over de grens
De LibrarySchool
Julie Hendrickx
30Trend
Mobiliteit van cursisten in
Bibliotheekschool Gent
Peter Van den Broeck
31Uitgepakt
Lossless
Bert Lemmens
“… voor de historische kaarten
op onze website had hij geen
belangstelling, hij wou “oliginal
documents”, geen “maps”.”
35Column
Lost in Translation of
gewoon balorigheid?
Noël Geirnaert
35Citaat
2
| META 2014 | 7
41Kroniek
• Bij de Archivaris op Schoot: bezoek aan het APA
• Digital Humanities en bibliotheken
42Toepassing
43
Het cijfer
43
Het plan
44Personalia
45
Zo gezien
Bart Sas
46Terugblik
48Uitzicht
inhoud
META 2014/7 is een themanummer over bibliotheek- en
archiefopleidingen. De bijdragen in dit nummer komen zowel
van de opleidingen of rechtstreeks uit het beroepsveld maar
ook van oud-studenten zelf. Wilt u reageren op een artikel in dit
nummer? Dat kan via [email protected].
essays
Informatiegeletterdheid:
enkele stofjes tot nadenken
............ 22
Paul Nieuwenhuysen
De vakman en prioritering in
de conservering van papieren
erfgoed
Marijn de Valk
artikels
Visies op onderwijs
.............. 8
Julie Hendrickx
Discovery service in de
UAntwerpen
............. 12
Jan Corthouts en Els Schaerlaekens
Wat vinden oud-studenten van
hun opleiding?
............. 17
Julie Hendrickx
Nieuwe structuur voor de
Bibliotheekschool Gent
Marijke Hoflack, Eva Simon, Karin Vandenabeele
en Peter Van den Broeck
17
........... 20
............ 32
nieuws
VVBAD ondertekent
Verklaring van Lyon
op IFLA-congres
Op het jaarlijkse congres van de IFLA (International
Federation of Library Associations), dat dit jaar in augustus
in Lyon werd gehouden, is the Lyon Declaration on Access
to Information and Development gepresenteerd. Deze
‘Verklaring van Lyon’, die betrekking heeft op de vrije toegang tot informatie voor iedereen, werd ondertekend door
meer dan 130 internationale organisaties, waaronder veel
bibliotheken en ook de VVBAD.
Met de verklaring hopen de organisaties de zogenoemde
post-2015 ontwikkelingsagenda van de Verenigde Naties
positief te beïnvloeden. Het document roept de lidstaten op
te erkennen dat toegang tot informatie, en de bijbehorende
informatievaardigheden (het kunnen begrijpen, gebruiken
en delen van informatie), essentieel zijn voor de duurzame
ontwikkeling van burgers en democratische samenlevingen.
The Lyon Declaration is te vinden op http://www.lyondeclaration.org en kan worden ondertekend tot augustus 2015.
STAF, eenmalig tijdschrift ter gelegenheid van de
pensionering van prof. dr. Gustaaf Janssens
Op 21 september vierde de VVBAD Gustaaf Janssens. Aanleiding was zijn
pensionering eerder dit jaar. Om hem te bedanken voor zijn jarenlange
inzet en enthousiasme kreeg hij zijn eigen magazine, STAF, overhandigd.
Hierin bundelden we zijn belangrijkste VVBAD-publicaties uit Bibliotheek& archiefgids. Staf leverde door de jaren heen immers belangrijke bijdragen aan het verenigingsblad. Ze zijn het bewijs van zijn brede archivalische interesses: de archieven van de 16e eeuw, het archiefwezen in
Spanje en het archief van het Koninklijk Paleis. De gekozen artikels zijn
niet alleen vaktechnisch van inhoud, maar trachten archief ook in een
breder kader te plaatsen: als erfgoed, als geheugen voor een democratische samenleving en als behoeder van mensenrechten.
Geïnteresseerd? Het eenmalige magazine STAF is te bestellen via
[email protected] (10 euro + verzendingskosten).
4 | META 2014 | 7
nieuws
Nieuwe toekomst voor de
Digitale Bibliotheek voor de
Nederlandse Letteren
De Nederlandse Taalunie, de Koninklijke
Bibliotheek (KB), nationale bibliotheek van Nederland, en de Vlaamse
Erfgoedbibliotheek hebben een akkoord
gesloten om de Digitale Bibliotheek voor
de Nederlandse Letteren (DBNL) onder
te brengen bij de KB. De KB draagt vanaf
2015 zorg voor de website dbnl.org die
een collectie van ruim 11.000 gedigitaliseerde boeken en tijdschriften aanbiedt
op het gebied van de Nederlandstalige
literatuur, taal en cultuurgeschiedenis.
Duurzaamheid en grotere
beschikbaarheid
Door deze overgang kan de DBNLcollectie duurzaam worden beheerd,
uitgebouwd en beschikbaar gesteld.
Bovendien kan deze unieke verzameling
Nederlandstalige teksten, eenmaal ingebed in de digitale infrastructuur van de
KB, ook via andere kanalen in Nederland
en Vlaanderen toegankelijk worden
gemaakt.
De KB zal de DBNL-bestanden technisch
beschikbaar maken voor de Vlaamse
Erfgoedbibliotheek en Bibnet, de organisatie voor samenwerking tussen Vlaamse
openbare bibliotheken. Per 1 januari 2015
neemt de KB het vaste personeel van de
huidige Stichting DBNL over.
Hoge waardering voor website
Met dagelijks zo’n 200.000 bezochte
pagina’s is dbnl.org een bijzonder succesvolle website. Deze website, die bij een
recent gebruikersonderzoek uitstekende
cijfers kreeg, blijft voorlopig in dezelfde
vorm bestaan. De teksten blijven gratis
toegankelijk voor diverse doelgroepen
wereldwijd: taal- en literatuurliefhebbers,
wetenschappers, scholieren en studenten.
Uitbreiding collectie
De groei van de collectie en de hoge digitaliseringskwaliteit van de DBNL-teksten
blijven van hetzelfde niveau als de afgelopen jaren. De collectie beslaat het hele
Nederlandse taalgebied, dus Vlaanderen,
Nederland, Suriname en de Caribische
delen van het Nederlandse Koninkrijk.
Jaarlijks worden er zo’n 250.000 pagina’s
tekst aan toegevoegd. Over de selectie
ervan zal een commissie van Nederlandse
en Vlaamse deskundigen beslissen.
voor stuk hebben de stadsdichters met
poëzie hun stempel op de stad gedrukt.
Elk stadsgedicht is in feite een project op
zich waar vele ontmoetingen, plannen en
ontwerpen aan voorafgaan.
Partners
De Taalunie, de KB en de Vlaamse
Erfgoedbibliotheek zullen voortaan
samen verantwoordelijk zijn voor het
beleid en de inhoud; de Taalunie zorgt
voor de financiering.
Joke van Leeuwen, Bart Moeyaert en
Peter Holvoet-Hanssen zijn bereid om
hun stadsdichtersarchief over te dragen
aan het Letterenhuis. Dit archief geeft
een unieke inkijk in de totstandkoming
van gedichten die ondertussen hun plek
hebben veroverd in het hart van de stad.
> Bron: De Nederlandse Taalunie
> Bron: Het Letterenhuis
Week van de Fair Trade 2014:
Doet jouw bibliotheek ook
mee?
Antwerpse Stadsdichters­
archieven verhuizen naar het
Letterenhuis
De archieven van stadsdichters Joke
van Leeuwen, Bart Moeyaert en Peter
Holvoet-Hanssen verhuizen naar het
Letterenhuis, waar ze zullen bewaard
worden en beschikbaar gesteld worden
voor onderzoek. Sinds 2003 heeft de stad
Antwerpen als eerste Vlaamse stad tweejaarlijks een andere stadsdichter.
Antwerpen was de eerste Vlaamse stad
met een stadsdichter. Na Tom Lanoye
(2003-2004), Ramsey Nasr (2005),
Bart Moeyaert (2006-2007), Joke van
Leeuwen (2008-2009), Peter HolvoetHanssen (2010-2011), Bernard Dewulf
(2012-2013) is sinds gedichtendag 2014
Stijn Vranken stadsdichter van Antwerpen.
Op 1 oktober 2014 start de 13e editie van
de Week van de Fair Trade. Tien dagen
lang zijn alle ogen in heel België gericht
op fair trade en fairtradeproducten. Leuke
activiteiten die mensen motiveren om
voor eerlijke handel te kiezen, daar draait
het om. Vele scholen, gemeenten en verenigingen doen alvast mee, jouw bibliotheek ook?
Op onze website www.weekvandefairtrade.be kan je alvast enkele leuke tips
terugvinden. Een lezing over eerlijke handel, een fairtradehoek, een eerlijk spel
voor de kinderen… het zijn slechts enkele
voorbeelden van activiteiten.
Heb je een vraag of wil je gratis promomateriaal ontvangen? Contacteer tdc@
btcctb.org.
Een initiatief van het Trade for Develop­
ment Centre, een programma van BTC,
het Belgisch ontwikkelingsagentschap.
Het is de taak van de stadsdichter om
gedurende 24 maanden minimum 12
gedichten te schrijven over wat er reilt
en zeilt in Antwerpen. Over wat hem treft
in het dagelijkse Antwerpse leven. Stuk
META 2014 | 7 |
5
nieuws
Tabel 1 Was u verplicht om bij het opstellen van de
begroting van dit jaar rekening te houden met een
besparing opgelegd aan alle diensten?
Ja
Neen
Onbekend
Bibliotheektruck
rijdt rond in
Hasselt!
De nieuwe mobiele
bibliotheek van de
stad Hasselt zal voortaan alle Hasseltse basisscholen bedienen
die geen bibliotheek in de buurt hebben. Vanaf 8 september
stopt de bibliotheektruck één maal per maand in de buurt van
elke school, voor een dag of dagdeel.
Van deze nieuwe ondersteunende werking voor het basisonderwijs zullen 22 basisscholen gebruik maken. De mobiele bibliotheek zal dus maandelijks bezocht worden door minstens 4.500
kinderen. De collectie van de bibliotheektruck wordt gevoed
door een magazijn met meer dan 50.000 kinderboeken en
andere documenten, uitsluitend voor scholen.
Elke school krijgt zo een gelijkaardige en gelijkwaardige bibliotheekwerking aan de deur!
> Bron: Stedelijke Bibliotheek Hasselt
2013
2014
Tabel 2 Hoe evolueerde het budget voor de
collectie t.o.v. vorig jaar?
Toegenomen
Gelijk gebleven
Verminderd
Onbekend
2013
2014
Tabel 3 Is het personeelsbestand (in aantal
uren, zowel voor statutaire als contractuele
personeelsleden) op 1 januari vergeleken met
1 januari vorig jaar …
Toegenomen
Gelijk gebleven
Verminderd
2013
6
| META 2014 | 7
2014
nieuws
Openbare bibliotheken opnieuw
slachtoffer van gemeentelijke
besparingen
Voor de tweede maal organiseert de
VVBAD een bevraging over de financiële
evolutie bij de Vlaamse openbare bibliotheken. De eerste bevraging kende heel
wat reacties, zelfs tot in het parlement
waar minister van Cultuur Schauvliege zei
verrast te zijn door die eerste resultaten.
39 bibliotheken (44,8 procent) van de 87
respondenten vermelden dat er in loop
van 2013 aanpassingen aan het budget
gebeurden. In ongeveer de helft van de
gevallen werd het werkingsbudget verlaagd evenals het collectiebudget. In iets
meer dan 1/3e van de bibliotheken werd
het investeringsbudget verlaagd.
Er zijn duidelijk meer gemeenten waar
de discussie voor het opstellen van het
budget moeilijker verlopen is. Zei in 2013
44,6 procent van de respondenten dat de
discussie bij het opstellen van het budget
moeilijker lag dan het jaar voordien, dan
zegt voor 2014 60 procent van de bibliotheken dat. Ongetwijfeld heeft dit ook te
maken met het feit dat in 2013 niet alleen
het budget voor 2014 opgesteld moest
worden maar ook het meerjarenbudget
voor de hele bestuursperiode. En decretaal zijn gemeenten verplicht om tegen
het einde van een bestuursperiode hun
budget in evenwicht te hebben (in de tussentijd mag er wel een tekort zijn). 72,4
procent van de bibliotheken zegt ook dat
er hij het opstellen van de begroting voor
2014 rekening diende gehouden te worden met besparingen die aan alle diensten werden opgelegd. Een jaar eerder
was dat ‘slechts’ in 52,3 procent van de
gevallen zo. (Grafiek 1)
Ook de omvang van de besparingen is
toegenomen: in 4 van de 10 bibliotheken bedraagt de besparing tussen de 5
en 10 procent (in 2013 was die groep 30
procent. Ook de groep met een besparing tussen de 15 en 20 procent verdubbelt bijna naar 9,4 procent. Anderzijds is
het aantal gemeentes waar een besparing van meer dan 20 procent gevraagd
werd, gedaald van 6 gemeenten naar 1.
In bepaalde gemeenten is bij de start
van de nieuwe legislatuur duidelijk zeer
fors bespaard wellicht om op korte termijn het gemeente budget min of meer
op orde te krijgen en worden verdere
besparingen nu meer over de verschillende jaren gespreid.
Op de vraag hoe het algemene werkingsbudget in 2014 evolueert t.o.v. 2013
geven de cijfers maar weinig evolutie te
zien. 12,6 procent van de bibliotheken
vermeldt een stijging tegen 11,5 procent
in 2013. In drie vierde van de gevallen is
die stijging ‘beperkt’ tot 0 à 5 procent. In
2013 was dat 6 op 10 en waren er meer
bibliotheken die een grotere toename van
hun werkingsbudget kenden. De groep
bibliotheken waar het budget daalt, vermindert procentueel licht (49,3 procent
tgov. 52,5 procent) maar er zijn spijtig
genoeg ook 3 collega’s die deze vraag
niet beantwoord hebben.
De vraag over de evolutie van het collectiebudget levert enigszins andere cijfers
op: ook hier is de groep die een stijging
meldt, gelijk gebleven. Maar het aantal
bibliotheken dat een daling te verwerken
kreeg is wel fors toegenomen van 39,7
naar 49,3 procent. (Grafiek 2) En ook de
omvang van de besparing is toegenomen.
Verleden jaar waren er 18 bibliotheken (op
130 antwoorden of 13,8 procent) die een
daling van hun collectiebudget van meer
dan 10 procent aangaven. In 2014 zeggen
20 van 87 bibliotheken die de enquête
beantwoorden, dat ze meer dan 10 procent van hun collectiebudget moesten
inleveren.
Bij 13,6 procent van de bibliotheken steeg
het investeringsbudget. Dat is een even
groot percentage als in 2013 maar de
omvang van de stijging is wel groter. Van
de 12 bibliotheken die een groter budget
voor investeringen hebben, zijn er 6 waar
het bedrag met meer dan 20 procent is
toegenomen. In 2013 waren 5 op 17 met
een dergelijk grote stijging.
Het is bekend dat investeringen nogal
sterk kunnen fluctueren, zeker gedurende een legislatuur. Maar deze cijfers
wijzen er toch op dat er in verschillende
gemeenten geïnvesteerd blijft worden in
hun openbare bibliotheken. Merkwaardig
is dat 10 respondenten de evolutie van
het investeringsbudget blijkbaar niet kennen. Betekent dit dat in 11,5 procent van
de bibliotheken de bibliothecaris niet
betrokken wordt bij de opstelling van het
bibliotheekbudget of zijn dit antwoorden
van bibliotheekmedewerkers die minder
op de hoogte zijn van bepaalde financiële zaken? Er werd ook gepeild in hoeveel
gemeenten er concrete investeringsdossiers zijn. Dat blijkt in 1 op 4 gemeenten
het geval te zijn. In ongeveer 70 procent
van de gevallen zullen de projecten ook
binnen de voorziene termijn uitgevoerd
worden. In 2 gemeenten werden in 2013
investeringsplannen definitief afgevoerd.
In 2014 zijn er logischerwijze geen meer,
de besturen voeren nu hun eigen plannen uit.
Personeel
Personeelskosten nemen een belangrijk
deel in van de gemeentelijke uitgaven. De
gemeenten proberen daar natuurlijk zo
veel mogelijk op te besparen, al kan dat
meestal maar op termijn omwille van de
vaste benoeming van statutaire ambtenaren en ook wel omdat er bij gemeenten geen traditie is om contractuele
ambtenaren te ontslaan. Wat er meestal
wel gebeurt, zijn personen die, omwille
van pensioen of om een andere reden,
de organisatie verlaten, niet vervangen.
De moeilijke financiële situatie van veel
gemeentebesturen blijkt duidelijk uit de
vraag naar de evolutie van het personeelsbestand. In 2014 meldt nog amper
2,3 procent van de bibliotheken een stijging van hun personeel. In 2013 was dat
nog 5,4 procent. 44 procent zegt dat het
personeelsbestand verminderd is (in 2013
was dit 24,6 procent). En bleef in 2013
nog in 7 op de 10 gemeenten het personeelsbestand gelijk, dan was dat in 2014
nog maar in de helft van de gemeenten
het geval. (Grafiek 3)
Er werd ook gepeild naar de evolutie
van het budget voor de komende 5 jaar.
De beheers en beleidscyclus verplichten
immers gemeentebesturen nu om bij de
start voor de hele legislatuur een budget
op te stellen. 77 procent van de bibliotheken verwacht op basis van de meerjarenplanning dat het budget gelijk zal blijven, 1/5de verwacht een daling en slechts
1 respondent antwoordt dat bij hen het
budget zal stijgen.
Geert Puype
META 2014 | 7 |
7
artikel
> Zie ook p. 36
Visies op onderwijs
Julie Hendrickx, VVBAD
We vroegen enkele bekende namen uit de BAD-sector naar hun visie op het onderwijs specifiek voor de bibliotheek- en archiefsector. Een eerste gemene deler is er alvast: meer aandacht
voor verschillende competenties. Zo is er in bibliotheken — ik durf even te veralgemenen —
dringend nood aan een breder profiel. Een bredere instroom van mensen met verschillende
vooropleidingen, en dus verschillende capaciteiten. Zoals technische vaardigheden, educatieve competenties, sociaal-culturele, …. Het profiel van archivaris wordt doorgaans — zeker in
vergelijking met dat van bibliothecaris — als specifiek bestempeld. Maar ook dit breekt langzaam open. De exclusieve band met de master geschiedenis is niet langer een meerwaarde.
Verschillende afstudeerrichtingen zijn dat wel.
Ook het ontbreken van enkele opleidingsniveau’s leest als een rode draad. Wat met bibliotheek- en archiefopleidingen op bachelor- en masterniveau? Of het eveneens ontbrekende
niveau van archiefdeskundige? En, moet het nog gezegd? Levenslang leren is een evidentie,
een nood, een recht.
Zin om te reageren op dit artikel? Dat kan! Laat het ons weten op [email protected]
Leen van Dijck,
Letterenhuis
Historici weten wat archieven zijn, zij
erkennen het nut en het belang ervan.
In de loop van hun opleiding hebben ze
er verplicht kennis mee moeten maken
door met archiefbronnen te (leren)
werken. Ook de professionele academische archiefopleiding, de manama
archivistiek, is op maat van historici
geconcipieerd, zij hebben er directe
toegang toe. Archief is dus de natuurlijke habitat van de historicus. Meer
zelfs: archief is lange tijd het exclusieve
domein van de historicus geweest. In
die mate dat het veranderende erfgoedveld bange vragen doet rijzen
als “Mogen niet-historici de archieven
beheren?”, een uitdagend citaat uit de
brochure voor de studiedag van Viges
‘Geschiedenis en Erfgoed: bondgenoten of concurrenten?’op 9 februari
2012 in de KVAB in Brussel.
Steller dezes is germanist, neerlandica
van opleiding; ik sta aan het hoofd
van het Letterenhuis, de archiefinstelling die het literaire erfgoed van en
voor Vlaanderen verzamelt, bewaart
en beheert. In mijn opleiding was er
8
| META 2014 | 7
absoluut geen sprake van authentiek
bronnenonderzoek. De studenten
moesten wel leren gebruik te maken
van bibliografieën, repertoria, databanken en andere heuristische hulpmiddelen maar, in tegenstelling tot
de historici, stond er geen verplichte
kennismaking met oorspronkelijk
bronnenmateriaal, met archiefonderzoek dus op het programma. En dat is
een gemiste kans. Want ook voor literatuur-historici is enorm veel onderzoekspotentieel voorhanden in de
(letterkundige) archieven. Zelf heb ik
dat pas na mijn studie ontdekt, toen
we met een gedreven ploegje werkten aan een brieveneditie, aan de hand
waarvan de ontstaansgeschiedenis
van het baanbrekende literaire tijdschrift Van Nu en Straks wordt ‘verteld’. De correspondentie tussen de
stichters van dat tijdschrift in de periode 1890-1894 werd aangetroffen in de
archieven van de betrokkenen: Henry
van de Velde, Emmanuel de Bom,
Prosper van Langendonck, August
Vermeylen, Cyriel Buysse en Alfred
Hegenscheidt, die quasi allemaal in het
Letterenhuis worden bewaard. In die
brieven wordt niet alleen de genese
van dat tijdschrift geschetst, maar er
komt bovendien een boeiend tijdsgewricht tot leven, met getuigenissen
uit de eerste hand over de studentenrevolte aan de ULB in 1894, over
de (amoureuze en andere) perikelen
van beursstudent Lodewijk de Raet
in Bologna, over baanbrekende tentoonstellingen … Om één en ander te
duiden en te annoteren, diende uiteraard bijkomend speurwerk verricht
in kranten, tijdschriften, in repertoria en vooral in heel veel archieven.
De onvervangbaarheid en de unieke
waarde van authentiek bronnenonderzoek werd keer op keer aangetoond. In
de literatuur over August Vermeylen
bijvoorbeeld werd steevast vermeld
dat zijn proefschrift over het twaalfjarig bestand in het Frans was gesteld.
Maar het diploma, dat deel uitmaakt
van zijn persoonlijk archief, vermeldt:
“il a présenté et défendu publiquement
une dissertation manuscrite, rédigée
en langue flamande, et intitulée: Het
twaalfjarig Bestand” (diploma uitgereikt aan de ULB op 19/10/1894).
Bij neerlandici is de archiefreflex dus
lange tijd quasi onbestaande geweest
artikel
en het potentieel ervan miskend. Dat
is m.i. ook één van de redenen dat in
Vlaanderen de literaire biografie veel
later is beginnen te bloeien dan bijvoorbeeld in Nederland, waar aan de letterenfaculteit van de Rijksuniversiteit
Groningen zelfs een biografie instituut
floreert. Daar wordt heel nadrukkelijk
gewezen op het belang van oorspronkelijk bronnenonderzoek. Gelukkig is
in Vlaanderen stilaan een kentering
ingetreden. In het kader van vakken als
editiewetenschap of literatuurgeschiedenis sturen heel wat gedreven professoren hun studenten jaarlijks naar het
Letterenhuis, waar ze een passende
introductie in de literaire archiefwereld
krijgen. Dat heeft al menig pril onderzoeker en tal van mooie onderzoeksresultaten opgeleverd. Het Letterenhuis,
de belangrijkste bewaarplaats van
Vlaamse literaire archieven, raakt
bekend bij onderzoekers en dat resulteert onder meer in een groeiend aantal schitterende schrijversbiografieën
en tekstedities. Want de archieven van
schrijvers, tijdschriften, verenigingen
en uitgeverijen bevatten boeiende verhalen en verborgen geschiedenissen.
Anderzijds lijdt het geen twijfel dat
de vrij recente aandacht voor erfgoed de culturele en private archieven op de kaart heeft gezet, naast de
publiekrechtelijke. De privaatrechtelijke archieven zijn talrijk en zeer divers.
Thematisch gaat het uiteraard niet
alleen over erfgoed in verband met
letteren, maar ook met architectuur,
muziek, theater, kunsten … Het betreft
specifiek erfgoed en specifieke archieven, die vaak ook in publiekrechtelijke
archiefinstellingen wordt bewaard en
waarvan wij mogen hopen en verwachten dat ze niet alleen door archieftechnische, maar ook door inhoudelijke
experts worden beheerd en ontsloten en bestudeerd. Daarom pleit ik
met klem voor het opentrekken van
de instap tot de archiefopleiding. Ook
de visitatiecommissie heeft daar op
gewezen. Het profiel van de archivaris
wordt op de website van de archiefopleiding als volgt omschreven: “Hij
(sic) documenteert historici of ander
belangstellenden(sic), schrijft misschien zelf geschiedenis en organiseert
tentoonstellingen. Zonder een wetenschappelijke instelling en een gedegen kennis kunnen deze taken niet
tot een goed einde gebracht worden.
Kortom: de archivaris is een cultuurbeheerder.” Met deze laatste stelling
kunnen wij ons verzoenen, maar niet
met de opvatting dat dit een geprivilegieerde zending voor historici is.
Waarom moeten masterstudenten letteren, kunstgeschiedenis, architectuur
of om het even welke andere discipline
die de manama archivistiek willen volgen voorafgaandelijk een (aanvullende) opleiding volgen die van hen
eerst historici maakt? Dat verhoogt
de drempel tot de opleiding aanzienlijk en dat ontmoedigt de vele academisch opgeleiden die in de culturele
archiefwereld actief zijn of willen worden. Dat is bovenal een gemiste kans.
Want als historici het belangrijk vinden
dat de publiekrechtelijke archieven
ontsloten worden door specialisten
met technische, maar ook inhoudelijke expertise, dan geldt dat voor de
private, culturele archieven evenzeer.
De wetenschappelijke ontsluiting van
een belangrijk fotoarchief heeft er baat
bij dat dit gebeurt door een inhoudelijke specialist, iemand die fotomateriaal kan identificeren en onderscheiden, en die bovendien onderlegd is
in de archivistiek. De opleiding zelf
zou bij die ruimere instroom ook baat
hebben omdat het draagvlak breder
wordt en de inbreng van de studenten inspirerend kan zijn. Hoe verrijkend
zou het bijvoorbeeld zijn om ook informatici tot de opleiding toe te laten: in
een tijdsgewricht dat de digital born
archieven van schrijvers, componisten,
theatermensen, architecten, (video)
kunstenaars … welig tieren en veilig
moeten worden gesteld, is dat geen
overbodige luxe. De noden en behoeften van een hedendaagse beheerder
van cultureel erfgoed zijn talrijk, complex en divers en vereisen niet persé
de competenties van een historisch
opgeleide. Een tweejarige masteropleiding biedt wellicht meer mogelijkheden, ook qua instroom. Idealiter wordt
dat een integrale opleiding, waarin ook
het huidige postgraduaat in de informatie- en bibliotheekwetenschap een
plek krijgt, zodat ook het luik informatica de nodige nadruk krijgt. Aldus
zou een academische opleiding kunnen worden uitgewerkt voor archief-,
bibliotheek en erfgoedwerkers, die
het ruime erfgoedveld professioneel
en kwalitatief kunnen bedienen.
Michel Vermote,
Archiefbank Vlaanderen
In een snel evoluerende omgeving
lijkt me de notie ‘levenslang leren’ een
belangrijk gegeven. Zeker in een sector
waarin informatiebeheer centraal staat
komt het erop aan om adequaat in te
spelen op de toenemende ICT- mogelijkheden. Dat veronderstelt een houding -zowel persoonlijk als binnen de
organisatie- van openheid tegenover
de opbouw van nieuwe competenties.
Maar die attitude moet uiteraard
geworteld zijn in een stevige bodem
met een goede kennis van de basisprincipes van de archivistiek en het
gebruik van internationale standaarden. Daartoe zijn goede en uitgebalanceerde archiefopleidingen van doen.
De bestaande situatie op dat vlak is
niet ideaal, met initiatieven die weinig
samenhang vertonen en elkaar soms
overlappen. Uiteraard is het belangrijk om aan te geven dat het tussenliggende niveau van ‘archiefdeskundige’ momenteel ontbreekt: naast de
universitaire opleiding wordt enkel een
basisopleiding tot ‘archiefmedewerker’
voorzien.
Maar als lesgever Archiefinitiatie aan
de Bibliotheekschool Gent pleit ik
in eerste instantie voor een goede
afstemming van de opleidingsinitiatieven. Uiteraard programmatorisch maar
sowieso bij het opzetten van nieuwe
opleidingen.
Bart Severi,
Coördinerende
archiefdienst van de
Vlaamse overheid
Als Coördinerende archiefdienst verwachten we dat onze toekomstige
medewerkers twee groepen van competenties hebben: de ondersteuning
van de eigen informatiehuishouding
en de strategische aansturing van het
informatiebeleid voor andere organisaties. Bovendien staat de archiefvormer
in de 21e eeuw voor heel andere uitdagingen dan die van de voorgaande
eeuwen.
De archivistiekopleiding aan de VUB
wordt gevisiteerd door een commissie Geschiedenis, met eigen referentiekader. Dat bestendigt o.i. de kloof
tussen enerzijds een wetenschappelijke of een culturele bril op archieven
en anderzijds een benadering die vertrekt vanuit de noden van de archiefvormer zelf.
Sinds enkele jaren besteedt de VUB
in nieuwe onderzoekslijnen aandacht
aan actuele uitdagingen, zoals digitaal documentbeheer. Meer technische competenties inzake digitale
META 2014 | 7 |
9
artikel
Bibnet en LOCUS
archivering, digitalisering of informatierecht blijven noodzakelijk. Daarom
pleiten wij voor verdieping van de
hedendaagse onderzoekslijnen, versterking van onderzoekssamenwerking
met de maatschappij, toelaten van
korte, intensieve werkstages en intensivering van internationale samenwerking.
Seth Van Hooland,
Université libre de
Bruxelles
Steunend op meer dan dertig jaar
ervaring biedt de Master en Sciences
et Technologies de l’Information et de
la Communication (MASTIC) van de
ULB een tweejarige opleiding aan met
een unieke focus op zowel conceptuele (information architecture, data
quality, linked data etc) als technische (programmeren, database beheer,
XML, etc) competenties. De MASTIC is
momenteel de enige volwaardige universitaire master in informatiewetenschappen in België die zich inhoudelijk
aansluit bij de internationale iSchools
(http://ischools.org/). De lessen worden ‘s avonds en op zaterdag georganiseerd zodat de Master gecombineerd kan worden met een halftime
of parttime job. De opleiding bevindt
zich op het kruispunt van humane
wetenschappen en informatica, wat
zich uit in de diversiteit van de professoren (historici, linguïsten, filosofen,
IT-consultants en ingenieurs) die allen
een internationale erkenning genieten.
Afgestudeerden vinden zowel kansen
bij bedrijven, de openbare sector als
in academisch onderzoek. Alle lessen
worden in het Frans gedoceerd, maar
Nederlandstaligen zijn van harte welkom binnen het programma. Indien
interesse kunt u meer informatie verkrijgen op http://mastic.ulb.ac.be/ of
via de verantwoordelijke van de opleiding ([email protected]).
Bibliotheekwerk heeft veel aspecten en uitdagingen: de werkprocessen afstemmen op de veranderende opdracht; samenwerken met partners om een divers publiek te bedienen; de
bibliotheek een plek geven in een steeds veranderende omgeving. Bibliotheken zijn dan ook gebaat met een instroom van
talenten uit diverse opleidingen.
De bibliotheken moeten een pro-actieve rol opnemen in het
laagdrempelig aanbieden van informatie, het faciliteren van
(in)formeel leren, het stimuleren van ontmoeting zowel fysiek
als digitaal en het verrijken van de zoektocht van mensen.
Educatieve en sociaal-culturele vaardigheden zijn noodzakelijk
binnen een bibliotheek.
Bibliotheken moeten geen pioniers zijn in de digitale ontwikkelingen maar wel één stap vooruit kunnen lopen op het publiek in
hun kennis over digitale toepassingen. Want de informatiefunctie van de bibliotheek is de dag van vandaag in belangrijke mate
een opdracht geworden om het publiek mediawijs te maken. In
de bib zijn er jonge mensen nodig die groot geworden zijn in
de nieuwe media om de bib te integreren in de ‘conversatiestromen’ van het publiek.
De bibliotheek maakt deel uit van de lokale dynamiek. Een
bibliotheek moet een breed netwerk beheren met verschillende
partners en sectoren om haar opdrachten relevant in te vullen. De bibliotheek kan zich hier ontpoppen als het kennis- en
informatiecentrum van de lokale gemeenschap waar niet enkel
de collectie maar ook de mensen zelf centraal staan 1. Daarbij
moeten de bibliotheekmedewerkers om kunnen met de groter
wordende diversiteit in de samenleving. Daarom hebben we veel
permanente vorming nodig. En ook managers die de complexiteit in de bib, de sector en de samenleving aan kunnen.
Carol Vanhoutte, Openbare Bibliotheek
Kortrijk
Veel gemeentebesturen en bibliothecarissen van openbare
bibliotheken zijn de laatste tijd afgestapt van een bibliotheekopleiding als aanwervingsvoorwaarde en bevorderingsvereiste. Andere competenties zoals netwerking, projectwerking,
communicatievaardigheden, digitale en educatieve skills bleken meer en meer de bovenhand te halen op de specifieke
bibliotheektechnische kennis. Ook bij de nieuwe ingediende
beroepscompetentieprofielen komen deze vaardigheden aan
bod. Competenties waar de klassieke bibliotheekopleidingen
misschien te weinig of te laat hebben op ingezet?
Betekent dit dan het einde van de bibliotheekscholen en IBWopleiding? Moet er überhaupt nog ingezet worden op een
specifieke bibliotheekopleiding? Ik durf hier volmondig ‘ja’ op
antwoorden. De komende jaren zullen immers heel wat bibliotheekexperten het werkveld inruilen voor hun welverdiende
rustpensioen. En met hen zal heel wat kennis en expertise verdwijnen? Wel is het duidelijk dat de huidige opleiding aan vernieuwing toe is, waarbij best verschillende disciplines bij betrokken moeten worden.
Ilse Depré, De Bib Leuven
Als je vraagt naar de motivatie van sollicitanten voor een job in
onze sector, dan is het antwoord “dat ze graag lezen”. De tijd
van het diploma Germaanse filologie, aangevuld met de ‘akte’,
is echter voorbij. De digitale en maatschappelijke uitdagingen
van de bib vragen om nieuwe profielen en vaardigheden, en om
medewerkers met organisatorische, sociale en IT-vaardigheden.
1 0 | META 2014 | 7
artikel
Een collega opperde onlangs dat het spijtig was dat we in de
Bib Leuven geen ‘bibdiploma’ meer eisen van onze medewerkers. Toch blijkt uit gesprekken met stagiairs dat de lessen vaak
ver van de praktijk staan. Dagdagelijkse noodzakelijke kennis,
zoals de werking van Aleph, de finesses van RFID of de eigenheden van het gemeentelijke keurslijf (BBC, collegeverslagen, ...),
leert men toch pas echt op de werkvloer. Zijn de diverse opleidingen dan overbodig? Zeker niet, maar ze moeten wel praktijkgerichter worden, met meer ruimte voor stage, werkbezoeken
en hands-on workshops die aansluiten bij de werking van een
moderne openbare bibliotheek. De ene ‘bibschool’ slaagt daar
al wat beter in dan de andere.
Jan Van Hee, Arteveldehogeschool
Opleidingen die zich focussen op het professioneel faciliteren van kenniscreatie in organisaties én in de maatschappij
zijn broodnodig. Deze functies zijn echter zeer ver verwijderd
geraakt van de passieve én archaïsche betekenis van het woord
“bibliotheek” of “boekenbewaarplaats”.
Wat de toekomstveilige kerncompetenties van zo’n bibliothecaris 2.0 moeten zijn, hebben we aan de Arteveldehogeschool
sinds zeer recent én voorlopig omschreven in onze kerntakenmatrix:
• informatie-aggregatie
• metadata-curatie
• coaching
• mediatheek als leer-, werk- en inspiratieplek
• communicatie en syndicatie als verbindende factor van de
bovenstaande kerntaken
Daarvoor moeten onze medewerkers teams en projecten kunnen aansturen, specifieke expertise opbouwen en/of een dienstverlening op maat kunnen leveren. Medewerkers moeten daarvoor de hele organisatie (en niet enkel hun mediatheek) als
hun werkplek zien.
Harde vakinhouden als informatiearchitectuur, SEO, datamining en businessanalyse moeten gecombineerd worden met
creatieve en innoverende vaardigheden en overgoten met veel
people skills, zoals kunnen netwerken en communiceren. Een
bibliothecaris/informatiedeskundige blijft immers een intermediair, niet alleen tussen mensen en informatie, maar is ook een
spin in het web van zeer diverse diensten, zoals IT, communicatie, HR, … (in ons specifiek geval vooral met de opleidingen).
Dit betekent dat de (toekomstige) opleidingen minstens op het
bachelorniveau moeten georganiseerd worden. Het levenslang
leren moet opgevangen worden door specifieke en flexibele
bijscholingen. De sterk verminderde procesmatige en uitvoerende taken worden best op de werkvloer aangeleerd op maat
van de organisatie.
Paul Buschmann, Hogeschool Gent KASK
De tijd dat ik zelf een bibliotheekopleiding mocht volgen ligt
(helaas) al weer lang achter me. Een beperkt zicht op de huidige bibliotheekopleidingen in Vlaanderen wordt vooral gevoed
door de contacten met stagiairs en kersverse nieuwe collega’s.
Wat me vaak opvalt bij de inzet van bijv. stagiairs is de soms
beperkte kennis van Office-producten. Men zou toch mogen
verwachten van aanstormend talent dat van informatie een
beroep wil maken dat (informatieverwerkende) software geen
geheimen voor hen kent. Dit blijkt helaas zelden waar.
Moeten bibliotheekopleidingen hier meer aandacht aan besteden? Neen. De verantwoordelijkheid ligt volledig bij de studenten zelf. De focus van de bibliotheekopleidingen moet vooral
liggen op de competentie om de snelle evoluties in de wereld
van bibliotheek en informatie op te pikken, eigen te maken én
te integreren in de beroepspraktijk. Ook kritisch leren denken
over welke rollen bibliotheken nog kunnen, mogen of moeten
spelen zou centraal moeten staan tijdens de opleiding.
Patrick Vanouplines, Hoofdbibliothecaris
Vrije Universiteit Brussel
Eerst hadden we beroepsprofielen, nadien beroepscompetentieprofielen en momenteel beroepskwalificatiedossiers. Er wordt
dus veel werk verricht aan het verantwoorden en onderbouwen
van opleidingen ter ondersteuning van ons beroep. De huidige
opleidingen zijn kwalitatief hoogstaand en populair: het aantal
studenten blijft op een niveau dat de interesse van potentiële
beroepsbeoefenaars bewijst. Deze potentiële beroepsbeoefenaars hebben goede vooruitzichten: heel wat mensen gingen in
de sector aan slag eind de jaren zeventig en bereiken momenteel de pensioengerechtigde leeftijd. De jobs liggen binnenkort
dus voor het rapen.
De huidige en nog te komen besparingsmaatregelen gooien
echter roet in het eten. Ik heb een groot respect voor diegenen
die schijnbaar onvermoeibaar telkens weer opleidingen bijschaven en bijsturen. Maar daar zijn overheidscentjes voor nodig
en de moed en wil van de overheid om de centjes in te zetten.
Hoe moeten we de opportuniteiten bij de beslissingmakers, op
allerlei niveaus, duidelijk maken? Een belangrijke taak ligt bij ons,
de huidige beroepsbeoefenaars. We moeten via alle mogelijke
kanalen onze nood duidelijk maken: blijven hameren om in te
zetten waar winst te halen valt is de boodschap –onze sector
is de investering waard!
vvbad
De VVBAD pleit in haar Memorandum 2014 ‘Bouwstenen
voor de bibliotheek en het archief van de toekomst’ voor
het realiseren van bibliotheek- en archiefopleidingen op
bachelor- en masterniveau. De BAD-sector heeft nood aan
een uitgewerkte opleidingstructuur. Enerzijds is een bacheloropleiding noodzakelijk voor de vorming van vakspecialisten
en een middenkader. Anderzijds verdient het hedendaagse
informatielandschap ook dat de bestaande post-academische vorming Informatie- en Bibliotheekwetenschappen aan
de UA wordt uitgebouwd tot een volwaardige masteropleiding. Ook de huidige beperking om alleen masters in de
Geschiedenis toe te laten in de master-na-masteropleiding
Archivistiek en Hedendaags Documentbeheer stemt niet langer overeen met de noden van de archiefsector.
Een nauwere samenwerking en afstemming tussen deze
bibliotheek- en archiefopleidingen op universitair niveau
moet mogelijk zijn. De raakvlakken tussen beide opleiding­en
zijn talrijk, een win-winsituatie is voor de hand liggend.
1 Zie ook David Lankes’ The Atlas of New Librarianship: “The mission of librarians
is to improve society through facilitating knowledge creation in their communities.”
META 2014 | 7 |
11
artikel
Rome is niet op één dag gebouwd:
Discovery service in de UAntwerpen
Jan Corthouts en Els Schaerlaekens, Universiteit Antwerpen
Cartoons: ‘Veerle Van Conkelberge, Dries Moreels “Nieuwe webstrategie voor de Universiteitsbibliotheek Gent”. IAZ2013. III’
© Patrick Hochstenbach
In dit artikel geven de auteurs toelichting bij het concept van discovery services. Zij situeren
de discovery services in de evolutie van de ontsluiting van bibliotheekcollecties. Het concept
van discovery service wordt uitgelegd en de implementatie van EBSCO Discovery Services
(EDS) aan de Universiteit Antwerpen wordt als casus behandeld. Verder gaan de auteurs in op
de impact van EDS op het gebruik van de bibliotheekcollectie. Eindigen doen ze met enkele
bedenkingen over zin en onzin van discovery services
Ontsluiting van bibliotheekcollecties in
historisch perspectief
Tot de komst van elektronische tijdschriften en boeken was de
online catalogus het instrument bij uitstek om de collectie van
een bibliotheek in kaart te brengen en de bibliotheekbezoeker snel een antwoord te bieden op de vraag op welke plaats
een boek of tijdschrift zich bevond. De catalogus was en is
nog steeds bijzonder goed geschikt om locaties van fysieke en
gekende items via zogenaamde known item searches te achterhalen. Voor onderwerpsgerichte zoekacties of unknown item
searches is de catalogus heel wat minder efficiënt. Gebruikers
die de catalogus vanuit die doelstelling raadplegen komen vaak
van een kale reis terug: het zoeken wordt immers beperkt tot
een kleine fractie van de gepubliceerde kennis, namelijk enkel
tot wat de bibliotheek in haar collectie heeft. Zoekresultaten zijn
beperkt tot boeken en tijdschriften. Wat in het boek (op niveau
van hoofdstuk) of in het tijdschrift (op niveau van artikel) aan
bod komt, blijft in een online catalogus vrijwel onzichtbaar. Het
instrumentarium waarvan de lezer in onderwerpszoeken gebruik
kan maken, omvat classificatiesystemen, thesauri en trefwoordensystemen — systemen die niet gemakkelijk te doorgronden
zijn voor een doorsnee lezer.
In de sessies rond informatievaardigheden leerden we studenten dat zij voor onderwerpsgericht zoeken databanken dienden
te gebruiken. Het zoeken in deze gespecialiseerde databanken
leverde referenties op en met die referenties kon de lezer vervolgens het tijdschrift of boek (known items) in de catalogus
lokaliseren. In het geval dat de bibliotheek de publicatie zelf
niet in haar bezit had, kon de lezer het item via interbibliothecair leenverkeer of documentlevering aanvragen bij een andere
bibliotheek of een gespecialiseerde document supplier zoals
BLDSC of INIST.
Met de komst van elektronische informatie — in eerste instantie elektronische tijdschriften — werd het volgen van deze consultatieketen vereenvoudigd door link resolvers: een gebruiker
die een referentie in een databank had gevonden kon met een
eenvoudige klik (Open URL link) meteen uitsluitsel krijgen of
de lokale universiteitsbibliotheek het artikel kon leveren vanuit
haar eigen (elektronische) collectie.
Vrij snel gingen bibliotheken in consortiumverband licenties
op databanken en e-tijdschriften afsluiten in de hoop dat met
relatief minder middelen meer elektronische content voor de
gebruikers kon worden aangeschaft. Met de toename van het
aanbod aan databanken ontstond meteen ook de vraag naar
1 2 | META 2014 | 7
een ‘eengemaakte zoekomgeving’: een zoekscherm waarmee
de lezer in één beweging meteen verscheidene databanken
van verschillende providers kon ondervragen. We zagen het
ontstaan van federated search engines waarmee een gebruiker
een zoekvraag eenmalig en op uniforme wijze kon ingeven. De
search engine handelde de zoekvraag vervolgens onderhuids af
met de verschillende geconnecteerde databanken (via Z39.50,
SRU/SRW. …) en presenteerde de zoekresultaten in één scherm
aan de gebruiker. Federated searching heeft evenwel ook zijn
beperkingen:
• niet alle databanken kunnen gekoppeld worden of het ontwikkelen van connectoren vergt grote inspanningen. Metadata
zijn over verschillende databanken immers niet altijd consistent met elkaar en die inconsistenties kunnen in federated
searching niet altijd opgevangen worden;
• bestaande connectoren vergen monitoring en onderhoud;
• time-outs kunnen optreden bij databanken die niet snel
genoeg reageren;
• clustering (groeperen van gelijkaardige zoekresultaten) en
relevance ranking zijn niet eenvoudig te realiseren aangezien
resultaten uit diverse bronnen afkomstig zijn en de sortering
on-the-fly dient te worden berekend;
• federated searching hanteert bij het vertalen van de zoekvraag het principe van de grootste gemene deler waardoor
de soms zeer krachtige en verfijnde zoekmogelijkheden in
individuele databanken (deels) verloren gaan.
Omwille van deze beperkingen werd federated search
beschouwd als een noodzakelijk kwaad: de technologie kwam
tegemoet aan een zekere behoefte (snelle eerste oriëntatie naar
relevante publicaties via een uniforme zoekinterface), maar liet
de meer veeleisende lezer in veel gevallen snel gefrustreerd
achter. En toen kwam de discovery service.
Discovery Service
De doelstelling van een discovery service (DS) 1 is het aanbieden van een eenvoudige zoekomgeving (‘single search box’)
op zowel de eigen fysieke collectie (de lokale catalogus) als
de elektronische informatie waarop de bibliotheek een licentie/
abonnement genomen heeft (e-tijdschriften, e-boeken, databanken). Ook de in Open Access beschikbare informatie wordt
in een discovery service ontsloten.
Anders dan bij federated searching wordt de zoekvraag niet
gedistribueerd naar diverse databanken, maar wordt deze afgehandeld ten opzichte van een centrale pre-harvested index die
door de DS provider wordt onderhouden. Deze centrale index
artikel
wordt opgebouwd op basis van metadata en full text bestanden
die de provider ontvangt van de bibliotheek (eigen catalogus),
van uitgevers of gaat oogsten bij de bron. DS heeft t.o.v. federated searching alvast het voordeel van snelheid (gebruikers
worden niet geconfronteerd met time-outs). Aangezien data
in DS vooraf verwerkt en geïndexeerd worden, leveren ontdubbelen en sorteren op relevantie betere resultaten.
Lezers benaderen deze discovery service via een zoekportal
(URL) die in min of meerdere mate volgende faciliteiten biedt:
• single search box die via een widget op eenvoudige wijze in
de eigen website kan worden gepubliceerd;
• geavanceerde zoekopties;
• rangschikking van zoekresultaten volgens relevantie;
• facetten en sorteeropties die de lezer toelaten om zoekresultaten verder te verfijnen, bijvoorbeeld naar eigen bezit (zowel
fysieke collectie als e-bronnen);
• verwijzing naar beschikbare full text hetzij via een directe link, Casus UAntwerpen
hetzij via een link resolver;
In 2011-2012 voerden de bibliotheken van Associatie Universiteit
• het aanmaken van een persoonlijke account in functie van & Hogescholen Antwerpen (AUHA) een gebruikersonderzoek
gepersonaliseerde diensten (opslaan van zoekstrategie en
uit 4. In dit onderzoek werd ook gepeild naar het gebruik van
zoekresultaten);
de bibliotheekcatalogus. Voor de UAntwerpen waren de bevin• attendering op verwante publicaties;
dingen als volgt:
• autocomplete bij ingave van zoektermen;
• 88 procent van de UAntwerpen respondenten (2.248 perso• “did you mean” bij ingave van al dan niet foutief gespelde
nen) kent de catalogus.
zoektermen.
• 26 procent van de respondenten gebruiken de catalogus
intensief (dagelijks tot wekelijks). 36 procent enkele keren
Discovery services worden in the cloud aangeboden en kunnen
per maand.
via diverse leveranciers betrokken worden. De meest gebruikte • 84 procent van de respondenten vinden de catalogus eerder
discovery service providers, the big four, in wetenschappelijke
gebruiksvriendelijk (62 procent) tot gebruiksvriendelijk (22
bibliotheken zijn:
procent).
• Primo van Ex Libris
• Vaak weerkerende vrije commentaren over de catalogus
• Summon van Serials Solutions
betreffen:
• EDS van EBSCO
- ingewikkeld in gebruik, voorafgaandelijke instructie is nood• WorldCat Local van OCLC
zakelijk, niet gebruiksvriendelijk, oubollig;
- geen sortering op relevantie;
In de periode 2006-2010 kwam de discovery service tot volwas- andere zoeksystemen (zoals bijvoorbeeld Web of Know­
senheid 2. Ook in België (zie inzet) geraken discovery services
ledge) “werken beter”;
- de catalogus ontsluit geen tijdschriftartikelen;
de laatste paar jaren ingeburgerd en merken we in bibliotheken
- gevoelig aan typfouten, men kan enkel werken met juist
van universiteiten en hogescholen een verschuiving van fedegespelde termen. Typfouten worden afgestraft.
rated searching naar DS.
DS in Belgische wetenschappelijke bibliotheken (niet exhaustief)
3
UAntwerpen
EDS
UHasselt
EDS – gunning nieuw DS platform oktober 2014
KdG
EDS
Artesis Plantijn Hogeschool
EDS – beschikbaar vanaf september/oktober 2014
VUB
Geen DS of onmiddellijke plannen in die richting. Wel federated searching (V-spaces) en
positionering van Google Scholar als discovery tool.
UGent
Geen DS. Nieuwe webstrategie.
KU Leuven en LIBIS-Net partners
Primo
ULB
Summon
ULg
Primo
UCL – FUNDP – Saint-Louis
Aanbesteding van DS najaar 2014 – Implementatie begin 2015
META 2014 | 7 |
13
artikel
inspirerend kunnen werken. Wees er evenwel van bewust dat er
niet zoiets bestaat als ‘de beste’ discovery service.
Het lastenboek dat de UAntwerpen hanteerde was gericht op
evaluatie van volgende onderdelen:
• Dekking: leveranciers kregen een overzicht van de belangrijkste (dus niet exhaustief) e-tijdschrift en e-boek collecties
waarop de universiteit was geabonneerd samen met een lijst
van bibliografische databanken en open access resources. Aan
de leveranciers werd gevraagd aan te geven in welke mate de
metadata/full text centraal geïndexeerd werd (hogere score),
dan wel via een onderhuidse federated search in de discovery
service ontsloten werd (lagere score).
• Lokale data: antwoorden op de vragenlijst moesten het
mogelijk maken om de impact te evalueren op bestaande
IT-processen voor levering van metadata van de eigen catalogus en institutional respository. Leveranciers ontvingen voorbeeldbestanden.
• Functionaliteit met verdere onderverdeling in: administratie
en configuratie tools, gebruikersinterface en gebruiksvrien­
delijkheid, toegang, knowledge base, monitoring en gebruiksgegevens
Dit gebruikersonderzoek stimuleerde intern de discussie over Het doel van dit onderdeel in de vragenlijst was om functionaliteiten te kunnen vergelijken, maar ook om de impact
de positionering van een DS als alternatief voor de traditionele
op bestaande werkprocessen te kunnen evalueren met name
online catalogus. DS kan tegemoet komen aan de geleverde
voor wat betreft de link resolver. De UAntwerpen gebruikte
commentaren met name voor wat betreft het ontbreken van
(en gebruikt nog steeds) SFX van Ex Libris. De antwoorden
tijdschriftartikelen en de sortering op relevantie.
op de vragenlijst moesten ons kunnen helpen in de beslissing
om bij SFX te blijven dan wel over te stappen naar de link
Naast het gebruiksaspect is er ook een belangrijk beheers­
resolver van de leverancier.
aspect: de bibliotheek investeert substantieel in dure elektronische tijdschriften, maar de deep content (artikels) is in de • Implementatie/Service: de vragenlijst was hier gericht op het
meten van de inspanningen die de UAntwerpen zou moeten
catalogus volledig onzichtbaar.
leveren om de discovery service te implementeren (doorlooptijd, werkbelasting).
Verder is het zo dat het aanbod aan elektronische informatie
ook erg volatiel is, met name voor pakketten e-boeken waarop
De opdracht werd finaal gegund aan EBSCO (december 2012).
bibliotheken zich abonneren. Daar waar met e-tijdschriften de
EDS werd aan de UAntwerpen in gebruik genomen bij de start
bibliotheek zich nog de inspanning getroost om deze mee op
te nemen in de catalogus, is dit voor e-boeken veel minder evi- van academiejaar 2013-2014. De doorlooptijd van het prodent zowel qua kwantiteit als qua kwaliteit (match merging met ject bedroeg zes maanden. De discovery service omvat de
bestaande titelbeschrijvingen en inpassing/aanpassing van gele- EBSCOhost databanken, gegevens van EBSCO’s data partners,
de bibliotheekcatalogus en de data van het institutional repoverde metadata vooral wat de onderwerpsontsluiting betreft).
sitory. Bij de opzet is ervoor gekozen om de zoekacties stanHoe dan ook leefde in de bibliotheek van de UAntwerpen de daard te beperken tot de bibliotheekcollectie (zowel gedrukt
verwachting dat door gebruik van DS de gebruikscijfers van als elektronisch). Door de filter af te zetten, kan een lezer alse-bronnen van de bibliotheek de hoogte in zouden gaan. DS nog ruimer zoeken. Daar waar het zoekresultaat records uit de
kan op die manier helpen in het verhogen van het rendement catalogus betreft, wordt de informatie over beschikbaarheid
van de investering in e-resources. Maar dat laatste argument on-the-fly opgepikt. De centrale index van EDS wordt bij het
snijdt natuurlijk langs twee kanten: DS komt met een kosten- begin van elke maand verrijkt met nieuwe/gewijzigde records
uit de catalogus en de institutional repository. De link naar full
plaatje en men kan argumenteren dat hierdoor de kostprijs van
text wordt, waar dat kan, meteen aangeboden of is via de link
elektronische informatie nog meer verhoogt.
resolver (SFX) bereikbaar.
Ook al bleven een aantal vragen onbeantwoord en ook gaat de
komst van DS gepaard met een vaak controversieel debat (over- Impact van DS op het gebruik van de
hyped, under-performed, content neutrality, bypassed libraries, bibliotheekcollectie
DS versus Google Scholar) besloot de UAntwerpen om met DS Nieuwe bronnen hebben doorgaans een tweetal jaren nodig
van start te gaan, temeer omdat er hiervoor de budgettaire om echt goed ingeburgerd te geraken. Dat is voor de discovery
ruimte bestond.
service allicht niet anders. Het is nog wat te vroeg om definitief te kunnen besluiten of het gebruik van DS in onze situatie
De wetgeving op overheidsopdrachten verplichtte de
leidde tot een intensiever gebruik van de (elektronische) biblioUAntwerpen om de markt te bevragen met een lastenboek theekcollectie. In de literatuur vindt men wel talrijke publicaen gunningscriteria. Een dergelijk traject zorgt voor een aan- ties die dit topic behandelen. Er is de reeds geciteerde Britse
zienlijke overhead, maar het zet alleszins aan tot een kritische studie van UKSG (2013) uitgevoerd door LISU Department van
reflectie over de vereisten waaraan een DS voor onze biblio- Loughborough University die vaststelde dat het gebruik van
theek moest voldoen. In de vakliteratuur vindt men overigens e-bronnen (vooral e-boeken en in mindere mate ook e-tijdheel wat implementatie rapporten en vergelijkende studies die schriften) toenam met de komst van DS, al spelen er ook zeker
1 4 | META 2014 | 7
artikel
andere factoren een rol. Een andere studie in de VS onderzocht
de impact van DS op gebruik van e-tijdschriften en stelde een
toename vast vooral dan bij Primo en Summon gebruikers 5.
D. Way 6 concludeerde dat het gebruik van e-tijdschriften positief evolueerde na de implementatie van Summon. Ook Jan
Kemp 7 zag een toename van het gebruik van e-bronnen na
de implementatie van Summon. Hij vond echter dat de meerwaarde van de discovery tool vooral lag in het feit dat de drempel voor studenten verlaagd werd. Studenten hoeven niet meer
te weten welke databank ze moeten selecteren vooraleer ze aan
hun onderzoek starten. Ze hoeven niet te weten wat een catalogus is. Op die manier kunnen ze starten met zoeken en meer
geleidelijk hun zoekmethode verbeteren. K. Calvert 8 schreef
erg recent een artikel over de impact van EDS op gebruiksstatistieken, in een opzet die lijkt op die van de UAntwerpen. Haar
conclusie is dat EBSCO Discovery Service een positieve impact
had op het gebruik van e-tijdschriften en het gebruik van de
full text in EBSCOhost databanken. KU Leuven rapporteert “een
duidelijke stijging in het gebruik van full text bronnen en, zoals
internationaal ook bleek, een daling van het gebruik van bibliografische databanken. Deze trend zet zich nog steeds verder, zij
het een stuk minder uitgesproken dan de eerste jaren 9.”
“Bibliotheken hebben hun
primaire rol in de discovery
van wetenschappelijke
informatie verloren. Dus handel
overeenkomstig deze nieuwe
realiteit.”
Toch hebben we een poging ondernomen om de impact van
DS in de UAntwerpen te meten. Cijfers uit de periode oktober
2012-juni 2013 werden vergeleken met de periode oktober 2013juni 2014. Voor de databanken in EBSCO zien we een gemiddelde stijging van 25 procent in het gebruik. De meest gebruikte
databank is Business Source Premier, maar de databanken
Communication Abstracts en Mass media & Communication
laten een grotere stijging optekenen. Het gebruik van full text
bij de grote uitgevers zoals Elsevier, Sage, Springer, … neemt
toe. De cijfers liggen nogal uiteen waarbij Elsevier het meest
stijgt en Wiley het minst. De gemiddelde stijging is 9 procent.
In die stijging spelen zeker ook andere factoren mee zoals de
integratie van de academische hogeschoolopleidingen: meer
gebruikers leiden tot hogere gebruikscijfers.
een record uit de catalogus, geeft aan dat de catalogus goed
vertegenwoordigd is in de resultatenlijsten. Dat heeft mogelijk
te maken met de opzet van EDS waarin zoekresultaten — zoals
hierboven reeds aangegeven — standaard beperkt worden tot
items uit de eigen bibliotheekcollectie (fysiek en elektronisch).
Goed gebruik van de catalogus via EDS vertaalt zich op het
eerste zicht niet in de uitleenstatistieken. Daar zien we een hele
lichte daling, of een status quo. Maar wellicht spelen hier te veel
andere factoren mee, om EDS krediet dan wel kritiek te geven
voor uitleencijfers. Uit de andere rapporten die EBSCO meegeeft, leren we nog dat een sessie in de UAntwerpen discovery
gemiddeld 38 minuten duurt.
Ten slotte verschijnt de discovery service ook in de statistieken
van de link resolver als bron van waaruit men links opvraagt
naar de full text bij een uitgever. Daaruit blijkt dat lezers in
hoofdzaak hun onderzoek starten in Web of Science (36 procent), EBSCO (22 procent), Pubmed (14 procent), Google (12
procent) en Proquest (7 procent). Omdat EBSCO, Pubmed en
Google ook toelaten dat men rechtstreeks doorklikt naar full
text zijn deze percentages wellicht een onderschatting van het
werkelijke aandeel. Het hoge percentage voor Web of Science
en het gebruik van het Proquest platform, dat slechts enkele
databanken huisvest voor de UAntwerpen, geven aan dat ook
bibliografische databanken goed gebruikt worden en niet verdrongen zijn door de komst van de Discovery Service.
DS: zin of onzin?
Roy Tennant 13 doet in het online tijdschrift The Digital Shift een
oproep om het letterwoord OPAC te vermoorden en het ding
zelf heel diep te begraven. Het is verworden tot een inventaris
van het (fysieke) bezit. Dus steek het weg in een achterkamertje
waar het altijd thuishoorde, is zijn aanbeveling. De auteur gaat
nog een stap verder met de bewering: “information discovery
has left the building.” Daarbij verwijst hij naar de piste die de UB
Utrecht volgt om de eigen ontwikkelde discovery tool (Omega)
uit te faseren, verder niet te investeren in DS en te focussen op
content delivery. Dit loopt gelijk met de nieuwe webstrategie
die de UB Gent uitgetekend heeft 14.
Cijfers wijzen uit dat lezers hoe langer hoe meer zoekacties
naar wetenschappelijke informatie starten in algemene search
In de literatuur wordt al eens de vrees uitgesproken dat de
catalogus records zouden verloren gaan in de hoeveelheid data
in een discovery service 10. Dit stemt overeen met bevindingen van KU Leuven die hun LIMO discovery om die reden hebben uitgebreid met directe links zoals ‘Fysieke exemplaren KU
Leuven’, ‘Zoek databank’, ‘Zoek e-journal’. 11 Ook ULB rapporteert dat eigen bezit wat verdrinkt in DS, wat niet onbelangrijk
is aangezien ULB niet langer haar traditionele online catalogus
aanbiedt 12. Maar in de UAntwerpen schijnt dit niet het geval te
zijn. In de abstract views, waar geteld wordt hoeveel records
nader bekeken zijn, komt de catalogus bovenaan te staan met
het meest bekeken aantal records. Dat er vaak is doorgeklikt op
META 2014 | 7 |
15
artikel
engines zoals Google Scholar 15. Om kort de argumentatie van
Simone Kortekaas 16 e.a. samen te vatten: onze gebruikers vertoeven bij Google en soortgelijke search engines. Ze vinden
daar wat ze nodig hebben (discovery) en verwachten van de
bibliotheek dat zij de informatie kan leveren (content delivery).
Het is vergeefse moeite om te investeren in online catalogus,
discovery, … om kost wat kost de gebruiker naar de website van
de bibliotheek te lokken. Bibliotheken hebben hun primaire rol
in de discovery van wetenschappelijke informatie verloren. Dus
handel overeenkomstig deze nieuwe realiteit. Het zijn boude
beweringen die elke bibliotheek zouden moeten aanzetten om
na te denken over haar informatiestrategie.
1 Over DS is inmiddels heel wat literatuur verschenen. Een goede inleiding vormt
Web scale discovery services / Jason Vaughan. In: Library technology reports,
47:1 (2011). Zie verder ook de wiki Unified Resource Discovery Comparison
[http://sites.google.com/site/urd2comparison/] van Andy Ekins en Lucas
Koster met een aparte sectie gewijd aan vakliteratuur over DS.
2 In Impact of library discovery technologies: a report for UKSG / Valerie Spezi,
Claire Creaser, Ann O,Brian en Angela Conyers .- UKSG, november 2013, p. 8
rapporteren de auteurs dat 88,4 procent van de respondenten (UK wetenschappelijke bibliotheken) een DS in gebruik hadden (77,4 procent) of volop in
het process van implementatie (11 procent) verkeerden. [www.uksg.org/researchstudy]
3 Met dank aan Stefaan Renard (VUB), Hilde Van Kiel (KU Leuven), Chris
Wij menen dat de discovery een goed startpunt is voor
bachelorstudenten die een eerste snelle oriëntatie nodig hebben. Daarnaast kan de discovery service ook voor multidisciplinair onderzoek een goed beginpunt zijn. Discovery maakt
gespecialiseerde databanken niet overbodig: vorsers die
onderzoek verrichten rond specifieke topics hebben allicht
meer baat bij gespecialiseerde databanken, temeer omdat ook
niet alle resources binnen EDS aanwezig zijn (Evidence Based
Medicine Reviews, bibliografische databanken van Brepols en
van Belgische juridische uitgevers, OECD iLibrary.). De eerste gebruikscijfers wijzen in de richting van een toename van
gebruik van e-bronnen ten gevolge van de lancering van EDS.
Schroeven (KU Leuven), Charles-Henri Nyns (UCL), Benoit Pauwels (ULB), Marc
Goovaerts (UHasselt), Pat Hochstenbach (UGent)
4 In 2014 werd een nieuw gebruikersonderzoek gehouden. De resultaten hiervan
zijn bij het ter perse gaan van dit artikel echter nog niet gekend zodat een vergelijking met 2011 helaas niet mogelijk is.
5 Discovery or displacement? A large-scale longitudinal study of the effect of
discovery systems on online journal usage / Michael Levine-Clark, Jason Price,
John McDonald .- Proceedings of the Charleston Library Conference (2013)
[http://dx.doi.org/10.5703/1288284315331]. Bij de vastgestelde stijging dient
wel vermeld dat deze niet onderscheiden kon worden van algemene tendensen
(in hoeverre stijgt het gebruik van e-journals los van DS) en cijfers werden ook
niet vergeleken t.o.v. bibliotheken die geen DS hebben.
6 The Impact of Web-scale Discovery on the Use of a Library Collection / D. Way.
Tevredenheid over discovery ontslaat de bibliotheek evenwel
niet van de opdracht om te streven naar betere content delivery in search engines zoals Google Scholar. Ook daar zet de
UAntwerpen op in:
• Tijdschriftartikelen: link resolving is overal aanwezig: Google
Scholar, Web of Science, PubMed, discovery, gespecialiseerde
databanken.
• Boeken: Google Scholar zoekresultaten met boektitels linken
- mits activering van Open WorldCat link resolver - door naar
worldcat.org. Anet is zeer recent toegetreden tot WorldCat.
Redenen hiervoor zijn divers, maar deze link optie was er daar
zeker één van.
• Publiceren van metadata: de UAntwerpen wil de zichtbaarheid
van haar fysieke bibliotheekcollectie propageren in search
engines door gebruik te maken van microdata op basis van
het schema.org vocabularium.
In: Serials Review, 36:4 (2010), p. 214-220.
7 Does Web-Scale Discovery Make a Difference? Changes in Collections Use after
Implementing Summon / J. Kemp. In: Planning and Implementing Resource
Discovery Tools in Academic Libraries / Mary Pagliero Popp en Diane Dalli .Hershey, Pa: Information Science Reference, 2012, p. 456-468)
8 Maximizing academic library collections: measuring changes in use patterns
owing to EBSCO Discovery Service / K. Calvert. In: College & research libraries,
preprint 2014 (verschijnt januari 2015).
9 e-mail communicatie met Hilde Van Kiel (KU Leuven)
10Zie o.a. Catalog Maintenance in the Discovery System: Opinions of Early
Adopters / P. Harpel-Burke. In: College & Undergraduate Libraries, 19:2-4 (2012),
p. 246-263.
11 e-mail communicatie met Chris Schroeven (KU Leuven).
12 e-mail communicatie met Benoit Pauwels (ULB)
13http://www.thedigitalshift.com/2014/02/roy-tennant-digital-libraries/the-opacis-dead/
14 Algemene webstrategie voor de bibliotheken van de UGent: eindverslag werk-
Het is best mogelijk dat DS een fenomeen van voorbijgaande
aard is. En verder: DS leveranciers moeten misschien niet zozeer
beducht zijn op onderlinge concurrentie, dan wel op concurrentie met Google Scholar. Op het ogenblik dat Google Scholar
voordeel ziet in uitbreiding van dienstverlening aan bibliotheken
(bijvoorbeeld verhogen van zichtbaarheid van de lokale collectie), zal de rol van DS uitgespeeld zijn.
groep Webstrategie [http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/913/278/RUG01001913278_2013_0001_AC.pdf]
Rapportering hierover op Informatie aan Zee, 13 september 2013 [http://www.
vvbad.be/nieuwe-webstrategie-voor-de-universiteitsbibliotheek-gent]. Als
gevolg van de nieuwe strategie nam UGent op 1/9/2014 haar nieuwe zoekportal http://lib.ugent.be in gebruik. Hiermee wil UGent zelf zeer goed in de
hand houden hoe de hyper lokale content beter kan worden ontsloten vooral
te behoeve van de alfa wetenschappers. Beta en gamma wetenschappers zijn
Er zijn believers en non-believers van DS en de discussie erover
is vaak controversieel. Door heel sterk mee te gaan in de controverses, riskeert men terecht te komen in een besluiteloos
vacuüm. En niet handelen is ook geen optie. Op een ogenblik dat
DS voorbijkomt als een opportuniteit — wat in de UAntwerpen
het geval was — mag men als bibliotheek niet nalaten het laaghangend fruit te plukken. DS is voor de UAntwerpen geen terminus, wel een zinvol tussenstation. DS is prominent aanwezig
op de website. En sorry Roy, onze OPAC catalogus vind je er
ook nog. Rome is ook niet op één dag gebouwd.
beter af met Google Scholar en Web of Science. [e-mail communicatie met Pat
Hochstenbach]
15 Ithaka S+R US Faculty Survey 2012 / Ross Housewright, Roger C. Schonfeld
en Kate Wulfson .- Ithaka, 2013 [http://digital.library.unt.edu/ark:/67531/
metadc234917/m2/1/high_res_d/Ithaka_S+R_US_Faculty_Survey_2012_FINAL.
pdf]
16 T
hinking the unthinkable: a library without a catalogue: reconsidering
the future of discovery tools for Utrecht University library / Simone Kortekaas,
2012 [http://libereurope.eu/news/thinking-the-unthinkable-a-library-without-acatalogue-reconsidering-the-future-of-discovery-tools-for-utrecht-universitylibrary/]
1 6 | META 2014 | 7
artikel
Opleiding- en ervaringvraagjes
Wat vinden oud-studenten van
hun opleiding?
Julie Hendrickx, VVBAD
Niets is zo belangrijk als een opleiding. De bril waarmee je naar een opleiding kijkt, kan het
beeld echter bijstellen. De echte test volgt namelijk op de werkvloer. En hoe scoort jouw opleiding daar? Naast visies over het onderwijs mag ook een waardering van de gevolgde opleiding niet ontbreken.
META lanceerde enkele weken geleden in de VVBAD-nieuwsbrief dan ook een oproep met de vraag wie zijn ervaring omtrent
zijn opleiding kort met ons wou delen. De lezers die reageerden, legden we volgende vragen voor:
1. Welke opleiding volgde je?
2.Waar werk je en wat is je huidige functie?
3.Je ervoer de opleiding als zinvol of niet zinvol?
4.Vind je dat de opleiding je voldoende heeft voorbereid voor de dagelijkse praktijk op de werkvloer?
5.Vind je dat je je kan onderscheiden van andere professionals door je opleiding?
6.Wat zou je de opleiding adviseren vanuit de praktijk en je verworven ervaring?
Meer reacties kan je lezen op onze website: www.vvbad.be/vragenopleiding
Zin om te reageren op dit artikel? Dat kan! Laat het ons weten op [email protected]
Master na Master in de Archivistiek
Jan Laplasse
schooljaar 1996-1997
Ineke De Lange
schooljaar 1997-1998
Bert De Smet
schooljaar 2008-2009
Elien Doeselaere
schooljaar 2010-2011
1.
Gediplomeerde en
Gespecialiseerde Studies
Archivistiek & Hedendaags
Docu­ment­beheer
Gediplomeerde en
Gespecialiseerde Studies
Archivistiek en Hedendaags
Documentbeheer
Master na Master Archivistiek:
Erfgoed­- en Hedendaags
Documentbeheer
Master na Master Archivistiek:
Erfgoed- en Hedendaags
Documentbeheer
2.
Instituut van de
Bedrijfsrevisoren,
diensthoofd communicatie
Euronext Brussels,
Manager EWC Office & Archives
Stedelijke Kunstacademie
Waregem,
Lid directiecomité
Provincie West-Vlaanderen,
museumconsulent
3.
zinvol
zinvol
zinvol
zinvol
4.
nee
nee
ja
nee
5.
ja
ja
ja
nee
6.
De opleiding leverde mij te
weinig technische (IT) skills
op. Ze was erg oubollig en de
sector is de jaren daarna enorm
geëvolueerd. Tweede minpunt
was dat er geen gegarandeerde
doorstroming van afgestudeerden/gediplomeerden was naar
bijvoorbeeld het Algemeen
Rijksarchief – dat in die jaren
nog historici/doctors aanwierf en waarbij het diploma
Archivistiek nog geen vereiste
was. Ondertussen is deze situatie gewijzigd.
Meer stageplaatsen aanbieden
bij bedrijven en meer IT-vakken
integreren in de opleiding.
Dat studenten tijdens hun stage
niet zoveel op een eilandje hun
archiefonderzoek moeten voeren, maar meer moeten meedraaien binnen het team zelf en
meer aandacht moeten hebben
voor de publiekswerking van
een archief. Die twee zaken zijn
cruciaal in de latere effectieve
werkomgeving en geven misschien ook een beter beeld dan
een afgeleide van wat de doorsnee geschiedenisstudent doet,
nl. archiefonderzoek.
Vul de stage meer praktijkgericht in: laat de stagiair meedraaien en denken op beleidsniveau zodat hij/zij weet waar
een (hoofd)archivaris zich mee
bezig houdt in de dagdagelijkse praktijk. Haal binnen de
opleiding meer praktijkvoorbeelden aan, zeker wat betreft
digitaal documentbeheer bleef
het allemaal zeer theoretisch
en abstract. Laat de studenten
kennis maken met de concrete
praktijk van digitaal documentbeheer, zodat het meer concreet wordt.
META 2014 | 7 |
17
artikel
Initiatie Bibliotheek-, Documentatie- en Informatiekunde
Lin Van Rompaey
schooljaar 1982-1983
Annemie Pijcke
schooljaar 2003-2004
Sally Devoldere
schooljaar 2007-2008
Dymphna Faillie
schooljaar 2011-2012
1.
Akte van Bekwaamheid tot
het houden van een openbare
bibliotheek
Initiatie Bibliotheek-,
Documentatie- en
Informatiekunde
Initiatie Bibliotheek-,
Documentatie- en
Informatiekunde
Initiatie Bibliotheek-,
Documentatie- en
Informatiekunde en daaropvolgend ook de Initiatie archiefkunde (2012-2013).
2.
Ik werk in de Openbare bibliotheek Deurne als administratief
assistent (bib. assistent), verantwoordelijke jeugdafdeling
Bibliothecaris bibliotheek
Hoeilaart
Administratief assistent bibliotheek Waregem
Momenteel ben ik werkzoekende, ik werkte eerder als
bibliotheekmedewerker
3.
zinvol
zinvol
zinvol
zinvol
4.
ja
nee
nee
ja
5.
ja
nee
ja
ja
6.
Moeilijk om dat te zeggen, vermits mijn opleiding nog geen
info over computergebruik
enz. gaf! Vond het toen een
heel zinvolle opleiding met veel
aandacht voor de invalshoek
van de lezer en de technische
kant van het werk. Vind het
vervelend dat mensen nu kunnen starten in de bib zonder
gerichte opleiding, dus hoop
dat de VVBAD ook kan lobbyen
in die zin.
Meer kennismaking met bronnen (digitale!!!) en minder theorie. Veel meer sociale media,
computertechnieken (grafisch, statistieken, Biblioprint,
Impala …) en minder de klassieke technieken zoals titelbeschrijving, catalografie, … Meer
bezoeken aan bibs, praktijkoefeningen inzake informatiebemiddeling, kennisdelen…
(Gelukkig is de opleiding ondertussen al flink gemoderniseerd).
Misschien dat er toch voor deze
opleiding ook een stagemoment kan ingelast worden zodat
de cursisten meer praktische
ervaring kunnen opdoen?
Meer nadruk op het Officepakket leggen, een stageperiode inlassen (min. 2 weken).
Voor de archiefopleiding: meer
praktijk en minder theorie met
eventueel een stageperiode.
Graduaat Bibliotheekwezen en Documentaire Informatiekunde
Hilde Lingier
schooljaar 1983-1986
Thierry Masson
schooljaar 1988-1990
Kathleen Van Assche
schooljaar 2000-2003
Jan Lamonte
schooljaar 2000-2004
1.
Akte van Bekwaamheid tot
het houden van een openbare
bibliotheek (1982-1983) en
Graduaat Bibliotheekwezen en
Documentaire Informatiekunde
Graduaat Bibliotheekwezen en
Documentaire Informatiekunde
Graduaat Bibliotheekwezen en
Documentaire Informatiekunde
Graduaat Bibliotheekwezen en
Documentaire Informatiekunde
2.
Deeltijds bibliotheekdeskundige bij het Streekgericht
Bibliotheekbeleid van de VGC
en leerkracht CVO Anderlecht
Bibliotheekbediende openbare
bibliotheek Antwerpen
Bibliotheekmedewerker bij Stad
Antwerpen
Kind en Gezin, Agentschap
Beleidsdomein WVG, Vlaamse
Overheid
3.
zinvol
niet zinvol
zinvol
zinvol
4.
ja
nee
ja
ja
5.
ja
nee
nee
ja
6.
Het graduaats- en initiatiediploma als een volwaardig
diploma beschouwen en opnemen als arbeidsvoorwaarde
voor alle functies in het bibliotheekwezen, wat nu zelfs niet
meer wettelijk omschreven is.
Meer nadruk leggen op klantvriendelijk en klantgericht, praktisch werken in plaats van nutteloze theoretische uitleg.
Onderzoek en stage zijn zeker
nuttig. Door de opleiding te
volgen krijg je niet meer kansen
op de werkvloer. Een bibliotheekmedewerker wordt als een
administratieve medewerker
bij de Stad gezien. Ze moeten allemaal dezelfde examens
meedoen om te bevorderen.
Deze examens testen geen
bibliotheektechnische vaardigheden en kennis. Een diploma
Graduaat Bibliotheekwezen
heeft dus geen betekenis voor
de Stad Antwerpen.
Het graduaat vindt geen aansluiting op de masteropleiding,
een logisch opleidingstraject
ontbreekt. Verschillende opleidingsniveaus zouden leiden tot
een hogere graad van professionalisering. Afgestudeerden
uit de verschillende niveaus van
het opleidingstraject zouden
dan kunnen doorvloeien naar
functies met overeenkomstige
beroepsprofielen. Samen met
een hogere professionaliseringsgraad zou ook ons beroepsimago kunnen verbeteren.
1 8 | META 2014 | 7
artikel
Postgraduaat Informatie- en Bibliotheekwetenschap
Karlien Brysbaert
schooljaar 1984-1986
Patrick Vandegehuchte
schooljaar 1987-1988
Marleen Maes
schooljaar 1988-1990
Veerle Van Conckelberge
schooljaar 1997-1998
1.
Speciale Licentie Bibliotheeken Documentatiewetenschap
Postgraduaat Informatie- en
bibliotheekwetenschap
Akte van Bekwaamheid tot
het houden van een openbare
bibliotheek (1982-1983) en
Postgraduaat Informatie- en
bibliotheekwetenschap
Postgraduaat Informatie- en
bibliotheekwetenschap
2.
Bibliothecaris in de openbare
Bibliotheek Veurne
Campusbibliothecaris Katholiek
hogeschool VIVES
Districtsbibliothecaris
Antwerpen
Planning Officer bij de
Universiteitsbibliotheek Gent
3.
zinvol
zinvol
zinvol
zinvol
4.
nee
nee
ja
nee
5.
ja
ja
ja
ja
6.
Duidelijk aangeven of de opleiding zich ook richt tot een
functie in de openbare bibliotheek, en als dit zo is, betere
afstemming op klant- en vraaggerichtheid in die sector. Maar
misschien is dat ondertussen al
het geval?
Veel meer nadruk op het coachen van personeel en praktisch
beheer zoals budgetteren.
Stage op de werkvloer, meer
uren (cultuur)management (in
1988 zo goed als niets), meer
vorming rond leidinggeven.
Aandacht hebben voor wat
internationaal beweegt in de
sector. Buiten de grenzen kijken,
studiebezoeken organiseren
voor best practices.
Kim Robensyn
schooljaar2003-2004
An Verstraeten
schooljaar 2009-2011
Kristof Eelen
schooljaar 2010-2012
Inge Cornelis
schooljaar 2010-2012
1.
Informatie- en bibliotheek­
wetenschap
Informatie- en bibliotheek­
wetenschap
Informatie- en bibliotheek­
wetenschap
Informatie- en bibliotheek­
wetenschap
2.
Collectiemedewerker en verantwoordelijke Registratie en
Ontsluiting, Amsab-Instituut
voor Sociale Geschiedenis
Momenteel bibliotheekmedewerker in faculteitsbibliotheek
Universiteit Gent, binnenkort
coördinerend bibliothecaris
VIVES-hogescholen WestVlaanderen
Bibliothecaris en webmaster bij
de FOD Volksgezondheid
Ik werk bij IveBiC, een
opdrachthoudende vereniging
voor bibliotheekwerking en cultuur, opgericht in 2003 door
de gemeenten Hemiksem en
Schelle. Ik werd aangesteld als
secretaris en als bibliothecaris.
3.
zinvol
zinvol
zinvol
zinvol
4.
ja
nee
ja
ja
5.
ja
ja
ja
ja
6.
Nog meer inzetten op de digitalisering.
IBW is tamelijk theoretisch. Ik
vond de opleiding razend interessant, maar vooral omdat
ik reeds praktijkervaring had
opgedaan en daardoor de
opleiding dus kritisch kon benaderen. Tips om de opleiding
nog meer aan te passen aan
het werkveld zijn: (verplichte)
stage; docenten met praktijkervaring in bibliotheken; een vak
gericht op frontofficetaken en
publiekswerking; scriptie
Eventueel een verplichte stage
voor wie nog niet in een bibliotheek werkt.
De opleiding is vrij technisch en
toch eerder gericht op informatiewetenschap. Maar de keuzevakken geven de mogelijkheid
om een specifieke richting meer
uit te diepen.
1. Welke opleiding volgde je?
2.Waar werk je en wat is je huidige functie?
3.Je ervoer de opleiding als zinvol of niet zinvol?
4.Vind je dat de opleiding je voldoende heeft voorbereid voor de dagelijkse praktijk op de werkvloer?
5.Vind je dat je je kan onderscheiden van andere professionals door je opleiding?
6.Wat zou je de opleiding adviseren vanuit de praktijk en je verworven ervaring?
META 2014 | 7 |
19
artikel
Nieuwe structuur voor de
Bibliotheekschool Gent
Marijke Hoflack, Eva Simon, Karin Vandenabeele, Peter Van den Broeck, Bibliotheekschool Gent
Begin juni heeft de Vlaamse regering, na het gunstig advies van de commissie Hoger
Beroepsonderwijs, het instellingsgebonden 1 opleidingsprofiel ‘Bibliotheekwezen en
Documentaire Informatiekunde’ van CVO VSPW Gent (de Bibliotheekschool Gent) goedgekeurd. Dit opleidingsprofiel kan vanaf 1 september 2014 worden ingevoerd en is te raadplegen
op de website van Onderwijs Vlaanderen 2. De Bibliotheekschool Gent had de actualisering van
het bestaande modulaire structuurschema aangevraagd in afwachting van de omvorming van
de opleiding op basis van de onderwijskwalificaties, nog toe te kennen door het Agentschap
voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming (AKOV) in samen werking met het beroepenveld
(VVBAD, FARO, LOCUS en VOWB).
Waarom een nieuw
opleidingsprofiel?
De aanpassing van het opleidingsprofiel van de HBO5-opleiding Graduaat
Bibliotheekwezen en Documentaire
Informatiekunde werd aangevraagd vanuit een dubbele motivatie: de evolutie
van het beroepenveld en de nood om als
opleiding deze wijzigingen te introduceren in het curriculum.
Het huidige structuurschema van
het Graduaat Bibliotheekkunde en
Documentaire Informatiekunde dateert
van 2002 3. Maar sinds 2002 heeft het
bibliotheekwerk grondige veranderingen
ondergaan. Onder meer daarom heeft de
SERV in 2009 een nieuw beroepscompetentieprofiel uitgewerkt voor bibliotheekmedewerker/informatiebemiddelaar 4. Het
nieuwe opleidingsprofiel is in de eerste
plaats gericht op deze functies.
op maat … Elke module moet in het teken
van deze dienstverlening uitgetekend
worden.
Met al deze overwegingen in het achterhoofd, hebben wij, de Bibliotheekschool
Gent, het volgende ingediend voor een
modulaire opleiding van 1580 uren in 6
semesters. Vier clusters bevatten volgende modules:
2
0 | META 2014 | 7
verlening: 60 lestijden
• Bibliotheekorganisatie A: 40 lestijden
• Bibliotheekorganisatie B: 40 lestijden
• PR en marketing: 40 lestijden
• Onderzoeksanalyse: 40 lestijden
De cluster ‘Werkplekleren’:
• Supervisie 1: 20 lestijden
• Beroepspraktijk A: 60 lestijden
De cluster ‘Introductie in het beroepenveld’:
• Oriëntatie in informatie- en bibliotheekwerk:
40 lestijden
• Beroepspraktijk B: 60 lestijden
• Supervisie 2: 20 lestijden
• Beroepspraktijk C: 60 lestijden
• Openbare bibliotheken: 40 lestijden
• Projectwerk 1: 60 lestijden
• Wetenschappelijke en speciale bibliotheken:
• Beroepspraktijk D: 60 lestijden
40 lestijden
• Projectwerk 2: 60 lestijden
• Cultureel erfgoed: 40 lestijden
• Informatieproductie en –distributie: 40 lestijden
den
De cluster ‘Technieken’:
Werkplekleren als rode
draad
In de cluster ‘Introductie in het beroepenveld’ volgen we de actualiteit in het werkveld door een nieuwe module Cultureel
erfgoed te introduceren.
• Formele documentbeschrijving: 60 lestijden
• Inhoudelijke documentbeschrijving A: 60 lestijden
• Inhoudelijke documentbeschrijving B: 60 lestijden
• Kennis en bevraging van informatiebronnen
A: 60 lestijden
• Kennis en bevraging van informatiebronnen
A: 60 lestijden
• Informatieaanbod voor openbare bibliothe-
Het belang van deze dienstverlening is
een tweede tendens die uit het beroepscompetentieprofiel van 2009 naar voren
komt. Dat vereist specifieke competenties
van afstuderende cursisten: communicatievaardigheden, aandacht voor specifieke doelgroepen, informatieverstrekking
• Communicatievaardigheden B: 40 lestijden
• Introductie, instructie en specifieke dienst-
Het nieuwe opleidings­
profiel: vier clusters
• Juridische aspecten van informatie: 40 lestij-
Dit beroepscompetentieprofiel wijst op
een duidelijke verschuiving van de competenties die het beroepsveld van toekomstige bibliotheekmedemedewerkers vereist. Een sterk op de praktijk
gerichte opleiding wordt vooropgesteld.
Theoretische modules moeten voeling
hebben met wat op de werkvloer plaatsvindt. De inhoud van deze modules moet
direct bruikbaar zijn voor de dienstverlening aan de bezoeker/klant van de bibliotheek.
De cluster ‘Klant en organisatie’:
• Communicatievaardigheden A: 40 lestijden
ken: 60 lestijden
• Inlichtingenwerk: 40 lestijden
• Collectieontwikkeling: 40 lestijden
• Bibliotheekautomatisering A: 60 lestijden
• Bibliotheekautomatisering B: 60 lestijden
• ICT-techniek A: 40 lestijden
• ICT-techniek B: 40 lestijden
Het bibliotheeklandschap, zowel van
de openbare als van wetenschappelijke
en speciale bibliotheken, kenmerkt zich
vandaag door een verregaande centralisering door het invoeren van bibliotheeknetwerken. Die nemen een belangrijk deel
van de taken van de lokale bibliotheken
over op het vlak van bibliotheekautomatisering, databankbeheer, netwerk- en
systeembeheer. Bibliotheken hebben
hun plaats op het internet en de impact
van de sociale media neemt alsmaar toe.
Hierdoor wordt de afzonderlijke cluster
‘Documentaire automatisering’ uit het
structuurschema van 2002 onhoudbaar.
Daarom gaan we deze nu integreren in de
Artikel
cluster ‘Technieken’. De automatiserings- op de persoonsgerichte ontwikkeling in
modules verdwijnen niet, maar krijgen een professionele context.
een andere invulling. Net als bij de andere
modules uit de cluster ‘Technieken’ gaat ‘Supervisie 1’ introduceert de beroepshet nu in de eerste plaats om de directe praktijk los van een specifieke praktijkbruikbaarheid van de technieken bij de plaats en wordt geruggensteund door
dienstverlening aan de bezoeker/klant enkele modules die vóór de start van de
beroepspraktijk gevolgd moeten worden.
van de bibliotheek.
In deze supervisie begeleiden we de curIn de cluster ‘Klant en organisatie’ zet- sisten om hun eigen begincompetenties
ten we volledig in op deze dienstverle- in te schatten en ze te verwerken in een
ning naar de bezoeker/klant en de daar- leeragenda, die tijdens het hele traject
voor onontbeerlijke competenties zoals aangevuld wordt. De leeragenda speelt
communicatieve en sociale vaardigheden, een cruciale rol omdat cursisten daarin
de vereiste competenties omzetten in een
omgaan met specifieke doelgroepen ...
individueel leertraject. Ze nemen zelf hun
Om onze cursisten onmiddellijk inzet- leertraject in handen en worden als het
baar te maken in het werkveld volstaat ware ook hun eigen coach.
het niet de modules uit voornoemde clusIn ‘Beroepspraktijk A’ maakt de cursist
ters louter als theoretische inhouden aan
kennis met een openbare bibliotheek, in
te bieden. Ze moeten verwijzen naar en
doordrongen zijn van de directe prakti- ‘Beroepspraktijk B’ met een wetenschapsche bruikbaarheid. Daarom besteden pelijke of speciale bibliotheek.
we in het nieuwe schema uitdrukkelijk
aandacht aan het werkplekleren, dat als
Projectwerk en
een rode draad doorheen het curriculum werkplekleren: ondeelbaar
loopt. Alleen aan de modules van de clus- geheel
ter ‘Werkplekleren’ worden instroomvoor- Nadat Beroepspraktijk A en B afgewerkt
waarden gekoppeld. Op die manier stuurt zijn, bereidt de cursist zich in ‘Supervisie
de cursist zijn opleidingstraject zelf op 2’ voor op de startevaluatie die hem
basis van de competenties die hij verwerft toegang geeft tot ‘Gesuperviseerde
in interactie tussen theorie en praktijk.
Beroepspraktijk’ en het ‘Projectwerk’.
(Een schematisch beeld van het opleidings­ Anders dan in het vorige structuurschema
is het Projectwerk ondeelbaar verbonden
traject van een cursist vindt u op de VVBADmet het werkplekleren. Het wordt opgewebsite:www.vvbad.be/opleidingstraject).
splitst in twee fasen.
Supervisie als bindmiddel
De verschillende fasen van het werkplek­
leren worden in de supervisies tot één
geheel gesmeed. Supervisies zetten in
“Voor onze
cursisten is het
essentieel dat de
stagebegeleiders
deze nieuwe,
praktijkgerichte
aanpak
volop zullen
ondersteunen.”
Fase 1 omhelst de module ‘Gesuper­
viseerde Beroepspraktijk C’ gekoppeld
aan de module ‘Projectwerk 1’. De cursist definieert het kader, de context en
de organisatie waarin hij een afstudeerproject zal uitvoeren. De context wordt
geanalyseerd op micro-, meso- en macroniveau en is bepalend voor de mogelijkheden en de beperkingen van het project. Dat moet immers haalbaar zijn in
tijd, omvang en doelstellingen. Het moet
vooral ook aansluiten bij de eigen interesses en de sterke punten van de cursist.
Bovendien moet het relevant zijn voor
zowel de cursist als de praktijkplaats en
de eventuele doelgroep. De cursist kan
bijvoorbeeld aspecten van de praktijkplaats willen verbeteren of op een meer
kwaliteitsvolle wijze aanpakken, of hij kan
een totaal nieuwe dienstverlening uitwerken. Als afronding van fase 1 formuleert
de cursist zijn project in concrete, waarneembare doelstellingen.
uitvoering, de presentatie en de verdediging van het project, met de uiteindelijke
evaluatie als eindpunt van de cyclus van
het werkplekleren. Dit hele traject wordt
begeleid en bewaakt tijdens supervisies.
Het nieuwe structuurschema telt minder
uren dan het vorige: 1580 in plaats van
2000. De verklaring is te vinden in de
organisatie van het werkplekleren. In het
vorige schema maakten de praktijkuren
deel uit van het curriculum, in het nieuwe
schema worden ze niet meer meegeteld.
Maar de cursisten zijn wel verplicht om
praktijkuren te presteren.
En verder?
Vanaf 1 september 2014 starten we in de
Bibliotheekschool Gent met dit nieuwe
opleidingsprofiel. Dan zal dit competentiegericht leren ook stilaan voelbaar worden in de stagebibliotheken. We hopen
daarbij op een inspirerende wisselwerking
tussen het werkveld en onze opleiding.
Voor onze cursisten is het essentieel dat
de stagebegeleiders deze nieuwe, praktijkgerichte aanpak volop zullen ondersteunen. Wij staan klaar om alle nodige
informatie te verstrekken die daarvoor
nodig is. Tegelijk zijn wij vragende partij
voor alle bedenkingen en suggesties die
onze opleiding kunnen verbeteren.
Met dit alles streven we naar een uitstroom van cursisten die onmiddellijk inzetbaar zijn in het hele werkveld.
Cursisten die in staat zijn de kennis, de
vaardigheden en de attitudes in te zetten tijdens de dienstverlening aan de
bezoekers en klanten van hun nieuwe
werkplek.
1 Instellingsgebonden betekent dat dit structuurschema enkel geldt voor de Bibliotheekschool
Gent. Het staat de andere bibliotheekscholen vrij
dit structuurschema te volgen of een ander structuurschema aan te vragen.
2 http://www.ond.vlaanderen.be/hogeronderwijs/
Commissie%20Hoger%20Onderwijs/default.htm
3 http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/volwassenenonderwijs/hoger-beroepsonderwijs/
sociaalagogischwerk/Bibliotheekwezen-endocumentaire-informatiekunde.pdf
4 http://www.vvbad.be/sites/www.
Tijdens een tussenevaluatie wordt beslist
of de cursist kan overgaan naar fase 2,
‘Gesuperviseerde Beroepspraktijk D’ en
‘Projectwerk 2’. Deze fase omhelst de
vvbad.be/files/bericht/bestanden/
BCPbibmedewerkerinfobemiddelaar_def.pdf
META 2014 | 7 |
21
essay
Informatiegeletterdheid:
enkele stofjes tot nadenken
Paul Nieuwenhuysen, Vrije Universiteit Brussel
Een nummer van META met als thema ‘opleidingen’ vormt een kader voor de volgende bedenkingen rond ‘informatiegeletterdheid’. Die zijn uiteraard gekleurd door de ervaring van de auteur
in een universiteit. Stofjes tot nadenken voor collega’s en mensen die het beleid mee bepalen.
U bedoelt?
Bij het begin van een tekst is het nuttig duidelijk te stellen waar- Informatiegeletterdheid en de bibliotheek?
over het gaat. Wat bedoelen we met informatiegeletterdheid? In het onderwijs ziet de bibliotheek het verhogen van het niveau
Een definitie zou hier nuttig kunnen zijn. Maar in een boek over van informatiegeletterdheid van de studenten dikwijls als een
informatiegeletterdheid wordt daaraan al gauw een hoofdstuk van de vele taken waaraan tijd en geld moet worden gespengewijd. Niet hier dus, in dit kleine stukje. Wel lijkt het me nut- deerd. Daarbij rijzen echter enkele hinderpalen.
tig te stellen dat het begrip informatiegeletterdheid dikwijls
verwarring schept. We kunnen ermee bedoelen waar de vele
Enkele moeilijkheden hebben hun oorsprong in het feit dat de
definities voor staan, heel kort door de bocht gezegd: de vaar- bibliotheek veelal geen directe kerntaak heeft in het onderwijs.
digheden om met informatie om te gaan. Uiteraard. Maar wat Enkele voorbeelden:
blijkt: een boek of congres over informatiegeletterdheid gaat • Leraren en docenten zijn meestal opgeleid in de didactiek en
daar meestal NIET over, maar wel over de didactiek en het beleid
moeten zich blijven bijscholen op dat gebied, naast hun sperond informatiegeletterdheid. Maken we even de vergelijking
cifiek vakgebied. Deze betrokkenheid is niet vanzelfsprekend
met wiskunde: een boek of congres in de wiskunde behandelt
in de bibliotheek.
normaliter de ontwikkelingen in één of andere tak van de wis- • Leren is niet altijd aangenaam en zeker tijdrovend. Daarom
kunde. Niet zo bij informatiegeletterdheid.
wordt het leerproces op allerlei manieren gestimuleerd, o.a.
met groepswerk en uiteraard met evaluaties van de prestaties van de studenten, ook al vormen die niet het meest aangename deel van een leerproces. Leraren/docenten hebben
“De problematiek van
daar een belangrijke rol, terwijl bibliotheken zich doorgaans
ver afhouden van evaluatie en examens. De activiteiten rond
informatiegeletterdheid is breed,
informatiegeletterdheid aangeboden door bibliotheken blijmaar is toch vooral een zorg in
ven dan ook dikwijls steken in vrijblijvend activiteiten die de
studenten ervaren als tijdverlies.
het onderwijs”
• Leerprocessen zijn vooral effectief als ze zijn geïntegreerd;
bijv. demonstraties gevolgd door theorie gevolgd door praktische toepassingen. De inspanningen van bibliotheken zijn
echter meestal niet netjes ingebed in het grotere leerproces,
Informatie of media of ICT?
ook al hebben ze de bedoeling de studenten te ondersteunen
Samenhangend met de vraag “waar hebben we het over?” is
in hun studie en onderzoek.
de voortdurende discussie over de afbakening van informatiegeletterdheid. Mensen in de bibliotheeksector zien informatie- • Het gebruik van informatie en de media die ermee gekoppeld
zijn is niet altijd eenvoudig. Vandaar juist de nood aan inforgeletterdheid dikwijls als een apart geheel, terwijl de relatie en
matiegeletterdheid. Maar in veel gevallen zijn de systemen
de overlap met media en ICT alsmaar groeit. Een organisatie als
en het jargon zo complex en is de nodige vakkennis zo groot,
Unesco bijv. ziet heil in het bredere gebied ‘media & informadat zelfs mensen die werken in het kader van een bibliotheek
tion literacy’. Met het groeiende belang van digitale media en
niet de nodige expertises combineren. Bekende voorbeelden
ICT en met de vaststelling dat omgaan met informatie alsmaar
zijn grensverleggend onderzoek in wiskunde, natuurkunde en
meer gebaseerd is op digitale media is het misschien beter het
chemie. Het is dan noodzakelijk aan de docent-expert in het
wagonnetje van informatiegeletterdheid te hangen aan de grote
vakgebied om zich te ontfermen over informatiegeletterdheid,
sneltrein van media & ICT.
terwijl de bibliotheek zich moet beperken tot het beschikbaar
stellen van de nodige informatiebronnen.
Eindtermen in het onderwijs?
De problematiek van informatiegeletterdheid is breed, maar is
toch vooral een zorg in het onderwijs. Een grotere duidelijkheid ‘Cavalier seul’ spelen is niet de beste optie voor een bibliotheek;
over de doelstellingen en beoogde eindtermen in alle takken en meer positief geformuleerd: samenwerking met vakexperten is
niveaus van onderwijs rond informatiegeletterdheid is wenselijk. aangewezen. Daarnaast is er ook het afbrokkelen van het terWelke vaardigheden zijn belangrijk en welk niveau kunnen we rein en het belang van bibliotheken in het onderwijs. Vroeger
verwachten bij instromende studenten en bij afgestudeerden? was gebruik van informatie sterk verbonden met gebruik van de
bibliotheek. Door de opkomst van digitale bronnen die overal
Ook hier duikt de problematiek op van informatiegeletterdheid
toegankelijk zijn via internet is die band alsmaar minder duidean sich of van informatiegeletterdheid als deel in het grotere
lijk, ook al zorgt de bibliotheek voor toegang tot die bronnen.
geheel van media en ICT.
2
2 | META 2014 | 7
essay
Daarenboven is er nu de evolutie naar open access bij informatiebronnen, zowel bij de secundaire als bij de primaire, d.w.z.
zowel bij systemen voor het opsporen van informatie als bij de
volledige teksten en andere vormen van informatie; daar heeft
de bibliotheek nog amper een rol te spelen, tenzij als organisator
van een overzichtelijk en efficiënt geheel van het heterogene
aanbod van bronnen. Gevolg is dat informatiegeletterdheid alsmaar minder verbonden is met de bibliotheek.
Straatje zonder einde?
Het informatielandschap evolueert snel, o.a. samenhangend met
de snelle vlucht van de digitale media. Dat maakt het werk van
professionals die werken op het gebied van informatiegeletterdheid enerzijds boeiend, maar anderzijds ook uitputtend. Wat het
ene jaar nog state of the art is, blijkt het volgend jaar al hopeloos
verouderd. De investeringen in het ontwikkelen van studiematerialen en testen van de kwaliteit ervan renderen dus slechts voor
korte tijd. “Bezint eer ge begint” is dus ook hier toepasselijk.
Samenwerking?
Als het dan allemaal niet zo eenvoudig, maar wel duur en com- Alive & kicking
plex is, dringt samenwerking tussen organisaties zich dan niet De stofjes tot nadenken hierboven zijn alleen maar dat en dus
op? In sommige landen die minder anarchistisch zijn, die een geen treurzang of pessimistische visie. Dat zou niet verantwoord
meer centrale top-downstructuur kennen is het ontwikkelen zijn. Om af te sluiten nog een positieve noot. Het professioneel
en testen van studiemethodes en materialen de taak van één
domein van informatiegeletterdheid is ondanks alle problemen
bepaald instituut; bij succes kan de realisatie dan worden uit- en hinderpalen best wel alive & kicking. Concrete afspiegelingerold op diverse andere plekken. In onze contreien stellen we gen hiervan zijn bijv. conferenties met ‘proceedings’ (waaraan ik
eerder vast dat de samenwerking zich beperkt tot inspiratie zoe- trouwens met genoegen een bescheiden bijdrage heb geleverd):
ken in de ervaringen van collega’s. Veel studiemateriaal wordt • De eerste jaarlijkse European Conference on Information
ontwikkeld in een vorm die niet optimaal is voor uitwisseling
Literacy ging door in Istanbul in 2013: http://www.ecil2013.
en voor samenwerking:
org/index.php/home . Een onverwacht groot aantal collega’s
• Verschillende digitale platformen en formaten worden ingezet.
hebben daaraan deelgenomen. Misschien dus de start van een
• De inhoud bevat uiteraard algemene begrippen die nuttig zijn
hele reeks. De tweede editie, in 2014, gaat door in Dubrovnik.
voor veel organisaties in veel contexten, maar die inhoud is • In het kader van het jaarlijkse grote World Library and
dikwijls gelardeerd met meer concrete aspecten die alleen
Information Congress van IFLA was er dit jaar 2014 een
maar zinvol zijn voor de unieke lokale situatie.
Satellite Conference on Information Literacy in Limerick:
http://www.iflasatellitelimerick.com/ Twee dagen volgepropt
De bibliotheekindustrie die vooral informatiebronnen produceert
met voordrachten en workshops, zelfs tot 4 in parallel, druk,
en op de markt zet speelt zelfs in op de behoefte aan nieuwe en
druk.
up-to-date online didactische hulpmiddelen, die internationaal
inzetbaar zijn, ter vervanging van de meer lokale bibliotheek- De doestellingen van professionals op het gebied blijven klasinstructie van weleer en als alternatief voor de versnipperde siek, bijna per definitie. Maar de methodes die ingezet worden
lokale ontwikkelingen van didactische materialen. Dit kan best in de didactiek van informatiegeletterdheid houden gelijke tred
positief zijn en misschien wel interessant qua kwaliteit/prijs ver- met de algemene en internationale evolutie. Enkele voorbeelhouding, in vergelijking met individuele inspanningen die toch al den:
vlug duur worden wegens personeelskosten. Anderzijds en met • Inzetten van mobiele, heel draagbare computers, Q-codes en
enig sarcasme kunnen we stellen dat de bibliotheek-industrie zo
ontwikkelen van software daarvoor, zodat gebruikers zelfs in
nog een graantje extra kan meepikken dank zij de verwarrende
een klassieke, fysische bibliotheekomgeving altijd een virtuele
complexiteit van het aanbod aan bronnen en zoekmiddelen die
assistent bij zich hebben die helpt bij het zoeken en vinden
ze zelf industrieel-commercieel produceren.
van optimale informatiebronnen.
• ‘Gamification’, het omzetten van zogenaamd saaie leerstof (in
dit geval dus rond informatiegeletterdheid) naar een zogenaamd boeiende, meeslepende spelomgeving om zogenaamd
“De investeringen in
luie, verwende studenten toch nog enigszins wakker te houden.
het ontwikkelen van
studiematerialen en testen van
de kwaliteit ervan renderen
slechts voor korte tijd. “Bezint
eer ge begint” is dus ook hier
toepasselijk.”
De kosten van dergelijke ontwikkelingen zijn echter aanzienlijk,
met zowel outsourcing als inzet van meerdere personeelsleden
voor meerdere jaren. Daarom verwijs ik weer terug naar bovenstaande stofjes tot nadenken. En zo is de cirkel rond.
META 2014 | 7 |
23
signalement
Een deel van een atlas van Blaeu krijgt een nieuwe leren rug
waarna het originele leer hier weer overheen gezet wordt.
Papierconservering van één vel papier uit een pak van 500 folio’s 16e-eeuwse
afschriften van brieven.
2
4 | META 2014 | 7
signalement
De Cores cursisten Stijn Vanneste en Miguel Duran
tijdens een project eerstelijnsconservering van
boeken in 2012 in de Openbare Bibliotheek Brugge.
Restauratievakmanschap
Lees het essay van Marijn de Valk op p. 32
META 2014 | 7 |
25
etalage
Bibliotheek- en archiefteam Koninklijk
Museum voor Schone Kunsten
Antwerpen
Ingrid De Pourcq, KMSKA
Wat is de geschiedenis van de bibliotheek en
het archief van het KMSKA?
De bibliotheekcollectie van het Musée Royal
d’Anvers is ontstaan in 1904, toen conservator Pol de Mont zijn onderzoek voor het schrijven van een collectiecatalogus startte en
hiervoor de nodige wetenschappelijke publicaties aanschafte. In de jaren twintig en dertig ontving de bibliotheek heel wat materialen via schenking of legaat, en werd er naast
de bibliotheek ook een archief opgericht voor
handgeschreven documenten, brieven, prenten en foto’s. In 1949 kwam er een volwaardige
museumbibliotheek met een leeszaal en magazijn. Doorheen haar geschiedenis verwierf de
bibliotheek belangrijke deelcollecties, zoals het
legaat van Oscar Nottebohm in 1936, de bibliotheekcollectie van het Internationaal Centrum
voor Structuuranalyse en Constructivisme
(ICSAC) en een deel van de bibliotheek van
het Internationaal Cultureel Centrum (ICC). Het
archief bevat het instellings- en wetenschappelijk archief van het KMSKA, evenals een aantal
kunstgerelateerde privéarchieven. Sinds 2011 is
het museum gesloten voor een grote renovatie
en zijn archief en bibliotheek verhuisd naar een
locatie van de Vlaamse overheid (onze rechtstreekse werkgever) bij het Centraal station in
Antwerpen.
Wat betekent de sluiting van het museum voor
archief en bibliotheek?
Archief, bibliotheek en beeldbeheer zitten nu
samen in één ruimte en dat bevordert een
vlotte samenwerking. Zo’n samenwerking is
ook logisch, want gebruikersvragen over een
kunstwerk of kunstenaar in het museum gaan
ons vaak alle drie aan: beeldbeheer zorgt voor
de afbeeldingen van kunstwerken, het archief
geeft info over de geschiedenis van verwerving, restauratie en tentoonstellingen, terwijl de
bibliotheek bio-bibliografische gegevens aanlevert. Een nadeel is dan weer dat de bibliotheekcollecties in een extern depot staan, waar
we slechts twee keer per week aangevraagde
boeken en tijdschriften kunnen halen en terugbrengen.
Ondanks inspanningen om ons fysiek en online
zichtbaar te maken, blijkt dat nog steeds een
deel mensen denkt dat we gesloten zijn. Er
komen iets minder fysieke bezoekers dan
vroeger, maar onze elektronische dienstverlening blijft wel stijgen. Sinds 1 augustus vormen archief en bibliotheek samen de cluster
2
6 | META 2014 | 7
Collectiedocumentatie: ons voornaamste doel
is nog steeds het ‘documenteren’ van de
museum­collecties.
Welke achtergrond hebben de teamleden?
De meesten van ons hebben een bibliotheekof archiefopleiding van minimum één jaar, met
een achtergrond in de kunsten of de humane
wetenschappen. Eén iemand heeft voordien
lange tijd in de (nu gesloten) bookshop van het
museum gewerkt. De meesten van ons werken
trouwens deeltijds of combineren een functie
in bibliotheek en archief met andere taken in
het museum. We vullen elkaar erg goed aan en
vallen in voor elkaar.
Wat maakt jullie team zo uniek?
Wat ons verbindt is waarschijnlijk onze grote
betrokkenheid met het museum, haar collecties
en haar geschiedenis. Het is een voorrecht in
een monument als het KMSKA te mogen werken. We kunnen dagelijks van de kunstcollecties genieten, live of in de boeken, of het nu
om oude of moderne meesters gaat. We staan
dicht bij het onderzoek dat in het museum
gevoerd wordt en bij de grote zorg die de
(erfgoed!-)collecties vergen. De renovatie van
het museumgebouw, de directeurswissel en
de huidige inkanteling van het museum in het
Departement CJSM maken het momenteel echt
wel spannend en creëren wellicht ook nieuwe
mogelijkheden.
“Ondanks
inspanningen
om ons fysiek
en online
zichtbaar te
maken, blijkt
dat nog
steeds een
deel mensen
denkt dat we
gesloten zijn.”
De teamleden zijn:
Christine Bauwens, archiefmedewerker
• Inez Bourgeois, archivaris • Karen
Daghelet, catalograaf • Ingrid De
Pourcq, bibliothecaris • Sabine De
Wolf, catalograaf • Suzy Rijmenants,
ruilverantwoordelijke • Sandrina
Smet, bibliotheekmedewerker •
Madeleine ter Kuile, beeldbeheerder
• Greta Toté, medewerker
beeldbeheer • Marleen Van Royen,
leeszaalverantwoordelijke • Gunter
Verwimp, tijdschriftenverantwoor­
delijke
inzet
Antoon Verbeke:
“Een nieuwe professioneler opgeleide
generatie heeft het roer overgenomen”
Hoe ben je in de bibliotheeksector beland?
Twee jaar na het beëindigen van de graduaats­
opleiding in Brugge kon ik toevallig starten in
de Astridbibliotheek in Oostende. Daar deed
ik veel praktische ervaring op, waarop ik bij de
opstart van Bibliotheek Ichtegem in 1994 en
ook vandaag nog kan terugvallen. Het was een
goede leerschool met toffe collega’s waaraan
ik veel goede herinneringen koester.
Hoe lang ben je al actief binnen de VVBAD? En
wat was je motivatie om lid te worden?
In die graduaatsopleiding kwam ik voor de
eerste keer in contact met de VVBAD in de
persoon van Frans Heymans, de Gentse bibliothecaris, die al in de eerste vijf minuten de vereniging promootte. In 1994 werd Ichtegem lid
van de VVBAD, maar het duurde nog tot de
studiedag ‘Op welke wijze?’ voor dit ook een
actief lidmaatschap werd.
Hugo Verhenne polste mij om zo meer vertegenwoordigers uit kleinere bibliotheken te
laten deelnemen aan het sectiebestuur. Die
specifiek eigen problematiek proberen te vertolken is nog steeds mijn grootste motivatie.
Hoe kijk je terug op je periode als sectievoorzitter?
Voorzitter, Martin Kellens, die ik kende uit onze
studietijd, vroeg mij na enige tijd als secretaris
van de sectie op te treden. Toen hij om gezondheidsredenen ontslag nam, kwam ik plots in
het blikveld als opvolger. Allerlei externe
omstandigheden deden vaste waarden afhaken. Nieuwe mensen aantrekken liep niet zo
vlot. De enthousiaste uitbouw van VCOB (en
SBB’s) zorgde voor een soort concurrentie in
de engagementen, alhoewel de doelstellingen
van de organisaties fundamenteel verschillen. Toch hebben we op het decreet gewogen,
zoals rond de verplichte helft A/B-functies in
de lokale bibliotheken. Het inzetten op het aanbieden van games kende zijn eerste stappen.
Het opvolgen van de onderwijshervoming voor
de vakopleiding en de functieprofielen van de
SERV waren een blijvende bekommernis. De
sectie is altijd zijn kritische rol blijven spelen ten opzichte van andere spelers, waarbij
samenwerking en overleg primeerden boven
confrontatie. Een bedankje aan alle doorzetters.
Hoe heb je de BAD-sector zien evolueren?
De sector is veel professioneler geworden.
Een nieuwe professioneler opgeleide generatie heeft het roer overgenomen. Nieuwe uitdagingen, zoals doorgedreven informatisering,
netwerking en samenwerking, vereisen een
professionele aanpak. Het takenpakket heeft
zich langzaam aan verlegd naar samenwerken,
doorverwijzen, instrueren. Bibliotheekmensen
hebben oog voor de vraag achter de vraagsteller en doen meer dan een pasklaar antwoord
aanreiken. Werken in een openbare bibliotheek
is een job met heel veel variatie en sociale contacten.
En heeft de VVBAD voldoende ingespeeld op
al die veranderingen?
Ja, ook nu nog. Vroeger was de VVBAD de
enige speler, die nieuwe initiatieven en alternatieve denkwijzen aan de sector voorstelde. Als
onafhankelijke organisatie monitort, enthousiasmeert, wijst de VVBAD op pijnpunten en
stuurt aan op veranderingen. (games, leenrecht,
nieuwe decreet, enquêtes, boekenprijs, …)
Kruisbestuiving tussen de secties is hier een
meerwaarde, zoals in de opleidingsdiscussie.
Informatie aan zee is de place to be voor vernieuwing en trends. De VVBAD is een vereniging van geëngageerde mensen uit het werkveld, geen belangengroep.
Antoon Verbeke is bibliothecaris in de OB van Ichtegem.
Hij is lid van de sectie OB
van de VVBAD en actief in
stuurgroepen van Winob. In
z’n vrije tijd houdt Antoon
zich bezig met opzoekingen naar lokale geschiedenis, WOI (lokaal en DSF
Vladslo). Hij is ook secre-
Wat is de meest voorkomende misconceptie
over je jobinhoud?
Gezellig veel boeken lezen, … tof. Ja, veel boektitels lezen. Het zijn kaboutertjes, die aankopen,
catalogiseren, uitlenen, wegzetten, … enz.
taris en spelend lid bij de
Koninklijke Fanfare SintCecilia Eernegem.
META 2014 | 7 |
27
over de grens
De LibrarySchool
Julie Hendrickx, VVBAD
Halfweg 2013 stopte de LibararySchool met haar activiteiten. Een
opmerkelijk project met een abrupt einde. Omdat de LibrarySchool
een doorstart kent in de Academie voor Morgen, georganiseerd
door LOCUS, hadden we een gesprek met Rob Bruijnzeels over de
LibrarySchool en haar uitgangspunten die haar duidelijk onderscheidde
van andere bibliotheekopleidingen.
Wat was de LibrarySchool?
We vonden vooral dat het openbare bibliotheekwerk een transitiefase doormaakte. We
wilden dus nadenken over haar toekomst.
Die was, en is nog steeds, wezenlijk aan het
veranderen. Het internet en alles daarrond,
kwam ineens onze sector binnen denderen.
De dienstverlening en de antwoorden die we
toen als openbare bibliotheken hadden, waren
niet goed genoeg meer. We stonden voor de
opgave om de bibliotheek van de 21e eeuw
te ontwerpen. De LibrarySchool was dus een
werkplaats.
Een ander uitgangspunt dat een belangrijke
rol speelde, was dat er te weinig instroom
was van jonge mensen in de openbare bibliotheeksector. In de jaren zeventig en tachtig
ging iedereen massaal in de bib werken. En
die zijn daar lekker blijven zitten. We werden
geconfronteerd met een grote pensioneringsgolf. Daarbovenop was er geen opleiding die
deze leemte voldoende kon opvangen. Er zijn
nog een aantal technische opleidingen maar de
‘klassieke’ opleidingen zijn ofwel verdwenen of
werden verder ontwikkeld in de richting van
informatiespecialist. En daar zaten openbare
bibliotheken niet op te wachten. We moesten
juist gaan kijken naar een nieuwe invulling van
het vak, niet enkel naar technologische toepassingen. Met de LibrarySchool hoopten we om
jonge mensen, met denk- en ontwikkelkracht,
mee te krijgen. En met hen na te denken over
de toekomst van de openbare bibliotheek. Van
in het begin af aan was het eerder een ontwikkelingstraject dan een echt scholingstraject.
Hoe vertaalden die uitgangspunten zich in de
opleiding?
Daar zaten twee denkpistes achter. De ene had
te maken met de manier van leren en onderzoek. Het nadenken over de nieuwe bibliotheek
veronderstelde ook een nieuwe manier van
leren. We gebruikten de reflective practice als
leermethode. Hierin maak je een onderscheid
tussen enerzijds de praktijk en anderzijds de
ervaring. In de praktijk doe je dingen, die leiden
2
8 | META 2014 | 7
tot ervaringen. Meestal blijft het leerproces
beperkt tot het heen en weer pingpongen tussen praktijken en ervaringen. Wij wilden vanuit
de praktijk naar de ervaringen om vervolgens
te reflecteren over die ervaring. Bijvoorbeeld
door de ervaring in een maatschappelijke context te plaatsen. Die reflectie leidt op zijn beurt
ook weer tot andere inzichten of theorie. En
die theorie leidt ook weer tot een andersoortige praktijk. Er was dus een circulaire benadering van het leerproces: praktijk, ervaring,
theorie. Leren door er over na te denken. De
meest gestelde vraag in de LibrarySchool was
“Waarom?”
Naast een andere leermethodiek hadden we
ook een vernieuwde kijk op bibliotheekprocessen. De collectie werd door veel bibliothecarissen nog als het primaire proces bekeken: we
verzamelen, ontsluiten en maken catalogi. In
de voorbereiding van de LibrarySchool ontdekten we dat je alleen met verzamelen, ontsluiten
en beschikbaar stellen niet meer weg komt. In
de tijden die geregeerd worden door Google,
Amazon en Wikipedia, wordt je langs allerlei
kanten gepasseerd door organisaties die net
hetzelfde doen. Elementen waar we als bibliotheken voorheen eeuwenlang een monopolie
op hadden, erodeerden. Ondertussen veranderde de hele keten en zijn we ons monopolie
kwijt. In de plaats van date ene primaire proces,
kwamen nieuwe processen. Die nieuwe processen draaien rond drie begrippen, waaronder de
kracht van de collectie. Dat aspect noemden
wij in de LibrarySchool ‘bibliotheken en cultuur’. Een collectie inspireert. Enkel die collectie beschikbaar stellen, is vandaag te weinig.
Want gebruikers creëren met die collectie verschillende contexten, bezoekers gaan aan de
slag met de collectie en creëren dus. Ze zijn
niet langer een passieve consument. Het klassieke lineaire proces moest een circulair proces worden.
De andere blokken die mee het curriculum
vormden waren ‘Bibliotheek en technologie’ of hoe je contexten creëert, ‘Bibliotheek
over de grens
en samenleving’, waarin de maatschappelijk
opdracht van de bibliotheek centraal staat.
Daarrond zat ‘Bibliotheek en organisatie’ over
organiseren als vierde en laatste pijler van het
curriculum.
Hoe evalueerden de studenten de opleiding?
Die hebben dat ervaren als een heel intensieve
periode. Ze hebben een jaar lang heel hard
moeten werken. En ze hebben het wel degelijk ervaren als een vernieuwing in hun denken
en handelen in de bibliotheek.
Waren het voornamelijk werkstudenten?
Ja, dat was ook de doelgroep. Dat kwam door
de financiering, alleen redelijk kapitaalkrachtige
bibliotheken konden de LibrarySchool betalen.
Dat het zulke forse bedragen waren had alles te
maken met het feit dat we alles volledig op onszelf moesten organiseren, in samenwerking met
de Open Universiteit. Dan heb je snel enkele
stevige uitgavenposten. Omdat het duur was,
konden we alleen maar mensen vanuit de praktijk aannemen. Gek genoeg dacht iedereen dat
onze studenten alleen maar uit zouden zijn op
een carrière. En dus op een andere baan. Maar
daar bleken ze niet mee bezig te zijn, enkel
met de inhoud van hun vak. Dat vonden wij erg
opvallend en natuurlijk heel erg leuk. Ze hebben ook allemaal stappen gezet in hun eigen
organisatie.
In 2013 stopte de LibrarySchool. Was dat vanwege het kostenplaatje?
Het was een combinatie van factoren. De
school is bedacht en geconcipieerd toen we
in Nederland nog een landelijke, overkoepelende bibliotheekorganisatie hadden. Maar die
werd opgesplitst in drie kleinere organisaties.
Bovendien zette men vooral in op de digitale
bibliotheek. De visie was om de ‘oude’ openbare bibliotheek één op één te vertalen in een
digitale versie zonder er een echt nieuwe bibliotheek van te maken. In tegenstelling tot onze
manier van denken, die vooral ging over een
nieuwe inhoud van de openbare bibliotheek en
niet zozeer over de digitale bibliotheek. Er was
een mismatch: een andere inhoud van het werk
versus een andere vorm. De nieuwe verenigingen begrepen dus ook niet waar die school
over ging. In het verleden konden we ook een
beroep doen op die landelijke financiële bronnen maar ook dat viel weg. Dus als je als bibliotheek wilde deelnemen aan de LibrarySchool
moest je zo’n 8.000 euro op tafel leggen. Net
op het ogenblik dat Nederland heel hard ging
bezuinigen op cultuur en openbare bibliotheken.
Nam de Vereniging van Openbare Bibliothe­
ken een deel van de activiteiten van de
LibrarySchool over?
Ik ben benieuwd (lacht). Ik vrees dat het vooral
dreigt te evolueren naar cursussen, die dan nog
eens hoofdzakelijk marketinggericht zijn, public
affairs en dat soort dingen. Ook belangrijk maar
niet wat wij voor ogen hadden.
“Met de LibrarySchool hoopten we om
jonge mensen, met denk- en ontwikkel­
kracht, mee te krijgen. En met hen na
te denken over de toekomst van de
openbare bibliotheek.”
En het Vlaamse verhaal van de Academie voor
Morgen?
Dat is een direct gevolg van de LibrarySchool.
Maike Somers, een van de studenten van de
LibrarySchool, vond het zo belangrijk wat er
daar gebeurde, ook voor Vlaamse bibliotheken en cultuurcentra. En LOCUS heeft daar de
organisatie van op zich genomen. Zij zijn in
Vlaanderen dus bezig met wat we in Nederland
altijd wilden. De doelgroep is wel iets breder
omdat de Vlaamse cultuurcentra er zijn bijgekomen. Vlaanderen is ook anders dan Nederland,
de bibliotheken zijn er anders georganiseerd.
Maar de uitgangspunten en leermethodes zijn
wel dezelfde. Idem dito voor het curriculum.
Volg je de Academie voor Morgen op de voet?
Ja, ik ben er erg bij betrokken. Bert Mulder en
ik, wij verzorgden de opzet en het curriculum
van de LibrarySchool en doen dit nu ook voor
de Academie. Ik volg dus niet alleen, ik doe
het gewoon!
>Voor meer informatie over de Academie voor Morgen
kan u terecht op http://www.locusnet.be/portaal/Locus/
LokaalCultuurmanagement/Academie%20voor%20
Morgen/
META 2014 | 7 |
29
trend
Mobiliteit van cursisten in
Bibliotheekschool Gent
Peter Van den Broeck, Bibliotheekschool Gent
De mobiliteit van cursisten in de Bibliotheek­
school Gent kan vanuit verschillende invalshoeken worden bekeken:
• mobiliteit binnen de Graduaatsopleiding zelf;
• mobiliteit tussen de verschillende afdelingen
van de Bibliotheekschool: verschuivingen
tussen het Graduaat en de verschillende initiatieopleidingen: Initiatie BDI-kunde, Initiatie
Erfgoed en Initiatie Archiefkunde;
• mobiliteit tussen de verschillende Graduaats­
opleidingen in Vlaanderen.
Daarbovenop is er een aparte vorm van mobiliteit die samenhangt met het gecombineerd
onderwijs.
In de Graduaatsopleiding
De mobiliteit binnen de Graduaatsopleiding
is mogelijk door de opbouw van het curriculum. Het oude structuurschema (geldig tot
30-6-2014) was volledig modulair opgebouwd.
Hierdoor ontbrak elke vorm van volgtijdelijkheid tussen de verschillende modules, zodat
de cursisten op elk moment konden inschuiven in de loop van het curriculum. Voor geen
enkele module waren instroomvoorwaarden
gedefinieerd.
In het nieuwe structuurschema (dat inging op
1-9-2014) hebben we weer een beperkte volgtijdelijkheid ingevoegd die voortvloeit uit de
centrale rol die het werkplekleren nu inneemt
in het curriculum 1. Dit betekent dat voor elke
fase van het werkplekleren instroomvoorwaarden gelden, waardoor het werkplekleren
de belangrijkste leerlijn wordt in de opleiding.
Een beperkt aantal theoretische modules wordt
in de volgtijdelijkheid betrokken om de cursisten die bagage te geven die hun werkplekleren
zinvol maakt. De overige theoretische modules
kunnen op elk tijdstip worden gevolgd, maar
hun inhoud is wel expliciet verbonden met het
werkplekleren.
Tussen de afdelingen
Ook tussen de verschillende afdelingen van de
Bibliotheekschool is er een vrij drukke mobiliteit. Van de 105 graduaatscursisten in het
schooljaar 2013-2014 hadden er 17 de Initiatie
BDI-kunde gevolgd (15 in de Bibliotheekschool
Gent en 2 elders). 4 cursisten combineerden het
Graduaat met de Initiatie Archiefkunde en 1 met
de nog prille opleiding Behoudsmedewerker
Erfgoed. Zo goed als alle cursisten die starten in het Graduaat zonder eerst de Initiatie
3
0 | META 2014 | 7
BDI-kunde gevolgd te hebben, kiezen ervoor
om tijdens hun Graduaat toch het certificaat
van de Initiatie te behalen. Hiervoor volgen ze
in Gent 1 extra vak binnen de initiatie BDI. 3 cursisten combineerden de Initiatie Archiefkunde
en de Initiatie Behoudsmedewerker Erfgoed.
In Vlaanderen
Dankzij het gemeenschappelijke curriculum
van de verschillende Graduaatsopleidingen in
Vlaanderen, was ook daar mobiliteit mogelijk.
In Gent combineerde bijna 10 procent van de
cursisten verschillende Graduaatsopleidingen,
voornamelijk om hun opleiding sneller te kunnen afwerken. Niet alle opleidingen richten elk
jaar immers alle modules in. Of die mobiliteit
blijft bestaan, zal ervan afhangen of de andere
Graduaatsopleidingen het nieuwe structuurschema van de Bibliotheekschool Gent ook
implementeren.
Gecombineerd onderwijs
Het gecombineerd onderwijs, een combinatie van contact- en afstandsonderwijs, is een
bijzondere vorm van mobiliteit. In een gecombineerde module wordt minimaal 25 procent
van de lestijden op afstand georganiseerd
via opdrachten die de cursisten thuis kunnen uitvoeren op een ogenblik dat hen het
beste uitkomt. Afstandsonderwijs verloopt via
een elektronisch leerplatform en kan worden
gecontroleerd door inspectie en verificatie.
1 Zie het schema van het artikel over
“Het nieuwe structuurschema van de
Bibliotheekschool Gent” op www.
vvbad.be.
2 De modules Wetenschappelijke
en Speciale Bibliotheken,
Communicatievaardigheden A,
Bibliotheekautomatisering A,
In de Bibliotheekschool Gent werden voor het
oude structuurschema 5 modules in afstand
aangeboden (+ 25 procent). Voor het nieuwe
structuurschema hebben we een aanvraag
ingediend voor 6 modules (+ 25 procent) 2.
In de Initiatie BDI-kunde ten slotte worden 2
modules gecombineerd aangeboden 3.
Informatieaanbod voor Openbare
Bibliotheken, Inhoudelijke
Documentbeschrijving A, Formele
Documentbeschrijving.
3 De modules
Bibliotheekautomatisering en
Inhoudelijke Ontsluiting.
uitgepakt
Lossless
Bert Lemmens, Packed vzw
Lossy codecs gebruik je om de omvang van je digitale bestanden te
verkleinen en ze sneller toegankelijk te maken op het web. Daarbij
maak je een afweging, naargelang de eisen die je aan een raadplegingsbestand stelt, tussen het verlies aan kwaliteit en de snelheid en
opslagruimte die je wint. Kan je eenzelfde afweging ook maken voor
een archiveringsbestand? En is een lossless codec dan de oplossing
om opslagruimte te sparen zonder kwaliteit te verliezen?
Deze Uitgepakt gaat over de vraag wanneer
lossless echt lossless is. Of een lossless codec
echt opslagruimte spaart. En waarom geen of
lossless compressie een must is voor digitale
preservering.
De vorige Uitgepakt legde uit dat compressie
een extra stap is in het digitaliseringsproces,
bovenop de eigenlijke omzetting van analoog
naar digitaal: Je maakt een digitaal bestand
kleiner met behulp van een codec.
Lossless codecs zijn codecs waarbij het compressie-algoritme volledig omkeerbaar is: wanneer je een reeks nullen en enen comprimeert
en decomprimeert krijg je exact dezelfde reeks
nullen en enen terug. Helaas laten lossless
codecs ‘in het wild’ zich niet zo eenvoudig in
een hokje stoppen. In de omgang worden ze
vaak omschreven als codecs waarmee je kan
comprimeren zonder kwaliteitsverlies. Een volledig omkeerbaar compressie-algoritme sluit
inderdaad kwaliteitsverlies uit. Maar omgekeerd is niet elke codec die comprimeert zonder kwaliteitsverlies ook volledig omkeerbaar.
Er doen twee interpretaties de ronde wat zonder kwaliteitsverlies precies betekent.
Wiskundig of visueel
De ene is de wiskundige interpretatie: Er gaan
geen bits verloren. De bitsequentie voor en na
compressie is exact dezelfde. Dit noemt men
mathematisch lossless compressie. De andere
is de visuele interpretatie: Er gaan geen pixels
verloren. Het beeld voor en na compressie ziet
er hetzelfde uit. Dit noemt men visueel loss­
less compressie. Visueel lossless compressie is
echter uiterst subjectief. De beoordeling of de
pixels in een beeld dezelfde zijn voor en na
compressie is afhankelijk van de expertise van
de kijker. Onvermijdelijk speelt ook de kwaliteit van het gebruikte beeldscherm een rol in
de beoordeling, waardoor het voor de kijker
onmogelijk is uit te maken een afwijkende pixel
veroorzaakt is door de codec dan wel door de
hardware. In de praktijk blijkt visueel lossless
compressie vaak gewoon lossy compressie te
zijn, waarbij het beeldscherm het kwaliteitsverlies verdoezelt.
De compressie ratio van mathematisch lossless
compressie is vaak dan weer teleurstellend. De
codec is afhankelijk van het aantal herhaalde
patronen dat hij kan herkennen. Hoe minder
redundatie, hoe kleiner de compressieratio.
Toch kan een lossless codec significante hoeveelheid opslagruimte besparen, maar je haalt
nooit tot de efficiëntie van een lossy codec. 1
Wanneer je echter digitaliseert met het oog op
preservering, restauratie of substitutie van het
analoge origineel, blijft een lossy codec uit den
boze. Kwaliteitsverlies uit zich in digitale artefacten zoals vervaging, blokvorming, flikkering
en kleurafwijkingen. Het kwaliteitsverlies dreigt
te verergeren wanneer het bestand omgezet
wordt naar een ander lossy formaat — het
zogenaamde digitale generatieverlies. Geen
of mathematisch lossless compressie blijft
in deze gevallen de norm. Kleurcorrecties of
andere beeldrestauraties vereisen dat je over
zo veel mogelijk beeldinformatie beschikt. En
het vergroot de kans dat de beelden die je vandaag maakt er op de apparaten van morgen
nog steeds goed uitzien.
Ook lossless codecs kunnen heel wat
ruimte besparen.
Foto: © The U.S. Nation.al Archives.
1 Een voorbeeld voor digitale video
maakt dit duidelijk: 1 uur ongecomprimeerde digitale video omzetten naar een lossless FFV1 bestand
levert een reductie van 100Gb naar
45-50Gb op. Maar een omzetting
naar een lossy MPEG2 levert makkelijk bestanden kleiner dan 25Gb.
Voor meer details, zie: Emanuel
Lorrain, Een beknopte gids voor het
kiezen van een digitaal videoformaat voor archiveringsbestanden,
>Dit artikel werd bezorgd door PACKED vzw dat als expertisecentrum digitaal erfgoed kennis, ervaring en deskundig-
in: SCART, PACKED, maart 2014.
Zie: http://scart.be/?q=nl/content/
heid omtrent digitaal erfgoed centraliseert en verspreidt.
een-beknopte-gids-voor-het-kie-
Vragen voor PACKED vzw zijn welkom via info@packed.
zen-van-een-digitaal-videoformaat-
be.
voor-archiveringsbestanden
META 2014 | 7 |
31
essay
De vakman en prioritering in
de conservering van papieren
erfgoed
Lezing ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan van de opleiding
‘Restauratievakman voor boeken en archief’ in Brugge
Marijn de Valk, zelfstandig boekconservator - restaurator
Het is niet langer not done om met je handen zwaar — er wordt hard gewerkt aan steeds betere cursussen, er
te werken. Maar de ambachtseconomie in zijn zijn voldoende cursisten en er zijn gerenommeerde restauratoalgemeenheid, is kwetsbaar door een tekort ren die de examens afnemen. De opleiding trekt mensen uit de
aan vakmensen. Dit geldt ook voor het beroep omgeving, maar ook heel gemotiveerde mensen van ver aan.
van boek- en papierrestauratoren. Oorzaken En dus zijn er nu, heel gewoon, capabele en gekwalificeerde
zijn het gebrek aan opleidingen, de beperkte vakmensen op de arbeidsmarkt.
arbeidsmarkt en soms de attitudes van de vakGebrek aan opleidingen
mensen, de restauratoren zelf.
Een ander aspect in verband met de schaarste aan goede boekrestauratoren, is het feit
dat het vak niet alleen hoog opgeleide boeken papier-restauratoren nodig heeft, maar
ook goede vakmensen van middelbaar niveau.
Werkmensen die hard nodig zijn om het uitgezette beleid uit te voeren met alle inzicht
en kunde. Mensen die als geen ander geschikt
zijn voor het uitvoerende conserveringswerk
in archieven en bibliotheken. De opleiding
‘Restauratievakman van boeken en papier’ in
Brugge komt aan deze vraag tegemoet met
een opleiding voor specialistisch vakmanschap
waarin ambachtelijkheid gesteund wordt door
een goede theoretische achtergrond.
Dit essay is een bewerking van de lezing gegeven ter gelegenheid van het vijfjarig bestaan
van deze opleiding op 27 juni vorig jaar.
Lof
Vijf jaar geleden is in Brugge gewoon een opleiding gestart.
Weliswaar voortbouwend op de expertise van een cursus die al
bestond, maar toch, een nieuwe opleiding met een nieuw elan.
De opleiding is tot stand gekomen door de samenwerking van
de opleidingspartner Syntra West en verschillende cultureelerfgoedpartners in West-Vlaanderen, te weten: het Rijksarchief,
het Stadsarchief Brugge, de Openbare Bibliotheek, het archief
van het OCMW, de archieven van het Grootseminarie en het
Bisdom en de Erfgoedcel Brugge. De mensen die hierbij betrokken waren, en nog zijn, hebben hiermee een heel bijzonder initiatief genomen. Inmiddels zijn hier nog twee nieuwe partners
bijgekomen: de Provincies West- en Oost-Vlaanderen.
Er is pragmatisch gestart, maar ook met visie, omdat er een
behoefte was aan vakmensen. Er zijn prima docenten gevonden, er is een stevig lesprogramma opgezet — kort, maar vrij
3
2 | META 2014 | 7
Kort kan het beeld geschetst worden van de andere opleidingen
voor boek- en papierrestauratoren in Vlaanderen en Nederland.
Er was de opleiding aan de academie in Antwerpen met de
richting conservatie. Deze is afgelopen jaar ingekanteld in de
Universiteit van Antwerpen. Er zijn studio’s gespecialiseerd in
verschillende materiaalsoorten; voor de conservering van textiel,
van polychromie, van metaal, hout en schilderijen. Er is ook een
kleine richting voor papierconservering, maar die is niet uitgebouwd tot de conservering van boeken en archief. Als gevolg
van de systematische verwaarlozing van deze studierichting de
afgelopen tien jaar, is er geen lesprogramma, is de begeleiding
door de vakdocent minimaal en is de outillering van deze studio onvoldoende. Dit heeft tot de vreemde situatie geleid dat
afgestudeerden in Antwerpen zich soms bijscholen in Brugge.
Terwijl het diploma van de cursisten in Brugge op de arbeidsmarkt minder gewaardeerd wordt dan dat van de academie.
Dan is er nog de nieuwe opleiding restaurator aan de Universiteit
van Amsterdam, die maar liefst zeven jaar duurt. Deze opleiding
levert goede restauratoren af, mensen op hoog niveau. Mensen
met veel theoretische kennis, die echter nog weinig gelegenheid gehad hebben praktijkervaring op te doen. Dus wanneer
je er voor kiest boekrestaurator te worden met een praktische
inslag, moet je op dit moment in Brugge zijn.
Hierbij denk ik dan aan de intro in de boeken van Asterix en
Obelix; “Nergens….in heel Gallië? Nergens? Nee, een kleine
nederzetting bleef moedig weerstand bieden…” De dapperste
der Galliërs dus … hier in Brugge. Tot zover mijn lofrede, en dan
zou ik nu graag focussen op de ‘omringende legerplaatsen’.
Ontwikkelingen in het vak
Ik merk tijdens mijn werk dat opdrachtgevers en collega’s vaak
de mening zijn toegedaan dat alleen de restauratoren van de
gevestigde orde in aanmerking komen voor conserveringswerk.
En wanneer ik opper dat men voor bepaalde opdrachten zeker
ook afgestudeerde restauratievaklui met een Cores-label kan
benaderen, reageert men soms verschrikt of zelfs afkerend.
Helaas. En zo blijkt het ook niet mogelijk voor cursisten van
essay
> Zie ook p. 24-25
Dus wanneer nu gezegd wordt dat mensen met een opleiding in
het middenkader, zoals hier in Brugge, op grond van hun opleiding niet geschikt zijn voor bepaalde opdrachten, dan krijg ik
het helemaal warm. Dat is niet eerlijk en klopt ook niet met de
realiteit. De opleiding is de start, maar wat daarna telt is de juiste
instelling ten opzichte van het materiaal én de werkervaring.
Opdracht voor opdrachtgevers
Het droogreinigen van een perkamenten boekband tijdens
eerstelijnsconservering.
Cores om lid te worden van de bestaande vakverenigingen, wat
zeker tot spanningen in het werkveld leidt.
Maar wat kenmerkt de gevestigde restauratoren? Veel mensen van de oude garde zijn zelf ooit als boekbinder begonnen.
Mensen die nu rond de zestig zijn. Er bestonden in hun tijd
immers nog geen opleidingen voor boekrestauratie. Men volgde
cursussen, soms in het buitenland, en langzaam ontstond het
bewustzijn dat een oud boek niet herbonden moest worden in
een degelijke, eigentijdse band. Of in tenenkrommende imitatie
van een oude band.
In 1984 werd de opleiding het HICOREB opgericht, een privéinitiatief in Gent. Deze opleiding heeft zes jaar bestaan. En in
Amsterdam startte in 1980 de Opleiding Restauratoren. Iedereen
leerde bij, er werden vaktijdschriften opgericht, technieken verbeterden en er werd nagedacht over de ethiek van de restauratie. Deze ontwikkeling gaat nog steeds door. Nu is zelfs het
woord ‘restauratie’ bijna ouderwets en dienen we te spreken
over ‘conservering’ en het behoud van alle historische lagen
van een boek.
Alle oude rotten in het vak weten dat zij zelf hun kennis bij elkaar
hebben moeten sprokkelen. Wanneer ze geluk hadden met een
goede opleiding als start, hebben ze daarna met cursussen en
andere vormen van permanente educatie en vooral veel oplettend werken, ervaring opgedaan.
Waarom dan nieuwe vakmensen niet dezelfde kansen gunnen?
Ik vind dat we alle nieuwe vakmensen moeten koesteren en blij
moeten zijn met nieuw bloed. Ik zal mij er altijd van bewust zijn
dat dit vak staat of valt met ervaring. Wanneer ik naar mijzelf
kijk, dan was ik na mijn opleiding aan het HICOREB blij met een
duidelijke, afgebakende job bij het Rijksarchief in Zeeland om
affiniteit te krijgen met het materiaal, om daarna langzaamaan
het vertrouwen te krijgen van derden (en van mijzelf!) en zo evalueerde ik geleidelijk aan van archiefrestaurator naar een boekconservator die aan topstukken mocht werken en ben ik op dit
moment meer bezig met beleidsmatig werk en de begeleiding
van projecten. Werk dat ik zeker niet had aangekund wanneer
ik pas van een opleiding kwam.
Ik begrijp heel goed dat deze situatie het voor opdrachtgevers
natuurlijk moeilijk maakt de juiste mensen te selecteren voor
conserveringswerk. Maar om het vak vooruit te helpen, denk ik
dat opdrachtgevers de verantwoordelijkheid hebben iedereen
kansen te geven, op verschillende niveaus. Een goede opdrachtgever zou onderscheid kunnen maken tussen: Ten eerste het
werk aan boeken die bij een goede boekbinder herbonden
mogen worden. Ten tweede het werk aan boeken en archieven
die op een verantwoorde, maar efficiënte manier geconserveerd
moeten worden (denk aan het behandelen van charters, aanvezelwerk en de behandeling van bijvoorbeeld series registers,
maar ook het uitvoeren van depotcontroles en het maken van
schade-inventarisaties). En ten derde de behandeling van topstukken, het initiëren en uitvoeren van onderzoek en het uitdenken van nieuwe methodes .
Voor elk van de drie niveaus zijn andere mensen nodig, met
een andere aanpak, waarbij ik de mensen met een Cores-label
onder het tweede punt schaar. Dit onderscheid in niveaus spaart
geld, want een restaurator met veel ervaring is te duur om een
hele dag aan te vezelen. En daarbij mag je je ook afvragen
of zo iemand genoeg ervaring heeft, omdat hij dit soort werk
misschien niet dagelijks uitvoert. Van de opdrachtgever vraagt
dit inzicht in de werksoorten. Een goede opdrachtomschrijving
is van belang en een degelijke nabespreking van opdrachten,
zodat restauratoren weten dat ze gevolgd worden en dat ze er
niet alléén voorstaan wanneer er moeilijke beslissingen genomen moeten worden.
Een voorbeeld van deze manier van werken is de eerstlijnsconservering van bibliotheken, die gebaseerd is op het stellen
van prioriteiten en werkdeling. Een boekrestaurator maakt de
keuzes en kijkt wie, welke werksoort aankan. Deze activiteiten
worden vervolgens geclusterd. In de behandeling gaat het altijd
om snelle, maar verantwoorde oplossingen met moderne materialen, maar er wordt ook heel bewust voor gekozen bepaalde
handelingen niet uit te voeren. Een boek is in zo’n geval niet
helemaal af, maar functioneert wel weer voor de gebruiker, of
ziet er weer netjes uit in de kast. Er wordt in dit concept gewerkt
met restauratoren, maar ook met vrijwilligers en met het eigen
personeel van een bibliotheek. Het aantal behandelde boeken
verschilt met de gemaakte keuzes en uit te voeren handelingen.
Maar met een team van vier mensen kunnen circa 50 boeken
per dag een behandeling krijgen en 1000 per maand. Dit is bij
uitstek werk waar veel vakbekwame handen voor nodig zijn,
Cores-mensen bijvoorbeeld en dit geldt natuurlijk ook voor al
het werk in de archieven.
Van de gespecialiseerde, begeleidende restaurator vraagt dit
werk een heel andere insteek, dan wanneer hij dagen bezig is met
META 2014 | 7 |
33
essay
één object. Hij moet oog hebben voor de kwaliteit, maar daarnaast ook voor de kwantiteit. Met beiden zijn instellingen gebaat.
Attitudes van de restauratoren
En zo kom ik bij de attitudes van de restauratoren zelf. Die dus
in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw hun boekbindersschorten hebben verwisseld voor witte jassen. Die ontwikkeling is heel goed geweest voor het bewustzijn in de sector
en een zorgvuldige en terughoudende manier van werken. En
in het verleden is ook steeds gebleken dat nieuwe ontwikkelingen gestimuleerd zijn door ambachtsmensen die zich ontwikkelden tot wetenschappers. Maar het is niet verstandig elk stuk
te behandelen alsof het een prent van Rembrandt is of een
twaalfde-eeuwse Brugse cisterciënzerband. Ik vind dat het nu
tijd wordt voor iets meer realisme. Verstandig materieel behoud
staat of valt met het stellen van prioriteiten en het maken van
de juiste keuzes.
Het blijkt echter dat sommige restauratoren niet gelukkig worden
van deze werkwijze. Men is gewend een boek van het begin tot
het eind af te werken. Het vraagt een andere manier van denken.
En men is over het algemeen niet gewend om te gaan met verschillende niveaus in ervaring en opleiding. Daarnaast zijn restauratoren soms ook erg gesloten. Terwijl er juist nood is aan goede
stageplaatsen in Vlaanderen waar cursisten zich verder kunnen
ontwikkelen. Deze zijn op dit moment bijna niet te vinden.
De toekomst
In de vorig jaar verschenen nota van de Vlaamse Erfgoed­
bibliotheek De wet van de remmende achterstand geven de
ondervraagde bibliotheken duidelijk aan dat er een grote
behoefte is aan expertise, intern en extern, op het gebied van
behoud van het cultureel erfgoed.
Het is natuurlijk crisis. Maar ik denk dat wanneer restauratoren
aanvoelen welke behoeften er leven in de archieven en bibliotheken en ze in staat zijn daar op in te spelen, er wel degelijk werk
is. Ze zullen zich moeten bewijzen en de instellingen moeten de
nieuwe vakmensen een kans geven.
Als dat gebeurt, kan er een nieuwe generatie ontstaan. Een
generatie die voort bouwt op de reeds ontwikkelde expertise
van de oude garde, maar die daarnaast in staat is pragmatisch
verantwoord te handelen.
Ambacht/vakmanschap
Hierbij wil ik ook stilstaan bij het woord ‘ambacht’ en wat daar
in deze context verband mee houdt. Ambacht is een oud woord.
In essentie is een ambacht “handwerk dat aangeleerd wordt om
een beroep mee uit te oefenen en gericht is op enkele materiële
stukken”. Het woord wordt echter te pas en te onpas gebruikt
wordt en heeft verschillende associaties. In de middeleeuwen
hield het woord verband met professionaliteit en beroepseer en
kon je je niet zomaar aansluiten bij een gilde.
Nu echter zijn er “ambachtelijk gemaakte pralines” (dat zijn lekkere pralines, dat is duidelijk), en de confituur in de supermarkt,
die door moet gaan voor huisgemaakt, heeft een rood-met-wit
bedrukt dekseltje, alsof het een doekje is, dan verkoopt hij beter.
Maar aan de andere kant spreken we niet van een ambachtelijke tandarts of chirurg. Dan is de associatie juist weer te grof
en kneuterig. En dat is een ‘ambachtenmarkt’ al helemaal. Trekt
veel bekijks, maar doet niet direct denken aan kwaliteit. Ik zie
dan eerder stevig handgemaakt keramiek voor mij.
3
4 | META 2014 | 7
Moderne restauratoren hebben zich tijdens hun emancipatie
gedistantieerd van het ambacht. Maar ik denk dat het belangrijk
is dat de ambachtelijke component in het vak opnieuw gewaardeerd wordt. Het is zó belangrijk dat iemand die aan historisch
materiaal werkt, echt handig is, feeling heeft met het materiaal
dat hij onder handen heeft en de praktische kant van het vak
goed beheerst. En dat is niet vanzelfsprekend. Het gaat hier om
voortdurende oefening en een specifieke intelligentie. Slechts
weinig mensen hebben deze vereiste vaardigheden in de vingers.
In een publicatie die verscheen bij de campagne ’Handmade
in Brugge’ , en die het vakmanschap binnen Brugge promoot,
wordt gesproken van “De Universiteit van de handen”. Dat is
misschien grappig, maar het is geen onzin. En de intenties van
het parallelle project ‘Brugge Letterenstad’ sluiten absoluut aan
bij de ambities van de opleiding.
Oude ambachten beleven een revival en de klassen voor vakopleidingen stromen vol met hoger opgeleiden. Dat gaat van
glazenier, steenhouwer tot meubelmaker en dakdekker tot boekbinder. We hebben ons jaren gericht op de kenniseconomie. Hoe
hoger je opleiding, hoe beter je terecht zou komen in het leven,
was de gedachte. Maar steeds vaker ontstaat het besef dat je
ook met handenarbeid kunt excelleren. De ambachtseconomie
is een vergrijsde sector en in tijden van crisis biedt een vakopleiding aan werkeloze hoog opgeleiden een alternatief. Bovendien
ziet een ambachtsman altijd resultaat van zijn werk en dat geeft
veel voldoening. Het werk is afwisselend en geeft veel vrijheid
om de eigen tijd in te delen.
Japan is een land waar goede ambachtslieden nog enorm
gewaardeerd worden. Daar weet men dat voor het uitvoeren
van een enkele handeling soms jaren oefening nodig is. En ook
financieel wordt het werk van een ambachtsman in Japan goed
gewaardeerd.
Ik weet niet of er, toen de naam voor de opleiding gekozen
werd, ook het woord ‘ambacht’ is overwogen, maar ik vind het
heel goed dat er voorbij is gegaan alle interpretaties van het
woord en dat de opleiding opleidt tot ‘restauratie VAKMAN’.
Een vakman in de praktische en theoretische zin, maar die wel
het ambachtelijke aspect in zich draagt. Het is een ‘titel’ om
fier op te zijn.
Gouden handen
Ik heb twee zonen. De oudste kan vrij goed leren. Maar daarnaast — en dat zeggen we niet hardop — is hij eigenlijk heel
onhandig. Of de jongste kan leren weet ik nog niet want hij is
pas negen jaar. Maar hij heeft in elk geval gouden handjes. Met
veel geduld en eindeloos veel concentratie krijgt hij van alles
voor elkaar. Wanneer hij bezig is, denk ik af en toe dat ik toch
eens moet gaan kijken om hem te helpen. Maar over het algemeen is dan al klaar wat hij in zijn gedachten had. Stel dat hij
over tien jaar zou besluiten de opleiding ‘Restauratievakman
boeken en archief’ te gaan volgen hier in Brugge, dan weet ik
zeker dat ik heel trots zou zijn.
En dan hoop ik natuurlijk dat Martine Eeckhout hier nog werkt.
Of, wanneer ze met pensioen is, dat ze haar lesmethoden en
inspiratie heeft over kunnen dragen aan anderen. En dat ze dan
af en toe nog eens gastlessen komt geven.
Tot slot wens ik de opleiding een mooie toekomst toe, en alle
erkenning die ze verdient!
COLUMN
Lost in Translation of
gewoon balorigheid?
Noël Geirnaert
Wellicht herinneren veel lezers zich nog
de film Lost in Translation uit 2003, van
de Amerikaanse cineaste Sophia Coppola.
Twee Amerikanen, een jonge vrouw en
een man van zeer middelbare leeftijd
lopen elkaar tegen het lijf in Tokio, een
stad waarop ze geen greep krijgen en
waarin ze letterlijk en figuurlijk verloren
lopen.
In mijn stad lopen veel Japanners rond,
meestal in groep en deskundig rondgeleid door eigen gidsen. Een enkeling
maakt zich wel eens los uit de groep en
gaat alleen door de stad zwerven. Zo
iemand raakt dan ook ‘Lost in Translation’.
Enkele weken geleden, op een zomerse
ochtend, meldde een Japanse meneer
zich aan bij de receptie van het Brugse
Stadsarchief. Eigenlijk hebben wij wel
wat ervaring met Japanse onderzoekers.
In Japan bestaat belangstelling voor de
Vlaamse en de Brugse geschiedenis, onze
bibliotheek bezit een aantal studies in
het Japans, gebaseerd op Brugs archiefmateriaal en geschreven door Japanse
historici die ons archief hebben bezocht.
We maakten ook al kennis met Japanse
tv-ploegen.
De man die zich aan onze balie aanmeldde kon echter geen duidelijke onderzoeksvraag formuleren: het moest gaan
over de Brugse stadswallen, maar voor
Noël Geirnaert is hoofdarchivaris van het
de historische kaarten op onze website
Brugse Stadsarchief. Noël is al jarenlang
had hij geen belangstelling, hij wou “oliactief in de VVBAD, als bestuurslid van
ginal documents”, geen “maps”. Toen
de sectie AHD, als lid van de Raad van
bleek dat hij de Japanse literatuur over
Bestuur, en last but not least als lid van de
de Brugse geschiedenis helemaal niet
redactie van META, tijdschrift voor bibliokende en zeker ook niets afwist van al
theek & archief. Eerder bewees hij zijn kunbestaande bronnentoegangen, ging onze
nen al bij Bibliotheek- & archiefgids.
alerte baliemedewerkster op Google op
zoek naar de naam van de man, zoals hij
die in hoofdletters in het aanwezigheidsregister en op zijn inschrijvingsfiche had die hij had gekregen, maar hij vroeg geen
genoteerd. En wat bleek? De beroemdste “oliginal documents” meer aan. Tegen de
Japanse stripfiguur, zeg maar de Japanse
middag verliet hij stilletjes ons gebouw.
Kiekeboe, zat in onze leeszaal!
Wou hij ons verschalken met oneerlijke
bedoelingen? Verveelde hij zich in onze
Kiekeboe werd de rest van de ochtend stad en was hij wat balorig tegenover volmet rust gelaten in onze leeszaal maar hij gens hem al te nieuwsgierige baliemedewerd wel nauwlettend in het oog gehou- werkers? Of was hij ‘Lost in Translation’?
den. De man bladerde wat in de boeken We zullen het nooit weten.
cult
citaat
“(…) ík ben de minister van Cultuur en men moet de
dialoog met míj aangaan. Ik lees het regeerakkoord zoals
het er staat. Ik hoef de logica achter elke zin niet te
weten. Dat biedt een grote vrijheid. Misschien wel meer
dan wanneer je alles van a tot z mee onderhandeld hebt.”
Sven Gatz in De Standaard, 5 september 2014
META 2014 | 7 |
35
trend
Beheren, verzorgen of uitbouwen?
Competenties vatten in beroepskwalificaties voor de bibliotheeksector
Bruno Vermeeren, VVBAD
In het kader van de Bologna-hervormingen, ontwikkelde Europa een
systeem om diploma’s binnen de EU beter te kunnen vergelijken: de
Europese kwalificatiestructuur. Elke lidstaat ontwikkelt een eigen kwalificatiestructuur en relateert deze aan de Europese.
Een kwalificatie is daarbij “een afgerond en
ingeschaald geheel van competenties waarmee
een beroep kan worden uitgeoefend” (beroepskwalificatie) of “die noodzakelijk zijn om maatschappelijk te functioneren en te participeren,
waarmee verdere studies in het secundair of
hoger onderwijs kunnen worden aangevat of
waarmee beroepsactiviteiten kunnen worden
uitgeoefend” (onderwijskwalificaties). Dat het
een om een afgerond geheel gaat, betekent dat
de competenties vastgelegd kunnen worden in
een officieel document dat de actuele situatie
weergeeft (en dus geen verwachte ontwikkelingen). Die beschrijving moet vijf zogenaamde
‘descriptorelementen’ omvatten. ‘Kennis’ en
‘vaardigheden’ zijn evident als het over competenties gaat. Daarnaast moet ook aangegeven
worden binnen welke context ze uitgeoefend
worden, over hoeveel autonomie de beroepsbeoefenaar beschikt en welke verantwoordelijkheid hij draagt. Deze laatste drie elementen zijn belangrijk voor de niveaubepaling of
inschaling. Een opleiding voor een beroep dat
uitgeoefend wordt in een complexe omgeving,
waarbij de persoon in kwestie over grote zelfstandigheid beschikt en veel verantwoordelijkheid draagt, zal hoger ingeschaald worden. Die
inschaling is ook vereist om van een officiële
kwalificatie te kunnen spreken. In Vlaanderen
hanteert men daarvoor de Vlaamse kwalificatiestructuur, die acht niveaus omvat, waaronder
secundair onderwijs (niveau 4), hoger beroepsonderwijs (niveau 5), bachelor (niveau 6), master (niveau 7) en doctor (niveau 8).
Evaluaties
Zodra ze erkend zijn, vormen beroepskwalificaties een volwaardige vervanging voor de
3
6 | META 2014 | 7
beroepscompetentieprofielen van de SERV
uit 2009. De fiche K160101 uit de databank
Competent van de SERV voldoet immers niet,
zoals we eerder al argumenteerden (META
2013/8). De kwalificaties zijn ook voor de sector nuttig. Ze kunnen inspiratie bieden bij het
opstellen van vacatures en functieprofielen
en een houvast bieden bij evaluaties. Bij het
opstellen en verdedigen van een organigram
wordt ook de inschaling een belangrijk element.
Beroepskwalificaties worden opgesteld door
de sector, terwijl onderwijskwalificaties opgesteld worden door onderwijsinstellingen. Het
Agentschap voor Kwaliteit in Onderwijs en
Vorming (AKOV) zorgt voor de nodige ondersteuning. De inschaling gebeurt door een
onafhankelijke commissie met vertegenwoordigers van de Sociaal-Economische Raad van
Vlaanderen (SERV), de Vlaamse Onderwijsraad
(Vlor), de VDAB en SYNTRA Vlaanderen.
Inhoudelijke expertise is daar dus niet aanwezig en de opstellers van een dossier krijgen
ook geen kans om hun werk voor te stellen.
Uiteindelijk is het de Vlaamse regering die de
kwalificatie erkent.
Voor de bibliotheek- en archiefsector is er nog
geen erkende onderwijskwalificatie, wel één
erkende beroepskwalificatie, die van bibliothecaris/informatiemanager. Deze werd in
maart 2013 ingeschaald op niveau 7 (master).
Nochtans diende de sector, vertegenwoordigd
door FARO, LOCUS, het Vlaams Overlegorgaan
inzake Wetenschappelijk Bibliotheekwerk
(VOWB) en de VVBAD in november 2012 twee
dossiers in. Het inschalingsadvies voor het
tweede dossier, namelijk niveau 4 (secundair
trend
onderwijs) was voor de sector echter niet aanvaardbaar. Na overleg tussen de sector en de
kabinetten van Cultuur en Onderwijs, werd
beslist om te gaan voor een drieledige beroepenstructuur in plaats van een tweeledige. Het
dossier bibliotheekmedewerker/informatiebemiddelaar werd door de vertegenwoordigers
van de sector opgedeeld in een dossier bibliotheekmedewerker/informatiemedewerker en
een dossier bibliotheekdeskundige/informatiedeskundige. De medewerker staat in voor de
uitvoerende taken, terwijl de deskundige meer
gespecialiseerde opdrachten op zich neemt en/
of een project of een team leidt.
“Deskundigheid opbouwen”
Het dossier uit 2012 bevatte 8 competenties
voor de medewerker. “Administratie verrichten”,
“functioneren binnen de organisatie” en “ruimte
en infrastructuur beheren” werden bijna ongewijzigd opgenomen op het uitvoerende niveau.
De overige competenties komen zowel bij de
deskundige als bij de medewerker voor, telkens
met een andere nuance. Zo wordt “activiteiten organiseren” op uitvoerend niveau “meewerken aan activiteiten” en bij de deskundige
“coördineren en organiseren van activiteiten of
projecten”. Werkwoorden zijn belangrijk! Het
is de medewerker die “de bibliotheekgebruikers begeleidt”, de deskundige die “instrueert
en vormingen organiseert”. De medewerker
“verstrekt informatie”, de deskundige “gespecialiseerde informatie”. De collectie of het
informatieaanbod wordt “verzorgd” en “toegankelijk gemaakt” door de medewerker en
“uitgebouwd” door de deskundige die de toegankelijkheid ervan “optimaliseert”. Aan beide
dossiers werd de competentie “deskundigheid
opbouwen” toegevoegd. Van het middenkader
wordt op dat vlak meer eigen initiatief verwacht dan van de uitvoerende medewerkers.
De deskundige “organiseert de interne kwaliteitszorg volgens het uitgestippelde beleid” en
“leidt operationeel een (project)team”. Die twee
competenties werden door de werkgroep toegevoegd.
Beide hebben voor- en nadelen. Zo zou een
inschaling op niveau 5 aansluiten bij de huidige
graduaatsopleidingen. Deze worden momenteel omgevormd tot HBO5-opleidingen. Om
die omvorming te kunnen afronden, is er een
beroepskwalificatie voor de bibliotheeksector op niveau 5 nodig. Dit diploma geeft ook
toegang tot functies op B-niveau bij de openbare besturen. Voor studenten is doorstromen
naar een eventuele masteropleiding nagenoeg onmogelijk. Een inschaling op niveau 6
biedt voor studenten betere vooruitzichten
op vlak van tewerkstelling en verloning. De
bestaande graduaatsopleidingen zullen in
dat geval afgebouwd moeten worden, terwijl
het onzeker is of een hogeschool een bibliotheekopleiding zal willen opstarten. Als dat zo
is, wordt het mogelijk eerder een afstudeerrichting van een bestaande opleiding — sociaal-cultureel werk en communicatie worden
hier wel eens genoemd, maar ook toegepaste
informatica — dan een nieuwe bibliotheekopleiding. Bacheloropleidingen zijn minder
strikt gebonden aan beroepskwalificaties dan
HBO5-opleidingen, zodat de sector mogelijk
aan invloed zal inboeten als het op de inhoud
van de bachelor aankomt.
> Zie ook p. 8
Bij het ter perse gaan was er nog geen inschalingsadvies bekend
voor de twee nieuwe
dossiers. Wordt dus
vervolgd.
Voor het dossier van medewerker verwacht
de sector een inschaling op niveau 4, voor
dat van deskundige wordt het allicht niveau
5 (hoger beroepsonderwijs) of 6 (bachelor).
META 2014 | 7 |
37
de vraag
Hoe maak ik een
succesvolle tutorial
informatievaardigheden?
Jan Bollansée, KU Leuven Universiteitsbibliotheekdiensten
Informatievaardigheden (ook wel als mediawijsheid aangeduid, in het
Engels information literacy) maken een belangrijk deel uit van de 21st
century skills die we nodig hebben om succesvol te kunnen participeren
aan de moderne kennissamenleving en informatiemaatschappij. We zijn
er levenslang toe veroordeeld om de juiste vragen te stellen, snel en
efficiënt goede bronnen te vinden, de gevonden informatie kritisch te
evalueren en vervolgens op een legale en ethische manier te gebruiken.
In het hoger onderwijs wordt gezocht naar
nieuwe werkvormen die de persoonlijke ontwikkeling van de ‘millenniumstudent’ bevorderen en hem/haar aanzetten tot het zelfstandig
verwerken van informatie en verwerven van
kennis. In hun onderwijsondersteunende rol
beschikken ook de hogeschool- en universiteitsbibliothecarissen over instrumenten om
hun studentenpubliek informatievaardiger te
maken. Een online tutorial is er daar één van.
Niet zomaar een handleiding
Inhoudelijk biedt zo’n tutorial idealiter een
totaalprogramma aan waarin alle aspecten
van het begrip informatievaardigheden aan
bod komen. Zoals gesneden brood, RFID-tags
en draadloos printen moet de geïnteresseerde
bibliothecaris de competenties en competentie-indicatoren waarover het gaat, niet meer
zelf uitvinden of bedenken: er bestaan internationale standaarden waarin ze al beschreven
zijn. Een voorbeeld daarvan zijn de Principles,
standards and practice (Second edition) van
het Australian and New Zealand Information
Literacy Framework (ANZIL), die op hun beurt
schatplichtig zijn aan de Information Literacy
Competency Standards for Higher Education
van de Association of College and Research
Libraries (ACRL).
De ANZIL-normen gelden voor de universiteitsbibliotheek van de KU Leuven en de werkgroep
Bibliotheken van de Associatie KU Leuven al
jarenlang als richtsnoer voor de strategische
actielijn betreffende de ontwikkeling van informatievaardigheden. De zes basiscompetenties
die daarin omschreven worden, bieden meteen
een houvast voor de structuur van een tutorial, die overeenkomstig in evenveel modules
kan worden opgedeeld. Die modules kunnen
op hun beurt gestructureerd worden in verschillende hoofdstukken en puntjes, waarin
3
8 | META 2014 | 7
de meer concrete competentie-indicatoren
behandeld worden. Bijvoorbeeld: één module
kan gewijd zijn aan het zoeken naar informatie,
met afzonderlijke onderdelen over het formuleren van een onderzoeksvraag, het bepalen van
sleutelwoorden en zoektermen, het combineren van zoektermen tijdens zoekacties, en het
uitvoeren van gerichte zoekacties op basis van
één of meer referenties.
In essentie is een tutorial dus geen handleiding
voor het gebruik van zoekmachines, databanken en aanverwante toepassingen: hij behandelt veeleer de algemene principes die dat
gebruik horen te sturen. Dat neemt niet weg
dat praktische handleidingen toch ook geïntegreerd kunnen worden in een tutorial, in de
mate dat ze aansluiten bij de besproken competentie. In een module over het correcte
gebruik van informatie, met onderdelen over
referentiesystemen, citatiestijlen en het vermijden van plagiaat, kan bijvoorbeeld plaats
gemaakt worden voor een onderdeel over de
beschikbare functionaliteiten in bibliografische
beheertoepassingen.
Niet zomaar een online
cursustekst
Naar de vorm is een tutorial een online cursus
informatievaardigheden waarin alle beschikbare middelen worden ingezet om de boodschap afwisselend en aantrekkelijk te verpakken en zodoende de nieuwsgierigheid en
leergierigheid van de studenten te prikkelen.
Het uitgangspunt kan een goed gestructureerde basistekst zijn waarin alle aspecten van
de thematiek aan bod komen en de gestelde
leerdoelen ook duidelijk geformuleerd staan.
De tijd dat studenten braafjes lange teksten
lazen, ligt echter al lang achter ons. Stukjes theorie zijn natuurlijk onvermijdelijk, maar die moeten overgoten worden met een saus waarvan
de vraag
‘multimedia’ en ‘interactie’ de hoofdingrediënten zijn.
Afbeeldingen, kennisclips en instructiefilmpjes
zijn onontbeerlijk om bepaalde zaken op heldere en attractieve wijze uit te leggen. Om efficiënt te zijn moet een cursus informatievaardigheden de student bovendien actief aan het
werk zetten. Dat kan door middel van interactieve oefeningen. Bij het begin van een module
of onderdeel laten die de student toe zich een
idee te vormen van de competentie of competentie-indicator die aan bod gaat komen en
van de mate waarin hij of zij die al beheerst.
Tussendoor kunnen kleinere oefeningen ingelast worden om de aandacht bij de les te houden. Op het einde van een module is een oefeningenreeks of zelftest nuttig om de student
te laten controleren of hij/zij de behandelde
competentie al (enigszins) onder de knie heeft.
Een online en dus permanent beschikbare
tutorial is niet alleen bruikbaar als leerinstrument bij introductiesessies en colleges, maar
kan ook als zelfstudiepakket aangeboden worden. Daarvoor moet wel met een aantal zaken
extra rekening gehouden worden. Een heldere
en goed doordachte structuur is een meerwaarde voor de cursus, maar de verschillende
samenstellende modules en onderdelen moeten wel direct toegankelijk en raadpleegbaar
zijn, naargelang de behoefte van de gebruiker: die mag niet verplicht worden om eerst
modules 1 en 2 door te nemen als in module 3
de informatie staat die hij/zij nodig heeft. Een
overzichtelijk navigatiemenu is dus ook belangrijk. Voorts is het aangeraden om bij het begin
van elk onderdeel aan te geven welke voorkennis vereist is, welke de beoogde leerdoelen zijn
en hoeveel tijd nodig is om het af te werken:
zo weet de gebruiker goed wat hij/zij mag verwachten. Bij de oefeningen en zelftests moet
die gebruiker onmiddellijk zinvolle feedback
krijgen, die niet alleen zegt dat een antwoord
juist of fout is, maar ook waarom dat zo is. Een
laatste aandachtspunt is dat veel gebruikers
nog altijd graag zaken afdrukken om ze offline na te lezen of in te studeren. In een multimediale en interactieve tutorial lenen niet alle
onderdelen zich daartoe, maar waar mogelijk
zijn printvriendelijke pdf-bestanden een nuttige
aanvulling bij de online versie; zo bijvoorbeeld
Lynda.com is één van de grootste aanbieders van video tutorials.
samenvattingen die als afronding op het einde
van een module of groter onderdeel staan.
Samenwerkingsproject binnen
de bibliotheek
Zowel in de fase van de voorbereiding en
opbouw van een tutorial, als in de periode na
de ingebruikname ervan, is het voor een bibliotheek belangrijk om meerdere medewerkers te
betrekken bij het project en verantwoordelijk
te maken voor het eindproduct. Ten eerste
laat dit toe om het werk aan de inhoudelijke
invulling en het uitdenken van een gevarieerd
oefeningen­­aanbod te verdelen. Ten tweede vereist het aanmaken van kennisclips, instructiefilmpjes en interactieve oefeningen kennis en
ervaring met een aantal nieuwe toepassingen.
Een derde overweging is dat ook het effectief
uitwerken en onderhouden van de tutorial als
META 2014 | 7 |
39
de vraag
geheel — hetzij als onderdeel van een bibliotheekwebsite, hetzij geïntegreerd in de elektronische leeromgeving — plus, in een later stadium, het onderhoud en de updating de nodige
expertise vergt. Het is geen goede zaak als
hooguit één of twee personen maar in staat
zijn om al deze taken uit te voeren: zo wordt de
bibliotheek vroeg of laat onvermijdelijk geconfronteerd met een flessenhals bij onderhoud en
updating van de tutorial. Samenwerking, kennisdeling, flexibilisering en vernieuwing zijn met
andere woorden de deviezen voor een bibliotheek die een tutorial met een lange houdbaarheidsdatum wil ontwikkelen en onderhouden.
Om de gewenste samenwerking en kennisdeling mogelijk te maken, en bovendien omdat
ICT-medewerkers tegenwoordig nog dun
gezaaid zijn in bibliotheken, moet er ook over
gewaakt worden om een tutorial niet te installeren op een aparte server die bijzonder onderhoud vergt, en om geen al te gespecialiseerde
toepassingen te gebruiken bij de uitwerking
ervan. Gelukkig is er heel wat software op de
markt die geen geavanceerde programmeer- of
voorkennis vraagt en gemakkelijk aan te leren
is. Het contentmanagementsysteem (cms)
Libguides van het bedrijf Springshare heeft
de afgelopen jaren furore gemaakt als een erg
gebruiksvriendelijk totaalpakket voor de aanmaak van online tutorials en gebruikersgidsen.
Bibliotheken die tegen de licentiekost voor een
heus cms opzien, hebben nog de keuze uit een
groot arsenaal van toepassingen en online tool
kits, waarvan sommige gratis zijn (bijv. Hot
Potatoes, Xerte), andere betalend (bijv. screencastingsoftware zoals Camtasia of Captivate).
Hoe lager de technologische drempel bij het
gebruik van zulke toepassingen, hoe groter de
pool van medewerkers die bij een tutorialproject betrokken kunnen worden.
Samenwerking met docenten en
onderwijsverantwoordelijken
De universiteits- en hogeschoolbibliothecaris is
de afgelopen jaren hoe langer hoe meer tot het
inzicht gekomen dat onderwijsondersteunende
initiatieven het meest efficiënt en effectief zijn,
als ze plaatsvinden in nauwe samenwerking
met docenten en in directe aansluiting bij concrete opleidingsonderdelen. Dat geldt ook voor
tutorials: hoe interactief en attractief ook, als
losstaand platform op de bibliotheekwebsite
hebben ze maar beperkte waarde. Ze komen
40 | META 2014 | 7
maar als volwaardig leerinstrument
tot hun recht als
ze geïntegreerd geraken
in studieprogramma’s en opleidingsonderdelen. Studenten informatievaardiger maken is en blijft in de eerste plaats
immers de verantwoordelijkheid van de docenten. Het is een grote stap in de goede richting
als zij hun studenten ervan kunnen overtuigen
dat de competenties die algemeen als ‘informatievaardigheden’ aangeduid worden, wel
degelijk ook relevant zijn voor opleidings- en
disciplinespecifieke activiteiten.
Het komt er dan ook op aan om onderwijsverantwoordelijken op alle niveaus (van programmadirecteur tot lesgever) ervan te overtuigen dat een tutorial een nuttig, om niet te
zeggen onmisbaar hulpmiddel is bij hun lessen.
Een eerste stap in die richting is het betrekken
van enkele individuele docenten bij de voorbereiding en uitbouw van een tutorial, om
zodoende inhoud, taalgebruik en presentatie
af te stemmen op de concrete onderwijspraktijk. Daarna volgt de moeilijke opdracht om
de tutorial daadwerkelijk bekend te maken en
erkend te laten worden als een waardevolle
tool. Daarvoor bestaat geen ideale werkwijze;
zonder dat succes op voorhand verzekerd is, is
een combinatie van een bottom-up (via individuele titularissen) en een top-downaanpak
(via programmadirecteurs en onderwijsorganen) de aangewezen weg. Belangrijke troeven
daarbij zijn dat een tutorial modulair is opgebouwd (zodat studenten desgewenst gericht
naar bepaalde onderdelen verwezen kunnen
worden) én dat er een vorm van rapportering
is ingebouwd in het platform (zodat studenten kunnen bewijzen dat ze alle of specifieke
onderdelen wel degelijk hebben doorgenomen).
Een goede tutorial maken is geen opdracht
die gemakkelijk tussen de bedrijven door uitgevoerd kan worden. Het vereist integendeel
een doordachte aanpak, zowel intern binnen
de bibliotheek als naar het onderwijs. Een
tutorial die inhoudelijk op punt staat en op
een eigentijdse manier gepresenteerd wordt,
komt toch pas echt tot zijn recht als hij geïntegreerd geraakt in de onderwijspraktijk van
de instelling.
>Een voorbeeld van een tutorial van
de Campusbibliotheek Arenberg van
de KU Leuven: http://bib.kuleuven.
be/apps/cba/tutorial/
kroniek
Bij de Archivaris op Schoot: bezoek aan het APA
Digital Humanities
en bibliotheken –
DH 2014
Antwerpen – 4 juni 2014
Lausanne – 7-12 juli 2014
Op 4 juni 2014 was er een
‘Bij de Archivaris op Schoot’
in het Architectuurarchief
van de Provincie Antwerpen
(APA). Dit bezoek werd
georganiseerd door het
Forum van Afgestudeerden
Archivistiek en hedendaags
Documenteheer (FAAD) en
de VVBAD. Het werd een heel
aangename ontdekking van
een parel in archiefland!
Het APA ontstond in 1988 en
is gespecialiseerd in het verzamelen, bewaren, ontsluiten en
bestuderen van architectuur
gerelateerd archiefmateriaal.
Momenteel telt de collectie
circa 100 archieven. Die zijn
allemaal afkomstig van private
archiefvormers. De archieven
van provinciale architecten
vind je in het Rijksarchief.
De focus ligt op Antwerpse
bouwgeschiedenis van 1800
tot heden. Het begrip architectuur krijgt een ruime invulling. Naast documenten van
architecten gaat het bijvoorbeeld ook over aannemers,
huisvestingsmaatschappijen,
glazeniers … Interessant is dat
er bij de verwerving niet alleen
naar de grote architectuur
gekeken wordt maar eveneens
naar kleinere huizen, frietkoten … Op die manier krijg je
een mooie staalkaart van de
volledige architectuur.
De inventarissen op de archieven zijn voorlopig enkel in
Word en Excel beschikbaar.
Er wordt wel werk gemaakt
van een collectiebeheersysteem. De ordening gebeurt op
gemeente, architect en straat.
Bij een bezoek aan het APA
is het handig als je over deze
gegevens beschikt.
Je vindt veel meer dan archiefdocumenten in het APA. Er is
tevens een deelcollectie van
ongeveer 5000 boeken. De
catalogus is digitaal doorzoekbaar via de website (onder
‘Collectie’).
Naast boeken zijn er ook
circa 290 tijdschrifttitels en
3000 ontsloten productcatalogi. Die laatste zijn van groot
belang voor architecten die
meer informatie willen over
een bepaald product dat ze
tegenkomen in een gebouw.
Naast technische informatie bevatten de productcatalogi ook heel mooie foto’s. De
tijdschriften en productcatalogi zijn eveneens digitaal
doorzoekbaar via de website
(onder ‘Collectie’).
plannen van het APA. De
ambitie is om door te groeien
naar een volwaardig Vlaams
Architectuurarchief. Verder
staan er een fysieke uitbreiding en de uitbouw van een
E-Depot op het programma.
We kijken er met belangstelling naar uit!
Dieter Viaene
>Website APA: http://www.provincieantwerpen.be/aanbod/dcul/archi-
Tijdens het bezoek kregen we
ook de prachtige deelcollectie maquettes te zien. In het
depot is er een hele verdieping voorzien daarvoor. De
maquettes zijn schitterend
materiaal voor tentoonstellingen. Dergelijke collectie is van
groot belang omdat maquettes heel vaak snel beschadigd
raken en snel verdwijnen.
Een lust voor het oog zijn ook
de duizenden foto’s. Je vindt
er, samen met onder meer
gedigitaliseerde plannen, verschillende van terug op Flickr.
Deze Flickr-account is een
opstapje naar een volwaardige beeldbank. De link naar
de account staat op de website (onder ‘Collectie’).
Een volwaardige beeldbank
is maar één van de toekomst­-
tectuurarchief.html
>Voor toekomstige bezoeken in
het kader van Bij de Archivaris op
Schoot: www.faad.be en www.vvbad.
be
Net zoals er nog steeds
druk gediscussieerd wordt
— in blogberichten, commentaren op blogberichten en tweets; maar ook
via meer traditionele kanalen zoals wetenschappelijke tijdschriften — over
wat Digital Humanities
(DH) nu precies is/zijn,
bestaat er geen eenstemmigheid over wie zich nu al
dan niet een “DH’er” mag
noemen. Marjorie Burghart
maakte recent het onderscheid tussen oratores, bellatores en laboratores (een
opdeling waaraan haar
opleiding als mediëviste
allicht niet vreemd is). De
oratores (“zij die bidden”)
zijn de “niet praktiserende
gelovigen”: zij betuigen
hun steun aan dit nieuwe
veld van wetenschappelijk
onderzoek, zonder er zelf
inhoudelijk veel aan bij te
dragen. De bellatores (“zij
die vechten”) zijn actiever
betrokken bij DH en nemen
de verdediging ervan op —
vaak vanuit de intentie om
DH te laten erkennen als
een volwaardige academische discipline. De laboratores (“zij die werken”), ten
slotte, zijn zij die met beide
voeten in de DH praktijk
staan, bijvoorbeeld door
zelf software voor DH projecten te ontwikkelen.
Ongeacht of bibliotheekm e d ewe r ke r s z i c h ze l f
identificeren als oratores, bellatores of laboratores (of zelfs non-believers), is het duidelijk dat
bepaalde verwachtingen
aan hen gesteld worden in
een DH context. Dat blijkt,
bijvoorbeeld, uit de bijdrages aan de populaire website dh+lib, die sinds najaar
2012 gehost wordt door
de Association of College
and Research Libraries (i.e.
een sectie van de American
META 2014 | 7 |
41
kroniek
Library Association); alsook
uit de steeds groeiende literatuur over dit onderwerp.
De precieze bijdrage aan DH
projecten die van wetenschappelijke bibliotheken verwacht
wordt zal afhankelijk zijn van
instelling tot instelling, maar
de hierboven genoemde literatuur behandelt onder meer
het ter beschikking stellen van
infrastructuur, het aanbieden
van opleidingen, het ontwikkelen van tools, enz.
Deze steeds groeiende betrokkenheid van bibliotheken bij
DH werd ook duidelijk tijdens
het jaarlijkse congres van de
Alliance of Digital Humanities
Organizations dat van 7 tot
12 juli plaatsvond in Lausanne.
Dit congres is het grootste en
belangrijkste DH evenement,
met dit jaar meer dan 800
aanwezigen uit alle werelddelen, en meer dan 350 lezingen, papers, posters of workshops. In dit ruime aanbod
viel heel wat te rapen voor
bibliotheekmedewerkers, dus
ik beperk me noodgedwongen tot een tweetal persoonlijke favorieten. De eerste is
het Photogrammar-project
aan Yale University, gericht op
de kwalitatieve ontsluiting van
een unieke fotocollectie uit de
periode 1935-45. Dit project
wordt onder meer gestuurd en
uitgevoerd door Peter Leonard
van Yale University Library, en
illustreert aldus het standpunt dat ik zelf verdedigde in
mijn presentatie op DH 2014,
namelijk dat bibliotheekpersoneel niet alleen als uitvoerders in de loop van DH projecten aangesproken kunnen/
moeten worden, maar ook als
initiatiefnemers kunnen/moeten optreden, en op zijn minst
als volwaardige partners van
in het vroegste begin, tijdens
de planningsfase, bij DH projecten betrokken moeten zijn.
Een tweede favoriet was het
Early Modern OCR Project aan
Texas A&M University, dat niet
alleen werd gepresenteerd tijdens de postersessie, maar
waaraan ook verschillende
lezingen werden gewijd. Zoals
de naam aangeeft is dit project gericht op de ontwikkeling van OCR (Optical
Character Recognition) technologie voor vroegmoderne
uitgaves, waardoor het een
belangrijke bijdrage levert
aan de uitbouw van digitale
bibliotheken met teksten die
momenteel niet volwaardig
gedigitaliseerd en ontsloten
kunnen worden voor wetenschappelijk onderzoek, omdat
de benodigde technologie nog
niet voorhanden is. Aangezien
de Universiteitsbibliotheek van
de KU Leuven eveneens een
rol wil spelen in het ontwikkelen van OCR en NER (Named
Entity Recognition) technologie, spreekt het voor zich dat
wij natuurlijke partners zijn in
deze onderneming, en werden
op DH 2014 belangrijke contacten gelegd om in de toekomst
gezamenlijke projecten op te
zetten.
1 BURGHART, M., ‘Les Trois Ordres Ou
l’Imaginaire Des Digital Humanities’,
zie: http://dhiha.hypotheses.
org/804 (bezocht op 26 augustus
2014).
2 http://acrl.ala.org/dh.
3 Zie, bijv., POSNER, M., ‘Digital
Humanities and the Library’, http://
miriamposner.com/blog/digitalhumanities-and-the-library (bezocht
op 26 augustus 2014).
4 Het volledige programmaboek is
gratis beschikbaar op http://dh2014.
files.wordpress.com/2014/07/
dh2014_abstracts_proceedings_07-11.pdf (bezocht op 26
augustus 2014).
5 http://photogrammar.yale.edu.
6 VERBEKE, D., ‘The Opportunistic
Librarian’; zie: http://acrl.ala.org/
dh/2014/08/06/opportunistic-librarian (bezocht op 26 augustus 2014).
7 http://emop.tamu.edu.
Demmy Verbeke, KU Leuven
toepassing
‘Bevries’ je tablet
Ilse Depre, De Bib Leuven
Wie tablets inzet in een bib of archief, denkt
best na over de beveiliging ervan, niet enkel
tegen diefstal, maar ook tegen ‘ongeoorloofde’
manipulaties: het installeren/verwijderen van
apps, aanpassen van instellingen, ...
Een iPad heeft reeds enkele ingebouwde beveiligingsopties. Via Instellingen, Algemeen en
Beperkingen, kan je apps vergrendelen, het
installeren en kopen van apps verhinderen of
zelfs leeftijdscategorieën instellen. Wil je de
iPad vastzetten op één bepaalde app en verhinderen dat gebruikers die verlaten via de Homeknop, dan kan dat via Instellingen, Algemeen,
Toegankelijkheid en Begeleide Toegang.
42 | META 2014 | 7
Heb je een Android-tablet, download dan de
app AppLock om je basisinstellingen te vergrendelen, bepaalde apps af te schermen met
een wachtwoord, of zelfs items te verbergen.
Wil je slechts één app toelaten, zoek dan op
Google Play naar ‘kiosk mode’. Ook voor iOS
zijn er nuttige apps zoals Kiosk Pro, waarmee
je na een bepaalde periode van inactiviteit de
tablet automatisch kan laten terugkeren naar
een startscherm. Dezelfde app laat ook toe om
webpagina’s offline te tonen, wat nuttig kan
zijn bij demo’s op een locatie zonder draadloos
internet. Niet gratis, wel handig!
> Meer info en nuttige app: http://bibidee.blogspot.com
het cijfer / het plan
???
Als er een vermoeden van dementie bestaat of er reeds een diagnose
is gesteld, roept dit bij mensen en hun
omgeving veel vragen op. Mensen gaan
met de diagnose dementie naar huis en
hebben vaak geen goed beeld van het
verloop van de ziekte. Daarom lanceert
de bibliotheek van Geel i.s.m. het sociaal huis een ‘Eerste Hulp bij Dementie’rugzak, kortweg EHBD-rugzak. De Geelse
bibliotheek heeft twee rugzakken ter
beschikking, en daarnaast ook nog een
ruim assortiment aan andere materialen
over dementie.
Iedereen die met dementie te maken
krijgt, kan in de bibliotheek van Geel een
EHBD-rugzak uitlenen. Dus niet enkel
de mensen met dementie zelf maar ook
hun kinderen, kleinkinderen, mantelzorgers en andere belangstellenden. De
EHBD-rugzak biedt gebruikers de kans
het thema thuis op een rustige manier
te verkennen. Er zit een ruim pakket aan
informatie in. De rugzak bevat informatieve boeken voor kinderen en volwassen,
getuigenissen, brochures, een dvd, een cd
en een verwijzing naar gerelateerde literatuur (zowel gedrukt als online).
De EHBD-rugzak is een echte rugzak
op wieltjes. Hoewel er tien items in zitten, geldt hij als één ontlening. Iedereen
die een bibliotheekabonnement heeft of
aanschaft, kan hem volgens de normale
bibliotheekvoorwaarden mee naar huis
nemen.
> Meer info: [email protected] of 014 56 67 50
The Human Library
Mensen die psychisch ziek zijn lopen daar zelden mee te koop,
integendeel. Om velerlei redenen kunnen en durven ze niet over
hun ziek zijn spreken, vaak door een combinatie van schaamte
en vrees om uitgesloten te worden. Vandaar dat in de geestelijke gezondheidszorg steeds meer aandacht is voor de sociale
component van het psychisch ziek zijn en dat campagnes zich
focussen op het bestrijden van uitsluiting en discriminatie. Van
alle campagnevormen steekt er een boven uit, de contactstrategie: de ontmoeting in een een-op-eencontact. Dat leerden we
uit eigen en buitenlandse projecten.
The Human Library (HL) is een format dat deze kenmerken in
zich draagt. Het neemt enkele elementen uit de bibliotheekwereld om een-op-eencontacten met personen die behoren
tot gediscrimineerde groepen te faciliteren. Het is ontstaan in
2000 in Denemarken en in ruim 30 landen uitgevoerd. Kort
samengevat:
• Boek: persoon die ervaringen wil delen
• Ontlener: persoon die ‘boek’ wil uitlenen
• Catalogus: verzameling van titels en korte beschrijvingen van
elk boek, met trefwoorden
• Bibliothecaris: beheerder van de Human Library
De Human Library wordt georganiseerd op publieke plaatsen:
bibliotheek, congres, muziekfestival, … en duurt enkele uren tot
enkele dagen. Een uitlening duurt 30 minuten. Openbare bibliotheken zijn bij uitstek openbare ontmoetingsplaatsen. Expliciete
ontmoetingsmomenten creëren kan dit nog versterken.
De Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid (VVGG) zet
zich in voor een realistisch beeld over geestelijke gezondheid en
doet dat door het aanbieden van informatie en het opzetten van
projecten. Daarin zijn steeds patiënten en familieleden betrokken. Een belangrijke ontwikkeling in de geestelijke gezondheidszorg is mensen met psychische problemen betrekken in hun
eigen herstelproces, en in de publieke actie naar meer respect
en waardering. We nodigen openbare bibliotheken uit om een
Human Library te organiseren, waarbij de catalogus is samengesteld uit mensen die rechtstreeks betrokken zijn bij geestelijke
gezondheidszorg en die samengesteld en gecoacht wordt door
de VVGG. De lokale bibliotheek creëert ruimte en tijd, en staat
in voor de externe communicatie. De focus ligt op de ontmoeting, en verwijst niet naar psychische problemen.
Op uitnodiging van Kunstencentrum Vooruit (Gent) organiseerden we een try-out. Uit de voorbereiding en ook nadien bleek
een groot enthousiasme van de deelnemers. Ze beleefden het
als een erg respectvolle manier om in gesprek te gaan met mensen, zonder vooraf beoordeeld te worden op hun gezondheidsstatus. Drie contacten zijn lopende. Twee openbare bibliotheken
(Sint-Niklaas en Menen) hebben al toegezegd voor begin 2015.
Nieuwe kandidaten zijn welkom.
Rik Van Nuffel
META 2014 | 7 |
43
Personalia
Anke Dehuisser nam op 1 september
afscheid van de stad Halle. Op 1 juli 2005
begon ze daar als archivaris-informatiebeheerder. In de loop der jaren nam ze verschillende engagementen op in de werkgroep
Lokaal Overheidsarchief o.a. in de subwerkgroepen Modellastenboek en Kritische
Prestatie Indicatoren. Het laatste jaar was ze
in Halle coördinator van de dienst Museum,
Erfgoed, Toerisme & Archief, ook wel afgekort tot META. 1 september ging ze aan de slag in de gemeente
Bonheiden als sectorhoofd intern beleid en organisatie.
Op 1 september startte Ben Verloy als
diensthoofd van de mediatheken van de
Karel de Grote Hogeschool te Antwerpen. Hij
zal de opbouw en de start van het leercentrum van de nieuwe Campus Zuid in goede
banen leiden. Daarnaast focust hij op een
open en gebruikersgerichte werking van de
mediatheken door een optimale samenwerking met zowel docent als student. Voorheen
werkte Ben als bibliotheekmedewerker van
de bibliotheek Wijsbegeerte en als business consultant bij LIBIS
aan de KU Leuven en als verantwoordelijke informatieservices aan
de Thomas More Hogeschool.
Frank Driesen ging eind juli 2014 op pensioen als bibliothecaris
van Thomas More Campus Turnhout. Frank, die ook scheikundige,
fotograaf, beeldend kunstenaar of gewoon filosoof had kunnen
worden, begon zijn loopbaan in 1980 aan het Hoger Instituut voor
Verpleegkunde Sint-Elisabeth Turnhout met een kleine, verouderde
collectie van de Gasthuiszusters. “Wat heiligenlevens en zo”, grapte
hij soms.
Vanaf 1 oktober 2014 zal Patrick
Vandegehuchte kunnen genieten van zijn pensioen. Wie met
hem heeft samengewerkt in de
loop der jaren, weet dat dit voor
de bibliotheeksector een groot
verlies is. Maar na een carrière
in de bij wijlen hectische wereld
van de bibliotheek van wel 32
jaar kunnen we spreken van een
welverdiende rust.
Patrick studeerde af als licentiaat Germaanse aan de
universiteit van Gent en rondde later ook de speciale licentie Bibliotheekwetenschap met succes af.
Hij startte zijn carrière in de toenmalige Katholieke
Industriële Hogeschool West-Vlaanderen. Patrick kan
daarmee met recht en rede zeggen dat hij gewerkt
heeft in een bibliotheek met zicht op zee, en dat zelfs
in Oostende, koningin der badsteden. Een bibliothecaris kan het slechter treffen.
In 1995 zag de Katholieke Hogeschool BruggeOostende het levenslicht na een fusie, waar Patrick
hoofdbibliothecaris werd en zijn terrein meer naar
Brugge verlegde. Daar heeft hij ook de bouw van de
bibliotheek op de nieuwe campus in goede banen
geleid. Van bij de start van de Associatie KU Leuven
heeft Patrick zeer actief, betrokken en tegelijk kritisch
meegewerkt aan de beginnende maar al snel intensieve samenwerking van de associatiebibliotheken. In
die omgeving was hij ook verschillende jaren voorzitter van de Adviesraad van LIBISnet. Een functie die hij
met verve vervuld heeft, al typeert het Patrick dat hij
soms nog laat vallen dat hij er toch wat meer moeite
in had moeten of kunnen steken.
Patrick was ook jarenlang actief in de VVBAD, als lid
van de sectie Hogeschoolbibliotheken. Op zijn eigen
flegmatieke en onnavolgbare wijze legde hij ook daar
steevast een eigen accent op de samenwerking tussen
de Vlaamse hogeschoolbibliotheken. Zo was hij steevast kandidaat om de jaarlijkse studiedag mee vorm
te geven en was hij jarenlang enthousiast jurylid voor
de Ger Schmookprijs.
Op enkele jaren tijd bouwde hij in Turnhout, in de voormalige
turnzaal, een collectie uit die al snel toonaangevend werd in het
verpleegkundig onderwijs in Vlaanderen. Een troef waarmee de
school graag uitpakte. In 1993 startte hij met INVERT, de Index
Nederlandstalige Verpleegkundige Tijdschriften, een bibliografisch referentietijdschrift dat eerst in gedrukte vorm, later op cdrom en uiteindelijk als online databank verscheen. Deze index
was en is nog steeds een veel gebruikt instrument in Vlaamse en
Nederlandse ziekenhuizen, universiteiten en hogescholen. Bij de
verhuis naar een nieuwe campus in 2010 speelde Frank een bepalende rol bij de uitbouw van de schitterende nieuwe bibliotheek,
die de collecties van de toenmalige Turnhoutse departementen van
de Katholieke Hogeschool Kempen (nu Thomas More) integreerde
in een modern, kleurrijk studielandschap.
Hetzelfde geldt voor zijn bijdrage aan de overleggroep
Elektronische Databanken van Vlhora, waarbij hij ook
in tijden van stroeve onderhandelingen en financieel
moeilijk tijden telkens het gezond verstand de bovenhand liet halen, met vooral aandacht voor de studenten
en docenten die het onderwijs in Vlaanderen elke dag
opnieuw waar moeten maken.
Frank Driesen is een wijs en minzaam man die graag in stilte werkt,
maar tijdens zijn carrière in het onderwijs verdedigde hij met veel
vuur en passie de vormende opdracht van de bibliothecaris in
het hoger onderwijs. Frank Driesen zag in de schoolbibliothecaris
niet enkel de verzamelaar en de ontsluiter van wetenschappelijke
informatie in dienst van de betrokken opleidingen, maar ook de
mentor, de coach en de innovator. Frank Driesen heeft in die rol
een hele mooie bijdrage geleverd aan de professionalisering van
de zorgberoepen in Vlaanderen.
Tijdens dit laatste jaar van zijn carrière, maakte Patrick
nog een fusie mee: KHBO en KATHO werden samen
VIVES. Terwijl zijn collega’s het werk van Patrick verderzetten om ook deze fusie tot een goed einde te brengen, kan Patrick intussen niet alleen van de frisse zeelucht genieten, maar vooral van zijn twee kleinkinderen
Lukas en Mila, die hem ongetwijfeld actief en jong houden. We bedanken Patrick uitdrukkelijk voor de vele
jaren hard werk en de inzet die hij steeds getoond heeft
Walter Machielsen
Ben Verloy
44 | META 2014 | 7
zogezien
Bart Sas:
“Ik hou van films
met wat minder
‘normale’ personages”
Wat is je favoriete film?
Moeilijk om zo direct te beantwoorden.
Dan moet ik denken aan de films die
ik met veel plezier meer dan één keer
bekijk. The Big Lebowski van de Coen
brothers is er zo één. De personages
en de dialogen zijn heerlijk van de pot
gerukt. En elke keer als je de film bekijkt,
zie je weer andere details. Ook Tillsamans
(Moodysson) en Little Miss Sunshine
(Dayton, Faris) passen in dat rijtje. Nu ik
er over nadenk, ik hou blijkbaar vooral van
films met wat minder ‘normale’ personages in de hoofdrol. Misschien zijn ze net
daarom levensechter?
Naar welk genre gaat je voorkeur uit?
Een genre waarin de dialogen belangrijker zijn dan de visuele effecten, bestaat
daar een naam voor? Reservoir dogs
(Tarantino) bijvoorbeeld, 25th Hour
(Spike Lee) of Husbands and Wives van
Woody Allen. Maar 28 Days Later (Danny
Boyle) vond ik ook geweldig. En The invasion of the Body Snatchers uit 1978 met
een onvergetelijke Donald Sutherland.
Die eindscène! Tron uit 1982 schiet me nu
ook te binnen, en Blade Runner (ook al
uit 1982, ik word blijkbaar oud). Dus toch
ook wel fan van de betere sciencefiction.
Welk boek zou je graag eens verfilmd
zien?
Dan is het juiste antwoord natuurlijk,
geen enkel, want een film gaan bekijken
van een goed boek dat je gelezen hebt,
is vaak een ontgoocheling. Maar kom,
we gaan niet flauw doen:
Gogol’s De neus wil ik wel
graag eens omgezet zien in
een hilarische kortfilm.
Heb je een favoriete regisseur?
Van Joel en Ethan Coen probeer ik elke nieuwe film te
bekijken. Steeds verrassend in
filmstijl en genre. En ik ben een
fan van de oudere films van Woody
Allen. Wanneer komen die nog eens
terug op Canvas of Nederland 3?
Welke film kan je aanraden aan de METAlezers?
Ik zag onlangs nog eens Spirited Away
(2001), een Japanse animatiefilm van
Miyazaki. Heel mooi verhaal, heel sierlijke animatie. En die muziek! Zeker een
aanrader. En bekijk daarna van dezelfde
maker ook Howl’s Moving Castle (2004).
Heb je een grote dvd-collectie?
Dat valt reuze mee, een 200-tal denk ik.
Ze liggen op stapels onderin een kast, dus
het terugvinden van een film duurt wel
even. Maar dat heeft dan weer het voordeel dat je weer eens een film of een serie
kan ‘herontdekken’. Een paar jaar geleden
tikte ik voor 5 euro op een straatverkoop
een videospeler op de kop met de bedoeling om af en toe de collectie videobanden (herinner je ze nog?) nog eens af te
spelen. Helaas, die kwaliteit valt zo tegen,
er is echt geen weg terug.
Quentin Tarantinos’ Reservoir dogs.
Kijk je veel thuis of ga je vaak naar de
cinema?
Meestal thuis, het ontbreekt aan tijd (en
kinderoppas) om veel op cinemabezoek
te gaan. Ik hou wel van het bioscoopgevoel, dat samen zitten kijken, de anticipatie als de lichten dimmen, de reacties in
de zaal. Begin dit jaar was ik in Norwich
en passeerden we ‘s avonds toevallig een
kleine bioscoop waar ze Inside Llewyn
Davis (Coen Brothers, again!) speelden.
Die overgang, van het ‘gewone leven’ op
straat naar zo’n afgesloten zaal waar je
je volledig kan focussen op een film, dat
heeft toch wel iets.
Welke film heb je het laatst gezien en wat
vond je ervan?
We need to talk about Kevin (2011) met
Tilda Swinton (de Witte Heks uit Narnia)
en John C. Reilly. Geweldige acteurs maar
zo’n beklemmende film dat ik halverwege
gestopt ben met kijken. Tja, film is niet
altijd ontspannend.
Bart Sas
Bart Sas is archivaris bij de Stad Turnhout. “Pfoe, interesses, dat is
lang geleden dat iemand dat nog gevraagd heeft. Lezen, wandelen
en schaken zei ik dan. Daar is nu vooral lezen van overgebleven:
Engelstalige fictie, maar toch ook flink wat non-fictie, vooral dan
geschiedenis (uiteraard). En wandelen is vervangen door op reis
gaan in een oude mobilhome. Liefst naar het noordwesten.”
META 2014 | 7 |
45
TERUGBLIK
“De computer is werkelijk de boeman niet”
Tom Van Hoye, VVBAD
De jaren tachtig zijn de jaren van de automatisering. Door verbeterde technieken kunnen
steeds goedkopere computers worden gemaakt voor de consumentenmarkt. De bibliotheekwereld kijkt echter maar argwanend naar deze ontwikkeling. De implementatie verloopt dan
ook zeer schoorvoetend.
“De hedendaagse ontwikkelingen zijn echter dermate
ingrijpend dat wanneer ze
door de bibliotheken en hun
personeel niet op de voet worden gevolgd, de kans groot is
dat hun laatste dagen geteld
zijn.” Niet mis te verstane
woorden van Johan Heyvaert
in zijn artikel in Bibliotheeken Archiefgids van 1986. Hij
schets voor de leek wat de
taak kan en moet zijn van
bibliotheken en documentatiecentra in de informatiemaatschappij.
bureau van de directe gebruiWat volgt is voor veel lezers
een eerste kennismaking met kers binnen een organisatie,
internet: “Recent worden de of, wat openbare bibliotheken
ontwikkelingen op het vlak betreft, thuis bij iedere burger.
van de computertechnolo- Via een viewdatasysteem kan
gie en de telecommunicatie men rustig thuis de gewenste
boeken opzoeken en zelfs in
samengebracht. Er worden
grootschalige informatie- de bibliotheek laten reserveren. Zo heeft de Pikes Peak
netwerken uitgebouwd die
diverse computers met elkaar Public Library in Colorado een
verbinden. Aldus kunnen com- systeem uitgebouwd waarbij men met behulp van een
puters met elkaar ‘praten’ en
gegevens uitwisselen via tele- ‘home computer’ de online
communicatie. Dergelijke ter- catalogus van de bibliotheek
minals kunnen in de biblio- kan bevragen. Zo stelt een
theek staan, maar ook op het auteur “Make no mistake
about it – the electronic delivery of library service at home
is the library future”
ingewikkelder problemen aanpakken, is inzicht nodig. En de
computer is werkelijk de boeman niet: het feit dat er vooral
ingenieurs mee omgaan heeft
ons reeds te lang afgeschrikt.
Ik pleit ervoor, niet in het allerminst omdat ik denk dat het
zal fascineren, zoals ik erdoor
gefascineerd ben, nl. door
de mogelijkheden die ‘die’
machine ons kan bieden om
onze problemen te bevragen,
steeds nauwkeuriger, steeds
opnieuw en steeds analytischer”, aldus Inge Schoups.
Steeds nauwkeuriger,
steeds opnieuw
> “Nu van hooger hand…” Vijfen­
Zo beschrijft Inge Schoups
in een artikel uit 1984 hoe de
computer een hulp kan zijn in
het historisch en archivalisch
onderzoek. “Want al is het
zo dat de computer an sich
slechts een technisch hulpmiddel is, zal het ongetwijfeld
ons methodologisch denken
beïnvloeden. Wil het computergebruik in de geschiedenis
werkelijk van de grond komen,
is meer aandacht voor andere
disciplines en technieken dringend nodig.”
voor Bibliotheek- Archief- en
Daar is de sectie Archief
De in 1983 opgerichte sectie
Archief heeft binnen de vereniging al van meet af aan het essentieel belang van een vaktijdschrift
onderschreven. Als keuze dacht
de sectie aan de uitgave van één
archiefnummer op drie afleveringen, ofwel een formule waarbij in
elke aflevering het archief op voldoende wijze aan bod zou komen.
Deze laatste optie kreeg de goed-
zeventig jaar Vlaamse Vereniging
Documentatiewezen/
VVBAD - 1996. -332 p. – ISBN:
90-72679-19-9
> Bibliotheek- en Archiefgids, 1986/2,
p. 106-116
> Bibliotheek- en Archiefgids, 1984/2,
p. 105-113
keuring van de VVBAD.
Vanaf jaargang 60 anno 1984 werd de titel van het tijdschrift Bibliotheekgids dan ook verruimd tot Bibliotheek- en
Archiefgids. De bekende oranje kaft werd vervangen door een
groene afgeboord met blauwe randen. De eer van het eerste
archiefartikel komt toe aan de steeds nijvere H. CoppejansDesmedt met een bijdrage over de sekwestarchieven met
betrekking tot de Eerste Wereldoorlog.
Ze vindt dat we de computer beter moeten leren kennen. Inge vergelijkt hem in
haar artikel graag met een
auto, daar kan je ook gewoon
mee rijden zonder te begrijpen wat er onder de motorkap
gebeurt. “Wil men echter wat
> Zie ook p. 48
46 | META 2014 | 7
Frans
Heymans (RED). – Antwerpen:
uitzicht
> Zie ook p. 46
“De computer is werkelijk de boeman niet” (deel 2).
Foto’s genomen tijdens de eerste Informaticamarkten (voorlopers van Informatie).