Week 6: Omzetbelasting

Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Week 6: Omzetbelasting
De verplichte literatuur voor deze week bestaat uit hoofdstuk 17.
Hoorcollege 1
In dit hoorcollege wordt er gekeken naar de omzetbelasting. Er wordt gekeken naar de
voor- en nadelen van deze belasting. Vervolgens wordt er gekeken naar het systeem van
deze heffing. Er wordt gekeken naar de belastingplichtige en het ondernemerschap.
Vervolgens wordt er gekeken naar een aantal vrijstellingen. Tot slot wordt er gekeken
naar de levering.
Omzetbelasting
De omzetbelasting is een bijzondere belasting. Deze belasting is namelijk niet gericht op
de belastingplichtige, maar op een andere persoon. Dit wordt ook wel een indirecte
verruiksbelasting genoemd. Deze belasting wordt geheven op de onderneming en
wordt afgewenteld op particulieren. Als de belasting wel rechtstreeks bij de verbruiker
wordt geheven heet dat een directe verbruiksbelasting.
Als iemand iets koopt in de winkel moet daarover BTW betaald worden. De
omzetbelasting is een belasting op de omzet. Deze belasting is een geharmoniseerde
belasting, omdat de belasting in heel Europa op ongeveer dezelfde wijze wordt geheven.
Overal eenzelfde omzetbelasting zorgt ervoor dat er makkelijker gehandeld kan worden.
Het systeem van de omzetbelasting is dus overal ongeveer hetzelfde. De consument
betaalt de omzetbelasting. De consument is dus de belastingbetaler. Deze belasting
wordt bij de consument niet per jaar geheven, maar per aankoop. Bij elke aankoop
betaalt de consument omzetbelasting. De ondernemer draagt de BTW af. Alle bedragen
worden bij elkaar opgeteld en aan het einde van het kwartaal wordt dit afgedragen aan
de fiscus.
De omzetbelasting is een verbruiksbelasting. Ze wordt geheven op het verbruik,
namelijk de consumptie. Een consument kan een apparaat aanschaffen. Dit apparaat
gaat een aantal jaren mee. Toch wordt de belasting niet verdeeld over een aantal jaar,
want het bedrag moet in één keer betaald worden. De belasting moet namelijk bij de
aankoop geheel betaald worden. Er wordt om deze reden vaak ook gesproken over de
besteding van het gebruik.
Het kan ook voorkomen dat er een product wordt gekocht en dat het product in de
winkel kapot valt. Het product is nog niet betaald. In dit geval is er nog geen verbruik. Er
hoeft geen BTW betaald te worden.
Het kan ook gebeuren dat het product op weg naar huis kapot valt. In dit geval moet er
wel BTW betaald worden. De besteding heeft namelijk al plaatsgevonden. Hier wordt dus
duidelijk dat het kan voorkomen dat een product niet wordt geconsumeerd, maar dat er
toch sprake is van een besteding en verbruik.
Er zijn een aantal specifieke belastingen, bijvoorbeeld de accijnsheffing. Deze belastingen
worden op specifieke producten geheven.
Bestemmingslandbeginsel
Voor ondernemers geldt het bestemmingslandbeginsel. Dit beginsel zegt dat de
omzetbelasting geheven moet worden in het land waar de goederen geconsumeerd
worden, de binnenlandse consumptie dus. Stel er worden online goederen gekocht in
Marokko. Deze goederen worden verzonden naar Nederland. De omzetbelasting moet in
dit geval in Nederland betaald worden. In Nederland is sprake van heffing op grond van
dit beginsel.
Facebook.com/SlimStuderen
1
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Bij de invoer van producten moet er omzetbelasting betaald worden aan het land dat de
goederen importeert. Deze belasting moet bij de douane betaald worden. Dit wordt ook
wel een heffing bij invoer genoemd. Dit zorgt ervoor dat er in Nederland altijd BTW
betaald moet worden. Over een product met een erg lage waarde hoeft geen
omzetbelasting betaald te worden. Er moet omzetbelasting betaald worden als de waarde
van het product hoger is dan 21 euro. Naast de omzetbelasting kan er bij de douane ook
een invoerrecht of een accijns betaald moeten worden.
Bij invoer moet de BTW betaald worden. Als er bij import geen belasting betaald hoeft te
worden, is er een grote kans op oneerlijke concurrentie. Als Nederland goederen
exporteert, hoeft hier geen belasting over betaald te worden. In Nederland geld bij
uitvoer het 0% tarief. Als er al BTW over dit product betaald is, mag dit worden
teruggevraagd bij de fiscus.
Voordelen BTW
Ongeveer 35% van de totale belastingopbrengsten worden opgehaald door het heffen
van de BTW. Consumenten hebben weinig last van de BTW. Dit is te zien aan hun
reactie. Bij een stijging van de inkomstenbelasting is hier veel ophef over. Als de BTW
stijgt, wordt hier bijna niets over gezegd. Dit betekent dat het psychologisch een
makkelijke heffing is, want hij is vrij onzichtbaar. Daarnaast is het administratief
makkelijk om de BTW te berekenen. De te betalen belasting wordt vaak automatisch
berekend door computers. De ondernemer moet de belasting afdragen. Er zijn in dit
geval veel minder belastingplichtigen dan als er bij iedereen afzonderlijk belasting
betaald moet worden. De fiscus zal hierdoor minder controles hoeven uit te voeren. De
ondernemer berekent zelf het bedrag en draagt dit bedrag zelf af aan de fiscus. De
kosten om deze belasting te innen zijn relatief laag. Deze belasting is ook economisch
voordelig. Tijdens een hoogconjunctuur gaan mensen meer consumeren en gaat de BTWopbrengst omhoog. Tijdens een laagconjunctuur gaan de opbrengsten omlaag en gaan
ook de BTW-opbrengsten omlaag. De opbrengsten van deze belasting bewegen dus mee
met de conjunctuur.
Nadelen
Een nadeel van de omzetbelasting is dat er een degressief effect is. Dit effect is echter
niet heel groot. Er is sprake van een degressief effect, doordat er één vast tarief is. Als
iemand meer geld verdient, zal deze persoon absoluut gezien meer gaan consumeren.
Relatief gezien zal iemand met een hoog inkomen minder gaan consumeren. Een deel
van hoge inkomen zal niet geconsumeerd worden. Dit deel van het inkomen zal gebruikt
worden om bijvoorbeeld te sparen of te beleggen. Iemand met een relatief laag inkomen
zal in verhouding veel meer geld uitgeven aan de consumptie. Hier zijn twee
verschillende oplossingen voor. Allereerst zijn er twee tarieven in de BTW. Het algemene
tarief is 21%. Daarnaast is er een verlaagd tarief van 6%. Dit tarief is er voor de eerste
levensbehoeften. Dit verlaagt de belastingdruk. Dit geldt vooral voor de mensen die
relatief veel geld aan deze producten besteden. Daarnaast is er een aantal goederen
waarover geen belasting betaald hoeft te worden. Dit is bijvoorbeeld voor medische hulp
en collegegeld. Dit zorgt er ook voor dat de belastingdruk wordt verlaagd.
Als iemand meer verdient gaat hij procentueel minder belasting betalen. Men vindt een
progressieve belasting rechtvaardig. Als iemand meer verdient, moet hij in verhouding
meer belasting betalen.
Systeem BTW
De omzetbelasting is precies hetzelfde als de BTW. De BTW staat voor belasting over de
toegevoegde waarde. Dit is waar de ondernemer de belasting over betaalt. Een
ondernemer hoeft dus alleen belasting te betalen over de waarde die door hem
toegevoegd wordt. De BTW die deze ondernemer heeft betaald bij de inkoop van
grondstoffen, mag worden afgetrokken van de te betalen belasting.
Facebook.com/SlimStuderen
2
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Stel ondernemer A maakt een product en verkoopt dit product aan ondernemer B.
Ondernemer A moet 210 euro BTW betalen aan de fiscus. Ondernemer B verwerkt het
product en verkoopt dit door aan ondernemer C. De totale omzetbelasting die B moet
betalen is 315 euro. Hij heeft al 210 euro betaald en dit mag hier van worden afgehaald.
Ondernemer B moet dus uiteindelijk 105 euro BTW afdragen aan de fiscus. Vervolgens
verwerkt ondernemer B het product en verkoopt dit aan ondernemer C. Ondernemer C
moet 420 euro aan BTW betalen. Hij heeft al 315 euro betaald. Uiteindelijk moet
ondernemer C 105 euro BTW afdragen aan de fiscus. De consument moet uiteindelijk de
BTW betalen. Onderneming A, B en C hebben de BTW afgedragen. Het bedrag drukt bij
de consument, maar wordt afgedragen door één of meerdere ondernemers. Elke schakel
moet de belasting afdragen, omdat alle ondernemers waarde toevoegen.
Deze manier van heffen heeft twee verschillende voordelen. Allereerst wordt de betaling
verspreid over de tijd. Elke ondernemer moet een deel van de omzetbelasting afdragen.
Elke ondernemer zal op een ander moment waarde toevoegen. Een ander voordeel is dat
het risico verkleind wordt. Als één ondernemer de BTW niet betaalt, wordt maar een klein
deel van de totale BTW niet betaald. De andere ondernemers zullen de belasting wel op
tijd betalen en dit zorgt ervoor dat de overheid een inkomen heeft.
Verdrag van Rome
Voor dat het verdrag van Rome er was waren er geen regels voor de omzetbelasting.
Dit zorgde ervoor dat er belasting over belasting betaald moest worden. De belastingdruk
was veel lager als een product op één plek werd gemaakt. Het verdrag van Rome werd
gemaakt om de omzetbelasting en accijnzen te harmoniseren. Dit heeft geleid tot het
ontwikkelen van het systeem van BTW. Het systeem van BTW is gebaseerd op richtlijnen.
In de richtlijn staat hoe het systeem werkt. De verschillende staten moeten deze richtlijn
overnemer in hun eigen wet. Elk land moet dit zelf omzetten in een wet, waardoor er
verschillen kunnen zijn tussen de verschillende lidstaten. De richtlijn kan ook worden
aangepast. De tijden veranderen dus de richtlijn moet hieraan kunnen worden
aangepast.
Belastingplichtige
Het is belangrijk om te weten wie de belastingplichtige is. Een ondernemer is
belastingplichtig. Iemand wordt voor de BTW veel sneller als ondernemer gedefinieerd
dan bij de vennootschapsbelasting. In de wet staat dat het gaat om een ieder die
zelfstandig een economische activiteit bedrijft, ongeacht het doel.
Een ondernemer kan de kosten die gemaakt zijn ook terugvragen. Deze kosten kunnen
ook teruggevraagd worden als er geen omzet is of een kleine omzet.
Allereerst wordt er dus gekeken of iemand belastingplichtig is voor de BTW. Vervolgens
wordt er gekeken naar het soort onderneming. Hierbij wordt er gekeken of er sprake is
van een levering, een dienst of een import. Daarna wordt er gekeken waar de
onderneming is. Hierbij gaat het erom of het binnen of buiten Europa is. Vervolgens
wordt er gekeken waarover belasting betaald moet worden. Dan wordt er gekeken welk
tarief er betaald moet worden. Er is een normaal tarief en een verlaagd tarief. Vervolgens
wordt er gekeken of er sprake is van een vrijstelling. Daarna kijkt men hoe er wordt
geheven. Dan wordt er gekeken of er sprake is van een uitzondering. Tot slot wordt er
gekeken of er sprake is van een aftrekbare voorbelasting. Als alle deze vragen
beantwoord worden, kunnen problemen opgelost worden. Dit is dus een handig
stappenplan.
Ondernemerschap
De belastingplichtige is de ondernemer. Dit staat omschreven in Art 7 van de
omzetbelasting. In dit artikel staat beschreven wie de ondernemer is. In het artikel staat
ongeacht het oogmerk. Het maakt bij de omzetbelasting dus niet uit of de ondernemer
een winst wil behalen of niet.
Facebook.com/SlimStuderen
3
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Stel een stichting haalt geld op door te collecteren en daarnaast verkoopt de stichting
knuffels. Het gaat in dit geval om een stichting zonder winstdoel. Dan is deze organisatie
BTW-plichtig, want ze is zelfstandig actief in het economisch verkeer. Dit kan ook op een
andere manier bekeken worden. In de sector van het verkopen van knuffels is de
stichting in concurrentie met bedrijven die ook knuffels verkopen.
In het artikel staat ook dat het gaat om een ieder. Hiermee wordt iedereen bedoeld. Het
kan gaan om een natuurlijk persoon, een rechtspersoon, een samenwerkingsverband,
een maatschap, een samenwerkende groep, een entiteit, een binnenlandse ondernemer
of een buitenlandse vaste inrichting.
Een muziekband moet BTW betalen. De ondernemer voor de BTW is de groep. Een band
zal eerst BTW moeten betalen, bijvoorbeeld bij het huren van een zaal. Vervolgens zal de
band ook omzetbelasting moeten betalen. De omzetbelasting moet betaald worden over
de overgebleven opbrengsten. Als de band als een hobby gezien wordt, hoeft er geen
omzetbelasting betaald te worden.
Een buitenlands bedrijf kan in Nederland een bedrijf opzetten, zonder in Nederland een
BV op te richten. De BTW moet in Nederland betaald worden. De producten worden
namelijk in Nederland geconsumeerd. Ook een vaste inrichting van een buitenlands
bedrijf in Nederland moet in Nederland BTW betalen.
Een Oostenrijker had zonnepanelen op zijn dak neergelegd. Dit leverde zoveel energie op
dat hij energie overhad. Deze energie werd verkocht aan een energiebedrijf. De
Oostenrijker vond dat hij een ondernemer was voor de BTW. Dit betekent dat de BTW die
betaald is over de zonnepanelen als kosten wordt beschouwd. De BTW die betaald is kan
verrekend worden met de BTW die betaald moet worden. In dit geval is de BTW die
betaald moet worden veel lager dan de BTW die teruggevraagd mag worden. Het
Europees hof van justitie heeft deze zaak behandeld. De wet is namelijk gebaseerd op
een Europese richtlijn. Er is besloten dat dit mag. het gaat om een duurzame
economische activiteit en de man is zelfstandig. Bij de BTW wordt er niet gekeken naar
het oogmerk. De man wil geen winst maken, maar dit speelt geen rol bij de BTW.
Thuiswerkers, zoals bijvoorbeeld garnalenpellers, zijn niet zelfstandig. Een garnalenpeller
krijgt betaald per hoeveelheid en niet per uur. Dit is niet genoeg om iemand als
zelfstandig te bestempelen. Als een thuiswerker maar voor één bedrijf werkt en zelf geen
investering hoeft te doen, dan is de thuiswerker niet zelfstandig.
Bij de medewerkers van weightwatchers is besloten dat er sprake is van zelfstandigheid.
De medewerkers moeten namelijk alles zelf doen. Er moet voor gezorgd worden dat er
klanten zijn en ze moeten zelf zorgen voor genoeg materiaal.
Als iemand zelfstandig genoeg is, moet er BTW afgedragen worden. Dit zorgt er ook voor
dat de betaalde BTW mag worden afgetrokken.
Vrijstellingen
Er is een aantal vrijgestelde ondernemingen die geen BTW hoeven te betalen. Dit is
bijvoorbeeld de politie. Een onderneming hoeft geen BTW te betalen als het een
onderdeel is van de overheid. Een politietaak is het handhaven van de veiligheid en dit is
een overheidstaak. Er is een verschil tussen de politie en een ordehandhaving, namelijk
dat de ordehandhaving wel een ondernemer is. Een ordehandhaving wordt betaald en
werkt zelfstandig. De politie is een overheidstaak. Hier wordt niet voor betaald.
De overheid mag hierbij niet in concurrentie treden met een BTW-plichtige. Een
universiteit moet over sommige delen wel BTW afdragen, maar niet voor onderwijs. Alle
vormen van onderwijs zijn vrijgesteld van BTW.
Facebook.com/SlimStuderen
4
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Hierbij is dus geen concurrentie met een BTW-plichtige. De overheid bouwt ook een
aantal gebouwen. Er zijn ook andere bedrijven die dit doen. Deze bedrijven moeten wel
BTW betalen en er is dus concurrentie met een BTW-plichtige onderneming. Ook de
overheid moet in dat geval BTW betalen.
Voor sommige activiteiten is vastgesteld dat de overheid altijd belasting moet betalen.
Dit is het bijvoorbeeld het geval bij de telecom, nutsbedrijven, het havenbedrijf en de
levering van grond. Hier moet altijd BTW over betaald worden.
Stel er wordt een fietsenstalling gebouwd naast het centraal station en er wordt geld
gevraagd voor het stallen van fietsen. Er zijn ook andere fietsenstallingen. De eigenaren
van de andere fietsenstallingen moeten BTW betalen. Ook de overheid moet BTW
afdragen voor de fietsenstalling. Dit is namelijk geen specifieke taak van de gemeente.
Bij het aanschaffen van een paspoort moet er betaald worden. De gemeente is de enige
die een paspoort mag uitgeven, dus dit is een taak van de overheid. Er hoeft geen BTW
betaald te worden, want er is geen concurrentie met een BTW plichtige.
Er is een gemeentelijk theater. Er zijn meerdere theaters, dus er is concurrentie met een
BTW plichtige. Het is geen specifieke taak van de overheid, dus er moet BTW betaald
worden.
De gemeente regelt dat er verlichting is en dat huisvuil opgehaald wordt. Een inwoner
moet hier heffingen voor betalen. Dit is een overheidstaak en dit wordt dus niet belast.
Er zijn ook bedrijven die vuil laten afvoeren. De bedrijven moeten hier ook voor betalen.
Er zijn meerdere bedrijven die het afval van bedrijven ophalen. Op dit gebied zijn er dus
wel concurrenten. Voor het ophalen van bedrijfsvuil moet er wel BTW betaald worden
(wat een bedrijf vervolgens weer kan aftrekken van de te betalen BTW). Het ophalen van
huisvuil is dus onbelast en het ophalen van bedrijfsafval is wel belast.
Levering
Een levering van een goed is de overdracht van een macht om als eigenaar over een
goed te beschikken.
Soms is het lastig om een product te leveren en soms heel makkelijk. Bij de verkoop van
een woning is de levering lastig en bij de verkoop van een brood gaat de levering heel
makkelijk.
Een goed is in beginsel iets dat vastgepakt kan worden. Sommige goederen kunnen niet
vastgepakt worden, zoals gas en elektriciteit. Een aantal van deze immateriële goederen
worden toch als goed gezien. Deze goederen zijn opgesomd in de wet.
Stel iemand heeft een oude fiets waar geen gebruik van wordt gemaakt. Een buurjongen
neemt deze fiets over voor een fles wijn. Er vinden in dit geval twee leveringen plaats,
namelijk de levering van een fles wijn en de levering van een fiets. Als beiden een bedrijf
hebben dat niets met fietsen en wijn te maken heeft, dan valt deze levering buiten de
onderneming. Dit is een levering in eigen kring. Dit valt buiten de sfeer van de
economische kring. Er hoeft in dit geval geen BTW betaald te worden.
Als iets verboden is, dan is het niet belast met het BTW. Er is een zaak geweest waarbij
drugs werden ingevoerd. Deze organisatie is ontdekt bij de douane en de douane wilde
hier BTW voor heffen. Er is besloten dat er geen BTW over betaald kan worden. Drugs
zijn verboden, dus er is geen BTW heffing mogelijk. In een coffeeshop hoeft er dus ook
geen BTW betaald te worden.
Facebook.com/SlimStuderen
5
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Hoorcollege 2
In dit hoorcollege wordt er verder ingegaan op de omzetbelasting. Eerst wordt er
gekeken naar diensten. Tot slot wordt er ook gekeken naar invoer en uitvoer van
producten en naar enkele vrijstellingen.
Diensten
De diensten staan vermeld in art 4 van de wet op de omzetbelasting. Elke handeling,
waarbij geen levering van een product is en waar wel een vergoeding voor wordt
ontvangen, is een dienst. Een schoonmaakbedrijf maakt bij iemand thuis schoon. Er is
geen levering van een product en er wordt wel een vergoeding voor ontvangen. Dit is dus
een dienst. Hier moet BTW over betaald worden. Dit geldt ook voor andere diensten,
zoals reparatie en onderhoud.
Er kan ook BTW verschuldigd zijn voor iets niet doen. Er is een huurcontract gesloten
voor een winkelpand. Na 2 jaar is er een verbouwing en de winkeleigenaar moet weg uit
het pand. Het contract wordt in dat geval ontbonden. De winkeleigenaar kan een
vergoeding krijgen om eerder weg te gaan. De verhuurder betaalt dit bedrag aan de
winkeleigenaar. In dit geval is de BTW geen probleem, want de winkeleigenaar kan de
BTW als aftrekpost gebruiken.
Het is wel een probleem als het gaat om een instelling die geen BTW hoeft te betalen. De
BTW kan in dat geval niet afgetrokken worden. Als een winkel op de universiteit
verplaatst moet worden, kan hiervoor een vergoeding worden verkregen. De universiteit
moet hier BTW voor betalen en dit kan niet afgetrokken worden. Het bedrag om iemand
te laten vertrekken is dus eigenlijk 21% hoger. Vaak wordt de BTW vergeten. Dit kan
niet op een later tijdstip verrekend worden.
Voor de BTW bij een dienst moet er sprake zijn van een vergoeding en deze vergoeding
moet rechtstreeks verbonden zijn met de prestatie. Stel een bedrijf probeert de verkoop
van appels te promoten. Dit kan via een reclame voor de volksgezondheid. Verschillende
appeltelers betalen contributie aan deze organisatie. Voor de reclame moet belasting
betaald worden. De contributie mag niet als een vergoeding worden gezien. Een
contributie heeft namelijk geen rechtstreeks verband met de prestatie. Dit betekent dat
de organisatie geen BTW betaalt over de vergoeding en dat er geen aftrekpost is voor de
BTW. Bij de ANWB is dit ook het geval als iemand alleen lid is van de ANWB. Als iemand
ook lid is van de pechdienst, dan is er wel sprake van een dienst tegen vergoeding. Er
kan namelijk een prestatie worden afgedwongen worden op het moment dat het nodig is.
Een orgeldraaier hoeft geen BTW te betalen over het bedrag dat hij ophaalt. Dit is
besloten door het hof van justitie. Er is van te voren namelijk geen contract afgesloten
tussen de orgeldraaier en de mensen die geld geven. Het gaat daardoor niet om een
bedongen vergoeding. Ook als de orgeldraaier geen vergoeding krijgt, speelt hij door.
Het kan ook voorkomen dat de orgeldraaier voor een feestje wordt ingehuurd. In dat
geval wordt er een contract opgesteld. Er is van tevoren een bedrag afgesproken en daar
moet wel BTW over betaald worden.
Een subsidie is in sommige gevallen belast en in sommige gevallen niet. Stel er is een
theater dat financiële moeilijkheden heeft. Mensen moeten betalen om naar een
voorstelling te gaan. De inkomsten zijn niet genoeg om alle kosten te vergoeden. Het
theater gaat naar de gemeente om een subsidie te vragen. Het tekort is 1 miljoen. De
rechter heeft geoordeeld dat hier geen BTW over betaald hoeft te worden. Er is namelijk
geen verband tussen de subsidie en de prijs van het kaartje. Daarnaast is er ook geen
dienst van het theater aan de gemeente. De gemeente mag geen gebruik maken van het
theater. Als dat het geval was, is er een betaling voor het verbruik. In dit geval is de
subsidie wel belast.
Facebook.com/SlimStuderen
6
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Dit is het vergelijkbaar met het arrest van Mohr. Deze boer kreeg een subsidie om te
stoppen met het produceren van melk. Er was in die tijd veel te veel melk. Ook hier staat
geen prestatie tegenover en hier hoeft geen BTW over betaald te worden.
Er hoeft dus geen BTW betaald te worden als er geen direct verband is tussen een
subsidie en een prestatie. Er hoeft ook geen BTW afgedragen te worden als het gaat om
een bijdrage die het algemeen belang bevordert. Tot slot hoeft er geen BTW betaald te
worden als er van tevoren geen afspraak gemaakt wordt.
Het kan ook voorkomen dat een bedrijf voor andere factoren wel BTW moet betalen. Een
bedrijf kan uit meerdere onderdelen bestaan en het kan zijn dat sommige onderdelen
niet belast worden en andere wel.
Plaats
Als bekend is dat iemand BTW-plichtig is moet gekeken worden waar de activiteit
plaatsvindt. Er hoeft alleen belasting betaald te worden waar de consumptie plaatsvindt.
Dit wordt ook wel het bestemmingslandbeginsel genoemd. Er wordt dus gekeken naar
de plaats van het gebruik van een product.
Als iemand uit het buitenland in Nederland op vakantie is en hier een drankje drinkt, dan
moet er Nederlandse omzetbelasting betaald worden. Het maakt dus niet uit of het een
Nederlander is of niet.
Als een product de grens overgaat wordt de BTW geheven bij de invoer. Als een
vakantieganger uit Nederland spullen uit het buitenland meeneemt naar Nederland hoeft
er in de meeste gevallen geen BTW betaald te worden. Er is een vrijstelling voor de
eerste 400 euro. Als iemand voor meer dan 400 euro goederen heeft meegenomen, dan
moet er wel BTW betaald wordt. Dit wordt steekproefsgewijs getest bij de douane.
Als er een duur product wordt gekocht in het buitenland, dan moet daar belasting over
betaald worden. Als aangetoond wordt dat die belasting betaald is, kan de belasting
teruggevraagd worden bij de uitvoer. Zwitserland en Noorwegen zijn geen lid van de EU.
Als een product vanuit Zwitserland naar de EU getransporteerd wordt, moet er bij
aankomst in het EU-land belasting betaald worden. Als de consument dit niet zelf
aangeeft bij de douane, moet er een boete betaald worden.
Er is dus een heffing van BTW bij de invoer en een teruggave van de BTW bij de uitvoer.
Goederen kunnen ook van de ene EU-lidstaat naar een andere EU-lidstaat
getransporteerd worden. Bij invoer wordt er niet gekeken naar lidstaten van de EU. Het
gaat bij invoer om producten die van een niet EU-land naar een EU-land getransporteerd
worden. Als een vakantieganger vanuit Nederland naar Duitsland gaat is er geen grens
en dus ook geen douane. In dat geval wordt de BTW betaald in het land waar het product
gekocht is. Deze BTW kan niet teruggevraagd worden bij de uitvoer, maar er hoeft ook
geen BTW betaald te worden bij de invoer. Er kan een belastingverschil zijn tussen twee
EU lidstaten, maar dit is geen probleem.
Het kan ook voorkomen dat een consument niet hoeft te reizen om producten uit een
ander land te kopen. Een Nederlander kan in een webwinkel een product bestellen in
Duitsland. Het gaat vaak om grote zendingen vanuit het buitenland naar Nederland. In
dat geval is er wel een Nederlandse BTW verschuldigd. Voor afstandsverkopen is er een
speciale regel. Als het bedrijf meer dan 100.000 euro omzet heeft in een ander land, dan
moet de onderneming ook in dat land belasting betalen. Dit bedrijf moet dan belasting
gaan afdragen aan de Nederlandse belastingdienst.
Facebook.com/SlimStuderen
7
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Er is nu gekeken naar de levering van goederen. Er zijn ook diensten die niet gekoppeld
zijn aan een product. Dit kan bijvoorbeeld gaan om muziek of games. In dat geval is er
geen overdracht per post. De levering vindt online plaats. Er wordt betaald via internet
en het spel wordt via het internet verzonden. Hier wordt geen Nederlandse BTW over
betaald. De BTW wordt betaald in het land waar de onderneming gevestigd is. Hier komt
verandering in. Elektronische- en telecomdiensten worden vanaf het jaar 2015 belast in
het land waar van de dienst gebruik gemaakt wordt. Nu wordt dit dus nog niet belast in
Nederland, maar vanaf 1 januari 2015 wel.
Een bedrijf moet bij de nieuwe regeling in heel veel verschillende landen BTW gaan
betalen. Dit wordt geregeld met het MOS. Als een bedrijf in Luxemburg gevestigd is,
moet het bedrijf in Luxemburg aangifte doen voor alle landen. Voor elk land wordt de
omzet aangegeven en wordt de belasting berekend. De Luxemburgse belastingdienst
krijgt alle belasting en maakt dit vervolgens over naar de andere lidstaten.
Voor landen buiten EU moet er bij de grens BTW betaald worden en kan de BTW
teruggevraagd worden. Als de BTW niet wordt teruggevraagd, moet er bij invoer alsnog
belasting betaald worden. Dit kan leiden tot een dubbele belasting. Dit kan niet
verrekend worden. Als de invoer onder de 400 euro blijft, hoeft dit niet aangegeven te
worden. De BTW hoeft ook niet aangegeven te worden als de BTW wel teruggekregen is.
Als een Duits bedrijf goederen verkoopt aan een Nederlands bedrijf dan is er een
transactie tussen twee bedrijven. Een transactie tussen een groothandel in land A en een
detailhandel in land B. Beide landen zijn lidstaten van de EU. In land A is 15% BTW en in
land B is 21% BTW. Er is sprake van een intracommunautaire levering. Dit is belast
tegen het 0% tarief. Er is een tarief van 0% bij de invoer. De groothandel moet wel een
melding maken van de bedrijven aan wie hij verkocht heeft en hij moet het BTWnummer van dat land doorgeven. De gegevens van beide landen worden met elkaar
vergeleken. De levering van land A moet kloppen met de ontvangsten van bedrijf B. Bij
de invoer geldt het 0% tarief. Bij de verkoop in land B wordt de belasting wel berekend.
De consument moet de belasting betalen en de onderneming draagt dit af aan de fiscus.
Ondernemers kunnen de grensformaliteiten vereenvoudigen door gebruik te maken van
de verleggingsregeling, de buitenlandse ondernemer die eerst altijd aangifte deed, laat
dit nu over aan de ondernemer voor wie de goederen bestemd zijn.
Er kan ook iets misgaan. De groothandel kan de spullen verkopen, maar de Nederlandse
onderneming geeft niets op. De goederen worden zwart verkocht aan de consument. De
aangifte in Nederland is niet gedaan, er is sprake van een mismatch. Wanneer dit
gebeurt wordt er een onderzoek gedaan. Er wordt gekeken aan wie de groothandel de
producten verkocht heeft. Het kan ook voorkomen dat er een inspectie is bij de
detailhandel. Het kan voorkomen dat de BTW op deze manier verloren gaat.
Er kan ook sprake zijn van een carrousel. Producten gaan vaak de grens over door de
producten te verkopen aan tussenhandelaren. Er wordt door sommige wel BTW betaald
en door sommige niet. Op deze manier kunnen bedrijven de BTW betaling ontlopen,
maar wel veel BTW terugvragen. Dit zorgt voor grote BTW-fraude. Als er sprake is van
fraude, kan de directeur van een BV aangepakt worden. Deze directeur kan wel
gevonden worden, maar heeft vaak zelf geen geld. Dit is meestal niet degene die veel
geld verdient.
De plaats van levering is de plaats waar de goederen aanvangen. Er kan ook gekeken
worden waar het product zich bevindt. Hierop is een aantal uitzonderingen. Dit geldt niet
in een vliegtuig, schip en trein. Producten die aan boord worden gekocht worden dan in
allerlei verschillende landen belast. Het ene broodje wordt bijvoorbeeld in Nederland
verkocht en een ander broodje wordt in Frankrijk verkocht. Afgesproken is dat de BTW
betaald moet worden in het land waaruit de trein, het schip of vliegtuig vertrekt.
Facebook.com/SlimStuderen
8
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Als er transacties zijn tussen twee bedrijven, dan moet er belasting betaald worden in
het land waar de afnemer woont of gevestigd is.
Als het gaat om een bedrijf en de consument dan gaat het nu nog om het vestigingsland
van de onderneming. Vanaf januari wordt er gekeken naar het land waar de consument
gevestigd is.
Uitzonderingen
De eerste uitzondering is een uitzondering voor diensten met betrekking tot een
onroerend goed. In dat geval moet de BTW gekoppeld worden aan de plaats van de
ligging van onroerend goed. Een Nederlander kan een Belgische schilder laten komen om
een Nederlands huis te verven. In dat geval moet er Nederlandse BTW betaald worden.
Dit voorkomt een concurrentienadeel voor Nederlandse schilders.
Dit geldt ook voor passagiersvervoer en culturele activiteiten. Dit geeft wel enkele
complicaties. Bij een groot evenement zijn allerlei bedrijven betrokken. Alle BTW moet
betaald worden in het land waar de activiteit plaatsvindt.
Er zijn nog een aantal andere uitzonderingen. Vervoer voor de korte termijn is belast in
het land waar de activiteit plaatsvindt. Als een auto wordt verhuurd in Spanje, dan moet
het verhuurbedrijf belasting betalen in Spanje en niet in het land waar het bedrijf is
gevestigd.
Een onderneming kan ook proberen de belasting die betaald is voor de activiteit, terug te
vragen. De belasting wordt in dat geval in het eigen land betaald. In sommige landen is
het moeilijk om belasting terug te krijgen. In Italië is dit bijvoorbeeld heel lastig. De
Italiaanse overheid heeft vragen aan de onderneming. Deze vragen moeten beantwoord
worden. Er mogen door de overheid alleen brieven verstuurd worden binnen Italië. De
vragen kunnen niet verstuurd worden en dus kan de belasting niet teruggeven worden.
Maatstaf van heffing en tarieven
Vervolgens kan er gekeken worden waarover belasting betaald moet worden. Dit wordt
ook wel de maatstaf van heffing genoemd. In de meeste gevallen gaat het om een
geldwaarde. In sommige gevallen kan het ook om een levering in natura gaan.
Soms is er veel discussie over de waarde van een product. Als een consument korting
krijgt, dan krijgt de winkel minder geld binnen. De winkel wil alleen over het ontvangen
bedrag belasting betalen. De winkel krijgt vaak een vergoeding van de fabrikant. Er is
vaak discussie of er over het deel dat de fabrikant vergoed ook belasting betaald moet
worden.
In Nederland kan er een onderscheid gemaakt worden tussen het normale tarief en het
verlaagde tarief. Het normale tarief is 21% en het verlaagde tarief is 6%. De EU probeert
de tarieven in de EU te harmoniseren. Er is een minimumtarief van 15% en een
maximumtarief van 25%. Dit tarief wordt door veel landen overschreden. Ieder land mag
een eigen tarief vaststellen. De hoogte van de BTW zal vaak afhangen van de
overheidsschuld. Er is een verlaagd tarief voor bijvoorbeeld eerste levensbehoefte,
schoenmaker, fietsenmaker, podiumkunsten, onderhoud van huizen en gelegenheid tot
sport. Landen mogen een verlaagd tarief hebben, maar dit mag voor een beperkt aantal
producten.
Vrijstellingen
Een aantal ondernemingen is vrijgesteld van de BTW. Dit zijn bijvoorbeeld
gezondheidszorg en onderwijs. Dit zijn goederen en diensten voor het algemeen belang.
Iedereen heeft hier profijt van. Als een organisatie vrijgesteld is, dan mogen de kosten
ook niet afgetrokken worden.
Facebook.com/SlimStuderen
9
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Stel er wordt een dienst geleverd die vrijgesteld is en deze onderneming moet producten
inkopen. In dit geval zal er wel BTW betaald moeten worden. Dit mag niet worden
afgetrokken. Deze BTW zal worden opgeteld bij de kostprijs. Als deze organisatie het
product doorverkoopt is de prijs van het product toegenomen. Deze organisatie zal wel
BTW heffen. Er is sprake van een dubbele BTW-heffing. Het is dus niet gunstig om de
BTW-vrijstelling te hebben in het midden van een waardeketen, dan is er sprake van een
BTW cumulatie.
Als een vrijstelling van toepassing is, dan is de vrijstelling verplicht. Een onderneming
kan er niet voor kiezen om de BTW wel te betalen en zo ook de BTW af te trekken.
Voorbeelden van vrijgestelde organisaties zijn medische organisaties, de bancaire sector,
verzekeringsbedrijven en postdiensten. De vrijstellingen staan in art 11 van de wet op de
omzetbelasting.
Bij onderwijs is er ook sprake van een vrijstelling. Het gaat zowel om door de overheid
gefinancierd onderwijs als om commercieel onderwijs. Tot op zekere hoogte zijn er
vrijstellingen voor de fondsenwervende activiteiten. Over de contributie van een
sportvereniging hoeft geen BTW betaald te worden. Vaak is er niet alleen een
sportvereniging, maar ook een kantine. Die valt niet onder de vrijstelling. De kantine
treedt in concurrentie met andere ondernemingen. Bij de sportkantine is er een
vrijgesteld bedrag. Als de omzet onder de 68.000 euro blijft, hoeft hier geen belasting
over betaald te worden.
Een arts is vrijgesteld van de BTW. Een arts kan daarnaast ook andere tests uitvoeren,
bijvoorbeeld om het risico voor een verzekeringsbedrijf te bepalen. Er is besloten dat er
in dat geval BTW betaald moet worden, omdat het niet gericht is op de gezondheid van
de consument.
De BTW die betaald wordt is onmiddellijk aftrekbaar. Bij vrijgestelde organisaties is er
geen aftrek mogelijk. Het kan ook voorkomen dat een onderneming vrijgestelde en niet
vrijgestelde diensten levert. Een deel wordt dan wel belast en het andere deel wordt niet
belast. Er is geen aftrek voor goederen die privé gebruikt worden. Hierop is de auto een
uitzondering. Alle kosten van een auto mogen gezien worden als bedrijfskosten. Per jaar
moet er bijtelling voor de auto betaald worden.
Er is ook een speciale landbouwregeling. Er hoeft geen BTW berekend te worden en er
is sprake van een forfaitaire aftrek. Als de af te dragen BTW erg laag is, hoeft er
helemaal geen BTW betaald te worden. Dit is om hoge administratiekosten te
voorkomen.
Tot slot is er een speciale margeregeling voor kunst, antiek en gebruikte goederen.
Deze goederen worden eerst door de consument gebruikt. Vervolgens kan het weer
ingekocht worden door handelaren en daarna weer doorverkopen. Als over het hele
bedrag BTW betaald moet worden is er sprake van een dubbele belastingheffing. Er hoeft
in dat geval alleen BTW betaald te worden over de winstmarge.
Facebook.com/SlimStuderen
10
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Sommencollege 1:
In dit sommencollege wordt er gekeken naar een aantal vragen van oude tentamens.
Hierbij gaat het over de instrumentele functie, de winst uit onderneming en aanmerkelijk
belang. De vragen en antwoorden zijn terug te vinden op Blackboard. Hieronder staat
een korte uitleg over de onderwerpen die in de vragen langskomen.
Vraag 1
De overheid heeft geld nodig om de economie te organiseren. Dit is de budgettaire
functie van de overheid. De instrumentele functie wordt steeds belangrijker. De overheid
gebruikt de belastingheffing steeds vaker om de bevolking te sturen. De overheid kan
consumenten stimuleren, bijvoorbeeld door subsidies, en consumenten afremmen met
behulp van accijnzen. Toepassing van de automatische inflatiecorrectie heeft geen
invloed op de instrumentele functie. De tarieven moeten elk jaar geïndexeerd worden.
De aftrek voor speur- en ontwikkelingswerk zorgt ervoor dat ondernemers gestimuleerd
worden om te investeren. De overheid probeert hiermee dus te stimuleren om te
investeren. Dit is een bedrag dat van de winst mag worden afgetrokken. Dit is een
instrumentele functie van de overheid. De investeringsaftrek is een aftrek voor een
investering. Dit is een vast bedrag of een percentage van de investering. Dit wordt
afgetrokken van de winst. Hierdoor worden investeringen gestimuleerd. De accijns op
sterke drank zorgt ervoor dat alcohol drinken duurder wordt. Op deze manier probeert de
overheid het alcoholgebruik te verminderen.
Vraag 2
Liquiditeitsruimte verruimen betekent dat een bedrijf meer geld heeft om te
besteden. Dit wordt niet bereikt door de bodemwaarde van de WOZ waarde van 50% te
verhogen naar 100%. Er mag 100% afgeschreven worden als het pand niet in eigen
gebruik is. Verhoging van de bodemwaarde is nadelig voor een onderneming. Er mag in
dit geval minder afgeschreven worden. Een bedrijf heeft dan minder te besteden. Bij de
verhoging van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek is er een hogere investeringsaftrek.
Dit zorgt ervoor dat een bedrijf meer te besteden heeft. Bij een verruiming van
willekeurige afschrijving mag een bedrijf meer afschrijven, waardoor de kosten hoger
zijn. Dit mag worden afgetrokken van de winst. Een bedrijf heeft daardoor meer te
besteden. Bij de verruiming van de achterwaartse verliesverrekening kan dit een
belastingvoordeel opleveren. Het verlies mag gecorrigeerd worden met een aantal jaar
geleden. Een onderneming kan hierdoor geld terugkrijgen van de belasting. Dit is
voordelig voor de belastingplichtige. Dit zorgt ervoor dat een bedrijf meer te besteden
heeft.
Vraag 3
Een accijns op sigaretten komt voort uit de instrumentele functie van belastingheffing.
De milieuheffingen zijn er om mensen milieubewuster te maken. Ook dit is een
instrumenteel. De studiefinanciering is om te stimuleren dat studenten gaan studeren. De
hoogte van de vennootschapsbelasting heeft niet te maken met de instrumentele functie.
Vraag 4
De nominale premie van een zorgverzekering moet rechtstreeks betaald worden aan de
zorgverzekeraar. De inkomensafhankelijke betaling wordt door de werkgever ingehouden
en dus niet overgemaakt naar de zorgverzekeraar. Een gezin heeft in sommige gevallen
recht op zorgtoeslag. Dit hangt af van het inkomen. Personen onder de 18 zijn wel
verzekerd, maar hoeven geen premie te betalen.
Vraag 5
Voordat er gekeken wordt of er belasting over het inkomen betaald moet worden, moet
er eerst gekeken worden of er sprake is van een bron van inkomen. Soms is dit heel
duidelijk, soms is dit niet duidelijk.
Facebook.com/SlimStuderen
11
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Vervolgens wordt er gekeken waar dit belast kan worden. Arbeid kan belast worden als
winst uit onderneming, winst als loon en opbrengst uit overige werkzaamheid. Een bron
van inkomen is vastgesteld in de jurisprudentie en staat niet in de wet. Het moet gaan
om deelname in het economisch verkeer, er moet een winstdoel zijn en er moet een
redelijke verwachting van winst zijn. Als er realistisch gezien geen winst verwacht wordt,
dan kunnen de kosten niet afgetrokken worden.
Vraag 6
De inhouding van de loonbelasting kan verkeerd berekend worden. Als de fout lager is
dan 45 euro dan hoeft hier geen aangifte over gedaan te worden. De premies van de
werknemersverzekeringen worden niet geheven via de aanslagsystematiek. De premies
worden door de werknemer betaald. Dit wordt ingehouden door de werkgever. De
aanslagsystematiek geldt wel voor de inkomstenbelasting. De belastingdienst stuurt een
aanslag op en deze moet betaald worden. De premie werknemersverzekering is een
aangiftebelasting. Dit wordt ingehouden op het salaris en afgedragen aan de fiscus. De
drie kernbegrippen voor de loonbelasting zijn werknemer, inhoudingsplichtige en
dienstbetrekking. Deze begrippen staan uitgewerkt in de wet. Hier zijn allerlei vereisten
voor. Bij een dienstbetrekking gaat het om een gezagsverhouding, verplichting om een
prestatie te leveren en de verplichting om een loon te betalen. In sommige gevallen is dit
lastig vast te stellen. Premieheffingen zijn officieel geen belasting, maar de kenmerken
zijn hetzelfde als die van een belasting. De belastingen en de verzekeringen worden
tegelijkertijd betaald.
Vraag 7
Bij een dienstbetrekking is de gezagsverhouding erg belangrijk. Het is voldoende als de
werkgever opdrachten en aanwijzingen mag geven. Dit hoeft in werkelijkheid niet gedaan
worden. Er moet ook sprake zijn van een prestatie en een betaling. Als iemand betaald
krijgt om een opleiding te volgen om later in dienst te treden, mag dit niet gezien worden
als het verrichten van arbeid.
Vraag 8
De premieheffing volksverzekeringen moet betaald worden door inwoners van Nederland.
Dit hoeft dus niet door alle Nederlanders betaald te worden. Verliezen uit een
onderneming mogen als aftrekpost in box 1 gebruikt worden. De positieve opbrengsten
van het loon worden ook belast in box 1. De verliezen van de onderneming mogen
verrekend worden met de positieve opbrengsten van het loon. Dit is een verrekening
binnen een box en dit is dus toegestaan. Alleen bedragen binnen een box mogen
verrekend worden.
Vraag 9
Een afdrachtvermindering komt terecht bij de werkgever. De werkgever hoeft hierdoor
minder loonbelasting te betalen. Dit levert geen voordelen op voor de werknemer. Het
netto loon van de werknemer zal hierdoor niet toenemen.
De loonbelasting is een directe belasting, maar het lijkt op een indirecte belasting. De
belastingplichtige is de werknemer. De werkgever houdt de belasting alleen in.
Als een werknemer een kerstpakket krijgt, moet er eigenlijk belasting over betaald
worden. Dit is nadelig en daarom wordt dit als een eindheffing genomen. Dit wordt
geheven bij de werkgever. De werknemer hoeft dit niet te betalen en mag dit daarom
ook niet als voorheffing aftrekken van het belastbaar inkomen.
Een directeur-aandeelhouder heeft een groot deel van de aandelen van een onderneming
in handen. In de wet staat dat er een minimaal loon nodig is voor de directeurgrootaandeelhouder. De directeur-grootaandeelhouder is in dienst bij de BV op basis van
een fictieve dienstbetrekking. Er is dus geen schriftelijke overeenkomst nodig.
Facebook.com/SlimStuderen
12
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Vraag 10
Als er te weinig belasting is betaald, wil de inspecteur dit navorderen. In sommige
gevallen mag dit. Als iemand te kwader trouw is, is er geen nieuw feit nodig om na te
vorderen. Dit staat in art 16 AWR. Dit geldt zowel voor de loonbelasting als de
omzetbelasting. Voor een ambtelijke vergissing is er ook geen nieuw feit nodig. Dit geldt
ook voor de loonbelasting. De loonbelasting staat beschreven in art 20 AWR. Voor het
achteraf corrigeren van inkomensbestanddelen van buitenlanders is wel een nieuw feit
nodig. Voor buitenlanders gelden dezelfde regels als voor mensen in het binnenland.
Vraag 11
Er zijn een aantal antimisbruikwetten. Dit is nodig om onrechtvaardige voordelen te
voorkomen. De algemene wet bestuursrecht is geen antimisbruikwet. Die gaat over de
regels voor de belastingwet. De belastingdienst zit namelijk ook vast aan een aantal
regels. De ketenwet is er voor de aannemers. De aannemers moeten de belasting
afdragen. De wet Bestuurdersaansprakelijkheid is er om te zorgen dat een bestuurder
aansprakelijk kan worden gesteld op het moment dat er sprake is van onbehoorlijk
gedrag. De Faillisementswet is er ook om misbruik te voorkomen.
Vraag 12
De herinvesteringsreserve is een winst die belast wordt in box 1. Dit kan alleen gevormd
worden door iemand die een onderneming drijft. De boekwinst hoeft niet belast te
worden, omdat een ondernemer die kan gebruiken om te herinvesteren. De boekwinst
moet in mindering gebracht worden op de waarde van het nieuwe pand. Dit zorgt ervoor
dat de afschrijvingen lager zijn. Dit wordt dus op een andere manier verrekend. Dit
verschil zal op den duur verdwijnen. Het heeft dus wel effect op de jaarwinst, maar geen
effect op de totaalwinst. De herinvesteringsreserve valt vrij bij staking. Dit wordt niet in
één keer belast, maar per jaar. De fiscale oudedagreserve is er omdat een box 1
ondernemer geen pensioen kan opbouwen. Door middel van de oudedagreserve kan de
ondernemer zijn eigen pensioen opbouwen. Vaak staat dit wel op de balans, maar dit
geld is er niet. Bij een staking komt dit bedrag vrij en dit wordt belast met een hoog
tarief. Als een bedrijf dit geld niet heeft, kan dit leiden tot liquiditeitsproblemen. Dit is
een aftrekpost van de winst. Het geld dat door een onderneming in de oudedagreserve
wordt gestopt, mag worden afgetrokken van de winst van die periode.
Vraag 13
Een maatschap is een samenwerkingsvorm voor ondernemers. Een maatschap is
bijvoorbeeld te zien in een ziekenhuis. Iemand kan zowel privé als in een BV deelnemen
in een maatschap. De maatschap is voor de belasting transparant. Er wordt gekeken
naar de personen achter de maatschap. Dit zijn de subjectieve ondernemingen. Elke
subjectieve onderneming kan zelf beslissen of er een oudedagreserve wordt opgebouwd.
De zelfstandigheidsaftrek mag gebruikt worden op het moment dat er sprake is van een
onderneming en als er voldaan is aan het urencriterium. Een commanditair vennoot is
geen ondernemer. De beherend vennoot is wel een ondernemer. Deze kan dus profiteren
van de zelfstandigenaftrek. De investeringsaftrek geldt voor de belastingplichtige. Ook de
commanditaire vennoot kan hier dus ook van gebruik maken. De MKB-winstvrijstelling
kan niet door een BV worden benut. Deze vrijstelling is er om de winst van de
ondernemer in box 1 te verlagen.
Vraag 14
De afschrijving van onroerende zaken is verbonden met de WOZ-waarde. De afschrijving
van onroerende zaken is tegen historische kostprijs. De afschrijving van de onroerende
zaken wordt beperkt door de bodemwaarde. Ook de restwaarde zorgt voor een beperking
van de restwaarde. Verhuurde panden en panden die horen bij het
ondernemingsvermogen zijn niet in eigen verbruik. Deze mogen worden afgeschreven tot
100% van de WOZ waarde. Panden in eigen gebruik mogen worden afgeschreven tot
50% van de WOZ waarde.
Facebook.com/SlimStuderen
13
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Vraag 15
Het vormen van een kostenegalisatiereserve mag niet met toekomstige kosten. De
kostenegalisatiereserve gaat over kosten die betrekking hebben op het huidige jaar of
het voorgaande jaar. Er mag geen rekening gehouden worden met de kosten die in de
toekomst thuishoren. Een kostenegalisatiereserve mag wel gebruikt worden als de kosten
nu al plaatsvinden, maar de uitgaven pas over een paar jaar plaatsvinden.
Vraag 16
Een commanditaire vennoot kan profiteren van de investeringsaftrek. Deze aftrek is er
niet alleen voor ondernemers. Een commanditaire vennoot kan niet profiteren van de
zelfstandigenaftrek, omdat er niet aan het urencriterium is voldaan. Een
terbeschikkingstellingsvrijstelling zorgt ervoor dat het gunstig is om een pand ter
beschikking te stellen aan de eigen BV. Architecten die in een maatschap werken, kunnen
ieder zelf bepalen of ze een oudedagreserve opbouwen.
Vraag 17
Een autohandelaar kan zijn onderneming overdragen. De overheid wil voorkomen dat
een ondernemer gebruik maakt van een investeringsaftrek en het product vervolgens
verkoopt. Om dit te voorkomen moet de ondernemer een desinvesteringsbijtelling bij de
winst optellen op het moment dat de investering binnen 5 jaar verkocht wordt. In dit
geval wordt het bedrijfsmiddel na 7 jaar verkocht. Er is in dit geval dus geen sprake van
een desinvesteringsbijtelling.
Vraag 18
Verliezen mogen verrekend worden met winsten uit het verleden of met toekomstige
winsten. Het is voordelig om dit zo snel mogelijk te verrekenen. Als het jaar daarvoor
belasting is betaald over de winst, dan kan dit verlies terug gewenteld worden. In een
eerder jaar is er te veel belasting betaald en de overheid moet deze belasting
terugbetalen. Voor de inkomstenbelasting uit box 1 geldt dat de winst voor 3 jaar terug
en 9 jaar vooruit verrekend mag worden. Ondernemingsverliezen zijn 9 jaar
verrekenbaar.
Vraag 19
De regeling inzake middeling houdt in dat drie aaneengesloten kalenderjaren met
elkaar gemiddeld mogen worden om de belasting van box 1 te berekenen. In box 1 zijn
er progressieve tarieven. Het is daarom gunstiger om een aantal jaren met elkaar te
middelen, zodat het hoge tarief wegvalt. Er wordt gekeken welk tarief van toepassing is
als er wordt gekeken naar drie jaar in plaats van naar één jaar.
Vraag 20
Een onderneming zal eerst de oude verliezen compenseren en daarna de nieuwe
verliezen. De nieuwe verliezen zijn nog langer verrekenbaar dan de oude verliezen.
Verliezen in de vennootschapsbelasting kunnen 1 jaar terug en negen jaar vooruit
worden verrekend. De achterwaartse verliesrekening gaat voor de voorwaartse
verliesrekening. Verliezen zijn niet onbeperkt verrekenbaar met winsten.
Vraag 21
Het gaat in dit geval om een natuurlijk persoon met een aanmerkelijk belang. Een
persoon heeft een aanmerkelijk belang op het moment dat hij meer dan 5% van het
aandelenkapitaal van een BV in handen heeft. De BV wordt belast met de
vennootschapsbelasting. De aandeelhouder wordt belast in box 2. In box 2 worden de
reguliere voordelen en de vervreemdingsvoordelen belast. De uitreiking van winst
bonusaandelen wordt niet belast in box 2. Dit valt niet onder een regulier voordeel. De
aandeelhouder gaat er in dit geval niet op vooruit. Een dividenduitkering wordt wel belast
in box 2.
Facebook.com/SlimStuderen
14
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Een lening van de aandeelhouder aan de BV met een te hoge rente moet ook belast
worden in box 2. De BV moet te veel rente betalen aan de aandeelhouder. Dit is geen
zakelijke transactie en dit moet gecorrigeerd worden. De aandeelhouder moet hier
belasting over betalen. Dit is een regulier voordeel en dit wordt beschouwd als een
verkapt dividend. Ook als er een teruggave van de aandelen is, waarbij meer wordt
ontvangen dan er is betaald, is er sprake van een regulier voordeel.
Vraag 22
Als een natuurlijk persoon 4% van de aandelen in handen heeft, dan is er niet altijd
sprake van een algemeen belang. Er kan sprake zijn van een aanmerkelijk belang door
de meetrekregel. Een natuurlijk persoon die 8% van de aandelen in handen heeft van
een coöperatie, wordt ook gezien als een aanmerkelijk belang houder. Een persoon die
4% van de winstbewijzen heeft, heeft geen aanmerkelijk belang. Een rechtspersoon kan
nooit een aanmerkelijk belang hebben.
Vraag 23
Er is een BV met een aantal aandeelhouders. Dit zijn allemaal familieleden. Er is een
antimisbruikbepaling om te voorkomen dat familieleden op deze manier onder de box 2
belasting uitkomen.
Arie heeft 21 % en heeft hiermee een aanmerkelijk belang. Er wordt gekeken naar de
partners samen. De partners samen hebben 24% van de aandelen in handen en ook hier
is dus sprake van een aanmerkelijk belang. Het kind heeft ook 3% van de aandelen in
handen. De vader heeft een aanmerkelijk belang en trekt het kind hierdoor mee. Alle drie
de personen hebben een aanmerkelijk belang.
Vraag 24
Op het moment dat iemand overlijdt, wordt dit als een afrekeningsmoment gezien. Bij de
afrekening wordt er gekeken naar de waarde van de aandelen in het economisch
verkeer. De waarde van de aandelen is gelijk aan 500.000 euro. De kostprijs van de
aandelen waren 25.000 euro. De winst van 475.000 euro wordt belast.
Vraag 25
Er wordt 100% van de aandelen gekocht in een onderneming. Dit wordt betaald met een
lening en hierover moet rente betaald worden. Guusje heeft een aanmerkelijk belang in
de onderneming. De rentekosten zijn 37.500 euro en de opbrengsten van het dividend
zijn 20.000 euro. Het inkomen uit het aanmerkelijk belang is een negatief bedrag van
17.500 euro. Dit zijn aftrekbare kosten en deze kosten kunnen verrekend worden met
het inkomen van werk en woning in box 1.
Vraag 26
Een ondernemer kan kiezen om een onderneming te drijven als een natuurlijk persoon of
als een rechtspersoon. De overheid wil niet dat iedere ondernemer naar box 2 vlucht
vanwege fiscale voordelen. De overheid kan hiervoor maatregelen nemen. Dit kan niet
door de fiscale oudedagsreserve te verkleinen. Dit kan ook niet door het aanmerkelijk
belang tarief te verhogen of het tarief van de inkomstenbelasting te verhogen. Dit kan
wel door de MKB-winstvrijstelling te verhogen.
Facebook.com/SlimStuderen
15
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Aanvulling vanuit de literatuur:
Harmonisatie omzetbelasting
Er zijn meerdere richtlijnen die zijn gesteld door de Raad van Ministers van de Europese
Unie, om te komen tot harmonisatie van belastingheffing. Vooral de zesde richtlijn is erg
van belang. Deze richtlijn beoogt een volledige en gedetailleerde unificatie van de
grondslag van de omzetbelasting te bewerkstelligen. Van de grondslag waarover de
lidstaten belasting heffen, moet 0,1% worden afgedragen aan de EU.
Bij de
•
•
•
omzetbelasting zijn de harmonisatiefasen goed herkenbaar:
Harmonisatie van de heffingsstructuur;
Harmonisatie van de heffingsgrondslag;
Harmonisatie van de tarieven: de EU-commissie heeft twee minimumtariefniveaus
vastgelegd: 15% voor het normale niveau en 5% voor het verlaagde tarief.
Voor- en nadelen
De EU-lidstaten zijn verplicht om de omzetbelasting te heffen volgens het systeem van
de belasting over de toegevoegde waarde en wel volgens de methode van aftrek van
voorbelasting.
De voordelen zijn:
• Interne neutraliteit is gewaarborgd;
• Het is mogelijk om over de uitgevoerde producten evenveel belasting te heffen als
over de binnenlandse producten;
• Ontbreken van integratietendens in de productieketen;
• Meer controlemogelijkheden, dus minder kans op fraude.
De nadelen zijn:
• Een groot aantal belastingplichtigen;
• Administratieve problemen voor ondernemers.
Levering van goederen
Wat hieronder wordt verstaan, wordt beschreven in artikel 3 van de wet OB. Het
vertrekpunt van het leveringsbegrip in de omzetbelasting is de eigendomsoverdracht
ingevolge een overeenkomst. Ook bij een overdracht van macht is een levering
aangeduid. Handelingen die als levering worden gezien zijn:
• Oplevering van vervaardigde onroerende zaken: een opdrachtnemer vervaardigt
een nieuw goed uit de tot hem ter beschikking gestelde goederen. Vervaardiging
is het voortbrengen van een onroerende zaak die eerder niet bestond.
• Door de overheid gevorderde goederen.
• Goederen die uit het ondernemingsvermogen gaan.
• Aan een ander aangebrachte goederen: zoals een garagehouder die voor een
reparatieactiviteit een nieuwe accu plaatst, deze handeling wordt gelijkgesteld
met een levering.
• Privé-onttrekking: goederen die door de ondernemer worden gebruikt anders dan
voor bedrijfsdoeleinden, zoals de slager die zijn eigen vlees opeet. Dit is ook zo bij
staking van een onderneming en bij inbreng van de onderneming in een BV of NV.
• Zelf vervaardigde goederen: een ondernemer die zijn bedrijfsmiddelen gebruikt
voor vervaardiging van privé-producten. De plaats van levering is de plaats waar
het vervoer van de levering begint. Is dit in Nederland, dan kan het belast
worden.
Facebook.com/SlimStuderen
16
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Het verrichten van diensten
Diensten zijn prestaties (behalve levering van goederen) die tegen vergoeding worden
uitgevoerd. Het is belangrijk om het verschil tussen een dienst en een levering te
kennen, want:
• Plaats van levering en die van dienstverrichting kennen verschillende regels;
• Er bestaan verschillende tariefsferen;
• Voor diensten is er geen herzieningsregeling.
Voor de plaatsbepaling van een dienst wordt onderscheid gemaakt tussen twee regimes:
• B2B-diensten: diensten van bedrijven aan bedrijven. De plaats van een
dienstverlening is de plaats waar de afnemende ondernemer is gevestigd.
• B2C-diensten: diensten van bedrijven aan consumenten. De plaats van een
dienstverlening is de plaats waar de dienstverlenende ondernemer is gevestigd.
Invoer van goederen
Het belastbare feit is hier het invoeren van goederen vanuit de niet-EU-lidstaten naar de
EU-lidstaten. De ondernemers moeten hier gebruik maken van de verleggingsregeling.
Bij de omzetbelasting wordt onder een ondernemer verstaan: iemand die een
onderneming zelfstandig uitoefent. Voor feitelijk ondernemerschap moet er wel voldaan
worden aan:
• Bedrijfsvoering: er moet sprake zijn van deelname aan het maatschappelijk
verkeer, door middel van een organisatie van arbeid en kapitaal en er moet
gestreefd worden naar duurzame maatschappelijke behoeften;
• Zelfstandigheid.
Bij de omzetbelasting worden de directeuren-grootaandeelhouders niet afhankelijk gezien
van de BV en worden daarom belast als ondernemer en moeten verplicht omzetbelasting
afdragen. Iemand die alleen prestaties ‘om niet’ verricht, kan niet als ondernemer
worden aangemerkt.
Fictieve ondernemers zijn personen die zich bezighouden met exploitatie van een
vermogensbestanddeel om er duurzaam opbrengsten uit te verkrijgen.
Publieke lichamen kunnen bij de omzetbelasting ook als ondernemer worden aangemerkt
als ze aan de voorwaarden voldoen die in artikel 7 van de wet OB worden gesteld. De
V.O.F. is voor de omzetbelasting meer dan één ondernemer, de omzetbelasting gaat
ervan uit dat als er meerdere personen één onderneming voeren, dat dit een fiscale
eenheid is. Van een fiscale eenheid is er sprake als de personen in Nederland wonen of
een vaste inrichting hebben en in organisatorisch en economisch opzicht een eenheid
vormen. Voor verwevenheid is vereist:
• Verwevenheid in financieel opzicht;
• Verwevenheid in organisatorisch opzicht;
• Verwevenheid in economisch opzicht.
Bij de omzetbelasting kan er pas sprake zijn van een fiscale eenheid als er ten minste
een 50% deelneming bestaat.
De voordelen van de fiscale eenheid zijn:
• Verlichting in de administratieplicht;
• Verlichting in de financieringssfeer.
Het nadeel van de fiscale eenheid is:
• Fiscus krijgt meer verhaalmogelijkheden.
Facebook.com/SlimStuderen
17
Overzicht Fiscale Economie (supplement 2) 2014-2015
Heffingsgrondslag
De belasting over levering van goederen en diensten wordt berekend over de
vergoeding; het totale bedrag dat voor die levering of diensten in rekening wordt
gebracht. Doorlopende posten zijn posten die bestaan uit het bedrag dat een ondernemer
voorschiet aan zijn klanten. Ondernemers die gebruikte goederen verkopen, hoeven
alleen over de winstmarge omzetbelasting te betalen, dit geldt ook voor de particuliere
verkoper.
Aftrek van voorbelasting betekent dat een ondernemer de omzetbelasting die in
rekening is gebracht voor de leveringen of diensten van een andere ondernemer, kan
aftrekken. Er zijn ook hier uitzonderingen:
• Aftrekbeperking bij vrijgestelde prestaties;
• Aftrekbeperking bij consumptiebestedingen;
• Aftrekbeperking wegens privé-gebruik;
• Zakelijk gebruik buiten de onderneming.
Gemengd gebruik betekent het gebruik voor zowel privé als voor zakelijke doeleinden
en gebruik voor vrijgestelde prestaties. Bij de laatste moet er een splitsing worden
gemaakt, deze is te vinden in art. 11 Uitv.besch. van de wet OB. Op de roerende of
onroerende zaken waar de ondernemer IB of Vpb afschrijft, geldt een herzieningsregeling
(art. 13 en 13a Uitv.besch. OB). Voor de roerende zaken wordt de aftrek herzien in elk
van de vier boekjaren.
Het inhaaleffect treedt op als de levering van een goed onder het algemene tarief en één
of meer van de kostenfactoren van dat goed onder het verlaagde tarief vallen. Het
inhaaleffect kan ook intreden bij een vrijstelling.
Bijzondere regelingen
Voor enkele groepen van ondernemers zijn er bijzondere regelingen getroffen omtrent de
heffing van de omzetbelasting. Dit is bijvoorbeeld zo bij de landbouw, veeteelt, tuinbouw,
bosbouw en tabaksfabrikanten (art. 27 wet OB). In het geval van de landbouw hoeft
geen omzetbelasting betaalt te worden over:
• Leveringen van goederen die zij voor hun hoedanigheid hebben geteeld;
• Diensten die bijdragen aan de agrarische productie;
• Leveringen van gebruikte bedrijfsmiddelen.
Onroerende zaken
De regeling betreffende de onroerende zaken heeft een geheel eigen karakter, de heffing
van de omzetbelasting is beperkt tot:
• Vervaardigde en nog niet twee jaar in gebruik zijnde onroerende zaken. Hierbij
zijn het vervaardigingsmoment en het ingebruiknemingsmoment van belang:
- Vervaardigingsmoment: er is sprake van vervaardiging als er een nieuwe
onroerende zaak tot stand komt. Het kan zo zijn dat het drastisch verbouwen
van een pand tot vervaardiging kan leiden.
- Ingebruiknemingsmoment: het moment van ingebruikneming is bepalend
voor het eindtijdstip van een periode, waarin belaste leveringen aan de orde
kunnen zijn.
• De ondernemer heeft voor belast regime gekozen: de ondernemer kan een
verzoek indienen voor belast regime, dit moet schriftelijk gebeuren voordat het
belastbare feit zich voordoet. Bij belast regime vraagt de ondernemer voor
uitzondering van het vrijstellingsregime.
Facebook.com/SlimStuderen
18