Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Week 6: Omzetbelasting De verplichte literatuur voor deze week bestaat uit hoofdstuk 17. Hoorcollege 1 In dit hoorcollege wordt er gekeken naar de omzetbelasting. Er wordt gekeken naar de voor- en nadelen van deze belasting. Vervolgens wordt er gekeken naar het systeem van deze heffing. Er wordt gekeken naar de belastingplichtige en het ondernemerschap. Vervolgens wordt er gekeken naar een aantal vrijstellingen. Tot slot wordt er gekeken naar de levering. Omzetbelasting De omzetbelasting is een bijzondere belasting. Deze belasting is namelijk niet gericht op de belastingplichtige, maar op een andere persoon. Dit wordt ook wel een indirecte verruiksbelasting genoemd. Deze belasting wordt geheven op de onderneming en wordt afgewenteld op particulieren. Als de belasting wel rechtstreeks bij de verbruiker wordt geheven heet dat een directe verbruiksbelasting. Als iemand iets koopt in de winkel moet daarover BTW betaald worden. De omzetbelasting is een belasting op de omzet. Deze belasting is een geharmoniseerde belasting, omdat de belasting in heel Europa op ongeveer dezelfde wijze wordt geheven. Overal eenzelfde omzetbelasting zorgt ervoor dat er makkelijker gehandeld kan worden. Het systeem van de omzetbelasting is dus overal ongeveer hetzelfde. De consument betaalt de omzetbelasting. De consument is dus de belastingbetaler. Deze belasting wordt bij de consument niet per jaar geheven, maar per aankoop. Bij elke aankoop betaalt de consument omzetbelasting. De ondernemer draagt de BTW af. Alle bedragen worden bij elkaar opgeteld en aan het einde van het kwartaal wordt dit afgedragen aan de fiscus. De omzetbelasting is een verbruiksbelasting. Ze wordt geheven op het verbruik, namelijk de consumptie. Een consument kan een apparaat aanschaffen. Dit apparaat gaat een aantal jaren mee. Toch wordt de belasting niet verdeeld over een aantal jaar, want het bedrag moet in één keer betaald worden. De belasting moet namelijk bij de aankoop geheel betaald worden. Er wordt om deze reden vaak ook gesproken over de besteding van het gebruik. Het kan ook voorkomen dat er een product wordt gekocht en dat het product in de winkel kapot valt. Het product is nog niet betaald. In dit geval is er nog geen verbruik. Er hoeft geen BTW betaald te worden. Het kan ook gebeuren dat het product op weg naar huis kapot valt. In dit geval moet er wel BTW betaald worden. De besteding heeft namelijk al plaatsgevonden. Hier wordt dus duidelijk dat het kan voorkomen dat een product niet wordt geconsumeerd, maar dat er toch sprake is van een besteding en verbruik. Er zijn een aantal specifieke belastingen, bijvoorbeeld de accijnsheffing. Deze belastingen worden op specifieke producten geheven. Bestemmingslandbeginsel Voor ondernemers geldt het bestemmingslandbeginsel. Dit beginsel zegt dat de omzetbelasting geheven moet worden in het land waar de goederen geconsumeerd worden, de binnenlandse consumptie dus. Stel er worden online goederen gekocht in Marokko. Deze goederen worden verzonden naar Nederland. De omzetbelasting moet in dit geval in Nederland betaald worden. In Nederland is sprake van heffing op grond van dit beginsel. Facebook.com/SlimStuderen 1 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Bij de invoer van producten moet er omzetbelasting betaald worden aan het land dat de goederen importeert. Deze belasting moet bij de douane betaald worden. Dit wordt ook wel een heffing bij invoer genoemd. Dit zorgt ervoor dat er in Nederland altijd BTW betaald moet worden. Over een product met een erg lage waarde hoeft geen omzetbelasting betaald te worden. Er moet omzetbelasting betaald worden als de waarde van het product hoger is dan 21 euro. Naast de omzetbelasting kan er bij de douane ook een invoerrecht of een accijns betaald moeten worden. Bij invoer moet de BTW betaald worden. Als er bij import geen belasting betaald hoeft te worden, is er een grote kans op oneerlijke concurrentie. Als Nederland goederen exporteert, hoeft hier geen belasting over betaald te worden. In Nederland geld bij uitvoer het 0% tarief. Als er al BTW over dit product betaald is, mag dit worden teruggevraagd bij de fiscus. Voordelen BTW Ongeveer 35% van de totale belastingopbrengsten worden opgehaald door het heffen van de BTW. Consumenten hebben weinig last van de BTW. Dit is te zien aan hun reactie. Bij een stijging van de inkomstenbelasting is hier veel ophef over. Als de BTW stijgt, wordt hier bijna niets over gezegd. Dit betekent dat het psychologisch een makkelijke heffing is, want hij is vrij onzichtbaar. Daarnaast is het administratief makkelijk om de BTW te berekenen. De te betalen belasting wordt vaak automatisch berekend door computers. De ondernemer moet de belasting afdragen. Er zijn in dit geval veel minder belastingplichtigen dan als er bij iedereen afzonderlijk belasting betaald moet worden. De fiscus zal hierdoor minder controles hoeven uit te voeren. De ondernemer berekent zelf het bedrag en draagt dit bedrag zelf af aan de fiscus. De kosten om deze belasting te innen zijn relatief laag. Deze belasting is ook economisch voordelig. Tijdens een hoogconjunctuur gaan mensen meer consumeren en gaat de BTWopbrengst omhoog. Tijdens een laagconjunctuur gaan de opbrengsten omlaag en gaan ook de BTW-opbrengsten omlaag. De opbrengsten van deze belasting bewegen dus mee met de conjunctuur. Nadelen Een nadeel van de omzetbelasting is dat er een degressief effect is. Dit effect is echter niet heel groot. Er is sprake van een degressief effect, doordat er één vast tarief is. Als iemand meer geld verdient, zal deze persoon absoluut gezien meer gaan consumeren. Relatief gezien zal iemand met een hoog inkomen minder gaan consumeren. Een deel van hoge inkomen zal niet geconsumeerd worden. Dit deel van het inkomen zal gebruikt worden om bijvoorbeeld te sparen of te beleggen. Iemand met een relatief laag inkomen zal in verhouding veel meer geld uitgeven aan de consumptie. Hier zijn twee verschillende oplossingen voor. Allereerst zijn er twee tarieven in de BTW. Het algemene tarief is 21%. Daarnaast is er een verlaagd tarief van 6%. Dit tarief is er voor de eerste levensbehoeften. Dit verlaagt de belastingdruk. Dit geldt vooral voor de mensen die relatief veel geld aan deze producten besteden. Daarnaast is er een aantal goederen waarover geen belasting betaald hoeft te worden. Dit is bijvoorbeeld voor medische hulp en collegegeld. Dit zorgt er ook voor dat de belastingdruk wordt verlaagd. Als iemand meer verdient gaat hij procentueel minder belasting betalen. Men vindt een progressieve belasting rechtvaardig. Als iemand meer verdient, moet hij in verhouding meer belasting betalen. Systeem BTW De omzetbelasting is precies hetzelfde als de BTW. De BTW staat voor belasting over de toegevoegde waarde. Dit is waar de ondernemer de belasting over betaalt. Een ondernemer hoeft dus alleen belasting te betalen over de waarde die door hem toegevoegd wordt. De BTW die deze ondernemer heeft betaald bij de inkoop van grondstoffen, mag worden afgetrokken van de te betalen belasting. Facebook.com/SlimStuderen 2 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Stel ondernemer A maakt een product en verkoopt dit product aan ondernemer B. Ondernemer A moet 210 euro BTW betalen aan de fiscus. Ondernemer B verwerkt het product en verkoopt dit door aan ondernemer C. De totale omzetbelasting die B moet betalen is 315 euro. Hij heeft al 210 euro betaald en dit mag hier van worden afgehaald. Ondernemer B moet dus uiteindelijk 105 euro BTW afdragen aan de fiscus. Vervolgens verwerkt ondernemer B het product en verkoopt dit aan ondernemer C. Ondernemer C moet 420 euro aan BTW betalen. Hij heeft al 315 euro betaald. Uiteindelijk moet ondernemer C 105 euro BTW afdragen aan de fiscus. De consument moet uiteindelijk de BTW betalen. Onderneming A, B en C hebben de BTW afgedragen. Het bedrag drukt bij de consument, maar wordt afgedragen door één of meerdere ondernemers. Elke schakel moet de belasting afdragen, omdat alle ondernemers waarde toevoegen. Deze manier van heffen heeft twee verschillende voordelen. Allereerst wordt de betaling verspreid over de tijd. Elke ondernemer moet een deel van de omzetbelasting afdragen. Elke ondernemer zal op een ander moment waarde toevoegen. Een ander voordeel is dat het risico verkleind wordt. Als één ondernemer de BTW niet betaalt, wordt maar een klein deel van de totale BTW niet betaald. De andere ondernemers zullen de belasting wel op tijd betalen en dit zorgt ervoor dat de overheid een inkomen heeft. Verdrag van Rome Voor dat het verdrag van Rome er was waren er geen regels voor de omzetbelasting. Dit zorgde ervoor dat er belasting over belasting betaald moest worden. De belastingdruk was veel lager als een product op één plek werd gemaakt. Het verdrag van Rome werd gemaakt om de omzetbelasting en accijnzen te harmoniseren. Dit heeft geleid tot het ontwikkelen van het systeem van BTW. Het systeem van BTW is gebaseerd op richtlijnen. In de richtlijn staat hoe het systeem werkt. De verschillende staten moeten deze richtlijn overnemer in hun eigen wet. Elk land moet dit zelf omzetten in een wet, waardoor er verschillen kunnen zijn tussen de verschillende lidstaten. De richtlijn kan ook worden aangepast. De tijden veranderen dus de richtlijn moet hieraan kunnen worden aangepast. Belastingplichtige Het is belangrijk om te weten wie de belastingplichtige is. Een ondernemer is belastingplichtig. Iemand wordt voor de BTW veel sneller als ondernemer gedefinieerd dan bij de vennootschapsbelasting. In de wet staat dat het gaat om een ieder die zelfstandig een economische activiteit bedrijft, ongeacht het doel. Een ondernemer kan de kosten die gemaakt zijn ook terugvragen. Deze kosten kunnen ook teruggevraagd worden als er geen omzet is of een kleine omzet. Allereerst wordt er dus gekeken of iemand belastingplichtig is voor de BTW. Vervolgens wordt er gekeken naar het soort onderneming. Hierbij wordt er gekeken of er sprake is van een levering, een dienst of een import. Daarna wordt er gekeken waar de onderneming is. Hierbij gaat het erom of het binnen of buiten Europa is. Vervolgens wordt er gekeken waarover belasting betaald moet worden. Dan wordt er gekeken welk tarief er betaald moet worden. Er is een normaal tarief en een verlaagd tarief. Vervolgens wordt er gekeken of er sprake is van een vrijstelling. Daarna kijkt men hoe er wordt geheven. Dan wordt er gekeken of er sprake is van een uitzondering. Tot slot wordt er gekeken of er sprake is van een aftrekbare voorbelasting. Als alle deze vragen beantwoord worden, kunnen problemen opgelost worden. Dit is dus een handig stappenplan. Ondernemerschap De belastingplichtige is de ondernemer. Dit staat omschreven in Art 7 van de omzetbelasting. In dit artikel staat beschreven wie de ondernemer is. In het artikel staat ongeacht het oogmerk. Het maakt bij de omzetbelasting dus niet uit of de ondernemer een winst wil behalen of niet. Facebook.com/SlimStuderen 3 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Stel een stichting haalt geld op door te collecteren en daarnaast verkoopt de stichting knuffels. Het gaat in dit geval om een stichting zonder winstdoel. Dan is deze organisatie BTW-plichtig, want ze is zelfstandig actief in het economisch verkeer. Dit kan ook op een andere manier bekeken worden. In de sector van het verkopen van knuffels is de stichting in concurrentie met bedrijven die ook knuffels verkopen. In het artikel staat ook dat het gaat om een ieder. Hiermee wordt iedereen bedoeld. Het kan gaan om een natuurlijk persoon, een rechtspersoon, een samenwerkingsverband, een maatschap, een samenwerkende groep, een entiteit, een binnenlandse ondernemer of een buitenlandse vaste inrichting. Een muziekband moet BTW betalen. De ondernemer voor de BTW is de groep. Een band zal eerst BTW moeten betalen, bijvoorbeeld bij het huren van een zaal. Vervolgens zal de band ook omzetbelasting moeten betalen. De omzetbelasting moet betaald worden over de overgebleven opbrengsten. Als de band als een hobby gezien wordt, hoeft er geen omzetbelasting betaald te worden. Een buitenlands bedrijf kan in Nederland een bedrijf opzetten, zonder in Nederland een BV op te richten. De BTW moet in Nederland betaald worden. De producten worden namelijk in Nederland geconsumeerd. Ook een vaste inrichting van een buitenlands bedrijf in Nederland moet in Nederland BTW betalen. Een Oostenrijker had zonnepanelen op zijn dak neergelegd. Dit leverde zoveel energie op dat hij energie overhad. Deze energie werd verkocht aan een energiebedrijf. De Oostenrijker vond dat hij een ondernemer was voor de BTW. Dit betekent dat de BTW die betaald is over de zonnepanelen als kosten wordt beschouwd. De BTW die betaald is kan verrekend worden met de BTW die betaald moet worden. In dit geval is de BTW die betaald moet worden veel lager dan de BTW die teruggevraagd mag worden. Het Europees hof van justitie heeft deze zaak behandeld. De wet is namelijk gebaseerd op een Europese richtlijn. Er is besloten dat dit mag. het gaat om een duurzame economische activiteit en de man is zelfstandig. Bij de BTW wordt er niet gekeken naar het oogmerk. De man wil geen winst maken, maar dit speelt geen rol bij de BTW. Thuiswerkers, zoals bijvoorbeeld garnalenpellers, zijn niet zelfstandig. Een garnalenpeller krijgt betaald per hoeveelheid en niet per uur. Dit is niet genoeg om iemand als zelfstandig te bestempelen. Als een thuiswerker maar voor één bedrijf werkt en zelf geen investering hoeft te doen, dan is de thuiswerker niet zelfstandig. Bij de medewerkers van weightwatchers is besloten dat er sprake is van zelfstandigheid. De medewerkers moeten namelijk alles zelf doen. Er moet voor gezorgd worden dat er klanten zijn en ze moeten zelf zorgen voor genoeg materiaal. Als iemand zelfstandig genoeg is, moet er BTW afgedragen worden. Dit zorgt er ook voor dat de betaalde BTW mag worden afgetrokken. Vrijstellingen Er is een aantal vrijgestelde ondernemingen die geen BTW hoeven te betalen. Dit is bijvoorbeeld de politie. Een onderneming hoeft geen BTW te betalen als het een onderdeel is van de overheid. Een politietaak is het handhaven van de veiligheid en dit is een overheidstaak. Er is een verschil tussen de politie en een ordehandhaving, namelijk dat de ordehandhaving wel een ondernemer is. Een ordehandhaving wordt betaald en werkt zelfstandig. De politie is een overheidstaak. Hier wordt niet voor betaald. De overheid mag hierbij niet in concurrentie treden met een BTW-plichtige. Een universiteit moet over sommige delen wel BTW afdragen, maar niet voor onderwijs. Alle vormen van onderwijs zijn vrijgesteld van BTW. Facebook.com/SlimStuderen 4 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Hierbij is dus geen concurrentie met een BTW-plichtige. De overheid bouwt ook een aantal gebouwen. Er zijn ook andere bedrijven die dit doen. Deze bedrijven moeten wel BTW betalen en er is dus concurrentie met een BTW-plichtige onderneming. Ook de overheid moet in dat geval BTW betalen. Voor sommige activiteiten is vastgesteld dat de overheid altijd belasting moet betalen. Dit is het bijvoorbeeld het geval bij de telecom, nutsbedrijven, het havenbedrijf en de levering van grond. Hier moet altijd BTW over betaald worden. Stel er wordt een fietsenstalling gebouwd naast het centraal station en er wordt geld gevraagd voor het stallen van fietsen. Er zijn ook andere fietsenstallingen. De eigenaren van de andere fietsenstallingen moeten BTW betalen. Ook de overheid moet BTW afdragen voor de fietsenstalling. Dit is namelijk geen specifieke taak van de gemeente. Bij het aanschaffen van een paspoort moet er betaald worden. De gemeente is de enige die een paspoort mag uitgeven, dus dit is een taak van de overheid. Er hoeft geen BTW betaald te worden, want er is geen concurrentie met een BTW plichtige. Er is een gemeentelijk theater. Er zijn meerdere theaters, dus er is concurrentie met een BTW plichtige. Het is geen specifieke taak van de overheid, dus er moet BTW betaald worden. De gemeente regelt dat er verlichting is en dat huisvuil opgehaald wordt. Een inwoner moet hier heffingen voor betalen. Dit is een overheidstaak en dit wordt dus niet belast. Er zijn ook bedrijven die vuil laten afvoeren. De bedrijven moeten hier ook voor betalen. Er zijn meerdere bedrijven die het afval van bedrijven ophalen. Op dit gebied zijn er dus wel concurrenten. Voor het ophalen van bedrijfsvuil moet er wel BTW betaald worden (wat een bedrijf vervolgens weer kan aftrekken van de te betalen BTW). Het ophalen van huisvuil is dus onbelast en het ophalen van bedrijfsafval is wel belast. Levering Een levering van een goed is de overdracht van een macht om als eigenaar over een goed te beschikken. Soms is het lastig om een product te leveren en soms heel makkelijk. Bij de verkoop van een woning is de levering lastig en bij de verkoop van een brood gaat de levering heel makkelijk. Een goed is in beginsel iets dat vastgepakt kan worden. Sommige goederen kunnen niet vastgepakt worden, zoals gas en elektriciteit. Een aantal van deze immateriële goederen worden toch als goed gezien. Deze goederen zijn opgesomd in de wet. Stel iemand heeft een oude fiets waar geen gebruik van wordt gemaakt. Een buurjongen neemt deze fiets over voor een fles wijn. Er vinden in dit geval twee leveringen plaats, namelijk de levering van een fles wijn en de levering van een fiets. Als beiden een bedrijf hebben dat niets met fietsen en wijn te maken heeft, dan valt deze levering buiten de onderneming. Dit is een levering in eigen kring. Dit valt buiten de sfeer van de economische kring. Er hoeft in dit geval geen BTW betaald te worden. Als iets verboden is, dan is het niet belast met het BTW. Er is een zaak geweest waarbij drugs werden ingevoerd. Deze organisatie is ontdekt bij de douane en de douane wilde hier BTW voor heffen. Er is besloten dat er geen BTW over betaald kan worden. Drugs zijn verboden, dus er is geen BTW heffing mogelijk. In een coffeeshop hoeft er dus ook geen BTW betaald te worden. Facebook.com/SlimStuderen 5 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Hoorcollege 2 In dit hoorcollege wordt er verder ingegaan op de omzetbelasting. Eerst wordt er gekeken naar diensten. Tot slot wordt er ook gekeken naar invoer en uitvoer van producten en naar enkele vrijstellingen. Diensten De diensten staan vermeld in art 4 van de wet op de omzetbelasting. Elke handeling, waarbij geen levering van een product is en waar wel een vergoeding voor wordt ontvangen, is een dienst. Een schoonmaakbedrijf maakt bij iemand thuis schoon. Er is geen levering van een product en er wordt wel een vergoeding voor ontvangen. Dit is dus een dienst. Hier moet BTW over betaald worden. Dit geldt ook voor andere diensten, zoals reparatie en onderhoud. Er kan ook BTW verschuldigd zijn voor iets niet doen. Er is een huurcontract gesloten voor een winkelpand. Na 2 jaar is er een verbouwing en de winkeleigenaar moet weg uit het pand. Het contract wordt in dat geval ontbonden. De winkeleigenaar kan een vergoeding krijgen om eerder weg te gaan. De verhuurder betaalt dit bedrag aan de winkeleigenaar. In dit geval is de BTW geen probleem, want de winkeleigenaar kan de BTW als aftrekpost gebruiken. Het is wel een probleem als het gaat om een instelling die geen BTW hoeft te betalen. De BTW kan in dat geval niet afgetrokken worden. Als een winkel op de universiteit verplaatst moet worden, kan hiervoor een vergoeding worden verkregen. De universiteit moet hier BTW voor betalen en dit kan niet afgetrokken worden. Het bedrag om iemand te laten vertrekken is dus eigenlijk 21% hoger. Vaak wordt de BTW vergeten. Dit kan niet op een later tijdstip verrekend worden. Voor de BTW bij een dienst moet er sprake zijn van een vergoeding en deze vergoeding moet rechtstreeks verbonden zijn met de prestatie. Stel een bedrijf probeert de verkoop van appels te promoten. Dit kan via een reclame voor de volksgezondheid. Verschillende appeltelers betalen contributie aan deze organisatie. Voor de reclame moet belasting betaald worden. De contributie mag niet als een vergoeding worden gezien. Een contributie heeft namelijk geen rechtstreeks verband met de prestatie. Dit betekent dat de organisatie geen BTW betaalt over de vergoeding en dat er geen aftrekpost is voor de BTW. Bij de ANWB is dit ook het geval als iemand alleen lid is van de ANWB. Als iemand ook lid is van de pechdienst, dan is er wel sprake van een dienst tegen vergoeding. Er kan namelijk een prestatie worden afgedwongen worden op het moment dat het nodig is. Een orgeldraaier hoeft geen BTW te betalen over het bedrag dat hij ophaalt. Dit is besloten door het hof van justitie. Er is van te voren namelijk geen contract afgesloten tussen de orgeldraaier en de mensen die geld geven. Het gaat daardoor niet om een bedongen vergoeding. Ook als de orgeldraaier geen vergoeding krijgt, speelt hij door. Het kan ook voorkomen dat de orgeldraaier voor een feestje wordt ingehuurd. In dat geval wordt er een contract opgesteld. Er is van tevoren een bedrag afgesproken en daar moet wel BTW over betaald worden. Een subsidie is in sommige gevallen belast en in sommige gevallen niet. Stel er is een theater dat financiële moeilijkheden heeft. Mensen moeten betalen om naar een voorstelling te gaan. De inkomsten zijn niet genoeg om alle kosten te vergoeden. Het theater gaat naar de gemeente om een subsidie te vragen. Het tekort is 1 miljoen. De rechter heeft geoordeeld dat hier geen BTW over betaald hoeft te worden. Er is namelijk geen verband tussen de subsidie en de prijs van het kaartje. Daarnaast is er ook geen dienst van het theater aan de gemeente. De gemeente mag geen gebruik maken van het theater. Als dat het geval was, is er een betaling voor het verbruik. In dit geval is de subsidie wel belast. Facebook.com/SlimStuderen 6 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Dit is het vergelijkbaar met het arrest van Mohr. Deze boer kreeg een subsidie om te stoppen met het produceren van melk. Er was in die tijd veel te veel melk. Ook hier staat geen prestatie tegenover en hier hoeft geen BTW over betaald te worden. Er hoeft dus geen BTW betaald te worden als er geen direct verband is tussen een subsidie en een prestatie. Er hoeft ook geen BTW afgedragen te worden als het gaat om een bijdrage die het algemeen belang bevordert. Tot slot hoeft er geen BTW betaald te worden als er van tevoren geen afspraak gemaakt wordt. Het kan ook voorkomen dat een bedrijf voor andere factoren wel BTW moet betalen. Een bedrijf kan uit meerdere onderdelen bestaan en het kan zijn dat sommige onderdelen niet belast worden en andere wel. Plaats Als bekend is dat iemand BTW-plichtig is moet gekeken worden waar de activiteit plaatsvindt. Er hoeft alleen belasting betaald te worden waar de consumptie plaatsvindt. Dit wordt ook wel het bestemmingslandbeginsel genoemd. Er wordt dus gekeken naar de plaats van het gebruik van een product. Als iemand uit het buitenland in Nederland op vakantie is en hier een drankje drinkt, dan moet er Nederlandse omzetbelasting betaald worden. Het maakt dus niet uit of het een Nederlander is of niet. Als een product de grens overgaat wordt de BTW geheven bij de invoer. Als een vakantieganger uit Nederland spullen uit het buitenland meeneemt naar Nederland hoeft er in de meeste gevallen geen BTW betaald te worden. Er is een vrijstelling voor de eerste 400 euro. Als iemand voor meer dan 400 euro goederen heeft meegenomen, dan moet er wel BTW betaald wordt. Dit wordt steekproefsgewijs getest bij de douane. Als er een duur product wordt gekocht in het buitenland, dan moet daar belasting over betaald worden. Als aangetoond wordt dat die belasting betaald is, kan de belasting teruggevraagd worden bij de uitvoer. Zwitserland en Noorwegen zijn geen lid van de EU. Als een product vanuit Zwitserland naar de EU getransporteerd wordt, moet er bij aankomst in het EU-land belasting betaald worden. Als de consument dit niet zelf aangeeft bij de douane, moet er een boete betaald worden. Er is dus een heffing van BTW bij de invoer en een teruggave van de BTW bij de uitvoer. Goederen kunnen ook van de ene EU-lidstaat naar een andere EU-lidstaat getransporteerd worden. Bij invoer wordt er niet gekeken naar lidstaten van de EU. Het gaat bij invoer om producten die van een niet EU-land naar een EU-land getransporteerd worden. Als een vakantieganger vanuit Nederland naar Duitsland gaat is er geen grens en dus ook geen douane. In dat geval wordt de BTW betaald in het land waar het product gekocht is. Deze BTW kan niet teruggevraagd worden bij de uitvoer, maar er hoeft ook geen BTW betaald te worden bij de invoer. Er kan een belastingverschil zijn tussen twee EU lidstaten, maar dit is geen probleem. Het kan ook voorkomen dat een consument niet hoeft te reizen om producten uit een ander land te kopen. Een Nederlander kan in een webwinkel een product bestellen in Duitsland. Het gaat vaak om grote zendingen vanuit het buitenland naar Nederland. In dat geval is er wel een Nederlandse BTW verschuldigd. Voor afstandsverkopen is er een speciale regel. Als het bedrijf meer dan 100.000 euro omzet heeft in een ander land, dan moet de onderneming ook in dat land belasting betalen. Dit bedrijf moet dan belasting gaan afdragen aan de Nederlandse belastingdienst. Facebook.com/SlimStuderen 7 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Er is nu gekeken naar de levering van goederen. Er zijn ook diensten die niet gekoppeld zijn aan een product. Dit kan bijvoorbeeld gaan om muziek of games. In dat geval is er geen overdracht per post. De levering vindt online plaats. Er wordt betaald via internet en het spel wordt via het internet verzonden. Hier wordt geen Nederlandse BTW over betaald. De BTW wordt betaald in het land waar de onderneming gevestigd is. Hier komt verandering in. Elektronische- en telecomdiensten worden vanaf het jaar 2015 belast in het land waar van de dienst gebruik gemaakt wordt. Nu wordt dit dus nog niet belast in Nederland, maar vanaf 1 januari 2015 wel. Een bedrijf moet bij de nieuwe regeling in heel veel verschillende landen BTW gaan betalen. Dit wordt geregeld met het MOS. Als een bedrijf in Luxemburg gevestigd is, moet het bedrijf in Luxemburg aangifte doen voor alle landen. Voor elk land wordt de omzet aangegeven en wordt de belasting berekend. De Luxemburgse belastingdienst krijgt alle belasting en maakt dit vervolgens over naar de andere lidstaten. Voor landen buiten EU moet er bij de grens BTW betaald worden en kan de BTW teruggevraagd worden. Als de BTW niet wordt teruggevraagd, moet er bij invoer alsnog belasting betaald worden. Dit kan leiden tot een dubbele belasting. Dit kan niet verrekend worden. Als de invoer onder de 400 euro blijft, hoeft dit niet aangegeven te worden. De BTW hoeft ook niet aangegeven te worden als de BTW wel teruggekregen is. Als een Duits bedrijf goederen verkoopt aan een Nederlands bedrijf dan is er een transactie tussen twee bedrijven. Een transactie tussen een groothandel in land A en een detailhandel in land B. Beide landen zijn lidstaten van de EU. In land A is 15% BTW en in land B is 21% BTW. Er is sprake van een intracommunautaire levering. Dit is belast tegen het 0% tarief. Er is een tarief van 0% bij de invoer. De groothandel moet wel een melding maken van de bedrijven aan wie hij verkocht heeft en hij moet het BTWnummer van dat land doorgeven. De gegevens van beide landen worden met elkaar vergeleken. De levering van land A moet kloppen met de ontvangsten van bedrijf B. Bij de invoer geldt het 0% tarief. Bij de verkoop in land B wordt de belasting wel berekend. De consument moet de belasting betalen en de onderneming draagt dit af aan de fiscus. Ondernemers kunnen de grensformaliteiten vereenvoudigen door gebruik te maken van de verleggingsregeling, de buitenlandse ondernemer die eerst altijd aangifte deed, laat dit nu over aan de ondernemer voor wie de goederen bestemd zijn. Er kan ook iets misgaan. De groothandel kan de spullen verkopen, maar de Nederlandse onderneming geeft niets op. De goederen worden zwart verkocht aan de consument. De aangifte in Nederland is niet gedaan, er is sprake van een mismatch. Wanneer dit gebeurt wordt er een onderzoek gedaan. Er wordt gekeken aan wie de groothandel de producten verkocht heeft. Het kan ook voorkomen dat er een inspectie is bij de detailhandel. Het kan voorkomen dat de BTW op deze manier verloren gaat. Er kan ook sprake zijn van een carrousel. Producten gaan vaak de grens over door de producten te verkopen aan tussenhandelaren. Er wordt door sommige wel BTW betaald en door sommige niet. Op deze manier kunnen bedrijven de BTW betaling ontlopen, maar wel veel BTW terugvragen. Dit zorgt voor grote BTW-fraude. Als er sprake is van fraude, kan de directeur van een BV aangepakt worden. Deze directeur kan wel gevonden worden, maar heeft vaak zelf geen geld. Dit is meestal niet degene die veel geld verdient. De plaats van levering is de plaats waar de goederen aanvangen. Er kan ook gekeken worden waar het product zich bevindt. Hierop is een aantal uitzonderingen. Dit geldt niet in een vliegtuig, schip en trein. Producten die aan boord worden gekocht worden dan in allerlei verschillende landen belast. Het ene broodje wordt bijvoorbeeld in Nederland verkocht en een ander broodje wordt in Frankrijk verkocht. Afgesproken is dat de BTW betaald moet worden in het land waaruit de trein, het schip of vliegtuig vertrekt. Facebook.com/SlimStuderen 8 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Als er transacties zijn tussen twee bedrijven, dan moet er belasting betaald worden in het land waar de afnemer woont of gevestigd is. Als het gaat om een bedrijf en de consument dan gaat het nu nog om het vestigingsland van de onderneming. Vanaf januari wordt er gekeken naar het land waar de consument gevestigd is. Uitzonderingen De eerste uitzondering is een uitzondering voor diensten met betrekking tot een onroerend goed. In dat geval moet de BTW gekoppeld worden aan de plaats van de ligging van onroerend goed. Een Nederlander kan een Belgische schilder laten komen om een Nederlands huis te verven. In dat geval moet er Nederlandse BTW betaald worden. Dit voorkomt een concurrentienadeel voor Nederlandse schilders. Dit geldt ook voor passagiersvervoer en culturele activiteiten. Dit geeft wel enkele complicaties. Bij een groot evenement zijn allerlei bedrijven betrokken. Alle BTW moet betaald worden in het land waar de activiteit plaatsvindt. Er zijn nog een aantal andere uitzonderingen. Vervoer voor de korte termijn is belast in het land waar de activiteit plaatsvindt. Als een auto wordt verhuurd in Spanje, dan moet het verhuurbedrijf belasting betalen in Spanje en niet in het land waar het bedrijf is gevestigd. Een onderneming kan ook proberen de belasting die betaald is voor de activiteit, terug te vragen. De belasting wordt in dat geval in het eigen land betaald. In sommige landen is het moeilijk om belasting terug te krijgen. In Italië is dit bijvoorbeeld heel lastig. De Italiaanse overheid heeft vragen aan de onderneming. Deze vragen moeten beantwoord worden. Er mogen door de overheid alleen brieven verstuurd worden binnen Italië. De vragen kunnen niet verstuurd worden en dus kan de belasting niet teruggeven worden. Maatstaf van heffing en tarieven Vervolgens kan er gekeken worden waarover belasting betaald moet worden. Dit wordt ook wel de maatstaf van heffing genoemd. In de meeste gevallen gaat het om een geldwaarde. In sommige gevallen kan het ook om een levering in natura gaan. Soms is er veel discussie over de waarde van een product. Als een consument korting krijgt, dan krijgt de winkel minder geld binnen. De winkel wil alleen over het ontvangen bedrag belasting betalen. De winkel krijgt vaak een vergoeding van de fabrikant. Er is vaak discussie of er over het deel dat de fabrikant vergoed ook belasting betaald moet worden. In Nederland kan er een onderscheid gemaakt worden tussen het normale tarief en het verlaagde tarief. Het normale tarief is 21% en het verlaagde tarief is 6%. De EU probeert de tarieven in de EU te harmoniseren. Er is een minimumtarief van 15% en een maximumtarief van 25%. Dit tarief wordt door veel landen overschreden. Ieder land mag een eigen tarief vaststellen. De hoogte van de BTW zal vaak afhangen van de overheidsschuld. Er is een verlaagd tarief voor bijvoorbeeld eerste levensbehoefte, schoenmaker, fietsenmaker, podiumkunsten, onderhoud van huizen en gelegenheid tot sport. Landen mogen een verlaagd tarief hebben, maar dit mag voor een beperkt aantal producten. Vrijstellingen Een aantal ondernemingen is vrijgesteld van de BTW. Dit zijn bijvoorbeeld gezondheidszorg en onderwijs. Dit zijn goederen en diensten voor het algemeen belang. Iedereen heeft hier profijt van. Als een organisatie vrijgesteld is, dan mogen de kosten ook niet afgetrokken worden. Facebook.com/SlimStuderen 9 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Stel er wordt een dienst geleverd die vrijgesteld is en deze onderneming moet producten inkopen. In dit geval zal er wel BTW betaald moeten worden. Dit mag niet worden afgetrokken. Deze BTW zal worden opgeteld bij de kostprijs. Als deze organisatie het product doorverkoopt is de prijs van het product toegenomen. Deze organisatie zal wel BTW heffen. Er is sprake van een dubbele BTW-heffing. Het is dus niet gunstig om de BTW-vrijstelling te hebben in het midden van een waardeketen, dan is er sprake van een BTW cumulatie. Als een vrijstelling van toepassing is, dan is de vrijstelling verplicht. Een onderneming kan er niet voor kiezen om de BTW wel te betalen en zo ook de BTW af te trekken. Voorbeelden van vrijgestelde organisaties zijn medische organisaties, de bancaire sector, verzekeringsbedrijven en postdiensten. De vrijstellingen staan in art 11 van de wet op de omzetbelasting. Bij onderwijs is er ook sprake van een vrijstelling. Het gaat zowel om door de overheid gefinancierd onderwijs als om commercieel onderwijs. Tot op zekere hoogte zijn er vrijstellingen voor de fondsenwervende activiteiten. Over de contributie van een sportvereniging hoeft geen BTW betaald te worden. Vaak is er niet alleen een sportvereniging, maar ook een kantine. Die valt niet onder de vrijstelling. De kantine treedt in concurrentie met andere ondernemingen. Bij de sportkantine is er een vrijgesteld bedrag. Als de omzet onder de 68.000 euro blijft, hoeft hier geen belasting over betaald te worden. Een arts is vrijgesteld van de BTW. Een arts kan daarnaast ook andere tests uitvoeren, bijvoorbeeld om het risico voor een verzekeringsbedrijf te bepalen. Er is besloten dat er in dat geval BTW betaald moet worden, omdat het niet gericht is op de gezondheid van de consument. De BTW die betaald wordt is onmiddellijk aftrekbaar. Bij vrijgestelde organisaties is er geen aftrek mogelijk. Het kan ook voorkomen dat een onderneming vrijgestelde en niet vrijgestelde diensten levert. Een deel wordt dan wel belast en het andere deel wordt niet belast. Er is geen aftrek voor goederen die privé gebruikt worden. Hierop is de auto een uitzondering. Alle kosten van een auto mogen gezien worden als bedrijfskosten. Per jaar moet er bijtelling voor de auto betaald worden. Er is ook een speciale landbouwregeling. Er hoeft geen BTW berekend te worden en er is sprake van een forfaitaire aftrek. Als de af te dragen BTW erg laag is, hoeft er helemaal geen BTW betaald te worden. Dit is om hoge administratiekosten te voorkomen. Tot slot is er een speciale margeregeling voor kunst, antiek en gebruikte goederen. Deze goederen worden eerst door de consument gebruikt. Vervolgens kan het weer ingekocht worden door handelaren en daarna weer doorverkopen. Als over het hele bedrag BTW betaald moet worden is er sprake van een dubbele belastingheffing. Er hoeft in dat geval alleen BTW betaald te worden over de winstmarge. Facebook.com/SlimStuderen 10 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Sommencollege 1: In dit sommencollege wordt er gekeken naar een aantal vragen van oude tentamens. Hierbij gaat het over de instrumentele functie, de winst uit onderneming en aanmerkelijk belang. De vragen en antwoorden zijn terug te vinden op Blackboard. Hieronder staat een korte uitleg over de onderwerpen die in de vragen langskomen. Vraag 1 De overheid heeft geld nodig om de economie te organiseren. Dit is de budgettaire functie van de overheid. De instrumentele functie wordt steeds belangrijker. De overheid gebruikt de belastingheffing steeds vaker om de bevolking te sturen. De overheid kan consumenten stimuleren, bijvoorbeeld door subsidies, en consumenten afremmen met behulp van accijnzen. Toepassing van de automatische inflatiecorrectie heeft geen invloed op de instrumentele functie. De tarieven moeten elk jaar geïndexeerd worden. De aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk zorgt ervoor dat ondernemers gestimuleerd worden om te investeren. De overheid probeert hiermee dus te stimuleren om te investeren. Dit is een bedrag dat van de winst mag worden afgetrokken. Dit is een instrumentele functie van de overheid. De investeringsaftrek is een aftrek voor een investering. Dit is een vast bedrag of een percentage van de investering. Dit wordt afgetrokken van de winst. Hierdoor worden investeringen gestimuleerd. De accijns op sterke drank zorgt ervoor dat alcohol drinken duurder wordt. Op deze manier probeert de overheid het alcoholgebruik te verminderen. Vraag 2 Liquiditeitsruimte verruimen betekent dat een bedrijf meer geld heeft om te besteden. Dit wordt niet bereikt door de bodemwaarde van de WOZ waarde van 50% te verhogen naar 100%. Er mag 100% afgeschreven worden als het pand niet in eigen gebruik is. Verhoging van de bodemwaarde is nadelig voor een onderneming. Er mag in dit geval minder afgeschreven worden. Een bedrijf heeft dan minder te besteden. Bij de verhoging van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek is er een hogere investeringsaftrek. Dit zorgt ervoor dat een bedrijf meer te besteden heeft. Bij een verruiming van willekeurige afschrijving mag een bedrijf meer afschrijven, waardoor de kosten hoger zijn. Dit mag worden afgetrokken van de winst. Een bedrijf heeft daardoor meer te besteden. Bij de verruiming van de achterwaartse verliesverrekening kan dit een belastingvoordeel opleveren. Het verlies mag gecorrigeerd worden met een aantal jaar geleden. Een onderneming kan hierdoor geld terugkrijgen van de belasting. Dit is voordelig voor de belastingplichtige. Dit zorgt ervoor dat een bedrijf meer te besteden heeft. Vraag 3 Een accijns op sigaretten komt voort uit de instrumentele functie van belastingheffing. De milieuheffingen zijn er om mensen milieubewuster te maken. Ook dit is een instrumenteel. De studiefinanciering is om te stimuleren dat studenten gaan studeren. De hoogte van de vennootschapsbelasting heeft niet te maken met de instrumentele functie. Vraag 4 De nominale premie van een zorgverzekering moet rechtstreeks betaald worden aan de zorgverzekeraar. De inkomensafhankelijke betaling wordt door de werkgever ingehouden en dus niet overgemaakt naar de zorgverzekeraar. Een gezin heeft in sommige gevallen recht op zorgtoeslag. Dit hangt af van het inkomen. Personen onder de 18 zijn wel verzekerd, maar hoeven geen premie te betalen. Vraag 5 Voordat er gekeken wordt of er belasting over het inkomen betaald moet worden, moet er eerst gekeken worden of er sprake is van een bron van inkomen. Soms is dit heel duidelijk, soms is dit niet duidelijk. Facebook.com/SlimStuderen 11 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Vervolgens wordt er gekeken waar dit belast kan worden. Arbeid kan belast worden als winst uit onderneming, winst als loon en opbrengst uit overige werkzaamheid. Een bron van inkomen is vastgesteld in de jurisprudentie en staat niet in de wet. Het moet gaan om deelname in het economisch verkeer, er moet een winstdoel zijn en er moet een redelijke verwachting van winst zijn. Als er realistisch gezien geen winst verwacht wordt, dan kunnen de kosten niet afgetrokken worden. Vraag 6 De inhouding van de loonbelasting kan verkeerd berekend worden. Als de fout lager is dan 45 euro dan hoeft hier geen aangifte over gedaan te worden. De premies van de werknemersverzekeringen worden niet geheven via de aanslagsystematiek. De premies worden door de werknemer betaald. Dit wordt ingehouden door de werkgever. De aanslagsystematiek geldt wel voor de inkomstenbelasting. De belastingdienst stuurt een aanslag op en deze moet betaald worden. De premie werknemersverzekering is een aangiftebelasting. Dit wordt ingehouden op het salaris en afgedragen aan de fiscus. De drie kernbegrippen voor de loonbelasting zijn werknemer, inhoudingsplichtige en dienstbetrekking. Deze begrippen staan uitgewerkt in de wet. Hier zijn allerlei vereisten voor. Bij een dienstbetrekking gaat het om een gezagsverhouding, verplichting om een prestatie te leveren en de verplichting om een loon te betalen. In sommige gevallen is dit lastig vast te stellen. Premieheffingen zijn officieel geen belasting, maar de kenmerken zijn hetzelfde als die van een belasting. De belastingen en de verzekeringen worden tegelijkertijd betaald. Vraag 7 Bij een dienstbetrekking is de gezagsverhouding erg belangrijk. Het is voldoende als de werkgever opdrachten en aanwijzingen mag geven. Dit hoeft in werkelijkheid niet gedaan worden. Er moet ook sprake zijn van een prestatie en een betaling. Als iemand betaald krijgt om een opleiding te volgen om later in dienst te treden, mag dit niet gezien worden als het verrichten van arbeid. Vraag 8 De premieheffing volksverzekeringen moet betaald worden door inwoners van Nederland. Dit hoeft dus niet door alle Nederlanders betaald te worden. Verliezen uit een onderneming mogen als aftrekpost in box 1 gebruikt worden. De positieve opbrengsten van het loon worden ook belast in box 1. De verliezen van de onderneming mogen verrekend worden met de positieve opbrengsten van het loon. Dit is een verrekening binnen een box en dit is dus toegestaan. Alleen bedragen binnen een box mogen verrekend worden. Vraag 9 Een afdrachtvermindering komt terecht bij de werkgever. De werkgever hoeft hierdoor minder loonbelasting te betalen. Dit levert geen voordelen op voor de werknemer. Het netto loon van de werknemer zal hierdoor niet toenemen. De loonbelasting is een directe belasting, maar het lijkt op een indirecte belasting. De belastingplichtige is de werknemer. De werkgever houdt de belasting alleen in. Als een werknemer een kerstpakket krijgt, moet er eigenlijk belasting over betaald worden. Dit is nadelig en daarom wordt dit als een eindheffing genomen. Dit wordt geheven bij de werkgever. De werknemer hoeft dit niet te betalen en mag dit daarom ook niet als voorheffing aftrekken van het belastbaar inkomen. Een directeur-aandeelhouder heeft een groot deel van de aandelen van een onderneming in handen. In de wet staat dat er een minimaal loon nodig is voor de directeurgrootaandeelhouder. De directeur-grootaandeelhouder is in dienst bij de BV op basis van een fictieve dienstbetrekking. Er is dus geen schriftelijke overeenkomst nodig. Facebook.com/SlimStuderen 12 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Vraag 10 Als er te weinig belasting is betaald, wil de inspecteur dit navorderen. In sommige gevallen mag dit. Als iemand te kwader trouw is, is er geen nieuw feit nodig om na te vorderen. Dit staat in art 16 AWR. Dit geldt zowel voor de loonbelasting als de omzetbelasting. Voor een ambtelijke vergissing is er ook geen nieuw feit nodig. Dit geldt ook voor de loonbelasting. De loonbelasting staat beschreven in art 20 AWR. Voor het achteraf corrigeren van inkomensbestanddelen van buitenlanders is wel een nieuw feit nodig. Voor buitenlanders gelden dezelfde regels als voor mensen in het binnenland. Vraag 11 Er zijn een aantal antimisbruikwetten. Dit is nodig om onrechtvaardige voordelen te voorkomen. De algemene wet bestuursrecht is geen antimisbruikwet. Die gaat over de regels voor de belastingwet. De belastingdienst zit namelijk ook vast aan een aantal regels. De ketenwet is er voor de aannemers. De aannemers moeten de belasting afdragen. De wet Bestuurdersaansprakelijkheid is er om te zorgen dat een bestuurder aansprakelijk kan worden gesteld op het moment dat er sprake is van onbehoorlijk gedrag. De Faillisementswet is er ook om misbruik te voorkomen. Vraag 12 De herinvesteringsreserve is een winst die belast wordt in box 1. Dit kan alleen gevormd worden door iemand die een onderneming drijft. De boekwinst hoeft niet belast te worden, omdat een ondernemer die kan gebruiken om te herinvesteren. De boekwinst moet in mindering gebracht worden op de waarde van het nieuwe pand. Dit zorgt ervoor dat de afschrijvingen lager zijn. Dit wordt dus op een andere manier verrekend. Dit verschil zal op den duur verdwijnen. Het heeft dus wel effect op de jaarwinst, maar geen effect op de totaalwinst. De herinvesteringsreserve valt vrij bij staking. Dit wordt niet in één keer belast, maar per jaar. De fiscale oudedagreserve is er omdat een box 1 ondernemer geen pensioen kan opbouwen. Door middel van de oudedagreserve kan de ondernemer zijn eigen pensioen opbouwen. Vaak staat dit wel op de balans, maar dit geld is er niet. Bij een staking komt dit bedrag vrij en dit wordt belast met een hoog tarief. Als een bedrijf dit geld niet heeft, kan dit leiden tot liquiditeitsproblemen. Dit is een aftrekpost van de winst. Het geld dat door een onderneming in de oudedagreserve wordt gestopt, mag worden afgetrokken van de winst van die periode. Vraag 13 Een maatschap is een samenwerkingsvorm voor ondernemers. Een maatschap is bijvoorbeeld te zien in een ziekenhuis. Iemand kan zowel privé als in een BV deelnemen in een maatschap. De maatschap is voor de belasting transparant. Er wordt gekeken naar de personen achter de maatschap. Dit zijn de subjectieve ondernemingen. Elke subjectieve onderneming kan zelf beslissen of er een oudedagreserve wordt opgebouwd. De zelfstandigheidsaftrek mag gebruikt worden op het moment dat er sprake is van een onderneming en als er voldaan is aan het urencriterium. Een commanditair vennoot is geen ondernemer. De beherend vennoot is wel een ondernemer. Deze kan dus profiteren van de zelfstandigenaftrek. De investeringsaftrek geldt voor de belastingplichtige. Ook de commanditaire vennoot kan hier dus ook van gebruik maken. De MKB-winstvrijstelling kan niet door een BV worden benut. Deze vrijstelling is er om de winst van de ondernemer in box 1 te verlagen. Vraag 14 De afschrijving van onroerende zaken is verbonden met de WOZ-waarde. De afschrijving van onroerende zaken is tegen historische kostprijs. De afschrijving van de onroerende zaken wordt beperkt door de bodemwaarde. Ook de restwaarde zorgt voor een beperking van de restwaarde. Verhuurde panden en panden die horen bij het ondernemingsvermogen zijn niet in eigen verbruik. Deze mogen worden afgeschreven tot 100% van de WOZ waarde. Panden in eigen gebruik mogen worden afgeschreven tot 50% van de WOZ waarde. Facebook.com/SlimStuderen 13 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Vraag 15 Het vormen van een kostenegalisatiereserve mag niet met toekomstige kosten. De kostenegalisatiereserve gaat over kosten die betrekking hebben op het huidige jaar of het voorgaande jaar. Er mag geen rekening gehouden worden met de kosten die in de toekomst thuishoren. Een kostenegalisatiereserve mag wel gebruikt worden als de kosten nu al plaatsvinden, maar de uitgaven pas over een paar jaar plaatsvinden. Vraag 16 Een commanditaire vennoot kan profiteren van de investeringsaftrek. Deze aftrek is er niet alleen voor ondernemers. Een commanditaire vennoot kan niet profiteren van de zelfstandigenaftrek, omdat er niet aan het urencriterium is voldaan. Een terbeschikkingstellingsvrijstelling zorgt ervoor dat het gunstig is om een pand ter beschikking te stellen aan de eigen BV. Architecten die in een maatschap werken, kunnen ieder zelf bepalen of ze een oudedagreserve opbouwen. Vraag 17 Een autohandelaar kan zijn onderneming overdragen. De overheid wil voorkomen dat een ondernemer gebruik maakt van een investeringsaftrek en het product vervolgens verkoopt. Om dit te voorkomen moet de ondernemer een desinvesteringsbijtelling bij de winst optellen op het moment dat de investering binnen 5 jaar verkocht wordt. In dit geval wordt het bedrijfsmiddel na 7 jaar verkocht. Er is in dit geval dus geen sprake van een desinvesteringsbijtelling. Vraag 18 Verliezen mogen verrekend worden met winsten uit het verleden of met toekomstige winsten. Het is voordelig om dit zo snel mogelijk te verrekenen. Als het jaar daarvoor belasting is betaald over de winst, dan kan dit verlies terug gewenteld worden. In een eerder jaar is er te veel belasting betaald en de overheid moet deze belasting terugbetalen. Voor de inkomstenbelasting uit box 1 geldt dat de winst voor 3 jaar terug en 9 jaar vooruit verrekend mag worden. Ondernemingsverliezen zijn 9 jaar verrekenbaar. Vraag 19 De regeling inzake middeling houdt in dat drie aaneengesloten kalenderjaren met elkaar gemiddeld mogen worden om de belasting van box 1 te berekenen. In box 1 zijn er progressieve tarieven. Het is daarom gunstiger om een aantal jaren met elkaar te middelen, zodat het hoge tarief wegvalt. Er wordt gekeken welk tarief van toepassing is als er wordt gekeken naar drie jaar in plaats van naar één jaar. Vraag 20 Een onderneming zal eerst de oude verliezen compenseren en daarna de nieuwe verliezen. De nieuwe verliezen zijn nog langer verrekenbaar dan de oude verliezen. Verliezen in de vennootschapsbelasting kunnen 1 jaar terug en negen jaar vooruit worden verrekend. De achterwaartse verliesrekening gaat voor de voorwaartse verliesrekening. Verliezen zijn niet onbeperkt verrekenbaar met winsten. Vraag 21 Het gaat in dit geval om een natuurlijk persoon met een aanmerkelijk belang. Een persoon heeft een aanmerkelijk belang op het moment dat hij meer dan 5% van het aandelenkapitaal van een BV in handen heeft. De BV wordt belast met de vennootschapsbelasting. De aandeelhouder wordt belast in box 2. In box 2 worden de reguliere voordelen en de vervreemdingsvoordelen belast. De uitreiking van winst bonusaandelen wordt niet belast in box 2. Dit valt niet onder een regulier voordeel. De aandeelhouder gaat er in dit geval niet op vooruit. Een dividenduitkering wordt wel belast in box 2. Facebook.com/SlimStuderen 14 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Een lening van de aandeelhouder aan de BV met een te hoge rente moet ook belast worden in box 2. De BV moet te veel rente betalen aan de aandeelhouder. Dit is geen zakelijke transactie en dit moet gecorrigeerd worden. De aandeelhouder moet hier belasting over betalen. Dit is een regulier voordeel en dit wordt beschouwd als een verkapt dividend. Ook als er een teruggave van de aandelen is, waarbij meer wordt ontvangen dan er is betaald, is er sprake van een regulier voordeel. Vraag 22 Als een natuurlijk persoon 4% van de aandelen in handen heeft, dan is er niet altijd sprake van een algemeen belang. Er kan sprake zijn van een aanmerkelijk belang door de meetrekregel. Een natuurlijk persoon die 8% van de aandelen in handen heeft van een coöperatie, wordt ook gezien als een aanmerkelijk belang houder. Een persoon die 4% van de winstbewijzen heeft, heeft geen aanmerkelijk belang. Een rechtspersoon kan nooit een aanmerkelijk belang hebben. Vraag 23 Er is een BV met een aantal aandeelhouders. Dit zijn allemaal familieleden. Er is een antimisbruikbepaling om te voorkomen dat familieleden op deze manier onder de box 2 belasting uitkomen. Arie heeft 21 % en heeft hiermee een aanmerkelijk belang. Er wordt gekeken naar de partners samen. De partners samen hebben 24% van de aandelen in handen en ook hier is dus sprake van een aanmerkelijk belang. Het kind heeft ook 3% van de aandelen in handen. De vader heeft een aanmerkelijk belang en trekt het kind hierdoor mee. Alle drie de personen hebben een aanmerkelijk belang. Vraag 24 Op het moment dat iemand overlijdt, wordt dit als een afrekeningsmoment gezien. Bij de afrekening wordt er gekeken naar de waarde van de aandelen in het economisch verkeer. De waarde van de aandelen is gelijk aan 500.000 euro. De kostprijs van de aandelen waren 25.000 euro. De winst van 475.000 euro wordt belast. Vraag 25 Er wordt 100% van de aandelen gekocht in een onderneming. Dit wordt betaald met een lening en hierover moet rente betaald worden. Guusje heeft een aanmerkelijk belang in de onderneming. De rentekosten zijn 37.500 euro en de opbrengsten van het dividend zijn 20.000 euro. Het inkomen uit het aanmerkelijk belang is een negatief bedrag van 17.500 euro. Dit zijn aftrekbare kosten en deze kosten kunnen verrekend worden met het inkomen van werk en woning in box 1. Vraag 26 Een ondernemer kan kiezen om een onderneming te drijven als een natuurlijk persoon of als een rechtspersoon. De overheid wil niet dat iedere ondernemer naar box 2 vlucht vanwege fiscale voordelen. De overheid kan hiervoor maatregelen nemen. Dit kan niet door de fiscale oudedagsreserve te verkleinen. Dit kan ook niet door het aanmerkelijk belang tarief te verhogen of het tarief van de inkomstenbelasting te verhogen. Dit kan wel door de MKB-winstvrijstelling te verhogen. Facebook.com/SlimStuderen 15 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Aanvulling vanuit de literatuur: Harmonisatie omzetbelasting Er zijn meerdere richtlijnen die zijn gesteld door de Raad van Ministers van de Europese Unie, om te komen tot harmonisatie van belastingheffing. Vooral de zesde richtlijn is erg van belang. Deze richtlijn beoogt een volledige en gedetailleerde unificatie van de grondslag van de omzetbelasting te bewerkstelligen. Van de grondslag waarover de lidstaten belasting heffen, moet 0,1% worden afgedragen aan de EU. Bij de • • • omzetbelasting zijn de harmonisatiefasen goed herkenbaar: Harmonisatie van de heffingsstructuur; Harmonisatie van de heffingsgrondslag; Harmonisatie van de tarieven: de EU-commissie heeft twee minimumtariefniveaus vastgelegd: 15% voor het normale niveau en 5% voor het verlaagde tarief. Voor- en nadelen De EU-lidstaten zijn verplicht om de omzetbelasting te heffen volgens het systeem van de belasting over de toegevoegde waarde en wel volgens de methode van aftrek van voorbelasting. De voordelen zijn: • Interne neutraliteit is gewaarborgd; • Het is mogelijk om over de uitgevoerde producten evenveel belasting te heffen als over de binnenlandse producten; • Ontbreken van integratietendens in de productieketen; • Meer controlemogelijkheden, dus minder kans op fraude. De nadelen zijn: • Een groot aantal belastingplichtigen; • Administratieve problemen voor ondernemers. Levering van goederen Wat hieronder wordt verstaan, wordt beschreven in artikel 3 van de wet OB. Het vertrekpunt van het leveringsbegrip in de omzetbelasting is de eigendomsoverdracht ingevolge een overeenkomst. Ook bij een overdracht van macht is een levering aangeduid. Handelingen die als levering worden gezien zijn: • Oplevering van vervaardigde onroerende zaken: een opdrachtnemer vervaardigt een nieuw goed uit de tot hem ter beschikking gestelde goederen. Vervaardiging is het voortbrengen van een onroerende zaak die eerder niet bestond. • Door de overheid gevorderde goederen. • Goederen die uit het ondernemingsvermogen gaan. • Aan een ander aangebrachte goederen: zoals een garagehouder die voor een reparatieactiviteit een nieuwe accu plaatst, deze handeling wordt gelijkgesteld met een levering. • Privé-onttrekking: goederen die door de ondernemer worden gebruikt anders dan voor bedrijfsdoeleinden, zoals de slager die zijn eigen vlees opeet. Dit is ook zo bij staking van een onderneming en bij inbreng van de onderneming in een BV of NV. • Zelf vervaardigde goederen: een ondernemer die zijn bedrijfsmiddelen gebruikt voor vervaardiging van privé-producten. De plaats van levering is de plaats waar het vervoer van de levering begint. Is dit in Nederland, dan kan het belast worden. Facebook.com/SlimStuderen 16 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Het verrichten van diensten Diensten zijn prestaties (behalve levering van goederen) die tegen vergoeding worden uitgevoerd. Het is belangrijk om het verschil tussen een dienst en een levering te kennen, want: • Plaats van levering en die van dienstverrichting kennen verschillende regels; • Er bestaan verschillende tariefsferen; • Voor diensten is er geen herzieningsregeling. Voor de plaatsbepaling van een dienst wordt onderscheid gemaakt tussen twee regimes: • B2B-diensten: diensten van bedrijven aan bedrijven. De plaats van een dienstverlening is de plaats waar de afnemende ondernemer is gevestigd. • B2C-diensten: diensten van bedrijven aan consumenten. De plaats van een dienstverlening is de plaats waar de dienstverlenende ondernemer is gevestigd. Invoer van goederen Het belastbare feit is hier het invoeren van goederen vanuit de niet-EU-lidstaten naar de EU-lidstaten. De ondernemers moeten hier gebruik maken van de verleggingsregeling. Bij de omzetbelasting wordt onder een ondernemer verstaan: iemand die een onderneming zelfstandig uitoefent. Voor feitelijk ondernemerschap moet er wel voldaan worden aan: • Bedrijfsvoering: er moet sprake zijn van deelname aan het maatschappelijk verkeer, door middel van een organisatie van arbeid en kapitaal en er moet gestreefd worden naar duurzame maatschappelijke behoeften; • Zelfstandigheid. Bij de omzetbelasting worden de directeuren-grootaandeelhouders niet afhankelijk gezien van de BV en worden daarom belast als ondernemer en moeten verplicht omzetbelasting afdragen. Iemand die alleen prestaties ‘om niet’ verricht, kan niet als ondernemer worden aangemerkt. Fictieve ondernemers zijn personen die zich bezighouden met exploitatie van een vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen. Publieke lichamen kunnen bij de omzetbelasting ook als ondernemer worden aangemerkt als ze aan de voorwaarden voldoen die in artikel 7 van de wet OB worden gesteld. De V.O.F. is voor de omzetbelasting meer dan één ondernemer, de omzetbelasting gaat ervan uit dat als er meerdere personen één onderneming voeren, dat dit een fiscale eenheid is. Van een fiscale eenheid is er sprake als de personen in Nederland wonen of een vaste inrichting hebben en in organisatorisch en economisch opzicht een eenheid vormen. Voor verwevenheid is vereist: • Verwevenheid in financieel opzicht; • Verwevenheid in organisatorisch opzicht; • Verwevenheid in economisch opzicht. Bij de omzetbelasting kan er pas sprake zijn van een fiscale eenheid als er ten minste een 50% deelneming bestaat. De voordelen van de fiscale eenheid zijn: • Verlichting in de administratieplicht; • Verlichting in de financieringssfeer. Het nadeel van de fiscale eenheid is: • Fiscus krijgt meer verhaalmogelijkheden. Facebook.com/SlimStuderen 17 Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015 Heffingsgrondslag De belasting over levering van goederen en diensten wordt berekend over de vergoeding; het totale bedrag dat voor die levering of diensten in rekening wordt gebracht. Doorlopende posten zijn posten die bestaan uit het bedrag dat een ondernemer voorschiet aan zijn klanten. Ondernemers die gebruikte goederen verkopen, hoeven alleen over de winstmarge omzetbelasting te betalen, dit geldt ook voor de particuliere verkoper. Aftrek van voorbelasting betekent dat een ondernemer de omzetbelasting die in rekening is gebracht voor de leveringen of diensten van een andere ondernemer, kan aftrekken. Er zijn ook hier uitzonderingen: • Aftrekbeperking bij vrijgestelde prestaties; • Aftrekbeperking bij consumptiebestedingen; • Aftrekbeperking wegens privé-gebruik; • Zakelijk gebruik buiten de onderneming. Gemengd gebruik betekent het gebruik voor zowel privé als voor zakelijke doeleinden en gebruik voor vrijgestelde prestaties. Bij de laatste moet er een splitsing worden gemaakt, deze is te vinden in art. 11 Uitv.besch. van de wet OB. Op de roerende of onroerende zaken waar de ondernemer IB of Vpb afschrijft, geldt een herzieningsregeling (art. 13 en 13a Uitv.besch. OB). Voor de roerende zaken wordt de aftrek herzien in elk van de vier boekjaren. Het inhaaleffect treedt op als de levering van een goed onder het algemene tarief en één of meer van de kostenfactoren van dat goed onder het verlaagde tarief vallen. Het inhaaleffect kan ook intreden bij een vrijstelling. Bijzondere regelingen Voor enkele groepen van ondernemers zijn er bijzondere regelingen getroffen omtrent de heffing van de omzetbelasting. Dit is bijvoorbeeld zo bij de landbouw, veeteelt, tuinbouw, bosbouw en tabaksfabrikanten (art. 27 wet OB). In het geval van de landbouw hoeft geen omzetbelasting betaalt te worden over: • Leveringen van goederen die zij voor hun hoedanigheid hebben geteeld; • Diensten die bijdragen aan de agrarische productie; • Leveringen van gebruikte bedrijfsmiddelen. Onroerende zaken De regeling betreffende de onroerende zaken heeft een geheel eigen karakter, de heffing van de omzetbelasting is beperkt tot: • Vervaardigde en nog niet twee jaar in gebruik zijnde onroerende zaken. Hierbij zijn het vervaardigingsmoment en het ingebruiknemingsmoment van belang: - Vervaardigingsmoment: er is sprake van vervaardiging als er een nieuwe onroerende zaak tot stand komt. Het kan zo zijn dat het drastisch verbouwen van een pand tot vervaardiging kan leiden. - Ingebruiknemingsmoment: het moment van ingebruikneming is bepalend voor het eindtijdstip van een periode, waarin belaste leveringen aan de orde kunnen zijn. • De ondernemer heeft voor belast regime gekozen: de ondernemer kan een verzoek indienen voor belast regime, dit moet schriftelijk gebeuren voordat het belastbare feit zich voordoet. Bij belast regime vraagt de ondernemer voor uitzondering van het vrijstellingsregime. Facebook.com/SlimStuderen 18
© Copyright 2024 ExpyDoc