Psalmenvesper 18 maart 2012 Van harte welkom in deze Psalmenvesper van de Wijkgemeente Martinikerk. Deze dienst is onderdeel van een maandelijkse reeks van vespers waarin de Psalmen achtereenvolgend aan de orde komen: 15-4 Ds. J.A. van den Berg Psalm 102 Roder Jongenskoor – Men only 20-5 Ds. J.A. van den Berg Psalm 103 Martinikerkkoor 17-6 Prof.dr. G.H. van Kooten Psalm 104 Roden Girl Choristers We zingen in deze dienst uit het Liedboek voor de Kerken. Een exemplaar kunt u bij de ingang ophalen. Voorganger: ds. J.A. van den Berg - Organiste: mw. Janny Knol-de Vries Medewerking van het Martinikerkkoor, onder leiding van mw. Marijke van Zanten-Broers. Voor reacties op de dienst, mail naar: [email protected] Psalm 141: 1, 2, 6 en 9 (staande) Stil gebed, votum en groet (staande) Wisselzang Gezang 192: 1 en 2 koor (Engels), 3 en 6 allen Words: Isaac Watts (1674-1748) – Music: E. Miller (1731-1807) When I survey the wondrous cross On which the Prince of glory died, My richest gain I count but loss, And pour contempt on all my pride. Forbid it, Lord, that I should boast, Save in the death of Christ my God! All the vain things that charm me most, I sacrifice them to His blood. Koor: Peace, perfect peace (Words: Edward Henry Bickersteth – Music: Orlando Gibbons) Peace, perfect peace, in this dark world of sin? The blood of Jesus whispers peace within. Peace, perfect peace, by thronging duties pressed? To do the will of Jesus--this is rest. Peace, perfect peace, with sorrows surging round? In Jesus' presence nought but calm is found. Peace, perfect peace, our future all unknown? Jesus we know, and He is on the throne. Gebed Lezing I Psalm 101 (NBV) 1 Van David, een psalm. Ik wil zingen over trouw (chèsed) en recht in een lied voor u, o HEER, 2 nadenken over de volmaakte weg – wanneer zult u bij mij komen? een trotse blik, een aanmatigend hart verdraag ik niet. 6 Mijn oog zoekt de getrouwen in het land, met hen wil ik mijn woning delen. Wie de volmaakte weg bewandelt, mag mij dienen. Ik handel met een zuiver hart, ook in mijn paleis, 3 niets staat mij voor ogen wat boosaardig is. 7 In mijn paleis is geen plaats voor wie liegt en bedriegt, wie onwaarheid spreekt komt mij niet onder ogen. Gedraai, ik haat het, ik laat mij er niet mee in, 4 sluwheid houd ik ver van mij, het kwaad wil ik niet kennen. 8 De schuldigen in het land breng ik elke morgen tot zwijgen, uit de stad van de HEER verdrijf ik allen die onrecht begaan. 5 Wie heimelijk een vriend belastert, leg ik het zwijgen op, Koorzang: Psalm 101. Misericordiam et judicium (Words: BCP - Music: Ivor A. Atkins [1869-1953]) My song shall be of mercy and judgement: unto thee, O Lord, will I sing. O let me have understanding: in the way of godliness. When wilt thou come unto me: I will walk in my house with a perfect heart. I will take no wicked thing in hand; I hate the sins of unfaithfulness : there shall no such cleave unto me. A froward heart shall depart from me : I will not know a wicked person. Whoso privily slandereth his neighbour: him will I destroy. Whoso hath also a proud look and high stomach: I will not suffer him. 2 Mine eyes look upon such as are faithful in the land: that they may dwell with me. Whoso leadeth a godly life: he shall be my servant. There shall no deceitful person dwell in my house: he that telleth lies shall not tarry in my sight. I shall soon destroy all the ungodly that are in the land: that I may root out all wicked doers from the city of the Lord. Lezing II Matteüs 26 57 Zij die Jezus gevangengenomen hadden, leidden hem voor aan Kajafas, de hogepriester bij wie de schriftgeleerden en de oudsten bijeengekomen waren. 58 Petrus volgde hem op een afstand tot op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester; daar ging hij tussen de knechten zitten om te zien hoe het zou aflopen. 59 De hogepriesters en het hele Sanhedrin probeerden een valse getuigenverklaring tegen Jezus te laten afleggen op grond waarvan ze hem ter dood zouden kunnen veroordelen, 60 maar ze vonden er geen, hoewel zich vele valse getuigen meldden. Ten slotte meldden er zich twee 61 die zeiden: ‘Die man heeft gezegd: “Ik kan de tempel van God afbreken en in drie dagen weer opbouwen.”’ 62 De hogepriester stond op en vroeg hem: ‘Waarom antwoordt u niet? U hoort toch wat deze getuigen zeggen?’ 63 Maar Jezus bleef zwijgen. De hogepriester zei: ‘Ik bezweer u bij de levende God, zeg ons of u de messias bent, de Zoon van God.’ 64 Jezus antwoordde: ‘U zegt het. Maar ik zeg tegen u allen hier: vanaf nu zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Machtige en hem zien komen op de wolken van de hemel.’ 65 Hierop scheurde de hogepriester zijn kleren en hij riep uit: ‘Hij heeft God gelasterd! Waarvoor hebben we nog getuigen nodig? Nu hebt u met eigen oren gehoord hoe hij God lastert. 66 Wat denkt u?’ Ze antwoordden: ‘Hij is schuldig en verdient de doodstraf!’ Psalm 101: 1 en 2 Preek Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Op het eerste gehoor roept Psalm 101 wellicht vervreemding op. De Psalmist weidt uit over zijn goede gedrag, zo lijkt het. Het is niet erg 3 Nederlands om zo over jezelf te spreken. Het past niet bij onze Calvinistische volksaard om zo te spreken. En inderdaad gelezen vanuit het schema zondige mens – rechtvaardige God, is het een Psalm waar je niet veel mee kunt. Toch zouden we onszelf en de Psalm tekort doen wanneer we alleen met deze bril naar de Psalm zouden kijken. De Psalmist wil niet opscheppen, het is geen arrogantie die hem er toe aan zet om te vertellen dat hij rechtvaardig is (v5). Belangrijk is het in de eerste plaats om te zien dat Psalm 101 een Psalm is die geschreven door 1) een koning, en 2) ook goed bestuur als onderwerp heeft. Een Psalm van David luidt immers het opschrift. Het is een Davidische Psalm die alles te maken heeft met goed koningschap. Een Psalm nagezongen, of na te zingen door Davids opvolgers. De woorden zijn dus niet alleen, of in de eerste plaats te lezen als de allerindividueelste expressie van het allerindividueelste verlangen. Ze geven de norm aan, waaraan een goed koning zich dient te houden. De norm is Goddelijk. De koning dient de goedheid/trouw en de rechtvaardigheid van God te weerspiegelen. Daarom begint de Psalm: van Ik wil zingen over trouw (chèsed) en recht in een lied voor u, o HEER. Chèsed en rechtvaardigheid zijn eigenschappen van de HEER. Chèsed staat voor de genadige verbondstrouw van God. Rechtvaardigheid is eveneens een belangrijk kenmerk van God. Het behoorde bij het verbond tussen God en de koning, dat de koning zich wist als representant en weerspiegeling van God. Anders dan de omringende volkeren, waarin de koning zelf een godheid werd en niet meer te controleren is, is de koning in Israel gebonden aan de macht en het recht van God. De koning weerspiegelt God en zo voedt hij zijn volk op tot chesed en rechtvaardigheid. Dat is het uiteindelijke doel van mensen: God weerspiegelen. Daarover zingt Psalm 101. Daarom: ik wil zingen over …. Nadenken over de juiste weg. Die weg eigent hij zichzelf toe door er over te zingen in de eerste persoon enkelvoud. Het is vooral rechtvaardigheid waarover de Psalm uitweidt, doordat hij iedere vorm van leugen en vals getuigenis wil mijden. Dit is het waar hij 4 naar streeft: een zuiver hart. Hij neemt radicaal afstand van leugens Hij heeft er een afkeer van. Mensen die leugens spreken weert hij uit zijn paleis. Hij wil ze niet aanstellen. Waarom zo belangrijk voor een koning? Kijk maar naar het proces tegen Jezus. De hogepriester, die zitting heeft in de Joodse raad, een bestuursorgaan voor Joodse aangelegenheden, daarmee in bepaalde mate substituut voor het koningschap. Een vals getuigenis door 2 of meer mensen kan leiden tot de doodstraf. Daarom wil de koning de waarheid een absolute plek geven. De Psalm heeft zo een geweldige actualiteit: we zien ook om ons heen in allerlei lagen van bestuur hoe belangrijk goed bestuur is. Of het nu een directeur is die veel geld uit een onderneming trekt, of een president die zo verknocht is aan de macht dat mensenlevens niet meer tellen. Waarachtigheid is cruciaal voor goed bestuur. Anders chaos/demoralisering/verkeerd voorbeeld. Waarachtigheid is nodig voor ons allemaal. We zien ook de invloed van leugens in de kleinere kring: wat een verwoestende werking hebben die. Leugens brengen een geur van de dood met zich mee. Het leven overeenkomstig dit hoge model van koningschap, wat uiteindelijk wil zeggen: van mens-zijn, is niet eenvoudig. Het staat onder druk, van binnen uit en van buiten. Een stukje onwaarheid kruipt er zomaar in. De Psalm is in zichzelf al te zien als een middel om daarbij terug te komen. Wanneer je de norm bezingt voor Gods aangezicht, breng je jezelf de norm weer in herinnering, stel je jezelf voor een spiegel. De koning stond onder gedurige druk om toe te geven aan onrechtvaardig gedrag. Daarmee, om een verkeerd voorbeeld te geven aan zijn onderdanen. Daartoe had hij die spiegel nodig. Hij identificeert zich met het ideaal door in de ik-vorm daarover te zingen. Het blijkt en bleek schaars, deze wijze van koning zijn en van mens zijn. Het verlangen naar een vorst die werkelijk het karakter van God weerspiegelt is groot. Herhaaldelijk wordt er gezongen en gesproken over een koning als David. Jesaja 11 profeteert erover: 1 Maar uit de stronk van Isaï (vader van David) schiet een telg op, 5 een scheut van zijn wortels komt tot bloei. 2 De geest van de HEER zal op hem rusten: een geest van wijsheid en inzicht, een geest van kracht en verstandig beleid, een geest van kennis en ontzag voor de HEER. 3 Hij ademt ontzag voor de HEER; zijn oordeel stoelt niet op uiterlijke schijn, noch grondt hij zijn vonnis op geruchten. 4 Over de zwakken velt hij een rechtvaardig oordeel, de armen in het land geeft hij een eerlijk vonnis. Hij tuchtigt de aarde met de gesel van zijn mond, met de adem van zijn lippen doodt hij de schuldigen. 5 Hij draagt gerechtigheid als een gordel om zijn lendenen en trouw als een gordel om zijn heupen. In het evangelie dat wij lazen noemt Hij zichzelf de Zoon des mensen. Een aanduiding die te maken heeft met zijn rechterlijke, Koninklijke status. Inderdaad, in Jezus is dit Woord vervuld. In zijn regering komt het ideaal volledig tot zijn recht. Wat de Davidische Psalm 101 bezingt is zichtbaar en tastbaar in Jezus Christus in wie Gods karakter volmaakt zichtbaar is. Hij is de volmaakte koning. Hij is het die in zijn woorden en leven de volmaakte weg van de HEER heeft laten zien, de weg waarover Psalm 101 zingt in vers 2. In Hem zien we volmaakt het karakter van de HEER, zijn goedheid en recht. Zoals de koning toen zich door het zingen van Psalm 101 identificeert met het ideaal, om zo weer een identificatiefiguur te zijn voor het volk, zo mogen wij ons identificeren met Jezus, om het hoge doel van menszijn uiteindelijk te bereiken. Het bijzondere van Jezus, de grote Zoon van David, is dat Hij een koning is die op een heel diepe wijze, het karakter, de eigenheid van de HEER, op het leven van zijn onderdanen stempelt. Aan twee kanten meer dan David. Aan de ene kant zozeer een met God dat Hij de absolute zuiverheid kent en het ons mensen laat zien wat het echt is. Ontmaskerend zuiver. Meer dan een aardse koning kon. 6 Tegelijkertijd is Hij zeer diep met ons verbonden dat Hij, door te sterven bevrijdt van de leugens die ons leven kluisteren. Dat is het nieuwe, het bevrijdende van het evangelie. [Je ziet het aan Petrus: opportunistisch liegen; leugentje om bestwil]. Je kunt het zo zeggen: deze Koning sterf door en met onze leugens. Om ons te bevrijden van de verdeeldheid van ons hart, om het te zuiveren van leugenachtigheid, is Hij ten onder gegaan in het leugenachtige proces. Wat de schrijver dus probeert door het zingen van de Psalm, door zich het hoge ideaal te binnen halen, door die hoge werkelijkheid te bezingen voor Gods aangezicht, wordt mogelijk in Jezus Christus. Al zingend trekt de zanger die werkelijkheid naar zich toe. In gebed, in lied, in heel ons leven, mogen wij ons identificeren met Jezus, die zich namens God geheel geïdentificeerd heeft met ons. Hem ons toe-eigenen, aantrekken. Hij als de spiegel, Hij als de vernieuwer van mijn leven. Een herkenbaar aspect van de worsteling om dit ideaal als koning, en als mens hoog te houden, ligt in de vraag in vers 2: Wanneer zult U bij mij komen? Die vraag, de vraag naar de aanwezigheid van God maakt de Psalm tot een gebed. Totaal geen arrogantie, maar een vraag die uitziet naar God. De aanwezigheid van God om chesed en rechtvaardigheid mogelijk te maken, in dit leven waar de druk van de onwaarheid zo immens groot is, van binnenuit en vanbuiten af. Een belangrijke kant van de vraag ‘wanneer komt u tot mij?’ is uiteindelijk: komt God zijn woord na? Is de HEER rechtvaardig? De koning leeft namelijk in een verbond met God: wanneer de koning zich houdt aan het recht van God, mag hij zich verzekerd weten van de steun van God. Dit was de wijze waarop het koningschap functioneerde. De steun, de hulp van God, wanneer de koning zich gedraagt overeenkomstig zijn hoge roeping. De belofte dat God hem helpt tegen het onrecht. Blijkbaar verkeert de koning in nood en lijdt hij onder onrecht. De druk om van de weg van de gerechtigheid af te gaan is extra groot vanwege zijn situatie. Hij ervaart nog geen hulp van God. Dit stelt zijn trouw op de proef. Daarom de vraag: Wanneer zult u komen tot mij? Komen tot mij om mij staande te houden te midden van het onrecht. 7 Kun je het uithouden onder druk, wanneer het onrecht het meest profijtelijk lijkt? Wanneer alles wat scheef is en daarmee onrecht, ons verleidt om het verkeerde pad te kiezen: de kwaadaardigheid van anderen, de scheefgroei in het menselijk bestaan. Waar is de HEER?, is de diepe vraag die zo vaak klinkt. Heeft het allemaal wel zin? Doet de allerhoogste zelf wel recht? In Jezus is er bijzonder antwoord op deze vraag. Jezus worstelt deze vraag met ons mee. We zien Hem onder druk staan voor het gerecht, dat onrechtmatig gevoerd wordt. Hij begrijpt onze nood daarin. Hij heeft zich immers zelf daardoor heen geworsteld. Hij vraagt zich af, als gekruisigde koning: Mijn God, Mijn God, waarom hebt u mij verlaten? / wanneer zult u bij mij komen/ Zijn weg, als onze Koning, laat ons echter ook zien dat het onrecht niet het laatste Woord heeft. Zijn opstanding demonstreert dat God hem rechtvaardig verklaart en het recht laat zegevieren. Als Zdm zal Hij eenmaal komen om de hele wereld zelfs de oordelen. Alle reden dus om je niet te laten ontmoedigen door het aardse onrecht, maar op Hem te vertrouwen. Amen Gezang 285: 1 en 3 Geloofsbelijdenis, daarna Psalm 27:7 (staande) Gebeden Gezongen gebeden door het koor Ertöt uns durch dein Güte (J.S. Bach Cantate BWV 22 – Herr Christ, der einge Gottessohn) Ertöt uns durch dein Güte, erweck uns durch dein Gnad. Den alten Menschen kränke, dass der neu' leben mag und hier auf dieser Erden 8 den Sinn und alls Begehren und G'danken hab zu dir. Voorbede (Tekst: K. Pannekoek, Muziek S. Wesley in bewerking door A. de Keyzer) Laat ons bidden tot God, voor allen met wie we dagelijks het leven delen. O God, wij danken U voor de mensen met wie we in liefde en vriendschap verbonden zijn: houd ons bijeen en geef dat onze liefde niet verkommert in de sleur van onze dagen. Heb aandacht, God, voor onze naasten, aan wie we onachtzaam voorbijgaan: dat er ogen zijn die naar hen omzien, stemmen die hun namen noemen, handen die hen redden uit niemandsland. God, wil ons horen, laat uw hart toch spreken voor uw mensen. Gesproken gebeden, na een moment van stilte afgesloten het Onze Vader Collecte bestemd voor de Protestantse Gemeente Groningen Gezang 392: 1, 3 en 4 (staande) Zegen, met gezongen amen (staande) Bij de uitgang wordt er gecollecteerd voor het Wijkfonds. De zendingsbussen staan er deze maand voor IFES, een internationale organisatie die zich inzet voor toerusting van en evangelisatie onder studenten. 9
© Copyright 2024 ExpyDoc