Excelleren in Brabant Informatie

“Excelleren in Brabant”
Informatie ten behoeve van het deelproject
MKB-Nederland
Louis Peters
Bezuidenhoutseweg 12, Den Haag
Postbus 93002, 2509 AA Den Haag
Tel 015 – 219 12 12
[email protected]
www.mkb.nl
Regionaal Adviesteam Samenwerkende Kenniscentra
Mérie Michels
Boris Pasternaklaan 4 2719 DA Zoetermeer
Postbus 7259 2701 AG Zoetermeer
Tel 079 - 329 40 00
[email protected]
www.s-bb.nl
Inhoudsopgave
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
Inleiding
Inschrijftermijn en doorlooptijd
Projectmanagement door kenniscentra
Convenant
Werving en advisering
Processtappen Advisering
Vergoedingenstructuur
(Co)financiering
Centrale Projectorganisatie
Deelprojecten
Planning en Mijlpalen
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Criteria projectselectie projectvoorstellen
Projectvoorstel
De-minimis
2
2
2
2
2
2
4
5
5
6
6
8
9
10
1/12
Excelleren in Brabant – Informatie ten behoeve van het deelproject
1
Inleiding
In dit document staan de randvoorwaarden en formele aspecten beschreven die van toepassing zijn
op partijen die een deelproject binnen het project Excelleren in Brabant willen organiseren.
2
Inschrijftermijn en doorlooptijd
Voor 1 juli 2013 wordt een projectvoorstel ingediend. In dit document, met name in Bijlage
Projectvoorstel staat omschreven waar het projectvoorstel aan moet voldoen.
Op 1 augustus 2013 zal de Stuurgroep, op basis van vooraf vastgestelde criteria (Bijlage Criteria
projectselectie projectvoorstellen) de projectvoorstellen toewijzen.
1 september 2013 kunnen de deelprojecten feitelijk van start gaan.
7 november 2013 is de publieke kick off bijeenkomst tijdens de Week van de Ondernemer in
Eindhoven.
31 december 2015 wordt het project afgesloten.
3
Projectmanagement door kenniscentra
Excelleren in Brabant bestaat uit een aantal centraal georganiseerde activiteiten en deelprojecten. De
deelprojecten richten zich op een specifieke branche. Binnen deze branche werkt een
werkgeversorganisatie samen met het betreffende kenniscentrum. Het kenniscentrum is
verantwoordelijk voor het projectmanagement van het betreffende deelproject. Hiertoe dienen zij in
ieder geval de volgende stappen te zetten:
Betrokken organisaties (Kenniscentrum en Brancheorganisatie) wijzen een deelprojectleider aan, en
eventueel een vervanger;
De deelprojectleider onderhoudt direct contact met de projectleider van MKB Nederland, Operationeel
Projectleider Kenniscentra (RAK) en, indien gewenst met de Stuurgroep.
De deelprojectleider zal conform rapportage-eisen rapporteren over voortgang, inzet en resultaten
project;
4
Convenant
MKB Nederland en SBB hebben een convenant gesloten over de wederzijdse
inspanningsverplichtingen en resultaatdoelstellingen (Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.). Het
deelprojectvoorstel vormt een integraal onderdeel van dit convenant.
Indien binnen een deelproject kwantitatief of kwalitatief onvoldoende ondernemingen worden
geworven, niet wordt voldaan aan de kwaliteitseisen van de HRD adviseur, of niet (voldoende) wordt
mee gewerkt aan de randvoorwaarden die aan de uitvoering van de opdracht worden gesteld, kan de
Stuurgroep besluiten om het deelproject te beëindigen.
De centrale projectleiding zal monitoren of alle adviestrajecten voldoen aan de eisen en
verwachtingen die aan het HRD advies worden gesteld. De Operationeel Projectleider Kenniscentra
zal alle Bedrijfsopleidingsplannen beoordelen.
5
Werving en advisering
De organisaties die betrokken zijn bij het deelproject (brancheorganisaties en kenniscentra) zullen, op
basis van de overeengekomen aanpak hun wervingsinspanningen richting ondernemers gaan
verrichten.
De deelprojectleider maakt de „match‟ tussen de hulpvraag van de ondernemer en de beschikbare
HRD adviseurs. Hij monitort tevens de voortgang van dit proces en draagt daarbij zorg voor een
optimale verdeling van de opdrachten. Hierbij staat voorop dat de ondernemer in contact moet worden
gebracht met een ter zake deskundige adviseur die de branche kent en de „taal‟ van de ondernemer
spreekt.
6
Processtappen Advisering
Vanuit het project Excelleren in Brabant wordt geen dwingende „top-down‟ aanpak of wijze van
advisering opgelegd. De hulpvraag van de ondernemer staat centraal, en is het vertrekpunt van
2/12
Excelleren in Brabant – Informatie ten behoeve van het deelproject
advisering, bedrijfsontwikkeling en –opleiding. De processtappen zijn, met name in relatie tot de
financieringsvoorwaarden wel vooraf vastgelegd.
In onderstaande figuur worden de processtappen beschreven.
Fig 1 Processtappen Excelleren in Brabant
0.1
0.2
1.1
2.1
2.2
3.1
3.2
4.1
De Brancheorganisatie selecteert, in samenspraak met het kenniscentrum de ondernemers
die in aanmerking komen voor het project.
De Ondernemer vult de online Excelleerscan in.
De resultaten van de Excelleerscan worden naar de ondernemer en de bedrijfs adviseur
gestuurd. Brancheorganisatie en kenniscentrum bepalen in overleg wie de rol van de
bedrijfsadviseur vervult. Dit kan dezelfde persoon zijn als degene die het HRD advies
uitbrengt, maar de rollen kunnen ook worden opgeknipt.
Ondernemer en bedrijfsadviseur voeren een „vraaggestuurd‟ gesprek over de strategie van de
onderneming. Op basis van dit gesprek worden de vervolgstappen van het adviestraject bij de
ondernemer ingericht.
Indien op basis van het gesprek in 2.1 blijkt dat de ondernemer baat heeft bij een HRDadvies
wordt de HRD adviseur ingeschakeld. De HRD adviseur formuleert met de ondernemer het
bedrijfsopleidingsplan.
De bevindingen van zowel de bedrijfs- als HRD adviseur worden in het Bedrijfsontwikkelplan
vastgelegd.
Het Bedrijfsontwikkelplan, samen met het Budgetformulier vorm de basis voor het
Bedrijfsopleidingsplan.
Het Bedrijfsontwikkelplan en het Budgetformulier worden door de ondernemer, via de RAK
(Regionaal Adviseur Kenniscentra) ingediend bij de Stuurgroep.
3/12
Excelleren in Brabant – Informatie ten behoeve van het deelproject
4.2
4.3
4.4
4.5
5.1
5.2
De RAK adviseert de Stuurgroep of de documenten voldoen aan de gestelde
randvoorwaarden.
Indien akkoord, ontvangt de ondernemer de middelen vanuit het project.
Op het moment dat de aanvraag van de ondernemer akkoord is, wordt ook het voortraject
vergoed
De ondernemer kan vervolgens de opleidingsinstituten betalen.
Onderdeel van de totstandkoming van het Bedrijfsontwikkelplan is de inventarisatie van de
baanopeningen. Deze worden teruggekoppeld naar de RAK
De RAK zorgt dat de baanopening op de relevante plekken worden neergelegd.
Ten behoeve van dit project is een model Bedrijfsontwikkelplan (BOP) ontwikkeld. Het staat de
adviseurs vrij om naast dit model eigen analyse formats te hanteren. Voor de aanvraag wordt alleen
dit format geaccepteerd.
De Stuurgroep heeft vastgesteld aan welke kwalificaties de HRD adviseurs moeten voldoen.
Kenniscentra en brancheorganisaties kunnen bepalen welke HRD adviseurs worden ingeschakeld,
mits deze voldoen aan de kwalificaties die door de Stuurgroep zijn vastgesteld.
7
Vergoedingenstructuur
Uitgangspunt van de vergoedingenstructuur is tekortfinanciering van maximaal 50% van de totale
deelprojectkosten op basis van de tarieven zoals vermeld in tabel 1. Per deelproject worden afspraken
gemaakt over het minimaal aantal deelnemende ondernemers, het minimaal aantal werknemers dat
een individueel ontwikkeltraject krijgt aangeboden, maximaal budget en bepaalde mijlpalen. De
deelprojectleider heeft binnen deze marges de vrijheid om middelen op een zodanige wijze te
verdelen dat het project maximale impact heeft in de betreffende sector.
Het (gemaximeerde) bedrag dat aan een deelproject wordt toegekend is vastgesteld op basis van het
standaard adviestraject x het aantal adviestrajecten.
Voorbeeld: Binnen het deelproject x worden 16 ondernemers begeleid. Een standaard ontwikkeltraject
is begroot op € 19.500,-. Voor het deelproject is vanuit Excelleren in Brabant is 16 x € 19.500,- x 50%
= € 156.000,- (ex BTW) beschikbaar.
Bij de verdeling van de middelen dient rekening te worden gehouden met een onderverdeling per
traject.
Standaard ontwikkeltraject
Stappen
Min. Cofinanciering
Stap 1, 2 en 3
€ 1.250,Stap 4
€ 8.500,Totaal
Tabel 1
Max Projectbijdrage
€ 1.250,€ 8.500,-
Totaal
€ 2.500,€ 17.000,€ 19.500,-
Over het gehele deelproject dient rekening te worden gehouden met een budgetverdeling van 13%
voor Stap 1,2 en 3 (gezamenlijk) en 87% voor Stap 4.
Per traject kan door de projectleider een bandbreedte worden gehanteerd van 25% ten opzichte van
de budgetten van het standaard ontwikkeltraject.
Voorbeeld: Bij één onderneming wordt voor stap 1,2 en 3 € 1.875,- (-/-25% tov € 2.500,-), voor Stap 4
€ 21.250,- (+25% tov € 17.000,-) en voor het totaal € 23.125,- (+19% tov € 19.500,-) besteed.
De maximale bijdrage uit het fonds voor een traject bedraagt € 12.500,-
4/12
Excelleren in Brabant – Informatie ten behoeve van het deelproject
Het aantal individuele ontwikkeltrajecten mag het aantal werknemers van een onderneming niet
overstijgen. Als peildatum voor het aantal werknemers wordt het vaststellen van het
Bedrijfsontwikkelplan door adviseur en ondernemer gehanteerd.
Grotere afwijkingen ten opzichte van de bandbreedtes kunnen alleen in overleg met de
projectorganisatie van MKB Nederland plaatsvinden.
8
(Co)financiering
Elk deelproject wordt geacht voor minimaal 50% door private middelen te worden gefinancierd. De
volgende bronnen kunnen als cofinanciering worden aangemerkt:
1. Financiële bijdrage uit het scholingsfonds
2. Uren van betrokkenen van Kenniscentrum en Brancheorganisatie.
3. Financiële bijdrage van onderneming
Ad 2.
Het maximum aantal uren dat kan worden opgevoerd is afhankelijk van de totale
deelprojectbegroting en het niveau/uurtarief van betrokken medewerker.
Van het totale bedrag aan cofinanciering mag maximaal 10% bestaan uit gekapitaliseerde
uren.
De adviseurs die worden ingeschakeld voor dit traject worden geacht volgens hun eigen gebruikelijke
„markttarieven‟ te werken. Deze tarieven worden gemaximeerd op basis van functieniveau:
Niveau
Senior
Medior
Junior/ondersteuning
Uurtarief
€ 125,€ 100,€ 80
Tabel 2
Bij de onderbouwing van de uren moet aannemelijk worden gemaakt dat de inzet van betrokken
medewerker een direct gevolg is van deelname aan het project en specifiek voor het project worden
ingezet.
Het is toegestaan om structureel goedkopere begeleiding in te zetten, mits het wordt aangewend om
daarmee meerdere ondernemingen van advies te voorzien.
Ad 3.
Dit betreft een bijdrage uit de middelen van de onderneming aan de factuur van de
opleidingscentra.
Verletkosten van ondernemer en medewerkers worden niet aangemerkt als cofinanciering.
Alle kosten moeten worden aangegeven op het budgetformulier
9
Centrale Projectorganisatie
Projectmanager:
Operationeel Projectmanager Kenniscentra:
Stuurgroep:
Agenda leden:
Louis Peters
Mérie Michels (RAK)
Louise Beduwé (vz), Peggy van de Koelen (BZW),
Frank de Wijs (ZLTO) en Louis Peters.
Mérie Michels en Han Havekes (Prov NB)
5/12
Excelleren in Brabant – Informatie ten behoeve van het deelproject
10 Deelprojecten
Sectoren
Techniek
Transport&Logistiek
Agrofood
Tabel 3
Branche
Metaalunie
FME-CWM
Uneto-VNI
Bovag
Focwa
Bouwend Nederland
Transport&Logistiek
ZLTO
Kenniscentrum
Kenteq
Kenteq
Kenteq
Innovam
VOC
Fundeon
VTL
Aequor
O&O fonds
OOM
A&O
OTIB
OOMT
OOC
O&O Bouw
SOOB
Colland
#bedrijven
16
16
16
16
16
20
20
30
11 Planning en Mijlpalen
Wanneer
1 augustus 2013
1 september 2013
7 november 2013
31 december 2013
1 april 2014
1 juli 2014
1 oktober 2014
31 december 2014
1 april 2015
1 juli 2015
1 oktober 2015
31 december 2015
Tabel 4
Wat
Definitieve keuze deelprojecten
Operationele start deelprojecten
Publieke kick off bijeenkomst tijdens Week
van de Ondernemer
Eerste Kwartaalrapportage
25% van het beoogde aantal trajecten
heeft Stappen 1,2 en 3 afgerond
75% van het beoogde aantal trajecten is
geworven.
Kwartaalrapportage
Kwartaalrapportage
75% van het beoogde aantal trajecten
heeft Stappen 1,2 en 3 afgerond
100% van het beoogde aantal trajecten is
geworven
25% van het beoogde aantal trajecten
heeft Stap 4 afgerond
Kwartaalrapportage
Kwartaalrapportage
100% van het beoogde aantal trajecten
heeft Stappen 1,2 en 3 afgerond
50% van het beoogde aantal trajecten
heeft Stap 4 afgerond
Kwartaalrapportage
Kwartaalrapportage
Laatste mogelijkheid om aan te geven of
individuele trajecten (stap 4) niet binnen
projectperiode kunnen worden afgerond.
Kwartaalrapportage
Afsluiting project
Wie
Stuurgroep EiB
Deelprojectleiders
Allen
Deelprojectleiders
Deelprojectleiders
Deelprojectleiders
Deelprojectleiders
Deelprojectleiders
Deelprojectleiders
Deelprojectleiders
Deelprojectleiders
Allen
De deelprojectleiders leveren per kwartaal aan de RAK een rapportage met een inhoudelijk en
financieel overzicht van de adviestrajecten. Hiervoor wordt uiterlijk november 2013 een format voor
ontwikkeld.
6/12
Excelleren in Brabant – Informatie ten behoeve van het deelproject
Bijlage Kwaliteit HRD adviseur
Het programma voorziet in een advies aan de mkb ondernemer door een Human Resource
Development (verder: HRD) deskundige. De deelprojectleider, die het contact met de ondernemer tot
stand heeft gebracht, maakt een „match‟ tussen de vraag en de deskundigheid van de beschikbare
HRD adviseurs. Om de kwaliteit van het advies aan de ondernemer te garanderen, wordt in het kader
van het project verwacht dat de HRD adviseur over voldoende kennis beschikt van het onderwerp
(ontwikkelen van de leercultuur) en van de doelgroep (ondernemers in de betreffende branche). De
deelprojectleiders zijn zelf verantwoordelijk voor de selectie van de HRD adviseurs.
De adviseurs worden geacht te voldoen aan de volgende criteria:
Aantoonbare ervaring bij het ondersteunen van meerdere mkb ondernemingen, vanuit een externe rol
bij de ontwikkeling en uitvoering van het personeelsbeleid door middel van opleidingsadvies en het
ontwikkelen van opleidingsinstrumenten of –procedures. Hierbij moet gedacht worden aan de
volgende activiteiten:
Ontwikkelen, evalueren en bijstellen van opleidingstrajecten en trainingen voor medewerkers en
managers;
Plannen, coördineren en organiseren van opleidingsactiviteiten;
Adviseren van het management ten aanzien van leren en opleiden;
Gestructureerd inventariseren van (nieuwe) opleidingsvragen;
Ontwikkelen en implementeren van HRD instrumenten die gerelateerd zijn aan leren en ontwikkelen
van medewerkers (POP gesprekken, HRD cyclus, EVC);
Borgen van leer- en ontwikkelactiviteiten binnen de organisatie.
Aantoonbare advies- en communicatieve vaardigheden richting alle niveaus binnen mkb
ondernemingen.
Inzicht en ervaring in de problematiek van verbetering van productiviteit en duurzame inzetbaarheid
van werknemers binnen het mkb.
Aantoonbare ervaring bij het ontwikkelen en implementeren van leercultuur en de daaraan
gekoppelde instrumenten. Hieronder valt het analyseren van arbeidsprocessen, taken en functies met
het oog op introductie en implementatie van leren op de werkplek.
Minimaal HBO werk en denkniveau op het gebied van HRM, en meer in het bijzonder de specialisatie
opleidingskunde of onderwijskunde.
Minimaal drie tot vijf jaar werkervaring in een extern gerichte adviesfunctie.
7/12
Excelleren in Brabant – Informatie ten behoeve van het deelproject
Bijlage Criteria projectselectie projectvoorstellen
De randvoorwaarden voor deelname:
Namens de combinatie brancheorganisatie/kenniscentrum wordt een compleet projectplan
ingediend;
Het voorstel wordt voor het verstrijken van de deadline ingediend;
Rapportage en verantwoording conform projecteisen;
De organisaties bieden deelname aan het project ook aan niet georganiseerde ondernemers.
Het streven is om 150 Noord Brabantse mkb bedrijven met een advies te bereiken. De doelgroep
bestaat uit ondernemingen met 5 – 250 medewerkers.
Per deelproject dienen minimaal 16, en maximaal 30 ondernemingen deel te nemen.
De Stuurgroep kan in de loop van het project besluiten om voornoemde aantallen aan te passen.
De Stuurgroep zal beoordelen of de ingediende projectvoorstellen aan de voorwaarden voldoen.
Indien nodig zal een selectie uit de projectvoorstellen worden gemaakt en/of worden verzocht de
voorstellen inhoudelijk aan te passen.
De belangrijkste criteria:
De mate waarin door het deelproject juist die ondernemingen worden bereikt die voldoen aan de
projectdoelstellingen van Excelleren in Brabant.
Commitment aan het thema van duurzame versterking van de leercultuur door inspanningen,
investeringen en ontwikkelingen die verder gaan dan de bijdrage aan dit project.
Verder worden de volgende kwantitatieve uitgangspunten meegewogen:
Spreiding van de organisaties over de 4 Brabantse arbeidsmarktregio‟s
Spreiding van de omvang van de organisaties gemeten in aantallen medewerkers
Spreiding van de opleidingsniveaus van medewerkers
8/12
Excelleren in Brabant – Informatie ten behoeve van het deelproject
Bijlage Projectvoorstel
In deze bijlage zijn een reeks vragen opgenomen die in het projectvoorstel aan de orde moeten
komen. Het staat de organisatie vrij om elementen toe te voegen die zij relevant achten voor de
aanvraag.
Algemeen
Betrokken organisaties (Kenniscentrum, Brancheorganisatie, O&O fonds);
Gegevens van de deelprojectleider (naam, adres, telefoonnummer, email, functie,
vervanger/assistent) en van betrokkenen overige organisaties (bijv. regiomanager branche);
Wijkt de beoogde start/einddatum van het deelproject af van de standaardperiode: 1 september 201331 december 2015). Zo ja, s.v.p. periode aangeven.
Doel van het project
Het project Excelleren in Brabant richt zich op het realiseren van de economische ambities van
Brabant door ondernemers te helpen met het versterken van de leercultuur van hun onderneming.
Welke doelstellingen streeft u na binnen uw sector bij dit deelproject om ondernemerschap via de
leercultuur te versterken?
Hoe past dit voorstel binnen de ambities van uw brancheorganisatie(s) om de leercultuur te
ontwikkelen?
Kunt u aangeven of u juist die ondernemingen bereikt die behoefte hebben aan een impuls bij de
ontwikkeling van hun leercultuur via een advies door een HRD adviseur? Waarom denkt u dit?
Werving
Hoeveel ondernemingen uit uw sector wilt u via dit project helpen?
Acht u het algemene tijdpad waarbinnen de deelprojecten moeten worden doorlopen (zie Hoofdstuk
11, Planning en Mijlpalen) voor uw deelproject haalbaar? Zo nee, kunt u dan aangeven wat volgens u
wel realistisch is?
Kennis en ervaringen borgen
Hoe gaat u, binnen uw branche, kennis en ervaringen uit dit project borgen en breed toegankelijk
maken voor andere ondernemingen?
HRD Advies
In de randvoorwaarden wordt uitgegaan van een „standaardtraject‟. Verwacht u dat alle HRD adviezen
die binnen uw branche worden uitgebracht binnen de standaarden zullen vallen of zijn er mogelijk
afwijkingen? Indien u afwijkingen verwacht, kunt u die dan specificeren?
Heb u nog opmerkingen of vragen bij de (financiële) randvoorwaarden die aan het HRD advies
worden gesteld?
Adressering
Het projectvoorstel kan via email worden verzonden aan:
Cristina van Vught [email protected]
9/12
Excelleren in Brabant – Informatie ten behoeve van het deelproject
Bijlage De-minimis
Decentrale overheden mogen over een periode van drie belastingjaren één onderneming tot €
200.000,= steunen, in welke vorm dan ook. Dit is de-minimis steun. Voor de landbouw-, visserij- en
vervoerssector gelden lagere drempels.
Melding, kennisgeving en rapportage aan de Commissie zijn niet vereist. Wel is er een
cumulatiebeperking met andere subsidies. Om te bepalen of de-minimissteun mag worden verleend,
moeten ondernemingen een verklaring invullen.
Reikwijdte
De steun moet transparant zijn: de hoogte van de de-minimissteun moet vooraf precies kunnen
worden berekend, zonder dat er een risicoanalyse wordt uitgevoerd. De vrijstellingsverordening is ook
van toepassing op de afzet en verwerking van landbouwproducten en op de vervoerssector.
Uitgesloten
Uitgesloten van de-minimissteun zijn:
- De aankoop van vervoersmiddelen voor vrachtverkeer over de weg (vrachtwagens);
- Exportsteun en steun waardoor binnenlandse producten ten opzichte van importproducten worden
bevoordeeld;
- De sector wegvervoer (eigen drempel van € 100.000,=);
- De primaire productie van landbouwproducten (eigen drempel van € 7.500,=);
- De visserijsector (eigen drempel van € 30.000,=).
DAEB en de-minimis
Ook voor de compensatie van Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) bestaat sinds
2012 een aparte de-minimisvrijstelling. De DAEB-de-minimisvrijstelling voorziet in een driejaarlijkse
compensatie van € 500.000,=.
Melding, kennisgeving en rapportage
Er is geen sprake van staatssteun. Melding, kennisgeving en rapportage aan de Commissie zijn dus
niet vereist. Zowel de Commissie als Nederland houdt geen centraal register bij van de-minimissteun.
Decentrale overheden wordt geadviseerd dit zelf te doen.
Verschil crisissteun en de-minimis
In 2008 tot en met 2010 heeft de Europese Commissie tijdelijke maatregelen getroffen om toegang tot
financiën voor ondernemingen in de financiële en economische crisis te ondersteunen. Zo werden er
nieuwe goedkeuringscriteria vastgesteld voor relatief kleine steunbedragen. Deze zijn naast de regels
voor de-minimissteun gehanteerd.
Deze crisissteun werd gezien als potentiële staatssteun en moest vooraf bij de Commissie worden
gemeld. Dit is een essentieel verschil met de-minimissteun.
10/12
Excelleren in Brabant – Informatie ten behoeve van het deelproject
Voorwaarden de-minimis
Bij de toepassing van de de-minimisvrijstelling moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan:
1. One Single Unit
Het de-minimisplafond geldt voor één zelfstandige onderneming. De bepaling hiervan is complex als
het gaat om een onderneming die een bepaalde afhankelijkheidsrelatie met andere ondernemingen
heeft. De Commissie beschouwt hieronder bijvoorbeeld een moeder dochterrelatie, maar ook
exclusieve afname of leveringscontracten met andere ondernemingen. Zelfs familiebanden leiden tot
afhankelijkheid (zaak 382/99)
2. Cumulatiebeperking
Mogelijk heeft een onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de-minimissteun
als eens staatssteun ontvangen. Deze steun viel bijvoorbeeld onder een andere vrijstelling of
staatssteunkader (milieu, werkgelegenheid, innovatie, etc.) Het totaalbedrag van de de-minimissteun
en eerder ontvangen steun mag niet de steunmaxima overschrijden.
Om uit te rekenen of de-minimissteun mag worden verleend voor dezelfde kosten, moet alle
overheidssteun worden opgeteld, zelfs als dit geheel of gedeeltelijk uit Europese middelen is
gefinancierd. Steun die totaal het de-minimisplafond overschrijdt, mag niet worden opgesplitst om
deze afzonderlijk onder de toepassing van de vrijstelling te brengen.
Verschillende kosten en steunintensiteiten
Om te bepalen of de-minimissteun mag worden gegeven, moet er gekeken worden of de
kostenposten waarvoor een decentrale overheid steun wil verlenen, zich onderscheiden van de
kostenposten waarvoor een andere overheid al steun heeft gegeven.
Art. 2 lid 5 De-minimisverordening stelt als voorwaarde voor cumulatie van kosten dat deze
„verschillend‟ (elkaar niet overlappend) en „identificeerbaar‟ (duidelijk te herkennen en daadwerkelijk
gemaakt, bijvoorbeeld door een accountantscontrole vastgesteld) zijn en daadwerkelijk „in
aanmerking‟ komen.
Over cumulatie kunt u meer lezen in de Informatiewijzer Staatssteun voor Decentrale Overheden.
3. De-minimisverklaring
Om overschrijding van het de-minimisplafond te voorkomen, moet de decentrale overheid de
onderneming vragen om een verklaring. Hierin moet de onderneming alle steun en de-minimis
opgeven die over de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar is verleend. De
berekening moet bij het moment van toekenning worden gemaakt. De verklaring moet worden
getekend voordat de steun wordt verleend.
11/12
Excelleren in Brabant – Informatie ten behoeve van het deelproject