Mr. Drs. W. Jong Dr. M. van Duin 0 Verdediging : Cijfer : Definitieve versie : e 1 lezing : Ontwerp voorzijde: 06-03-2014 7 29-01-2014 15-01-2014 Carlien Veen 1 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................... 2 LEESWIJZER ........................................................................................................................ 4 SAMENVATTING .................................................................................................................. 5 Hoofdstuk 1 INLEIDING.................................................................................................... 8 Hoofdstuk 2 ONDERZOEKSVRAAG ...............................................................................10 2.1 Onderzoek .............................................................................................................10 2.2 Onderzoeksvraag ...................................................................................................11 2.3 Werkwijze ...............................................................................................................11 2.4 Literatuuronderzoek. ..............................................................................................12 2.5 Onderzoek onder burgemeesters ...........................................................................12 2.6 Survey ....................................................................................................................13 2.7 Interviews ...............................................................................................................13 2.8 Onderzoek Wet- en regelgeving .............................................................................14 2.9 Onderzoek beleidsstukken .....................................................................................14 2.10 Internet ...............................................................................................................14 Hoofdstuk 3 BURGEMEESTERSCHAP ..........................................................................15 3.1 Functieprofiel van een burgemeester .....................................................................15 3.2. Dagelijkse functie uitoefening .................................................................................17 3.3 Verwachte rol van de burgemeester in een crisis ...................................................19 3.4 Bevoegdheden in een crisissituatie ........................................................................21 Hoofdstuk 4 LITERATUURSTUDIE .................................................................................23 4.1 Leiderschapsstijlen voor een crisis .........................................................................24 4.2 Crisisleiderschap ....................................................................................................27 4.3 Synthese: van literatuur en wettelijk kader naar een onderzoeksmodel .................31 Hoofdstuk 5. ERVARINGEN IN DE PRAKTIJK.................................................................35 5.1 Onderzoek in samenwerking met NGB...................................................................35 5.2 Onderzoek Brabantse en Zeeuwse burgemeesters ................................................36 5.3 Een crisis meemaken? ...........................................................................................39 Hoofdstuk 6 VERSCHILLEN TUSSEN THEORIE EN PRAKTIJK ....................................45 6.1 Wat zijn de basiscompetenties? .............................................................................45 6.2 Wat zijn de crisiscompetenties? .............................................................................45 6.3 Welke crisiscompetenties zijn eerder opgedaan? ...................................................47 6.4 Naar een nieuwe crisisopleiding? ...........................................................................47 2 Hoofdstuk 7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN.........................................................49 7.1 De sollicitatieprocedure ..........................................................................................49 7.2 De basiscompetenties voor de crisis ......................................................................50 7.3 De crisiscompetenties tijdens en na de crisis .........................................................50 7.4 De trainbaarheid van de crisiscompetenties ...........................................................51 LITERATUURLIJST ..........................................................................................................53 Bijlage 1 Lijst van te interviewen personen....................................................................58 Bijlage 2 Samenvatting competentiesysteem BZK 2011 ................................................59 Bijlage 3 Periodiek systeem van eigenschappen ...........................................................62 Bijlage 4 Profielschetsen................................................................................................63 Bijlage 5 Relatie koude en warme taakuitvoering ...........................................................64 Bijlage 6 Relatie Crisisleiderschap en BZK bestuurscompetenties.................................65 Bijlage 7 Lijst van afkortingen ........................................................................................66 3 LEESWIJZER Na een samenvatting en een inleiding gaat hoofdstuk 2 in op de werkwijze en de onderzoeksmethode. Het burgemeesterschap wordt beschreven in Hoofdstuk 3. Het onderzoek bestaat deels uit een literatuuronderzoek, dat de kern vormt van hoofdstuk 4. De bevindingen uit de literatuur en wet- en regelgeving zijn getoetst in interviews met burgemeesters. Deze bevindingen komen in hoofdstuk 5 aan bod. In hoofdstuk 6 zijn de uitkomsten uit literatuur enerzijds en het praktijkonderzoek anderzijds aan elkaar getoetst. Daaruit volgen dan in hoofdstuk 7 enkele conclusies en aanbevelingen over de crisiscompetenties van burgemeesters. Het rapport sluit af met een literatuurlijst en bijlagen. 4 SAMENVATTING Als onderdeel van de opleiding Master Crisis & Public Order Management (MCPM), een gezamenlijke leergang van de Nederlandse Politieacademie (NPA) en het Instituut voor Fysieke Veiligheid (IFV), is een masterthesis geschreven over de crisisvaardigheden van de burgemeester. De rol van de burgemeester in de crisisbeheersing en public order management ligt onder een vergrootglas. Recent stapten de burgemeesters van de gemeente Haren en Moerdijk op na kritiek op de overheid vanwege de hulpverlening of bescherming van de burger. De burgemeester van Alphen aan den Rijn kreeg daarentegen veel lof voor zijn optreden. In deze scriptie staat de vraag centraal wat de belangrijkste competenties zijn van een burgemeester bij het leiden van een crisis. De eigen ervaringen van burgemeesters vormen het vertrekpunt. Voordat burgemeesters aantreden wordt door de gemeenteraad een profielschets opgesteld, waarin beschreven wordt aan welke eisen hij1 of zij moet voldoen. Het blijkt dat hierbij vooral wordt gekeken naar de burgemeester in ‘vredestijd’. De scriptie geeft een nieuw model voor de profielschets, die meer rekening houdt met de rol van de burgemeester tijdens crises. Het onderzoek is gestart vanuit de vraag of het reëel is dat de burgemeester zijn rollen tijdens een crisis goed kan blijven uitvoeren, met daarbij de achterliggende vraag: hoe kan de interne - en externe rol van de burgemeester zo goed mogelijk worden ingevuld in crisistijd, als de tijdsdruk toeneemt en de media-intensiteit bijna als hitte voelbaar is. Het onderzoek is gebaseerd op het uitgangspunt dat een crisis in Nederland wordt bestreden door een gelegenheidsorganisatie van samenwerkende hulpdiensten. Samenwerken tussen eigenstandige organisaties maakt het resultaat altijd kwetsbaar, mede vanwege het gebrek aan grote ervaring in het relatief veilige Nederland. Mening van burgemeesters Uit de gesprekken komt naar voren dat een ervaren burgemeester een mentaal model (schema’s, formats, rasters) in zijn hoofd heeft waarin eerder opgedane ervaring is opgeslagen en waardoor een nieuwe situatie gerichter wordt waargenomen. Ervaring telt, maar biedt ook geen garantie voor succesvol optreden. Oefenen wordt als waardevol gezien, maar men leert meer van optreden. Het hot item dat in veel gesprekken naar voren komt is de belangrijke rol van crisiscommunicatie. Moerdijk en Haren hebben laten zien dat de klassieke persconferentie op zijn retour is, maar het brengt nieuwe uitdagingen met zich mee voor de communicatie van burgemeesters in hun rol van boegbeeld en burgervader. In de selectie van nieuwe burgemeesters wordt, volgens 40 – 50% van de Nederlandse burgemeesters te weinig aandacht besteed aan openbare orde en veiligheid. Mening van deskundigen De antwoorden van de burgemeesters zijn in interviews gesondeerd bij enkele deskundigen. Als deskundigen heb ik, in het verband van de crisisvaardigheden van de burgemeester de Commissaris van de Koning (CdK), een kabinetschef van de CdK, een Officier van Justitie, een managing partner van een selectiepsycholoog en enkele directeuren van de samenwerkende hulpdiensten Politie, Brandweer en Publieke Gezondheidszorg geïnterviewd. Zij herkennen zich in grote lijnen in de interviews. Zij geven daarbij aan dat er veel verschil zit tussen de diverse burgemeesters, qua professionaliteit van optreden bij crises. Persoonlijkheid is, volgens deze deskundigen een eerste vereiste om als 1 Daar waar in deze thesis hij wordt gebruikt moet zij-hij worden gelezen. 5 burgemeester onafhankelijk en onpartijdig te functioneren in de rollen in en buiten het gemeentehuis. De betere burgemeester tijdens een crisis laat professionele ruimte aan zijn strategisch adviseurs en bemoeit zich niet met de operatie, zo stellen zij. Goede communicatie en teamleiderschap worden door hen als een sterke en noodzakelijke eigenschap genoemd. Ook het voorbereiden op de ‘’oorlog’’ in vredestijd, het gekend zijn en elkaar vooraf kennen zijn belangrijke randvoorwaarden. Aanbevelingen Uit het onderzoek komen aanbevelingen voort, die zich richten op een competente burgemeester. Met behulp van een nieuwe profielschets 2.0 kan hij de rol van gezaghebbend opperbevelhebber blijvend goed invullen. De burgemeester is op grond van o.a. artikel 5 Wet Veiligheidsregio’s belast met het opperbevel bij rampen en crises of bij ernstige vrees voor het ontstaan ervan in zijn gemeente. Hij is de spil van de hulpverleningsorganisatie en verantwoordelijk voor de crisiscommunicatie in zijn gemeente. Naast de klassieke rampenbestrijding is hij ook verantwoordelijk voor de voorbereiding van crises, voor zover het zijn openbare orde en veiligheidsbevoegdheden betreft. Onder deze omstandigheden dient hij te beschikken over specifieke crisiscompetenties, zodat hij een crisis goed kan managen. De nieuwe profielschets voor burgemeesters dient om bovenstaande reden te worden uitgebreid met de crisisvaardigheden volgens Boin e.a. (Boin, 't Hart, Stern, & Sundelius, 2005, pp. 10-14). Volgens Boin gaat het om vijf taken bij leiderschap in crisis, zijnde (sensemaking) (decisionmaking) (meaningmaking), (terminating) en (learning). In vredestijd en in crisistijd dient een nieuwe burgemeester te beschikken over: Oordeelsvorming, Besluitvorming, Daadkracht, Doelgerichtheid, Communicatieve vermogens en gezag, Inlevingsvermogen, Omgevingsbewustzijn en Voortgangsbewaking. De ideale burgemeester bestaat niet zonder gemeente(raad). Het gaat om de juiste man op de juiste plaats, zodat er een goede match ontstaat. Daarvoor dient de burgemeester persoonlijkheid te bezitten, blijkende uit extraversie, zorgvuldigheid en intellectuele autonomie. Volgens (Korsten, et al 2012) beschikken effectieve burgemeesters over bepaalde eigenschappen en vaardigheden én het vermogen om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Dat betekent dat het succesvol selecteren van een burgemeester met de juiste eigenschappen en vaardigheden tot succes leidt als er sprake is van persoonlijkheid en brede vaardigheden in zijn ransel. Hiermee kan hij, gedurende zijn functioneren binnen de gemeente gezag opbouwen. De persoonlijkheidseigenschappen en intelligentie worden door de Commissarissen van de Koning hoofdzakelijk in de selectie getoetst tijdens de gesprekken. Uit de literatuur blijkt dat persoonlijkheid en intelligentie stabiele eigenschappen zijn en grotendeels zijn aangeboren. Het ligt in de rede om op persoonlijkheid en intelligentie hard te selecteren. Door middel van een assessment kan hieraan invulling worden gegeven. Tijdens zijn werkzaamheden in en buiten het gemeentehuis heeft de burgemeester te maken met veel wisselende situaties, die om een onpartijdig oordeel vragen. Hij is immers ‘’de burgemeester’’ en veel mensen willen van hem weten wat hij van situaties vindt. Adaptief vermogen, onderhandelingsvaardigheden, bestuurlijke- en organisatiegevoeligheid, probleemverduidelijking , oordeelsvorming en besluitvorming zijn belangrijke vaardigheden die de burgemeester in zijn dagelijkse werk nodig heeft. Inlevingsvermogen en 6 gezaghebbend communiceren horen ook in crisisomstandigheden bij een sterk optreden. Burgemeesters geven aan dat er meer aandacht moet worden geschonken bij het benoemingsproces aan de wettelijke openbare orde en veiligheidstaak. Een verplichte opleiding crisisleiderschap en stage lopen zijn een noodzakelijk gevolg van de huidige omissie. De opleiding dient te worden geaccrediteerd door een erkend opleidingsinstituut. De nieuwe profielschets dient tevens te worden uitgebreid met een Risicoscan van de gemeente die inzicht geeft in de sociale, fysieke en bestuurlijke veiligheidsrisico’s waar de gemeente mee wordt geconfronteerd. Al naar gelang de zwaarte van het sociale risicoprofiel, de demografische gegevens, industrie-, werkeloosheid- en criminaliteitscijfers, maar ook de bestuurlijke stabiliteit (Korsten & Aardema, De vallende burgemeester, 2006, p. 14) dient dit aspect te worden meegewogen in de keuze van de nieuwe burgemeester. 7 Hoofdstuk 1 INLEIDING Een crisis is voor een burgemeester de ultieme proeve van bekwaamheid. Die ene onverwachte gebeurtenis of die dreiging die burgers treft, vraagt om hulpverlening en de burgemeester is dan niet alleen ‘in charge’ maar ook verantwoordelijk voor wat er gedaan wordt om de effecten zo klein mogelijk te laten zijn. Zoals bekend ontstond op 5 januari 2011 een flinke brand bij het bedrijf Chemie-Pack in Moerdijk. Zowel op het sociale web als in de media werd er volop gesproken over de rol van de overheid in het algemeen en de burgemeester in het bijzonder. Maar ook was er discussie over het bezoek van de ministers Edith Schippers en Ivo Opstelten, aan de rampplek waarbij zij in de auto bleven zitten. Toen burgemeester Wim Denie in 2008 burgemeester van Moerdijk werd, was hij zich niet eens zo bewust van de risico’s in zijn gemeente. ‘’In de profielschets voor mijn functie ging het breeduit over die prachtige landelijke gemeente en stond er maar één zinnetje over de industrie’’. Tijdens zijn sollicitatiegesprekken kwamen de risico’s en de gevaren van o.a. explosies nauwelijks aan bod. ‘’Ik vond dat merkwaardig, maar begrijp het wel. Mensen stoppen dat liever weg, die permanente risico’s bij de achterdeur’’. (VNG-Magazine, 2010, p. 20 e.v.). Maar ook in andere situaties wordt verwacht dat de burgemeester optreedt en waar nodig intervenieert. Dit kan zijn door zichtbaar te zijn op de momenten dat de samenleving is geschokt, zoals bij maatschappelijke onrust, gezinsdrama’s of als ingegrepen moet worden bij huiselijk geweld. Hiermee wordt de burgemeester steeds meer een beeldbepalende actor tijdens crises. Primair omdat hij het wettelijke bevoegdheden heeft om de openbare orde en veiligheid te handhaven maar ook als representant van ‘de overheid’. Media zoeken de burgemeester in de nasleep van crises dan ook vaak op als informatiebron. Je zou dus mogen verwachten dat de crisisvaardigheden van een burgemeester een belangrijke rol spelen bij de selectie van burgemeesters. Ook zou het in de lijn der verwachtingen liggen als er ook rekening wordt gehouden met de risico’s in een gemeente en de competenties die in een profielschets door een gemeenteraad worden opgenomen. Het burgemeestersambt in Borsele heeft immers andere consequenties dan dezelfde rol in Tholen of Woudrichem. In de studie MCPM is veel aandacht besteed aan de burgemeester als spil van de ramp- en crisisbestrijding, maar er zijn weinig scripties geschreven over zijn crisisvaardigheden. Hoe worden burgemeesters voorbereid op hun taak? Wat zijn de risico’s? Door deze en andere casussen (o.a. de Facebookrellen in Haren en het schietincident in Alphen aan den Rijn) ben ik geboeid geraakt door de bijzondere positie die de burgemeester inneemt in het geheel van de rampen- en crisisorganisatie. Welke eisen stelt wie aan hem? Hoe is de werving en selectie geregeld? Is er ná Moerdijk en Haren een ommekeer in het denken zichtbaar onder Commissarissen van de Koning? Aan welke competenties moet de burgemeester voldoen? Is er een burgemeestersopleiding? Hoe professioneel worden burgemeesters geworven? Kortom, wat is er allemaal al geregeld rondom de burgemeester en wat niet? 8 In deze thesis sta ik stil bij de mogelijke valkuilen en de competenties die burgemeesters (nodig) hebben om zich staande te houden in de vele soorten en maten incidenten. Welke zaken zijn belangrijk voor de burgemeester? Wat wil de burgemeester zelf? Deze en andere vragen staan centraal in deze thesis. De omgeving van de burgemeester is veranderd, maar in hoeverre verandert de burgemeester dan ook mee? De afgelopen 14 jaar heb ik als operationeel leider samengewerkt met verschillende burgemeesters in Zeeland. Vanuit mijn Zeeuwse werkkring heb ik gekozen om de Zeeuwse en Brabantse burgemeesters in het onderzoek te betrekken, mede in het licht van de samenwerking tussen de veiligheidsregio’s Zeeland en Midden- en West Brabant. Ook de operationele diensten zijn gebaat bij goede burgemeesters vóór, tijdens en na crises. Maar de aanbevelingen zijn niet alleen voor Zeeland of Brabant bedoeld, maar hebben naar alle waarschijnlijkheid ook hun waarde voor andere regio’s. Tijdens het schrijven van de thesis kondigt minister van Binnenlandse Zaken Plasterk in (VNG-Magazine, 2013, p. 6) een onderzoek aan naar de ontwikkeling van het burgemeestersambt. Bij het afronden van de thesis in januari 2014 is het rapport nog niet verschenen. 9 Hoofdstuk 2 ONDERZOEKSVRAAG In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke methode is gebruikt om het onderzoek naar de crisisvaardigheden van de burgemeester uit te voeren. Voor het verzamelen van deze informatie is gebruik gemaakt van een combinatie van empirisch kwantitatief en kwalitatief onderzoek. De kwantitatieve onderzoeksmethode is gebruikt om de mening, opinies en houdingen van een groep van burgemeesters te vragen met behulp van een survey. De resultaten uit de survey zijn met name gebruikt om de interviewvragen te bepalen (Baarda, Goede, & Teunissen, 2009, p. 3). De kwalitatieve methode is omschreven als: "het onderzoeken of een gefundeerde gedachte of theorie overeenstemt met hetgeen je in de werkelijkheid tegenkomt". Met de kwalitatieve methode zijn vervolgens de interviews uitgevoerd. 2.1 Onderzoek Voor het functioneren van een burgemeester lijkt het van essentieel belang te zijn dat hij een aantal eigenschappen en vaardigheden bezit die het mogelijk maken om tijdens een crisissituatie goed te functioneren. Tijdens de crisis vervult de burgemeester in essentie twee hoofdrollen2. In deze thesis beperk ik mij tot de volgende hoofdrollen: Interne rol (als leider van het crisisteam en binnen de muren van het gemeentehuis) Externe rol (de zichtbare rol naar buiten in de media en voor de burger) In dit onderzoek staan de competenties centraal waarover een burgemeester bij deze twee rollen idealiter zou moeten beschikken. Het verkregen inzicht moet leiden tot het kunnen vergelijken van opvattingen en verwachtingen over de trainbaarheid van de rollen van de burgemeester als leider tijdens en na de crisis. De relevantie wordt niet alleen beperkt tot de burgemeester. Ook voor gemeenteraden en de directies van de hulpdiensten, zoals Politie en Veiligheidsregio kan dit onderzoek van belang zijn om de burgemeester te behoeden voor falen in zijn rollen tijdens crises. Maatschappelijk gezien is het immers belangrijk dat de overheid adequaat functioneert in crisissituaties en oog heeft voor de competenties die de leidinggevenden onder die omstandigheden idealiter moeten hebben. 2.1.1 Afbakening Om te voorkomen dat het onderzoek te veelomvattend wordt én om te voorkomen dat er teveel richtingen kunnen worden gekozen met betrekking tot het eindresultaat, worden de volgende afbakeningen gemaakt: In de eerste plaats richt het onderzoek zich op de burgemeester als crisisleider. Andere functionarissen, zoals leiders van operationele teams, wethouders (in hun hoedanigheid van locoburgemeester) of ministers vallen buiten de scoop van het onderzoek. Een tweede afbakening betreft de fasen van optreden. Met de veiligheidsketen als uitgangspunt richt het onderzoek zich op burgemeesters die een taak hebben in de respons- en nafase. De derde afbakening betreft het onderzoeksgebied. Het onderzoek beperkt zich tot de burgemeesters in de veiligheidsregio’s Midden-West-Brabant en Zeeland3. 2 3 ‘’Bestuurlijke aandachtspunten bij crisis’’ van het Nederlands Genootschap Burgemeesters 2013 Het gebied van politie-eenheid Zeeland-West-Brabant van de Nationale Politie Nederland. 10 2.2 Onderzoeksvraag De onderzoeksvraag en de deelvragen luiden: ONDERZOEKSVRAAG Wat zijn de belangrijkste competenties waarover een burgemeester in de responsen de nafase moet beschikken? 1. Wat zijn tijdens de sollicitatie de belangrijkste, gevraagde competenties die de burgemeesters moeten hebben? 2. Wat zijn de gewenste competenties in zijn rollen na de benoeming en vóór de responsfase? 3. Wat zijn de gewenste competenties in zijn rollen in de respons- en nafase? 4. Welke crisiscompetenties hebben en trainen de burgemeesters? Waarin/ waarmee? ARTIKEL 5 WET VEILIGHEIDSREGIO´S De burgemeester heeft het opperbevel in geval van een ramp of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Degenen die aan de bestrijding van een ramp deelnemen, staan onder zijn bevel. (Koninkrijksrelaties, Oktober 2010). ARTIKEL 172 GEMEENTEWET De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde. (Overheid.nl, 2014). 2.3 Werkwijze In de opleiding4 is ruim aandacht besteed aan deze opperbevelhebber van de hulpverleningen crisisorganisatie, maar er zijn weinig scripties geschreven met de burgemeester als onderzoeksobject. De vraag is of er een rode draad zit in de wijze waarop de burgemeester voor, tijdens en na een crisis optreedt. Wanneer kan zijn stijl van optreden als succesvol worden beschouwd? Met enige regelmatig gooit een burgemeester de handdoek in de ring (PZC, 2013). Niet in alle situaties lijken het crises uit het veld van openbare orde en veiligheid te zijn die tot dit besluit nopen. Er kunnen immers ook andere redenen zijn om te vertrekken als burgemeester, zoals bestuurlijke problemen, integriteitproblemen en problemen rond de verantwoording. Toch lijkt het erop dat burgemeesters eerder dan vroeger naar huis worden gestuurd als de overheid tekort schiet in de hulpverlening en bescherming van de burger? In de afgelopen drie jaar gaat het hierbij om de burgemeesters van Moerdijk (brand Chemie-Pack) en Haren (Facebookrellen) die hun ontslag aanboden. Is de burgemeester voldoende geprepareerd op crises, of zijn er valkuilen voor de huidige burgemeester als het gaat om zijn competenties binnen en buiten het gemeentehuis? Zo ja, wat kan er aan gedaan worden? Op het gebied van de rolverwachtingen tijdens en na de crisis van de burgemeester is in Nederland weinig inzicht op welke manier dit zou moeten worden vormgegeven. Er bestaat 4 Mcpm- (en Mcdm)-opleidingen. 11 geen ‘Unité de doctrine’ of geaccrediteerde burgemeestersopleiding5 die hierin voorziet. Het is primair de Commissaris van de Koning die aan de poort de voorselectie doet en het kaf van het koren scheidt. Zijn burgemeesters eenmaal benoemd, dan krijgen zij – veelal vanuit de veiligheidsregio, soms vanuit de gemeente – een training om zich op crises te prepareren. Daarmee is er de laatste jaren wel toenemende aandacht voor bestuurlijke ondersteuning en training. De wijze waarop de burgemeester naar zijn eigen rol kijkt en hoe de burgemeester denkt over zijn rol tijdens en na een incident, ramp of crisissituatie kan mogelijk belangwekkende aandachtspunten opleveren voor hemzelf en zijn strategische adviseurs. Want een ieder is min of meer vrij om de rol van burgemeester op zijn of haar eigen wijze in te vullen. Voor het definiëren van de begrippen over leiderschap en crisisleiderschap is gebruik gemaakt van literatuuronderzoek van onder meer (Mintzberg, 1973), (Adizes, 1981), (Quinn, 1997), (Boin, 't Hart, Stern, & Sundelius, 2005) en (Duin M. v., 2011).In interviews met burgemeesters is vervolgens gecontroleerd of de competenties uit de literatuur worden herkend en welke eigenschappen zij essentieel vinden tijdens en na de crisis. De werkwijze van het onderzoek vloeit voort uit de centrale onderzoeksdoelstelling, het verkrijgen van inzicht in de wijze waarop de burgemeester in verschillende fasen van een crisis omgaat met zijn rollen tijdens een openbare orde en -veiligheidsprobleem. Er wordt hierbij een vergelijking gemaakt tussen de theorie en praktijk in twee fasen van een crisis. Primair richt het onderzoek zich op de vraag hoe de burgemeester zijn eigen rol ziet. Om de grens van de verantwoordelijkheden van de burgemeester vast te kunnen stellen, is de mening van de Commissarissen van de Koning en leiders van operationele diensten opgenomen. Er wordt antwoord gegeven op de vraag: “wat zijn de crisisvaardigheden van de burgemeester en zijn deze vaardigheden te trainen?”. Bij het onderzoek is gekeken naar de eisen die aan nieuwe burgemeester worden gesteld. Er is gebruik gemaakt van recente profielschetsen, waarbij de vraag centraal staat of er sprake is van specifieke crisisvaardigheden waaraan de kandidaat moet voldoen. Tijdens de voorbereiding blijkt dat alleen in Woensdrecht, Sluis en Middelburg een nieuwe burgemeester is geworven. In Vlissingen en Steenbergen zijn waarnemers aangetreden. Deze waarnemers worden echter benoemd volgens een andere aanstellingsprocedure, die niet via de profielschets van de gemeenteraad verloopt. 2.4 Literatuuronderzoek. Literatuuronderzoek is het doen van een systematische studie op basis van wetenschappelijke literatuur en andere documenten om een wetenschappelijke vraagstelling te beantwoorden. Er is in de startfase van het onderzoek een concept-onderzoeksvraag gesteld. Op basis van de survey is er een afbakening ontstaan. Vervolgens is gezocht naar relevante literatuur die inzicht kon geven in de vereiste crisiscompetenties van burgemeesters. De literatuur is vermeld in de gevoegde literatuurlijst. (Wetenschappelijke) publicaties, documenten en (studie)boeken hebben deel uit gemaakt van het literatuuronderzoek en gaven een beeld van de eisen die er volgens de literatuur idealiter aan burgemeesters gesteld kunnen worden. 2.5 Onderzoek onder burgemeesters Om te onderzoeken of burgemeesters zich herkenden in de literatuur, is ook onder burgemeesters een onderzoek uitgevoerd. De digitale vragenlijst is uitgezet onder 39 5 Niet-verplichte opleiding ‘’Het Initiatief’’ die het Nederlands Genootschap van Burgemeesters aan startende burgemeesters aanbiedt. 12 burgemeesters van Midden-West-Brabant en Zeeland. Daarvan heeft 51% gerespondeerd, waarvan negen uit Zeeland en elf uit Midden- en West-Brabant. Vervolgens is de onderzoeksvraag tussen augustus en december 2013 tevens voorgelegd aan zeven experts. In samenwerking met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters is ook een onderzoek uitgevoerd onder burgemeesters naar de aandacht die besteed wordt aan openbare orde en veiligheid tijdens de benoemingsprocedure. De vragenlijst is uitgezet onder 408 burgemeesters in Nederland. Daarvan heeft 51% gerespondeerd. Hiermee worden de verschillende scores tegen elkaar afgewogen. 2.6 Survey De gestructureerde dataverzamelingmethode van een survey is gebruikt om de meningen, houdingen en kennis van de benodigde crisiscompetenties bij de doelgroep vast te stellen. De antwoorden van de respondenten vormen de basis voor de dataset die is gebruikt in het kwalitatieve onderzoek (Verhoeven, 2010, p. 103). Hiermee ontstond een gedeeld beeld vanuit de beroepsgroep zelf, die vervolgens konden worden vergeleken met de competenties die de literatuur voorschrijft en de huidige praktijk van solliciteren en selecteren. 2.7 Interviews Om de benodigde kwalitatieve data te verzamelen is gebruik gemaakt van het instrument van interviews. De lijst van geïnterviewden is opgenomen in [bijlage 1]. Het doel van een interview is het verzamelen van informatie uit mededelingen van de ondervraagde personen, om zo een vooraf geformuleerde vraagstelling te beantwoorden (Baarda, Goede, & Teunissen, 2009, p. 226) . Met de interviews werden de opgedane inzichten verder ‘ingekleurd’, doordat geïnterviewden de stellingen konden aanvullen met praktijkvoorbeelden, observaties en suggesties voor de toekomst. Vooraf is bepaald welke vorm van interview toegepast wordt. Hierbij is het gedeeltelijk gestructureerd interview toegepast als middel. Het onderwerp en de vragen lagen vast, maar de antwoordmogelijkheden zijn altijd open. De verdiepingsvragen zijn vrij gebleven. De antwoorden zijn vrij voor de respondent (p. 235). Het doel van het onderzoek en de vragenlijst is vooraf schriftelijk geïntroduceerd bij de partijen, door middel van elektronische toezending van brieven. Daardoor is het mogelijk gebleken om nauwkeurig het belang van het onderzoek, de duur van de interviews en de anonieme verwerking van de gegevens te kunnen garanderen. Ondanks dat bij de respondenten de vragen vooraf zijn toegestuurd zijn ze mondeling met de respondenten besproken. Zo veel als mogelijk zijn de interviews face-to-face gehouden. Voor de open dataverzameling is gekozen omdat de persoon om wie het gaat een grote inbreng heeft. De ervaringen en belevingen van de burgemeester staan centraal. Omwille van strakke agendaplanning is overgegaan tot enkele telefonische interviews. Er is bij de interviewer het besef aanwezig dat de diverse rollen, functies en achtergronden van de respondenten een rol spelen in de antwoorden (p. 269). De verzamelde informatie is vrijwel direct verwerkt op de observatieformulieren en elektronisch daar waar mogelijk. Er is getracht de ‘veldnotities’ zoveel mogelijk te beschrijven als observatienotities. Dus feitelijke, droge informatie zonder inkleuring en interpretaties. Bij het analyseren van de gegevens is gebruik gemaakt van de interviewgegevens en een bronnenonderzoek. Er is vooraf een bronnenonderzoek gedaan en op basis van de uitkomsten is vaak nog een extra bronnenonderzoek nodig geweest. De verkregen data is geanalyseerd en verwerkt in het einddocument. 13 2.8 Onderzoek Wet- en regelgeving Wet- en regelgeving zijn een belangrijk onderdeel geweest om het wetenschappelijk- en regelgevend kader vorm te geven. Immers, in de literatuur wordt mogelijk gesproken over buitenlandse voorbeelden, waarbij de rol van de buitenlandse burgemeester mogelijk wettelijk gezien anders is ingevuld dan die in Nederland. 2.9 Onderzoek beleidsstukken Ook diverse beleidsstukken hebben deel uitgemaakt van het onderzoek. Delen daarvan zijn gebruikt om ‘ zaken’ te duiden of op te nemen in de verwerking van het onderzoek. 2.10 Internet Tot slot is veel gezocht op internet. Met name op Binnenlands bestuur en de website van het Nederlands genootschap burgemeesters. Stukken over burgemeesters zijn immers niet altijd overal op internet te vinden; Voor meningen over burgemeesters, krantenberichten, opiniestukken etc. is internet een goede bron voor het verzamelen van informatie en kennis. De onderzoeker beseft dat de betrouwbaarheid van deze uitkomsten een aandachtspunt is. Derhalve zijn bevindingen van bronnen op internet vooral als ´indicatief´ gebruikt. 14 Hoofdstuk 3 BURGEMEESTERSCHAP De burgemeester is één van de drie bestuursorganen die een gemeente kent. Naast de gemeenteraad als hoofd van de gemeente en het college van burgemeester en wethouders, belast met besturen van de gemeente, heeft de burgemeester eigenstandige bevoegdheden. Deze liggen hoofdzakelijk op het gebied van openbare orde en veiligheid. Daarnaast is hij voorzitter van de gemeenteraad en van het college. Het woord burgemeester is afgeleid van het Latijnse “burgi magistratus’’, wat zoveel betekent als ‘meester van een burcht’ of poortwachter. Volgens sommigen is de verwijzing naar een burcht een ‘middeleeuwse verwijzing naar de stad en van Vlaamse oorsprong’. ( (Korsten, Schoenmaker, Bouwmans, & Resoort, 2012, p. 44). Het verrast niet dat vroeger ook wel de term magistraat werd gebruikt. Wijzigende positie van een burgemeester De positie van een burgemeester in de crisisbeheersing en public order management is in de afgelopen periode veranderd. (NGB, 2008, p. 5). De burgemeester heeft het wettelijk gezag om de openbare orde en veiligheid (OOV) te handhaven6. Was de burgemeester vroeger alleen hierop aanspreekbaar, tegenwoordig is hij veel meer representant van ‘de overheid’ bij crisissituaties, zoals bijvoorbeeld een gezinsdrama of de komst van een pedofiel in een woonwijk. Ongeacht bevoegdheden van andere partijen spreekt de burgemeester tegenwoordig de burgers toe, neemt initiatief tot bijvoorbeeld een stille tocht of ondersteunt de bevolking hierbij. De burgemeester is ‘’omnipresent’’. (Korsten S. , 2012, p. 5).Recent stapten de burgemeesters van de gemeente Haren en Moerdijk op nadat er kritiek kwam op de overheid vanwege de hulpverlening of bescherming van de burger bij de incidenten die zich daar voor hebben gedaan. De burgemeester van Alphen aan den Rijn kreeg juist lof7 voor zijn optreden. De essentie van het vak van burgemeester is al decennia hetzelfde’, zegt Bas Eenhoorn, inmiddels waarnemend burgemeester van Vlaardingen, die door het tijdschrift Binnenlands Bestuur is aangewezen als de Beste Bestuurder van 2011. ‘’Je moet als burgemeester ook helemaal niet met zware dossiers gaan slepen, want de portefeuilles zijn van de wethouders. Maar je moet wel ter plaatse zijn als het nodig is. Je bent soms eerste man en aanspreekpunt. Zeker bij crises. Dat te weten en te voelen, is heel belangrijk.’’ Het ambt moet je met een beetje stijl vervullen. Je pak op orde en niet te lang blijven hangen. De mensen verwachten dat de burgemeester enige afstand houdt en zich niet in het drankgewoel begeeft. Een biertje en dan weg’ (Website - Binnenlands Bestuur, 2011). De kern van het burgemeestersambt is ‘’verbinder’’. Zo gezien heeft de burgemeester wel iets weg van een reisleider. (Korsten, Schoenmaker, Bouwmans, & Resoort, 2012, p. 93). Hoe komt het dat in het ene geval de burgemeester het ‘goed’ doet en in het andere geval ‘weg’ moet? Verwacht de samenleving en een gemeenteraad mogelijk te veel van de burgemeester? Spelen bepaalde competenties hierbij mogelijk een rol? 3.1 Functieprofiel van een burgemeester De benoeming van een burgemeester verloopt volgens een handreiking die het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft opgesteld. (BZK, Circulaire benoeming, functioneringsgesprekken en herbenoeming burgemeester, 2012, p. 5) In de circulaire is een 6 Deze bevoegdheden zijn opgenomen in tal van wetten. Naar verwachting zullen de bevoegdheden in de toekomst verder toenemen. Naar aanleiding van vragen van het Nederlands Genootschap van Burgemeester heeft de minister onderzoek gedaan naar de wenselijkheid van bundeling van bevoegdheden (Rapport "Bestuur, veiligheid en recht"). De minister heeft in 2010 besloten die, uit oogpunt van legitimiteit onwenselijk te achten. (brief minister BZK aan Voorzitter Tweede kamer d.d. 7 juli 2010 kenmerk 2010-0000369795). 7 Omroep West 20-12-2013 Alphen neemt afscheid van Bas Eenhoorn. 15 set opgenomen van 4 bestuursstijlen, 6 basis- en 20 bestuurscompetenties. De meeste gemeenteraden maken gebruik van de handreiking, waarbij ze de basisset desgewenst kan uitbreiden met een vijftal aanvullende competenties [zie hiervoor bijlage 2]. Naar aanleiding van het rapport ‘De vallende burgemeester’ van (Korsten & Aardema, 2006) zijn de basiscondities uitgebreid met signaalgevoeligheid en adaptief vermogen8. Volgens de verantwoording in de handreiking kunnen er gezien de aard van de wettelijke taken geen objectieve minimumeisen worden gesteld. Het wordt aan de Commissaris overgelaten om zich een beeld te vormen over de affiniteit, kennis en ervaring van kandidaten op het gebied van openbare orde en veiligheid (p. 42). De geschiedenis leert dat de burgemeester middenin de gemeenschap moet staan en zich moet kunnen identificeren met de gemeenschap. De burgemeester verbindt en schakelt in de driehoek van college-raad-ambtenaren. Ook verbindt hij, waar nodig, groepen in de samenleving. Daarom worden van hem enige houdings- en competentiekenmerken gevraagd, die het mogelijk maken om goed te functioneren. Hij heeft een luisterende houding als de situatie daar om vraagt of communicatieve vaardigheden als een boodschap moet worden overgebracht. In het algemeen moet hij situationeel inzicht hebben en goed handelingsvermogen (Korsten S. , 2012, p. 6). De algemene kenmerken van de burgemeester zijn volgens Korsten dat ‘’hij het voorzitterschap van raad en college vervult, boven of tussen de partijen functioneert, geen partij kiest, invoelend vermogen heeft en taken uitvoert en bevoegdheden aanwendt, problemen aanpakt, onafhankelijk bestuurder is, van buitenaf ingevlogen, ambassadeur, als een expressief leider speecht en bekendste lokale bestuurder is, op een voetstuk staat, opvallend onopvallend moet zijn en niet het afvoerputje van de gemeente’ (pp. 97-125). De benoemingsprocedure voor een nieuwe burgemeester verloopt volgens een vastgesteld stramien. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hiervoor een benoemingsprocedure vastgesteld, bestaande uit tien stappen [figuur 2]. Artikel 61 van de Gemeentewet vormt het uitgangspunt van de benoemingsprocedure van een burgemeester. De verantwoordelijkheid voor het ordentelijk doorlopen van de procedure is in handen gesteld van de Commissaris van de Koning (CdK). Door de gemeenteraad wordt een eisenpakket vastgesteld, een profielschets waaraan de te benoemen burgemeester moet voldoen. Met name de CdK let op de match tussen gemeente en nieuwe burgemeester. De gemeenteraad besluit welke kandidaten bij de minister worden aanbevolen voor het burgemeesterschap. De profielschets gaat allereerst in op de karakteristiek en de ambitie van de gemeente. De rollen van de burgemeester worden beschreven, de gewenste bestuursstijl(en) en de eigenschappen die worden gevraagd. De BZK-competentie-eisen bestaan uit zes basiscondities, vier bestuursstijlen en twintig bestuursvaardigheden. (BZK, Handreiking benoemingsproces burgemeesters, 2007). Figuur 2: De benoemingsprocedure bestaat uit de volgende stappen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. De commissaris van de Koning (afgekort CdK) overlegt met de fractievoorzitters gemeenteraad. De gemeenteraad stelt een profiel op voor de nieuwe burgemeester. De gemeenteraad bespreekt het profiel met de CdK. De minister van BZK stelt de vacature open. De sollicitant schrijft een brief. De CdK maakt een voorselectie van de kandidaten. De CdK overlegt met de vertrouwenscommissie van de gemeente. De gemeenteraad beveelt kandidaten aan. De kandidaat spreekt met de minister van BZK en daarna benoemt de Koning de burgemeester. De CdK beëdigt de burgemeester in de gemeente. 16 Bij de benoeming van een nieuwe burgemeester zijn veel personen betrokken. De raadsleden, de vertrouwenscommissie, de CdK, de minister en de Koning hebben allemaal hun eigen rol. De ‘inspraak’ van de raad die plaatsvindt via een vertrouwenscommissie die gesprekken voert met door de CdK gesuggereerde kandidaten, is geregeld in de art. 8 en 9 van de Instructie voor de commissarissen van de Koning en in een circulaire van de minister van Binnenlandse Zaken aan de commissarissen. De selectie en benoemingsprocedure duurt 4 tot 6 maanden. Vraag is of deze kenmerken een burgemeester ‘overeind’ houden als de crisis dreigt of gebeurt. Wanneer recente crises tegen het licht worden gehouden, lijken er op tal van plekken valkuilen te bestaan voor de Nederlandse burgemeester als het gaat om zijn crisisvaardigheden binnen en buiten het gemeentehuis, vóór, tijdens en na crisissituaties. De bestuurlijke risico’s op gedwongen vertrek nemen toe (Korsten S. , 2012, p. 7). In 2012 zijn 44 burgemeesters door de kroon benoemd. Zo’n 20 procent meer dan in de jaren daarvoor. In ruim 70 procent van de gevallen betreft het een nieuwe burgemeester en in de andere benoemingen is het iemand die in een andere gemeente al ervaring heeft als burgemeester. Er werden 38 waarnemend burgemeesters benoemd, min of meer gelijk aan voorgaande jaren. De gemiddelde leeftijd van deze burgemeesters is precies 50 jaar, wat gelijk is aan voorgaande jaren. Volgens Van Bennekom (Burgemeestersblad, nr 67, 2013, p. 23) is de gemiddelde waarnemer die in 2012 wordt benoemd 11 jaar ouder dan de gemiddelde kroonbenoemde burgemeester. Zowel de nieuwe burgemeesters als de waarnemers hebben al een arbeidzaam leven achter de rug voordat ze solliciteren. De laatste decennia blijken volgens (Korsten S. , 2012, pp. 212-213) vooral personen die wethouder of politicus zijn geweest voor de functie van burgemeester in aanmerking te komen. ‘’Wethouders zijn mensen met meningen, die kunnen beslissen en die in de raad verantwoording kunnen afleggen over hun daden (of hun gebrek daaraan). Wie met succes wethouder is geweest, maakt doorgaans meer kans om als burgemeester te slagen’’, aldus Korsten. Men moet dus blijkbaar eerst bestuurlijke ervaring hebben opgedaan om burgemeester te kunnen worden. Ook zij-instromers worden wel burgemeester. Zijinstromers zijn personen die nooit wethouder zijn geweest, maar uitgebreide bestuurservaring hebben opgedaan bij bijvoorbeeld een bank, een orde van advocaten of het Openbaar Ministerie. Zij hebben meestal een andere carrière achter de rug en komen in een tweede loopbaan het ambt van burgemeester tegen of worden gevraagd om te solliciteren. Inmiddels loopt er een initiatief om een ‘’toptalentklas’’ te vormen om burgemeester te worden. ‘’Burgemeesters, die eerder wethouder of politicus zijn geweest, hebben zich in een eerdere baan al leren bewegen te midden van politieke cerberussen, mastodonten en kabouters, geleerd om stroop om de mond te smeren, te overtuigen of gewoon uit te leggen ‘’hoe dit dossier in elkaar steekt’’, volgens Korsten (p. 212). 3.2. Dagelijkse functie uitoefening Een burgemeester heeft diverse rollen waarbij in het functieprofiel door een gemeenteraad al is aangegeven welke een klemtoon moeten hebben. 3.2.1 Bestuursorgaan De burgemeester heeft een aantal eigen wettelijke taken en bevoegdheden. Hij is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en veiligheid in de gemeente en zal op die onderdelen een beleid moeten bepalen. Soms wordt meer macht toegedicht aan de burgemeester dan hij werkelijk heeft. ‘’Burgemeesters moeten altijd op de hoogte worden gesteld als er bijvoorbeeld een ernstige ex-zedendelinquent in hun gemeente woont of komt wonen,’’ aldus Tweede Kamerlid voor de PvdA Khadija Arib aan staatssecretaris Fred Teeven (Website - Binnenlands Bestuur, 2012). 17 In Nederland is echter het Openbaar Ministerie in de persoon van de (hoofd-)officier van justitie verantwoordelijk voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde9. De burgemeester is bevoegd voor de handhaving van de openbare orde in de gemeente10. In dit soort situatie zet een burgemeester zijn bevoegdheid in om hetgeen strafrechtelijk niet te realiseren is mogelijk te maken. In casu het voorkomen dat een veroordeelde crimineel zich vestigt en hiermee maatschappelijke onrust of vrees voor verstoring van de openbare orde dreigt te ontstaan. Vanuit deze functie maar ook als vertegenwoordiger van de gemeente (lid van het college van burgemeester en wethouders) is de burgemeester qualitate qua bestuurslid van de Veiligheidsregio. Om verantwoordelijk te kunnen zijn voor de door hem gegeven leiding bij een crisis is het van groot belang dat een veiligheidsregio goed kan functioneren. De veiligheidsregio is immers, na regionalisering van de brandweer, de belangrijkste organisatie die hem ondersteuning biedt en de voorbereiding op rampen en crises organiseert. Het adagium ‘’in vredestijd wint men vaak de oorlog’’ is hierbij zeer van toepassing. 3.2.2 Voorzitter raad en college De burgemeester is voorzitter van de gemeenteraad en voorzitter van het college van Burgemeester en Wethouders (artikel 9 en 34 Gemeentewet). Van het college is hij wel lid, van de gemeenteraad niet. De burgemeester is sinds de dualisering11 afhankelijk van het vertrouwen van de gemeenteraad. De relatie raad-burgemeester is van essentieel belang voor het goed kunnen uitvoeren van de diverse rollen. Uit een onderzoek naar de bestuurlijke problemen rond burgemeesters blijkt dat persoonlijke eigenschappen om ‘’crisissituaties’’ het hoofd te kunnen bieden hierbij een rol te spelen. Het onderzoek richtte zich op het gedwongen vertrek van 36 burgemeesters in Nederlandse gemeenten in de periode 2000 tot en met 2005. Burgemeesters in ´bestuurlijk risicovolle´ gemeenten, dat wil zeggen gemeenten die worden gekenmerkt door een optelsom van factoren zoals een instabiel college, een in kleine fracties opgedeelde gemeenteraad en wat genoemd wordt een ´negatieve bestuurscultuur´ lopen het grootste risico vroegtijdig te moeten vertrekken (Korsten & Aardema, 2006, p. 14). ‘’Het burgemeesterschap is een vak, maar altijd in een tijd- en plaatsgebonden context. Burgemeesters moeten steeds eerst gezag en vertrouwen (legitimiteit) opbouwen in hun gemeente, voordat zij zich politiek-inhoudelijk kunnen profileren en hun ambitie vorm geven. Ze moeten omgaan met conservatieve krachten die de ambitie remmen, het kiezen van het goede moment in tal van zaken, de identificatie van de gemeente, het omgaan met de media, het belang van de visie en interactie met de samenleving en het omgaan met dualisering ‘’ aldus (Korsten S. , 2012, p. 131). Omdat de burgemeester zowel voorzitter van de gemeenteraad als van het college van burgemeester en wethouders is levert dit regelmatig een pettenprobleem op. Hij is ´van de raad´ en ´van het college´. Sinds de invoering van het dualisme in maart 2002 zijn de verhoudingen tussen college en raad veranderd. Er treedt een ontstrengeling op, college en raad komen wat verder op afstand van elkaar te staan. Gemeenteraden hebben een raadspresidium. De burgemeester wordt als raadsvoorzitter in de meeste gemeenten ook voorzitter van het raadpresidium. Overigens is er geen wettelijke vastlegging van deze situatie. College en raad zijn niet langer verstrengeld en de voorzitter moet beiden op een lijn houden (p. 159). Volgens (pp. 166-169) is het belangrijk dat de burgemeester de volgende valkuilen onderkent. Korsten formuleert zeven geboden voor de burgemeester… Opereert behoedzaam rond agendering in college; 9 artikel 12 van de Politiewet 2012 artikel 11 van de Politiewet 2012. 11 Wet dualisering gemeentebestuur 7 maart 2002. 10 18 Kiest neutrale opstelling als raadsvoorzitter en als collegevoorzitter; Is onafhankelijk als er spanning zit in de raad; Zorgt dat hij geen onderdeel wordt van de spagaat; Zegt niet altijd wat hij denkt; Informeert de raad niet via de pers; Neemt geen minderheidsstandpunt in. 3.2.3 Gezicht van de gemeente Voor veel mensen is de burgemeester de bekendste lokale bestuurder. Hij ontvangt als ambassadeur van de gemeente hoogwaardigheidsbekleders, opent op verzoek nieuwe bedrijven, bezoekt honderdjarige inwoners of is aanwezig tijdens huwelijksjubilea. Hij is dus het gezicht van de gemeente. Burgemeesters krijgen ook te maken met agressie, discriminatie, intolerantie of zelfs bedreiging. Volgens Binnenlands Bestuur van 25 oktober 2012 krijgt zes op de tien burgemeesters te maken met agressie. Burgemeesters zijn de trieste aanvoerders van de lijst van meest geplaagde politici en ambtenaren. 3.3 Verwachte rol van de burgemeester in een crisis Ten aanzien van de rol die van een burgemeester wordt verwacht zijn er verschillende factoren, die daar invloed op uitoefenen. Deze verwachtingen zijn grotendeels vervat in de wet, die in de wettekst en het onderliggende besluit Veiligheidsregio’s heeft omschreven wat de samenleving anno 2014 van de burgemeester (en overige onderdelen van de crisisbeheersing) mag verwachten. De rol die van burgemeester in crisissituaties wordt verwacht heeft verschillende dimensies. 3.3.1 In de responsfase In de responsfase wordt de burgemeester vooral geacht om te focussen op uiteenlopende factoren, die het verloop van de crisis kunnen bepalen. In wet Veiligheidsregio’s staat vooral de rol van de burgemeester als opperbevelhebber aangegeven (BZK, 2010b) In het onderliggende besluit zijn ook andere wettelijke vereisten opgenomen, die van invloed zijn op de positie van een burgemeester. Gebaseerd op de basisvereisten crisismanagement “de decentrale normen benoemd’ kan een doorvertaling worden gemaakt van de rol van de burgemeester naar [figuur 3]: Informatievoorziening; Leiding & coördinatie; Crisiscommunicatie. 19 Leiding & coordinatie Informatievoorziening Crisiscommunicatie Figuur 3 De drie generieke taken van een crisisleider 3.3.2 Informatievoorziening Over informatie tijdens crises is bekend dat deze in veel gevallen onvolledig is en nadere duiding nodig heeft. Het moet, om besluitvorming en handelen mogelijk te maken, voorzien worden van een nadere betekenis. Dit vereist voor de burgemeester – als voorzitter van het crisisteam - scherp luisteren en de essentie van de situatie analyseren, doorgronden en benoemen. En dan ook helder en vertrouwend wekkend vertolken (Boin, 't Hart, Stern, & Sundelius, 2005, pp. 13,82). 3.3.3 Leiding en coördinatie Leiding en coördinatie als proces is niet wezensvreemd voor burgemeesters. Het behoort immers tot de kern van het werk in de vele vergadersituaties waarin hij zich begeeft. In crisissituaties zijn de omstandigheden waaronder besluitvorming plaatsvindt fundamenteel anders dan in het reguliere werk. De schaarste aan middelen is groter, het beeld van de situatie is onduidelijker en de tijd om na te denken, te raadplegen en draagvlak te creëren is beperkter. De burgemeester heeft tijdens crises een set aan bevoegdheden: noodbevelen en noodverordening. De verwachte effectiviteit en de proportionaliteit bepalen of een burgemeester deze tijdens een crisissituatie zal inzetten is afhankelijk van de inhoud en kwaliteit van informatie en de wijze waarop over de (dreigende) crisis met de burgers wordt gecommuniceerd. Want bijvoorbeeld het afkondigen van een noodverordening zal in de buitenwereld tot een beoogd of niet-beoogd effect leiden, waar in de communicatie weer op moet worden geanticipeerd. Bestuurlijk leiderschap is in een onderzoek van het vroegere Landelijk Beraad Crisisbeheersing benoemd als een kritische systeemfactor (LBC, 2007, p. 5). Er wordt van de burgemeester verwacht dat hij snel kan wisselen tussen rollen en accenten die hij legt. Het ene moment is de burgemeester een beslisser die knopen doorhakt en besluiten bekrachtigt. Op het andere moment wordt van hem de rol van boegbeeld verwacht, als hij getroffen inwoners bezoekt in het opvangcentrum. Het ingewikkelde van de interne en externe rol van de burgemeester tijdens een crisissituatie is dat de benodigde vaardigheden elkaar in snel tempo opvolgen en elk van tijd tot tijd om aandacht vragen. 3.3.4 Crisiscommunicatie Burgemeesters opereren continu op het snijvlak van intern en extern. Intern zijn ze beslisser, extern zijn ze publieke boodschapper. In crisissituaties kent communicatie haar eigen dynamiek. Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters haalt in twee recente publicaties het belang van crisiscommunicatie aan, als belangrijkste bestuurlijke instrument 20 in crisisbeheersing (NGB, Als het op communiceren aankomt - crisiscommunicatie voor (loco-)burgemeesters, 2009) en (NGB, Ingrijpende gebeurtenissen - Bestuurlijke ervaringen bij crises met lokale impact, 2013a) . Het fenomeen ‘persbericht’ is achterhaald en de klassieke persconferentie twee uur na een incident volstaat niet langer, zeker als daar niet bevestigd wordt wat ‘’allang op straat’’ bekend is. Binnen minuten na de ramp zijn (amateur)beelden in omloop en wordt er gespeculeerd over de oorzaak in de (sociale) media. De overheid is bezig aan een inhaalslag om met de gewijzigde situatie om te gaan, maar loopt te vaak nog ernstig achter op de gewijzigde omstandigheden. De burgemeester is boegbeeld, vormt het gezicht van het lokaal bestuur en communiceert vanuit die hoedanigheid met burgers. Crises kunnen het vertrouwen van burgers in de overheid schaden en het is de taak van de burgemeester dit te herstellen. Het functioneren van de burgemeester is dus een essentiële factor in het systeem van crisisbeheersing. Hij treedt op als burgervader richting zijn bevolking. Eisen aan de communicatie zijn tijdigheid, transparantie en juistheid. Hier zijn ‘’duiding’’ en ‘’timing’’ dé instrumenten om een stempel te kunnen zetten op de nieuwsvorming (Bos & Jong, 2009, p. 434 + 437). Hiermee verandert de rol van de burgemeester van een vooral intern gerichte crisismanager naar een extern geprofileerde en meelevend boegbeeld van de samenleving. Belangrijke voorwaarde voor zijn boegbeeldfunctie in communicatie is zijn relatie met de media in de pre-crisisfase. Daarbij is er een sterke verbondenheid tussen communicatie en journalistiek. Deze afhankelijkheid neemt toe tijdens de crisis. Hoge snelheid is geboden en mandatering naar voorlichters noodzakelijk, wil de aansluiting met de buitenwereld tot stand worden gebracht (p. 451). Deze drie generieke rollen dient de burgemeester dus machtig te zijn bij een ramp of een crisis. 3.4 Bevoegdheden in een crisissituatie Elke ramp verdient een bestuurder die als opperbevelhebber de weg wijst, met vlak naast hem een operationeel commandant voor het leiden van de hulpverlening, aldus Geveke in (BZK, 2010, pp. 42-43) . De term ‘’opperbevel’’ geeft vooral uitdrukking aan het feit dat burgemeester politiek verantwoordelijk is. Met het opperbevel geeft hij invulling aan de hoogste commandolijn in de crisisorganisatie. Voor het functioneren van de burgemeester tijdens een crisis is het van belang dat hij beschikt over vaardigheden en bevoegdheden om leiding te kunnen geven aan het crisisteam. Onder crisisomstandigheden kan hij gebruik maken van zijn noodbevoegdheden, krachtens artikel 175 (noodbevel) en 176 (noodverordening) van de Gemeentewet. De term opperbevel komt voor in de Wet Veiligheidsregio’s 2010 (Wvr). In artikel 4 van de Wet veiligheidsregio’s heeft de burgemeester het gezag bij brand en ongevallen en kan hij bevelen geven die nodig zijn met het oog op het voorkomen, beperken en bestrijden van gevaar. Het kenmerkende van de bevoegdheid is dat kan worden afgeweken van de normale wetgeving. Het opperbevel is dus een noodbevoegdheid. (Brainich, 2009) .De bevoegdheid tot opperbevel is niet verbreed tot crisissituaties waarbij andere dan openbare orde en veiligheidsbevoegdheden aan de orde zijn. Bij een crisis ligt de verantwoordelijkheid voor het beheersen ervan primair bij bestuursorganen die beschikken over bevoegdheden om de noodzakelijke maatregelen te nemen. (BZK, Wet veiligheidsregio's - Deel I - Hoe, wat en waarom?, oktober 2010a) . Belangrijk is dat er tijdig overleg plaatsvindt tussen burgemeester en crisispartners, zodat de burgemeester maatregelen kan treffen, waaronder het handhaven van de openbare orde. 3.4.1 Noodbevoegdheden De burgemeester maakt bij crises en rampen gebruik van openbare orde en noodbevoegdheden. De artikelen 175 en 176 Gemeentewet (gemeentewet, 2013) bevatten noodrechtelijke voorschriften. Art. 175 geeft de burgemeester de bevoegdheid om in geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van 21 vrees voor het ontstaan ervan alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht12. De bevelen ex artikel 175 Gemeentewet worden marginaal beoordeeld door de rechter. De rechtspraak stelt dat art. 176 de burgemeester een noodbevoegdheid voor uitzonderingssituaties toekent en beoordeelt vervolgens of de burgemeester in het licht van de omstandigheden van het concrete geval in redelijkheid kon besluiten gebruik te maken van zijn bevoegdheid13 (Korsten, Schoenmaker, Bouwmans, & Resourt, Onder burgemeesters - finesses van het burgemeesterschap, 2012, p. 438). Hij brengt de voorschriften zo spoedig mogelijk ter kennis van de CdK en van de Raad. De commissaris kan de uitvoering van de verordening schorsen, zolang zij niet bekrachtigd is. De voorschriften vervallen, als zij niet in de eerstvolgende raadsvergadering, waarin meer dan de helft van het aantal zittende raadsleden tegenwoordig is ter bekrachtiging door de raad aan haar wordt voorgelegd (Kortmann, 1990, p. 439). 3.4.2 In de nafase vooral Burgervader - boegbeeld Binnen de definitie van rampenbestrijding valt ook het beperken van de gevolgen van een ramp of crisis. De burgemeester vervult dus ook in de nazorgfase een belangrijke rol. Volgens Zannoni suggereert de term nafase, dat een objectief moment kan worden vastgesteld waarop de acute fase eindigt en de nafase start. Een duidelijk beginpunt van de nafase is er echter niet. ‘’De burgemeester zal dus al tijdens de acute fase de basis leggen voor de nafase. In de eerste dagen en mogelijk weken volgt deze rol uit het opperbevelhebberschap van de acute fase. Ook in de nafase is er behoefte aan een duidelijke leiding. In de eerste weken worden belangrijke besluiten genomen en soms grote projecten opgestart, waarin de bestuurlijke lijnen kort en helder zijn’’, aldus (Zannoni, 2009, pp. 481-501). Toen op Eerste Kerstdag 2007 vier kinderen van een Chinees echtpaar bij brand omkwamen, liep de burgemeester mee in de herdenkingsstoet, ging voorop en speechte tijdens een herdenkingsdienst in Arnemuiden. Bij de Chinese begrafenis in een andere gemeente was ook daar de burgemeester aanwezig. ‘’Burgemeesters moeten functioneren in een veranderende samenleving, waarin waarden en normen ter discussie staan en kunnen botsen. De samenleving is veranderd in een emo-samenleving, waarin ‘publieke tranen’’ vloeien over onrecht, woede of verdriet. Er is een toename van publieke condoleanceregisters bij bijvoorbeeld slachtoffers van openlijk geweld. Na 1990 gaan burgemeesters vaker voorop in ‘stille tochten’’. Wie als burgemeester niet spontaan of voorbereid een rede kan houden, heeft een probleem’’, aldus (Korsten, Schoenmaker, Bouwmans, & Resourt, Onder burgemeesters - finesses van het burgemeesterschap, 2012, p. 126). 12 13 e Zie voor de strafsanctie art. 184 Sr. Max. 3 maanden gevangenis of geldboete van 2 categorie. Afd. Rechtspraak 22 november 1985, AB 1986, 157. 22 Hoofdstuk 4 LITERATUURSTUDIE Weliswaar is helder wat de wetgever tijdens crises van een burgemeester verwacht, het is een legitieme vraag om te onderzoeken of de literatuur mogelijk nog andere kenmerken noemt die van wezenlijk belang zijn voor de manier waarop een burgemeester tijdens crisis moet handelen. Daarom is een literatuurscan gedaan, waarin is onderzocht welke (extra) kenmerken er in de literatuur worden genoemd voor burgemeesters en andere leidinggevende posities tijdens crises. Dit hoofdstuk biedt een beschrijving van dergelijke resultaten van het literatuuronderzoek. Het literatuuronderzoek is gebaseerd op de volgende onderzoeksvraag: wat zijn de belangrijkste competenties, waar een burgemeester in de respons- en de nafase over moet beschikken. In dit hoofdstuk worden de theoretische bevindingen weergegeven van de bevoegdheden in een crisissituatie en leiderschapsstijlen. De focus van de studie ligt achtereenvolgens op leiderschap en crisisleiderschap. Het wetenschappelijk kader voor dit onderzoek valt uiteen in twee delen, literatuur en theorie over leiderschap en opperbevel van de burgemeester enerzijds en literatuur en theorie over crisismanagement en crisisleiderschap in bredere zin anderzijds. Hoewel de crisisvaardigheden van de burgemeester ook het public order management raken, beperkt het wetenschappelijk kader zich tot literatuur en theorie over crisismanagement en crisisleiderschap. Tijdens een ramp of crisis dient duidelijk te zijn wie strategisch, bestuurlijk en operationeel de daadwerkelijke leider is. In de beschrijving van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden moet dit expliciet zijn aangegeven. Volgens (Rosenthal, 2009) vindt er centralisatie en concentratie plaats van de besluitvorming in een kleine ad hoc groep. Er is ruimte voor informele besluitvorming en improvisatie. Adviseurs en deskundigen spelen een prominente rol (Muller, 2009, p. 966). Om als burgemeester tijdens een crisis adequaat te kunnen optreden, is het van belang te begrijpen hoe de crisisbeheersing in Nederland is vormgegeven. We hanteren daarbij de definities van Rosenthal en Helsloot voor crisis en crisisbeheersing: ‘’ Crises zijn bedreigingen die gepaard gaan met onzekerheid en die urgente maatregelen vergen. Stabiliteit maakt plaats voor chaos, bedreiging, vernieuwing en onzekerheid’’. (Rosenthal, 2009, pp. 8-20). Het zijn momenten voor actie; van de burgemeester mag worden verwacht dat hij handelend optreedt. Reputaties worden gemaakt en gebroken. In de schijnwerpers van de media staat er veel op het spel, terwijl de uitkomst niet zeker is, volgens . ‘’Crisisbeheersing is het geheel van maatregelen en voorzieningen, met inbegrip van de voorbereiding daarop, dat de overheid in een crisis treft ter handhaving van de openbare orde, indien van toepassing in samenhang met de maatregelen en voorzieningen die de overheid treft op basis van een bij of krachtens enige andere wet toegekende bevoegdheid ter zake van een crisis’’ (Helsloot, 2009, p. 782). In 1993 heeft het Ministerie van Binnenlandse Zaken de zogeheten veiligheidsketen geïntroduceerd [figuur 4]. Deze ketenbenadering geeft een procesbenadering van het veiligheidsbeleid weer en bestaat uit de schakels: Proactie, Preventie, Preparatie, Respons en Nafase (Brainich von Brainich, 2004, pp. 13-16). Ondanks dat het veiligheidsbeleid ook kan worden onderverdeeld aan de hand van een indeling van vitale belangen, kiezen we hier voor de procesbenadering. 23 Figuur 4: schema veiligheidsketen Leiderschap in crisissituaties is volgens (Rosenthal U. , 2009, p. 21) van de moeilijkste opgaven waarvoor een burgemeester kan komen te staan, omdat leiders kritieke beslissingen moeten nemen. Kritieke beslissingen kunnen verschil, soms het verschil maken. Burgemeesters maken voortdurend keuzes, met name keuzes die anderen in het systeem niet mogen, kunnen of durven maken. De verwachting dat zij de lastige knopen zullen hakken, legt een zware druk op hun schouders. De kern van de leiderschap-uitdaging is volgens (Burns, 1978) het doorslaggevend optreden, wanneer er geen consensusvorming meer mogelijk is. Crises bieden leiders mogelijkheden om doelgericht tot actie over te gaan, waarbij de leider een noodzakelijke stabiele factor moet zijn die afhankelijk van de situatie slagvaardig weet op te treden. Als een burgemeester slaagt het incident in de maatschappelijke context goed te managen, wordt dat uitgelegd als krachtig leiderschap. 4.1 Leiderschapsstijlen voor een crisis Leiderschap is een van de meest bestudeerde onderwerpen in de arbeid- en organisatiepsychologie en het is van belang om het gedrag van mensen te begrijpen. Over leiderschap zijn veel meningen en beschouwingen te geven. Het is een bron van inspiratie en voor onderzoekers een complex fenomeen. In deze studie wordt leiderschap beschouwd als een combinatie van leidinggeven en managen, omdat in veel literatuur de terminologie door elkaar wordt gebruikt. In deze studie hanteer ik als definitie: ‘’Leiderschap is het beïnvloeden van het gedrag van (een groep) medewerkers, door een persoon die ten opzichte van de medewerkers een formele positie inneemt. Dit beïnvloeden van gedrag gebeurt door gebruik te maken van bepaalde leiderschapsstijlen, eigenschappen en motieven en door het uitvoeren van verschillende activiteiten’’. Leiderschap bevat zowel harde als zachte factoren (Stoker & Kolk, 2003, p. 3 en 14). Volgens (Mintzberg, The nature of managerial work, 1973) voeren leidinggevenden tien14 managementrollen uit. Hij categoriseert de rollen naar interpersoonlijk gedrag, informatieverwerking en besluitvorming. (Quinn, 1997) stelt dat de manager acht15 verschillende rollen vervult. Hij baseert dit op vier verschillende invalshoeken, die afkomstig zijn uit vier managementmodellen die centraal staan in de geschiedenis over management16. Volgens (Adizes, 1981) moet er binnen een organisatie een team van leidinggevenden aanwezig zijn, die samen vier17 verschillende generieke rollen vervullen. De rollen van producent, beheerder, ondernemer en integrator worden volgens hem het beste vervuld door mensen met tegengestelde vaardigheden bij elkaar in een groep te zetten. (Stoker & Kolk, 14 Mintzberg. Interpersoonlijk rollen: Boegbeeld, Leider en Liaison. Informatieverwerking: Bewaker, Verspreider en Spreekbuis. Besluitvorming: Ondernemer, Crisismanager, Resource-allocator en Onderhandelaar. 15 Quinn. 1. Bestuurder en Producent. 2. Controleur en Coördinator. 3. Stimulator en Mentor. 4. Innovator en Bemiddelaar. 16 4 managementmodellen, te weten: 1. Het ‘rationeel doel’-model, 2. Het ‘intern proces’-model. 3. Het ‘humanrelations’-model en 4. Het ‘open-systeem’-model. 17 Adizes. Het PBOI-model van Adizes. 1. (P) Producent. 2. (B) Beheerder. 3. (O) Ondernemer en 4. (I) Integrator. 24 2003, pp. 25-27 en 32-33). De drie theorieën over managementrollen van Mintzberg, Quinn en Adizes hebben een aantal gemeenschappelijke kenmerken, waardoor zij goed bruikbaar zijn als diagnose-instrument. Volgens (p. 35) is het belangrijk te bepalen welk model het beste aansluit bij de leider en de organisatie, maar hebben de modellen allen het gevaar in zich van stereotypering en classificering van leiders. In de wetenschappelijke literatuur is geen sluitende theorie te vinden of leiderschap aangeboren is of aangeleerd kan worden. Als bepaalde persoonlijkheidskenmerken namelijk niet te ontwikkelen zijn, dan moet een organisatie leidinggevenden selecteren die deze eigenschappen reeds bezitten. Intelligentie is grotendeels aangeboren en dus stabiel volgens (Bouchard, 1981). Intelligentie komt tot stand in de eerste dertig jaar van iemands leven. Van alle eigenschappen die een manager heeft, voorspelt intelligentie18 het beste hoe succesvol hij is (Schmidt, 1998). 4.1.1 Eigenschappen Volgens (Wiggins, 1973) is de zogenaamde Big Five persoonlijkheidsfactoren de meest belangrijke en breed geaccepteerde persoonlijkheidstheorie om te bepalen of iemand een goede leider is. Het ‘’Big Five model’’ is (Doddema-Winsemius, 2006, pp. X-XI) wetenschappelijk betrouwbaar en wordt wereldwijd gebruikt op vele onderzoeksterreinen. De ‘’Big 5’’ bestaat uit een vijftal dimensies, of ‘factoren’, met steeds een pool en tegenpool [figuur 5]. De Big-5 dimensies zijn: Extravert / Introvert (gemakkelijk op andere mensen afstappen, assertief zijn en graag in de belangstelling staan) Vriendelijkheid / Onvriendelijkheid (iemand is aardig, te vertrouwen en ook zelf goed van vertrouwen, kortom een warm persoon) Zorgvuldigheid / Onzorgvuldigheid (doelgericht en ambitieus en groot doorzettingsvermogen) Emotioneel Stabiel / Instabiel (mate van zelfvertrouwen, optimistisch en vrolijk) Intellectueel Autonoom / Afhankelijk ( mate van creativiteit, denkbeeldig, doordenkend, progressief en nieuwsgierig). 18 Binnen de term ‘’intelligentie’’ is veel geschreven over de verschillende soorten, zoals general intelligentie, praktische - en emotionele intelligentie. Binnen de kader van dit onderzoek laten we dit rusten. 25 I Extravert/Introvert V Intellectueel Autonoom / Afhankelijk IV Emotioneel Stabiel/Instabie II Vriendelijk/Onvriendelijk III Zorgvuldig/ Onzorgvuldig Figuur 5 Persoonlijkheid kenmerken leiders Achter de vijf dimensies gaat een register schuil van (1203) persoonlijkheidskenmerken, het zogenaamde idioticon. In [bijlage 3] is een zogenaamde ‘periodiek systeem van eigenschappen’ opgenomen, waarmee je leiders kan typeren aan de hand van een combinatie van factoren en facetten (Doddema-Winsemius, 2006, pp. XXII-XXV) . Effectieve leiders zijn te herkennen aan drie persoonlijkheidskenmerken: ‘extraversie, zorgvuldigheid en intellectuele autonomie’. De effectieve leider is van nature opgeruimd, ambitieus, streeft heldere doelen na en geeft niet snel op, komt getrouw zijn afspraken na en is bovendien zelfverzekerd, goed van vertrouwen, gaat gemakkelijk op de zeepkist staan en laat zich niet snel van de wijs brengen door andere mensen (Stoker & Kolk, 2003, pp. 41-43). 4.1.2 Vaardigheden en kennis Tegenover de ‘’stabiele’’ eigenschappen als intelligentie en emotionele stabiliteit staan de ontwikkelbare persoonskenmerken als vaardigheden en kennis. Kennis en vaardigheden kunnen in principe worden aangeleerd. Bovendien vergemakkelijken bepaalde ‘’stabiele’ eigenschappen het aanleren van vaardigheden of het verwerven van kennis. Als de persoon over de persoonlijkheidseigenschap ‘’extraversie’’ beschikt en verbaal intelligent is kunnen het aanleren van mondelinge uitdrukkingsvaardigheden het leerproces vergemakkelijken. Vaardigheden en kennis zijn bekwaamheden om een taak effectief uit te voeren. De scheidslijn tussen enerzijds eigenschappen (stabiel) en anderzijds kennis en vaardigheden (ontwikkelbaar) is niet altijd even helder. Volgens (Stoker & Kolk, 2003, pp. 48-49) biedt het concept ‘competenties’ een oplossing voor het geforceerde onderscheid tussen eigenschappen, vaardigheden en kennis. Als definitie van competenties hanteert hij: ‘’Competenties zijn specifieke eigenschappen, kennis of vaardigheden van mensen, groepen van mensen of organisaties. Competenties dragen bij aan het succesvol uitvoeren van een taak of rol’’ [figuur 6]. Uit de literatuur blijkt dat competenties op drie niveaus kunnen worden beschreven. In een studie hebben Hamel & Prahalad in 1994 het begrip kerncompetenties benoemd, als datgene waarin een onderneming excelleert. Volgens (Stoker & Kolk, 2003, pp. 48-49) vloeien hieruit dan de specifieke bekwaamheden van managers en medewerkers voort. Uit de kerncompetenties worden generieke competenties afgeleid die voor alle medewerkers in 26 een organisatie gelden. Een stap lager worden er individuele competenties gedefinieerd die horen bij de verschillende rollen of functies die er binnen een onderneming zijn. Volgens (Hendriks van de Weem, 2009, p. 396) dragen Competenties bij aan het succesvol uitoefenen van een taak of rol’’. Als de taak onduidelijk is, kan de competentie moeilijk worden vastgesteld. Volgens hem (pp. 398-399) dient een competentie vastgesteld te worden op vijf dimensies: specificiteit, coherentie, duurzaamheid, activiteit en trainbaarheid. Buiten de aanwezigheid van competenties is de situatie van belang om gewenst gedrag te vertonen. Volgens Stoker is daarnaast motivatie een belangrijke factor die van invloed is op het gewenste gedrag. Een bekende motivatietheorie is hierbij de behoeftehiërarchie van Maslow en Murphy (Stoker & Kolk, 2003, pp. 52-53) . Kennis Vaardigheden Mate van ontwikkelbaarheid Competenties Eigenschappen Figuur 6. De relatie tussen competenties, kennis, vaardigheden en eigenschappen (Stoker, p. 49) Competenties fungeren als een gemeenschappelijke taal, die door alle leden van de organisatie gekend en begrepen kan worden. Competenties zijn echter niet allemaal even goed meetbaar en ontwikkelbaar. Dat hangt af van de specifieke opbouw uit de factoren kennis, vaardigheden en eigenschappen. Bovendien gaat het competentiebegrip om vermogen, terwijl het nog belangrijker is of de prestatie werkelijk wordt geleverd. Het blijkt lastig om competenties echt te testen in authentieke situaties, zeker in crisisomstandigheden. Volgens (Hendriks van de Weem, 2009, p. 398) kunnen competenties gemeten worden, mits de taak op vijf dimensies is vastgelegd. Bij een crisis is de precieze taakstelling van ieder individu moeilijker bepaalbaar omdat crisisbestrijding vaak in crisisteams plaatsvindt. Volgens (Rosenthal U. , 2009, p. 21) kunnen patronen en regelmatigheden echter wel degelijk ontdekt worden. 4.2 Crisisleiderschap In Nederland wonen, werken en leven wij in gevarieerde stedelijke en landelijke gebieden, met complexe infrastructuur, chemische industrie, logistieke knooppunten en intensieve bedrijvigheid. 16.000.000 mensen op een heel klein stukje aarde, te midden van bedrijvigheid. De bestuurlijke aansturing van de crisisbeheersing in Nederland is in ketens georganiseerd, waarbij de ordening van de overheid op het terrein van de crisisbeheersing – in beginsel – hetzelfde is georganiseerd als in de normale situatie. Er bestaat een horizontale werkverdeling, waarbij elk beleidsterrein valt onder de politieke verantwoordelijkheid van een minister. Ook bestaat er een verticale werkverdeling, namelijk een toedeling van taken aan 27 centrale en decentrale overheidsorganen. De meeste beleidsterreinen kennen de relatie minister – bedrijfstak, eventueel door tussenkomst van een centraal toezichthoudend orgaan. De algemene keten, bestaande uit de minister van Veiligheid en Justitie (VenJ) en de burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio, is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en de algemene ongevallen- en rampenbestrijding. Omdat crises zich niet aan geografische of bestuurlijke grenzen houden, is samenwerking tussen de bestuurders van functionele (40) en algemene (2) ketens noodzakelijk. In de bestuurlijke netwerkkaarten is per bedrijfstak de bevoegdheidsverdeling bij crisis en rampen omschreven (IFV, 2013). Deze zijn terug te vinden via http://www.infopuntveilig.nl/netwerkkaarten. Volgens (Boin, 't Hart, Stern, & Sundelius, 2005, pp. 10-14, 137-156) kijkt de burger in tijden van crisis naar de politiek-bestuurlijke leiders en verwacht de burger dat hij ons uit de crisis zal leiden. De burger vertrouwt op een krachtig leider. Volgens de auteurs zijn er vijf taken die van essentieel belang zijn bij leiderschap in crisissituaties [figuur 7]. Deze vijf taken zijn: 1. Sensemaking 5. Learning 4. Terminating 2. Decisionmaking 3. Meaningmaking Figuur 7 Crisisleiderschap volgens Boin. De genoemde taken zijn te beschouwen als de crisisleiderschapstaken die de burgemeester tijdens en na de crisis moet uitvoeren. Sensemaking is dan de eerste taak in de keten, die al start als de crisis ‘’in aantocht is’’. In de onderliggende uitwerking is steeds gezocht naar een koppeling met de BZK-competenties. [zie ook bijlage 2 en bijlage 5 pagina’s 59-64]. 4.2.1 Signaalgevoeligheid (sensemaking) Crises ontstaan niet spontaan, maar zijn een product van escalatie. Beleidsmakers moeten uit vage en soms tegenstrijdige signalen opmaken wat er aan de hand is. Dit is het ‘make sense” van de signalen. Leiders moeten bepalen hoe bedreigend de gebeurtenissen zijn, voor wie en wat, wat hun operationele en strategische parameters zijn en hoe de zaak zich zal ontwikkelen. 4.2.2 Crisisbesluitvorming (decisionmaking) De tijd om na te denken, consulteren en acceptatie krijgen voor besluiten is zeer beperkt tijdens een crisis. Crisisbesluitvorming is harde besluiten nemen, die moeilijke uitruil van waarden bevatten en grote politieke risico’s met zich brengen. Coördinatie van alle betrokkenen is ook een uitdaging. De burgemeester maakt gebruik van een crisisteam, het zogenaamde beleidsteam. Dit team adviseert de burgemeester over bestuurlijke afwegingen en beleidsbeslissingen. Het team richt zich bijvoorbeeld op het vaststellen van het effectgebied waar een noodverordening wordt afgekondigd, de communicatie met de bevolking en het anticiperen op de nafase van de ramp. De burgemeester neemt als leider 28 zelfstandig de strategische beslissingen. De leden van het beleidsteam zijn nadrukkelijk adviseurs en maken formeel geen deel uit van een besluitvormend gremium. De kernbezetting is opgesomd in artikel 2.1.5 van het Besluit veiligheidsregio’s (BZK, oktober 2010). Volgens (Scholtens, 2010, pp. 34-35) is het een illusie te geloven dat de burgemeester in deze 25 jaar oude (3-laagse-)commandostructuur ook daadwerkelijk ‘het opperbevel’ over de hulpoperaties kan voeren. Zij pleit voor het uitvoeren van de externe rol. (de zgn. ‘’boegdbeeldrol’’). Binnen de responsfase is er vaak sprake van onvolledige, tegenstrijdige of verkeerde informatie. Er dient dus tevens sprake te zijn van analytisch vermogen, of oordeelsvorming om de informatie te verwerken en te begrijpen wat er aan de hand is. Oordeelsvorming staat in (BZK, Handreiking benoemingsproces burgemeesters, 2007, p. 24) omschreven als informatie en mogelijke handelswijzen in het licht van relevante criteria tegen elkaar afwegen en tot realistische afwegingen komen. Bij de bestrijding van een crisis moet hij de echte werkelijkheid zoeken en niet de formele. Door de veelheid aan informatie dient hij te kunnen vertrouwen op goede operationele mensen om zich heen, zodat hij uit de operationele valkuil blijft. ‘’Hij heeft mensen nodig die kampioen zijn in het kunnen zeggen: wat hier voorligt is niet voor ons, maar voor het operationeel team’’, aldus een expert. In de literatuur worden enkele belangrijke teamcompetenties benoemd, waaronder de wederkerige prestatiemonitoring. Andere belangrijke teamcompetenties zijn: teamleiderschap, vangnetgedrag, aanpassingsvermogen en team oriëntatie (Hendriks van de Weem, 2009, pp. 412-419). Van belang is dat de feiten worden geduid. De burgemeester moet laten blijken dat hij goed geïnformeerd is over maatschappelijke en politieke ontwikkelingen of andere omgevingsfactoren en deze kennis effectief weten om te zetten in gedrag naar de (getroffen) burgers of omgeving . Het beleidsteam staat in contact met het regionaal operationeel team (ROT), waarin onder aansturing van een regionaal operationeel leider de hulpdiensten operationele en tactische beslissingen nemen. Bij een crisis die een groter effectgebied heeft dan de eigen gemeente wordt regionaal opgeschaald, volgens artikel 39 Wet veiligheidsregio’s. De voorzitter van de veiligheidsregio neemt de eenhoofdige aansturing over. Hij bedient zich naar analogie van een regionaal beleidsteam (RBT). De burgemeesters van de betrokken gemeenten hebben allen zitting in het RBT. Allen die daarin zitting hebben zijn adviseurs en maken geen onderdeel uit van het besluitvormend gremium. Het beleidsteam vergadert volgens vaste structuren, waarbij het de kunst is een strakke vergaderdiscipline te hanteren, de focus op bestuurlijke besluiten te houden en niet de operatie te willen overnemen, aldus (Hendriks van de Weem, 2009, pp. 415-419). Operationele informatie is noodzakelijk om de beeldvorming compleet te krijgen voor de opperbevelhebber. Om de bevolking en de media goed te woord kunnen staan, moet niet alleen bekend zijn wat het operationele situatie is, maar ook waarom de hulpdiensten op een bepaalde manier te werk zijn gegaan. Daarnaast is het beeld van belang dat de buitenwereld over de crisis heeft. Beide beelden leveren input voor de gewenste communicatieboodschap van de burgemeester, zodat hij de brug kan slaan tussen de operationele feiten en de perceptie die de bevolking heeft. Een succesvol team zal ontstaan door ervaring met crises. Algemene aanvaarding en respect voor elkaars verschillende rollen en verantwoordelijkheden is een belangrijke teamcompetentie, naast institutionalisering van procedures voor teamsamenstelling en beraadslaging (Boin, 't Hart, Stern, & Sundelius, 2005, pp. 144-147). Volgens (Duin M. v., 2011, p. 37) zijn de prestaties van betrokkenen vaak suboptimaal in ramp- en crisissituaties door gebrek aan ervaring. Hij pleit voor verdergaande professionalisering en specialisatie voor de professionals, waardoor betrokkenen enige ervaring opdoen die hen bij crises van 29 pas zal komen. Vanuit de theoretische notie trekt bijvoorbeeld Stephan Wevers in 2000 al de conclusie dat minder officieren van dienst (Brandweer) meer ervaring betekent (Wevers, 2000). Volgens van (Duin M. , 2011, pp. 34-35) is ervaring een van de cruciale factoren die de kwaliteit van het handelen bepalen. De basis achter deze gedachte ligt in de literatuur uit de (sociale) psychologie over de waarde en kwaliteit van routinematige handelen, zgn. Naturalistic Decision Making (NDM). Volgens deze theorie handelen wij veelal op basis van routines en ingeslepen procedures. Training en oefening zijn er op gericht om bepaalde vaardigheden eigen te maken. Een variant, maar dan vanuit een andere wetenschappelijke discipline op NDM, is afkomstig van Herbert Simon. Volgens Simon worden beslissingen genomen volgens de theorie van de ‘bevredigende oplossing’. In sommige situaties zijn mensen al tevreden met de eerste de beste oplossing die aansluit bij het gehanteerde aspiratieniveau. Tegenover de rationalistische opvatting van (Klein, 1998) plaatst Simon het begrip van ‘bounded rationality’’, begrensde en beperkte rationaliteit. In crisis ontbreekt het vaak aan tijd om de beste oplossing te kiezen. Een ‘zes’ is dan al snel voldoende (Duin M. , 2011, p. 37). Rosenthal ziet naast de rol van ´beslisser´ - als voorzitter van het beleidsteam - ook een andere, intern georiënteerde rol voor de burgemeester weggelegd (Rosenthal U. , 2002). Het is de rol van collegiaal bestuurder. Volgens Rosenthal krijgt de burgemeester weliswaar een zwaardere stem tijdens crises, maar in de praktijk wordt ook onder crisisomstandigheden het collegiaal bestuur voortgezet. Een reden te meer om het college van Burgemeester en wethouders ‘bij de les te houden’ en steeds te informeren. De rol tijdens crises is in die zin minder solistisch dan de wettekst doet geloven. 4.2.3 Duiding (meaningmaking) Het is een uitdaging om van alle beelden, berichten, geruchten een coherent verhaal te maken over wat er aan de hand is. Toch is dat wat het publiek wil weten. En het communiceren ervan is ook lastig en vereist de juiste vaardigheden. Er moet “betekenis” worden gegeven op zo’n manier dat ‘het’ het crisismanagement bevordert. Als dit niet lukt worden besluiten niet begrepen/geaccepteerd. Geloofwaardig leiderschap bevordert de kwaliteit van crisis respons en verhoogt de kans op politiek overleven nadien. Het werken met een crisisteam is niet alleen van toepassing bij de grote incidenten en rampen. Er zijn ook typen incidenten die onder de radar blijven van de GRIP-procedure19. Daarbij is het tegenwoordig gebruikelijk om ook in die omstandigheden met een crisisteam te werken. Het gaat dan om het type incidenten die veelal te klein zijn voor ‘het tafellaken’ van de regio, maar te groot voor het dagelijks ‘servet’, wat door (Duin M. , 2011, p. 28) aangeduid wordt als minicrises. Volgens (Jong, 2009, p. 430) bestaat de kern van het probleem dan meer in het beteugelen van de emoties die de gebeurtenis hebben losgemaakt. Het zijn vergelijkbare momenten als bij de reguliere crisis, waarop de burgemeester naar buiten treedt als gezicht van de zorgzame overheid, meeleeft en deelt in de verbijstering. De burgemeester vervult hier meer de verbindende rol tussen de direct getroffenen en het collectief van de geschokte samenleving. Doelgerichtheid is een effectieve competentie voor deze vaardigheid. Als de crisissituatie is geduid en de beleidslijnen zijn vastgesteld kan de burgemeester communiceren over de situatie. Weten wat anderen hebben gecommuniceerd, is daarbij van levensbelang. Goede communicatie voldoet volgens (Jong, 2009, p. 435) aan drie voorwaarden: het is open, eerlijk en snel. Tevens bestaat het uit een mix van ratio en emotie. Het non-voorbeeld van goede communicatie is dat van de burgemeester van Moerdijk, die weliswaar feitelijk communiceert 19 Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure. (www.infopuntveiligheid.nl) 30 maar niet aansluit bij het gevoel van onveiligheid wat de inwoners van zijn gemeente (en naburige) gemeenten hebben tijdens de brand. Hij maakt onvoldoende duidelijk wat er aan de hand is en hoe gevaarlijk dat is. Met andere woorden: hij geeft geen handelingsperspectief. Te laat, te feitelijk, waarbij ook het optreden van de burgemeester non-verbaal te wensen overlaat. Crisiscommunicatie is een elementair onderdeel van de respons tijdens en na de crisis. Het kan diverse functies hebben, zoals het kanaliseren van collectieve stress tot het bieden van handelingsperspectief aan burgers in nood. De media hebben een allesbepalende rol in de beeldvorming die over een crisis ontstaat. Hij moet een communicatieteam om zich heen verzamelen, die goed in beeld houdt wat er allemaal speelt. In een recente verkenning in opdracht van de Provincie (Noord-Holland, 2013)naar sociale media en crisiscommunicatie wordt aangegeven dat de maatschappelijke acceptatie voor haperende informatievoorziening snel af neemt. Opgemerkt wordt dat een belangrijk deel van de crisiscommunicatie in de (sociale) media overigens gaat over de vraag wie de schuld draagt. Betrokkenheid tonen is een kerncompetentie die de media uitvergroot. De omgeving van het slachtoffer heeft mogelijk behoefte aan bindend vermogen en inlevingsvermogen. De kern van communicatie verschuift daarmee van reputatie naar relatie, volgens (Duin M. v., 2011a, pp. 62-64). Aldus ontstaan er vier basisdoelstellingen voor crisiscommunicatie: 1. Informatievoorziening. 2. Schadebeperking. 3. Betekenisgeving en 4. Kanalisering van emoties. 4.2.4 Beëindiging van de crisis (terminating) Een crisis kan niet blijven doorgaan en moet tijdig en passend worden beëindigd. Crisisbeëindiging is tweeledig: terug van noodsituatie naar routine-normaal en weergeven wat er is gebeurd en acceptatie van die verklaring. Politieke toerekenbaarheid (verantwoordelijkheid-aansprakelijkheid) is een belangrijke onderdeel van het crisisbeëindigingsspel. Crisisbeëindiging is afhankelijk van hoe leiders met die aansprakelijkheidverantwoordelijkheid omgaan. 4.2.5 Leren en verwerken (learning) Politiek en organisatorische lessen trekken is belangrijk onderdeel van leiderschap bij crises. Een crisis is een bron van mogelijke lessen voor contingency planning en training. Leiders hebben daarin een belangrijke sturende rol. Boin et al. (Boin, 't Hart, Stern, & Sundelius, 2005, p. 154) betoogt dat response en lessen trekken op gespannen voet staat met hervormen. ‘’Sweeping reforms are not necessarily the best expression of crisis-induced learning’’. 4.3 Synthese: van literatuur en wettelijk kader naar een onderzoeksmodel De wetgever heeft in de Wet Veiligheidsregio’s en het onderliggende besluit de nodige randvoorwaarden meegegeven voor het functioneren van de burgemeester tijdens crises. Als dat gecombineerd wordt met het theoretisch kader van de leiderschapsvereisten van de burgemeester komen we tot het volgende overzicht, dat is uitgewerkt aan de hand van de begrippen opperbevel, crisisbeheersing en leiderschap. 4.3.1 Inspanning ordenen De inspanningen voor het waarborgen van de veiligheid worden in Nederland via de veiligheidsketen geordend20. De vijf schakels van de keten, zijnde proactie, preventie, 20 Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (1999), Rampenbestrijding: de veiligheidsketen gesmeed. 31 preparatie, repressie en nazorg. Bij proactie gaat het om de inspanningen die erop gericht zijn risicovolle situaties te vermijden. Preventie omvat alle maatregelen die risicovolle activiteiten zo veilig mogelijk moeten maken. Bij preparatie gaat het over de voorbereiding op rampen en crises. Repressie gaat over de verkleining van de gevolgen van de ramp of crisis. De nazorg omvat alle activiteiten om het leven van getroffenen zoveel mogelijk te normaliseren. Het gebruik van het model van de veiligheidsketen kan uitkomst bieden om de taken van de burgemeester in de tijd gezien te beschouwen en te ordenen. Crisisbeheersing richt zich vooral op preparatie en repressie, de schakels die op de inzet van hulpdiensten steunen. De veiligheidsketen is overigens geen keten, maar een stelsel van opeenvolgende en van elkaar onafhankelijke beschermingslagen. Dit resulteert in de vraag wanneer burgemeesters betrokken worden bij crisisbeheersing. 4.3.2 Leiderschap Vanuit de Wet Veiligheidsregio’s en de Gemeentewet is de burgemeester verantwoordelijk voor efficiënte en effectieve inzet van de hulpdiensten bij een crisis. Deze taak, die in de wet is benoemd als opperbevel, steunt op de gedachte dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de algemene keten. De algemene keten is de achtervang als de functionele keten van verantwoordelijkheid faalt of niet is opgewassen tegen de gevolgen van een crisis. De burgemeester bedient zich van een crisisteam. Vanuit de theorie over leiderschap is bekend dat er specifieke eigenschappen verbonden zijn aan leidinggevenden. Uit de persoonlijkheidsleer komt de Big-5 persoonskenmerken naar voren. Extraversie, zorgvuldigheid en intellectueel autonoom zijn de essentiële leiderschapskenmerken, die nodig zijn om het team te leiden en te zorgen voor een voldoende teamresultaat. Dit resulteert in vragen over de selectie-eisen van de burgemeester. 4.3.3 Crisisleiderschap De vijf belangrijkste crisisleiderschapstaken van de burgemeester zijn uitgewerkt aan de hand van Boin et al. De theorie over leiderschap volgens Boin et al. leidt tot de vaststelling van vijf essentiële leiderschapstaken, die door de burgemeester als leider van het crisisteam moeten worden uitgevoerd. Deze vijf crisistaken zijn respectievelijk sensemaking, decisionmaking, meaningmaking, terminating (Beëindiging) en learning. Leiderschap in crisissituaties is een van de moeilijkste opgaven (Rosenthal, 2009, pp. 2-7) waarvoor een burgemeester kan komen te staan, omdat het afwijkt van het leiderschap dat hij tijdens zijn reguliere werk laat zien. Tijdsdruk, onvolledige en tegenstrijdige informatie vragen om een besluit onder tijdsdruk. Signalen van de opkomende crisis zijn niet altijd waarneembaar en duidelijk leesbaar, omdat deze zijn toegedekt. De tijdsdruk zorgt voor het minder academisch doordenken van besluiten. Mentale denkmodellen, uit eerdere ervaringen in het hoofd van de leider en zijn teamleden helpen om besluiten te nemen. 32 •Boin Theoretisch •crisisvereisten voor alle burgemeesters kader crisis Theoretisch kader •Leiderschap •Opperbevel •Crisisbeheersing Profielschets Burgemeester 1.0 •Basiscompetenties •Bestuurstijl •5 keuzecompetenties Figuur 8: processtap Theorie De voorgaande stappen vanuit de wetgeving en wetenschappelijke theorie leiden tot een potentieel aan belangrijke competenties waaraan de burgemeester in crisissituaties moet voldoen [figuur 9]. De eerste vijf crisiscompetenties van Boin et al. zijn noodzakelijke competenties voor bij een crisis. Daar moet een burgemeester aandacht en gevoel voor hebben. Verder is het assessment, vanuit de theorie een belangrijk hulpmiddel bij het zorgvuldig selecteren en vergelijken van de kandidaat-burgemeesters. De persoonlijkheidsaspecten volgen uit een breed psychologisch onderzoek naar leiderschap. Dit resulteert in de volgende kenmerken waaraan de burgemeester in crisissituaties moet voldoen. De combinatie van deze aspecten staan centraal in dit onderzoek en zullen in de volgende processtap worden voorgelegd aan de burgemeesters: Theorie •Sensemaking •Decisionmaking •Meaningmaking •Terminating •Learning •Assesment •Big-5 persoonlijkheid •extraversie •zorgvuldigheid •intellectuele autonomie •Intelligentie •Ervaring Figuur 9: Operationalisatie van het onderzoek vanuit de theorie 33 De theoretische crisisvereisten zijn vervolgens in de praktijk getoetst bij de burgemeesters van Zeeland en Brabant. Zij zijn bevraagd over de selectie, de crisisvaardigheden en ervaringen met crisismanagement en samenwerking binnen beleidsteams [figuur 10]. In een enquête en in interviews zijn de meningen van de burgemeesters gevraagd. Ter controle zijn de meningen ook getoetst in een expertgroep, bestaande uit ervaringsdeskundigen. De uitkomst van het onderzoek onder de Zeeuwse en Brabantse burgemeesters leidt tot inzicht in de mate waarin burgemeesters zich herkennen in hun wettelijke rol en de kenmerken die in de wetenschappelijke literatuur belangrijk worden gevonden. Dit geheel leidt tot een overzicht van belangrijke competenties die burgemeesters in de Zeeuwse en Brabantse setting niet mogen ontberen zal zij met crises worden geconfronteerd. Dat wetende, is het ook mogelijk om vervolgens te controleren of deze variabelen al voldoende zijn meegenomen in de standaard competenties van BZK en de profielschetsen, zoals die bij recente benoemingen zijn gebruikt. Voor zover dat niet het geval is, kan het tot aanbevelingen leiden om profielschetsen in de toekomst aan te passen en (ook) op andere competenties te letten. Onderzoek in Brabant en Zeeland • Selectie • Responscompetenties • Nazorgcompetenties • Persoonlijkheid • Ervaring • Trainingen Figuur 10 Onderzoeksonderwerpen survey en enquête 34 Hoofdstuk 5. ERVARINGEN IN DE PRAKTIJK Dit hoofdstuk biedt een beschrijving van de resultaten van het praktijkonderzoek. Het praktijkonderzoek is gebaseerd op de onderzoeksvraag: “Wat zijn de belangrijkste competenties waar een burgemeester in de respons- en de nafase over moet beschikken? Hiervoor zijn competenties die uit de wet naar voren komen, in combinatie met de competenties die zijn geselecteerd aan de hand van de inzichten van Boin e.a. voorgelegd bij burgemeesters en de expertgroep. In juli 2013 is een uitgebreide digitale vragenlijst toegestuurd aan alle 39 burgemeesters van Zeeland en Midden-West Brabant, met een respons van 51%. Daarnaast is ook gebruik gemaakt van een onderzoek dat samen met het NGB is uitgezet. De resultaten zijn vervolgens besproken met zeven burgemeesters in een persoonlijk interview. Vervolgens is de onderzoeksvraag tussen augustus en december 2013 voorgelegd aan zeven experts. Onder de experts bevinden zich een Commissaris van de Koning, een kabinetschef van de Commissaris van de Koning, een assessment-psycholoog van een bureau dat assessment bij burgemeesters afneemt, een chef eenheidsleiding Nationale Politie, een directeur Veiligheidsregio- Publieke Gezondheid en een Officier van Justitie van het arrondissement Zeeland-West-Brabant. 5.1 Onderzoek in samenwerking met NGB In november 2013 is in samenwerking met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters een digitale vragenlijst toegestuurd aan alle 408 burgemeesters met een respons van 51%. Daarin is gevraagd of er veel of weinig aandacht is besteed aan openbare orde en veiligheid tijdens de verschillende stappen van de benoemingsprocedure [figuur 11]. Aandacht oov-thematiek in benoemingsprocedure weinig 45% 44% 36% 18% Profielschets gemiddeld veel 40% 32% 47% 30% 25% Gesprek Cdk 24% 29% Gesprek vertrouwenscie 29% Assessment Figuur 11 Aandacht voor Openbare orde en veiligheid in benoemingsprocedure Uit de tabel kan worden geconcludeerd dat 40-50% van de Nederlandse burgemeesters vindt dat er op alle bevraagde onderdelen in de benoemingsprocedure weinig aandacht is geweest voor openbare orde en veiligheid in de verschillende fase van de procedure. Zowel in de verantwoording van de handreiking als in dit onderzoek blijkt dat er, in de ogen van de geïnterviewde burgemeesters onvoldoende aandacht is voor de openbare orde en veiligheid in de selectie van nieuwe burgemeester. De conclusie is gerechtvaardigd dat de burgemeesters vooral worden gescreend op hun competenties in vredestijd. Vanuit deze conclusie is gekeken of, volgens de burgemeesters in Zeeland en Midden- en West-Brabant, 35 er tijdens een crisis specifieke competenties nodig zijn, buitenom die in de handreiking van BZK zijn opgenomen. 5.2 Onderzoek Brabantse en Zeeuwse burgemeesters In een aparte survey onder burgemeesters uit Midden- en West-Brabant en Zeeland is gevraagd naar de vereiste competenties die voor de functie in de benoemingsprocedure naar voren kwamen. Ook is gevraagd of er in de benoemingsprocedure expliciet aandacht is geweest voor competenties in crisissituaties. In de survey zijn 31 vragen gesteld naar de crisiservaringen van burgemeesters tijdens de sollicitatieprocedure, welke bestuursvaardigheden zij belangrijk vinden, of ze zelf voorzitter zijn van de crisisteams, wat de belangrijkste leerervaring is geweest, of ze gebruik maken van voorlichters, hoe ze tegen de kwaliteit van de adviseurs aankijken, wat ze van de kwaliteit van oefeningen en begeleiding van de veiligheidsregio vinden. De survey is opgenomen in bijlage 7. 5.2.1 Opleidingsniveau burgemeesters Opleidingsniveau 5% 10% HBO 30% WO WO-gepromoveerd 55% Anders Figuur 12 Opleidingsniveau In de survey is gevraagd naar het opleidingsniveau van de burgemeester. Burgemeesters hebben aangegeven dat ze of een Hoger beroepsopleiding (30%) of een Wetenschappelijke studie (55%) hebben afgerond. Het merendeel van de Wetenschappelijke studies is recht of bestuurskunde. HBO- studies variëren van pedagogiek, sociale academie, techniek tot journalistiek. Van de ondervraagde burgemeesters is 65% werkzaam in zijn eerste gemeente [figuur 12]. 5.2.2 Bestuursstijl Bestuursstijl verbinder 25% 40% aanjager netwerker 15% 20% combinatie Figuur 13 Meest gevraagde bestuursstijl in profielschets Door de burgemeesters in Midden- en West-Brabant en Zeeland wordt aangegeven dat de gemeenteraad in 40% een verbinder kiest, in 20% van de gevallen een aanjager, in 15% van 36 de gevallen een netwerker en in 25% van de gevallen een combinatie van bestuursstijlen [figuur 13]. Commissarissen van de Koning zorgen in de eerste fase van benoemingsprocedure voor een screening van alle kandidaten. Zowel met de Commissaris als met de kabinetschef van de commissaris vindt er een gesprek plaats. Volgens een expert wordt vooral gelet op de persoonskenmerken van burgemeesters. Zij-instromers ondergaan standaard een assessment. Onduidelijk blijft evenwel op welke persoonskenmerken wordt gelet. Uit de reacties van burgemeesters komt duidelijk naar voren dat voor openbare orde en veiligheid geen specifieke competenties worden geëist. De burgemeesters geven aan dat hier beslist meer aandacht voor moet komen binnen de benoemingsprocedure. 5.2.3 Crisiscompetenties Crisiscompetenties tijdens de sollicitatie CdK 22% 50% Vertrouwenscie Assessment 17% 11% Niet aan de orde Figuur 14 crisiscompetenties aan de orde geweest In het onderzoek onder de Nederlandse burgemeesters wordt aangegeven dat 40-50% vindt dat er te weinig aandacht wordt besteed aan de openbare orde en veiligheid tijdens de benoemingsperiode. Zoals de tabel 14 laat zien is er een positiever beeld bij de Brabantse en Zeeuwse burgemeesters. In 50% van de gevallen stelt de CdK openbare orde en veiligheid wel aan de orde. Dit beeld wordt door de experts bevestigd. Bij het beoordelen van de profielschetsen is gekeken naar drie recent ingevulde vacatures in de twee regio’s. Voor de profielschetsen van de gemeenten Middelburg, Sluis en Woensdrecht is gebruik gemaakt van de (BZK, Handreiking benoemingsproces burgemeesters, 2007). De profielschetsen gaan uit van de basisvereisten. Alle drie de profielschetsen vragen besluitvaardigheid. Twee profielschetsen vragen communicatieve vaardigheden als extra competentie. Eén profielschets vraagt een representatieve uitstraling. De verantwoordelijkheid voor de benoemingsprocedure is opgedragen aan de CdK. In de benoemingsprocedure is een rol opgenomen voor de vertrouwenscommissie. De Commissaris selecteert vooral op persoonskenmerken en kijkt daarbij of de burgemeester en de gemeente bij elkaar passen. De vertrouwenscommissies worden vaak ondersteund, hetzij extern (als zij dit wensen) hetzij intern door een kabinetschef van de CdK (adviseert achter de schermen) of beide. 37 5.2.4 Assessments Assessment 15% Niet gebruikt Gebruikt 85% Figuur 15 Assessment als selectie-instrument Eenmaal benoemd geven burgemeesters aan dat er lokaal en regionaal wel veel aandacht voor de openbare orde en veiligheid is. Bijna 60% vindt dat er zeer veel aandacht is, 25% vindt de aandacht veel en 15% zegt dat er (heel) weinig aandacht voor het OOV-terrein is in het introductieprogramma in de gemeente-regio. Een burgemeester geeft aan ‘’dat hij na zes maanden in een gesprek met de commissaris heeft aangegeven dat ’het van de gekke is, dat hij niet getraind is als burgemeester, want vanaf dag één kan ik te maken krijgen met crises’’. Een ander geeft aan dat hij na 14 maanden pas een eerste bestuurlijke oefening heeft geleid. 5.2.5 Crisiscompetenties responsfase Uit interviews met de burgemeesters in de regio’s Midden- en West-Brabant en Zeeland blijkt verder dat alle drukke werkzaamheden binnen het gemeentehuis in de buitenwereld niet zozeer worden gezien. Sterker nog, grote delen onttrekken zich volgens de burgemeesters aan het oog van het publiek. De positie van de burgemeester wordt grotendeels bepaald door wat het college als geheel realiseert en door de manier waarop de burgemeester zich laat zien ten tijde van heugelijke gebeurtenissen (o.a. jubilea, Sinterklaasintocht, Carnaval) en crisis. De positie van een burgemeester wordt volgens de geïnterviewden sterker als er een crisis is opgetreden en hij daarmee, naar het oordeel van de bevolking, goed is omgegaan. Burgemeester Eenhoorn werd in één slag bekend onder zijn bevolking nadat het schietincident met dodelijke afloop in Alphen aan den Rijn had plaatsgevonden. Door de burgemeesters zijn de vijf belangrijkste crisisvaardigheden aangegeven die zij nodig hebben tijdens de responsfase. De belangrijkste is besluitvaardigheid. Hij moet ‘’tegenvragen durven stellen, beslissingen durven nemen als er getreuzeld wordt of juist beslissingen uitstellen als er te vlot wordt geredeneerd en geadviseerd’’. Ook de volgende competenties worden genoemd: Oordeelsvorming, Daadkracht, Communicatie en Omgevingsbewustzijn. 38 De belangrijkste crisiscompetenties in responsfase 10% Besluitvaardigheid 14% 32% Oordeelsvorming Daadkracht Communicatief 19% 25% Omgevingsbewustzijn Figuur 16 Crisiscompetenties volgens de burgemeesters in Brabant en Zeeland De vijf belangrijkste crisisvaardigheden voor de nafase zijn eveneens door de burgemeesters aangegeven. De belangrijkste competentie in die fase van de crisis is volgens de burgemeesters “inlevingsvermogen”. De (NGB, Handreiking bestuurlijke aandachtspunten bij crises, 2013)) heeft het bij inlevingsvermogen over de sleutelwoorden zichtbaarheid en betrokkenheid. “Inlevingsvermogen” sluit ook nauw aan op ‘meaningmaking’, de door Boin genoemde uitdaging om van alle beelden, berichten, geruchten een coherent verhaal te maken over wat er aan de hand is. Volgens de burgemeesters is communicatie steeds belangrijk geworden. De burgemeester dient gespitst te zijn op de manier waarop de media van de crisis verslag doen. 5.2.6 Crisiscompetenties nafase De belangrijkste crisiscompetenties in nafase 12% 12% Inlevingsvermogen 30% Communicatief Omgevingsbewustzijn 21% 25% Voortgangsbewaking Oordeelsvorming Figuur 17 Crisiscompetenties in Nafase volgens de burgemeesters Zeeland – Midden-West-Brabant. De andere gekozen competenties zijn communicatief, omgevingsbewustzijn, voortgangsbewaking en oordeelsvorming. Daarvan zijn “omgevingsbewustzijn” en “oordeelsvorming” nauw verwant met de door Boin e.a. Genoemde “sensemaking”. (zie hoofdstuk 4). 5.3 Een crisis meemaken? In de digitale vragenlijst en in de enquête geven de burgemeesters diverse tips mee die van belang kunnen zijn voor startende burgemeesters. Deze tips en trucs zijn gegroepeerd rond de benoeming, voorafgaand aan de crisis en tijdens de crisis. 39 5.3.1 Rond de benoeming Burgemeesters geven allen aan dat Oordeelsvorming, Besluitvorming en Communicatie essentiële crisisvaardigheden zijn voor de burgemeester. Deze mogen niet ontbreken in de basisvaardigheden. 5.3.2 Na de installatie én voor de crisis Na de installatie moet direct worden begonnen met het investeren in een goede relatie met de operationele leiding van de hulpdiensten. Door een expert wordt aangegeven, dat de relatie tussen de burgemeester en de operationele diensten vooral in vredestijd moet zijn geregeld. ‘’In vredestijd win je vaak de oorlog. Als je het van te voren goed regelt, is het daarna niet meer zo spannend en kun je je richten op de belangrijke dingen’’. Een burgemeester geeft aan dat vroeger het OOV-veld overzichtelijker was. Hij zegt: ‘’Je had je vaste stafleden, je eigen gemeentesecretaris, politie- en brandweercommandant en je eigen voorlichter. Nu weet ik niet wie er komt. Communicatie komt uit een pool van voorlichters. Het is belangrijk om een goed team te hebben, want crises gaan steeds vaker over sociale veiligheid. In toenemende mate gaan crises de ervaringen van het gebruikelijke team te boven. Daar zit niet meer de kennis (alleen)´´. Veel geïnterviewde burgemeesters noemen de snelheid van de media een nieuw fenomeen, wat bij crises bestuurlijke consequenties kan hebben. Zij betwijfelen of hun crisisteam hierop voldoende is toegerust. Eén burgemeester geeft aan dat je vóór de crisis krediet moet opbouwen bij je bevolking. Door zichtbaar te zijn in je gemeente en niet door je op te sluiten in het stadhuis. Gezag moet je opbouwen, in de zin van geloofwaardigheid, zodat ze je ook geloven als het nodig is. ‘’Als het er op aankomt, moeten ze je geloven en gehoorzamen’’. Het opbouwen van gezag, onpartijdigheid en onafhankelijkheid zijn belangrijke thema’s volgens de burgemeesters. Een expert geeft aan: ‘’Je moet zorgen dat je een goede Veiligheidsregio hebt, de gemeente moet goed staan, je moet een goed team hebben en je moet geoefend zijn. Je moet er ook als burgemeester staan’’. Ondanks dat er veel te zeggen valt voor de Engelse21 commandostructuur, namelijk om de operationele dienst verantwoordelijk te laten zijn voor de operatie, is de stelselkeuze niet beslissend in de manier van handelen´´. ’Uiteindelijk komt het aan op de kwaliteit, elkaar als team kennen en serieus nemen, elkaar kennen in de professionaliteit, een gevoel van vertrouwen hebben, een gevoel van elkaar nodig hebben, geen haantjesgedrag, geen competentiegedoe, absolute rust in het beleidsteam. Tijdens de crisis toont zich de noodzaak van het apparaat’’. Volgens de burgemeesters moet je het niet erg vinden om met mensen te werken, veel mensen te ontmoeten en veel verschillende situaties achter elkaar te beleven. Dus ook op zaterdag en zondag werken, als de verenigingen in de gemeente op volle toeren draaien. Een burgemeester moet lef hebben en durf tonen om op situaties af te stappen. ‘’Maar ook niet te snel dingen beloven of wat je hoort direct oppakken. Vooral mensen stimuleren om dingen op te pakken. Wethouders laten scoren, dan scoor je als burgemeester ook’’. Beïnvloedingsvermogen en bindend vermogen zijn belangrijke eigenschappen volgens de burgemeesters, zowel in vredestijd als in crisistijd. Zich houden aan je profielschets is gelijk aan het tekenen van je doodvonnis, volgens een burgemeester. De profielschets is vaak een reactie op de vorige burgemeester. Hier zit soms een overstuurreactie in van een gemeenteraad. Zelfreflectie vindt men een belangrijke 21 De structuur is gecreëerd bij de Metropolitan Police Service in 1985, direct na de serieuze rellen in NoordLondon van 6 oktober waarbij Keith Blakelock omkwam. Engeland werkt met een zogenaamde ‘’gold-silverbronze command structure. Hier wordt de ambtelijk hiërarchisch hoogst leidinggevende aangesproken op de major incidents en disasters (de operatie) en de burgemeester op de bestuurlijke aspecten van de crisisbestrijding. 40 eigenschap. Ook kan een ervaren burgemeester van elders helpen om een spiegel voor te houden. ‘’Anders heb je al snel de idee dat je het bijzonder goed doet en loop je het risico dat je de persoon (van burgemeester) belangrijker gaat vinden dan de functionaris’, aldus een burgemeester. Uit de interviews blijkt dat burgemeesters moeten oefenen om er te kunnen staan als dat nodig is. Niet omdat ze er op hun handelen afgerekend kunnen worden. ‘’Iedere dag is een oefenmoment, van iedere gebeurtenis kan je leren’’, aldus een burgemeester. Van ervaringen van anderen kan hij leren. Door succesverhalen moet hij heen kunnen prikken. Als er zich dan een crisis aandient, vertrouwt hij op zijn vaardigheden, op zijn team en op eerdere ervaringen. Volgens enkele deskundigen is er groot kwaliteitsverschil tussen de huidige burgemeesters. Een van de experts geeft aan dat je niet in tien seconden ‘’Giuliani’’ wordt. Je kunt jezelf verbeteren, maar sommigen beschikken over onvoldoende beginniveau. De moeilijkheid is om niet operationeel te sturen, maar strategisch of tactisch te beslissen. Een leven lang leren is een must. Een eigenschap die het heel goed doet is de hulpvraag stellen als de burgemeester geen ervaring heeft met de specifieke situatie waar hij voor komt te staan. Schakelen tussen leiderschapsstijlen en regie zetten is heel belangrijk. Tegenwoordig scoren kandidaat-burgemeesters vaak hoog op nazorg, aldus een van de experts. Belangrijk is dat ze niet ‘polderen’ in de crisis, maar knopen hakken. Te veel leunen tegen een stevige politiecommandant is dan ongewenst. Burgemeesters geven grosso modo aan dat ze bij crises toch specifieke vaardigheden nodig hebben en daarop getraind willen worden. Deze vaardigheden sluiten aan op hun reguliere werk, maar krijgen een zwaardere weging tijdens crises. Om deze te trainen doen zijzelf voorstellen voor trainingen. De verschillende typen trainingen worden hieronder benoemd. ‘’Als de burgemeester de media te woord staat, moet hij weten hoe het er op straat uitziet. Het moet op straat kloppen. Werk eraan, als dat niet zo is. Het begint bij het CoPI, de OVDen moeten er staan, het operationeel team moet er staan. Stelselkeuze is niet beslissend, uiteindelijk komt het aan op de samenwerking, de kwaliteit van het team, het elkaar kennen, serieus nemen en vertrouwen gunnen en geen haantjesgedrag of competentiegedoe. Absolute rust in het Beleidsteam. Ook moet hij er als burgemeester staan. Hij moet met de media kunnen spelen. Deze vaardigheid dient bij de basisvaardigheid van de burgemeester te worden gevoegd: communicatief en open’’, aldus een expert. Alle burgemeesters geven aan dat zij crisiscommunicatie belangrijk vinden en daarop ook willen trainen. Zij zijn zich bewust van hun zichtbaarheid bij crises en het afbreukrisico dat er bestaat als de crisiscommunicatie niet goed loopt. De Brabantse burgemeesters zijn tevreden over de communicatietraining, die eerder heeft plaatsgevonden met pers en camera. Ook de grensoverschrijdende oefening met België wordt als goed voorbeeld genoemd. Afhankelijk van de plaatselijke situatie hebben alle burgemeesters te maken met communicatie in hun dagelijkse werkzaamheden. Belangrijk is dat in de pre-crisisfase de contacten met de media op orde zijn, geven zij aan. De huidige trainingen verschillen per regio. In Zeeland wordt aangegeven dat er meer moet worden getraind. Vaak gaan de trainingen echter over het speelveld en niet over de speelvaardigheden. Met andere woorden: het schaakbord wordt uitgelegd, maar een stevig potje schaken ontbreekt. Er moet geïnvesteerd worden in de speelvaardigheden, aldus een burgemeester. Door meerdere burgemeesters wordt gepleit voor professionalisering van het ambtelijk apparaat. Meerdere keren per jaar oefenen is een must. ‘’Desnoods een ‘vliegende brigade, die de computers met een uur kan overnemen in het stadhuis’. Oefenen is niet alleen nodig voor de burgemeester, maar ook de locoburgemeesters moeten mee in de oefencyclus. De sleutelspelers moeten vooraf bekend zijn, een crisis begint niet pas bij de crisis, hij moet 41 oefenen met casuïstiek, leeft zich vooraf in, investeert in relaties en oefent iedere dag’’, aldus een van de burgemeesters. ‘’De meerwaarde van de traditionele jaarlijkse bestuurlijke oefening is niet groot meer’’. Een burgemeester zegt dat ‘daags voor de oefening de mapjes tevoorschijn worden gehaald, afgestoft en de koeken besteld’. Gepleit wordt voor onaangekondigde oefeningen en variatie op de thematiek. Ook wordt gepleit voor nieuwe oefeningen met sociale media. Sociale media vormen tenslotte tweerichtingsverkeer en bevatten een goede mogelijkheid om burgers te betrekken bij oefeningen. ‘’Reorganisaties zoals van de veiligheidsregio’s en de politie leiden af van de oefenverplichtingen’’. Nadrukkelijk wordt door burgemeesters aandacht gevraagd om beter te evalueren bij oefenen. Door de tijdstippen niet vooraf bekend te maken kan er beter gekeken worden naar de resultaten en de verbeterpunten. Professioneel waarnemen is daarbij een belangrijke succesfactor. Een van de burgemeesters geeft aan dat hij het heel belangrijk vindt de oefenprestatie drastisch omhoog moet. ‘’Van voor naar achter en van onder tot boven’’. Door de burgemeesters wordt aangegeven dat zij beter voorbereid willen worden op hun rol als voorzitter22 van het regionaal beleidsteam bij gemeentegrens overstijgende incidenten. Middels een rapportcijfer hebben zij hun eigen rollen van een cijfer voorzien. 70 60 5 50 6 40 7 30 8 20 9 10 0 Opperbevelhebber Boegbeeld Burgervader Figuur 18 Eigen rapportcijfer crisisvaardigheid voorzitter RBT 5.3.3 Bij de crisis De ervaring onder burgemeesters met het op de been brengen van crisisteams is heel wisselend. Er zijn burgemeesters die dit eenmaal hebben meegemaakt, er zijn burgemeesters die dit wel vijftien keer hebben meegemaakt. Het aantal ervaringen is gescoord per burgemeester en niet per jaar. Analytisch vermogen is een essentiële competentie die door de burgemeesters wordt aangeven. Een duidelijke lijn aangeven in complexe situaties, de kern benoemen of juist een kwestie verbreden en verschillen en overeenkomsten transparant maken in standpunten van partijen. Volgens een expert dient, naast crisis- en stressbestendigheid, deze vaardigheid bij iedere burgemeester aanwezig te zijn. ´Ze moeten hoofd- en bijzaken kunnen scheiden. Vooral vooruit kunnen denken. Ze moeten zich kwetsbaar durven opstellen, niet voor de voeten lopen van de operationeel verantwoordelijken. Een expert: ‘’Mijn bezwaar richt zich 22 Er wordt een roulatiesysteem aangehouden als de voorzitter afwezig is. 42 dan ook tegen het netcentrisch werken, omdat alle informatie voor iedereen beschikbaar is, terwijl het veel vaardigheden van mensen vraagt om goed te filteren wat wel en niet belangrijk is’’. ‘’Zodra er door het crisisteam geduid is wat er aan de hand is, moet worden gezocht naar de lijnen van ontwikkeling. Belangrijk daarbij is de beleidskaders vast te stellen, vanuit de perceptie van wat er aan de hand is en wat de verwachtingen zijn. Er dienen dus geen operationele besluiten te worden genomen, maar beleidskaders te worden vastgesteld. Zoals bijvoorbeeld: “1. Terug naar normaal. 2. Dader achterover trekken. 3. Eigen veiligheid eerst”. Uiteraard moeten gevraagde beslissingen uit het operationeel team worden beantwoord’’, aldus een expert. ‘’Het is ook belangrijk dat je op de hoogte bent wat anderen communiceren. Je moet mensen om je heen verzamelen, die werken als camera’s om je heen’’. Sociale media zijn niet meer weg te denken’’, aldus een burgemeester. 5 6 3 4 2 2 1 3 3 3 3 2 1 1 1 1-5x 0 Figuur 19 Ervaringen per burgemeester tijdens ambtsperiode 1x 5 - 15x 23 Uit de gesprekken komt naar voren dat een ervaren burgemeester een mentaal model (schema’s, formats, rasters) in zijn hoofd heeft waarin eerder opgedane ervaring is opgeslagen en waardoor een nieuwe situatie gerichter wordt waargenomen. 5.3.4 Collegiale ruggenspraak of buddy De burgemeesters zijn tenslotte erg te spreken over de collegiale ondersteuning die het bureau Nederlands Genootschap voor Burgemeesters geeft, als zich een ernstig incident voordoet. Door de NGB wordt bij incidenten met grote gevolgen Ondersteuning geboden door inzet van collega-burgemeesters. Deze burgemeesters hebben eerder soortgelijke ervaringen opgedaan en zijn bereid hun collega met raad te ondersteunen. Naar analogie van deze dienst, zou het wellicht aanbevelenswaardig zijn te onderzoeken of deze collegiale ‘’crisisbuddy’’ uitbreiding behoeft. In de volgende tabel is beschreven welke competenties de burgemeesters uit Midden-West Brabant en Zeeland bij crises in de respons- en nafase belangrijk vinden. Bij een ramp of crisis hebben zij de volgende competenties aangewezen. 23 NOOT: In de tabel is ‘’Brand Chemiepack Moerdijk’’ als 1 x 15 gescoord. Gedurende het incident zijn er vele crisisbijeenkomsten gehouden. Het precieze aantal is mij onbekend. 43 Crisiscompetenties in responsfase 1) 2) 3) 4) 5) Besluitvaardigheid Oordeelsvorming Daadkracht Communicatief Doelgerichtheid Crisiscompetenties in nafase 1. 2. 3. 4. 5. Inlevingsvermogen Communicatief Omgevingsbewustzijn Voortgangsbewaking Oordeelsvorming Figuur 20 crisiscompetenties Zeeland en Midden-West Brabant 44 Hoofdstuk 6 VERSCHILLEN TUSSEN THEORIE EN PRAKTIJK In dit hoofdstuk worden na bestudering van theorie en praktijk de opvallende zaken besproken die aan het licht zijn gekomen in het onderzoek over de crisiscompetenties van de burgemeester. Daarbij wordt toegewerkt naar de conclusies en de aanbevelingen. De deelvragen van het onderzoek zijn: 1. Wat zijn tijdens de sollicitatie de belangrijkste, gevraagde (reguliere) competenties die de burgemeesters moeten hebben? 2. Wat zijn de gewenste crisiscompetenties in zijn rollen na de benoeming en vóór de responsfase? 3. Wat zijn de gewenste crisiscompetenties in zijn rollen in de respons- en nafase? 4. Welke crisiscompetenties hebben en trainen de burgemeesters? 6.1 Wat zijn de basiscompetenties? Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in de handreiking 2011 benoemingsprocedure voor burgemeesters zesentwintig competenties benoemd waaraan een nieuwe burgemeester moet voldoen. [zie bijlage 2]. De basiscompetenties waaraan een nieuwe burgemeester moet voldoen zijn: 1. Identificatie, 2. Bindend vermogen, 3. Integriteit, 4. Onafhankelijkheid, 5. Stressbestendigheid, 6. Signaalgevoeligheid. In de toelichting geeft BZK aan dat iedere gemeenteraad een vijftal competenties extra kan kiezen, afhankelijk van de plaatselijke situatie. Wat opvalt is dat een deel van de crisiscompetenties die uit literatuur en survey naar voren komen niet in de basiscompetenties zijn opgenomen. Alleen de ‘signaalgevoeligheid’ is een crisiscompetentie die door BZK wordt genoemd. Deze competentie is naar aanleiding van het rapport de vallende burgemeester van 2006 toegevoegd. Opgemerkt dient wel te worden dat deze zelfreflectie vooral betrekking heeft op signalen over het eigen functioneren van de burgemeester. Het gaat hierbij om de microfactoren, dat wil zeggen al de oorzaken en omstandigheden die te maken hebben met de persoon van de burgemeester zelf. Maar andere eigenschappen, zoals de competenties die samenhangen met ‘meaningmaking’ (waaronder de competenties die nodig zijn om met crisiscommunicatie de crisis vorm te geven) zitten niet in de ‘basisset’ van BZK. 6.2 Wat zijn de crisiscompetenties? In het wetenschappelijke deel over crisisleiderschap geven Boin e.a. (Boin, 't Hart, Stern, & Sundelius, 2005). vijf belangrijke crisiscompetenties aan voor publieke leiders. Dit zijn: 1. sensemaking, 2. decisionmaking, 3. meaningmaking, 4. terminating, 5. learning. In goed Nederlands dient een nieuwe burgemeester niet alleen de noodzakelijke competenties in vredestijd te beschikken, maar ook over omgevingssensibiliteit, besluitvaardigheid en oordeelsvorming, communicatieve vermogens en gezag tijdens crises. In de profielschetsen, die gemeenteraden uitsturen om een nieuwe burgemeester te zoeken, worden deze crisiscompetenties niet of nauwelijks meegenomen. De enquête onder Nederlandse burgemeesters van november 2012 bevestigt dit beeld. Niet pas tijdens de 45 crisis moet echter worden nagedacht over de crisisvaardigheden. Dit dient reeds bij de werving plaats te vinden, door strenger te selecteren op aanwezige crisiscompetenties. Dit levert achteraf vermoedelijk minder conflictueuze situaties op. Iedere burgemeester moet dan het onverwachte (kunnen) managen, over de crisis communiceren en niet zelf met zandzakken gaan sjouwen. Om dit te reframen: De burgemeester 2.0 krijgt een ‘’zwaarder’’ eisenpakket. In de survey geven de Zeeuwse en Brabantse burgemeesters de volgende belangrijke competenties voor de responsfase. Van dit rijtje is alleen ‘omgevingsbewustzijn’ (c.q. ‘omgevingssensibiliteit’) een competentie die als basiscompetentie wordt gezien in de huidige handreiking van BZK, waar de gemeenteraden hun profielschetsen op baseren. 1. Besluitvorming, 2. Oordeelsvorming, 3. Communicatieve vaardigheden, 4. Daadkracht, 5. Omgevingsbewustzijn. De belangrijkste crisiscompetenties voor de nafase zijn volgens de Zeeuwse en Brabantse burgemeesters: 1. Inlevingsvermogen, 2. Communicatief, 3. Omgevingsbewustzijn, 4. Voortgangsbewaking, 5. Oordeelsvorming. Tussen de set van Zeeuwse en Brabantse crisiscompetenties en de Boin-crisiscompetenties, blijken er verrassend veel overeenkomsten. Met andere woorden: De burgemeesters herkennen zich in de door de literatuur geschetste crisiscompetenties. De ZeeuwsBrabantse-competenties noemen ze natuurlijk ‘’anders’’, maar in de kern komen de competenties overeen. Ter vergelijk: Een omgevingsbewuste burgemeester is waarschijnlijk ook wel goed in ‘’sensemaking’’ (Boin). Een besluitvaardige burgemeester (BZK) zal waarschijnlijk ook wel een goede ‘’decisionmaker’’ (Boin) zijn. Dit is een mooi voorbeeld dat Zeeland - Brabant op een lijn zitten met Boin. Resumerend komen de ervaringen van Zeeuwse en Brabantse burgemeesters overeen met de crisiscompetenties die ook in de literatuur worden genoemd. Er zit echter licht tussen de competenties waarop volgens BZK moet worden geselecteerd en de competenties die tijdens crises nodig zijn. Het is daarmee de vraag of de BZK-competenties ook het volledig arsenaal aan crisiscompetenties afdekt, of dat er toch nog competenties overblijven die de literatuur of de burgemeesters zelf als belangrijk ervaren. Om hierin duidelijkheid te krijgen zijn de competenties in de volgende tabel [18] met elkaar vergeleken. Crisiscompetenties Boin et al. Zeeuwse en Brabantse burgemeesters (digitale enquête) BZK bestuurscompetenties burgemeesters 2011 Sensemaking Signaalgevoeligheid Decisionmaking Oordeels- en besluitvorming, Communicatief Meaningmaking Terminating Inlevingsvermogen, communicatief, omgevingsbewustzijn - Learning - Omgevingsbewustzijn, signaal- en bestuurlijke gevoeligheid, communicatief. Stressbestendigheid, doorzettingsvermogen, daadkracht, oordeelsvorming, besluitvaardigheid Bindend en Beïnvloedingsvermogen, identificatie, inlevingsvermogen, Beïnvloedingsvermogen, doorzettingsvermogen, daadkracht, communicatief. Omgevingsbewustzijn, vernieuwingskracht, sociabel, communicatief 46 Figuur 18 relatie crisisleiderschap, Zeeuws-Brabants onderzoek en BZK-competenties Persoonlijkheid en intelligentie zijn cruciale eigenschappen Persoonlijkheid en intelligentie zijn essentiële leiderschapsaspecten die in het wetenschappelijk deel zijn vastgesteld. Deze zijn niet in de BZK handreiking terug te vinden. Door de CdK wordt dit aspect echter aangegeven als fundament voor een goede functieuitoefening van de burgemeester. In de wetenschappelijke literatuur worden de Big 5 persoonlijkheidsfactoren aangewezen als essentiële leiderschapskenmerken. Naast persoonlijkheid, (bestaande uit extraversie, zorgvuldigheid en intellectuele autonomie) heeft de burgemeester dus een brede competentierange nodig in zijn bagage. De rol van de burgemeester wisselt immers voortdurend naar plaats en tijd en de burgemeester moet mee kunnen bewegen. 6.3 Welke crisiscompetenties zijn eerder opgedaan? Voor een post als burgemeester komen de laatste jaren vooral personen in aanmerking die daarvoor wethouder zijn geweest. Hij moet dus eerst iets anders hebben gedaan. Hij kan niet zonder ervaring solliciteren of een examen doen. Volgens (Korsten, Schoenmaker, & Resoort, 2012, pp. 212-213) hebben burgemeesters zich in eerdere banen al weten te handhaven als wethouder. Wethouders hebben vaak voordat zij wethouder worden, ook al een baan gehad als leraar of elders ambtenaar. Vertrouwenscommissies van raadsleden vinden dat blijkbaar een begunstigende omstandigheid om iemand te kiezen als burgemeester. De gemiddelde leeftijd van een startende burgemeester ligt in 2012 rond de 50 jaar. 6.4 Naar een nieuwe crisisopleiding? Een belangrijk aandachtspunt in de vorming van burgemeesters zit in de periode voordat het ambt wordt uitgeoefend. Investeren in kennis over de ingewikkelde Nederlandse crisisorganisatie, weten welke bevoegdheden waar kunnen worden ingezet en stage lopen in andere gemeenten is een belangrijke vooropleiding voor het burgemeesterschap. Wie succesvol crisisleiderschap kan uitoefenen staat gesteld als burgemeester. Zij-instromers van buiten de raad verdienen dubbele aandacht, want zij hebben eigenlijk twee leertrajecten te doorlopen. Zowel in als buiten het gemeentehuis dienen zij te worden begeleid. Zij hebben meestal een andere carrière achter de rug en komen in een tweede loopbaan het ambt van burgemeester tegen of worden gevraagd om te solliciteren. De Nederlandse burgemeesters geven aan dat een introductieprogramma openbare orde en veiligheid een must is naast ‘’het initiatief. Ook stage lopen bij veiligheidsorganisaties, als o.a. de Nederlandse Politie, de Veiligheidsregio’s, Rijkswaterstaat en het Openbaar Ministerie geeft inzicht in de ingewikkelde crisisbeheersingsorganisatie in Nederland. De voorzitter Bernt Scheiders van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters beaamt dit. Naar aanleiding van de Facebookrellen in Haren geeft hij aan dat burgemeesters onvoldoende getraind en opgeleid zijn om crisissituaties het hoofd te bieden. ‘Zij beschikken niet over de juiste competenties en vaardigheden voor een crisis’ (Wiersma, Na Haren: 'Verplicht openbare-orde-training burgemeesters', 2012). In de Handreiking benoemingsprocedure wordt nergens gesproken over de relatie tussen de gemeente en de risico’s. Ook in de profielschetsen komt dit aspect niet verder aan de orde. In de Wet Veiligheidsregio’s 2010 is in artikel 10 echter een inventarisatieplicht van risico’s opgenomen. Na de benoeming en voor de beëdiging dient een periode van stage of beroepsvaardigheden training te worden ingevoegd. Deze opleiding dient met goed gevolg te worden afgesloten, volgens de burgemeesters. Bovendien zouden beginnende burgemeesters altijd een coach 47 moeten krijgen. Uit een andere regio, voor enkele verplichte reflectiemomenten, aldus meerdere burgemeesters. Een buddy, zoals bij het sportduiken. Het ‘’initiatief’’ van het NGB is eigenlijk de verkorte ‘’burgemeestersopleiding’’ in Nederland. Belangrijk is dat crisisvaardigheden, juridische - en psychosociale aspecten van het burgemeestersambt worden toegevoegd aan het curriculum. Daarmee dient een gecertificeerde opleiding te worden gevolgd, voorafgaand aan de installatie van de burgemeester. Niet alle competenties zijn te trainen. ‘Giuliani worden in 10 seconden’ is een utopie. Onderzoek naar crisisteamcompetenties volgens het model van (Adizes, 1981) is wellicht zinvol voor burgemeesters die vooral ‘verbinder’ zijn als dominante bestuursstijl. Bekend is dat verbinders het over het algemeen langer uithouden in het gemeentehuis. Door de verdergaande professionalisering van de veiligheidsregio’s en politie zijn er ook betere professionele leiders. Burgemeesters zijn immers verantwoordelijk voor de generieke processen van informatiemanagement, duiding en commandovoering en communicatie. Overigens is dit een bekend twistpunt binnen burgemeestersland. Moet je de interne en externe rol combineren of kan je de rollen beter scheiden? Een van de burgemeesters verwoordt dit zo: ‘’Mijn rolopvatting als burgemeester is dat er maar één kapitein op het schip is. Betekenisgeving en Commandovoering vind ik samen nodig. Als burgemeester kies ik niet voor splitsing”. Andere burgemeesters kiezen voor een technisch voorzitter. In het kader van deze thesis laten we dit verder rusten. BZKbasiscompetenties Zeeuwse- Brabantse crisiscompetenties Persoonlijkheid Big5 Identificatie Bindend vermogen Integriteit Onafhankelijkheid Stressbestendigheid Signaalgevoeligheid. Besluitvaardigheid Oordeelsvorming Daadkracht Communicatief Doelgerichtheid Inlevingsvermogen Omgevingsbewustzijn Voortgangsbewaking Intelligentie Extraversie Zorgvuldigheid Intellectuele autonomie Tabel 19. Nieuwe competenties burgemeesters 48 Hoofdstuk 7 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN In dit hoofdstuk worden de conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek samengebracht. Doelstelling van dit onderzoek is het verkrijgen van inzicht in de belangrijkste competenties, waarover de burgemeester in de responsfase en de nafase van een crisis moet beschikken. Aan de hand van deelvragen zijn de competenties voor, tijdens en na een ramp of crisis met elkaar vergeleken. Er is een vergelijking gemaakt tussen de theorie en de praktijk in Nederland en de verwachtingen over de rol van de burgemeester in relatie tot de verwachtingen van de operationele diensten. In figuur (tabel) 18 op blz. 46 is een synthese gemaakt van theorie en praktijk. Als wordt gekeken naar de eisen die aan burgemeesters worden gesteld, de crisiscompetenties die volgens de literatuur belangrijk zijn en de crisiscompetenties die Zeeuwse en Brabantse burgemeesters zelf benoemen, blijkt dat literatuur en burgemeesters vrijwel op één lijn zitten. Zij herkennen zich in de competenties die in de literatuur worden genoemd. Het ´licht´ zit tussen de basisvereisten die het ministerie van BZK heeft opgesteld en die als leidraad worden gebruikt voor gemeenten die een profielschets opstellen. Van de zes basisvereisten heeft alleen ´omgevingsbewustzijn en stressbestendigheid´ een nauwe relatie met de rol van burgemeesters in crisistijd. Overige competenties zijn facultatief, maar worden niet als basisvereisten gezien. Deze ´overige competenties´ bevatten veel competenties die tijdens crises cruciaal zijn. Resumerend kom ik tot de volgende slotsom: Een burgemeester dient in zijn dagelijkse werk over een breed scala aan competenties te beschikken. Wil hij staande blijven in zijn dubbelrol als voorzitter van de raad en voorzitter van het college, dient hij te beschikken over een brede set aan competenties. Als de burgemeester in zijn dagelijkse werk voldoet aan alle competenties uit tabel [19], dan zal hij gezaghebbend optreden in ‘vredestijd’ en zal hij het ook bij crises wel goed doen. Hij voldoet immers ‘’in vredestijd’’ aan de meest cruciale competenties, die overeenkomen met de competenties in ‘’oorlogstijd’’. Als een burgemeester echter wordt geselecteerd op de zes basiscompetenties, mist hij – behalve omgevingsbewustzijn en stressbestendigheid – te veel specifieke competenties die tijdens crises cruciaal zijn. Daarom zou er bij de selectie van burgemeesters uit een breder aantal competenties moeten worden geput dan alleen de basiscompetenties, om in de crisisfase en de nafase overeind te blijven. Bij crisisbeheersing is de burgemeester de centrale spil waarom heen de organisatie van de crisisbeheersing is gebouwd. Om het gat tussen wenselijke competenties en voorgeschreven competenties te overbruggen, kom ik – mede aan de hand van de interviews met experts – tot verschillende aanbevelingen. Deze aanbevelingen zijn geclusterd rond: 1. De sollicitatieprocedure en de basiscompetenties 2. De competenties na de benoeming en voor de crisis 3. De crisiscompetenties 4. De trainbaarheid van de crisiscompetenties. 7.1 De sollicitatieprocedure De burgemeester is op grond van artikel 5 Wet Veiligheidsregio’s belast met het opperbevel bij rampen en crises of bij ernstige vrees voor het ontstaan ervan in zijn gemeente. Hij is de spil in de hulpverleningsorganisatie en moet het systeem van Nederlandse crisisbeheersing en de procedures kennen. Gezaghebbend optreden bij crises vereist dossierkennis over zijn bevoegdheden. Hij kent het ‘’kijkgedrag’’ van zijn mondige burgers en neemt de nodige besluiten. Persoonlijkheid en communicatieve vaardigheden zijn belangrijke succesfactoren. Daarbij heeft de burgemeester een uitgebreid arsenaal aan competenties tot zijn 49 beschikking. Hij zorgt voor doorzettingsmacht indien stemmen staken. Impopulaire maatregelen legt hij goed uit en met gezag krijgt hij ook zaken gedaan van de bevolking. Met de komst van de Wet Veiligheidsregio’s heeft de regioburgemeester zijn intrede gedaan. De taken van opperbevelhebber bij gemeentegrens-overstijgende incidenten worden onder zijn verantwoordelijkheid uitgevoerd. De komende jaren zal blijken of dit ook nieuwe trainingsvormen zal opleveren. Het verdient aanbeveling om profielschetsen te voorzien van de noodzakelijke crisiscompetenties. Zeker bij een burgemeester die tevens voorzitter van de Veiligheidsregio is. Competenties dienen met hulp van experts te worden vastgesteld en afgestemd op de lokale / regionaal aanwezige risico’s, die kunnen leiden tot een crisis. 7.2 De basiscompetenties voor de crisis Tijdens zijn werkzaamheden in en buiten het gemeentehuis heeft de burgemeester te maken met veel wisselende situaties, die om een onpartijdig oordeel vragen. Hij is immers ‘’de burgemeester’’ en veel mensen willen weten wat hij van situaties vindt. Adaptief vermogen, onderhandelingsvaardigheden, bestuurlijke- en organisatiegevoeligheid, probleemverduidelijking , oordeelsvorming en besluitvorming zijn belangrijke vaardigheden die de burgemeester in zijn dagelijkse werk nodig heeft. Inlevingsvermogen en gezaghebbend communiceren horen bij een sterk optreden. De handreiking benoeming burgemeesters van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaat uit van 26 noodzakelijke competenties. Uit de literatuur weten we dat effectieve leiders zijn te herkennen aan drie persoonlijkheidskenmerken: ‘extraversie, zorgvuldigheid en intellectuele autonomie’’. Wie als burgemeester niet spontaan of voorbereid een rede kan houden, heeft een probleem, aldus (Korsten, Schoenmaker, & Resoort, 2012, p. 126). De ideale burgemeester bestaat niet zonder gemeente(raad). Het gaat om de juiste man op de juiste plaats, zodat er een goede match ontstaat. Daarvoor dient de burgemeester persoonlijkheid te bezitten, blijkende uit extraversie, zorgvuldigheid en intellectuele autonomie. Volgens. (Korsten & Aardema, 2006) beschikken effectieve burgemeesters over bepaalde eigenschappen en vaardigheden én het vermogen om zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. Dat betekent dat het succesvol selecteren van een burgemeester met de juiste eigenschappen en vaardigheden tot succes leidt als er sprake is van persoonlijkheid en brede vaardigheden in zijn ransel. Hiermee kan hij, gedurende zijn functioneren binnen de gemeente gezag opbouwen. Uiteraard dient rekening te worden gehouden met de verschillen tussen gemeenten, wat betreft grootte en risicoprofiel. Veiligheidsregio’s zouden verplicht moeten worden om een risicoprofielschets per gemeente te leveren. Tezamen met de profielschets kan hiermee een nieuwe burgemeester worden geworven. 7.3 De crisiscompetenties tijdens en na de crisis Het verdient aanbeveling om Persoonlijkheid – en intelligentieprofiel in de basiscompetenties op te nemen. In het wetenschappelijke deel over crisisleiderschap geeft Boin et al. vijf belangrijke crisiscompetenties aan voor publieke leiders, namelijk: sensemaking, decisionmaking, meaningmaking, terminating en learning. Opvallend is dat deze competenties ook in de BZK-competentielijst worden genoemd. Bij nadere bestudering tussen de diverse termen is er een grote mate van overeenstemming tussen de crisisleiderschapscompetenties van Boin en uit de Handreiking BZK. De ‘’Boincompetenties’’ zijn dus grotendeels reeds opgenomen in de ‘’BZK-competentiereeks’’. 50 Omdat de sociale media de laatste jaren een enorme vlucht hebben genomen dient de burgemeester hier naadloos op aan te sluiten. Het gaat daarbij om proactief handelen en reageren op geruchten en gegevens. Van de overheid wordt verwacht dat zij zich ook in dit medium begeeft, door betekenis te geven, te corrigeren en tegen te spreken als er een verkeerde voorstelling van zaken wordt gegeven. De snelheid en pluriformiteit van sociale media zijn enorm, aldus (Jong, 2009). De media start direct met communiceren na een crisis, op basis van beelden, tweets en andere uitingen. ‘’Dreiging, urgentie en onzekerheid vragen de moed om besluiten te nemen onder tijdsdruk en op basis van onvoldoende informatie. Dat betekent dat vooral de crisisleiders ondanks de druk moeten kunnen blijven presteren, signalen moeten blijven oppikken. In het heetst van de strijd blijken intuïtie en ervaring een belangrijke rol te spelen. Hij kan intuïtie voor een deel leren, door erover te lezen, te trainen, door ervaring op te doen en te leren van ervaringen van anderen. Op die manier bouwt hij een soort mentale modellen op waaruit hij kan putten wanneer dat nodig is’’, aldus (Muller, crisis, p. 426). Bovendien pleiten de burgemeesters voor nieuwe vormen van oefenen, zoals ‘serious gaming’, of oefeningen rondom het thema social media. Routine kan hierdoor worden doorbroken. Na de regionalisatie van de Nederlandse brandweer is een forse kwaliteitsimpuls op zijn plaats. Burgemeesters weten dat zij zelf verantwoordelijk zijn en moeten nadrukkelijk aandacht (blijven) vragen voor noodzakelijke ervaringsopbouw. Samenvattend verdient het aanbeveling om de crisisvaardigheden van Boin, zijnde (sensemaking) (decisionmaking) (meaningmaking), (terminating) en (learning) op te nemen in de basiscompetenties van de Nederlandse burgemeester. Vanwege de aanwezigheid van de Nederlandse equivalent van deze eigenschappen in de BZK-competentielijst wordt voorgesteld om Oordeelsvorming, Besluitvorming, Daadkracht, Doelgerichtheid, Communicatieve vermogens en gezag, Inlevingsvermogen, Omgevingsbewustzijn en Voortgangsbewaking toe te voegen aan de basiscompetenties. Deze lijst komt voort uit [tabel 19]. 7.4 De trainbaarheid van de crisiscompetenties Uit de literatuur blijkt dat eigenschappen als persoonlijkheid en intelligentie hoofdzakelijk zijn aangeboren. Het ligt voor de hand om op eigenschappen en persoonlijkheid hard te selecteren. Door middel van een assessment kan hieraan invulling worden gegeven. In de praktijk wordt hoofdzakelijk bij zij-instromers gebruik gemaakt van een assessment. Dit percentage dient de komende periode belangwekkend te stijgen. Voor vaardigheden en kennis kan gebruik gemaakt worden van trainingen. Hierbij valt dan als eerste te denken aan crisis-communicatietrainingen. Bij de aanwezigheid van stabiele eigenschappen als extraversie en verbale intelligentie zal het aanleren van mondelinge uitdrukkingsvaardigheden het leerproces vergemakkelijken. Uit de in november 2013 gehouden enquête onder Nederlandse burgemeesters blijkt dat 40 tot 50% van hen vindt dat er meer aandacht moet worden geschonken aan de crisisvaardigheden tijdens de benoemingsprocedure. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in Haren heeft ook de voorzitter van het NGB de noodzaak bevestigd. De burgemeester dient op zijn taken te zijn berekend, binnen en buiten het gemeentehuis, voor en tijdens crises in zijn gemeente. Hij is een teamspeler, maar kan ook beslissen bij onvolledige informatie. Hij schakelt soepel tussen leiderschapsstijlen. Hij heeft toegang tot een breed netwerk en is een goed ambassadeur. Hij loopt niet naast zijn schoenen, maar gunt de ambtelijke organisatie en zijn crisisteam haar succes. Hij is het boegbeeld van de gemeente en niet het hoofd. 51 De burgemeester luistert goed. Als hij zaken niet weet, stelt hij de hulpvraag. Hij accepteert ook overdracht van zijn bevoegdheden naar een ander level. Ervaring is een van de belangrijkste voorwaarden voor succesvol handelen en optreden. Dat geldt voor, tijdens en na de crisis. In de periode die ligt tussen de voordracht en de installatie in de nieuwe gemeente loopt de burgemeester enkele weken stage bij een soortgelijke gemeente van een liefst groter kaliber. De burgemeester kent zijn burgers en weet wat er leeft, hij is regelmatig buiten het gemeentehuis te vinden. Hij is gastvrij en servicegericht naar de burger in nood. De burgemeester is reflectief en communiceert gezaghebbend als spreekbuis naar de bevolking in tijden van grote verslagenheid en onrust. Hij is het boegbeeld van de overheid en wordt als zodanig ook altijd als eerste geconfronteerd met kritiek op het overheidsoptreden. Hij kan goed tegen kritiek, is niet rancuneus en legt makkelijk verantwoording af over het overheidsoptreden. Op televisie en radio is hij goed ingevoerd. Hij straalt gezag uit, communiceert open en met zijn woorden treft hij de goede snaar bij mensen. Samenvattend verdient het aanbeveling om bij de benoemingsproces meer aandacht te besteden aan de wettelijke openbare orde en veiligheidstaak. Een verplichte opleiding crisisleiderschap verdient daarbij de voorkeur. De opleiding dient te worden geaccrediteerd door een erkend opleidingsinstituut. Ook een verplichte stage bij een operationele dienst lijkt een nuttige aanvulling te zijn. De burgemeester die aan bovenstaande (26) BZK competenties voldoet, voldoet ook aan de Boin-crisiscompetenties. Hij investeert in een goede relaties met zijn crisisteamleden, kent zijn netwerk, kent zijn bevoegdheden en (on-)mogelijkheden, leert omgaan met o.a. netcentrisch werken, traint regelmatig zijn crisis communicatieve vaardigheden, zorgt voor professionele ondersteuning en achtervang en als hem toch een crisis overkomt stelt hij de goede hulpvraag. De nieuwe profielschets dient tevens te worden uitgebreid met een Risicoscan van de gemeente die inzicht geeft in de (veiligheids-)risico’s waar de gemeente mee wordt geconfronteerd. Al naar gelang de zwaarte van het sociale risicoprofiel, de demografische gegevens, industrie, werkeloosheid- en criminaliteitscijfers dient dit te worden meegewogen in de keuze van de nieuwe burgemeester. Met deze nieuwe profielschets 2.0, bestaande uit een profielschets en een risicoscan van de gemeente, zal een nieuwe burgemeester van een willekeurige Nederlandse gemeente zich vooraf bewust zijn van de risico’s in zijn gemeente. Hij is sensitief op signalen, zal zorgen dat zijn veiligheidsdienst er staat. ‘’In de profielschets voor mijn functie gaat het breeduit over de wettelijke openbare orde en veiligheidstaken en staan er ook enkele prachtige alinea’s in over die prachtige gemeente’’, aldus een toekomstige burgemeester in 2015. (VNGmagazine, november 201?, nr. 20). Samenvattend verdient het aanbeveling om de nieuwe profielschets 2.0 tevens uit te breiden met een risicoscan van de gemeente. Al naar gelang de zwaarte van het sociale -, fysieke en bestuurlijke risicoprofiel van de gemeente - regio dient dit te worden meegewogen in de aanstellingskeuze voor een nieuwe burgemeester. Deze aanbevelingen zouden tevens moeten gelden voor de zogenaamde regioburgemeester 52 LITERATUURLIJST Adizes 1981 Adizes, I.(1981). Mismanagement; signaleren en oplossen. Alphen aan den Rijn: Samsom. In: Stoker, J.I. & Kolk, N.J. Grip op leiderschap, 2003. Deventer: Kluwer. p. 32-34. Baarda e.a. 2009 Baarda,D.B., De Goede, M.P.M. & J. Teunissen (2009). Basisboek kwalitatief onderzoek. Groningen: Noordhoff. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Groningen/Houten: Noordhoff. Boin e.a. 2005 Boin, A.P., ’t Hart, P., Stern, E. & Sundelius, B. (2005). The politics of crisismanagement; public learning under pressure. Cambridge: University Press. Bos & Jong 2009 Bos, J. & Jong, W. (2009). Crisiscommunicatie. In: E. Muller, U. Rosenthal, I. Helsloot & E.R.G. van Dijkman, Crisis – studies over crisis en crisisbeheersing.(pp. 429-452). Deventer: Kluwer. Bouchard 1981 Bouchard, T.J. (1981). Familial studies of intelligence: a review. Science, 212, p. 1055-1059. In: Stoker, J.I. & Kolk, N.J. Grip op leiderschap, 2003. Deventer: Kluwer. p. 39. Braininch von Brainich 2004 Braininch von Brainich Felth, E. T.(2004). Het systeem van crisisbeheersing. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. Braininch von Brainich 2009 Braininch von Brainich Felth, E.T. (2009). Het systeem van crisisbeheersing in hoofdlijnen: bevoegdheden en verplichtingen in de responsfase. In: In: E. Muller, U. Rosenthal, I. Helsloot & E.R.G. van Dijkman, Crisis – studies over crisis en crisisbeheersing.(pp. 633-670). Deventer: Kluwer. Burgemeestersblad 2013 Burgemeestersblad nr. 67. (2013). De lichting 2012. Beroepsgroep onder de loep (deel 7).p 22-23. Door Ruud van Bennekom / NGB. Burns 1978 Burns, J.M. (1978). Leadership. New York: Harper and Row. BZK 2007 BZK. (2007). Handreiking benoemingsproces burgemeesters. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. BZK 2009 CCV Notitie ‘’Burgemeester en veiligheid’’ 2009. Wat heeft de burgemeester nodig om zijn verantwoordelijkheid op het veiligheidsterrein waar te maken? Den Haag. BZK 2010 BZK. (2010). Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing. Bij een ramp moet de burgemeester leiding geven. Jaargang 8, nummer 2, maart/april 2010. P. 42-43. BZK 2010a 53 BZK. (2010). Wet veiligheidsregio’s – Deel I; Hoe, wat en waarom?. Den Haag: Koninklijke Broese en Peereboom. BZK 2010b BZK. (2010). Wet veiligheidsregio’s – Deel II: De geconsolideerde tekst van de Wet veiligheidsregio’s en de Ambtsinstructie van de commissaris van de Koning. Den Haag: Koninklijke Broese en Peereboom. BZK 2010c BZK. (2010). Wet veiligheidsregio’s – Deel III: Besluit veiligheidsregio’s en het Besluit personeel veiligheidsregio’s (inclusief de verwijzing naar de ministeriele regeling personeel veiligheidsregio’s). Den Haag, Koninklijke Broese en Peereboom. BZK 2012 BZK. (2012). Circulaire benoeming, functioneringsgesprekken en herbenoeming burgemeester. Den Haag: BZK, B-15110. Doddema-Winsemius (2006) Doddema-Winsemius, M. & Boele de Raad (2006). De Big 5 persoonlijkheidsfactoren. Een methode voor het beschrijven van persoonlijkheidseigenschappen. Amsterdam: Uitgeverij Nieuwezijds. Duin 2011 Duin, M.J. van. (2011). Veerkrachtige crisisbeheersing: nuchter over het bijzondere. Rijswijk: Artoos. Duin 2011a Duin, M.J. van. (2011a). Sociale media en crisisbeheersing. In: Een wereld te winnen…; sociale media en de politie, een eerste verkenning. Apeldoorn: Politieacademie. Duin e.a. 2012 Menno van Duin, Pieter Tops, Vina Wijkhuijs, Otto Adang & Nicolien Kop (2012). Lessen in crisisbeheersing. Dilemma’s uit het schietdrama in Alphen aan den Rijn. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Eenhoorn 2011 Eenhoorn, B. (2011). Drie minuten …. Een persoonlijk relaas over het schietdrama in Alphen aan den Rijn. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Helsloot 2009 Helsloot, I. (2009). Brandweer en crisisbeheersing. In: E. Muller, U. Rosenthal, I. Helsloot & E.R.G. van Dijkman, Crisis – studies over crisis en crisisbeheersing.(pp. 775-814). Deventer: Kluwer. Hendriks van de Weem 2009 Hendriks van de Weem, C. (2009). Competenties voor crisismanagement. In: E. Muller, U. Rosenthal, I. Helsloot & E.R.G. van Dijkman, Crisis – studies over crisis en crisisbeheersing.(pp. 391-427). Deventer: Kluwer. IFV 2013 IFV. (2013). Bestuurlijke netwerkkaarten Crisisbeheersing – vijfde druk. Arnhem: Instituut Fysieke Veiligheid. Jong 2009 54 Jong, W. (2009). De rol van de gemeente in de crisisbeheersing. In: E. Muller, U. Rosenthal, I. Helsloot & E.R.G. van Dijkman, Crisis – studies over crisis en crisisbeheersing.(pp. 429452). Deventer: Kluwer. Karsten 2010 Karsten, N., Schaap, L. & W. Verheul (2010). Stijlen van lokaal leiderschap: over burgemeesters, rolopvattingen en –verwachtingen. Justitiële verkenningen, jaargang. 36, nr. 3, 1-13. Korsten 2010 Korsten, A.F.A. (2010). Gedwongen vertrek van burgemeesters. In: Justitiële verkenningen, nr. 3 10-31. Korsten & Aardema 2006 Korsten, A.F.A.,& Aardema, H. (2006). De vallende burgemeester. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Nederlands Genootschap van Burgemeesters. Korsten e.a. 2012 Korsten A.F.A, Schoenmaker, M. Bouwmans, H. & Resoort.A. (2012) Onder burgemeesters; Finesses van het burgemeesterschap. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Kortmann 1990 Kortmann, C. (1990). Constitutioneel recht. Deventer: Kluwer. LBC 2007 Landelijk Crisis Beraad (2007). State of the art; bestuurlijk leiderschap in crisissituaties, Den Haag. Mintzberg 1973 Mintzberg, H. (1973). The nature of managerial work. New York: Harper & Row. Muller 2009 Muller, E.R. (2009). Aanbevelingen voor crisismanagement. In: E. Muller, U. Rosenthal, I. Helsloot & E.R.G. van Dijkman, Crisis – studies over crisis en crisisbeheersing.(pp. 953-990). Deventer: Kluwer. Muller e.a. (2009) Muller, E.R., Rosenthal, U.,Helsloot, I. & Dijkman, E.R.G. van. (2009). Crisis – studies over crisis en crisisbeheersing. Deventer: Kluwer. NGB 2008 NGB (2008). Tussen trends en toekomst, verkenning naar de ontwikkeling van de burgemeestersfunctie. Den Haag: Nederlands Genootschap van Burgemeesters i.s.m. EUR en UT. NGB 2009 NGB. (2009). Als het op communiceren aankomt – crisiscommunicatie voor (loco)burgemeestersfunctie. Den Haag: Nederlands Genootschap van Burgemeesters. NGB 2013 NGB (2013). Handreiking bestuurlijke aandachtspunten bij crises. Den Haag: NGB. NGB 2013a NGB (2013a). Ingrijpende gebeurtenissen – Bestuurlijke ervaringen bij crises met lokale impact. Den Haag: NGB. 55 PZC 2013 PZC (2013) Rene Roep treedt af als burgemeester van Vlissingen. 5 september 2013. Quinn 1997 Quinn, R.F. (1997). Handboek Managementvaardigheden. Schoonhoven: Academic Service. In: Stoker, J.I. & Kolk, N.J. Grip op leiderschap, 2003. Deventer: Kluwer. p. 28-32. Rosenthal 2009 Rosenthal, U., (2009). Crisis een crisismanagement. In: E. Muller, U. Rosenthal, I. Helsloot & E.R.G. van Dijkman, Crisis – studies over crisis en crisisbeheersing.(pp. 5-29). Deventer: Kluwer. Schmidt & Hunter 1998 Schmidt & Hunter, (1998). In: Stoker, J.I. & Kolk, N.J. Grip op leiderschap, 2003. Deventer: Kluwer. p. 38. Scholtens 2010 Scholtens, A. (2010). Opperbevel in vredestijd. In: Magazine Nationale Veiligheid en crisisbeheersing. Stoker & Kolk 2003 Stoker, J. & Kolk, N. (2003). Grip op leiderschap – toegankelijke modellen en praktische inzichten. Deventer: Kluwer. Verhoeven 2010 Verhoeven, N. (2010). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag: Boom Lemma. VNG-magazine 2010 VNG magazine 2010, nr. 20, pagina 20 e.v. Burgemeester Denie (Moerdijk): Ik blijf wijzen op explosiegevaar. VNG-magazine 2013 VNG Magazine 2013, 1 februari, Minister Plasterk: Onderzoek naar ontwikkeling van burgemeestersambt. Wevers 2000 Wevers, S.J.M., (2000). De operationaliteit van de OVD. SDU uitgevers. Wiersma 2012 Wiersma, J. (2012). Na Haren: ‘’Verplicht openbare orde training burgemeesters’’. In; Elsevier 3 oktober 2012. Pag. 1. Wiggins 1973 Wiggins, J.(1973). In: Stoker, J.I. & Kolk, N.J. Grip op leiderschap, 2003. Deventer: Kluwer. p. 40. Zannoni 2009 Zannoni, M. (2009). De nafase; van onderschatting naar gerichte voorbereiding. In: E. Muller, U. Rosenthal, I. Helsloot & E.R.G. van Dijkman, Crisis – studies over crisis en crisisbeheersing.(pp. 481-503). Deventer: Kluwer. 56 Website – Binnenlands bestuur.nl. (2011, 12 22). Opgehaald van Beste bestuurder 2011: http://www.binnenlandsbestuur.nl/ambtenaar-en-carriere/nieuws/bas-eenhoorn-bestebestuurder-van-2011.3243019.lynkx Website – Binnenlands bestuur.nl. (2012, 8 08). Opgehaald van Burgemeester moet weten waar zedendelinquent woont: http://www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-enorganisatie/nieuws/burgemeester-moet-weten-waar-zedendelinquent-woont.8341947.lynkx Website – Binnenlands bestuur.nl. (2013, 12 23). Opgehaald van Burgemeesters vaker doelwit van agressie?: http://www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-enorganisatie/nieuws/ambtenaren-en-politici -steeds-vaker-slachtoffer.8504737.lynkx Website – Burgemeesters.nl. (2013, 12 3) Opgehaald op burgemeestersopleiding?: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/burgemeesters/opleiding-en-loopbaanburgemeesters Website – Burgemeesters.nl (2014, 1 25). Opgehaald van http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/brochures/2011/05/10/handreiking-benoemingsprocesburgemeesters/07br2008g002-2008221-151436.pdf Website – De Nederlandsegrondwet.nl. (2014 01 25) Opgehaald van Staat de kroonbenoeming van de burgemeester in de Nederlandse grondwet?: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/burgemeesters/benoeming-vacaturesen-ontslag Website – Mijn wetten.nl. (2014, 01 25) Opgehaald van www.mijnwetten.nl/gemeentewet/artikel 34 Website Provincie Noord-Holland.nl (2014, 1 28). Opgehaald van Sociale media en crisiscommunicatie. Een verkenning naar gevolgen en vraagstukken voor crisisorganisaties. http://www.noord-holland.nl/web/file?uuid=771bc902c-4aeb-8ea08da05b515098&owner=6e6ec925-4e03-49a2-9bba-b827a640579b Website Regionaal crisisplan.nl (LBC 2007). Opgehaald van: http://www.regionaalcrisisplan.nl/bestanden/file94126417.pdf State-of-the-art; bestuurlijk leiderschap in crisissituaties 2007. Website – Rijksoverheid.nl. (2013, 11 27). Opgehaald van Wat is artikel 125 Grondwet?: Grondwet en Statuut: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/grondwet-enstatuut?utm_campaign=seat-overheid_bestuur_koninkrijk-agrondwet_statuut&utm_term=%2Bgrondwet&gclid=CMmDRMHkoLwCFafAod3DsA2A Website – Risicokaart.nl. (2014, 1 28). Opgehaald van www.risicokaart.nl 57 Bijlage 1 Lijst van te interviewen personen Burgemeesters J.J.C. Adriaansen, burgemeester gemeente Woensdrecht. H.M. Bergmann, burgemeester gemeente Middelburg. E.J. Gelok, burgemeester gemeente Borsele. J.P.M. Klijs, burgemeester gemeente Moerdijk. J.A.H. Lonink, burgemeester gemeente Terneuzen, voorzitter Veiligheidsregio Zeeland. P.G.A. Noordanus, burgemeester gemeente Tilburg, voorzitter Veiligheidsregio Midden-West Brabant J.M. Schouwenaar, burgemeester gemeente Middelburg, voorzitter Veiligheidsregio Zeeland tot 1 mei 2012 Deskundigen W.B.H.J. van de Donk, Commissaris van de Koning Noord-Brabant. J. van Hoorn, Eenheidsleiding Nationale Politie Nederland. M. van Leeuwen, Openbaar Ministerie. O. de Lint, Managing partner Ebbinge & Company Amsterdam. R. de Meij, Directeur Publieke Gezondheid Veiligheidsregio Zeeland- directeur Geneeskundige en Gezondheidsdienst Zeeland. P.J. Mersie, Chef kabinet Commissaris van de Koning Zeeland. R. de Meyer, Beleidsmedewerker OOV Zeeland. 58 Bijlage 2 Samenvatting competentiesysteem BZK 2011 Bestuurscompetenties Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een handreiking benoemingsproces burgemeester vastgesteld. (BZK, Circulaire benoeming, functioneringsgesprekken en herbenoeming burgemeester, 2012). De set bestaat uit: - (zes) basiscondities - (vier) bestuursstijlen - (twintig) bestuursvaardigheden. Algemeen De basiscondities beschrijven kenmerken waarover iedere burgemeester moet beschikken. De bestuursstijlen beschrijven de stijl waarmee iemand bestuurt, en de bestuursvaardigheden beschrijven concrete vaardigheden die in een specifieke situatie kunnen worden ingezet. Voor een profiel worden niet alle bestuursvaardigheden gebruikt. Bij het opstellen van een profiel kiest de vertrouwenscommissie voor de competenties die van belang worden geacht voor de gegeven situatie en (bestuurlijke) context waarin een burgemeester opereert. De set is een brede verzameling waaruit die competenties gekozen worden die noodzakelijk zijn in een specifieke gemeente of (bestuurlijke) context. Hierbij geldt het volgende: - Alle basiscondities zijn van toepassing voor iedere burgemeestersfunctie; - Uit de (vier) bestuurstijlen, wordt er één gekozen; - Uit de (twintig) bestuursvaardigheden worden er vijf gekozen. Basiscondities. 1. Identificatie 2. Bindend vermogen 3. Integriteit 4. Onafhankelijkheid 5. Stressbestendigheid 6. Signaalgevoeligheid Flexibiliteit Verbinder Netwerker Extern Intern Procesregisseur Aanjager Beheersing Figuur 20 Bestuurstijlen in concurrende waardenmodel Quinn. 59 Bestuursstijlen 1. Verbinder; de verbinder hecht belang aan en stuurt door het stimuleren van samenwerking en gezamenlijkheid en creëert daarbinnen ruimte voor ambities van mensen. 2. Netwerker; de netwerker hecht belang aan en stuurt door het creëren van nieuwe mogelijkheden en kansen, fungeert waar nodig zelf als boegbeeld of biedt anderen de kans dat te zijn. 3. Procesregisseur; de procesregisseur hecht belang aan en stuurt door middel van procedures en processen, heeft de regie, zorgt voor planning en structuur en ziet erop toe dat iedereen zich houdt aan de regels van het spel. 4. Aanjager; de aanjager hecht belang aan en stuurt door het organiseren van visie en richting, het aangeven van duidelijke kaders en het aanspreken van mensen op realisatie van afspraken. Op de horizontale as zien we de eerste dimensie, die bijeen gehouden wordt door het begrippenpaar extern-intern. Iedere dimensie drukt twee tegengestelde gerichtheden uit van de bestuurder. Een interne of een externe focus, respectievelijk een verbinder of een netwerker. De verticale as wordt de tweede dimensie afgebeeld. Deze wordt bijeen gehouden door het begrippenpaar beheersing - flexibiliteit. Een op beheersing gerichte bestuurder is dan een procesaanjager en een op flexibiliteit gerichte bestuurder is dan een aanjager (NGB, bestuurscompetenties burgemeesters, 2006, p. 13). 1. Verbinder Kenmerkende persoonlijke kwaliteiten zijn: Bruggenbouwer Toegankelijk Begrijpend Behulpzaam Betrokken 2. Netwerker Kenmerkende persoonlijke kwaliteiten zijn: Ambitieus Creatief Sociabel Open Zelfvertrouwen 3. Procesregisseur Kenmerkende persoonlijke kwaliteiten zijn: Nauwgezet Analytisch Ordelijk Betrouwbaar Verantwoordelijk 4. Aanjager Kenmerkende persoonlijke kwaliteiten zijn: Duidelijkheid Overzicht Wilskracht Taakgericht Voortvarend 20 Bestuursvaardigheden De bestuursvaardigheden beschrijven ´het vermogen van iemand om effectief en vaardig gedrag in te zetten in de daarvoor bestemde situatie´´. Bestuursvaardigheden vormen een combinatie van vaardigheid en gedrag. Het gedragsaspect maakt dat ze herkenbaar en 60 beoordeelbaar zijn en )meer of minder’ ontwikkelbaar. De bedoeling is dat er vijf gekozen worden. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. Inlevingsvermogen Sociabel Communicatief Coaching Probleemverduidelijking Doorzettingsvermogen Daadkracht Besluitvaardigheid Onderhandelingsvaardigheid Bestuurlijke gevoeligheid Omgevingsbewustzijn Beïnvloedingsvermogen Achtergrondoriëntatie Vernieuwingskracht Adaptief vermogen Oordeelsvorming Vasthoudendheid Voortgangsbewaking Doelgerichtheid Organisatiegevoeligheid 61 Bijlage 3 Periodiek systeem van eigenschappen 62 Bijlage 4 Profielschetsen Woensdrecht (21.600 inwoners) laat zien dat het karakter van deze stad omschreven kan worden als ´´de groene gemeente op de Brabantse wal´´. Woensdrecht ligt ook op de as Antwerpen-Rotterdam en ligt direct aan het Antwerpse havengebied. De profielschets gaat in op de kansen en de bedreigingen, vooral voor het leefmilieu door de nabijgelegen petrochemische industrie en kerncentrales. De gemeente wil graag kennismaken met kandidaten van het kaliber ‘’schaap met vijf poten’. Ze gebruik hiervoor de eerder genoemde handreiking benoemingsproces burgemeester van BZK uit 2007. Naast de basiscondities vraagt ze een aanjager als bestuursstijl. Als bestuursvaardigheden vraagt ze om daadkracht, inlevingsvermogen, omgevingsbewustzijn, besluitvaardigheid en communicatief. Een assessment kan deel uitmaken van de procedure. (raadsbesluit 21 feb. 2013. Woensdrecht.nl). Middelburg (48.000 inwoners) laat weten te zoeken naar een dienend leider, die anderen laat excelleren in hun rol en functie, door faciliterend, coachend en bemiddelend op te treden. Als de voortgang of de onderlinge verhoudingen onder druk komen te staan vraagt ze echter om een kandidaat die tijdig en tactvol kan ingrijpen. Een kandidaat met representatieve uitstraling en communicatieve vaardigheden. Om de competenties te omschrijven maakt ze gebruik van de handreiking benoemingsproces burgemeester van BZK uit 2007. Daadkrachtig en besluitvaardig voor handhaving voor wettelijke portefeuille. Ze zoekt een verbinder en netwerker. Als belangrijkste bestuursvaardigheden vraagt ze om sociabel, onderhandelingsvaardigheid en daadkracht. Een assessment kan onderdeel uitmaken van de procedure. (raadsbesluit 8 maart 2012, Middelburg.nl). Sluis (24.000 inwoners) laat weten op zoek te zijn naar een verbinder en netwerker. In crisissituaties wordt een leidende rol verwacht, met gezag en vertrouwen. Stressbestendigheid, groot inlevingsvermogen, rust en overzicht zijn essentiële eigenschappen. Ze gebruikt de 6 basiscompetenties vereisten uit de Handreiking. Als extra competenties vraagt ze om daadkracht, besluitvaardigheid, inlevingsvermogen, toegankelijkheid en vernieuwingskracht. Een assessment behoort tot de mogelijkheden. (raadsbesluit 20 december 2012, Sluis.nl). 63 Bijlage 5 Relatie koude en warme taakuitvoering Bestuursvaardigheden vlg. BZK A1. Identificatie A2. Bindend vermogen A3. Integriteit A4. Onafhankelijkheid A5. Stressbestendigheid A6. Signaalgevoeligheid S1. Verbinder S2. Netwerker S3. Procesregisseur S4. Aanjager C1. Inlevingsvermogen C2. Sociabel C3. Communicatief C4. Coaching C5. Probleemverduidelijking C6. Doorzettingsvermogen C7. Daadkracht C8. Besluitvaardigheid C9. Onderhandelingsvaardigheid C10. Bestuurlijke gevoeligheid C11.Omgevingsbewustheid C12.Beinvloedingsvermogen C13.Achtergrondorientatie C14.Vernieuwingskracht C15.Adaptief vermogen C16.Oordeelsvorming C17.Vasthoudendheid C18.Voortgangsbewaking C19.Doelgerichtheid C20.Organisatiegevoeligheid vergelijking B3 B3, B4 B4 B1, B4 B2, B4 B1, B4, B5 B3, B5 B2, B3 B5, B2 B2, B5 B3 B4 B1, B2, B3, B5, B1 B4, B2 B2 B2 B2 B4 B1 B1 B2, B3 B3 B5 B1, B4 B2 B2, B4 B2 B4 B3 Crisisleiderschap vlgs. Boin B1.Sensemaking B2. Decisionmaking B3. Meaningmaking B4. Terminating B5. Learning 64 Bijlage 6 Relatie Crisisleiderschap en BZK bestuurscompetenties Nederlandse Veiligheidsketen 1993 Crisisleiderschap vlgs. Boin et al Burgemeesters Zeeland Midden-West Brabant Bestuurscompetenties burgemeester (BZK 2011) Big 5 persoonlijkheid Preventie 1.Sensemaking Signaalgevoeligheid Communicatie A6.Signaalgevoeligheid C3.Communicatief C11.Omgevingsbewust C10.Bestuurlijke gevoeligheid C13.Adaptief vermogen S 3.Procesregisseur C3.Communicatief Intelligentie Extravert Zorgvuldigheid Intellectueel autonoom Respons 2.Decisionmaking 1.Besluitvaardigheid 2.Oordeelsvorming 3.Daadkracht 4.Communicatief 5.Doelgerichtheid Nafase 3.Meaningmaking 1.Inlevingsvermogen 2.Communicatief 3.Omgevingsbewustzijn 4.Voortgangsbewaking (idem) 4.Terminating (nafase) 5.Learning S4.Aanjager A3.Integriteit A5.Stressbestendigheid C3.Communicatief C6.Doorzettingsvermogen C7.Daadkracht C8.Besluitvaardigheid C12.Beïnvloedingsvermogen C16.Oordeelsvorming S1.Verbinder S2.Netwerker A1.Identificatie A2.Bindend vermogen C1.Inlevingsvermogen C3.Communicatief C12.Beïnvloedingsvermogen S3.Procesregisseur A2.Bindend vermogen A3.Integriteit A4.Onafhankelijkheid C3.Communicatief C6.Doorzettingsvermogen C7.Daadkracht C10.Bestuurlijke gevoeligheid C15.Adaptief vermogen C19.Doelgerichtheid S4.Aanjager C3. Communicatief A6.Signaalgevoeligheid C11 Omgevingsbewustzijn C2.Sociabel C14. Vernieuwingskracht Preparatie 65 Bijlage 7 Lijst van afkortingen BZK – Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties CdK - Commissaris van de Koning IFV - Instituut Fysieke Veiligheid MCPM - Master of Crisis en Public order Management NDM - Naturalistic Decision Making NGB - Nederlands Genootschap van Burgemeesters NPA - Nederlandse Politieacademie PZC - Provinciale Zeeuwse Courant ROT - Regionaal Operationeel Team RBT - Regionaal Beleidsteam VNG - Vereniging van Nederlandse Gemeenten VRZ - Veiligheidsregio Zeeland Wvr - Wet Veiligheidsregio’s 66 67
© Copyright 2025 ExpyDoc