Knelpunten in het systeem voor passende zorg

Knelpunten in het stimuleren van zelfmanagement
en het bieden van passende zorg
In gezamenlijkheid met de deelnemers van het Bestuurlijk Akkoord is gekeken naar de
kenmerken van passende zorg, geformuleerd in de Bouwstenen Passende zorg. Maar
tegen welke knelpunten loopt men nu aan bij het willen invoeren en toepassen van deze
kenmerken van passende zorg? De huidige systemen, maar ook de komende
veranderingen in deze systemen, bieden niet altijd de nodige ruimte voor verbetering.
Een groot risico is dat de elementen worden beschouwd als mooie maar onbereikbare
idealen. Duidelijk is dat daarom zowel de overheid als de zorgverzekeraars een rol dienen
te spelen bij het mogelijk maken van de uitvoering en toegankelijkheid van passende zorg
en het stimuleren van de zelfmanagement van cliënten in de ggz.
In overleg met verschillende branche- en beroepsverenigingen in de ggz is een aantal
oplossingen geopperd. Deze worden schuingedrukt genoemd bij de knelpunten.

De zorg en ondersteuning gaat veel minder geboden worden door de ggz, en meer door
welzijnsorganisaties, door inzet van vrijwilligers, bestaande gemeentelijke collectieve voorzieningen
(schuldhulpverlening, sociale werkvoorzieningen, buurtwerk, etc.) en eigen vangnet (familie, sociale
omgeving). Dit geldt voor mensen met lichte psychische klachten tot zware complexe problematiek.
Dat vraagt o.a. om verbeteren van samenwerking en communicatie tussen hulpverleners met
verschillende achtergrond, mogelijkheid tot onderlinge consultatie, samenwerking en communicatie
van hulpverlening met cliënt en zijn omgeving, de inzet van e-health en zelfzorgmiddelen, de
noodzaak tot specialisatie (bij de huisarts/POH-GGZ een meer coachende houding voor begeleiding
van mensen met lichte psychische klachten, maar ook in de instelling voor begeleiding bij de meest
complexe psychiatrische problematiek), meer zorg, begeleiding en samenwerking op wijkniveau, een
betere aansluiting van zorg met andere zorg, welzijn, Wmo en andere terreinen (UWV, reintegratiebureau, sociale werkplaats, buurthuis, woningcorporatie, maar ook reguliere initiatieven:
sportschool, muziekschool, etc.).

Aandacht voor meerdere levensgebieden is onvoldoende opgenomen bij de inrichting van het
financieringsstelsel, bij de opbouw van de financiële vergoeding voor de zorgverlener. De financiering
is versnipperd tussen de ZVW en Wmo. Daarnaast krijgen cliënten hulp uit de verschillende systemen:
Wmo, basis-generalistische ggz en gespecialiseerde ggz. Die huidige systemen zorgen voor schotten
tussen zorg en welzijn, waardoor het moeilijker is voor behandelaars om hulp te bieden op integraal
niveau, op basis van alle facetten van iemands leven.
Het is belangrijk dat cliënten geen hinder ondervinden van het feit dat zijn zorg uit verschillende
systemen gefinancierd wordt. Mogelijkheden zouden verkend moet worden om meer welzijnsaspecten
in het zorgtraject op te nemen (denk aan FACT).
Inzetten op aansluiting, een goede samenwerking en communicatie zou ook een stap in de goede
richting zijn: een goede coördinatie en afstemming tussen de domeinen, bijvoorbeeld vanuit een
sociaal wijkteam.
De mogelijkheid om gecombineerde financiering aan te vragen, en/of een gezamenlijke inkoop door
gemeenten en zorgverzekeraars.

De samenwerking tussen verschillende hulpverlenersinstanties is vaak nog gebrekkig en traag.
Een mogelijke oplossing is het ontwikkelen van richtlijnen voor behandeling/begeleiding binnen het
lokale netwerk (zorgpaden, integraal zorgplan).
1
Bekijk in een pilot waar het in de samenwerking nu mis gaat. Waar mist men de aansluiting, en hoe is
die wél te bewerkstelligen? Een van de zaken die echter moeilijk is, is in het geval van crisis: dan zijn
er zo veel partijen in te schakelen, hoe werkt dat het best? Dat verdient aparte aandacht.

Huisartsen zijn specialistisch opgeleid om de aard en ernst van de klachten in te schatten waarmee de
patiënt op het spreekuur komt. Huisartsen willen wel de meer coachende rol oppakken, zoals ook is
opgenomen in de Toekomstvisie Huisartsenzorg 2022 (LHV). Ze kunnen dit ook mits ze de juiste
vaardigheden hiervoor aangereikt krijgen. Het meer coachende aspect in de zorg en begeleiding voor
mensen met psychische problemen (naast mensen staan, samen kijken wat er aan de hand is, en wat
de klachten en mogelijkheden van een persoon zijn) blijft soms nog onderbelicht in opleidingen.
Aandacht voor het coachende aspect van zorg en begeleiding van mensen met psychische problemen
in de opleidingen van de huisarts en van de POH-GGZ.

Het is niet helder welke hulpmiddelen er zijn en goed worden bevonden, vooral door de cliënten zelf,
die de eigen regie en het zelfmanagement bevorderen, zoals e-health middelen en zelf-screeninstrumenten. Ook zorgt internet nog wel eens voor onnodige onrust bij cliënten.
Ontwikkelen van een overzicht van of keurmerk voor hulpmiddelen die de eigen regie en het
zelfmanagement bevorderen, zoals bijvoorbeeld e-health middelen en zelf-screen-instrumenten, maar
ook informatieve websites en blended aanbod (face-to-face contact gecombineerd met e-health)
verdient aandacht.

Er is weinig oog voor follow-up. Nazorg kan alleen als de huisarts hiervoor verwijst, en dat is vanaf
2014 niet meer zo vrijblijvend wanneer een dossier of een dbc eenmaal is gesloten. Dan dient men
eerst weer naar de huisarts te gaan.
Mogelijkheden verkennen voor de inbedding van nazorg in het zorgtraject. Een lage drempel naar
zorg is nodig: beschikbaarheid, toegankelijkheid, en voortbouwend op het contact dat er is. Follow-up
dient continue te zijn, met controles en metingen. Ook wanneer het goed gaat met een cliënt, kans op
terugval bestaat.
Idealiter is er op afgesproken tijden contact tussen hulpverlener en cliënt, en indien nodig is er altijd de
mogelijkheid voor de cliënt om contact op te nemen. Daarnaast zou er de beschikbaarheid van
zogenaamde ‘booster’sessies van therapeuten moeten zijn, ook bij herstel of stabilisatie.

Er wordt een groter beroep gedaan op informele zorgers, familie, vrienden, maar ook vrijwilligers. Dat
terwijl veel cliënten in de EPA groep een klein sociaal netwerk hebben. De familie is vaak afgehaakt,
ook vaak niet betrokken. Zorg en ondersteuning zal in de toekomst meer gericht moeten zijn op het
versterken van dat netwerk. Dat kan ook zijn: lotgenoten, en andere mensen met cliëntervaring of
ervaringsdeskundigheid en de inzet van vrijwilligers.
Een mogelijke oplossing is het ontwikkelen van richtlijnen voor behandeling/begeleiding binnen het
lokale netwerk (zorgpaden, integraal zorgplan), en versterken van het netwerk hierin opnemen.
Voor de professionals en informele zorgers informatievoorziening over de organisatie van het systeem
en de positie van betrokkenen daarin. Dit is een eerste aanzet in samen optrekken, en informele
zorgers meer betrekken.

De langdurende zorg is ingericht vanuit de houding: beheersen, regels stellen. Bezuinigingen maken
dat er op locaties geen teamleider meer is. Er zijn flexwerkers, losse teamleden, ook dit maakt dat er
geen eenduidige herstelvisie is die wordt uitgedragen. Er zijn te weinig activiteiten, personeel,
alternatieven in de langdurende zorg, om een omslag te maken naar de inzet op herstel, zelfregie,
gebruik makend van coaching, met liefdevolle aandacht, hoop, presentie en verwenzorg.
Maak van langdurende zorg specialistische zorg, bied in de opleidingen aandacht aan de herstelvisie.
Kijk naar de VG sector en zie hoe deze als voorbeeld kan dienen voor de GGZ sector. Leer van de
2
hulp in de verslavingszorg; binnen de langdurende zorg wil men werken aan de ontwikkeling naar een
zorg die herstel en eigen regie als het leidend principe neemt. Er is echter nog veel werk te doen.
Bied inzicht in woonalternatieven, goede woon-/zorgvormen voor deze cliëntgroep.
Een visie op randvoorwaarden bij langdurige zorg uitwerken: hoe organiseer je dit?

Herstelondersteunende zorg is nog niet voldoende ingebed. De coachende en motiverende rol van de
hulpverlener wordt gezien als de nieuwe manier van werken. Terwijl het al sinds 2009 wordt geroepen:
zet in op herstel en herstelondersteunende zorg.
Nu is het tijd om door te pakken. Er is inmiddels al een aantal beroepscompetentieprofielen (BCP)
aangepast. Deze vormen de basis voor de opleidingen. De BCP’s voor de agoog en vaktherapeut zijn
aangepast; de overige opleidingen moeten daarin volgen, zoals de psychiatrie en verpleegkunde;
meer herstelvisie, herstelondersteunende zorg, empowerment en ervaringsdeskundigheid.
3