Succesvol Tijdelijk Anders Bestemmen voor hernieuwbare energie Handreiking aan Gelderse gemeenten Managementsamenvatting Waarom deze handreiking? Bijna iedere gemeente heeft ermee te maken: stukken grond waar voorziene ontwikkelingen uitblijven en het wellicht mogelijk is deze - al dan niet tijdelijk - in te zetten voor de productie van hernieuwbare energie. Veel van deze gemeenten geven aan behoefte te hebben aan een scherper beeld van de duurzame opties enerzijds en de financiële, juridische en organisatorische implicaties hiervan anderzijds. Om die reden is deze handreiking opgesteld. Wat wijst de praktijk uit? Aangetoond is dat onder voorwaarden renderende hernieuwbare-energie-projecten te realiseren zijn op braakliggende gronden (ook wel TAB-gronden genoemd: Tijdelijk Anders Bestemmen). Van belang hierbij is het inzicht dat de duurzame opties in het huidige politieke, fiscale en economische klimaat geen hoog financieel rendement opleveren; niet voor de risicodragende ontwikkelaar en veelal ook niet voor de (publieke) grondeigenaar (zeker niet in het geval van zon en biomassa). Voor de gemeente dienen duurzameenergie-projecten op braakliggende terreinen dan ook vooral maatschappelijke doelen: CO₂uitstootreductie, lokale werkgelegenheid en participatie door omwonenden zijn voorbeelden van uitkomsten met een andere waarde dan een puur financiële. 2 Wind, zon of biomassateelt? Deze drie concepten zijn zeer verschillend en er zijn veel locatiespecifieke factoren die van invloed zijn op de exacte haalbaarheid en wenselijkheid. In het algemeen geldt echter: • wind levert qua duurzame energie en financiën het meeste op; • zon is ruimtelijk eenvoudiger in te passen en biedt uitstekende participatiemogelijkheden; • biomassateelt is flexibel in te zetten, maar levert lang niet altijd een aantoonbare bijdrage aan lokale DE-doelstellingen. Tijdelijkheid is een relatief begrip: voor rendabele exploitatie kan voor bioteelt soms minder dan vijf jaar volstaan; voor wind en zon is respectievelijk 15 en 25 nodig. Voor wind en zon betekent dit dat doorgaans altijd een wijziging van het bestemmingsplan nodig is. Via privaatrechtelijke overeenkomsten en wijzigingsbevoegdheden kan de “tijdelijke” aard van initiatieven alsnog worden geborgd. Hoe kunnen gemeenten projecten faciliteren? Om daadwerkelijk projecten te komen, is het voor gemeenten zaak op ambtelijk en bestuurlijk niveau realistische randvoorwaarden te stellen. Van belang daarbij is het inzicht dat ontwikkelaars te maken hebben met aanzienlijke aanloopkosten, onzekere ontwikkeltrajecten en dunne exploitatiemarges. Actieve ondersteuning bieden gedurende het ontwikkeltraject is dan ook een gewenste rol van de gemeente, bijvoorbeeld bij ruimtelijke procedures en vergunningprocedures. Voor de gemeente vraagt het bovengenoemde spanningsveld een proactieve aanpak: de rol van de ‘andere overheid’ is hier van toepassing. De klassieke gedachte dat de gemeente kaders vaststelt en dat ‘de markt het daarna wel oppikt’, gaat in het geval van hernieuwbare energie meestal niet op. Ad-hockeuzes of strategisch beleid? Gemeenten kunnen (eenvoudigweg) per braakliggende locatie de afweging maken of zon, wind of bioteelt haalbare en wenselijke opties zijn. Wenselijker is het om op strategischer niveau structureel ruimte vrij te maken voor duurzame energie en vast te stellen waar wind, zon, en biomassateelt een plek kunnen krijgen. In een “duurzaamheidsstructuurvisie” kunnen inzichten uit de werelden van de ruimtelijke ordening en hernieuwbare energie in dat kader op een eigentijdse wijze samenkomen. Executive Summary Why this practical guide? Many Dutch municipalities face undeveloped land areas, where the realization of housing or business projects are delayed. These municipalities recognize a window of opportunity for temporary renewable energy production on available sites. However, there is a need among local governments for profound insights into the characteristics of the different energy options and their financial, legal and organizational implications. This guide provides such knowledge and could thus be used by municipalities and other stakeholders in their decision making processes. What does practice show? Given the actual Dutch political, fiscal and economic climate, the profitability of wind, solar and biomass projects often turns out to be low. The project developer as well as the (governmental) landowner should not expect great financial benefits. Nonetheless, under certain conditions viable renewable energy projects can find their way to the practice. All in all, wind, solar and biomass initiatives predominantly result in a social return on investment – rather than a mere financial return, in terms of carbon emission reduction, stimulation of local employment and chances for participation by the local community. 3 Wind energy, solar energy or biomass production? Wind, solar and biomass are poles apart in many perspectives. Moreover, numerous location specific factors influence the feasibility and desirability of concrete initiatives. In general however, the following specifics apply: • Wind projects yield the largest amount of green energy and could result in the most significant financial benefits; • Solar projects offer excellent participation opportunities while their presence in the landscape is often considered less problematic; • Biomass cultivation results in the largest flexibility, but its contribution to local energy transition goals is often difficult to define. Common business plans presume time horizons of 15 years (wind), 25 years (solar) and 5-10 years (biomass). As the time frame of Dutch land use plans is ten years, this implies that for solar and wind projects a change of the actual land use plan is required. Via contracts under private law governments could still assure the temporal aspect of such renewable energy initiatives. What can municipalities do to facilitate concrete projects? Establishing realistic boundary conditions for project developers is crucial for any renewable energy initiative on available sites. In that context, the insight that developers have to deal with large initial costs, uncertainties during the development processes and thin margins, is relevant. Offering active support in a joint development process, for example in relation to spatial planning and permit procedures, can make a big difference. Renewable energy does not call for a traditional government that implements policy in a ‘top down’ manner while expecting private developers to make use of it. Ad hoc assessments or strategic policies? Municipalities could (simply) assess individual undeveloped lands for their suitability concerning wind, solar or biomass initiatives. A more desirable way is to structurally plan space for the application of renewable energy techniques; to know in advance where wind, solar and biomass initiatives are welcome and where they are not. In spite of everything, renewable energy deserves more than locations that are (only) temporarily available. 4 Voorwoord 5 De provincie Gelderland, regio’s en gemeenten streven naar een betrouwbare, betaalbare en duurzame energievoorziening, opgewekt uit zon, wind, biomassa, aardwarmte en waterkracht. Fossiele energie komt uit de diepte. Duurzame energie moet uit de oppervlakte komen. Voor de transitie naar een duurzame energievoorziening is daarom veel ruimte nodig. De uitdaging is duurzame energie een plek te geven met behoud of zelfs toevoeging van ruimtelijke kwaliteit. In een gezamenlijk proces met gemeenten en provincie is bestaande kennis gebundeld, is procesbegeleiding geboden aan vier Gelderse gemeenten en zijn generieke lessen getrokken, onder meer uit indicatieve business cases. De resultaten vindt u in de voorliggende handreiking. Ik hoop dat deze handreiking u inzicht geeft in de mogelijkheden en helpt bij uw besluitvorming over de inzet van overheidsgronden voor duurzame energie. Op naar een energieneutraal Gelderland! De overheid heeft veel grond in haar bezit. Zeker nu veel uitbreidingsplannen voor woningbouw en bedrijventerreinen stagneren, dringt zich de vraag op of en hoe deze gronden tijdelijk of langer kunnen worden ingezet voor de opwekking van duurzame energie. Onder welke voorwaarden is het mogelijk tot een rendabele businesscase te komen voor energieproductie op overheidsgronden? Hoeveel tijd en ruimte is hiervoor nodig? Annemieke Traag Gedeputeerde provincie Gelderland Inhoudsopgave 6 Managementsamenvatting 2 Executive summary 3 Voorwoord 5 Definities 7 Inleiding 8 Tijdelijk Anders Bestemmen? 9 Deel 1: wat is mogelijk? 11 Deel 2: wat wil je? 33 Deel 3: wat doe je? 38 Conclusies 40 Veelgestelde vragen 43 Bijlage 1: de Postcoderoosregeling uit het SER-Energieakkoord 46 Bijlage 2: kosten voor de bouw en het instandhouden van een elektriciteitsaansluiting 47 Definities 7 Biomassateelt De doelbewuste teelt van vlas, miscanthus, vezelhennep, wilgen en/of koolzaad, teneinde de gewassen direct op hoogwaardige wijze in de procesindustrie in te zetten, zonder dat conversie in gas, warmte of stroom hoeft plaats te vinden via verbranding, vergisting, vergassing of anderszins. Grondgebonden zonne-energie-installatie Zonnepanelen met alle toebehoren die in veldopstelling stroom produceren en deze via een nieuw te bouwen aansluiting rechtstreeks invoeden op het publieke elektriciteitsnet. Ook wel ‘zonneweide’, ‘zonneveld’ of ‘zonnepark’ genoemd. Omvormer Omvormers transformeren de opgewekte gelijkspanning uit PV-panelen in wisselspanning en maken de elektriciteit zodoende geschikt voor invoeding op het net of directe consumptie. Postcoderoos Het areaal dat bestaat uit het viercijferig postcodegebied waarin zich het productiemiddel van hernieuwbare energie bevindt én de direct aangrenzende viercijferige postcodegebieden. (Zon-)PV-paneel Een zonnepaneel of PV-paneel (naar het Engelse ‘Photovoltaics’) bestaat uit meerdere geschakelde zonnecellen die zonlicht omzetten in elektriciteit. Zonnepanelen zijn er in verschillende soorten en maten; de meeste varianten hebben een oppervlakte van ongeveer 1,65 m² en wegen circa 20 kg. TAB-grond Plek waar ontwikkelingen qua woningbouw of bedrijvigheid uitblijven en die derhalve - al dan niet tijdelijk - in theorie geschikt zijn als locatie voor de productie van hernieuwbare energie. Inleiding Bijna alle gemeenten in Gelderland en daarbuiten zijn bekend met het verschijnsel: braakliggende terreinen waar voorziene ontwikkelingen qua woningbouw dan wel bedrijvigheid niet of nauwelijks van de grond komen. De lokale overheid ervaart vooral de (rente)lasten van deze situatie, terwijl enige economische en/of maatschappelijke baten uitblijven. Gelukkig zijn er diverse mogelijkheden om, in afwachting van de genoemde ontwikkelingen, andere functies hier ruimte en tijd te gunnen. Recreatie, studentenhuisvesting, natuur, cultuur, water: dit is slechts een greep uit de denkbare mogelijkheden. Ook hernieuwbare energie kan een zinvolle vorm van tijdelijke ruimtebenutting zijn, gegeven alle lokale, regionale en (inter) nationale duurzaamheidsdoelstellingen. Wat in de praktijk blijkt, is dat veel gemeenten behoefte hebben aan een scherper beeld van het pallet aan duurzame opties enerzijds en de financiële, juridische en organisatorische implicaties hiervan anderzijds. Deze handreiking is bedoeld om gemeenten deze inzichten te bieden. Hierbij maken we onderscheid tussen drie hernieuwbare-energie-technieken die een plek kunnen vinden op TAB-gronden: zonneenergie, windenergie en biomassateelt. Daarbij is onder meer geput uit de concrete lessen die ‘case studies’ in de gemeenten Apeldoorn, Bronckhorst, Geldermalsen en Nijkerk hebben opgeleverd. Deze handreiking bestaat uit drie delen. In deel 1 komt de feitelijke kennis naar voren omtrent de toepassingsmogelijkheden van (tijdelijke) duurzame opties: wat is mogelijk onder welke voorwaarden? Vervolgens ligt de nadruk op een afwegingskader voor wat betreft de wenselijkheid van de haalbare opties: wat zou je als gemeente willen en waarom? Ten slotte verschuift het accent in deel 3 naar het handelingsperspectief: stel een concrete duurzame optie is zowel haalbaar als wenselijk op een TAB-grond, hoe ziet dan het traject eruit dat leidt tot daadwerkelijke productie van hernieuwbare energie? Anders gezegd: voor gemeenten weerspiegelt deze handreiking het pad dat zij in de praktijk moeten doorlopen om te komen tot een project: van kennis, via keuzes, naar acties. Voorafgaand hieraan duiden we het onderwerp “Tijdelijk Anders Bestemmen” bondig vanuit een ruimtelijk-planologisch perspectief. Eén van de belangrijkste conclusies hier luidt dat de T in de afkorting TAB geen stabiele factor is: in de praktijk gaat het al snel om “Anders Bestemmen”, wanneer hernieuwbare energie het doel is. Net zoals flexibel omgaan met ruimte hier het onderwerp van studie is, blijkt ook de aanduiding ervan veranderlijk. 8 Tijdelijk Anders Bestemmen? Het concept Tijdelijk Anders Bestemmen (hierna: TAB) stoelt op de gedachte dat initiatiefnemers van een project tijdelijk van een vigerende bestemming kunnen afwijken, om vlot in te spelen op actuele ontwikkelingen. Het huidige Besluit Omgevingsrecht (BOR) voorziet al in de mogelijkheid af te wijken van een huidige bestemming, zij het nu nog voor een periode van ten hoogste vijf jaar. Ontheffing van vigerende bestemmingsplannen Zonder hier al op business-case-niveau de (financiële) haalbaarheid van hernieuwbareenergie-opties vast te stellen, kunnen we concluderen dat de huidige BOR niet het instrument is dat realisatie van duurzame initiatieven op TAB-gronden vereenvoudigt. Immers: om zonneweides en windprojecten rendabel op te kunnen tuigen, zijn in de regel exploitatieperiodes nodig die de tijdsspanne van een vigerend bestemmingsplan (maximaal 10 jaar) ruimschoots overschrijden. Voor wind is een termijn van circa vijftien jaar redelijk en als het gaat om grondgebonden zonne-energie zal geen enkele exploitant genoegen nemen met een periode van minder dan vijfentwintig jaar. Hierbij is rekening gehouden met een pachtvergoeding, afhankelijk van de ruimte die de business case hiervoor biedt is deze hoog (wind), beperkt (zon) of zeer beperkt (biomassa). In 2013 zou de permanente Crisis- en herstelwet (Chw) de mogelijkheden enigszins verruimen, door de BOR-termijn voor een tijdelijke bestemmingsplanontheffing te verruimen naar tien jaar. Hoewel de permanente Chw intussen is aangenomen, ontbreekt hierin de wijziging van de termijn die geldt voor de tijdelijke ontheffing van een vigirende bestemming. Het is evenwel de algemene verwachting dat de nieuwe Omgevingswet, waarin de Chw uiteindelijk zal opgaan, wél de termijn van tien jaar koppelt aan de tijdelijke ontheffing van bestemmingen. De nieuwe Omgevingswet krijgt momenteel vorm, maar doet naar verwachting pas in 2016 haar intrede. Toch is eigenlijk al duidelijk dat deze maatregel weinig zoden aan de dijk zal zetten, gegeven de genoemde exploitatietermijnen van grondgebonden zon- en windinitiatieven. Biomassa Voor teelt van biomassa kan de genoemde oprekking van de ontheffingstermijn in beginsel wél uitkomst bieden. Immers: projecten op biomassateeltgebied kunnen doorgaans wel hun rendabiliteit bewijzen binnen de tienjaarshorizon van een bestemmingsplan. Echter: op basis van het overgangsrecht is in de regel helemaal geen ontheffing van het bestemmingsplan nodig voor biomassateeltprojecten, aangezien het veelal gaat om locaties met een (voormalige) agrarische bestemming. Toch tijdelijkheid Een praktijkoplossing voor zon en wind komt al met al snel neer op “AB” (anders bestemmen), terwijl biomassateeltprojecten gewoonlijk 9 helemaal zonder planologische interventie kunnen starten. Maar: bestuurders vinden het vaak toch prettig om op enige wijze te borgen dat een zonneveld na verloop van tijd - al gaat het om een periode van vijftien tot vijfentwintig jaar - verdwijnt en weer plaats maakt voor de originele bestemming: woningen en/of bedrijven. Het is mogelijk gehoor te geven aan deze wens. Een privaatrechtelijke overeenkomst is het middel hiertoe. Een gemeente kan betrekkelijk eenvoudig afspraken maken met exploitanten over de maximale duur van de beschikbaarheid van de gronden. Uiteraard leiden dergelijke privaatrechtelijke overeenkomsten wel tot werkzaamheden op het gebied van handhaving. Een gemeente die veel waarde hecht aan het verweven van het tijdelijke element in de planvorming, zal dit echter gauw voor lief nemen. Einde van het bestemmen voor de eeuwigheid De inzichten rond de “tijdelijkheid” van hernieuwbare-energie-opties op braakliggende gronden tornen aan de van oudsher geldende opvatting dat we voor de eeuwigheid bestemmen. Steeds vaker ervaren gemeenten en andere stakeholders de wens flexibel(er) met ruimte om te gaan. Het achterblijven van ontwikkelingen qua woningbouw en bedrijvigheid ten gevolge van de crisis, is slechts één van de redenen hiervoor. TAB staat welbeschouwd symbool voor een transitie in het Nederlandse beleid op het gebied van ruimtelijke ordening: wat gemeenten vastleggen in bestemmingsplannen, heeft niet langer eeuwigheidswaarde. We maken al met al een ruimtelijke transitie door: van beheersing, duidelijkheid en harde waarheden in bestemmingsplannen naar een “fuzzy” realiteit waarin wettelijke kaders geïnterpreteerd worden en mogelijkheden ontstaan door ontwikkelingen tijdelijk in te bedden. Dat tijdelijkheid hier een relatief begrip is, moge intussen duidelijk zijn. Figuur 1 geeft de belangrijkste conclusies van dit hoofdstuk schematisch weer: een ontheffing van een actuele bestemming blijkt in de praktijk niet het middel om de weg vrij te maken voor (tijdelijke) hernieuwbare energie op TABgronden. Als het gaat om zon of wind, dan is een bestemmingsplanwijziging te allen tijde nodig, terwijl een privaatrechtelijke overeenkomst desgewenst alsnog een tijdelijk element aan een initiatief kan koppelen. Biomassateelt kan daarnaast vaak zonder wijziging van een bestemming plaatsvinden, op basis van het overgangsrecht. Afstel: 25 AB zon-PV grond 20 15 wind Nieuwe omgevingswet 10 5 Uitstel: TAB 0 bio Agrarische grond (i.c.m. overgangsrecht): BOR niet nodig Huidige BOR BP-wijziging i.c.m. privaatrechtelijke overeenkomst BP-wijziging i.c.m. privaatrechtelijke overeenkomst Figuur 1: in de praktijk blijkt tijdelijk anders bestemmen vaak geen doelmatige oplossing. 10 Deel 1: wat is mogelijk? 11 € 0,25 € 0,15 € 0,10 € 0,00 Levering 0 - 10.000 10.000 - 50.000 50.000 - 10.000.000 Jaarverbruik in kWh Figuur 2: de invloed van de energiebelasting op de verrekenprijs. Techniek Vanuit technisch oogpunt bekeken, bestaan diverse randvoorwaarden voor de toepassing van grondgebonden zonne-energie. Deze staan hieronder opgesomd. • Het areaal in kwestie moet aaneengesloten zijn en de mogelijkheid bieden tot volledig schaduwvrije plaatsing van zonnepanelen met een oriëntatie tussen het zuidoosten en zuidwesten, zodat de exploitant zich van een optimale stroomopbrengst verzekert. Figuur 3 laat kenmerken van zonneparken van diverse oppervlaktes zien. • Op het terrein moeten mogelijkheden bestaan tot het funderen van de panelen. Dit gebeurt in de regel via een hei- of schroefmethode, waarbij staanders tot circa anderhalve meter diep in de grond terechtkomen. Alternatief is een systeem waarbij gebruik van ballast de fundatiewijze is. Aanleg van betonstroken op de locatie is dan wel noodzakelijk. Deel 2: wat wil je? Energiebelasting Deel 1: wat is mogelijk? BTW € 0,05 Deel 3: wat doe je? 1.1 Grondgebonden zonne-energie Een grondgebonden zonne-energie-systeem bestaat uit zonnepanelen, omvormers en toebehoren. In tegenstelling tot gebouwgebonden installaties wordt de geproduceerde elektriciteit direct op het publieke net afgezet. Dat is precies de reden dat de economische haalbaarheid van zonneweides tot op heden zeer beperkt is geweest; de waarde van een kWh is in dit geval circa € 0,055. Een kWh die kan worden weggestreept tegen afname van het net, kan een veelvoud hiervan waard zijn (ten hoogste € 0,23) doordat gebruikers van de elektriciteit naast de “kale stroomprijs” ook energiebelasting en BTW uitsparen. Uit figuur 2 blijkt dat met name de energiebelasting in Nederland van grote invloed is op de verrekenprijs van een kWh uit een zonnepaneel. De figuur laat tevens zien dat de energiebelasting afneemt naarmate het verbruik op een locatie toeneemt. € 0,20 Prijs per kWh Grondgebonden zonne-energie, windenergie en biomassateelt zijn drie technieken waarmee initiatiefnemers duurzaamheidsbaten kunnen realiseren op een TAB-grond. Of een techniek daadwerkelijk toepasbaar is op een locatie, is vooraf vaak de hamvraag. In dit hoofdstuk komt per techniek aan de orde wat de randvoorwaarden en voornaamste kenmerken zijn, zodat gemeenten de afweging op hoofdlijnen kunnen maken of grondgebonden zonne-energie een reële optie is op de al dan niet tijdelijk beschikbare locaties. 1 hectare 462 kWp 21 omvormers 415.800 kWh 119 huishoudens 12 10 hectare 6.061 kWp 275 omvormers 5.454.900 kWh 1.558 huishoudens Deel 3: wat doe je? 25 hectare 15.521 kWp 705 omvormers 13.968.900 kWh 3.991 huishoudens Deel 2: wat wil je? Deel 1: wat is mogelijk? 5 hectare 2.937 kWp 133 omvormers 2.643.300 kWh 755 huishoudens Figuur 3: kenmerken van zonneparken van diverse oppervlaktes. • Coöperatieve exploitatie via de regeling uit het Energieakkoord is anno 2014 de meest voor de hand liggende wijze van financiële structuratie, gezien de energiebelastingkorting van 7,5 cent per kWh exclusief BTW, waar afnemers uit de postcoderoos van kunnen profiteren. • Een SDE+-subsidie in de 11- of 13-centstranche is een alternatief, maar wel een onzekere optie gezien de beschikbaarheid van deze exploitatiesubsidie. Deel 1: wat is mogelijk? 13 Deel 2: wat wil je? Economie De business case van een grondgebonden zonne-energie kan, gegeven de geldende regelingen in 2014, onder voorwaarden een positief projectrendement vertonen, hoewel een zonnepark absoluut geen “kip met de gouden eieren” is. Hieronder volgen enkele inzichten in dat kader. • Voor een haalbaar zonnepark is onder de huidige financiële en fiscale condities zeker een subsidie of belastingkorting nodig, net als een exploitatietermijn van 25 jaar. • Tijdens de exploitatie worden enkel inkomsten verworven uit de stroomverkoop. Bijkomende voordeel is de energiebelastingkorting van de coöperatieleden. • De duur van de bovengenoemde energiebelastingkorting (10-25 jaar) is de meest gevoelige parameter uit de business case. De prijsfluctuatie van elektriciteit, de hardwarekosten en de pachtprijs van de grondeigenaar zijn andere variabelen die veel invloed hebben op het projectrendement; Deel 3: wat doe je? • Het systeem dient inpasbaar te zijn op de bestaande LS- of MSelektriciteitsinfrastructuur (laagspanning of middenspanning). De netbeheerder heeft in principe de plicht elke partij die om een aansluiting verzoekt, aan te sluiten op haar netten. Een technische horde zal de netinpassing dus niet snel opleveren. Uit de bevindingen bij ‘economie’ blijkt dat de wijze van netaansluiting voor het financiële plaatje wel een cruciale variabele is. Figuur 4: zonnepark. 14 1,10 1,05 1,00 Deel 1: wat is mogelijk? 0,95 0,90 1 2 3 4 5 6 7 Beschikbare oppervlakte in hectare 8 9 10 Figuur 5: schaalvoordelen qua inkoop van de systeemcomponenten. Projectrendement leden coöperatie 7,0% 6,0% 5,0% 4,0% 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 Beschikbare oppervlakte in hectare 10-jarige korting 12-jarige korting 15-jarige korting Deel 2: wat wil je? Investeringskosten in € / Wp (richtprijs) 1,15 Figuur 6: rendementen bij verschillende duur van de energiebelastingkorting. 1.500 1.000 Deel 3: wat doe je? Cumulatieve kasstroom (x 1.000 euro) • Zonneparken kunnen al rendabel zijn vanaf een relatief kleine schaal: één à twee hectare kan voldoende zijn. Schaalvoordelen zijn er qua inkoop van de systeemcomponenten (zie figuur 5), maar de relatieve kosten die te maken hebben met het bouwen en instand houden van de nieuwe elektriciteitsaansluiting kunnen juist oplopen naarmate de omvang van de locatie toeneemt; zie bijlage 1 voor het inzicht in deze parameters. • Een park van circa vier hectare met een zonne-energie-vermogen van 2,25 MW levert economisch het optimale resultaat op, zoals figuur 6 bewijst. Rendementen voor coöperatieleden variëren al met al tussen de 0,3% en 3,4%, uitgaande van tienjarige beschikbaarheid van de energiebelastingkorting. Figuur 7 laat de kasstroom zien van een optimaal project. Te zien is dat het grootste financiële gewin in de eerste 10 jaar wordt gehaald, maar dat een langere exploitatieperiode noodzakelijk is voor een positieve uitkomst. Het rendement voor de coöperatieleden kan oplopen tot maximaal 6% bij vijftienjarige energiebelastingkorting, zoals figuur 6 laat zien. • Kortom: een grondgebonden PV-systeem kan rendabel zijn, maar gegeven de rendementen is het economische gewin niet groot. 500 0 -500 -1.000 -1.500 -2.000 -2.500 -3.000 0 5 10 15 20 Tijd (jaren) Figuur 7: kasstroom van een zonne-energie-project met een vermogen van 2,25 MW. 25 • Gegeven de inzichten uit het vorige hoofdstuk (TAB of AB?) gaan we voor een zonnepark uit van een wijziging van de vigirende bestemming in “productie van hernieuwbare energie” of een soortgelijke betiteling. • Een uitspraak van de Raad van State van maart 2014 wijst er evenwel op dat een zonneveld als verstedelijking wordt aangemerkt. Dit bemoeilijkt de planvorming van zonneparken in landelijke gebieden. Deel 1: wat is mogelijk? 15 Deel 2: wat wil je? Juridisch-planologisch Wanneer een zonnepark zowel technisch als economisch haalbaar blijkt, kan het juridischplanologische traject rond de planvorming starten. De onderstaande feiten zijn in dat licht van belang. • Deze bestemmingsplanwijziging is niet de enige juridisch-planologische randvoorwaarde: voor de bouw van de zonne-energieinstallatie moet de initiatiefnemer ook een omgevingsvergunning bemachtigen. • In het kader van de bestemmingsplanwijziging zal ten minste indicatief onderzoek verricht moeten worden naar de aanwezige flora en fauna en de invloed op de waterhuishouding. Daarnaast is het in sommige gevallen nodig onderzoek te doen naar bodemverontreinigingen en archeologische waarden op de locatie in kwestie. • Duitse studies tonen aan dat hinder door spiegeling en/of flikkering geen kritisch aspect is dat de planvorming voor of locatiekeuze van een zonneweide zal beïnvloeden. • De procedures omtrent bestemmingsplanwijziging, omgevingsvergunning en eventuele benodigde onderzoeken beïnvloeden stuk voor stuk de planning behorende bij een initiatief voor een zonnepark. Uit figuur 8 blijkt in dat kader dat initiatiefnemers al gauw rekening moeten houden met een doorlooptijd van een jaar voordat de realisatiefase daadwerkelijk kan aanvangen. Het absolute minimum is een periode van circa veertig weken. Deel 3: wat doe je? • Het uitgangspunt is dat de grondeigenaar (vaak de gemeente) een jaarlijkse pacht van €1.000 per hectare tegemoet kan zien. Ook voor een gemeente staan dus beperkte financiële baten tegenover grondgebonden zonne-energie. Sterker nog: om een project net het laatste benodigde zetje in de rug te geven, is het denkbaar dat gemeenten zelfs helemaal afzien van pacht. Dit levert een gemiddeld project circa 0,3% tot 0,5% extra rendement op. Andersom geldt: een hogere pacht leidt in alle gevallen tot significant lagere rendementen. Vermeden beheer- en onderhoudskosten kunnen daarbij worden beschouwd als baten voor de gemeente. Doorlooptijd bestemmingsplan en omgevingsvergunning Jan Feb Maa Mogelijke onderzoeken Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec 16 Watertoets Ecologisch onderzoek Archeologisch onderzoek Bestemmingsplan (BP) Offerte aanvragen opstellen BP Opdracht verlenen Opstellen BP door bureau Voorontwerp uitzetten gemeente Aanpassing voorontwerp (eventueel) Deel 1: wat is mogelijk? Bodemonderzoek Vooroverleg extern * Opstellen definitief ontwerp Besluit college B&W terinzagelegging Publicatie terinzagelegging ontwerp BP Ontwerp BP ligt ter inzage ** BP naar college B&W Deel 2: wat wil je? Inspraakronde (optioneel) Vaststelling BP Vastgesteld BP ligt ter inzage ** Plan in werking Omgevingsvergunning Procedure omgevingsvergunning ** * niet voor alle plannen is extern vooroverleg nodig ** exclusief eventuele bezwaarprocedures Figuur 8: doorlooptijd bestemmingsplanwijziging en omgevingsvergunning Deel 3: wat doe je? Bekendmaking vaststelling Organisatie Ten slotte: de vertaalslag van een op papier haalbaar initiatief naar een daadwerkelijk gerealiseerd zonnepark vindt plaats indien een pasklaar antwoord op organisatorische drempels voorhanden is. Drie belangrijkste aandachtspunten zijn: Figuur 9: diefstal van zonnepanelen (bron: Polder PV); Figuur 10: vandalisme • In de realisatiefase dient de toegang tot het park juist wel goed te zijn, met het oog op de aanvoer van materialen, dienstverlening op het gebied van netinpassing et cetera. • Het vinden en binden van voldoende particuliere afnemers uit de postcoderoos (zie figuur 11) is de laatste organisatorische uitdaging voor het welslagen van een grondgebonden zonne-energie-installatie. Dat dit een absolute randvoorwaarde betreft, is reeds gebleken uit de economische inzichten. De particulieren verenigen zich in een coöperatie, die investeert en de rol exploitant op zich neemt (zie bijlage 2 voor details). In het merendeel van de Nederlandse postcoderozen zijn tussen de 5.000 en 50.000 huishoudens gesitueerd; zie figuur 9 voor een impressie. Deel 1: wat is mogelijk? Deel 2: wat wil je? Figuur 11: een voorbeeld van een postcoderoos Deel 3: wat doe je? • De toegankelijkheid van de productielocatie is bij voorkeur laag, omwille van risicobeperking ten aanzien van diefstal en/of vandalisme. Mensen die de locatie betreden en panelen wegnemen, van een afstand bakstenen gooien of op andere wijze vernielingen aanrichten: dit zijn slechts enkele voorbeelden van scenario’s die zoveel als mogelijk voorkomen dienen te worden. In Nederland zijn meerdere gevallen van panelendiefstal bekend en in Duitsland, waar veel meer zonneparken zijn gerealiseerd dan in Nederland, is zelfs een online database ontwikkeld waarin gestolen PV-modules worden geregistreerd. Dat vernieling en diefstal van zonnepanelen een thema is dat aandacht behoeft, bewijzen de figuren 9 & 10. 17 Vermogen (Wp) Productie (kWh/jr) Equivalenten (hh) Aantal hh bij 6 panelen per hh Deel 1: wat is mogelijk? Figuur 12: zonnepark 120% 100% 80% 60% 20% 0% 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 4,5 5 10 25 Hectare Figuur 13: benodigd percentage afnemers bij een postcoderoos van 10.000 kleinverbruikers. PR 5.000 PR 10.000 PR 15.000 PR 20.000 PR 30.000 PR 40.000 PR 50.000 1 462.000 415.800 119 308 6,2% 3,1% 2,1% 1,5% 1,0% 0,8% 0,6% 1,5 750.000 675.000 193 500 10,0% 5,0% 3,3% 2,5% 1,7% 1,3% 1,0% 2 1.000.000 900.000 257 667 13,3% 6,7% 4,4% 3,3% 2,2% 1,7% 1,3% 2,5 1.250.000 1.125.000 321 833 16,7% 8,3% 5,6% 4,2% 2,8% 2,1% 1,7% 3 1.600.000 1.440.000 411 1.067 21,3% 10,7% 7,1% 5,3% 3,6% 2,7% 2,1% 3,5 1.900.000 1.710.000 489 1.267 25,3% 12,7% 8,4% 6,3% 4,2% 3,2% 2,5% 4 2.250.000 2.025.000 579 1.500 30,0% 15,0% 10,0% 7,5% 5,0% 3,8% 3,0% 4,5 2.600.000 2.340.000 669 1.733 34,7% 17,3% 11,6% 8,7% 5,8% 4,3% 3,5% 5 2.950.000 2.640.000 755 1.958 39,2% 19,6% 13,1% 9,8% 6,5% 4,9% 3,9% 10 6.050.000 5.450.000 1.559 4.041 80,80% 40,4% 26,9% 20,2% 13,5% 10,1% 8,1% 25 15.500.000 13.950.000 3.991 10.347 206,9% 103,5% 69,0% 51,7% 34,5% 25,9% 20,7% Figuur 14: de uitdaging om genoeg afnemers in de postcoderoos te vinden is groter naarmate het zonnepark in opppervlakte toeneemt Deel 2: wat wil je? 40% Deel 3: wat doe je? Oppervlakte (ha) 18 Percentage • Uit organisatorisch oogpunt bekeken geldt feitelijk: hoe kleiner de zonneweide, des te eenvoudiger de opgave om de geproduceerde stroom binnen de postcoderoos af te zetten. Wanneer meer dan 5% van de aanwezige particuliere kleinverbruikers uit de postcoderoos tot deelname moet overgaan om alle stroom af te kunnen zetten, is de uitdaging waarschijnlijk te groot. Een kleiner park biedt dan wellicht uitkomst. Van belang daarbij is dat deelnemers waarschijnlijk niet voor hun volledige jaarverbruik (gemiddeld 3.500 kWh) in een zonneweide zullen participeren, maar slechts voor een equivalent van zes panelen (1.350 kWh). Uit figuur 13 en 14 is af te leiden hoe de omvang van een zonnepark zich verhoudt tot de opgave om particuliere kleinverbruikers uit de postcoderoos aan het project te verbinden. Met andere woorden: • De financiële vooruitzichten zijn evenwel noch voor de gemeente, noch voor investeerders uit de postcoderoos dusdanig dat we een zonneweide als “kip met de gouden eieren” kunnen beschouwen. • Het maatschappelijke rendement van een dergelijk initiatief overtreft al gauw het financiële rendement ervan. Omwonenden van het park hebben de kans via een coöperatie direct en in gezamenlijkheid betrokken te raken bij de totstandkoming van een duurzame energiehuishouding. In de bouw- en exploitatiefase kunnen lokale partijen een bijdrage leveren. • In een kleine gemeente (qua inwoners) kan een haalbare zonneweide een paar procent van de lokale stroomvraag duurzaam beantwoorden. In een gemeente met een bovengemiddeld aantal inwoners is de relatieve bijdrage aan de energietransitie aanmerkelijk kleiner. • Met het oog op benodigde voorstudies, de bestemmingsplanwijziging en de verlening van de omgevingsvergunning hebben initiatiefnemers al gauw te maken met een doorlooptijd van een jaar voordat de bouw kan aanvangen. Deze periode kan benut worden voor het werven van participanten. Deel 1: wat is mogelijk? • Een zonneweide - op een TAB-grond of elders - is voor een gemeente dan ook eerder een middel waarmee zij invulling kan geven aan de lokale, regionale of (inter) nationale klimaatdoelstellingen, dan een middel om (tijdelijk) significante inkomsten uit verlieslatende gronden te realiseren. 19 Deel 2: wat wil je? Een economisch optimum wordt bereikt bij een park van circa vier hectare (2,25 MW vermogen), zolang de postcoderoos gunstig is en dus veel huishoudens herbergt. Minder stroom opwekken is mogelijk, maar het is dan onzeker of voldoende rendement voor participanten overblijft. • Dit sluit aan op de landelijke trend dat burgers steeds meer zeggenschap willen over hun energievoorziening: zij hechten in toenemende mate waarde aan de aard en herkomst van de energie die zij consumeren. Zij accepteren niet langer dat grote energiebedrijven geld verdienen aan huishoudens, waarbij winsten vaak wegvloeien naar buitenlandse partijen. Deel 3: wat doe je? Conclusies In deze paragraaf zijn de technische, economische, juridisch-planologische en organisatorische parameters behandeld die van invloed zijn op de haalbaarheid van grondgebonden zonne-energieinstallaties op TAB-gronden. Aangetoond is dat een zonneweide onder optimale voorwaarden tot een rendabele exploitatie kan leiden, waarbij altijd het uitgangspunt is dat de zonneweide minimaal 25 exploitatiejaren draait. 20 Deel 1: wat is mogelijk? • Met het oog op diefstal- en vandalismepreventie is aandacht voor beveiliging van cruciaal belang bij de totstandkoming van een zonnepark: hekwerk en natuurlijke begrenzingen/afsluitingen (meidoornen, sloten et cetera) zijn onmisbaar. Fabels Feiten Grondgebonden zonneenergie levert veel geld op per hectare. Vandalisme en diefstal zijn belangrijke risico’s Grondgebonden zonnepanelen zijn eenvoudig verplaatsbaar. Geografische aspecten (afstand tot het net, natuurlijke afscherming) zijn van groot belang Productie van zonnepanelen doet het duurzame effect ervan teniet. Het SER-Energieakkoord vergroot de financiële haalbaarheid van grondgebonden zonneweides Deel 2: wat wil je? Figuur 15 duidt ten slotte de belangrijkste feiten en fabels die van toepassing zijn op de haalbaarheid van grondgebonden zonne-energieinstallaties. Waarheid: de business case laat dit niet toe. Waarheid: binnen enkele maanden produceert een zonnepaneel net zoveel energie als het kost om het te maken. Figuur 15: fabels en feiten haalbaarheid zonneparken Deel 3: wat doe je? Waarheid: alleen de meest optimale projecten staan een pacht toe. Figuur 16: zonnepark Ondanks de noodzaak om windturbines zorgvuldig in te passen in de leefomgeving, leent de techniek zich wel goed voor combinatie met andere functies. Denk hierbij aan industriële bedrijvigheid en agrarische bedrijvigheid. Ook zijn combinaties mogelijk met andere duurzame opties, zoals biomassateelt en zonnepanelen zolang de windturbines geen schaduw werpen op de PVpanelen (zie ook figuur 33). Deel 3: wat doe je? Landschappelijk verdient het de voorkeur windturbines te clusteren in lijnopstelling of in een grid. Van belang hierbij is dat voldoende ruimte tussen de windturbines wordt aangehouden. In de regel gaat het om een afstand van vijf keer de rotordiameter tussen twee turbines. Deel 2: wat wil je? Techniek De techniek is doorgaans geen limiterende factor als het gaat om de rendabele exploitatie van windturbines. Wel is het windaanbod natuurlijk een zeer gevoelige parameter als het gaat om de technische (en economische) haalbaarheid van een windinitiatief. Het windaanbod bepaalt in sterke mate de geschiktheid van een locatie. De grootte van de rotorbladen, de ashoogte en het vermogen van de generator beïnvloeden de (efficiëntie van de) wijze waarop een turbine de bewegingsenergie van wind omzet in stroom. 21 Deel 1: wat is mogelijk? 1.2 Grootschalige windenergie Windturbines met een ashoogte van ten minste honderd meter kunnen letterlijk en figuurlijk op grote schaal bijdragen aan de verduurzaming van een energiehuishouding. Procesmatig duurt het al snel vijf tot acht jaar voordat een windplan daadwerkelijk in de realisatiefase belandt: niet alleen doordat de invloed van turbines op het (leef)milieu minutieus dient te worden onderzocht, maar ook vanwege de (lokale) weerstand waarmee windturbines vaak te maken hebben. In het vervolg van deze paragraaf staan inzichten met betrekking tot de haalbaarheid van windturbines op TAB-gronden centraal. Figuur 17: windturbine • Voor de technische en economische levensduur van het project wordt een termijn van 15 jaar aangehouden. • Al met al geldt dat windturbines vooraf een hoge investering vergen van de ontwikkelaar, dat gemeenten (of andere grondeigenaren) een relatief hoge pacht kunnen verwachten en dat de rendabiliteit van het project hoofdzakelijk terug te leiden is op de SDE+subsidie. Figuur 18 laat in dat kader zien hoe de kasstromen van een windproject er in de loop der tijd uit kunnen zien, uitgaande van twee turbines van 3 MW (ashoogte 105 meter). Het projectrendement is hier 7,2%. Deel 1: wat is mogelijk? 22 8.000 6.000 Deel 2: wat wil je? Cumulatieve kasstroom (x 1.000 euro) 4.000 2.000 0 -2.000 -4.000 -6.000 -8.000 -10.000 1 3 5 7 9 11 13 15 Tijd (jaren) Figuur 18: kasstroom van een project met 2 windturbines van 3 MW per stuk. Juridisch-planologisch De ontheffing van een vigerende bestemming is voor windturbines geen oplossing, gezien de exploitatiehorizon van vijftien jaar. Net als voor zonne-energie geldt de route van bestemmingsplanwijziging in combinatie met vergunningverlening. Zorgvuldige inpassing van windturbines in de leefomgeving is, anders dan bij Deel 3: wat doe je? Economie De financiële haalbaarheid van een windturbine is sterk afhankelijk van een aantal factoren: • Het aantal vollasturen qua wind (en daarmee de totale jaarlijkse elektriciteitsproductie) dat op de locatie kan worden gerealiseerd. Deze wordt voor een belangrijk deel bepaald door de (gemiddelde) windsnelheid op ashoogte van de turbine. Bij een ashoogte van 100 meter ligt deze doorgaans tussen 6,5 en 8,5 m/s. • De totale investeringskosten, die mede afhankelijk zijn van het type en vermogen van nieuw te installeren turbines. Gangbaar is: € 1,1 miljoen per MW vermogen voor de turbines zelf, € 0,2 miljoen per MW vermogen voor civiele werken (fundatie, bekabeling, netaansluiting), € 0,1 miljoen per MW voor ontwikkeling- en engineeringskosten (circa 7,5% van de totale investering) • De vergoeding voor elektriciteit: een Nederlands windpark kan gewoonlijk niet uit zonder SDE+-subsidie: het ter beschikking gestelde SDE+-basistarief is afhankelijk van de eerder genoemde windsnelheid. De basisprijs van elektriciteit die op de vrije markt verkocht, is anno 2014 circa € 0,05 tot € 0,055 per kWh. Ter illustratie: de SDE+ (2014) vult dit bedrag aan tot € 0,09 per kWh bij een windsnelheid van 7,0 m/s. • De pachtvergoeding die de grondeigenaar ontvangt voor de turbines. Voor windparken in Nederland is een vergoeding van € 10.000 per MW geïnstalleerd vermogen gebruikelijk. Zoals figuur 8 al liet zien, is het planologische traject rondom bestemmingsplanwijzingen en vergunningverlening veelomvattend. De figuur is ook op windturbines van toepassing, zij het dat het zwaartepunt vaak ligt op de bezwaarprocedures. De impact van een windplan op de (leef)omgeving is daarnaast tot in de details onderwerp van studie. Zo geldt voor alle (bestemmings)plannen en structuurvisies over windenergie, of die windturbineparken mogelijk maken de plicht een plan-MER op te stellen. Of er aanvullend ook een project-m.e.r.-plicht is, hangt af van de m.e.r.-beoordeling. Deel 1: wat is mogelijk? 23 Deel 2: wat wil je? • Windturbines verrijzen niet binnen een straal van 300 meter rond gebouwen met een woonfunctie, in verband met geluidsoverlast en overlast van slagschaduw. • Plannen voor windturbines houden waar mogelijk rekening met Natura 2000-gebieden, gebieden die tot de ecologische hoofdstructuur (EHS) behoren, waardevolle landschappen en belangrijke (weide) vogelgebieden. • Windturbines worden niet in stiltegebieden geplaatst. • Plannen voor windturbines houden rekening met de vigerende driedimensionale hoogtebeperkingsvlakken van de inspectie Leefomgeving en Transport (ILenT), om de veiligheid van vliegtuigoperaties rondom burgerluchthavens te kunnen waarborgen. • Plannen voor windturbines houden rekening met de vigerende driedimensionale toetsingsvlakken voor communicatie-, navigatie- en surveillanceapparatuur zoals de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) deze heeft vastgesteld. • Plannen voor windturbines houden rekening met de vigerende radarverstoringsgebieden zoals Defensie die heeft vastgesteld. • De afstand tussen de hartlijn van windturbines en de hartlijn van beschermde straalpaden is groter dan de rotordiameter, met een minimum van 35 meter. • Windturbines verrijzen niet in beschermde stads- of dorpsgezichten en bij voorkeur niet in de nabijheid daarvan. • Plannen voor windturbines houden rekening met terreinen van (zeer) hoge archeologische waarde. • Windturbines kunnen niet gebouwd worden in de nabijheid van kwetsbare objecten en nabij plekken waarde opslag of het transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deel 3: wat doe je? zonne-energie, de grootste uitdaging op weg naar de productie van hernieuwbare energie op TABgronden. Het is algemeen bekend dat de juridischplanologische procedures omtrent de bouw van windturbines eenvoudig vijf tot acht jaar in beslag kunnen nemen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een initiatief binnen de nodige ruimtelijke kaders dient te blijven: Conclusies Ondanks het feit dat het overal waait, is de kans betrekkelijk klein dat een willekeurige TAB-grond zich leent voor de plaatsing van windturbines. De zoektocht naar een geschikte plek voor windturbines blijkt an sich al een forse uitdaging, zeker in Nederland, waar ruimte schaars is. Een haalbaar windinitiatief houdt dan ook rekening met uiteenlopende ruimtelijke criteria. De volgende inzichten zijn daarbij cruciaal: • Het windaanbod moet voldoende zijn voor een (economisch) gunstige exploitatie. • Een gemeente die wind als optie beschouwt op een TAB-terrein, kan hier een relatief zeer hoge pacht voor ontvangen, wanneer zij de grondeigenaar is. Maatschappelijk rendement kan daarnaast worden behaald door gebruik te maken van de inzet van het lokale bedrijfsleven in de bouw- en exploitatiefase. • Ook zal de gemeente met het windinitiatief snel meters maken als het gaat om de verduurzaming van de lokale energiehuishouding: iedere MW aan geplaatst vermogen levert op een windrijke locatie circa 2,2 GWh op (voldoende voor ruim 625 huishoudens). Deel 1: wat is mogelijk? • Wanneer de ontwikkeling succesvol verloopt, ligt meestal een financieel haalbaar windproject in het verschiet. Een windproject heeft naast een lange aanloopfase te maken met een hoge voorinvestering, waarbij de stroomverkoop in combinatie met de SDE+subsidie een rendabele exploitatie mogelijk maakt. 24 Deel 2: wat wil je? Ontwikkelaars omarmen in dat kader steeds vaker participatiemodellen, zodat omwonenden en anderen naast de lasten ook de lusten van de windturbines kunnen ervaren. Zo kunnen mensen financieel participeren en een rendement op hun inleg realiseren, of als mede-eigenaar de geproduceerde stroom voordelig geleverd krijgen. Het draagvlak dat ontstaat, verruimt de haalbaarheid van een windinitiatief in sterke mate. • Zoals doorgaans geldt bij de ontwikkeling van windparken moet in ieder geval rekening worden gehouden met een lange ontwikkeltijd (zeker vijf jaar) en een exploitatieperiode van vijftien jaar. Deel 3: wat doe je? Organisatie Het publieke draagvlak voor grootschalige windturbines is doorgaans niet groot. NIMBYgedrag (Not In My BackYard) is eerder regel dan uitzondering als het gaat om concrete windinitiatieven. Figuur 19 duidt ten slotte de belangrijkste feiten en fabels die van toepassing zijn op de haalbaarheid van grootschalige windturbines. Productie van windturbines doet het duurzame effect ervan teniet Windturbines kunnen (nog) niet zonder (landelijke) subsidie (SDE+) Windturbines zijn “birdshredders” Onmisbaar voor het halen van lokale, provinciale, landelijke en Europese doelstellingen Windturbines staan vaak stil voor onderhoud 1 windmolen van 2 MW (ashoogte 100 m.) levert net zoveel elektriciteit op als 18.500 zonnepanelen Waarheid: binnen een halfjaar produceert een windturbine net zoveel energie als het kost om het te maken Waarheid: het aantal vogels dat door windturbines sterft is te verwaarlozen, zeker in vergelijking met verlichting, verkeer, ruiten en katten Waarheid: huidige fabrikanten garanderen 98% beschikbaarheid Windturbines zorgen voor Windturbines zorgen een instabiel netwerk voor geluid en Waarheid: de netten kunnen slagschaduw (maar: hier prima mee omgaan, zelfs mitigerende maatregelen bij een veel groter aandeel mogelijk) windenergie Figuur 19: feiten en fabels over windenergie 25 Deel 1: wat is mogelijk? Feiten Deel 2: wat wil je? • Ondanks het feit dat bedrijvenparken en (tijdelijke) windinitiatieven mogelijk te combineren zijn, zal een gemeente zich goed moeten afvragen of zij bereid is een deel van de veelal gewenste flexibele invulling prijs te geven voor de exploitatie van turbines met een ashoogte van al gauw 100 meter. Fabels Deel 3: wat doe je? • Draagvlak voor windturbines is veel opzichten cruciaal voor het welslagen van een project. Een participatiemodel voor omwonenden en andere geïnteresseerden is om die reden een haast onmisbaar middel in de planvorming. Technieken/soorten In tegenstelling tot verbranding, vergisting of vergassing van biomassa (conversie in groen gas, synthesegas en/of groene stroom), kunnen organische stromen ook op een directe manier in hoogwaardige vorm hun waarde bewijzen. Biomassateelt is de gangbare naam voor het proces waarbij agrariërs gewassen doelbewust Deel 1: wat is mogelijk? Kort-omloop-hout Wilgen of populieren kunnen goed worden ingezet voor biomassaproductie. Dergelijke bossen kunnen elke drie tot vijf jaar geoogst worden, terwijl de stekken ook drie tot vijf keer kunnen uitgroeien tot een oogstklaar bos, zonder dat bodemverarming optreedt. De houtige stromen worden doorgaans niet hoogwaardig benut, maar in houtkachels verbrand om (duurzame) warmte te genereren. Optimale groei wordt bereikt op kleigronden of op vochtige leemhoudende zandgronden. 26 Deel 2: wat wil je? Uit hoofdstuk 1 bleek reeds dat het wel goed zit met de flexibiliteit van teeltprojecten: biomassateelt combineert vaak relatief korte exploitaties met de planologische vrijheid om snel te starten met de realisatie van projecten, op basis van het overgangsrecht. Wanneer dit overgangsrecht niet van toepassing is, kan een ontheffing van een vigerende bestemming hier wél uitkomst bieden. Deze paragraaf gaat vanuit een breder perspectief in op de haalbaarheid van biomassateeltprojecten. geteeld telen voor directe toepassing in de praktijk. We onderscheiden hier vijf gangbare biomassasoorten: Figuur 20: wilgenteelt Miscanthus Miscanthus, ook wel olifantengras genoemd, is een snel groeiend, sterk, droog, meerjarig, zeer hoog (tot 3,5 meter) en rietachtig gewas. In ruwe vorm kan miscanthus fungeren als stalstrooisel dan wel kachelbrandstof, maar het kan tevens dienen als grondstof in de bouwwereld (spaanplaat), voor papier, bioplastics of biobrandstoffen. Miscanthus groeit op alle gronden, van zand tot klei. Deel 3: wat doe je? 1.3 Biomassateelt Teelt van biomassa is een derde optie qua duurzame invulling van TAB-gronden, met geheel eigen kenmerken. Biomassateelt leidt immers niet per definitie tot verduurzaming van de lokale energievoorziening. Geteelde biomassa kan immers net zo goed als grondstof dienen voor materialen. Hierbij geldt dat biomassa kan worden getransporteerd naar een plek buiten de gemeente waar deze geteeld is. In sommige gevallen kan de bestemming en toepassing van de biomassa met de initiatiefnemers worden besproken. Figuur 21: miscanthus Koolzaad Koolzaad kent de hoogste opbrengst op zeekleigronden, maar groeit tevens op dal- en kleigronden. De koolzaden worden vermalen tot olie en worden gebruikt als biobrandstof. Het stro kan worden afgezet bij vee- en paardenhouders, terwijl ook het residu van het persen kan worden verwerkt in veevoeders. De felgele velden trekken bovendien bezoekers aan in de zomerperiode. Figuur 22: vezelhennep Vlas Vlas is een éénjarig wit- of blauwbloeiend teeltgewas dat prima als rotatiegewas kan fungeren. De toepassingsen zijn breed: de vezels van vlas kunnen worden aangewend in de textiel-, Figuur 24: koolzaad Deel 2: wat wil je? Figuur 23: vlas Deel 3: wat doe je? Vezelhennep Vezelhennep is een bron van vezels, hout en zaden die na bewerking industrieel kunnen worden toegepast. Het betreft een eenjarige plant die diverse toepassingen kent. De afzet vindt plaats in de vorm van bastvezel aan de automobielsector, terwijl ook de papierindustrie de grondstof gebruikt. In de bouw geldt vezelhennep als alternatief voor glas- en steenwol en onderdeel van isolerend beton. Vezelhennep groeit op elk type grond en behoeft geen bestrijdingsmiddelen. 27 Deel 1: wat is mogelijk? bouw- en automobielindustrie of in de medische sector. Vlas wordt in het voorjaar ingezaaid en is binnen drie à vier maanden oogstrijp. Vlas kent weinig eisen qua grondsoort. Zware kleigronden hebben de voorkeur, maar zandgronden bieden ook kansen. Bestrijdingsmiddelen en kunstmest zijn slechts in minimale hoeveelheden benodigd. Wilgen Optimale productie wordt bereikt op kleigronden of op vochtige leemhoudende zandgronden Miscanthus Toepasbaar op alle gronden Vezelhennep Elk type bodem is geschikt Vlas Kleigronden hebben de voorkeur, groeit ook op andere gronden, mits de pH hoger is dan 4,5 Koolzaad Toepasbaar op alle gronden, hoogste opbrengst op jonge zeeklei- en zavelgronden Figuur 25: bodemeisen van de diverse biomassaopties Soort teelt Product Toepassing Wilgen Hout Houtverwerkende industrie, verbranding voor warmteopwekking Vezelhennep Blad/stro Automobielindustrie, papierindustrie, bouw Koolzaad Zaad/stro Veehouderij, transportbrandstof Miscanthus Riet Bouw, papierindustrie, biobrandstof, bioplastics, veehouderij Vlas Stengels/vezels Linnen, bouw, papierindustrie Figuur 26: kenmerken van de diverse biomassateeltopties Figuur 27: een braakliggend terrein waar wellicht productie van hernieuwbare energie kan plaatsvinden 28 Deel 1: wat is mogelijk? Eisen aan bodem Deel 2: wat wil je? In figuur 26 staan de kenmerken van de diverse biomassateeltopties en hun betekenis in de energietransitie schematisch weergegeven. Gewas Deel 3: wat doe je? Figuur 25 vat de bodemeisen van de diverse biomassaopties nog eens samen. Van belang zijn de volgende inzichten: Hoe de business cases voor de diverse vormen van teelt eruit kunnen zien, is af te leiden uit de figuren 28 en 29. Wilg Miscanthus Vezelhennep (stro + zaad) Vlas (stro + zaad) Koolzaad (stro + zaad) Algemeen Start exploitatie (jaar) 2014 2014 2014 2014 2014 Eind exploitatie (jaren) 10 8 5 5 5 Omvang areaal (hectare) 10 10 10 10 10 0 1 0 0 0 Aanvangsgroei (jaren tot start oogstcyclus) Oogstcyclus (jaren) Prijspeil (jaar) 3 1 1 1 1 2013 2013 2013 2013 2013 Technische specificaties Specifieke opbrengst 1e cyclus (ton ds/ha) 25 8 8 2,5 4,5 Specifieke opbrengst vanaf 2e cyclus (ton ds/ha) 30 16 8 2,5 4,5 Specifieke opbrengst vanaf 3e cyclus (ton ds/ha) 30 20 8 2,5 4,5 Figuur 28: uitgangspunten business case Deel 2: wat wil je? • Wilg behoort tot het zogenaamde kortomloop-hout: doorgaans wordt elke drie jaar geoogst: een wilgenplantage heeft enkele cycli nodig om tot maximale opbrengst te komen. Uitgangspunt is een termijn van tien jaar, waarbinnen drie keer geoogst kan worden. • Miscanthus heeft een aantal oogstcycli nodig om tot maximale opbrengst te komen. Uitgangspunt is een projectduur van acht jaar. Deel 1: wat is mogelijk? 29 Deel 3: wat doe je? Economie Om de aanloopkosten te beperken en schaalvoordelen voor de exploitatie te maximaliseren, hebben biomassatelers een uitgesproken voorkeur voor grote arealen van circa tien hectare of meer; met kleine en/of niet aaneengesloten stukken grond van enkele hectares kunnen zij doorgaans minder goed uit de voeten. 10 8 6 4 0 Wilg Miscanthus Terugverdientijd Vezelhennep (stro + zaad) Vlas (stro + zaad) Koolzaad (stro + zaad) Aangenomen projectduur Figuur 29: resultaten business case Organisatie Ook de organisatorische randvoorwaarden voor de teelt van biomassa hebben relatief weinig om het lijf: zeker op arealen waar nu al agrarische (voedsel)activiteiten plaatsvinden, zullen initiatiefnemers in principe beperkte organisatorische drempels tegenkomen. In beginsel is ieder egaal stuk onbebouwd land met de juiste grondsoort geschikt vanuit het organisatorische perspectief, zolang het terrein voldoende bereikbaar en toegankelijk voor de exploitant om werkzaamheden als ploegen, eggen, planten en bemesten uit te voeren. Lokale betrokkenheid realiseren voor een bioteelt project, is een opgave met een hoge moeilijkheidsgraad. Participatiemodellen ontbreken en de mate waarin biomassateelt bijdraagt aan het behalen van duurzaamheidsdoelstellingen, is verre van eenvoudig vast te stellen: in theorie kan de afzet van de productie lokaal of regionaal plaatsvinden, maar afdwingbaar is dit zeker niet, gegeven het Deel 1: wat is mogelijk? 2 Deel 2: wat wil je? Juridisch-planologisch Teelt van biomassa is in vergelijking met de aanleg van een zonne- of windpark eenvoudiger te realiseren: de doorlooptijd van initiatief tot realisatie is kort en ruimtelijke implicaties zijn gering: hoewel TAB-gronden doorgaans bestemd zijn voor bedrijven of woningen geldt het overgangsrecht, wat inhoudt dat de actuele agrarische bestemming vigerend blijft, zolang de grond niet op een andere wijze benut wordt. Daarnaast kan de inzet van de gronden flexibel plaatsvinden: indien nodig kan de gemeente relatief snel weer beschikken over de gronden. 30 12 Deel 3: wat doe je? Cruciaal is de bevinding dat biomassateelt zich kenmerkt door relatief lage investeringskosten en relatief hoge kosten en baten in exploitatiejaren: een analyse op basis van een projectrendement is in dergelijke gevallen minder geschikt. 14 Tijd (jaren) • Vezelhennep, vlas en koolzaad zijn eenjaarsgewassen die relatief eenvoudig en flexibel in te zaaien zijn en vanaf het eerste jaar een volle opbrengst kunnen geven. Gezien de aanloopkosten is gekozen voor een minimale exploitatietermijn van vijf jaar. • De gemeentelijke pachtinkomsten zijn beperkt (€100 - €400), maar het financiële gewin voor gemeenten loopt hard op als vermeden beheers- en onderhoudskosten in ogenschouw worden genomen. Figuur 30: vlas • De uiteindelijke toepassing van de geoogste biomassa ligt normaliter buiten de invloedssfeer van de gemeente: het is aan de initiatiefnemer/investeerder om te bepalen wat er met de biomassa gebeurt. Deze kan verkocht worden als brandstof, maar net zo goed worden ingezet als grondstof. Toepassing kan plaatsvinden binnen de gemeente in kwestie, maar ook daarbuiten. Kortom: het is maar de vraag in hoeverre teelt van biomassa bijdraagt aan een lokale duurzame-energiedoelstelling. Deel 1: wat is mogelijk? • De haalbaarheid van biomassateelt wordt voor een aanzienlijk deel bepaald door de uiteindelijke projectduur: voor kortomloop-hout, zoals wilg, is onder de gestelde aannames een duur van tien jaar niet voldoende voor rendabele teelt. Ook voor éénjarige gewassen zoals vezelhennep, vlas en koolzaad is normaal gesproken drie tot vijf jaar wenselijk. 31 Deel 2: wat wil je? In de operationele fase draagt een veld voor biomassateelt bovendien niet van zichzelf de boodschap uit dat hier (tijdelijk) duurzame productie van grondstoffen plaatsvindt; voor het oog van mensen vinden hier gebruikelijke agrarische activiteiten plaats en aan een duurzaam initiatief zullen zij niet direct denken. Een gemeente die kiest voor biomassateelt, kan desgewenst ruchtbaarheid geven aan het duurzame karakter via aanduidingen op borden. Conclusies Een biomassaproject blijkt in technisch en organisatorisch perspectief relatief eenvoudig op te tuigen, maar kenmerkt zich door dunne en onzekere marges voor initiatiefnemers. De inzet van de gronden kan flexibel plaatsvinden: indien gewenst kan de gemeente snel weer over de gronden beschikken. Voor een gemeente staat kiezen voor teelt van biomassa dan ook gelijk aan kiezen voor de weg van weinig weerstand. Die heeft echter ook een keerzijde: Deel 3: wat doe je? feit dat de exploitant de oogst zal afzetten op de plek waar daar de hoogste vergoeding tegenover staat. Gezien de dunne marges is dat natuurlijk niet verwonderlijk. Feiten Kwantitatief van groot belang in de energietransitie Overgangsrecht van ‘oude’ agrarische bestemming voorziet in snelle planvorming • Hoewel biomassateelt relatief flexibel en eenvoudig is, geldt uiteraard wel dat initiatiefnemers een zekere mate van commitment en zekerheid van de gemeente nodig hebben: de markt voor biomassaproducten is in vergelijking tot voedselgewassen nog vrij onvolwassen. Dat maakt dat risico’s relatief groot zijn. De geringe marge tussen kosten en baten maakt dat een kleine tegenvaller het verschil maakt tussen een rendabel en een verlieslatend project. Grote financiële Winst zit vooral in opbrengst voor gemeente vermeden beheers- en en projectontwikkelaar onderhoudskosten Waarheid: de marges in de exploitatie van biomassa zijn flinterdun Kleine stukken grond kunnen voor biomassateelt worden ingezet Waarheid: telers van biomassa kunnen alleen uit de voeten met grotere en aaneengesloten arealen Hoogwaardige en flexibele toepassing van biomassa Figuur 31: feiten en fabels over biomassateelt Deel 3: wat doe je? Figuur 31 duidt ten slotte de belangrijkste feiten en fabels die van toepassing zijn op de haalbaarheid van initiatieven op het gebied van biomassateelt. Waarheid: In vergelijking met andere duurzame-energietechnieken is de potentie van biomassa relatief klein 32 Deel 1: wat is mogelijk? Fabels Deel 2: wat wil je? • Voor biomassateelt moet een gemeente rekening houden met lage pachtopbrengsten van € 100 tot € 400 per hectare per jaar. Dit is lager dan reguliere agrarische pachtprijzen: biomassateelt levert doorgaans minder op dan voedingsgewassen. Bovendien zijn afzetprijzen aan sterke fluctuaties onderhevig. Deel 2: wat wil je? Criterium Toelichting Lokale levering In hoeverre kan de opgewekte energie fysiek dan wel administratief worden geleverd aan burgers en bedrijven? Waarneembaarheid/imago In hoeverre fungeert het concept als waarneembaar visitekaartje van de gemeente? Innovatief karakter In hoeverre herbergt het concept potentie voor (technologische) innovaties? Bijdrage DE-doelstelling Wat is de opbrengst van het concept uitgedrukt in ton CO2/ha/jr en ton CO2/jr in verhouding tot de totale CO2-uitstoot in de gemeente? Financiële implicaties gemeente Wat is de opbrengst van het concept uitgedrukt in €/ha/jr (voor de gemeente)? Financiële implicaties initiatiefnemer Welke condities (zoals termijn) zijn nodig voor een rendabele exploitatie? Werkgelegenheid Levert het concet een positieve bijdrage aan de lokale werkgelegenheid? Financiële participatie burgers Op welke wijze kunnen burgers financieel dan wel anderszins participeren in een project? Diversiteit en hybriditeit In hoeverre kunnen verschillende concepten in hetzelfde gebied gecombineerd worden en/of naast elkaar bestaan? Schaalgrootte Wat is de minimale dan wel optimale schaalgroote en/of ruimtebeslag van een project? Slaagkans Wat is de kans dan wel het afbreukrisico dat een project succesvol wordt geïmplementeerd? Figuur 32: toelichting per criterium Deel 2: wat wil je? 2.1 Criteria-analyse Wanneer de generieke kansen van duurzame opties in het studiegebied zijn vastgesteld, kan een gemeente aan de slag met het maken van een integrale afweging tussen de concepten. Vooraf moge duidelijk zijn dat zon, wind en biomassa zeer verschillend van aard zijn als het gaat om kenmerken die ten grondslag kunnen liggen aan keuzes. De criteria die hier worden belicht, zijn in willekeurige volgorde: mogelijkheden tot lokale levering van productie, waarneembaarheid, innovativiteit, bijdrage aan doelstellingen op het gebied van duurzame energie, financiële implicaties voor de gemeente, financiële implicaties voor de initiatiefnemers, invloed op werkgelegenheid, mogelijkheid tot burgerparticipatie, mogelijkheid tot combinatie van functies, schaalgrootte en slaagkans. In figuur 32 staat per criterium een beknopte toelichting. Deel 3: wat doe je? In deel 1 is een ruime toelichting gegeven op de kenmerken en randvoorwaarden (de haalbaarheid) van diverse duurzame opties op TAB-gronden. Vanuit deze kennis kan een gemeente aansturen op keuzes die niet alleen haalbaar zijn, maar zij ook wenselijk vindt, gegeven de inzichtelijk gemaakte implicaties van hernieuwbare-energietechnieken. Dit deel van de handreiking voorziet in een afwegingskader dat gemeenten kan helpen bij het maken van keuzes tussen haalbare opties. Deel 1: wat is mogelijk? 33 Concept Zon-PV Wind Biomassa, Wilgen (KOH) Product Elektriciteit Elektriciteit Warmte Elektriciteit (Materialen) 34 Lokale administratieve levering elektriciteit is mogelijk Toepassing en locatie van toepassing materiaal niet afdwingbaar Waarneembaarheid/ imago PV-panelen langs/nabij snelweg, ringweg of spoorlijn vormen duidelijk visitekaartje Windmolens langs/nabij snelweg, ringweg of spoorlijn kunnen letterlijk een entree vormen voor het gebied Wilgenteelt springt vanaf snelweg, ringweg of spoorlijn niet direct in het oog, zichtbaar maken kan met borden o.i.d. Innovatief karakter De ontwikkeling van nieuwe generaties zon-PV-panelen alsmede opslagsystemen voor elektriciteit is en blijft zeer actueel De ontwikkeling van nieuwe windturbines richt zich met name op grootschalige offshore turbines en ‘urban turbines’ en minder op turbines ‘op land’. De ‘biobased economy’ is volop in ontwikkeling en zal de komende decennia om veel onderzoek en innovatie vragen m.b.t. teelt van gewassen. Bijdrage DE-doelstelling 200 ton CO2/ha/jr 300 ton CO2/ha/jr 40 ton CO2/ha/jr Financiële implicaties gemeente 1.500 - 2.000 €/ha/jr inclusief OZB exclusief vermeden beheerskosten 2.500 - 3.500 €/ha/jr inclusief OZB exclusief vermeden beheerskosten 0 - 200 €/ha/jr exclusief vermeden beheerskosten Financiële implicaties initiatiefnemer 20 - 30 jaar nodig voor rendabele exploitatie In beginsel zijn zon-PV-velden niet mobiel 12 - 15 jaar nodig voor rendabele exploitatie 9 jaar Wilgen kennen een oogstcyclus van ca. 3 jaar. Minimaal zijn 3 cycli nodig Werkgelegenheid Installatie door een lokaal bedrijf is denkbaar PV-velden vragen slechts weinig beheer en onderhoud Grond- en civiel werk kan door een lokale bouwondernemen worden gedaan Levering en onderhoud windturbines door externe partij Teelt en onderhoud kan door een lokale onderneming worden verzorgd Financiële participatie burgers In het Energieakkoord worden mogelijkheden geboden aan burgers in de postcoderoos rondom het project Financiële participatie wordt veelvuldig toegepast en werkt draagvlakverhogend. Levering van elektriciteit is ook mogelijk Participatie door burgers ligt minder voor de hand Diversiteit en hybriditeit Combinatie met biomassa op naastgelegen velden. Geen combinatie met wind door schaduw Goed te combineren met biomassateelt. Kavel blijft ook geschikt als bedrijfslocatie Combinatie met zon-PV op naastgelegen velden. Combinatie met windturbines goed Schaalgrootte Vanaf 1 - 2 ha solitair: < 1 ha 4 turbines in rij: strook van 1,35 km minimaal 5 ha, 10 - 20 ha wenselijk Slaagkans/risico’s Draagvlak goed, ontwikkeltijd kort. Redelijk grote kans van slagen, afbreukrisico gemeente laag Publieke weerstand groot, lange ontwikkeltijd. Afhankelijk van toekomstige (financiële) condities Draagvlak goed. Risico’s zijn klein. Flexibiliteit minder dan bij eenjarig gewas Deel 2: wat wil je? Lokale administratieve levering elektriciteit is mogelijk Deel 3: wat doe je? Lokale levering Deel 1: wat is mogelijk? Criteria Concept Miscanthus Vezelhennep Vlas Koolzaad Product Warmte Elektriciteit Materialen Warmte Elektriciteit Materialen Warmte Elektriciteit Materialen Warmte Elektriciteit Materialen 35 Toepassing en locatie van toepassing materiaal niet afdwingbaar Toepassing en locatie van toepassing materiaal niet afdwingbaar Toepassing en locatie van toepassing materiaal niet afdwingbaar Waarneembaarheid/ imago Miscanthus springt als exotisch gewas relatief meer in het oog, maar is daarmee nog geen visitekaartje Vezelhennep springt vanaf snelweg, ringweg of spoorlijn niet direct in het oog, zichtbaar maken kan met borden o.i.d. Vlas springt vanaf snelweg, ringweg of spoorlijn niet direct in het oog, afgezien van de bloeiperiode Koolzaad springt vanaf snelweg, ringweg of spoorlijn niet direct in het oog, afgezien van de bloeiperiode (gele bloemenzee) Innovatief karakter De ‘biobased economy’ is volop in ontwikkeling en zal de komende decennia om veel onderzoek en innovatie vragen m.b.t. teelt van gewassen. De ‘biobased economy’ is volop in ontwikkeling en zal de komende decennia om veel onderzoek en innovatie vragen m.b.t. teelt van gewassen. De ‘biobased economy’ is volop in ontwikkeling en zal de komende decennia om veel onderzoek en innovatie vragen m.b.t. teelt van gewassen. De ‘biobased economy’ is volop in ontwikkeling en zal de komende decennia om veel onderzoek en innovatie vragen m.b.t. teelt van gewassen. Bijdrage DE-doelstelling 10 ton CO2/ha/jr 9 ton CO2/ha/jr 9 ton CO2/ha/jr 13 ton CO2/ha/jr Financiële implicaties gemeente 100 - 300 €/ha/jr exclusief vermeden beheerskosten 100 - 200 €/ha/jr exclusief vermeden beheerskosten 0 - 300 €/ha/jr exclusief vermeden beheerskosten 100 - 300 €/ha/jr exclusief vermeden beheerskosten Financiële implicaties initiatiefnemer 8 - 10 jaar is wenselijk. Miscanthus rendeert vanaf het 3e tot het 20e jaar 3 - 5 jaar. Ook verbouwd in wisselteelt met voedselgewassen 3 - 5 jaar. Ook verbouwd in wisselteelt met voedselgewassen 3 - 5 jaar. Ook verbouwd in wisselteelt met voedselgewassen Werkgelegenheid Teelt en onderhoud kan door een lokale onderneming worden verzorgd Teelt en onderhoud kan door een lokale onderneming worden verzorgd Teelt en onderhoud kan door een lokale onderneming worden verzorgd Teelt en onderhoud kan door een lokale onderneming worden verzorgd Financiële participatie burgers Participatie door burgers ligt minder voor de hand Participatie door burgers ligt minder voor de hand Participatie door burgers ligt minder voor de hand Participatie door burgers ligt minder voor de hand Diversiteit en hybriditeit Combinatie met zon-PV op naastgelegen velden. Combinatie met windturbines goed Combinatie met zon-PV op naastgelegen velden. Combinatie met windturbines goed Combinatie met zon-PV op naastgelegen velden. Combinatie met windturbines goed Combinatie met zon-PV op naastgelegen velden. Combinatie met windturbines goed Schaalgrootte minimaal 5 ha, 10 - 20 ha wenselijk minimaal 5 ha, 10 - 20 ha wenselijk minimaal 5 ha, 10 - 20 ha wenselijk minimaal 5 ha, 10 - 20 ha wenselijk Slaagkans/risico’s Draagvlak goed. Risico’s zijn klein. Flexibiliteit minder dan bij eenjarig gewas. Draagvlak goed, mits duidelijk gemaakt kan worden dat vezelhennep anders is dan wiet. Risico’s zijn klein. Draagvlak goed. Risico’s zijn klein. Draagvlak goed. Risico’s zijn klein. Figuur 33: vergelijking technieken op basis van criteria Deel 2: wat wil je? Toepassing en locatie van toepassing materiaal niet afdwingbaar Deel 3: wat doe je? Lokale levering Deel 1: wat is mogelijk? Criteria Waarneembaarheid Lokale levering Bijdrage DE/doelen Zon Wind Participatiemogelijkheden Financieel gewin gemeente Financieel gewin exploitant Innovativiteit Lokale werkgelegenheid Slaagkans Combineren van functies Biomassa Figuur 34: technieken en criteria Anders gezegd: hernieuwbare energie zal in toenemende mate meedoen in de toch al hevige concurrentiestrijd om ruimte. Dat is ontegenzeggelijk het gevolg van alle lokale, regionale en (inter)nationale doelstellingen op het gebied van duurzaamheid. Gezien deze concrete doelstellingen van overheden op het gebied van duurzame energie verdient het thema allicht meer dan een zoektocht naar locaties die tijdelijk, min of meer toevalligerwijs, vrijkomen als gevolg van uitblijvende andere ontwikkelingen. Dit neemt overigens niet weg dat het alsnog zinvol kan zijn een braakliggend terrein in te zetten voor (tijdelijke) duurzame-energie-productie. Deel 1: wat is mogelijk? 36 Deel 2: wat wil je? Figuur 34 laat zien welke keuze(s) voor de hand liggen wanneer voor een gemeente één bepaald specifiek criterium leidend is. In de praktijk zijn voor gemeenten vaak meerdere criteria van bovengemiddeld belang. 2.2 Integrale afweging tussen plekken en technieken Totnogtoe is de (tijdelijke) beschikbaarheid en verlieslatendheid van TAB-gronden aanleiding geweest om na te denken over - in het geval van deze studie - inpassingsmogelijkheden van mogelijke duurzame-energie-opties. Achterliggende reden is het feit dat energie voor het eerst sinds lange tijd een weerslag krijgt op (de lokale) ruimte. Vanuit de fossiele energiehuishouding van de laatste decennia zijn we gewend geraakt aan het feit dat energie juist lokaal geen ruimtebeslag heeft. Met de komst van duurzame energie (windmolens, zonnepanelen et cetera) verandert dit. Deel 3: wat doe je? De drie technieken die onderwerp van studie zijn in deze handreiking bekennen gauw kleur in een vergelijking op basis van de genoemde criteria; zie figuur 33 voor een integraal overzicht. Ruimtelijke Ordening Duurzaamheid Structuurvisie Duurzaamheidsvisie Ruimtelijke afweging voor DE Duurzaamheidsstructuurvisie Figuur 35: ruimtelijke ordening en duurzaamheid komen samen in een duurzaamheidsstructuurvisie Deel 1: wat is mogelijk? 37 Deel 2: wat wil je? Dit impliceert dat de beleidswerelden van de ruimtelijke ordening en duurzaamheid elkaar in toenemende mate moeten opzoeken. Waar nu nog duurzaamheidsvisies en structuurvisies haast geïsoleerd van elkaar bestaan, is het raadzaam via een duurzaamheidsstructuurvisie ruimte vrij te maken voor duurzame energie, voor de korte, middellange en lange termijn; zie figuur 35. Voor gemeenten is dit een expliciete kans om te komen tot een maatwerkoplossing als het gaat om de (lokale) energievoorziening van de toekomst: wat kan waar en wat wil je waar? Gemeenten met een op maat gesneden duurzaamheidsstructuurvisie hebben lokale (on) mogelijkheden voor de toepassing van duurzameenergie-technieken letterlijk en figuurlijk in kaart gebracht. Dit impliceert dat zij van tevoren kunnen aangeven of bepaalde duurzame opties op een TAB-terrein al dan niet haalbaar en wenselijk zijn. Een vraaggestuurde ad-hocbenadering per braakliggende (T)AB-grond is dan niet langer noodzakelijk. Gezien de felle concurrentiestrijd om ruimte kunnen andere opties naast duurzame energie (water, recreatie, natuur et cetera) alsnog voorzien in een zinvolle en waarschijnlijk veel flexibere wijze van zinvolle ruimtebenutting. Let wel: het kán ook bewust beleid zijn om juist versnipperde stroken beschikbare TAB-gronden te benutten voor zonneparken, biomassateelt of windturbines, hoewel de laatste optie minder aannemelijk is. Deel 3: wat doe je? Een gemeente die zijn duurzame ambities serieus neemt, zal evenwel ook op een hoger schaalniveau ruimte voor duurzame energie moeten afdwingen. Deel 3: wat doe je? Deel 2: wat wil je? Wanneer een gemeente vanuit de verworven kennis op het gebied van hernieuwbare energie tot een keuze is gekomen voor een combinatie van grond en techniek, moet nog veel gebeuren voordat een project daadwerkelijk in de operationale fase belandt. In dit deel van de handreiking volgt daarom een generiek handelingsperspectief of ontwikkelplan dat stakeholders ter harte kunnen nemen, op weg naar het verduurzamen van de lokale energiehuishouding. Figuur 37 biedt dit handelingsperspectief, in de vorm van een stappenplan. 38 Deel 1: wat is mogelijk? Deel 3: wat doe je? Figuur 36: zonnepark Wie is primair aan zet? 1 Zon, wind, bio Bepaling rolverdeling • • • Wie zijn intern betrokken? Wie ontwikkelt? Wie stelt grond beschikbaar? Gemeente, grondeigenaar 2 Zon, wind, bio Kenbaar maken belang voor gemeente • • Waarom zon/wind/bio? Waarom hier? Gemeente 3 Zon, wind, bio Vaststellen randvoorwaarden (zie criteria figuur 31) • • • • Eventuele borging tijdelijkheid Pacht (ja/nee, hoeveelheid) Esthetiek Participatiemodel Gemeente 4 Zon, wind, bio Zoek verbinding met markt • • Maak beschikbaarheid locatie kenbaar Geef randvoorwaarden aan Gemeente 5 Zon, wind Locatieonderzoek en gereedmaken locatie • • • • • • • • Definitief technisch ontwerp Netstudie Borging beveiliging Omgevingsstudies Landschappelijke inpassing Definitieve business case Bestemmingsplanwijziging Omgevingsvergunning Ontwikkelaar en gemeenten 6 Zon, wind Oprichten coöperatie • • • • • • Vaststellen statuten Vorming bestuur Sluiten contracten Sluiten afnamecontract stroomlevering Opvragen offertes turn-key-realisatie project Aanvragen beschikking Belastingdienst t.b.v. coöperatie Ontwikkelaar, gemeente kan faciliteren 7 Zon, wind Creëren lokale betrokkenheid • • • • Inrichten website Organiseren informatieavonden Informeren lokale pers Up-to-date houden geïnteresseerden Gemeente, ontwikkelaar, coöperatie 8 Zon, wind Werven leden en gelden • Aanbieden project op platform zodat mensen kunnen aangeven of en voor hoeveel zij willen participeren Gemeente, ontwikkelaar, coöperatie 9 Zon, wind, bio Realisatie project • Uitvoering van het project EPC-partij (zon en wind), exploitant (biomassa) 10 Zon, wind Exploitatie project • Stroom wordt afgenomen door energiebedrijf en geleverd aan coöperatieleden Energiebedrijf legt verantwoording af aan Belastingdienst Zorg voor de administratie Coöperatie • • Figuur 37: stappenplan voor de verduurzaming van de lokale energiehuishouding 39 Deel 1: wat is mogelijk? Centrale vragen/aandachtsgebieden Deel 2: wat wil je? Relevant voor Noemer Deel 3: wat doe je? Stap Conclusies Veel Gelderse gemeenten beschikken over gronden waar voorziene ontwikkelingen uitblijven en de optie hernieuwbare energie al dan niet tijdelijk een plek kan krijgen. De arealen waar het concreet over gaat, staan weergegeven in figuur 38. Figuur 38: TAB-locaties in Gelderland In deze handreiking is aangetoond dat op dit soort gronden onder voorwaarden interessante projecten te realiseren zijn, maar daarvoor heeft de markt heeft een welwillende gemeente nodig. Tegelijkertijd leveren de meeste duurzameenergie-projecten onder het huidige politieke, 40 fiscale en economische klimaat geen hoog financieel rendement op: initiatiefnemers en ontwikkelaars moeten op voorhand rekening houden met aanzienlijke aanloopkosten, onzekere ontwikkeltrajecten en dunne exploitatiemarges. Voor de gemeente vraagt deze wetenschap een proactieve aanpak: de rol van de ‘Andere Overheid’ is hier zeker van toepassing. De klassieke gedachte dat de gemeente beleidskaders vaststelt en dat ‘de markt het daarna wel oppikt’ gaat in het geval van duurzame energie meestal niet op. Bij een proactieve aanpak van de gemeente horen de volgende stappen: 1. Verwachtingenmanagement Wanneer het financiële rendement van duurzameenergie-projecten tegenvalt, is het niet realistisch om als gemeente te verwachten dat de pacht- en/ of OZB-opbrengsten dusdanig zullen zijn dat daarmee de rentelasten volledig kunnen worden gecompenseerd. De meeste duurzame-energieprojecten zijn geen vetpot, maar dienen voor de gemeente veel meer een maatschappelijk doel. Het is zaak op ambtelijk en bestuurlijk niveau realistische randvoorwaarden te stellen. 2. Gewogen en gedragen keuzes maken voor inzet van ruimte voor duurzame energie Een multi-criteria-analyse is een nuttig instrument om te komen tot een weloverwogen keuze voor de ruimtelijke invulling van het gebied. In het geval van duurzame energie vormen de bestaande duurzaamheidsvisie en de structuurvisie daarbij belangrijke pijlers: duurzame energie heeft nu eenmaal een ruimtebeslag. Daarbij is het zaak het onderwerp initieel gemeentebreed in te steken en via potentieelstudies ruimtebeslag voor duurzame energie goed in kaart te brengen. Een dergelijke aanpak geeft een totaalbeeld van mogelijkheden en consequenties. Een bestuurlijk breed gedragen keuze voor duurzame energie is de basis voor een succesvolle ontwikkeling: een ‘zwalkende’ overheid zal initiatiefnemers, zeker gezien de geschetste financiële risico’s, snel doen besluiten af te haken. 3. De rol van de gemeente vaststellen Dat ‘de markt het niet oppikt’, betekent niet dat marktpartijen per se van de gemeente verwachten dat zij op de stoel van een initiatiefnemer gaat zitten, zelf ontwikkelt en/of financieel participeert en daarmee mogelijk zelfs concurreert met de markt. Ontwikkelaars en investeerders van duurzame concepten zijn er in Nederland voldoende en zij weten de weg naar de gemeente doorgaans goed te vinden, mits die gemeente in staat is: • vanuit de gemaakte (bestuurlijke) keuzes heldere randvoorwaarden op te stellen; • actieve ondersteuning te bieden gedurende het ontwikkeltraject, onder meer bij ruimtelijke procedures en vergunningprocedures. Zaak is dat de gemeenten vanuit een visie alles in het werk stelt om het project samen met de 41 ontwikkelaar tot een succes te maken. Uiteraard lopen de belangen van beide partijen uiteen: waar ontwikkelaars/investeerders veelal inzetten op financiële rendabiliteit, is de drijvende kracht van de lokale overheid daarbij met name de maatschappelijke vacature die zij kan opvullen. 42 Ten slotte De mogelijke stellingname dat de komst van enige duurzame optie op een braakliggend terrein financiële malheur omvormt in economische voorspoed, verdient veel nuance. Het realiseren van duurzame-energie-concepten zou meer een keuze moeten zijn op basis van een te behalen maatschappelijk rendement: bijdrage aan de klimaatdoelstelling, lokale leefbaarheid en een ‘groen’ imago. Een ambtelijk en bestuurlijk gedragen plan en bijbehorende randvoorwaarden vormen hiervoor in ieder gemeente hiervoor de basis. In dat kader kan een gemeentebrede afweging omtrent locaties waar de diverse duurzame-energietechnieken zowel haalbaar als wenselijk zijn veel waarde toevoegen; ad-hocbenaderingen voor individuele TAB-gronden zijn dan niet langer aan de orde, terwijl structureel ruimte wordt vrijgemaakt voor hernieuwbare energie. In een duurzaamheidsstructuurvisie kunnen inzichten uit de werelden van de ruimtelijke ordening en hernieuwbare energie op een eigentijdse wijze samenkomen. Figuur 39: windturbine in aanbouw Veelgestelde vragen Wat is TAB? Iedere gemeente heeft zorgvuldig een toekomstbeeld geschetst, maar in de praktijk blijven voorziene ontwikkelingen nogal eens uit. In die gevallen kan het concept “Tijdelijk Anders Bestemmen” (TAB) uitkomst bieden. TAB voorziet in de mogelijkheid om een locatie tijdelijk op nuttige wijze te gebruiken als de gewenste ontwikkelingen lang(er) op zich laten wachten, om wat voor reden dan ook. TAB stoelt op het inzicht dat de wetgeving ruimte biedt om (al dan niet tijdelijk) van vigerende bestemmingsplannen af te wijken. Met andere woorden: dankzij TAB kunnen gemeenten doeltreffend inhaken op de ruimtelijke actualiteit, zonder de toekomst uit het oog te verliezen. Wat kan een gemeente met TAB? TAB kan een gemeente verscheidene voordelen bieden. Zo kan een gemeente dankzij TAB kwaliteit toevoegen aan ruimte en verrommeling tegengaan. Daarnaast is TAB bij uitstek een middel voor een gemeente om grondverliezen te beperken en dus haar inkomsten te verhogen. Een TAB-initiatief kan ook ontstaan doordat een gemeente op korte termijn een oplossing nodig heeft voor een acuut vraagstuk, zoals het huisvesten van studenten. Kortom: TAB biedt gemeenten flexibiliteit als het gaat om het invullen van beschikbare ruimte. Juist daarom liggen op TAB-locaties kansen voor zeer diverse tijdelijke ontwikkelingen. Het is maar net waar de prioriteiten van een gemeente liggen en op welk gebied er initiatieven vanuit de markt ontstaan. Natuurlijk is de politiek-bestuurlijke, juridische en sociaal-economische context altijd leidend bij de totstandkoming van een TAB-project. Waarom kan TAB? TAB is feitelijk een interpretatie van bestaande regelgeving, en niet zozeer een instrument in de ruimtelijke ordening. De kern van TAB is dat voor het anders bestemmen van een bepaalde locatie niet altijd een bestemmingsplanwijziging nodig is: het Besluit omgevingsrecht (Bor) dat geldt als uitwerking van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) - voorziet in de mogelijkheid een tijdelijke ontheffing van het bestemmingsplan te verkrijgen. Eerder was hieraan een maximale termijn van vijf jaar gekoppeld, maar deze termijn vervalt naar verwachting in de nieuwe Omgevingswet. Dit zou betekenen dat TAB ook voor een langere periode dan vijf jaar mogelijk wordt. Natuurlijk geldt dit alleen als de benodigde vergunningen voor een bepaalde ontwikkeling zijn bemachtigd. Wanneer een tijdelijke ontwikkeling een doorlooptijd van tien jaar of langer heeft, dan ligt het voor de hand alsnog een bestemmingsplanwijziging door te voeren. Wat als de markt weer aantrekt? Een keuze voor een zonnepark betekent dat op de locatie in kwestie voor een periode van ten minste 25 jaar geen bedrijvigheid plaats kan vinden of woningen gebouwd kunnen worden. Windenergie 43 is mogelijk te combineren met de inpassing van bedrijvigheid. Met biomassateelt behoudt een gemeente wel de flexibiliteit op betrekkelijk eenvoudig in te kunnen spelen op een eventueel herstellende markt. Hoe tijdelijk is tijdelijk? Zonneparken zijn van alle duurzame opties het minst flexibel. Tijdelijkheid is hier dan ook een zeer relatief begrip, want het een exploitatietermijn van minder dan 25 jaar is niet denkbaar. Windmolens bepalen voor een periode van ten minste 15 jaar het aangezicht van een locatie. Bioteelt kan voor een periode van 5 tot 10 jaar haar waarde bewijzen als flexibele invulling van ruimte. Hierna kan de exploitant in principe snel ruim baan maken voor de origineel voorziene ontwikkelingen, mochten die weer van de grond komen. Wanneer voor een zon- of windinitiatief een bestemmingsplan wordt gewijzigd, kan via een privaatrechtelijke overeenkomst met de exploitant alsnog een afspraak op papier komen omtrent de tijdelijkheid van een duurzaam initiatief (zij het voor 15 jaar bij wind of 25 jaar bij zon). Wat is de minimale omvang van een zon-PV-veld voor rendabele exploitatie? Technisch gezien bestaat er geen minimale omvang, maar een economisch optimum wordt bereikt bij een park waarin circa 2,25 MW aan zon-PV-vermogen (9.000 panelen) staat opgesteld (ongeveer vier hectare); het omvormervermogen ligt dan een fractie onder de 2 MVA (MegaVolt-Ampère), waardoor het enerzijds park te maken heeft met gunstige netinpassingskosten en anderzijds dankzij schaalvoordelen het voordeel van relatief beperkte hardwarekosten ervaart. Voorwaarde is wel dat alle stroom in de postcoderoos rond de productielocatie kan worden afgezet. Organisatorisch gezien geldt daarom dat een zonnepark voor rendabele exploitatie bij voorkeur niet te groot is. Het rendement van een park kleiner dan vier hectare is nog wel positief, maar minder aantrekkelijk dan het genoemde 2,25-MW-park. Wat is de minimale omvang van een areaal voor biomassateelt? Biomassatelers gaan bij voorkeur aan de slag met substantiële arealen van ten minste tien hectare, omwille van schaalvoordelen. Een gebied van vijf hectare blijkt in de praktijk de ondergrens; met kleine(re) stukken grond van een paar hectare kunnen en willen exploitanten niet uit de voeten. Draaien windmolens niet alleen op subsidie? Windturbines kunnen in de huidige markt nog niet zonder overheidssteun; zonder SDE+-subsidie blijken de business cases verlieslatend. Gezien de bijdrage van windturbines aan de wenselijke schone en betrouwbare energievoorziening biedt de overheid steun aan dergelijke hernieuwbare-energie-projecten. Overigens wordt overheidssteun aan de productie van fossiele energie vaak aangemerkt als oorzaak van de lagere kostprijs van “grijze stroom” ten opzichte van “groene stroom”. 44 Kunnen zonnepanelen uit een veld niet na verloop van tijd elders ingezet worden? Technisch gezien is dat mogelijk, maar dit zal onherroepelijk leiden tot zeer veel kosten en extra organisatie. Feitelijk is in een dergelijk geval sprake van vroegtijdige beëindiging van het project: de exploitant heeft de keuze om al dan niet elders een nieuw project te realiseren, waarbij het de vraag is of de gebruikte zonnepanelen weer kunnen worden ingezet. Om fiscale redenen en financieringsredenen is het mogelijk interessanter nieuwe panelen in te zetten. De exploitant van het zon-PV-park zou in een dergelijk geval gecompenseerd moeten worden voor gederfde inkomsten. De restwaarde van zonnepanelen na een jaar of tien wordt overigens geraamd op 1020% van de originele aanschafprijs. Zijn er al voorbeelden van operationele TABprojecten? Langs de A27 in Almere staan tien tijdelijke windmolens. Het betreft één van twee tijdelijke windmolenparken in Nederland; het andere is ‘Jaap Rodenburg’, ook in Flevoland. Deze windmolens kunnen 15.000 huishoudens van duurzame energie voorzien en zijn tot stand gekomen via tijdelijke ontheffingsen vergunningsprocedures. Qua tijdelijke biomassateelt zijn legio projecten reeds in de operationele fase beland, maar dat geldt (nog) niet voor tijdelijke zonne-energie. Dit heeft te maken met het feit dat de rendabiliteit van zonneparken pas sinds 2014 mogelijk een enigszins acceptabel niveau toont, dankzij de postcoderoosregeling uit het SER-Energieakkoord. Het is dus de verwachting dat grondgebonden zonne-energie-installaties vanaf 2014 snel hun weg naar de praktijk gaan vinden. 45 Bijlage 1: de Postcoderoosregeling uit het SER-Energieakkoord In deze handreiking is meermaals gerefereerd aan het feit dat de haalbaarheid van zonneweides tot voor kort samenhing met de mogelijkheid om fiscale maatregelen (zoals de Energie-investeringsaftrek) te combineren met de SDE+-subsidie. Het in september 2013 gesloten SER-Energieakkoord maakt stapeling van deze maatregelen (EIA en SDE+) onmogelijk, maar voorziet via wijzigingen in het Belastingplan 2014 toch in regelgeving die de economische haalbaarheid van grondgebonden zonne-energie-systemen in positieve mate beïnvloedt. Per 1 januari 2014 is namelijk een belastingkorting van 7,5 ct/kWh ingevoerd voor hernieuwbare energie die in coöperatief verband of door een vereniging van eigenaren (VvE) wordt opgewekt en gebruikt door kleinverbruikers, wanneer de leden van de coöperaties/VvE’s en de installatie(s) zich in de “postcoderoos” (viercijferige postcode plus aangrenzende postcodes) bevinden. Anders gezegd: er wordt in 2014 een variant van het concept “salderen vóór de eigen energiemeter” geïntroduceerd. Wanneer de korting wordt toegekend aan een coöperatief project, is deze gegarandeerd geldig voor een periode van tien jaar, conform een in november 2013 aangenomen amendement. Het kan dus zijn dat er na tien jaar geen belastingkorting meer beschikbaar is. In het meest gunstige geval is de belastingkorting gedurende de volledige levensduur van een zonnepaneel (25 jaar) beschikbaar, maar dit is niet de verwachting. Om gebruik te kunnen maken van deze regeling, dient dus in de eerste plaats een coöperatie te worden opgericht die het zonnepark middels haar leden financiert, realiseert en de geproduceerde stroom uit de installatie verkoopt aan een energieleverancier naar keuze. De leden van de coöperatie ontvangen vervolgens via hun eigen energieleverancier de energiebelastingkorting van 7,5 cent per kWh, naar rato van hun financiële participatie in het zonne-energie-systeem. De deelnemers moeten in de reeds gedefinieerde postcoderoos rondom het zonnepark woonachtig zijn en voor minimaal 95% tot de categorie “particuliere kleinverbruikers” (een niet-zakelijke aansluiting met een doorlaatwaarde van ten hoogste 3x80 Ampère) behoren. In postcoderozen De nieuw te bouwen aansluiting op het elektriciteitsnet dient te worden gefinancierd door de coöperatie, maar zij hoeft in het geval van een gebouwgebonden (kleinverbruikers)installatie niet de jaarlijks terugkerende capaciteitstarieven te voldoen die normaal gesproken horen bij de elektriciteitsaansluiting in kwestie. Dit voordeel geldt niet voor zon-PV in veldopstelling. 46 Bijlage 2: kosten voor de bouw en het instandhouden van een elektriciteitsaansluiting Type aansluiting 47 Tarief in euro (exclusief BTW, 2014 > 3 x 80 A t/m 100 kVA aangesloten op algemeen voedingspunt 4.471,00 > 100 kVA t/m 160 kVA aangesloten op algemeen voedingspunt 5.011,00 > 160 kVA t/m 630 kVA met transformator en LS-meting 19.750,00 > 630 kVA t/m 1 MVA met transformator en LS-meting 35.390,00 > 1 MVA t/m 2 MVA 56.060,00 > 2 MVA t/m 5 MVA 248.370,00 > 5 MVA t/m 10 MVA 361.372,00 > 10 MVA Meerlengte Maatwerk Tarief per meter in euro (exclusief BTW, 2014 > 3 x 80 A t/m 100 kVA aangesloten op algemeen voedingspunt 46,80 > 100 kVA t/m 160 kVA aangesloten op algemeen voedingspunt 55,60 > 160 kVA t/m 630 kVA met transformator en LS-meting 120,80 > 630 kVA t/m 1 MVA met transformator en LS-meting 120,80 > 1 MVA t/m 2 MVA 120,80 > 2 MVA t/m 5 MVA 120,80 > 5 MVA t/m 10 MVA 202,10 > 10 MVA Maatwerk Aansluitdienst Tarief per maand in euro (exclusief BTW, 2014 > 3 x 80 A af LS-net 3,01 > 3 x 80 A t/m 100 kVA aangesloten op algemeen voedingspunt 10,82 > 100 kVA t/m 160 kVA aangesloten op algemeen voedingspunt 12,11 > 160 kVA t/m 630 kVA met transformator en LS-meting 48,99 > 630 kVA t/m 1 MVA met transformator en LS-meting 48,99 > 1 MVA t/m 2 MVA 136,00 > 2 MVA t/m 5 MVA 600,00 > 5 MVA t/m 10 MVA 873,00 > 10 MVA Maatwerk Transportdienst Gecontracteerd transportvermogen LS t/m 50 kW MS/LS > 50 t/m 136 kW 36,75 MS > 136 t/m 2.000 kW 36,75 TS/MS of HS/MS > 2.000 kW 230,00 TS > 2.000 kW 230,00 HS > 2.000 kW 230,00 Systeemdiensten LS, MS/LS, MS, TS/MS of HS/MS, TS, HS Tarief per maand in euro (exclusief BTW, 2014 1,50 Tarief per kWh in euro (exclusief BTW, 2014 0,00101 48 Colofon April 2014. Deze handreiking is gemaakt door Green Spread in opdracht van de provincie Gelderland. Provincie Gelderland Postbus 9090 6800 GX Arnhem J.A. Willemsen (Johan) Prioritair Programma Energietransitie Provincie Gelderland T: +31 26 359 81 39 E: [email protected] C. Onderdelinden (Carla) Prioritair Programma Energietransitie Provincie Gelderland T: +31 26 359 97 47 E: [email protected] Green Spread Advies & Ontwikkeling Utrechtseweg 310, gebouw H02 6812 AR Arnhem +31 (0)85 - 4013470 www.greenspread.nl [email protected] Roy Ellenbroek Sander Kooper 49
© Copyright 2025 ExpyDoc