30 | LANDWERK #2 / 2014 Interview Walter Kooy, directeur SCAN Dynamiek met graag wat ruimte voor creativiteit Stichting Collectief Agrarisch Natuurbeheer (SCAN) is in november 2013 opgericht door de koepelorganisaties BoerenNatuur, Natuurlijk Platteland Oost, Natuurrijk Limburg, LTO Noord, Veelzijdig Boerenland en ZLTO. De stichting wil agrarische collectieven ondersteunen die zich momenteel voorbereiden op hun rol als eindbegunstigde voor subsidies in het nieuwe stelsel voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer (ANLb) dat in 2016 van start gaat. Door Rob Janmaat Hoe ervaart u de nieuwe werkplek bij de SCAN? Het is dynamische tijd, met veel nieuwe verhoudingen. Voor ons is natuurlijk van belang dat we binnen de SCAN met zes koepels werken, met verschillende achtergronden. Sommige zijn helemaal gericht op agrarisch natuurbeheer, en andere doen het erbij. Ook zien we een nieuwe verhouding bij de overheden waar het ministerie van EZ en de provincies intensief samenwerken. Waarbij we ook nog 12 verschillende provincies hebben, waarvan sommige ook graag gebruik maken van de mogelijkheden die er zijn door de decentralisatie. Binnen elke provincie zie je dan nog weer een verschil in houding tussen bestuurders, die vooral tempo willen maken, en het algemeen bestuur dat er zorg voor wil dragen dat alles goed geregeld en afgedekt is. Kortom, het is dynamisch en het moet allemaal nog een beetje op z’n plek vallen. In grote lijnen gaat het goed. Er ligt nu een internationaal doelenkader. Dat moet nog door de provincies worden opgepakt. In sommige provincies is men al in gesprek met de collectieven. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar? Sommige provincies zijn inderdaad wel wat vroeg. De verdeling van de doelen over de provincies, met mogelijk ook nog een LANDWERK #2 / 2014 nieuwe financiële verdeling, is op 1 juli klaar. Het is dus misschien niet zo doelmatig om nu al te beginnen met inhoudelijke gesprekken tussen provincie en collectieven. Aan de andere kant vind ik het goed dat er beweging is, en dat er gesprekken zijn. We willen immers ook vooruit. De collectieven vragen op veel plaatsen aan provincies om ‘de boel niet dicht te timmeren’. Geven provincies aanleiding voor deze vraag? Er zitten nogal wat verschillen tussen de provincies. Sommige geven veel ruimte, en andere hebben de neiging de kaarten en de maatregelenpakketten vast te leggen. Tegen die laatste zeggen we: jullie laten ons te weinig ruimte voor creativiteit. We moeten rekening kunnen houden met verschillende omstandigheden. Op een bepaalde plek kunnen de abiotische omstandigheden perfect zijn, maar als daar enkele cruciale boeren niet mee willen doen, kan een andere plek met grote bereidheid van boeren toch beter zijn. 31 Krijgen we dan geen herhaling met de ‘vliegende hectares’ uit het verleden die verre van effectief waren? Het is de collectieven allemaal helder dat het effectiever moet. Dat we het anders moeten doen dan in de voorgaande perioden. Dat besef is overal aanwezig. Kijk, de collectieven zullen straks ook allemaal een certificaat moeten halen waarmee duidelijk is dat ze professioneel te werk gaan. Op dat moment willen we ook zo behandeld worden. Net als de terreinbeherende organisaties. We willen in ‘mooi Nederlands’ een level playing field: voor iedereen een gelijke behandeling. Dus als er eenmaal een certificaat is geen extra controles meer. Tenzij een overheid dit goed kan beargumenteren waarom een of meer collectieven een andere behandeling krijgen. Dat kan bijvoorbeeld te maken hebben met extra audits vanuit de Europese Commissie omdat er Europees geld mee gemoeid is. Dus na het RLI-rapport is duidelijk dat het anders moet, maar ik denk dat het beter is om te stimuleren dan door extra te controleren. Stimuleren werkt beter, dat geeft vertrouwen. 32 | LANDWERK #2 / 2014 Is het vertrekpunt voor terreinbeherende organisaties en natuurbeherende boeren niet anders? Voor de tbo’s is natuur hun primaire taak, voor boeren is de primaire taak voedselproductie. Ze zijn beide met natuur bezig. Het is dan ook prima dat de terreinbeherende en soortenorganisaties kunnen meepraten over agrarisch natuurbeheer. Maar het is nog niet zo ver dat boeren ook mee kunnen praten over het beheer binnen de natuurgebieden. Dat is nog geen gegeven. Het zou wel op z’n plaats zijn. Misschien zijn de omstandigheden anders en is er bij de boeren nog minder kennis. Dan moeten we ze in de gelegenheid stellen om die kennis op te vijzelen. Deels is de kennis ook nog niet beschikbaar. Er zijn nog veel vragen in de populatiedynamica. Toen we het soortenbeschermingsplan voor de grauwe gans opstelden wisten we ook niet dat de huidige ontwikkeling van de soort op gang zou komen. En ook: in het verleden verwachtten we heel veel van de nestbeschermers, dat is niet echt uitgekomen. Die wijsheid is er nu. Er is inmiddels toch al veel kennis vergaard. Gaan de collectieven die kennis gebruiken? De kennis die er is moeten we goed benutten. Dat moeten we combineren met een goede monitoring. Verder is het een taak van de overheid om te zorgen dat er nieuwe kennis wordt ontwikkeld. Dat zou kunnen in de vorm van het OBN, het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit. Dit werkt goed. Hier zou een tak agrarisch natuurbeheer aan toegevoegd kunnen worden. De SCAN praat mee over hoe dit georganiseerd kan worden. Komt kennis ook terug in het Programma van Eisen dat door het ministerie en de provincies is opgesteld ten behoeve de certificering van collectieven? Ja, daar is aandacht voor. Het is mooi dat het Programma van Eisen er is. Het was bij de oprichting van collectieven lastig dat we nog niet goed konden zeggen waar aan moest worden voldaan. De eisen zijn gelukkig niet erg gedetailleerd beschreven. Bijvoorbeeld voor kennis: zorg dat je kennisniveau op peil is. Het is aan de collectieven om in hun handboek te laten zien hoe ze hier werk van maken. De SCAN heeft contact met de certificeringscommissie voor de SNL. Hier blijkt dat onze ideeën voor het modelhandboek soms strenger zijn dan wat de certificeringscommissie voor ogen heeft. Dat geeft dus wel vertrouwen voor het modelhandboek. Dat is nu in voorbereiding, op 1 juli moet het klaar zijn. Dit zal geen kant en klaar handboek worden, er zitten nog de nodige invuloefeningen in voor de collectieven. Overigens verwacht ik niet alle heil van een handboek. Het zal toch vooral moeten komen van de intrinsieke motivatie om het werk goed te doen. Komen de collectieven overal goed van de grond? Dat ligt goed op koers. We hebben gezegd dat de organisaties op 1 juli bij de notaris moeten zijn geweest. Want vanaf dat moment moeten ze mee kunnen praten in de gebiedsprocessen. Op een aantal plaatsen zijn we nog op zoek naar de goede bestuursleden. Er wordt namelijk heel wat gevraagd van de bestuursleden. Ze zijn verantwoordelijk voor een veel groter budget dan de ANV’s tot dusverre waren. Daar komen handhaving en eventuele sancties nog bij. LANDWERK #2 / 2014 33 In de pilots kwam naar voren dat het voor een goede handhaving, en ook voor het opstellen van een gebiedsplan noodzakelijk is dat coördinatoren en bestuurders alle boeren in het gebied kennen. Kan hier nog aan worden voldaan nu de collectieven soms wel erg groot worden? Nu is het beleid omgegooid omdat het effectiever en efficiënter moest worden. Gaan we dat op deze manier halen? Eerst het probleem van de efficiëntie: zoals het er nu naar uit ziet komt er toch nog heel wat organisatie bij kijken. Er zit inderdaad een maximum aan de maat van collectieven. Als de omzet meer dan 4 miljoen wordt, moet je oppassen, hebben we wel eens gezegd. Groter moet het niet worden. Het zal in de praktijk ook geregeld zo zijn dat de ANV’s het gezicht zijn in het veld en namens de collectieven acteren. Soms zal de schouw dus door een ANV worden uitgevoerd en soms door een collectief. Ja, het gaat goedkoper worden. In de oorspronkelijke aanpak had je twee gescheiden geldstromen: een voor de organisatie en een voor het beheer. Dat schuiven we in elkaar. Boeren krijgen zo een prikkel om zoveel mogelijk geld naar het beheer te krijgen en dus een zo klein mogelijke organisatie. Wij hebben gezegd dat de organisatie gemiddeld ongeveer 15% zal zijn van het totale budget. Sommige collectieven denken dat ze dat gaan halen, anderen schrikken daarvan en denken dat het veel te weinig is. Het zal de ene dus wel lukken en de andere misschien net niet. Wat gaat de meest gekozen rechtsvorm worden? We hebben hier een advies voor aangevraagd en het meest voor de hand liggend is de coöperatieve vereniging. Er is namelijk geen winstoogmerk mar wel een ondernemersdoel, dan kom je bij deze rechtsvorm. Dat zal waarschijnlijk door de meeste collectieven worden gevolgd. Voor de coöperatieve vereniging worden nu concept-statuten voor voorbereid. We zien nog wel een liquiditeitsprobleem aankomen. In feite moeten de collectieven al in 2014 en 2015 functioneren, terwijl er pas vanaf 2016 geld is voor de beheervergoedingen. Van deze beheervergoedingen kunnen we een percentage afhalen om het collectief te kunnen laten functioneren. Maar in 2014 en 2015 zijn hier geen middelen voor beschikbaar. Is het voor de collectieven niet logisch ook naar geld uit private bronnen te kijken. Hier wordt voor het reguliere natuurbeheer vaak naar verwezen. Kun je als burger lid worden van een collectief? Burgers willen niet betalen voor een ondernemersgerichte coöperatie. Liggen we op koers voor de start in 2016? Ja. Al wordt het kantje boord. En het zal niet met de schoonheidsprijs voor alles zijn, maar het gaat lukken. Je merkt ook dat onder druk alles vloeibaar wordt. Daarbij wil ik nog een compliment maken aan de soorten- en terreinbeherende organisaties: mede door hun constructieve houding gaat het lukken. En wordt het effectiever? Schiet de natuur er iets mee op? Dan hangt er van af of de overheden durven te kiezen. De huidige trend is dat de overheid steeds zwaardere pakketten wil omdat dat het meeste natuur zou opleveren. Wij denken dat het beter is om ook te kijken naar waar gemotiveerde boeren zitten. Je kunt denk ik beter op een groter areaal wat minder kwetsbare en bijzondere natuur beheren dan op een klein deel iets heel bijzonders. Zeker in het licht van het feit dat ik het niet raar zou vinden als de komende dertig jaar het budget voor agrarisch natuurbeheer eerder zal dalen dan stijgen. Dan kun je beter nu al boeren zo ver krijgen dat ze in hun bedrijfsvoering rekening houden met natuurwaarden. Er zal dan langzamerhand ook een markt ontstaan voor producten van deze bedrijven. Consumenten zullen op een gegeven moment de keuze moeten kunnen maken in de supermarkt om een product te kopen van een boer die natuurvriendelijk werkt. We moeten met minder geld naar een effectiever natuurbeheer. Enerzijds kan dat dus uit de markt komen, maar we zullen ook slimmer moeten beheren. Dat betekent dat terreinbeheerders en boeren met elkaar in de natuurbeheerplannen omschrijven hoe ze gezamenlijk in een gebied de natuurwaarden zo goed mogelijk gaan beheren.”
© Copyright 2024 ExpyDoc