al eci p s n e v Brie Donderdag 30 oktober 2014 Acht pagina’s brieven – over schrijven, over lezen, over het leven. En waarom ze zullen blijven. EN VERDER ILLUSTRATIE LOTTE KLAVER De eeuwige kracht van de pen op papier C2 NRCHANDELSBLAD BOEKEN Brievenspecial DONDERDAG 30 OKTOBER 2014 C3 Open brief A.F.Th. van der Heijden De grote Nederlandse romancier (en briefschrijver) Van der Heijden over zijn grote liefde voor het ‘gevouwen woord’. Woord vooraf Arjen Fortuin I n het schitterende en schier eindeloze archief van schrijver Jeroen Brouwers zit een brief van uitgever Geert van Oorschot. Nu ja, brief... Het is een verder leeg velletje papier waarop bovenaan ‘Lieve Jeroen’ staat en ‘woensdag’. En onderaan ‘Geert’. Brouwers zag er een aankondiging van een visite in, haalde drank in huis en ging de eerstvolgende woensdag thuis zitten wachten. Voor niets, natuurlijk. Van Oorschot had, zo legde hij later uit, alleen de behoefte gevoeld een brief te sturen, terwijl hij eigenlijk niets mede te delen had. Dus stuurde hij het bijna-lege velletje. De actie van Van Oorschot raakt aan het verschil tussen de papieren brief en alle snelle efficiënte digitale alternatieven die de fysieke post naar de marge duwen. Deze bijlage is een eerbetoon aan de papieren brief en zijn ongrijpbare waarde, met brieven over brieven, jeugdbrieven, liefdesbrieven, gewone brieven, historische brieven en de uitnodiging om zelf weer eens een brief op papier te zetten en daar een prijs mee te winnen. Een brief is niet alleen een overdracht van informatie, maar ook van materie. Een cadeautje dat je vast kunt pakken, betasten, bevlekken, vernielen – een intieme daad. En juist door die intimiteit is het hoogst opwindend als die brieven je later toch nog worden geopenbaard, zoals de in alle opzichte grote uitgave Brieven van Belang, die werd samengesteld door de Britse auteur Shaun Usher, een spinoff van zijn aan ‘offline correspondence’ gewijde site lettersofnote.com. Honderd brieven staan er in, met ieder kreukje en scheurtje gereproduceerd, klaar om aangeraakt te worden. Alleen de geur ontbreekt. Er zitten Belangrijke Brieven van Belangrijke Mensen bij (Galileo Galilei, Emily Dickinson, Sol LeWitt, Elvis aan Nixon, Hemingway aan Scott Fitzgerald, Bukowski aan Hans van den Broek, Jagger aan Warhol) maar vooral ook fenomenale curiosa. Lees mee, met in gedachten het accent van Manuel uit Fawlty Towers: ‘My good friend Roosvelt: I don’t know very English, but I know as much as write to you. [...] I am twelve years old. I am a boy but I think very much but I do not think that I am writting to the President of the United States. If you like, give me a ten dollars bill green american, in the letter, because never, I have not seen a ten dollar bill green American and I would like to have one of them.’ Hoe zou de geschiedenis zijn gelopen als president Roosevelt in november 1940 inderdaad een biljet van tien dollar uit zijn portefeuille had gepeuterd en had opgestuurd aan de jonge leerling van het Colegio de Dolores in Santiago de Cuba, genaamd Fidel Castro. Arjen Fortuin is literair redacteur van NRC Handelsblad. Shaun Usher: Brieven van belang. Onvergetelijke correspondentie. Vert. Lidwien Biekmann en Tracey Drost-Plegt. Podium/Luster, 368 blz. € 39,90 Ramen lappen Geachte en beste mr. Garfield, et is ondenkbaar dat ik een voorwoord bij Uw schitterende Ode aan de brief niet in een epistolaire vorm zou gieten, zozeer is uw boek mij uit het hart gegrepen. Als klein eerbetoon aan uw erudiete en zeer betrokken pleidooi voor het behoud van de brief in al z’n verschijningsvormen wil ik u een glimp bieden van hoe bij deze lezer, die zich nu tot u richt, een levenslange fascinatie (om niet te zeggen: obsessie) voor persoonlijke correspondentie kon ontstaan. Ik zal u ook een drietal wonderlijke voorbeelden uit mijn ervaring met briefwisselingen geven – voor uw eigen onuitputtelijke verzameling, zal ik maar zeggen. Gedurende de duizend dagen, tussen 1946 en 1949, dat mijn vader deelnam aan de valselijk geheten Politionele Acties in voormalig Nederlandsch Oost-Indië, het huidige Indonesië, schreven mijn toekomstige ouders elkaar honderden brieven, vaak twee op een dag. Na mijn vaders terugkeer, in een vaal zandhazenuniform zonder enige onderscheiding, stortte de op papier ontstane illusie van een hemelbestormend leven samen spoedig in. Ze woonden met twee kleine kinderen ‘in’ bij mijn grootouders, op een kamertje van drie bij vier. Om de krap bemeten huiselijkheid te ontvluchten zocht mijn vader, het oude verhaal, ’s zondags zijn heil in de kroeg en de jenever. Op zo’n wanhopige zondag verbrandde mijn moeder de tweezijdige Indische correspondentie, die een grote margarinedoos vulde, in de potkachel, waarvan het buikje spontaan begon te blozen. Ik was nog geen drie, dus het lijkt me uitgesloten dat ik me later herinnerde haar die dramatische daad van vernietiging te hebben zien plegen. Maar ik heb me in de loop van mijn puberteit en jongvolwassen leven, telkens opnieuw verbijsterd over het eenzijdig uitwissen van een liefde die door oorlogsomstandigheden alleen op papier kon bestaan, zo vaak en zo intens een voorstelling van gemaakt dat ik me verbeeld mijn moeder bij de potkachel bezig te zien, handenvol brieven proppend in de open klep, waaruit gulzige vlammen krulden. Het is een van de grote frustraties in mijn leven dat ik deze brievenwisseling, die mij (het wachten was alleen nog op het zaad) min of meer heeft verwekt en gebaard, nooit onder ogen heb gekregen, ook niet na de dood van mijn ouders. Volgens mijn moeder had haar jongste zus de onhebbelijkheid om over haar schouder hangend de verliefde en verlangende frasen mee te lezen en honend de huiskamer in te blèren, tot afkeurend vermaak van het hele gezin. Ik heb er deze tante Tiny, bijgenaamd Tientje Poets, later wel eens naar gevraagd, maar zij kon zich geen specifieke briefpassages herinneren: ‘Het was allemaal geslijm. Als een ander maar ver genoeg weg is.’ Het verlies van de documentatie die mijn bestaan voorbereidde, heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat ik later van mijn eigen uitgaande post kopieën ben gaan bewaren – ik schat inmiddels zo’n 15.000 stuks. Het conserveren van zoveel persoonlijke tekst heeft iets beschamend narcistisch (nog afgezien van het risico dat je bij sommige in archief behouden brieven loopt) – maar alles beter dan het schrikbeeld van mijn moeder bij haar blozende potkacheltje en mijn nietsvermoedende vader die op hetzelfde moment zijn biljartkeu over het groene laken legde. U verhaalt in uw boek over het epistolaire verslag dat Plinius de Jongere deed van de uitbarsting van de Vesuvius in 79 n. Chr., waardoor Pompeï en een groot deel van haar inwoners bedolven raakte. Het is een veelkantige brief voor zo’n jong iemand: journalistiek, poëtisch, tragisch (hij beschrijft hoe zijn geliefde oom erbij omkwam). Hoe wrang van genot ook, het mooist zijn nog altijd de brieven die achteraf diep blijken te hebben ingegrepen in een mensenleven. Ik zat in de eerste klas van de middelbare school toen mijn grootmoeder in een Eindhovens ziekenhuis kwam te liggen met galstenen: die moesten operatief verwijderd worden. Omdat mijn school niet ver van het hospitaal lag, fietste ik er elke middag even langs om haar een bezoek te brengen. In Ik ben mijn uitgaande post gaan kopiëren en bewaren – ik schat inmiddels zo’n 15.000 stuks alle eerlijkheid: meer dan in mijn oma was ik geïnteresseerd in de jonge vrouw die op zaal in het bed naast dat van mijn grootmoeder lag. Zij had van een witte handdoek een tulband rond haar kale hoofd geïmproviseerd, wat haar, vooral wanneer ze op een elleboog rustte, iets exotisch gaf – als op de illustraties bij mijn uitgave van Sprookjes van 1001 nacht. Een kale vrouw, dat was iets nieuws voor me. Oma legde me fluisterend uit dat ze een grote hoeveelheid rattengif had verzwolgen, omdat ze van haar ouders geen omgang mocht hebben met de man van wie ze hield. De zelfmoordpoging was mislukt. Ze hadden haar in hevige krampen gevonden, en haar met loeiende sirene naar het Sint Jozefziekenhuis gebracht, waar haar maag was leeggepompt. Door het gif viel wel haar weelderige haardracht uit. ‘Hele plukken… bij bossen tegelijk.’ De jonge vrouw glimlachte vanonder haar tulband bleekjes naar me. Even later arriveerde er een man, wat ouder dan zij, die omzichtig het bed naderde, en er een boeket bloemen op legde. ‘Dat is ’m, de dondersteen,’ fluisterde oma met een woedend gezicht, alsof de man een moordaanslag op zijn geliefde gepleegd had, en nu het lef had naar de plaats van de misdaad terug te keren. Oma probeerde mijn belangstelling te wekken voor het doorzichtige buisje met galstenen, een soort grind, dat de chirurg uit haar lijf gehaald had. Maar ik kon geen oog afhouden van wat zich in en aan het volgende bed afspeelde. De geliefden keken elkaar onafgebroken in de ogen, onhoorbaar naar elkaar fluisterend, daarbij telkens zacht nee schuddend – niet om iets te ontkennen, maar waarschijnlijk uit ongeloof om hun pure geluk, dat ze niet konden bevatten. Zo’n liefde wilde ik ook. Dat haar, dat groeide wel weer aan. Ik probeerde mijn aandacht tot mijn grootmoeder en haar weggeharkte grind te beperken, maar al gauw dwaalde mijn blik weer naar het aanpalende bed. De vrouw met de tulband had zich in de kussens opgericht, waarbij het dek naar beneden was gegleden. De hand van de man lag, half onder het pyjamajasje, op haar buik, achteloos, alsof je hem toch ergens moest laten. Ik gloeide. De bel die het einde van het bezoekuur aankondigde, dreunde luid als een alarmschel door de gangen. Oma gaf me een natte zoen op mijn slaap. ‘Blijf goed je best doen op school.’ Ik draalde. De man kuste de vrouw teder ten afscheid. Hij haalde een langwerpige envelop uit zijn binnenzak, en schoof die half onder het hoofdkussen. ‘Voor straks, als ik weg ben.’ Zo liet hij zichzelf, na de bel, voor haar achter. Ik gloeide nog meer. Op weg naar de open deur draaide de man zich nog een paar keer om, verlegen zijn hand opstekend. Zij zwaaide terug, overgelukkig. ‘Ga nu maar,’ mimede ze. En weg was hij. ‘Het wordt je tijd, Adri,’ zei mijn grootmoeder. ‘Zo dadelijk komt de zuster, en die vindt het niet fijn als mensen blijven hangen.’ Ik moest het gezicht van de vrouw zien als ze de brief las. Hoe er nog een extra liefdeswaas over haar verliefde trekken heen zou glijden. Ze opende de envelop met een nagelvijl. Twee velletjes. Haar ogen schoten langs de handgeschreven regels. Het gezicht verstarde, en kreeg zelfs even iets lelijks door de abrupte verbijstering die erop verscheen. De lege envelop lag op haar boezem. Ze had in elke hand een deel van de brief. Ze draaide de velletjes om en om, hield de aanhef en het slot naast elkaar, en begon luid te huilen – niet ‘hartverscheurend’ zoals het wel heet, maar dierlijk en ontluisterend, in nood en in pijn. De blaadjes dwarrelden ter weerszijden van het bed naar de grond. Geschrokken richtte mijn grootmoeder zich op in de kussens. Aan de overkant lieten twee vrouwen zich uit bed glijden: ze spoedden zich naar de ongelukkige, maar bleven hulpeloos aan het voeteneind staan, niet wetend wat te doen, behalve het rauwe verdriet van dichtbij gadeslaan. ‘God, meiske, wat is er dan toch?’ vroeg mijn oma. ‘Hij heeft het uitgemaakt, de rotzak,’ loeide de jonge vrouw. ‘Hij schrijft dat het uit is… het is uit…’ Ik wens me hardnekkig te herinneren dat ze daarbij de tulband afrukte, die aldus weer in een gewone handdoek veranderde. Ik zie haar kale hoofd voor me, dat een schaduw vertoonde van het allereerste dons, ten teken dat ook op arsenicum nog haar kon gedijen. Oma gebaarde dat ik weg moest gaan. Dit was voor boven de achttien. Ik verliet met mijn schooltas achterwaarts de ziekenzaal. De volgende dag was het bed naast mijn grootmoeder leeg. Oma zei: ‘Ze hebben haar eenpersoons gelegd.’ Daar moest ik het mee doen, maar een ongeneeslijke fascinatie was geboren. Sindsdien sierde het profiel van de vrouw met de tulband elke postzegel op de brieven die ik verzond en ontving. Liefde, zelfmoord, herrijzenis, verraad, afstoting, verdriet, wanhoop, eenzaamheid… dat twee handbeschreven velletjes postpapier in een envelop, overhandigd met een mierzoete blik, zoveel leed konden bevatten. Wat ik ervan geleerd heb: de kracht van de persoonlijk geschreven boodschap (die gelukkig niet altijd vernietigend hoefde te zijn). Het heeft niet voorkomen dat ik die kracht zelf af en toe misbruikt, of op z’n minst onderschat, heb. ‘Als er liefdesbrieven geschreven gaan worden, is het binnen de kortste keren gedaan met de verkering.’ Zo luidde de hartgrondige opvatting in het milieu van mijn jeugd, zoals men daar ook trots zou uitroepen: ‘Oscar Wilde? Nooit van gehoord!’ Ik heb me gelukkig nooit door schade en schande tot wijsheid laten brengen, en postte mijn brieven naar elders gelegen adressen, waar ze niet steevast als het begin van het einde werden ingeschat. Tot slot, mr. Garfield, wil ik u deelgenoot maken van een curieuze wijze van corresponderen waar ik in een Nederlandse gevangenis getuige van was, tussen mannen en vrouwen die elkaar alleen vanuit de verte konden beminnen. In het voorjaar van 2007 liet ik me door een maatschappelijk werker rondleiden door Penitentiaire Inrichting Overmaze bij Maastricht. De mannen hadden hun cel in een soort torenflat, die bijna fallisch, hoog en massief, oprees uit de laagbouw van de vrouwenafdeling, die zich losjes om de voet ervan heen slingerde. Nadat de maatschappelijk werker me de verschillende faciliteiten van de mannentoren had laten zien, daalden we per goederenlift af naar de begane grond, waar een (streng bewaakte) doorgang was naar de dames gedetineerden. Hun luchtplaats bestond uit een heuse binnentuin, met parkbankjes rond een goudvissenvijver. Hier werd ik achtergelaten in afwachting van een nadere rondleiding. Ik keek omhoog naar het gevangenisgebouw, dat door voorbijdrijvende wolken duizelingwekkend naar me over leek te hellen. Ik moest haar gezicht zien als ze de brief las. Ze opende de envelop met een nagelvijl. Twee velletjes Voor een vierkant raam op de vijfde verdieping stond roerloos een man naar beneden te kijken – naar mij, zo leek het. Ik ging op een bankje zitten, en kreeg spoedig gezelschap van een vrouwelijke gevangene, die door twee damescipiers naar buiten was begeleid. Ze negeerde mijn groet, en scheen alleen aandacht te hebben voor de man achter het venster op de vijfde etage. Ze gaf hem een teken, en de man begon de ruit te zemen – althans, hij maakte de gebaren, parallel en diagonaal, die bij ramen lappen horen, zonder dat ik een spons of een zeem in zijn hand kon ontdekken. De jonge vrouw naast me had een ballpoint tevoorschijn gehaald, en begon notities te maken – niet op een stuk papier, maar op haar naakte bovenbeen, vanaf de knie langzaam richting lies, waartoe ze de zoom van haar jurk enigszins op moest schorten. Toen ik beter keek, zag ik dat de man binnen het vierkante raamwerk van het venster letters tekende, kapitalen in spiegelschrift, zonder daarbij de ruit aan te raken. Het was schrijven in de lucht, waarbij het venster als ordenend kader diende. De vrouw zette op haar bovenbeen de gespiegelde letters om in leesbare woorden, zodat langzaam een samenhangende tekst ontstond. Hij dicteerde haar dus de brief die ze geacht werd te ontvangen. Spaties gaf hij aan middels een speciaal gebaar met gevouwen handen, en bij wijze van ondertekening zond hij de adressante een overdreven luchtkus. De brief was verzonden, terwijl de ontvangster hem nog aan het uitschrijven was. Toen ze de rand van haar broekje naderde, zei ze zacht: ‘Moet je opletten… nu komen die gietijzeren potten klagen over obsceen gedrag.’ Inderdaad vervoegden de gevangenbewaarsters zich bij de bank om te melden dat haar luchttijd voorbij was. De man daarboven stond er nog, roerloos als voorheen. Van de maatschappelijk werker vernam ik dat deze speciale, in Overmaze gangbare methode van liefdesbrieven schrijven en versturen inderdaad met ‘ramen lappen’ werd aangeduid. De razendsnel in de lucht geschreven tekst had ik, op een paar losse woorden na, niet kunnen ontcijferen, maar ik begreep dat hier een trouwerij werd voorbereid – tussen een man en een vrouw die elkaar fysiek niet verder dan de geschetste afstand kenden, maar in de geest des te intiemer door de luchtpost die ze elkaar, de gevangeniscensuur omzeilend, wisten te doen toekomen. Later werd er een reeks televisiedocumentaires aan Overmaze gewijd. In een ervan was te zien hoe een bruid in vol ornaat, compleet met sluier, door de gangen van de mannentoren ijlde – op weg naar de kapel, om er met haar uitverkorene te trouwen. Het was het stel dat ik bij hun intieme briefwisseling had gezien. Bij wijze van eerste huwelijksnacht mocht het bruidspaar zich voor een uurtje of twee afzonderen in de IC (Intieme Cel) voor een BZT (Bezoek Zonder Toezicht). Daarna werd ieder naar de eigen afdeling teruggebracht. Ze konden, zolang ze getrouwd waren, iedere maand anderhalf uur van de BZT-regeling gebruikmaken. Voor het overige dienden ze zich te behelpen met ramen lappen. Zo ver kwam het niet, want vrij kort na de bescheiden, non-alcoholische bruiloft werd de man (ik weet niet waarom) overgeplaatst naar een andere gevangenis. Het huwelijk verliep. Ze hadden elkaar langs de gewone weg, via de posterijen, kunnen blijven schrijven, maar dat gebeurde niet. Misschien werden ze afgeschrikt door de te verwachten censuur, die niet voor hun speciale vorm van luchtpost gold. Ik zou het ‘ramen lappen’ graag in de canon van bijzondere correspondentiewijzen opgenomen zien, als u zich daarin kunt vinden. Zo, dan wordt het nu tijd deze brief af te ronden, in een envelop te doen en te frankeren – ik heb nog een postzegel over van de vrouw met de tulband. Net als, volgens een hardnekkige mythe, Oscar Wilde gewend was te doen, zal ik het poststuk het raam van mijn werkkamer uit keilen, zo de straat op. Uw adres, mr. Garfield, in combinatie met de afzender moet een willekeurige voorbijganger er toch toe kunnen bewegen de envelop naar een brievenbus te brengen – belangeloos, of liever: in het belang van De Brief, die nooit verloren mag gaan. In bewondering voor uw magnifieke ‘Ode’, uw Deze open brief van A.F.Th. van der Heijden is geschreven als voorwoord van Simon Garfields Ode aan de brief. Zie ook pagina 6. ILLUSTRATIES LOTTE KLAVER De intieme kracht van de echte papieren brief Amsterdam, 29 augustus 2014 C4 NRCHANDELSBLAD BOEKEN Brievenspecial DONDERDAG 30 OKTOBER 2014 Tentoonstelling Bijzondere Collecties UvA Nelson Mandela vanuit de gevangenis, Multatuli als hij Max Havelaar net af heeft, P.C. Hooft die likt aan de honing van de hoop: de UvA toont zijn schatten. Brievenschatten uit vijf eeuwen Willem K lo Albert V os aan erwey, 2 5 septemb er 1888. Kloos zit eenzaam en wanh opig in restaura nt van Clev Die Port e in Amsterd am: ‘God , Albert, ’t is schrikke verlijk ik moet h , maar et je toc h zeggen. Zoek ma ar geen ka mer voo r me. Dat kost ma ar geld, en he wel gauw t zal nu uit zijn. ’t Is beroe rd, vin je niet. Ma ar ik kan er net zoo m in iets aan doe n, als jij. Vaarwel ’ odewijk za aan L de 49 o in p S e n Baruch d 3. Een va 6 juli 166 rieven van b Meijer, 2 n e geblev terbewaard ij schrijft de Ams xile H . r, a e z jv Spino elschri rts, tone Lodewijk Meija e s m a d of en filoso metaphysica cograaf ata it g o deze C n akte. Uit er die zij reed ma e op g n k e ru rd d o voor r meer w e d ript n c o s u n et man brief ka id at hij in h e d h t n k e a a -e gem Drie a van de het dogm . verwierp Maeyken Wens aan ha ar zoon Adriaen, 5 oktober 157 3. Mayken Wens was een van de zes wederdopers die in Antwerpen als ketters verbrand werden. Hie r richt zij zich tot haar 15-jarige zoo n, een dag voor de executie. Ze sch reef onder meer: ‘Heb elkaar lief zolang je leeft en neem Hansje af en toe in je armen voor mij. En moch t jullie vader je ook ontnomen worde n, zorg dan Harry Mulisch aan de Universiteitsbibliotheek Amsterdam, augustus 1976. De schrijver protesteert tegen het leenverbod van een jaar dat hij kreeg opgelegd wegens het niet of uw Tine, Multatuli aan zijn vro rijft haar 13 oktober 1859. Hij sch voleft he aar vel Ha x dat hij Ma boek is af, tooid: ‘Lieve hart mijn d je dat? Ik mijn boek is af! Hoe vin het boek is ar moet nu copieren ma t opgang he t da rg bo U af. En ik sta erslag nd do n maakt. Het zal als ee ik je. f loo be t da len val in het land ers nd lla Ho t Ja, ik weet wel dat he en! rev h c s e g k oo b he ik zijn, maar er in, en En lieve Engel, jij komt mijn boek is en e], ntj zoo n [hu u Ed menschen een antwoord aan de n hebben. ete mo s on van ld ge die t boek zit. da in er t wa Je weet niet ik eene adzet is kt dru ge t he Als Multatuli vertentie in de Courant. redakals vraagt een betrekking een ik t da er zek n teur en ik be len bij het letril t zul Je jg. kri ats pla zen, en anderen ook.’ te laat terugbrengen van boeken. Sinds 1960 was Mulisch al acht keer gemaand. Uiteindelijk werd de sanctie bekort. Op 15 maart 1977 mocht hij weer lenen. 22 november De Middag van de Brief Tot en met 22 november stelt Bijzondere Collecties van de UvA aan de Oude Turfmarkt 129 bijzondere brieven uit de eigen collectie ten toon. Een aantal van die brieven zal worden voorgelezen op de Middag van de Brief op 22 november, door onder anderen Nelleke Noordervliet, Dik van der Meulen en Coen Stork. Ook worden Shaun Usher en Simon Gar- field daar geïnterviewd. Aanvang 15 uur in de Aula van de Universiteit van Amsterdam (Singel 411) waar ook Nelleke Noordervliet, Dik van der Meulen en Coen Stork optreden. Prijs 15 euro inclusief 2 consumpties en bezoek aan tentoonstelling Arnon Grunberg, ook bij Bijzondere Collecties. Zie bijzonderecollecties.uva.nl P.C. Hooft aan Maria Tesselschad e Roemers Visscher, 28 mei 1634 . Hooft schrijft de dichteres en nodigt haar uit op het Muiderslot. Hij weet niet dat haar man en 9-jarige dochter net zijn overleden: ‘Tess eltjen, leef je noch? [...] Ik en verneem nocht woordt nocht windt van ’t behaeghen bij U E, in de dich ten van Hujghens, geschept. Leg - gen poezijlust en vriendenliefd teffens achter de bank? [...] Aen den hoonigh dezer hoope zullen wij zoo lang likken, ende UE met alle die zij bezint heeft, met naemen haere twee dochters, die wij wensche n mede te komen, Gode bevolen laeten, nevens groetenis ujt heeler heeter harte, U E verplichten, dienstwsten P C Hóóft’. voor elkaar [...] Kus elk aar eens voor mij, tot mijn geda chtenis. Adieu, al mijn lieve kinde ren. Mijn lieve zoon, vrees dit lijden niet, het heeft niets te betekenen in het licht van de eeuwigheid. De He er neemt alle angst weg. Ik wist van vreugde niet wat ik moest doen toe n ik veroordeeld was. [...] Door mij , Maeyken Wens, jullie moeder, die jullie allemaal in veel pijn geba ard heeft.’ Nelson Man dela aan Coen S tork, 11 juni 196 4. De gevang en anti-aparth eidsstrijder sch rijft de Nederland se diplomaat. S tork bezocht het p roces tegen Man dela, die tot leve nslang werd veroo rdeeld. ‘The perso nal interest yo hav e shown in the case , and the strong support we are rece ivin from all sect g ions of the Dutch p opulation, give u s en mous reserv ores of strength an d courage’. De w oorden in Xhosa ‘U ngadinwa nangom so’ aan het slot be teke ‘Raak ook m nen orgen niet vermo eid’. C5 NRCHANDELSBLAD BOEKEN Brievenspecial DONDERDAG 30 OKTOBER 2014 Interview Simon Garfield Zijn mooiste brievenverzameling staat niet in het boek dat Simon Garfield over de papieren brief schreef. Inderdaad: dat zijn oude liefdesbrieven. Herman Gorter ‘Ik wilde het belang van brieven voor gewone mensen tonen’ H eeft het zin om iemand die een ode aan de papieren brief heeft geschreven een e-mail te sturen? Zou hij wel antwoorden op een drieregelig verzoek tot een interview? Ja, de Britse journalist Simon Garfield (1960) antwoordt onmiddellijk. Thuis in noord-Londen, zijn iPhone binnen handbereik en papieren kranten en boeken naar een hoek van de keukentafel geschoven, zegt hij: „Natuurlijk e-mail ik. En ik tweet, en stuur de hele tijd sms’jes. Ik skype met een tante in het buitenland. Ik vind het allemaal fantastisch!” Hij zegt: „Ik ben niet iemand die technologische vernieuwing wil tegenhouden.” Maar tegelijkertijd waarschuwt Garfield voor „het kolossale verlies” dat wij door de komst van e-mail onbewust lijden. In zijn boek To the Letter, dat zowel een ode aan het briefschrijven is als een grafrede, schrijft hij: ‘Een e-mail is een por in de zij, een brief is een teder gebaar.’ Hij citeert schrijfster Katherine Mansfield: ‘Dit is geen brief, maar het zijn mijn armen die je kort omhelzen.’ Er is, meent Garfield, iets wezenlijk anders aan het schrijven van een brief dan aan het tikken van een e-mail. Aan het toevertrouwen van je gedachten aan papier dat bestemd is voor één ontvanger. „Je schrijft een brief en een e-mail niet op eenzelfde manier. Hoe vaak komt het voor dat je op een zondagmiddag een paar uur gaat zitten om een e-mail van zeg tweeduizend woorden te schrijven? Tuurlijk, het kan. Maar doe je het? „E-mails schrijf je sneller en ze bevatten minder emotie. We zijn ons er altijd van bewust dat iemand kan meelezen, dat je per ongeluk een fout adres intikt, of erger ‘reply all’ intikt. Mails worden voorzichtiger opgeschreven. En ze zijn dwingend. Als je niet binnen een dag een reactie hebt gegeven, denkt de afzender dat je dood bent. Of op zijn minst onbeleefd. „Mijn zoon ontmoette tijdens de vakantie een meisje, en ze wisselden mailadressen uit. Binnen een paar weken was het over, de antwoorden kwamen binnen een uur, en na een tijdje hadden ze elkaar niets nieuws meer te melden.” „Hun zoon Bernard zei me eens dat ze het vreselijk zouden hebben gevonden dat hun brieven gepubliceerd zijn. Dat roept een interessante morele vraag op: is het voldoende als de nabestaanden toestemming geven. Ik vind van wel: het geeft je een inkijkje in het leven in de Tweede Wereldoorlog.” Met Valentijnsdag komt er een apart boek met de hele correspondentie tussen Chris en Bessie uit. Garfield is regent van Mass Observation, een in 1937 opgericht archief dat beschrijvingen van het alledaagse leven in het Verenigd Koninkrijk bewaart. Het zoekt actief naar brieven, dagboeken en foto’s van gewone Britten. Enkele weken voor Garfield zijn boek moest inleveren, kwam Bernard met de brieven van zijn ouders aan. „Ik wilde laten zien hoe belangrijk briefschrijven was voor gewone mensen. Als je Virginia Woolf bent, dan zijn er mensen geïnteresseerd in je brieven en kun je er zeker van zijn dat anderen ze bewaren, om literaire redenen of om geld. Maar een brief schrijven was voor iedereen even belangrijk als tandenpoetsen of naar de wc gaan.” Een e-mail is een por in de zij, een brief is een teder gebaar Wat is uw mooiste brievenverzameling? „Die staat niet in het boek, maar zit in een schoenendoos. Het zijn de brieven die door mijn eerste echte vriendinnetje werden geschreven, toen we zestien waren. Ik heb ze sindsdien niet meer geopend, maar ik weet dat ze absoluut weergeven wat we voelden. Haar handschrift, met potlood geschreven, en in haast. De fysiekheid ervan.” Bijkomend nadeel is dat het moeilijker wordt brievencollecties van beroemde schrijvers en dichters te bewaren. „Meer e-mails dan brieven zullen overleven, maar in een soort mythische wolk, een pakhuis in Wisconsin in enorme servers. Ze zullen achter een firewall zitten, met een wachtwoord. Er ontstaan vast ingewikkelde problemen met auteursrechten, en wie toegang krijgt tot een e-mail. „Ik sprak hierover met de archivaris van de Universiteit van Texas in Austin [dat de grootste brievenverzameling ter wereld bezit, waaronder brieven van James Joyce, Thomas Beckett, Oscar Wilde, red.]. Voor historici, biografen, archivarissen, is dit een groot dilemma. Steeds vaker zoeken ze al voor iemand sterft contact, bijvoorbeeld met Salman Rushdie, anders gaat het digitale element verloren. De e-mails staan niet in een doos op zolder.” FOTO JEREMY SUTTON-HIBBERT/ GETTY IMAGES Simon Garfield: Ode aan de brief. (To the Letter) Vert. Bert Meelker. Podium, 464 blz. € 24,95 Lieve Ada! I De lengte van een tweet definieert de vorm – dat is de grap k zit hier nu in Franeker, waar ik gisteren avond een zeer onstuimige vergadering had, die pas om half een eindigde. Dat was in Leeuwarden ook al zoo, en ik was bang voor mijn keel. Maar het loopt goed af. Ondanks het schreeuwen dat ik moest doen om de Calvinisten te temmen, is mijn stem er niet slechter op geworden maar beter. Een aap is een sterk beest. Ik heb ook in Leeuwarden die menthol-paraffine kunnen krijgen en mijn stembanden met een penseel daarmee ingesmeerd. Ben je gisteren naar Lobry geweest. Ik heb nog gedacht naast wien je zou zitten. Van te voren zijn die dingen toch altijd aardiger dan als je er bent, vind je niet. Ik heb dat ten minste altijd. Je denkt: het zal wel aardig zijn, maar na afloop is het toch altijd zoo leeg en nix, vind je niet? Het is hier een prachtig stadje. Ik wou dat je er was dan zou ik het je eens laten zien. Prachtige stille grachtjes met oude huizen, een magnifiek stadhuis, oude wallen en kerken. De Friezen zijn ook een flink mooi slag lui. Je hebt ze geloof ik ook wel eens in Friesland gezien. Ben je er niet eens in het voorjaar geweest? Of in het begin van den zomer? Het is zoo’n mooi land. Er is in het Zuiden een plekje, Kippenburg, daar ben ik vroeger dikwijls en later ook nog eens geweest. Midden in Gaasterland in de bosschen, en aan een klein vaartje, de Lutz. Daar heb ik heerlijke uren gehad, de heerlijkste uren van mijn leven. Simon Garfield is samen met Shaun Usher (Brieven van Belang) te gast op de Middag van de Brief, zaterdag 22 november om 15 uur in de Aula van de Universiteit van Amsterdam (Singel 411) waar verder onder anderen Nelleke Noordervliet, Dik van der Meulen en Coen Stork optreden. Zie ook bijzonderecollecties.uva.nl Nu begint juist de zon over het oude stadje te schijnen. Een vloed van licht valt hier binnen over de tafel en je ziet de daken tegen een heerlijke gouden lucht. Ik heb het leven lief. Ik zal de brief nog even open laten om te zien of ik in Leeuwarden nog iets bij moet schrijven. Dag Ada. Vertaler August Willemsen (19362007) aan beeldend kunstenaar Marian Plug (1937), Benidorm 28 augustus 1957. Beste, beste Marian, I k begrijp niet goed, wat me dierbaarder is. Ik schrijf onder een palm, slechts 30 km ten noorden van Alicante, ver zuidelijk van Valencia, dezelfde dag van m’n vertrek uit Tarragona. Ik word doodsbenauwd van m’n geluk. Het achtervolgt me. Eén auto, Fransman, heeft me hier gebracht. Ik heb er nog geen kwartier op gewacht vanochtend. Vanmiddag moest ik (ik kon niet anders), een middagmaal van hem aannemen; ik weet niet, of jij het lekker gevonden zou hebben: rijst (valenciana) met kreeften etc. + brood & wijn (drie flessen met z’n tweeën, ik voel het nog steeds) – ik zat te trillen van heerlijkheid. Je had erbij moeten zijn. Of misschien niet. Juist nu je weg bent, zie ik beter wie je geweest bent. Inderdaad, wanneer je met z’n tweeën op vakantie gaat, moet het zijn met iemand met wie ik alleen kan zijn, ik bedoel: zijn alsof ik alleen was (= zwijgen, doen als ik doe als ik alleen ben) in de aanwezigheid van de ander. Daarin ben je makkelijker geweest dan velen die ik ken. Ik slaap onder deze zelfde boom, vorm cipres, met het comfort van ‘water’, douche etc., ik ben de rugzak kwijt en heb het ongerief van Duitse tenten in de omgeving. (Camping) Wat de dagen die komen, brengen, weet ik niet. Wees in ieder geval niet bang. Volgend jaar, volgend jaar – hier is het paradijs op aarde. Moscatel kost haast niets. Hoe zuidelijker ik kom, des te meer overkomt me de lust, plat op de aarde te liggen, brood en druiven te eten, wijn te drinken, en uit te zien op een palm in de hemel. Als je José niet ontmoet, zal ik spijt hebben van deze woorden; ze dienen slechts tot afgunst. Zelfs als je hem wel ontmoet, ook. Laat ik maar ophouden, voor ik me ga bezondigen aan nog meer geëxalteerde zielsroerseltjes. Mocht je niets hebben, om aan te denken, denk dan niet aan mij, ik heb geen gedachten nodig, ik heb de mijne. [...] Groet bekenden, en ontvang zelf de groeten en de wensen voor veel geluk van een goede bekende, te weten Guus Amsterdam 17 april 1958 Hoppe Spui I k heb wel eens gemeend dat vernieuwingen, wanneer ze op een leven betrekking hadden, slechts mogelijk waren door opheffing van het verleden. Feitelijke opheffing. Nu, op mezelf betrokken, betekent dit, voor een groot deel, afstand van de boeken (op enkele na, die ik zal kiezen). Die boeken laat ik aan wie er belangstelling voor meent te hebben. Daaronder rangschikt zich Marian P. Het zij zo. A Willemsen getuigen J. Hillenius Ype Bekker Uit August Willemsen en Marian Plug: Bewaar deze brieven als je eigen tekeningen. De Arbeiderspers, 304 blz. € 24,59 Verschijningsdatum: 18 november. Advertentie Het leukste handboek voor wijnliefhebbers TM A ANDENKO ING RT Simon Garfield: ‘Ik ben heus geen heilige: briefschrijven is een klus’ Is het verdwijnen van briefschrijven terug te draaien? „Nee. Ik schreef twee eerdere boeken over digitalisering: Precies mijn type, over lettertypes, en Op de kaart, over landkaarten. Door de komst van computers kregen we meer lettertypes, en GPS is een fantastische uitvinding. Voor het brieven schrijven is het moeilijk nu nog een voordeel te verzinnen. Je zou kunnen zeggen dat we drie uur tijd over hebben omdat we niet meer op papier schrijven, maar die spenderen we achter de computer. „Ik ben heus geen heilige: briefschrijven is een klus.” Garfield vertelt dat hij boven in zijn studeerkamer een hele stapel brieven heeft liggen die nog beantwoord moeten worden. Sinds de publicatie van zijn boek brengt de postbode weer meer dan alleen rekeningen. „Ik schrijf geen enorme epistels, maar je wilt toch langer en persoonlijker antwoorden dan ‘Dank voor uw opmerking’, wat je in een e-mail zou doen. „Je stelt een antwoord soms uit, maar wanneer ik een brief afheb en op de post doe, heb ik een tevreden gevoel. Het is alsof je een cadeautje stuurt: een brief of een kaart blijft dagen als een prettige herinnering rondslingeren. Bij een mail heb je nooit dat gevoel. „Zijn wij bereid dat op te geven?” En enigszins vertwijfeld: „Waarom is er niet meer ophef dat het briefschrijven verdwijnt?” Herman Gorter aan Ada Prins, Franeker, 10 februari 1904. – Gorter, dan 39 jaar, maakt een propagandatocht voor de SDAP. Ada Prins, de eerste vrouwelijke doctor in de chemie in Nederland, was zijn geliefde. Gorter was getrouwd met Jenne Clinge Dorenbosch. NU € 25 0 –1 VAN 1 U heeft het nog over de e-mail, maar iedereen onder de twintig gebruikt zelfs geen mail meer om te communiceren. Ze whats-appen en sms-en. „Ja, wij verkeren nog in de veronderstelling dat e-mail een alternatief is voor de brief. Maar zelfs dat kost moeite: je moet je computer aanzetten, een toetsenbord hebben, je moet nog altijd een aanhef verzinnen...” Hij wijst naar zijn iPhone: „Ik weet dat je ook een mail van je smartphone kan sturen. Maar waarom zou je dat doen als je kunt instagrammen, whats-appen, snapchat en tweeten? „We zijn absoluut communicatiever dan de generaties voor ons, we delen meer. Als ik twitter bereik ik meer mensen dan met een mail of een brief. Maar toch: wat je schrijft, is minder substantieel. Er zit minder gedachte achter. De lengte van een ’Denk niet aan mij. Ik heb geen gedachten nodig, ik heb de mijne’ tweet [140 lettertekens, red.] definieert de vorm. Dat is de grap. Maar ik zou het gênant vinden als de onzin die ik de wereld instuur, zou worden bewaard. „Wat we doen, wordt veel beter vastgelegd, van minuut tot minuut, en we hebben duizenden foto’s van ons glimlachende zelf. Maar we hebben minder analyse van wat we dachten: het zijn allemaal luchthartige, banale reacties.” Hoe snel brieven verdwijnen, blijkt wel uit een voorbeeld dat hij geeft: een sms-je ter deelneming bij iemands dood. In zijn boek, dat in de herfst van 2013 uitkwam, noemt Garfield de condoleancebrief nog ‘de steunpilaar van het briefschrijven’. „Tsja. Het is niet meer iets om je over te schamen. Je wilt als je hoort over iemands dood onmiddellijk medeleven tonen, misschien met de intentie om later nog een echte brief te schrijven. Kom je daar dan nog aan toe? Waarschijnlijk niet.” Daarmee loop je wel het risico dat een schrijver zelfcensuur gaat toepassen, dat hij zijn correspondentie stileert. „Ja, maar dat was altijd al zo. Cicero wist dat hij dé schrijver van zijn generatie was. Hij ordende zijn brieven, en liet kopieën maken door een klerk. En ook toen briefschrijven modieus werd onder de intelligentsia, in de zeventiende eeuw, wisten schrijvers dat hun correspondentie gepubliceerd kon worden: ze werden steeds meer zelfbewust als ze beroemd werden. ” Bij de mooiste briefwisseling in Garfields boek was dat niet het geval. Ze werd niet door prominenten geschreven, maar door Chris Baker en Bessie Moore. Hij was een Britse soldaat die naar het front werd gestuurd in de Tweede Wereldoorlog, zij de achterblijvende collega uit het postkantoor. De brieven getuigen van een eerlijkheid, en een bloeiende romance. Ze zijn bijna een novelle, maar waren nooit bedoeld voor een groot publiek. August Willemsen 2– 20 14 Door Titia Ketelaar C7 Schrijversbrieven Binnenkort verschijnen brievenboeken van Herman Gorter en August Willemsen & Marian Plug. Een dubbele voorpublicatie. FEE S C6 –2 –1 014 TOT 31 Herman Deze brief staat in Geheime geliefden. Brieven aan Ada Prins en Jenne Clinge Doorenbos, een 672 pagina’s omvattende bundel liefdesbrieven die op 25 november verschijnt bij Van Oorschot. UITGE VERIJPODIUM .NL C8 NRCHANDELSBLAD BOEKEN Brievenspecial DONDERDAG 30 OKTOBER 2014 Voorproef Arjen Fortuin grasduint door een stapel recent verschenen brievenboeken en doet kort verslag. Fantaseren uit pure zelfverdediging H et uitgeven van brievenboeken is in de praktijk vaak het terrein van kleine uitgevers, waar de boeken worden volgepompt met liefdewerk – en waar men ook wel weet dat er geen gouden bergen in het verschiet liggen. Zelfs niet als ze zijn geschreven door grote namen uit de Nederlandse letteren, als Jeroen Brouwers (1940) en Gerrit Komrij (1944-2012). Nu was hun correspondentie ook een faliekante mislukking, schrijft Brouwers in zijn aan de inmiddels overleden Komrij gerichte inleiding: ‘Alleen: jij bleek helemaal geen briefschrijver te zijn. Je kreeg er in zes jaar tijd geen tien op papier.’ Brouwers, groot brievenschrijver, heeft nergens last van. Zijn brieven zijn een genot, bijvoorbeeld wanneer zijn huis in Exel wordt verbouwd: ‘Mijn tuin, parkachtig an- Advertentie Jeroen Brouwers en Gerrit Komrij: Correspondentie 1980-1986. Demian, 72 blz. € 17,– Via demian.be ders in dit jaargetij, is een ellendige woestenij: het werkvolk ontziet mijn rozenperk niet, mijn gazons niet, mijn heesters niet, mijn bloempjes niet, mijn niks niet. De vorkheftruc, afgeladen met dakpannen, rijdt door mijn groentebedden en anemonen, ach, dat doet mij zeer.’En Komrij? Die weet zijnletter’s blockin elk geval fraai te verwoorden: ‘Maar tegelijkertijd is het of ik leegloop als een gasbel, of er veel oude, stin- kende lucht met een dreun aan me ontsnapt, en me vredig, zij het ietwat schaapachtig, achterlaat.’Een werkelijke uitdaging van alle wetten in de boekenvak –en alleen al daarom een prijs waard –is de uitgave Selbstfindung, de brieven die de betreurde dichter C. O. Jellema (1936-2003) schreef aan de vijf jaar oudere Duitse theoloog Hans-Hermann Röhrig, voor wie hij vanaf 1955 een tamelijk wanhopige liefde koesterde. Wanhopig, omdat Jellema zijn homoseksualiteit niet durfde toe te geven en de heteroseksuele Röhrig geen idee had wat zijn Hollandse vriend bezielde. In dat licht zijn de brieven hartverscheurend, bijvoorbeeld wanneer Jellema na een bezoek aan Röhrig probeert een aandenken los te bedelen. ‘Lieber Hans, ik heb nog een wens, die ik je enkele dagen geleden al kenbaar wilde maken; dat is deze: ik bezit geen enkele foto van je en nu had ik erg graag, dat je mij bij gelegenheid er een schonk. Het is een hartewens, want ik geloof niet, dat ik je binnenkort nog zal zien.’ En meteen er achteraan: ‘Zoals beloofd, stuur ik je het beste Hollandse middel tegen haaruitval. De kapper wist zelfs gevallen te noemen, die, hoewel ze reeds grotendeels kaal waren, met dit middel al hun haar hebben teruggekregen [...] De gebruiksaanwijzing: men massere de hoofdhuid om de twee dagen met Stilbépan in; per keer is niet veel vloeistof nodig. Vooral goed inwrijven. Veel succes!’Ach, die onbeantwoorde liefde! De brieven zijn grotendeels in het Duits uitgegeven, met een uitgebreide toelichting en relevante gedichten van Jellema. Soms is de brief een stijlmiddel, zoals in het geval van Juli Zehs Briefroman, die in weerwil van de titel brief noch roman is, maar een essay. Zeh (1974) zet daarin haar ideeën over het schrijverschap uiteen, al begint het boek met een weigering wanneer de in 2006 met Speeldrift doorgebroken schrijfster ‘beste uitgever’ schrijft: ‘Vergeet het maar. Geen sprake van. Je bent of schrijver, of je bezit een ‘poëtica’. Ik ben toch niet mijn eigen keuzevak Duits?’ Het weerhoudt haar er uiteraard niet van om tal van interessante dingen te zeggen, al dan niet poëticaal. Bijvoorbeeld: ‘Misschien kent u het gevoel wel: hoe onbehagen bij het lezen van een goed essay in één keer omslaat in euforie. Hoe groot de opluchting is als de tekst niet buigt voor de vermeende domheid van de lezer.’ Juli Zeh: Briefroman. Over schrijven, literatuur en schrijverschap. Vert. A. Vlaming. Ambo Anthos, 176 blz. € 18,99 Waarna haar essay zo verhalend wordt, dat het toch nog iets van een roman krijgt, onder meer door de wijze waarop ze vertelt hoe de verbeelding vat kreeg op haar geest, op de achterbank van de auto tijdens familievakanties: ‘Voorin ruziën mijn ouders over de meest logische route naar onze eindbestemming; achterin zit ik naast mijn jengelende broertje, op mijn knieën de caviakooi, veertig graden hitte, geen airco en veertien uur rijden voor de boeg. Tot overmaat van ramp heb ik last van wagenziekte [...] In een dergelijke situatie is fantaseren pure zelfverdediging.’ Dat is het in de meeste situaties, denk ik eigenlijk. Wie ook al niet graag boog voor de vermeende domheid van de lezer, was Vladimir Nabokov. Zijn brieven aan zijn echtgenote Véra zijn onlangs in een mooie verzameling verschenen: Letters to Véra. Het merendeel van die brieven – de antwoorden Het gelukkige huwelijk van de Nabokovs straalt van het papier C.O. Jellema: Selbstfindung. Brieven aan Hans-Hermann Röhrig. 1955-1996. Flanor, 330 blz. € 25,– Vladimir Nabokov: Letters to Véra. Edited and translated by Olga Voronina and Brian Boyd. Penguin, 800 blz. € 42,99 erop heeft Véra vernietigd – dateert uit de periode 1923-’39, waarin beiden in ballingschap in Berlijn en Parijs leven. In Berlijn is Nabokov de rijzende ster in de wereld van de emigrantenliteratuur. Zijn brieven aan Véra sprankelen van de over elkaar tuimelende liefdesbetuigingen, waarin je de beginzin uit de latere succesroman Lolita makkelijk herkent: ‘Mijn heerlijkheid, mijn liefde, mijn leven...’ Daarna volgt vaak een verslag van Nabokovs inspanningen om zijn literaire werk aan de man te brengen. Door de poëtische brieven hardop te lezen, hoor je het muzikale Russisch er doorheen klinken. Het gelukkige huwelijk van de Nabokovs straalt van het papier. De enige smet is de affaire van de schrijver met een andere Russische emigrante in 1937, die door Nabokovs biograaf Brian Boyd ten onrechte wordt gebagatelliseerd. In de brieven kun je namelijk meteen de veranderende toon opmerken, die Nabokov jegens Véra aanslaat. M.m.v. Michel Krielaars Oproep Schrijf een brief aan een (anti-)held Tot wie wilde u altijd nog eens het woord richten, in bewondering of afgrijzen? Welke vooraanstaande held of anti-held heeft u iets belangrijks te zeggen? Voorafgaand aan de Middag van de Brief op 22 november organiseren NRC Handelsblad, Bijzondere Collecties van de UvA en uitgeverij Podium een brievenwedstrijd. Stuur voor 17 november a.s. een papieren brief van max. 400 woorden aan een bekend persoon (dood of levend, Nederlands of niet) aan NRC Handelsblad Brievenwedstrijd, t.a.v. Maike Cannon, Postbus 3372, 1001 AD Amsterdam. In de jury zitten voorzitter Marita Mathijsen (emeritus hoogleraar UvA, Arjen Fortuin (NRC) en Joost Nijsen (Podium). De winnaar krijgt een boekenpakket t.w.v. € 400,– en wordt uitgenodigd de bekroonde brief voor te lezen op de Middag van de Brief in Amsterdam (zie pag.4 ). Die brief verschijnt in NRC Handelsblad. Als tweede en derde prijs zijn exemplaren van Shaun Ushers ‘Brieven van belang’ beschikbaar.
© Copyright 2024 ExpyDoc