Matab-i FLEVOBERICHT NR.69 VOORBEREIDING EN UITVOERING VAN EEN DRAINAGEPROJECT BIJ DE RIJKSDIENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS (een praktijkvoorbeeld) door N.F.van der Kant, P.Duut en S.Spanjer r 9450 SDIENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS B'SLIOTHSEK R!JKSD!_.\"3T VOOR DC lUSSELMEERPOLDERS KAMPEN 1969 Flevo - berichten R a p p o r t e n en mededelingen inzake de droogmaking o n t g i n n i n g e n s o c i a a 1 - e c o n o m i s c h e opbouw der IJsselmeerpolders n o . 69 VOORBEREIDING EN UITVOERING VAN EEN DRAINAGEPROJECT BIJ DE RIJKSDIENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS (een prakti.jkvoorbeeld) door N.F. van der Kant, P. Duut en S. Spanjer RIJKSDIENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS ZWOLLE 2003C - 1- INLEIDING Voor het aanbrengen van een detailontwatering zijn een grondige voorbereiding en planning van de uit te voeren werkzaamheden en ee;n begroting van de te maken kosten noodzakelijk. De in dit rapport gegeven voorbeelden omvatten het gehele complex van deze voorbereidende en uitvoerende handelingen. Voorts zijn er aan de praktijk ontleende formulieren en gegevens in samengebracht, die een beeld geven van de gang van zaken bij de buisdrainage in de IJsselmeerpolders . behandelde onderwerpen 1. ALGEMEEN OVERZICHT VAN DE UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN 2. HET ONTWATERINGSADVIES 3. METHODEBESCHRIJVING, DRAINEREN VAN KAVELS IN OOSTELIJK FLEVOLAND DOOR DE RIJKSDIENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS 4. TARIEFSPECIFICATIE VOOR HET LEGGEN VAN EEN DRAINAGE, DRAINAFSTAND 12 m, MET GEBAKKEN KRAAGBUIZEN 0 5 cm Bijlagen l a en b Slootprofielen 2a t/m d Motivering van enige drainage-adviezen 3 Drainage-advies 4 Drainage-waterpassing 5 Drainage-aanleg 6 Drainage-controle en drainage-onderhoud 7 Meetkaart 8 Onderhandse overeenkomst f •a to QJ rH c 9 cd cfl 3 is sz 0 us 2Z •~ I Jr> / - 2- 1. ALGEMEEN OVERZICHT VAN DE UIT TE VOEREN WERKZAAMHEDEN Het netwerkschema op bladzijde 1 geeft een algemeen overzicht van de handelingen die moeten worden verricht om een willekeurig gekozen kavel van een detailontwatering in de vorm van drainage te voorzien. Tevens geeft dit schema de onderlinge relaties van de handelingen aan. uitgegaan is van de volgende punten a. een willekeurig gekozen kavel van onbepaalde grootte en met een onbepaalde grondsoort en begroeiing; b. daar het geen reeel geval betreft, zijn de bij de drainage het meest voorkomende handelingen aangegeven; het kan echter voorkomen dat een of meer van de genoemde hand€>lingen niet behoeven te worden uitgevoerd, bijv.: indien de slootgrond reeds is geegaliseerd, behoeven geen gaten (coupures) door de wal te worden gestoken; indien het riet reeds is verbrand of de kavel reeds eerder is ontgonnen en begreppeld, behoeven geen banen te worden gemaaid; indien in de voile grond, d.w.z. niet in bestaande greppels, is gedraineerd, vindt geen vlakploegen pleats. NUMERIEK overzicht van de handelingen 1- 2 B Karteren van slootprofielen tot ca. 1,50 m diepte. Kartering op de kavel kan in een later stadium plaatsvinden 1- 7 A Egaliseren van de slootgrond die bij het graven van de sloten op de kavel is gedeponeerd 2- 3 F Opstellen en uitbrengen van het ontwateringsadvies, waarin o.a. wordt geadviseerd betreffende - begreppeling of drainage; - diepte en onderlinge afstand der reeksen; - soort buis en bedekking 2- 4 C Controle van slootdiepte en ligging van het maaiveld t.o.v. de waterspiegel t - 3- 3- 4 Hulppijl of dummy. Dit is een pijl die geen handeling of tijd aangeeft. Deze tijdloze pijl wordt gebruikt t.b.v. verwerking met de computer wanneer twee of meer handelingen hetzelfde begin- en eindpunt hebben 3- 5 G Indien de drainage wordt aangelegd en de slootgrond nog niet is geegaliseerd, dan moeten ter hoogte van de drainreeksen gaten (coupures) in de slootwal worden gemaakt 3- 7 H Indien de drainage wordt aangelegd en het riet is nog niet vernietigd, dan moeten op de plaatsen waar de drainreeksen komen te liggen banen worden gehakseld 3- 8 J Vaststellen met welk type draineermachine de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Dit is noodzakelijk voor het inzichten van tussenpunten 3- 9 K Aankopen van buizen en bedekkingsmateriaal 4- 6 D Uitdiepen van de sloten 5- 7 Hulppijl 6- 7 E E g a l i s e r e n van de s l o o t g r o n d d i e b i j h e t u i t d i e p e n van de s l o t e n op de kavel i s gedeponeerd 7- 8 L Waterpassen van hoofdpunten 8-11 M I n z i c h t e n van de t u s s e n p u n t e n 9-10 N Aanvoeren van buizen en b e d e k k i n g s m a t e r i a a l t o t i n depot of op de weg voor de k a v e l ; keuren van de buizen 10-11 0 U i t r i j d e n ( v e r d e l e n ) van buizen en b e d e k k i n g s m a t e r i a a l op de kavel 11-12 P Draineren ( i n c l . leggen van e i n d b u i z e n ) ; e e r s t e g e d e e l t e 12-13 Q Draineren ( i n c l . leggen van e i n d b u i z e n ) ; (tweede) l a a t s t e gedeelte 12-14 R C o n t r o l e r e n van de l i g g i n g van de d r a i n r e e k s e n ; e e r s t e g e d e e l t e 1) Met deze werkzaamheden kan worden begonnen voordat de voorgaande handel i n g i s b e e i n d i g d . Om deze reden z i j n h e t d r a i n e r e n en het d i c h t e n van de d r a i n s l e u v e n in h e t schema in twee g e d e e l t e n g e s p l i t s t . - 413-14 Hulppijl 13-17 S Afruimen; verwijderen van buizen-resten, latten, pakkedraad e.d. 14-15 T Drainsleuven dichten; eerste gedeelte (meestal met schuifbord, ploeg of Bajac schijven) 14-16 U Controleren van de ligging der drainreeksen; laatste gedeelte 15-16 Hulppijl 16-17 V Drainsleuven dichten; laatste gedeelte 17-18 W Nacontrole op de ligging van de drainreeksen (zgn. wlntercontrole door middel van doorsteken) 17-19 Vlakploegen van de kavel, komt voor na drainage in bestaande greppels (valt meestal samen met stoppelbewerking) 18-19 Hulppijl 1) Met deze werkzaamheden kan worden begonnen voordat de voorgaande handeling is beeindigd. Om deze reden zijn het draineren en het dichten van de drainsleuven in het schema in twee gedeelten gesplitst. X - 5- 2. HET ONTWATERINGSADVIES De afdeling belast met de uitvoering der werkzaamheden vraagt een ontwateringsadvies aan de afdeling die het onderzoek verricht (zie netwerkschema aanleg drainage 2-3 F). De onderzoekafdeling verricht t.b.v. de opstelling van het advies een aantal opeenvolgende handelingen. Onderstaand schema geeft de relaties tussen deze handelingen weer. (D-^-0—^0-^-0-^-®—s-©-^-© 1-2 A Bestudering van het slootprofiel der beide kavelsloten (zie bijlage la en lb), ter verkrijging van inzicht in de aard en de dikte van de grondlagen. Aan de hand hiervan worden het aantal en de plaats van de te graven profielkuilen bepaald. 2-3 B Het graven op de betrokken kavel van profielkuilen waarin de rijpingstoestand van de grond wordt beoordeeld (aeratiediepte; intensiteit, breedte en diepte van de scheuren; consistentie van de grond). Veelal kan in zware gronden met 1 profielkuil per kavel (30 ha) worden volstaan. Soms is het wegens de bodemgesteldheid en de hydrologische omstandigheden (bv. kwel) nodig om meer kuilen per kavel te beoordelen. Voor de onder 2-3 B en 3-4 C genoemde handelingen kan gemiddeld in zware gronden met 1 profielkuil per 10 - 20 ha worden volstaan. In lichte, bonte gronden wordt gemiddeld 1 profielkuil per 2 - 5 ha beoordeeld. 3-4 C Inwinnen van informatie over de bodemgesteldheid ter plaatse via de profielkuilen. Komen er aanmerkelijke verschillen voor tussen de kuilen onderling dan is het nodig het aantal kuilen uit te breiden om het verloop in de rijpingstoestand over een zekere afstand goed te kunnen vaststellen. 4-5 D Vergelijken van de verkregen gegevens met die van ontwateringsproefvelden en van kavels met een vergelijkbare profielopbouw, die reeds eerder van een drainage werden voorzien. Op grond van de ervaringen die op de laatstgenoemde kavels zijn opgedaan met diverse drainafstanden, wordt een drainafstand vastgesteld en gemotiveerd (bijlage 2a). De gehanteerde ontwateringseis hierbij is een grondwaterstand van 30 cm beneden maaiveld midden tussen de drains bij een afvoer van 10 mm/etmaal. De doorlatendheid, die zo'n belangrijke factor is bij de bepaling van de drainafstand, kan bij zware, rijpende kleigronden niet op eenvoudige wijze in het veld worden - 6- gemeten. Een berekening van de drainafstand is daardoor niet mogelijk. Derhalve moet men op bovenomschreven wijze tot de bepaling van de drainafstand komen. In lichtere gronden kan de doorlatendheid wel worden gemeten met behulp van de boorgatenmethode van Hooghoudt. De handelingen 1-2 A, 2-3 B en 3-4 C blijven in principe ongewijzigd. Na bepaling van de doorlaatfactor wordt de drainafstand berekend met behulp van de formule van Hooghoudt. In bijlage 2b zijn het bodemprofiel, de bepaling van de doorlaatfactor en de berekening van de drainafstand op kavel H 25 in Oostelijk Flevoland beschreven. 5-6 E Opstellen van het drainage-advies, waarin behalve voor de drainafstand ook aanbevelingen worden gedaan voor de toe te passen draindiepte, drainhelling, buissoort en het afdekkingsmateriaal (bijlage 3 ) . De keuze van de diepte, de helling en het materiaal van de drainreeks is voor 4 kavels waarop verschillende omstandigheden voorkomen, gemotiveerd in de bijlagen 2b, 2c en 2d. 6-7 F Verzenden van het advies aan de belanghebbenden. X - 7- 3. BESCHRIJVING VAN DE METHODE VAN DRAINEREN VAN KAVELS IN OOSTELIJK FLEVOLAND DOOR DE RIJKSDIENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS In de volgende algemene methodebeschrijving van het draineren met aarden buizen zijn de nu volgende factoren, die voor drainagewerkzaamheden in het algemeen variabele factoren zijn, als vaste factoren aangehouden. - kavelgrootte 30 ha (ca 300m x 1000 m) - terrein nog niet ontwaterd - machine uitgerust met graafketting - buissoort gebakken kraagbuis, 5 cm 0 - bedekkingsmateriaal turfmolm - drainafstand 12 meter - afwateringsrichting 2-zijdig De methodebeschrijving is beperkt tot de het meest direct met draineren in verband staande werkzaamheden. Het op biz. 1 weergegeven netwerkschema verschaft een algemeen overzicht van de volgorde der werkzaamheden (handelingen) bij drainage onder verschillende omstandigheden. In de methodebeschrijving wordt telkens verwezen naar de overeenkomstige handelingen in het netwerkschema 3.1. Voorbereiding 3.1.1 Uitzetten (netwerk 7-8 Ll Na binnenkomst van het drainage-advies van de onderafdeling, hoogtepunten uitzetten (zgn. vaste punten) door 2 a 3 man van de uitvoerende afdeling. Hulpraiddelen:waterpastoestel, baken en piketten 3.1.2 Tussenpiketten inzichten (netwerk 8-11 M) Dit wordt verricht door 2 man van de uitvoerende afdeling. Hulpmiddelen:een aantal zichtborden, een pikethamer en piketten 3.1.3 Buizen uitrijden (netwerk 10-11 0) De buizen staan in depot in de wegberm voor de kavel of in de omgeving . Hierbij zijn betrokken 3 laders, 3 trekkerchauffeurs en 4 lossers. Hulpmiddelen:3 wiel- of rupstrekkers, ca 10 wagens of buizensleden (aard van het te gebruiken materieel afhankelijk van weers- en terreinomstandigheden) vijftandige buizenvorken Per wagen of slee worden 1600 buizen geladen. Per vijftandige buizenvork 10 of 5 buizen laden of lossen. X - 8- Een transporteenheid bestaat uit een trekker met 2 wagensof sleden. Op het veld wordt voor 2 drainreeksen gelijktijdig gelost. De buizen worden in hoopjes van 10 stuks neergelegd, op onderlinge afstand van 3 meter en ca. 4 meter uit het hart van de te leggen drainreeks . 3.1.4 Eindbuizen uitrijden (netwerk 10-11 0) De aanvoer vanaf het bedrijf geschiedt door 2 a 3 man. Hulpmiddelen: trekker en wagen Bij elke te leggen drain wordt een eindbuis op de kopakker neergelegd . De buizen zijn van plastic, 120 cm lang + 80 cm inschuifbaar i.v.m. het maaien van het talud. 3.1.5 Turfmolm (netwerk 10-11 0) Aantal mensen en wagens naar behoefte en beschikbaarheid Per halve drain (150 m) worden 5 pakken molm op de kopakkers gelegd. 3.2 Draineren 3.2.1 Blgemeen (netwerk 11-12 P en 12-13 Q) De drains worden gelegd vanuit de sloot tot het midden van de kavel. Vervolgens rijdt de machine achterwaarts terug naar de sloot. De manbezetting bij de draineermachine is als volgt: - 2 machinisten, van wie er 1 de machine bestuurt en de andere de zichten verplaatst - 2 man, die buizen op de machine leggen - 1 man, die buizen inzet op de machine - 2 man, die op de molmkar de molmpakken losmaken, de molm fijn- maken en in de drainsleuf gooien - 1 man, die met de molmstok de verdeling van de molm in de sleuf aanbrengt - 1 man, die de aan de machine gekoppelde ploeg bestuurt. Deze ploeg brengt de eerste teelaarde op de buizen (20 cm) - 1 man, die het aansluiten van de eindbuis en het dichten van de sleuf in het sloottalud verzorgt. Deze 10 man staan onder leiding van een toezichthouder. De machinisten en ook de overige bezetting verwisselen geregeld van werk. Bij de uitvoering van de drainage kan de werkcyclus in 4 steeds terugkerende fasen worden ingedeeld: in het werk zetten, draineren, uit het werk zetten, transport. - 0 - j.n het werk zetten van de machine Tijdens het in het werk zetten van de machine moet een complexe hoeveelheid handelingen worden verricht. Deze handelingen geschieden gelijktijdig, waarbij de volledige bezetting is ingeschakeld. Handelingen: molmkar met handkracht naast de machine plaatsen, aanhaken en laden met 5 pakken turfmolm ploeg achter de machine slepen en aanhaken de eerst te gebruiken buizen op de machine plaatsen slof en graafmechanisme in de sloot laten zakken eindbuis plaatsen en aansliiten kapotte buizen en overig van de vorige drainreeks achtergebleven materiaal op de kopakker deponeren. draineren Na de voorgaande handelingen neemt ieder lid van de bezetting de hem aangewezen plaats in en gaat de machine rijden. Ieder lid van de bezetting vervult daarbij een van de taken als oraschreven onder 3.2.1. Een van de 2 machinisten bestuurt de machine en regelt daarbij nauwkeurig de diepte van draineren, terwijl de andere machinist voor de machine uitloopt en de 6 zichten verplaatst naar de volgende te leggen drainreeks en ze daar op de juiste hoogte zet. De 3 man voor het verwerken van de buizen controleren deze opbreuk of beschadiging . De 3 man die voor het verwerken van de molm zorgen, maken deze goed fijn en verdelen de molm zeer regelmatig verdeeld in de sleuf. De ploeger zorgt ervoor dat er voldoende gerijpte grond onder in de sleuf komt. De maqjj die de eindbuis aansluit, herstelt het sloottalud en doet dit met zorg teneinde uitspoeling te voorkomen. uit het werk zetten van de machine Aan het eind van de drainreeks plaatstde buizeninzetter een betonnen stop op de laatste drainbuis om inspoelen van grond te voorkomen. De machinist heft het graafmechanisme en de slof tot boven het maaiveld en rijdt nog enkele meters door, zodat de ploeger gelegenheid krijgt om het aanbrengen van teelaarde af te maken. transport Wanneer de achterwaarts rijdende machine de molmkar en vervolgens de ploeg passeert, worden deze voor aan de machine gehaakt en zo mee terug genomen naar desloot voor de volgende reeks. (De ploeg uiteraard slepende). Het personeel, uiteraard behalve de bestuurder, loopt terug naar de sloot. X - io - 3.3 Nawerk 3.3.1 Controle (netwerk 12-14 R en 14-16 U) Een ploegbaas en 2 helpers controleren de hoogteligging van de drainreeksen. Hulpmiddelen: een waterpastoestel, 2 peilijzers en 2 bakens Om de 10 meter wordt de reeks decontroleerd. De verzamelde gegevens worden uitgewerkt op de staat Drainage-waterpassing (zie bijlage 4). Geconstateerde fouten worden meestal in handwerk hersteld. 3.3.2 Opruimen (netwerk 13-17 S) Een chauffeur met 1 a 2 helpers ruimen de overgebleven drainbuizen, kapotte en afgekeurde buizen, draad en latjes van molmpakken enz. na beeindiging van de drainge op. Hulpmiddelen: trekker en wagen Daar alles wat moet worden opgeruimd reeds op de kopakkers ligt, rijdt de chauffeur met zijn helpers een keer rond de gedraineerde kavel. 3.3.3 Sleuf dichten (netwerk 14-15 T en 16-17 V) Het dichten van de sleuf geschiedt op verschillende manieren, o._. door: de uitgegraven grond die aan weerszi jden van de sleuf in ruggen ligt met een Fordson wieltrekker met schuifbord in een rondgang per sleuf in de sleuf terug te schuiven (dit wordt ook wel gedaan met een rupstrekker met schuifbord). met een afdekfreesje de sleuf van boven eerst te verwijden en de sleuf daarna dicht te ploegen met een vierschaarploeg achter een trekker; deze methode kost 3 werkgangen per sleuf. Enkel te ploegen, maar hiervoor zijn de sleuven wel wat smal. 3 .4 Aansluiten van de erfdrainage Wanneer na het draineren van de kavel een erfsloot wordt gegraven, worden de verstoorde reeksen met de hand van eindbuizen voorzien. Na het beeindigen van de drainagewerkzaamheden vult de uitvoerende afdeling een Drainage-aanlegstaat in (zie bijlage 5), met o.a. gegevens betreffende de uitvoering,het gebruikte materiaal en de hoedanigheid van de grondlaag. In de winter volgend op de aanleg vindt een nacontrole plaats op de ligging van de drainreeksen door middel van doorsteken; gegevens hierover worden vermeld op de staat Drainage-controle -onderhoud (zie bijlage 6 ) . - 11 - De uiteindelijke situatie van de kavel voor wat betreft soort ontwatering, bruto en netto maaiveld, akkergrootten e.d. wordt vastgelegd op een meetkaart (zie bijlage 7). X 3 a •~ r S 3 nrf M 1, i« _ ___ •-:H 1 V a' o _ON s . 53$ 5.S N • » N k II • o N a O 1 I - CO c i v "i CM M fl tn 8 2 ! _3 2, .. ft a k a a C _ &t c PI • <n J_ s _ > ft : _ | W a. * o. tn • — :•) X r. 9i n to x x — 3D t -* M in o 8 .3 4ft a - I r 1 2- ss • fl • 5__ H M •1 9 B u O. I. ii C * - — — N C C r u n ~ "8 I ? - C C C i it as IN -. w «| _, - M 3 • & — . a . _ ._ - M _. _ — C c it c a N X 2 a M i. -* * g u _ - S <- — 4 t - = e c a sa a ss. . SS2J , . 8, •a r- _• . -<-*i _! • ft* * 12 S° •0 a* tr. ft •o -= •*» c •_> n — f JC .* 3 S J fl i • i—« L. 3 £3 _ m o H — CM I * * O — K a e - —wi • • - • - _s I t vi c k «. si! J! lo ft -C JC ft t - ft U fl » . _J -. L * I lV ft ft C *" « ft I- TS _ e Bt C : - . -« . c . w u • ft v J_ • *• fl _ _ B % — c o — ft • a. sg fJ -( N ft c - a c r * e ft ft c • • w k ,151 MM — C t- - eo 13 3 f- fill * jli I •/•.IH O i c - 12 - TARIEFSPECIFICATIE VOOR HET LEGGEN VAN EEN DRAINAGE, DRAINAFSTAND 12 METER, MET GEBAKKEN KRAAGBUIZEN 0 5 CM De tariefspecificatie bevat de in de "Beschrijving van de methode " opgenomen en in het netwerkschema met de letters L, M, 0, P, Q, R, S, T, U en V aangeduide handelingen. toelichting op de specificatie - in werkelijkheid zijn op kavel G 117 kraagloze buizen 0 5 cm gelegd en is de erfdrainage ca. een maand eerder gelegd dan de drainage op de kavel - ter dekking van de algemene kosten, hoofdzakelijk kosten van directie technisch personeel administratief personeel onderzoek is het opslagpercentage ; 25; dit met uitzondering van de werktuig- en machinekosten bij de handeling "draineren". Hier is met een opslag~ percentage van 15 gerekend, daar het werk door een loonbedrijf is uitgevoerd (zie de onderhandse overeenkomst, ibijlage 8). - de strekkende meter tarieven voor werktuig- en arbeidskosten zijn een gemiddelde van de jaren 1966, 1967 en 1968; de materiaalprijzen zijn gemiddelde van de jaren 1967 en 1968 - in werkelijkheid zijn er 20 betonstoppen minder gebruikt, omdat ter hoogte van het erf de drainreeksen niet zijn onderbroken. Tenslotte zijn zowel de totale kosten als de kosten per eenheid afgerond op hele guldens. X Kavel: C ||M Jaar: ,qt>4 MOTIVERING VAN HET DRAINAGEADVIES VOOR KAVEL Bijlage 2 _"7 IN OOSTELIJK FLEVOLAND door M o t i v e r i n g v o o r de g e h e l e k a v e l / van Voor algemene p r o f i e l o p b o u w : zie m tot m vanaf wog. slootprofiel. Dikte holocene laag t i j d e n s beoordeling ~~z> | _ f O Opmerkingen o v e r w i l d e v e g e t a t i e : Wat Begreppelingsafstand: n»*t Ontwateringstoestand tijdens Verbouwde g e w a s s e n : C\C2t_n riet ~zee cm ~ m.v. C V i t e o , A i.stel&. _e^r«f)pc\<±begreppeling: Cultuur toestand tijdens beoordeling: n O Q n i e t \o CUItUUr Er komt _«i._fltro_ lri n g , g e e n , a w a k - e , m a t i g a , — s t a r . a kwel v o o r . D i e p s t e z o m e r g r o n d w a t e r s t a n d i n cm - m.v. i n 1 9 D 3 • iOO C m - m.V geschat/gome ton • Gomoton d o o r l a t o n d h o i d i m / o t m - o t i n l a a g van Bopoltcndc afotand velgewa lleegheudt,; Geadviseerde afstand: \Q. tot m - m. v. rn. r\i_-_ _*_. m e t e r * _3-OOrcvc-_o?r>m e>X t _>oor^Qi mcVnoAe. m. Buisdiameter berekend volgens nomogram: Waarom deze a f s t a n d ? 30 aMO cm (korte argumentatie) : M e t U i l z o n c j c r i n a Van cte _ _ o v e n _ t e . i i U e t p r o V i e l n e a a l a e l o a J . _t_c _ _ r a - i e e n A<_. i c h e u r v o r m i n a i_ noa m a t i a e n e r w o r _ _ W.eA. VecWacVA A o t A i t _noe<_i.^ a a n m e c V e ^ ' V _ra\ verJ_t?__ren. £ e n v r ^ n a o w o . a P . t a n A \ s do-o-roro oocx__:<xR_i\ijR. U i t ervar \ n a e r\ op^_<_o.a.r\ oa \«JONVC\_I m e t e e n 5 0 o r t a , \ ^ R _ t>roV\e\ o o b o u w rtraa WovAen aYoe \c\_L d a t o e cxrona. n a h o t o . a n _ _ c e n a « n Van e e n A e t a \ \ o n t w a t e r \ n a thinner. o$V»en\_av:e. t»y± z o v e r z a \ rijden A a t m e t e e n <_Lr<xvno.\,_to.<__ Van \ 1 m. een a o c _ e o n t w a t e r x n a woxAt v e r W e a e n . Voor s t r u c t u u r t o e s t a n d z i e nmmnrri jria. • £ c V \ e u C e > n S < V i e t s Afwijkende technische gegevens: r;—n/tvr X/67/487/2/2 K ~jingo 1. E ON. d c 1 1i _ fi H — ^ 1 ca fi ca ] 1 ' Bijlage 2 1 1 i 1 i i • 1 i O. F l e v o l a n d profielkuilbeoordeling k a v e l C? \\n a-1 i 1 o HN ce cd_ cd 1 # . O) Q •M . 03 Ur-t C 3d •rt 5\ 2\ iE 03* OS szc H 0« -- i i r, c •«_ i i o o U OS %> -H d cd 4J-f 1 o E I-l o 1 , o n o PJ O O CN 1 o o i c ft O l 0 : J o o o o 00 CTJ O r-l i SI" l 0 <0 ' i • ; s i o c CO > o • • r ••J cv s • •• • • * » •» •• - •• J be o * <tf S 2 § •• •*•- •* - • • --•• • * • > E •• T ••••>- » •••-* -•- • • * • • • •• » •-•«• • > • o o c 8 * • - •• o • • t • *• _0 in rH C cd > • ••- •••> A - rs : .^ v • ••• •• •_ f _ 5 fi > • o — i 1 1 <_ 1 1 _• _ A A 1 — ' " " 1—' i i T _• ITS CC _• 6 cr, 1—i _. A ir co to _» •e c c N 1 a i i i < S__ • i < • i M OJ rH rH X. a CN S \t» \120 X < < •3- 5 o - rx IH 0 O O • i i Bijlage 2 b Motivering d r a i n a g e - a d v i e s voor kavel H 25 in O o s t e l i j k Flevoland Profiel 0 - 15 cm Ym ( I J s s e l m e e r a f z e t t i n g ) 15 - 35 cm Zu (Zuiderzeeafzetting, marien) 35 - 40 cm Zu (Zuiderzeeafzetting, marien) 6 - 8% lutum, U 150-180 40 - +_180 cm Al (Almere-afzetting, zoet water) 2 - 4% lutum, U 210-240 c2 3 beneden +180 cm Al ' (Almere-afzetting, zoet water) 16% lutum, 10% humus. Bepaling doorlaatfactor Op deze kavel werd op 10 plekken de doorlatendheid van de fijnzandige ondergrond bepaald met behulp van de boorgatenmethode, op 3 plekken boven drainniveau, op 7 plekken beneden drainniveau (tot 1,80 m - m.v.). Het zandpakket was vrij van storende lagen, waardoor de gevonden waarden van de doorlaatfactor betrouwbaar kunnen worden genoemd. Voor de laag boven drainniveau bedroeg de K-waarde gemiddeld 0,40 m/etmaal (tussen 0,36 en 0,50 m/etm.) en voor de laag erbeneden gemiddeld 0,23 m/etm. (tussen 0,17 en 0,28 m/etm.). Berekening drainafstand Met behulp van de formule van Hooghoudt werd bij een ontwateringscriterium van 30 cm - m.v. bij 10 mm/etmaal, een d.waarde van 0,7 m en de bovenvermelde doorlaatfactoren een drainafstand berekend van 13 m. De drainafstand volgt uit de formule 2 8k d (m - n) + 4k„ (m 2 - n 2 ) 1 o 2 o 8 x 0,23 x 0,7 x 0,7 + 4 x 0,4 x 0,49 s = 169 0,01 ^ 1 = 13 m 1 = drainafstand k1 = doorlaatfactor beneden drainniveau k = .1 boven .. d = dikte equivalentlaag m = opbolling van grondwaterstand boven drainniveau midden op de akker n = grondwaterstand boven de drain (bij ontwerp gelijkgesteld aan nul) s - maatgevende afvoer N.B. het drainniveau is gesteld op 100 cm - m.v. De waarde van d • 0,7 is gevonden uit de tabellen van Hooghoudt voor r = 0,04 (hydraulische straal), H = ca. 0,80 (diepte ondoorlatende laag beneden drainniveau) en 1 = 10 a 15 m. fi vervolg bijlage 2b. De berekende drainafstand van 13 is teruggebracht tot de veel toegepaste maat van 12 m. Op het achterste gedeelte van de kavel komt de Al° ' laag, die een veel kleinere doorlaatfactor heeft dan de Al c -laag, plaatselijk hoger in het profiel voor. De d-waarde is daarom ook kleiner. Op dit gedeelte bedraagt de drainafstand 8 m; een nog nauwere afstand is economisch te ongunstig. Op het voorste gedeelte van deze kavel werd in I960 een drainafstandenproef gelegd met afstanden van 6, 12, 16 en 24 m. Bij de beoordelingen van de ontwateringstoestand in de daaropvolgende jaren.bleek dat de ontwatering op de 16 en 24 m-objecten te wensen overliet. Daarom werd dit kavelgedeelte in 1963 tussengedraineerd. Helling van de drains: 20 cm per 100 m. De laatste jaren wordt veelal een helling van 20 cm per halve kavelbreedte geadviseerd, dus 20 cm per 150 m ofwel 13 cm per 100 m. Hierdoor kan de draindiepte midden op de kavel iets groter zijn, zonder dat dit consequenties heeft voor de slootdiepte. Diepte van de drains: bij de uitmonding in de sloot 120 cm beneden maaiveld. In kleigronden is de draindiepte in verband met de te verwachten sterkere inklinking boven drainniveau 130 cm beneden maaiveld bij de sloot. Afvoerwijze: tweezijdig naar de kavelsloten. Buissoort: gebakken kraagbuis met een diameter van 5 cm. In fijnzandige gronden biedt een zo goed mogelijke omhulling van de buis met een filtermateriaal voordelen voor de toetreding van water in de buis. Bij toepassing van kraagbuizen kan de ruimte tussen buis en sleufbodem daartoe worden benut. In kleigronden is in het algemeen geen omhullingsmateriaal nodig. 3 Bedekking: turfmolm, 1 baal per 35 m (1 baal is 0,21 m ). Bij deze hoeveelheid wordt de drain van boven bedekt met 1 a 2 cm turfmolm, terwijl ook opzij van en onder de buis molm komt te liggen. V Bijlage 2°. Motivering drainage-advies met buizen van verschillende diameter voor kavel Z 27 in Oostelijk Flevoland. Het bodemprofiel van kavel Z 27 bestaat uit een 85 a 100 cm dikke laag zware zavel waaronder goed doorlatend pleistoceen zand wordt aangetroffen. Op het voorste gedeelte van de kavel, die bij de ontginning op een afstand van 12 m werd begreppeld, komt zwakke kwel voor, die in de richting van de tocht afneemt. Reeds op het middengedeelte is geen kwel meer aanwezig, terwijl op het achterste gedeelte wegzijging naar de tocht optreedt. Verder dient te worden opgemerkt dat op het voorste deel van de kavel een zandstort heeft gelegen. Dit zand is weggehaald doch de fijping en de doorlatendheid van de grond zijn nog gering. Aangezien juist op dit gedeelte de meeste kwel voorkomt zal in de njpingstoestand van de grond niet spoedig verbetering komen. De verschillen in de rijpingstoestand zijn terug te vinden in de geadviseerde drainafstand. Uit de op proefkavels verkregen ervaringen werd voor het voorste gedeelte een drainafstand van 12 m nodig geoordeeld N en vervolgens, afhankelijk van de rijpingstoestand een drainafstand van 24, 36 en 48 m. Voor het achterste gedeelte waar de scheuren in de zware zavel contact maakten met het pleistocene zand, werd geen detailontwatering nodig geacht (bijlage 2c-l). Een helling in de drainreeksen van20 cm totaal wordt voldoende geacht, hetgeen bij een lengte van de reeksen van 150 m neerkomt op 13 cra/100 m. Met behulp van het nomogram voor de bepaling van de te ontwateren oppervlakte en drainlengte (bijlage 2 ) kan voor een ont- werpafvoer van 10 mm/etm. de vereiste diameter van de drainbuizen worden vastgesteld. Hieruit blijkt dat voor de drainafstand van 12, 24, 36 en 48 m buizen met een diameter van 5 cm kunnen worden gebruikt over een lengte van resp.460, 250, 160 en 125 m. Bij een lengte van de reeksen van 150 m dient dus op het gedeelte met een drainafstand van 48 m over een afstand van 25 m (aan de slootzijde) gebruik te worden gemaaktvan buizen met een grotere diameter, in dit geval 8 cm. Opmerking: Bij drainage onder gunstige omstandigheden (zowel van de gesteldheid van de grond als van het weer), is het niet nodig een reductie op de drainlengte toe te passen. Bij drainage onder ongunstige omstandigheden kan bij een drainafstand van 12 en 24 m nog worden volstaan met buizen van 5 cm maar voor een drainafstand van 36 en 48 m dient dan over een lengte van resp. 30 en 60 m gebruik te worden gemaakt van buizen met een grotere diameter. 1) Dit nomogram was bij de drainage van kavel Z 27 nog niet beschikba«r; daardoor wijkt de lengte van de reeksen van 8 cm buizen op bijlage 2c-l af van boVenstaande berekening. B i j l a g e 2c - 1 Oojtelij« Flevoland Meetkaart Z27 Kavel: Akkergrootten 300 TOCHT T Nr. Kad. t rn oppervlak MaaiveldAftrek V//_> /-- 2/7 33czxs ss tf//4, 7*9* oppervlak __ 7 _ 33 AS<~ yoas / / _ • 's/ao '°79s / __ / Z//24, 1 4,4100 -/_ /Ar/cfS /VVC7 0.*rZ6o ta O.57O0 06.35 I . verpacht ' 14.70.50 ha vcrpacht... H.70.50ha" <_m ro O co o _ CD r O CD 14 m Gedraineerd •19 "W__~ Kad. opp. d r a i n 0 5 cm Aftrek d r a i n 0 8 cm Kaaiveld-opp. greppelo,.»l<Men_ erf _ enz 2 9.41 ha 0.5I ha 28 90 ha School 1 : 'iOOO Opgen. •'0-3*7 lot -t>3 li-tl-6Z -3-t.S Get. Gez. Volgnr. 7 i.i.ai-3-is d.d. ).0OO- » - 57 CK I I Bijlage 2d. / Motivering drainage-advies met verschillende materialen voor kavel L 29 in Oostelijk Flevoland Het bodemprofiel van kavel L 29 bestaat tot een diepte van 50 a 60 cm uit zware zavel met een lutumgehalte van 20 a 25 %. De ondergrond bestaat uit veen (zie bijlage 2 ;, waarin veel geulen en kuilen voorkomen die zijn opgevuld met zware humeuze zavel (lutumgehalte 22-25%,. humusgehalte 4 a 5%) of fijn zand (lutumgehalte 2-5%, U-cijfer 180 a 200, humusgehalte 2-8%). Dit zand dat geologisch behoort tot de c4 laag Al en waarin lutum en humus in laagjes voorkomen wordt voornamelijk aangetroffen op het voorste gedeelte van de kavel. Op bijlage d-2 2 is te zien dat dit zand ter weerszijden van de veenrug is afgezet. Aan de hand van gegevens over de rijping van de grond en uit ervaringen met gelijksobrtige gronden elders in Oostelijk Flevoland werd een drainafstand van 12 m nodig geacht. De kavel werd in 1961/ 1962 gedraineerd. De heterogene samenstelling van de ondergrond deed verwachten dat de grond ongelijkmatig zou inklinken en dat gevaar bestond van plaatselijke verzakkingen van de drainreeksen. Kraagloze gebakken draineerbuizen waren derhalve niet geschikt. Gebakken kraagbuizen hebben een veel betere samenhang en werden daarom geadviseerd voor het achterste gedeelte van de kavel waar gezien de bodemgesteldheid de geringste ongelijke inklinking werd verwacht. Voor de drains op de achterste kavelhelft waar de drains in veen of in zware zavel kwamen te liggen werd geen bedekkingsmateriaal nodig geacht. Voor het voorste gedeelte waar afwisselend veen en zand voorkomen werden plastieken drains geadviseerd. In verband met het gevaar dat de zaagsneden van de plastHcen buizen door de fijne zandkorrels verstopt kunnen raken was omhulling van de drains noodzakelijk. Aanvankelijk was hiervoor glasvlies aanbevolen omdat dit materiaal gemakkelijk v<5<5r of tijdens het draineren om de buis is aan te brengen. Proeven in de drainageproefbak toonden evenwel aan dat de combinatie plastiek-glasvlies^fijn zand een hoge intree en radiale weerstand heeft. Daarom werd aanbevolen in plaats van glasvlies turfmolm als afdekkingsmateriaal te gebruiken. Bijlage 2 d-1 KETELHAVEI1 VERKLARING Oe kaad cjeefl oon de diepte win dp bovenkonl van het veen beneden de oorspronkelijke meerbodem pc-r—-CTT1 AO-to cm beneden meerbodem ________ 6O-00 cm 5 » K H 3 0 CM1 „ ,, 6 » 130-lSOCm « alleen d_nc}fC}even l_nt» de sloten O O S T E L I J K F L E BLAD H VEEn Schaal 1:25000 |«__c. '60 V 0 L A h D Form A3 St N9 15033 Bijlage 2 d-2 KETELHAVEM Plate von voorkomen ende samenstelling van fijn zond (Al C 4 )binnen 80cm beneden maaiveld 2 3 d e h h Kleiboudend zand Kleihoudend zand U.cijfer zondfractie U. cijfer zandfractie zwak humeus humeus 3 - 3 % lutum 5 . 8 % lutum i20_ieo ieo_27o tV/___% meer humus dan normoal) U _ i _ % meer humus don normoal) Bijlage 3 RIJKSDIENST VOOR DE IJSSELMEERPOLDERS KAMPEN Betr.: Ontwatering kavels G 114, 115, 116 en 117 in 0.Flevoland Kampen, 26 mei 1964 No. Bo/705 Aan de Cultuurtechnische Afdeling, t.a.v. de Heer Gebouw "Lely", KAMPEN Het drainage-advies voor de kavels G 114, 115, 116 en 117 in Oostelijk Flevoland luidt als volgt: drainafstand: de afstand is voor alle kavels gelijk nl. 12 m tot aan de tocht. helling van de drains: 20 cm totaal. diepte onderzijde drain: bij de sloot 120 cm beneden maaiveld. afvoerwijze: tweezijdig. buissoort: plastjek buis of gebakken kraagloze buis of kraagbuis met een gelijke diameter van 5 cm. bedekking: turfmolm: normale hoeveelheid. opvulling drainsleuf: met gerijpte, indien mogelijk, zware bovengrond; de gedichte drainsleuven niet extra aandrukken met trekkers. De Wetenschappelijk Ambtenaar, V. X/64/378/1 C.K.7 res B i j l a g e 4 ^rTT_E3n7^Tn DRUKKEWJ ..MERCUSIUS' 100 » I00-7. , 9?.CK B Drainage-aanleg Bijlage 5 Kavel Oostelijk Flevoland Uitvoering en 9 «7 materiaal Drainnummers Oppervl. in ha / KlmSLt 30.*$ Tijdvak t/m t/m t/m t/m t/m gegevens Drainnummers Drainafstand Dekmat per 100 m drain Drainagemateriaal Opmerkingen ZBfSMmtyl t/m Technische I Uitvoerder Hoogste punt — maaiveld Afschot in i W e r k t u i g cm p. 1 0 0 m, (merle) r v ' Grondsoort op , . U P. , draindiepte /Si t/m <y<*Ui «$K H o e d a n i g h e i d g r o n d l a a g op de drain ( ± 2 0 cm) Drainnummers / t/m (ffy Nat/ • droog _. uObstake w . s ?°0rt,, stoppel . „__.. begroeiing Grondsoort -lot*. JU± -*-_>^ fi^Ur^9 Kalkh./ _uur t m t/m t/m Aangelegd in bestaande greppels : drainnr. : Aangelegd in voile grond : drainnr.: Weersomstandigheden bij de aanleg : / — u / />t^_y Adviezen Drainage/inf. Datum Afstand Briefnr. Jaar: Volgnr.: Rapp.Bibl.nr. /? fo /. Schrijver 50*60-9-63 CK7 Bijlage 6 0 t k k Droinage-contrdle en - o n d e r h o u d " * » ""•«-* M . ^...7/7 Controle-gegevens . Datum boring: ; 19 Datum meting: 19 Indruk van de aard der veratoppingen: zand, ijzerverbintoo- dingen, enz. Opmerkingen: De ondergrond is gebroken om de s4.*S*Uj <-*-1 m. Gediepploegd zijn de akkent U\. r/cPV Op de schets aangeven waar t/m natte plekken voorkomen, doch waar de drains volgens deze opname in orde zijn bevonden. Handtekaning Landb. Opzichter 70- Na invulling 2 exemplaren zertden aan Afd. Drainage. Doorsteek-gegevens 55- • • 50- (Niet door landb. Opz. in te vullen) Door te steken: . . . 2 . 3 „ . ^ < ? m. Doorgestoken: m. ..£\..Q3B. Aard en event, oorzaak der verstoppingem .^L_W. I _ s I Gebruikt doorsteekmateriaal: . I 35- 30- Voor bijzonderheden: zie ommezljde. Arbeidsloon per m, doorgestoken drain: ct. Totale arbeidsuren uren O p schets aangeven, waar de drains werden opgegraven. Datum doorsteken: • • ...J.£..?./..../...2#..zz/.. Handtekening Ploegbaasi 20- ..^.i&6te>m~Ji(£^ 1S- 10- 19..#S!7 Versfoppingt percentage _?. kennr. .6.2-. Winter \9..6.9.. /W..&S CK 9 WiO Bijlage 7 Oo.teiijk Revoked Meetkaart Kavel: G 117 TOCHT 300 '64 Akkergrootten et Nr. t/m Kid. oppervlak Oo 2/ SS / I//o _7S_ _»_. Maalveldoppervlik S /5 /6 ro SS 7S,30 2 UO .iJ __ fSSS // _"_. Aftrek J A os J 4 00 55 ff JO. OS US dS JM6P LS erf 1.00.90 r m.f — JS US — _ 293£ _ * Jm e_r-K JV/S 1.00.90 M> 55 M ** ! 13 _»£_ _»_. ~2S~ _c I* erf gedr. Seg^epptlGedraineerd ISZZ WEG Kad. opp. ± Aftrek 30.48 ha greppels.slotcn.crf enz. Maaiveld-opp. 1.54 ha 28.94 ha School 1 : 5000 °P. er, v- 'SS-bt, /0-7-64Z d.d. Get. Gei. d.d. 'fi-s-'cif, d.d. CHS Volgnr. 10.000- 7 • 'S7 C K I I B i j l a g e 8. VrlJov_n zegelrecht op grond van artikel 32, l i d 1, 4 der Zegelwet 1917 J° de t . a . v . de beschikking van de Minlater van Verkeer en Waterstaat van 10 december 1962, nr. 70208, afdeling P, genoaen beschikking van de Staataaecretarls van Flnanclfci van 16 novenber 1967, nr. D7/6722 L 38188 ONDERHANDSE OVEREENKOMST De Directeur van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders te Zwolle, hierna in deze overeenkomst genoemd 'de opdrachtgever , te dezen handelende namens het Rijk, daartoe gemachtigd door de Minister van Verkeer en Waterstaat krachtens Koninklijk Besluit van 17 december 1949 no. 15 (brief van 12 april 1965 no. II B-642), contractant te ener zijde en Dralneerbedrijf hierna in deze overeenkomst aangeduid als "de ondernemer", partij te anderer zijde zijn overeengekomen als volgt: A. Betreffende de uit te voeren werkzaamheden 1. De opdrachtgever draagt aan de ondernemer op - gelijk deze verklaart te aanvaarden - het graven van drainsleuven, het leggen daarin van plastieken of gebakken draineerbuizen met doorsneden van 5 of 8 cm, met of zonder kraag, hoi; afdekken met turfmdm, turfband of heide of ander materiaal zo dit wordt voorgeschreven en het aanbrengen van de eerste grondbedekking. Zomede het aanbrengen en afwerken van de eindbuizen, het aanbrengen van eindstoppen of hulpstukken, geheel in overeenstemming met de hierha omschreven ei_en en voorwaarden, op kavels in Oostelijk Flevoland. 2. De juiste plaats van de te leggen drainreeksen, in voile grond of in of langs bestaande greppels en door kopakkers, de diepteligging tot een maximum van 1,70 m en het afschot, zullen door de opdrachtgever worden aangegeven. Buizen en ander materiaal worden door de opdrachtgever ter plaatse op het werk beschikbaar gesteld; lavaliet op. wagens met trekker. 3. In het algemeen zal met een drainagediepte van 1,30 m tot 1,10 m per reeks van ca. 150 m lengte moeten worden gerekend, waarbij afwijkingen, o.a. bij het passeren van kopakkers, tot 1,50 a l;70 m diepte kunnen voorkomen. Voor deze grotere diepte zal geen verrekening plaatsvinden. 4. De 'ondernemer • zal vddr ca. km drainreeksen leggen, of zoveel meer of minder als nodig blijkt; na nog tot km. De aanvangsdata in onderling overleg te bepalen. B. Betreffende het met de werkzaamheden belaste personeel 1. Door de ondernemer wordt gezorgd voor voldoende geschoold personeel om het hem opgedragen werk naar genoegen van de opdrachtgever te kunnen uitvoeren. De chauffeur dient zo nodig op te kunnen treden als vertegenwoordiger van de ondernemer en diens personeel. 2. Het personeel van de ondernemer is verplicht dezelfde werktijden als die bij de opdrachtgever bekend worden gemaakt aan te houden, tenzij anders wordt overeengekomen. Za 8197 N<5 bijlage 8-2 3. De ondernemer is verplicht het werk te staken, indien de terreinen/of de weersomstandigheden dit volgens de opdrachtgever noodzakelijk maken. 4. Bij verlet voor onwerkbaar weer worden geen vergoedingen betaald. C. Betreffende de te gebruiken machine(s) en hulpmiddelen 1. De voor de uitvoering van het drainagewerk beschikbaar te stellen machine(s) moet(en) geschikt zijn voor de verwerking van gebakken buizen met diameters van 5 en 8 cm en van plastieken buizen. Bij de machine(s) dienen tevens een molmkar. en een goed werkende ploeg voor de eerste op te brengen grondlaag aanwezig te zijn. Voorts alle benodigde gereedschappen die voor een goede voortgang van het werk nodig zijn, zulks ter beoordeling van de opdrachtgever. Voor de verwerking van vezel/turfband dient de ondernemer bereid te zijn een doelmatige afrolinrichting op de machine(s) aan te brengen, eventueel op aanwijzing van de opdrachtgever. 2. De transportkosten van de machine(s), zowel naar als van Oostelijk Flevoland, als die van werk tot werk binnen Oostelijk Flevoland zijn voor rekening van de ondernemer. Uitgezonderd zijn de transporten van werk tot werk in Oostelijk Flevoland over afstanden van meer dan 3 km over de harde weg, waarvan de opdrachtgever het vervoer zal verzorgen en voor zijn rekening zal nemen. Het vervoer van personeel is voor rekening van de ondernemer. 3. De machines worden ingezet op afroep van de opdrachtgever; aantal in overleg met deze. D. Betreffende de aan de uitvoering van de werkzaamheden te stellen eisen en de controle daarvan 1. Over de te volgen wijze van uitvoering beslist de opdrachtgever. 2. De sleuf dient glad en schoon te zijn, zodanig, dat de turfmolm ook naast de buis kan vallen. Indien terugvallende grondkruimels hiervoor of voor een correcte' buisligging nadelig zijn, moeten zij worden verwijderd. In snel bressende grond kan hiervan worden afgeweken in onderling overleg 3. De gelegde buizen dienen schoon, gaaf en onbeschadigd te zijn. Zij dienen goed sluitend te worden gelegd. 4. Indien turfmolm wordt gebruikt, dient deze voldoende fijn en goed verdeeld op de buizen te worden gebracht. De turfmolm moet niet eerder dan 5 m achter de buizengeleider worden aangebracht om voortdurendccontrole op de buisaansluitingen mogelijk te maken. Een hoeveelheid van 1 pak per 35-50 m moet worden gebruikt. naar voorschrift van de opdrachtgever. Een turfmolmbak mag slechts dan worden gebruikt, nadat te dien aanzien met de namens de opdrachtgever aanwezige werkleiding overeenstemming is bereikt. Indien lavaliet moet worden aangebracht dient een dikte van ca. 10-20 cm op de buis te worden aangehouden. 5. De eerste grondlaag, bestaande uit hiervoor geschikte grond dient. ten minste 20 cm dik te zijn. Dit aanvullen met grond uit de kant van de drainsleuf kan met de ploeg geschieden of, op aanwijzing van de toezichthouder van de opdrachtgever, met de schop. 1) Bressende grond: er valt een bres (gat) in het talud, niet te verwarren met in- of afkalven van taluds ten gevolge van wateroverlast. bijlage 8-3 6. Alle overtollige materialen als pakkedraad, latten of kapotte buizen worden door de ondernemer meegenomen naar de kant van de sloot. Zij mogen in geen geval in de sleuven worden gedeponeerd. 7. Overtollige hoopjes buizen worden vanwege de opdrachtgever verwijderd; ondergrondse obstakels, zoals hout, stenen, kabels, worden door de ondernemer uit de sleuf verwijderd; in overleg kunnen zij worden gepasseard zonder ter plaatse buizen te leggen. De gepasseerde meters worden niet uitbetaald. 8. Behalve door een dagelijkse controle door een vertegenwoordiger van de opdrachtgever wordt het gereedgekomen werk door de opdrachtgever gecontroleerd op juiste ligging van de drainreeksen door middel van een waterpassing. 9. Als foutief liggendworden die reeksen of reeksgedeelten gerekend, waarin volgens de opneming van de opdrachtgever afwijkingen voorkomen van 2 cm of meer in verticale richting, zodanig dat daardoor 2 cm of meer water in de buis kan blijven staan. Afwijkingen, in rechte lijn gezien, van de reeksrichting, die meer dan 4 cm bedragen, worden eveneens als fout aangerekend. De fouten moeten worden hersteld op kosten van en door de ondernemer ten genoegen van de opdrachtgever. 10. Alle herstellingen van legfouten dienen door de ondernemer te worden uitgevoerd, onmiddellijk na aanzegging door de opdrachtgever of diens vertegenwoordiger. Dit herstel dient dan binnen 2 dagen na aanzegging gereed te zijn. E. Betreffende de verrekening van de uitgevoerde werkzaamheden 1. De opdrachtgever zal aan de ondernemer de volgende vergoedingen betalen: 38 ct per meter gelegde 5 cm gebakken buis) „ „ . met of zonder kraag t o cm ; 40 c t I I t II 35 c t plastieken buis 0 4 of 5 cm 5 ct tl 20 cm opgebrachte grond vvoor o t tt 5 ct II het aanbrengen van turfmolm (ca. 1 pak/33 m') t tl 5 c t II " lavaliet t tt II 5 ct turf- of vezelband 1 tt 8 c t It " heide t tt 14 c t t t " heide en stro 2. De verschuldigde omzetbelasting, zowel voor de uitvoering als voor de gebruikte materialen, komt voor rekening van de ondernemer. 3. Gemeten wordt volgens het laatst verschenen "kavelmeetkaartje" van de opdrachtgever, waarbij de lengtemaat van de reeksen gelijk is aan de kadastrale kavelbreedte, verminderd met 1 meter (slootbodem) en voorts met de te meten, niet gelegde reekslengten. 4. De ondernemer kan geen aanspraak maken op vergoeding van wachttijd, indien, door welke oorzaak ook, stagnatie optreedt. 5. Tussentijdse loonsverhogingen kunnen niet worden doorberekend. 6. De verrekening vindt plaats op basis van de zgn.loonwerkersstaat, die wekelijks wordt opgemaakt. Deze staten worden door of namens de ondernemer voor akkoord getekend. bijlage 8-4 F. Betreffende het huren voor een uurprijs 1. Deze draineermachine dient in goede staat te verkeren en compleet uitgerust te zijn voor het draineren tot 1,50 meter beneden het maaiveld, naar genoegen van de huurder. 2. De machine wordt door de verhuurder bemand met twee vakbekwame chauffeurs. 3. Alle kosten voor reparatie en onderdelen, brandstoffen en sraeermiddelen, inclusief transportkosten daarvan, zijn voor rekening van de verhuurder. 4. De chauffeurs zijn gehouden de aanwijzingen op te volgen van het hiertoe door de huurder of namens hem aangewezen personeel. 5. De huurder verbindt zich aan de verhuurder een vergoeding te betalen van f 82,50 per draaiuur van de machine. Voor personeel van de aannemer buiten de 2 chauffeurs wordt per draaiuur / 7,-- per manbetaald. Hierin zijn begrepen 60 minuten totaal per dag voor noodzakelijk oponthoud voor bijstellingen of doorsmering van de machine. Een vergoeding van / 41,25 per uur voor de machine wordt betaald en / 6,— per uur voor iedere man buiten de 2 chauffeurs. a. Bij transport van de machine in werktijd, in opdracht van de huurder of namens hem. b. Bij oponthoud veroorzaakt door onvoldoende materiaal-voorziening door de huurder, gedurende ten hoogste drie opeenvolgende werkdagen. c. Bij oponthoud wegens ongeschiktheid van het terrein, ter beoordeling door of namens de huurder, gedurende ten hoogste drie opeenvolgende werkdagen. d. Bij het ingaan van vorstverlet, gedurende ddn werkdag. Hervatting van het werk geschiedt op de dag na afroep door de huurder, indien het werk was gestaakt naar aanleiding van omstandigheden genoemd onder b, c of d. G_~n vergoeding wordt betaald indien: I. Het werk wordt gestaakt als direct gevolg van de weersomstandigheden (regenverlet enz.). II. De dagen onder b, c en d zijn verstreken, zonder hervatting van het werk. Ill.Stagnaties in werktijd optreden die in totaal meer dan 60 minuten per dag in beslag nemen. IV. Door de verhuurder organisatorische fouten worden gemaakt en V. Voor zon- en erkende feestdagen en de vrije zaterdag. 6. Het normale onderhoudswerk, zoals vervanging van versleten onderdelen en grotere reparaties, worden door het personeel van de verhuurder uitgevoerd buiten de normale werktijd zoals deze geldt voor het personeel van de huurder. 7. Voor de machine en de chauffeurs van de verhuurder aan te houden werktijden tijdens het drai*neren zijn gelijk aan die welke gelden voor het bij de machine tewerkgestelde personeel van de huurder. G. Betreffende de tijdsduur van de overeenkojnst Deze overeenkomst wordt geacht te zijn ingegaan op en geldt tot uiterlijk . Indien de uitvoering bij herhaling niet tot genoegen van de opdrachtgever is, kan deze de overeenkomst tussentijds, bij 66nzijdige opzegging, voor beeindigd verklaren. bijlage 8-5 H. Slotbepaling In de gevallen waarin de overeenkomst niet voorziet, beslist de opdrachtgever. Waarvan is opgemaakt deze overeenkomst, welke is getekend door de opdrachtgever te Zwolle en door de ondernemer te de 19 De opdrachtgever, De ondernemer, In de reeks FLEVO-BERICHTEN zijn reeds verschenen: 1. ENSERINK, G.A.R. K r i t l s c h e beschouwingen over het "Ramspol"-lnfiltratlesysteem u i t een oogpunt van aanleg en functlonor-'ii. Zwolle, 1956. 2. SMITS, H De inklinklng in de Zuidplaspolder. Zwolle, 1956. 3 . OVINGE, ii. Do c l a s s i f I c a t l e van gronden in de Wieringermeer. Zwolle, 1957. 4. ZUUR, A..I. Over de landbouwkundige waarde van het Rotterdarase havensllb. Zwolle, 1957. 5. ZUUR, A.J. De veranderingen ln het gehalte aan koolzuro kalk on humus op hot proefveld Kraggenburg. Zwolle, 1957. 6 . VOORDRACHTEN Oostelijk Flevoland-dag 1957. Zwolle, 1957. 7. EBB—NS, O.S. Het probleem van de eigendom van de kwelders en slibben in het Lauwerszeegebied. Zwolle, 1957. 8. SIEBEN, W.H. Over de invloed van de zomergrondwaterstand op de opbrengst van gronden van het type zavel op zand. Zwolle, 1957. 9. BOER, P G. DE. Gewasscnkeuze b i j de t i j d e l i j k e s t a a t s e x p l o i t a t i e in de Noordoostpolder. Zwolle, 1957. 10. SPANJER S. Rletdrainage in de Noordoostpolder. Zwolle, 1957. 11. SCHREVEN, D.A. VAN. De betekenis van de mlcroben voor do plantengroei en omzettlngen ln de bodem van Zuldorzeepolders. Zwolle, 1958. 12. KAMPEN, J.H. VAN. Het zwadmaaien van granen. Zwolle, 1958. 13. BIEWINGA, D.T. Maatregelen tegen v e r s t u i v i n g op de zandgronden in Oostelijk Flevoland. Zwolle, 1959. 14. HEIDE, G.D. VAN DER. Resten van p r e h i s t o r i s c h e dieren en middeleeuwse huisdieren ln het ZuiderzeegeUed, gezien van archeologisch standpunt. Zwolle, 1959. 15. VOORDRACHTEN Oostelijk Flevoland-dag 1959. Zwolle, 1959. 16. KALISV/ART, C. Ervaringen met de i n f i l t r a t i e in de Noordoostpolder. Zwolle, 1959. 17. BOER, P.G. DE. Maaidorsen en s t r o . Zwolle, 1960. 18. LINDEN)iERGH, A.G. De a r b e l d s b e z e t t i n g in 1958 op de landbouwbedriJven ln de Noordoostpolder. Zwolle, 1960. 19. CAVE, A.J. Mulzen en hun b e s t r i j d i n g in Oostelijk Flevoland. Zwolle, 1960. 20. HEIDE, G.D. VAN DER. Onderzoek en conservering van opgegraven scheupsvondston. Zwolle, 1960. 21. JUKEMA, J . Beroep en o p l e i d i n g van de boeronzoons ln do Noordoostpolder. Zwolle, 1960. 22. BOER, P.G. DE. Ervaringen opgedaan b i j de ontginning en de t i j d e l i j k e e x p l o i t a t i e ln de beglnjaren van Oostelijk Flevoland. Zwolle, 1961. 23. JONKEI:, J . J . Vijf Jaar ervaringen op de I r . W.A. Bosma-hoeve op de kavels S 40 en S 19 ln de Noordoostpolder. Zwolle, 1961. 24. TIMMEI—, CM. De ontwikkeling van de personeelsopleiding b i j de Cultuurtechnische Afdeling van de D i r e c t i e van de Wieringermeer ( I J s s e l m e e r p o l d e r s ) . Zwolle, 1961. 25. SMEDI'JG, S. Terugbllk op het ln 1924 verschenen rapport van de Commissie Lovink. Zwolle, 1961. 26. JONKER, J . J . Over de Invloed van de s t r o o i t i j d van s t l k s t o f m e s t s t o f op de opbrengst van granen in de IJsselmeerpolders. Zwolle, 1961. 27. ROWING, J.C. DE. Ontwatoringsklachten in de Noordoostpolder gedurende de periode 1948-1960. Zwolle, 1961. 28. HEIDr, G.D. VAN DER. Do taak van het museum voor de IJsselmeerpolders. Zwolle, 1961. 29. FOKKljMS, B. Do methodlek van het onderzoek naar de v e r e i s t e greppel- en drainafstanden ln de I J a s e l a e e r p o l d e r a . Zwolle, 1962 30. HOFSTEE, J. en B. VERHOEVEN. Gegevens betreffende de betrouwbaarheid van het grondonderzoek in het Usselmeergebied. Zwolle, 1962. 3 1 . SMIT), H. en A.J. WIGGERS. De bijdrage van de oude zeeklei t o t de Inklinklng van do Markerwaard en do Invloed van de drooglegging van deze polder op het aangrenzende gedeelte van Noord-Holland. Zwolle, 1962. 32. VOORDRACHTEN. Ontwikkelingsdag - Oostelijk Flevoland 1961. Zwolle, 1962. 33. KALISVAART, C. Grondverbetering in Oostelijk Flevoland. Zwolle, 1962. 34. KAMF—N, J.H. VAN. De bestedlng van man-uren en machlne-uren b i j de werkzaamheden ln e x p l o i t a t i e en ontginning gedurende 1961 ln Oostelijk Flevoland. Zwolle, 1962. 35. GLOI'PER, R.J. DE. Do Inklinklng van slappe, subaquatische sedimenten in het Usselmeer omstreeks 25 Jaar na droogvallen. Zwolle, 1963. 36. MOOK, J.H. Het werk van het I n s t i t u u t voor Oocologlsch Onderzoek in de IJsselmoerpolders. Zwolle, 1963. 37. N.J.H. Het landneetkundig werk in de IJsselmeerpolders. Zwolle, 1963. GOEKEN, 38. HEMMINGA, M.A. Aspecten van de technische zijde van het draineren in de IJsselmeerpolders, Zwolle, 1963. 39. KONING, J.C. DE. Over de ontwatering van Oostelijk Flevoland in de periode van 1957 tot en met 1960. Zwolle, 1963. 40. HEIDE, G.D. VAN DER. Het oorspronkelijke landschap als woongebied. Zwolle, 1963. 41. ENTE, P.J. , J. KONING en H. SMITS. De bodemgesteldheid en de bodemgeschiktheld van het Enkhuizerzand. Zwolle, 1963. 42. KLASEMA, M. Toepassing van nieuwe materialen en nieuwe werkmet.'ioden in de dijkbouw. Zwolle, 1963. 43. Voordrachten - ontwikkelingsdag 1963 Oostelijk Flevoland. Zwolle, 1963. 44. ZUUR, A.J. (+) e.a. Rapporten over de inklinklng in de Noordoostpolder. Zwolle, 1964. 45. SMID, J.E. Het rioleringsstelsel in onze woonkernen. Zwolle, 1964. 46. DUYM, J. De opleiding van personeel voor de ontginning en tijdelijke exploitatie van de drooggevallen gronden in de IJsselmeerpolders. Zwolle, 1964. 47. LINDENBERGH, D.J. Enkele aspecten van de stikstofbepaling volgens Kjeldahl. Zwolle, 1964. 48. FEITSMA, K.S. en H. SMITS. Over de verharding van kavelpaden. Zwolle, 1964. 49. KALISVAART, C. De bestemming van de gronden in Oostelijk Flevoland. Zwolle, 1964. 50. VEER, J. DE. Terugblik op de exploitatie van de bedrijven in eigen beheer in de Noordoostpolder. Zwolle, 1964. 51. ZUIDEMA, F.C. De mogelijkheden van samengestelde drainage in de IJsselmeerpolders. Zwolle, 1966. 52. Consumentengedrag in Ens en Biddinghuizon. Een onderzoek van de Sociografische Afdeling naar de koopgewoonten op nieuw land. Zwolle, 1967. 53. LOOS, P.C., W.A. SEGEREN en B.R. VOORTMAN. Inrichting, aanleg en onderhoud van sportvelden in de IJsselmeerpolders. Zwolle, 1967. 54. BERGER, C. De sedimentatie van zand en slib langs de Friese en Groningse kust. Zwolle, 1967. 55. WOUTERS, L.J.A. Het onderzoek naar de bestrijding van slakken in Oostelijk Flevoland. Zwolle, 1967. 56. VISSER, J. De invloed van het bodemmilieu op het voorkomen van Cox's ziekte in de IJsselmeerpolders. Zwolle, 1968. 57. BRAAMS, Ir. B.W. en Ir. K.S. FEITSMA. De voordeligste lengten en breedten van fruitteeltbedrijven uit het oogpunt van landinrichttng en landgebruik. Zwolle, 1968. 58. HAAR, Drs. E. TER. Dagrecreatie langs het Veluwemeer. Verslag van een onderzoek. Zwolle, 1968. 59. GELUK, mej. H.E.J. Afstand van boerderij tot dorp (een analyse van sollicitatiegegevens t.a.v. landbouwbedrijven en de beleving van de afstand door het boerengezin in Oostelijk Flevoland). Zwolle, 1968. 60. K0RID0N, mej. A.H. De schommelingen in de reservestoffen van de akkerdistel (Cirsium Arvense L.) en de betekenis hiervan voor de bestrijding van de plant. Zwolle, 1968. 61. SCHREVEN, Dr. Ir. D.A. VAN. Onderzoek naar verontreiniging van polderwater door weidebedrijven in Oostelijk Flevoland. Zwolle, 1968. 62. KIESTRA, Drs. H. De winkelverkoop van dagelijks benodigde goederen in Emmeloord (de reikwijdte van de winkels' en de loopafstanden van huis naar winkel geanalyseerd). Zwolle, 1968. 63. VEENSTRA, K. De bodemkartering en het grondonderzoek in de kuststrook van de oostelijke wadden gedurende de jaren 1955 t/m 1965. Zwolle, 1969. 64. BDNTJE, Drs. G.J.B. en Ir. A.G. VAN OMMEREN. Rendement van bedrijfsgebouwen in 1967 op akkerbouwbedrijven in Oostelijk Flevoland. Zwolle, 1969. 65. ENTE, Dr. Ir. P.J. en Ir. W.A. SEGEREN e.m. Toelichting bij de bodemkundige code- en profielenkaart en de grondwaterstandkaarten van Oostelijk Flevoland. Zwolle, 1969. 66. ENTE, Dr. Ir. P.J. e.m. De bodemgesteldheid en de bodemgeschiktheid van het Balgzand en de Breehorn. Zwolle, 1969. 67. ZELHORST, L. Resultaten van veldproeven met CCC op wintertarwe in Oostelijk Flevoland, 1964-1968. Zwolle, 1969. 68. BRUNING, Ir. H.A. Facetplan voor derecreatle van het Lauwerszeegebied. Zwolle, 1969. NOMOGRAM VOOR DE BEPALING VAN DE MAXIMAAL TE ONTWATEREN OPPERVLAKTE EN DE MAXIMALE DRAINLENGTE VAN GEBAKKEN EN GLADDE PLASTIEKEN BUIZEN BU UITEENLOPENDE HELLING. BUISOIAMETER EN ONTWERPAFVOER { 1967 ) voorbeeld toelichting t t o r s en g e s t r e e p t e l i j n e n met pijlar) in nomogram). Met behulp van d i t nomogram kan in e o r s t o i n s t a n t i e de opperv l a k t e worden bepaald d i e een d r a i n e e r b u i s met een gegeven d i a m e t e r en een gegever h e l l i n g maximaal kan o n t w a t e r e n . Hoeveel b e d r a a g t de o p p e r v l a k t e d i e door een d r a i n van 5 cm Voor de pewoonli.jk t o e g e p a s t e d r a i n a f s t a n d e n kan v o o r t s d e toe— l a a t b a r e d r a i r l e n g t e d i r e c t i n h e t nomogram worden a f g e l e z e n . Deze d i a m e t e r , g e l e g d onder een hi l l i n g van 15 cm/100 m kan worden o n t waterd? d r a i n l e n g t e ken worden a f g e l e z e n op twee a s s e n . De ene g e e f t do maximaal t o e l a a t b s r e d r a i n l e n g t e a a n , de a n d e r e 75% h i e r v a n . Eon r e d u c - Op dd v e r t i c a l s a s zoekt men de h e l l i n g van 15 cm/100 m op (A) en vandaar gaat men l a n g s een horlCOnt*l_ J i j n naar r e c h t s t o t het t i e van 25% op de t e o n t w a t e r e n o p p e r v l a k t e en dus ook op de t o e l a a l - s n i j p u n t met de l i j n van 50 mm b u i s d l a r a r t e r ( B ) . Vanaf d i t punt b a r e d r a i n l e n g t e d i e n t t e worden t o e g e p a s t , men in v e r t i c a l e r i c h t i n g naar de l i j n e r . d i e de ontwerpafvo- I n d i e n verwacht moet wor- den d a t de d r a i n a g e onder o n g u n s t i g e omstandigheden z a l plaatsvinden (kans op i n s l l b b i n g , m o e i l i j k e u i t v o e r i n g e n z . ) . mm/etm. aangeven. Dooi De formule d i e t\6n van de b a s l s e l e m e n t e n vormt van d i t nomogram, i s aan de hanc van l a b o r a t o r i u m p r o e v e n ontwikkeld door WES5EI.TNG h . 9 lijn snij- punt van deze l i j n met de v e r t i c a l e a s g e e f t de maximaal t a o n t w a t e r e n o p p e r v l a k t e aan (D). (l.C.W. , W a g e r i n g e n ) . De formule punt C van de v e r t i c a a l met de van 7 mm/-!tm. t r e k t men v e r v o l g e n s een r . o r l z o n t a l e l i j n . Hat gaat Het o n d e r s t e g e d e e l t e van het nomogram b i e d t de m o g e l i j k h e i d om de maximale d r a i n l e n g t e t e b e p a l e n b i j gegeven b u i s d i a a t e t e r on d r a i n - luidt: a f s t a n d . B i j een d r a i n a f s t a n d van 15 ra (E) b e d r a a g t de t o e l a a t b a r e .55.10-,.a.D-4-75.(f)1'75.{I.2-7S-(L-X)2'75} d r a i n l e n g t e onder de e e r d e r vermelde omstandigheden 540 m dan wol w a a r i n h = d r t k h o o g t e berekend op een a f s t a n d X vanaf de uitmonding ( i r m) 400 m, a f h a n k e l i j k van h e t n i e t of wel i n v o e r e n van een r e d u c t i e f a c t o r van 25% ( F ) . a = coefficient, a f h a n k e l i j k van h e t type b u i s D = d r f l i n d i a m e t e r ( i n m) q a detlet (in m / s e c . ) tabel I, = d r a i n l e n g t e ( i n m) In o n d e r s t a a n d e t a b e l z i j n de maximale o p p e r v l a k t e n vermeld d i e X w a f s t a n d van de u i t m o n d i n g t o t het punt in de d r a i n r e e k s wasrvoor h wordt b e r e k e n d . door d r a i n s met de in h e t nomogram aangegeven d i a m e t e r s kunnen worden o n t w a t e r d , b i j ontwerpafvoeren van 7 en 10 mm/etm. en De omwerking van de formule voor de veldomstandlgheden, waar- b i j v e e l voorkomende h e l l i n g e n van de d r a i n r e e k s e n . door deze g e s c h i k t werd voor een in de p r a k t i j k b r u i k b a a r nomogram, kon g e s c h i e d e n met behulp van metingen aan in het veld g e l e g d e d r a i n r e e k s e n i n O o s t e l i j k F l e v o l a n d ( R i j k s d i e n s t voor d e I J s s e l m e e r p o l d e r s . Kampen). Maximaal t e o n t w a t e r e n o p p e r v l a k t e ( i n ha) per d r a i n (gebakken) of gladde p l a s t i e k e n b u i z e n ) b i j ontwerpafvoeren van 7 on 10 mm per etmaal en een h e l l i n g van 5 , 8, 10, 13, 20 cm per 100 m Er i s u i t g e g a a n van een ( b i j de ontworpafvoer) volstromende, ( i r e s p . 0 , 5 ; 0 , 8 ; 1,0; 1,3: 2 , 0 ° / o o ) (met 25% r e d u c t i e ) . d . w . z - op i e d e r punt geheel g e v u l d e b u i s . Ten behoeve van het g e b r u i k van het nomogram voor d r a i n a g e i n i r r i g a t i e g e b i e d e n z i j n ook l a g e ontwerpafvoeren en g r o t e d r a i n a f s t a n d e n ( 0 , 5 t o t 3 mm/etm.) ( t o t 200 m) opgenomen. Aangezien b i j z ^ e r 1 - l a g e afvoeren oen ander s t r o m l n g s b e e l d o n t s t a a t . zou in d i e g e v a l l e n • e t e e n k l e i n e r e d i a m e t e r kunnen worden v o l s t a a n d a n h e t nomogram aangeeft. Voor de p r a k t i j k wordt aangeraden ook dan h e t nomogram v o l - 0.5°/oo l 1 o 2 /oo = l°/oo 0,8 /oo l,3°/oo B E I • aI 41 • _ binnendiameter d r a i n B l e d i g te g e b r u i k e n . - _ _ r- o tH r. s9a 1 r- o r- o rt I e a 1 \ • • 91 I - o o r» 40 mm 0,17 0,12 0,23 0,15 0,26 0,18 0,30 0,20 0 , 3 8 0.26 50 n a 0,32 0,22 0,41 0,29 0,47 0,32 0,56 0,38 0,72 0,49 70 mm 0 , 8 3 0 , 5 4 0 , 9 8 0 , 7 0 1,09 0 , 7 8 1,39 0 , 9 4 80 mm 1.13 0 , 8 3 1,50 1,05 1.76 1,16 2 . 0 6 1,39 2 . 6 3,45 2.3 3,0 5,1 120 mm 4,4 3,4 6,0 4,1 1.73 1,20 1.8 9.75 5 . 1 Bijlage 2 e-2 RIJKSDIENST VOOR OE USSEIMEERPOLDERS 164 uitgavi 1969 WETENSCHAPPEUJKE AFOELING KAMPEN NOMOGRAM VOOR DE BEPALING VAN TE ONTWATEREN OPPERVLAKTE EN DRAINLENGTE I 5 drainlengte I in m I met 25 •> reductie 500 800 p.£.o->-_^ > ^ r°it. N-ld'A'VW s_i3anod__3"N-ir'S'=pi 3a y o o A l.NDiasMriM ^3~HiOn_i9 c OJ 0) o o _ •43 V ^> 1 s- -1 • • C CD E c a> oo a. CD C) • - - 3 Q_ -_» Q. li ._? __ l- as ?OJ Bijlage 01 -J _ rn _- a; OOSTELIJK I CK4 FLEVOLAMD SLOOTPROFIELC"^ hoojteschaal 1:£>erH:-IO lengteschaal 1:25 oo S^oi'mp*l\ ^ y --; N_dWWt s_j3anod_33iAn=?s e Pi s a . J O O A !GN3ias><ria MSSHJ-OnQifl apfiz$a/w\ TJ C in rJ C 0) a' o o -_> 3 N C a> E o c a> CL 10 03 3 o_ __ Q. 0 _QJ O l- _J L Bijlage 1 QJ a» _! ro __ Q) $ -- OOSTELIJK CK4 FLEVOLAMD SLOOTPROFIELC^/// hoogteschaal 1:10 en 1:40 lenQteschaal 1:25 oo
© Copyright 2024 ExpyDoc