Met*, BIBLIOTtiEEK RldKS0!'2'.~-.'i \,'<J;IOF? 08 4 by! , .' IJSSELMEERPOLDERS W E R K D O C U M E N T ONDERZOEK NAAR BESPARINGSMOGELIJKHEDEN OP BOUWKOSTEN VAN DOOR DE R.1J.P. TE VERPACHTEN BEDRIJFSGEBOUWEN VOOR DE WEIDEBEDRIJVEN door Werkgroep Boerderijenbouw 1982-102 Adb april M I N I S T E R I E V A N V E R K E E R E N W A T E R S T A A T R I J K S D I E N S T V O O R D E I J S S E L M E E R P O L D E R S S M E D I N G H U I S - L E L Y S T A D ISHOUD 1.1. Veebezetting 1.2. Huisvesting van de kalveren 1.2.1. Stalvormen 1.2.2. De opvangruimte 1.2.3. De opfokruimte 1.2.4. Ruimte voor de oudere kalveren 1.2.5. Stalklimaat 1.3. ?lestopslag 1.4. Werktuigenberging, hooi-, stro- en strooiselopslag en werkplaats 1.5. Voorstel tot aanpassing van de landbouwkundige normen 2. HET STALTYPE 3.1. De te behandelen elementen 4. OSISLUIIITG ES TERREISMC,TRKISG 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. Alternatieven De bouwkosten van de onderbouw Zettingsverschillen en hun consequenties Conclusies ten aanzien van de onderbouc Yoorstel voor het type onder50u.~- 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. Ligboxenstal 1;erktuigenberging Stalinrichting Onderhoudsaspecten Bij lagen: Ontwerp ligboxenstal 1978-81 Ontwerp ligboxenstal 1982 e.v. Iabel I . Begrotingen diverse ligboxenstallen Discussienota - Bouk-kosten agrarische bedrijfsgebouven in relatie tot landbout,-- en 5ouvkundige noraen INLEIDING Om voor de ljedrijfsgebouwen van de weidebedrijven tot lagere investeringen te komen, is het noodzakelijk alle factoren die ten grondslag liggen aan de totstandkoming van een gebouw kritisch te beschouwen. In principe zijn de volgende mogelijkheden aanwezig om te komen tot lagere bouwkosten: 1. het verlagen van de landbouwkundige normen; 2. het kiezen van een goedkoop staltype; 3. per staltype kiezen voor een goedkope planuitvoering; 4. minder aandacht besteden aan het onderhoudsaspect. Bovengenoemde factoren zullen per onderdeel en voor zover mogelijk vanuit het nulpunt (strikte noodzaak voor de bedrijfsvoering) nader worden beschouwd. 1.1. Veebezetting ----- norm R.1J.P. a. Huidige (werkdocument 1978-12 Abw/Adb) Uitgangspunt: - tweemansbedrijf; - 3 melkkoeien per ha; - minimaal 120 melkkoeien. De veebezetting (per ha grasland op het bedrijf) ontleend aan de meiinventarisatie is als volgt: Veebezetting (melkkoeien per ha) Bedrijfsgrootte gemiddeld gemiddeld voor alle bedrijven Oostelijk Flevoland pacht erfpacht 2.9 3.1 3,.0 Zuidelijk Flevoland pacht erfpacht 3.0 3.1 3.1 Hieruit is af te leiden dat de veebezetting op erfpachtbedrijven iets zwaarder is dan op pachtbedrijven. c. ~grpg~-gxre~~e-wgrkg~o_e_p~~~_;d_~_$eh_o_u_d_erii (rapport nr. 15 Stichting Proefboerderijen IJsselmeerpolders) De gehanteerde normen ten aanzien van het te stallen aantal stuks melkvee en jongvee wijken iets af van de normen van die door de R.1J.P. worden gehanteerd. De vergelijking is als volgt: I aantal melkkoeien aantal pinken aantal kalveren aantal kalverplaatsen 0 - 14 dagen 4 - 3 maanden 3 - 5 maanden 5 - 12 maanden opvangruimte 5% ziekenstal 3% afkalfstal 3% a£ zonderlijke boxen 3 R.1J.P. 120 33% = 40 40% 15 28]totaal 57 29 I box . / Werkgroep Rundveehouderii .I 100 + 20% selectie 30 30% = i 40% 1 . I ! 1 ,I I 4 standen 2 totaal 61 plaatsen 25 1 box 3 standen 4 standen 2 Een eerste inventarisatie van de stalbezetting op pacht- en erfpachtbedrijven geeft aanleiding te veronderstellen dat in de praktijk van bovenstaande normstelling wordt afgeweken. D e indruk bestaat dat het percentage jongvee op de bedrijven geringer is dan op basis van theoretische gronden wordt geadviseerd. De opbouwfase van het bedrijf en bedrijfseconomische overwegingen van de individuele boer spelen hierbij een grote rol. 1.2. Huisvesting van de kalveren Voor de kalveren is het noodzakelijk te beschikken over een goede huisvesting. De gemiddelde kalversterfte bedraagt 13% in os land met als uitersten 3-tot 25%. Goede hygiznische voorzieningen-en een-juiste-verzorging hebben een gunstige invloed op beperking van de kalversterfte. De kwaliteit van de volgende voorzieningen kunnen het sterftepercentage beinvloeden: - afkalfstal - individuele huisvesting - biestverstrekking. 1.2.1. Stalvormen . ---------Voor de huisvesting van de kalveren zijn de volgende voorzieningen gewens t : - opvangruimte voor kalveren van 0 - 2 weken - opfokruimte voor kalveren van 2 weken - ca. 5 maanden - ruimte voor de oudere kalveren 1.2.2. De ----opvangruimte --- ------ (1eeftijd.O - 14 dagen) Na de geboorte is het gewenst de kalveren te huisvesten in een ruimte voorzien van eenlingboxen. Hierin komen naast de vaarskalveren ook de stierkalveren die maar korte tijd op het bedrijf verblijven. Het is gewenst met het oog op de biestverstrekking de opvangruimte te situeren in de buurt van de afkalfstal. De voorkeur wordt gegeven aan een verblijfsduur van ;a. 14 daien. Bij langere huisvesting moeten er voorzieningen getroffen worden voor water, ruw- en krachtvoer. Voor de individuele huisvesting zijn de volgende uitvoeringen bruikbaar: a. eenlingboxen tegen een wand geplaatst; b. eenlingboxen vrij van de wand met controle mestgang (ca. 80 cm breed). Voor grote bedrijven worden twee afdelingen geadviseerd uit oogpunt van reiniging en ontsmetting. Voor het vaststellen van het aantal ligplaatsen voor de kalveren worden bovengenoemde eenlingboxen buiten beschouwing gelaten. i 1.2.3. De ----oefokruimte --------- (leeftijd Na of De a. b. c. 1- ca. 5 maanden) de periode van individuele huisvesting worden de dieren in groepen in ligboxen gehuisvest volgende boxuitvoeringen zijn te onderscheiden: gestrooide groepsboxen; groepsboxen met roostervloer; ligboxen. . Voor- en nadelen van de boxuitvoerinnen: . -~ - weinig arbeid voordelen - grotere.kans op infectie bij natte ligging 1.2.4. Ruimte voor de oudere kalveren (1eeftijd:boven 5 maanden) .............................. Kalveren op een leeftijd van 5 maanden en ouder kunnen worden gehuisvest in de stal bij het grootvee. Aan de huisvesting in ligboxen wordt de voorkeur gegeven. 1.2.5. ----------Stalklimaat De meningen over het juiste stalklimaat lopen nogal uiteen. De volgende mogelijkheden zijn aanwezig: le. warme opfok: geconditionderde omstandigheden in een afgesloten ruimte met een goede isolatie en mechanische ventilatie 2e. koude opfok: temperatuur en luchtvochtigheid die ongeveer gelijk zijn aan de buitenlucht. Verder valt op te merken: - uit onderzoek en praktijkervaringen blijkt dat frisse lucht bij de opfok zeer belangrijk is; - iederetussenwegbij de twee genoemde systemen is af te raden; - de bouwkosten tussen de systemen zijn gering; - voor de koude opfok is een afzonderlijk gebouw noodzakelijk (de looplijnen worden hierdoor langer). Uit de praktijk blijkt dat de kalveropfok vaak met problemen van ziekte e.d. gepaard gaan. De problemen worden mede toegeschreven aan de uitvoering van het gebouw. De werkelijke oorzaken zijn echter meestal te wijten aan onvoldoende verzorging van de kalveren, geen tijdige biestverstrekking, onvoldoende hygisne en ventilatie van de ruimte, e.d. (de factor boer speelt een belangrijke rol) Aangezien er momenteel nog onvoldoende vergelijkende onderzoekresultaten beschikbaar zijn tussen de koude- en warme opfok wordt door de werkgroep Boerderijenbouw de voorkeur gegeven aan de warme opfok waarbij de kalverruimte is opgenomen in de ligboxenstal (de ruimte gesitueerd in de nabijheid van de woning). Dc voorkeur wordt mede bepaald door de omstandigheid dat bij huisvesting van kalveren in de werktuigberging de looplijnen langer worden en daardoor de kans op een minder goede verzorging (waarmee de boerin meestal mee is belast) toeneemt. Aangezien in de praktijk de kalveropfok in veel gevallen gepaard gaat . m met problemen wordt voorgesteld de toekomstige pachters te laten kiezen tussen de warme opfok (kalveren in een geisoleerde ruimte met mechanische ventilatie'opgenomen in de ligboxenstal) en de koude opfok (kalveren in een ongeisoleerde ruimte opgenomen in de werktuigberging). Het verschil in de bouwkosten tussen de beide systemen is gering. 1.3. Mestopslag ----- --Huidige norm R.1J.P.: 90 dagen opslag. Praktijknorm : 120 dagen opslag. De opslagcapaciteit wordt bepaald door de mogelijkheden van uitrijden van de mest over het land..Door de intensieve beweiding van het grasland zijn de mogelijkheden voor bemesting zeer beperkt. Uit de praktijk blijkt dat 90 dagen opslagcapaciteit als een minimum moet worden beschouwd. De mest kan worden opgeslagen in kelders onder het gebouw (roostervloeren) of in bovengrondse silo's (vlakke vloeren). Bij de boeren is een sterke voorkeur.voor opslag onder het gebouw in combinatie met roostervloeren (voor- en nadelen; zie werkdocument 1978-12 Abw/ Abd). Bij deze voorkeur speelt het aspect drogere vloer en minder arbeid de grootste rol. hooi- stro-en strooiselopslag ------- ----- -- ~------2--------------------- -------en werkplaats ----1.4. Werktuigenberging a. Huidige normen'R.1J.P. werktuigen + werkplaats 235 m2 opslagruimte I00 m2 verder is enige opslagruimte i 140 m3 aanwezig op de zolder naast de melkstal. b. Normen externe werkgroep: werktuigen + werkplaats 235 m2 opslagruimte 200 m2 De door de R.1J.P. gehanteerde normen worden door de pachters in Zuidelijk Flevoland als redeldijk ervaren. De landbouwkundige eisen t.a.v. de bouwkundige uitvoering zijn van minimale aard. De werkplaats is in het vigerende ontwerp aan de voorzijde in de ligboxenstal opgenomen. Deze ruimte doet tevens dienst als garage. Enige bezuiniging voor de verpachter kan worden bereikt door de werkplaatsl garage in het vervolg niet meer op te nemen. Ter compensatie kunnen enige extra elektrische voorzieningen in de werktuigenberging worden aangebracht, terwijl de garage voor rekening van de pachters in het woninggedeelte kan worden opgenomen. 1.5. Voorstel tot aanpassing van de landbouwkundige normen -------------------- ..................... -------a. b. c. d. het aantal melkkoeien per ha handhaven; het aantal pinken iets lager stellen (30% van het aantal melkkoeien); de voorzieningen voor de gezondheidszorg naar beneden afronden; het aantal kalverplaatsen voor kalveren ouder dan 14 dagen verlagen *= ~. van 57naar 48 ligplaatsen.; voor de kalveropfok gestrooide groepsboxen als uitgangspunt nemen; de werkplaats laten vervallen; vlakke vloeren met vouwschuiven en bovengrondse mestopslag als uitgangspunt nemen; de toekomstige pachters inspraak te geven tussen de zogenaamde warme en koude opfok. ~ e. f. g. h. ~- Bovengenoemde aangepaste normstel1ing.i~vertaald in een ontwerp als aangegeven op blad A van de bijlagen. De besparing in oppervlak bedraagt ca. 14%. De besparing op kosten van de punten a t/m e worden begroot op ca. 14%. Op het kostenaspect van punt g (vlakke vloeren) wordt later ingegaan. 2. HET STALTYPE Het huidige staltype bestaat uit een twee + tweerijige ligboxenstal met centrale voergang en ingebouwde melkstal. Lagere investeringen zijn bereikbaar door het toepassen van een ander staltype. De mogelijkheden zijn als volgt: - buitenvoedering; - beperkte eetbreedte; - mechanisch voersysteem. Door eerder genoemde externe werkgroep zijn, om meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden van besparing op bouwkosten, een zestal staltypen ontworpen en met elkaar vergeleken. Deze ontwerpen kunnen als volgt worden gekarakteriseerd: PLAN 1 . 2 + 2 rijige ligboxenstal met central? voergang en uitgebouwd melkhuis (met vlakke vloeren en roostervloeren) PLAN 2. 2 + 2 rijige ligboxenstal met centrale voergang en uitgebouwd - melkhuis. PLAN 3 + 3A. 3 + 3 rijige ligboxenstal met mechanisch voersysteem en voeropslag in sleufsilo respectievelijk torensilo. Voor alle dieren beperkte eetbreedte. PLAN 4 . Ligboxenstal met dwarsrijen, voergang in de open lucht voeren via open zijgevel; ingebouw melkhuis. De hoogproduktieve groep kan een eetplaats per dier worden gegeven. Voor de overige koeien en de pinken is de eetbreedte beperkt. PLAN 5. Ligboxenstal met buitenvoedering, zowel de voerverstrekking als de voeropname geschiedt in de open lucht. Voor alle dieren is een eetplaats beschikbaar. PLAN 6. 3 + 3 rijige ligboxenstal met centrale voergang.en beperkte eetbreedte voor alle dieren. De gebouwkosten en de investeringen, op begrotingsbasis, zijn in tabel 1 weergegeven. Uit tabel I blijkt dat er op bouwkosten bespaard kan worden door het kiezen van een ander staltype. De totale besparingen vallen echter enigszins tegen. De geringe verschillen worden voornamelijk veroorzaakt door de voor elk type noodzakelijke kostbare fundering. De conclusies van de leden van de externe werkgroep Rundveehouderij waren als volgt: - de staltypes I en 2 kunnen worden beschouwd als algemeen toepasbaar; - de staltypes 3 t/m 6 zijn slechts in bijzondere gevallen aan te bevelen. Plan 5, met buitenvoedering, kan worden beschouwd als een bedrijfstechnisch verantwoord minimum ontwerp. Worden echter sociale overwegingen, zoals onaangenaam werkklimaat e.d. in beschouwing genomen, dan verdient dit staltype geen aanbeveling. De types met buitenvoedering en beperkte eetbreedte worden dan OOk in principe niet geadviseerd aan erfpachters. Bij onvoldoende financiele middelen kan een type met buitenvoedering echter als eerste aanzet in aanmerking komen. -10- Door de werkgroep Boerderijbouwvan de R.1J.P. is in 1972173 een soortgelijk onderzoek verricht met overeenkomstige conclusies. Van de door de externe werkgroep Rundveehouderij onderzochte staltypes komt plan 1 ongeveer overeen met het huidige ontwerp van de R.I~.P. Voorgesteld wordt voor de volgende uitgiftes eveneens het staltype met centrale voergang en ingebouwde melkstal als uitgangspunt te nemen. 3. DE PLANUITVOERING 3.1. De te behandelen elementen Onder goedkope planuitvoering wordt verstaan de minimale investeringen in bouwkundige constructies en materiaaltoepassingen die uit oogpunt van bruikbaarheid van het gebouw strikt noodzakelijk zijn. Op de bouwtechnische kwaliteit van het gebouw wordt in het kader van deze beschouwing alleen ingegaan in zoverre het een kostenaspect betreft. De kwaliteitsaspecten, met name de overwegingen ten aanzien van de materiaalkeuze zijn omschreven in een discussienota van Bouwkundige Werken. De nota is a,ls bijlage toegevoegd. Om tot een beter inzicht te komen in de mogelijkheden van besparing op bouwkosten is het noodzakelijk te beschikken over de kosten per onderdeel van het gebouw (deelkosten). De volgende hoofdelementen kunnen worden onderscheiden: deelkosten 31.000;416.000,-f ,438.000,-- f 2. de onderbouw (grondverbetering 2 m - I f I. ontsluitine en terreinafwerkine 3. de bovenbouw 4. de stalinrichting ~ ~- - in % - -3.5 7 - 47 49,5 - f 885.000,-100% De kosten zijn gebaseerd op het vigrerende ontwerp van de uitgifte 1981, type PV-16. De onderdelen die sterk bepalend zijn voor de hoogte van de bouwkosten en die, waarop bezuinigingen mogelijk zijn, worden besproken. De overige onderdelen worden globaal weergegeven. Totaal excl. B.T.W. 4. ONTSLUITING EN TERREINAFWERKING Bestanddelen: - toegangsdam met duiker; - toegangsweg tot aan hoofddeur; - erfsloten; - erfafwerking; - terreinriolering; - erfverharding (voor rekening pachter). Bovenstaande onderdelen zijn tot minimale proporties teruggebracht. Verdere bezuinigingen worden niet wenselijk geacht. 5. DE ONDERBOUW Bestanddelen: - fundering; - mestkelders; - vloeren. Uit de deelkosten blijkt dat het hoofdelement onderbouw relatief gezien een groot deel van de bouwkosten vergt. De hoge kosten worden veroorzaakt door de aard van de grondgesteldheid in Zuidelijk Flevoland. De bovengrond (holoceen) is van geringe draagkracht. De holoceenlaag varieert in samenstelling en bevat op verschillende plaatsen veenresten. Hierdoor is het nodig te funderen tot op het vaste zand (pleistoceen). De ligging van het pleistoceen varieerde bij de uitgiften 1978 t/m 1981 van 1,5 tot 2,5 m beneden maaiveld. Voor de uitgifte 1982 en volgende uitgiften moet rekening gehouden worden met nog ongunstiger situaties betreffende de ligging van het pleistoceen (< 3-5 m -maaiveld). Om tot verlaging van de bouwkosten te komen zullen de bezuinigingen in de onderbouw moeten worden gezocht. De volgende mogelijkheden zijn hiertoe aanwezig: - grotere zettingen en zettingsverschillen aanvaarden dan de tot nu toe gebruikelijke; - toepassing van vlakke vloeren i.p.v. mestkelders (= roostervloeren); - verlaging of gewijzigde interpretatie van de bouwvoorschriften. De deelkosten van de onderbouw ,gebaseerd op type PV-16 zijn als volgt: Grondverbetering vanaf 2 m -maaiveld f 72.000,-Vloeren en kelders f 344.000,-Totaal f 416.000,-- 5.1. Alternatieven De volgende alternatieven zijn op hun toepassingsmogelijkheden onderzocht en op bouwkosten begroot: (de kosten zijn gebaseerd op het aangepaste ontwerp volgens blad A). - alternatief a: Vlakke vloeren met vouwschuiven en mestopslag in bovengrondse silo's; - alternatief b: Roostervloeren met mestopslagkelders. 5.2. De bouwkosten van de onderbouw Funderingssysteem * Vlakke vloeren 1 Roostervloeren le. Op grondverbetering, ~leistoceen 2 m -maaiveld 2e. Op grondverbetering, pleistoceen 3 m -maaiveld 3e. Op palen, lang 3-5 m 4e. Op holoceenpakket, laagdikte > 2.5 m * De kostenramingen van de onderbouw met vlakke vloeren zijn gerekend inclusief de vouwschuifinstallaties 5 f 25.000,= en de mestopslagsilo's 2 f 50.000,= (de vouwschuiven kunnen naar de pachtersinvestering worden verschoven). 5 . 3 . Zettingsverschillen en hun consequenties De wijze van funderen als beschreven onder 1 , 2 en 3 (op grondverbetering en palen) geven constructief geen problemen. De zettingen van de onderbouw zijn gering tot nihil. ~ i een j funderingsysteem op het holoceenpakket ontstaan er ten gevolge van belastingenzettingen in de ondergrond. Hiernaast vinden er door belastingverschillen, zettingsverschillen plaats. Verder moet nog rekening gehouden worden met zettingen veroorzaakt door rijping van de grond (zgn. polderklink) De zettingsindicaties zijn als volgt: . - -i 4I Vlakke vloeren Roostervloeren -. zetting vloeren zetting mestafvoergoten, melkstal en melkkamer zetting mestkelders zetting voergang polderklink totale zetting zettingsverschillen 10- 70 10 150 220 30 40mm - 80 mm - - 40mm 250 mm 330 mm 70 mm 10 1 1 75 10 150 225 30 - - 40mm' 85 40 250 335 75 mm mm mm mm mm Bij bovengenoemde beschouwing is er vanuit gegaan dat het holoceenpakket constant van samenstelling en laagdikte is. Dit is echter niet altijd het geval. Om dat te constateren is veelal duur grondonderzoek nodig. 5.4. Conclusies ten aanzien van de onderbouw - bij toepassing van een vlakke plaatvloer is het verschil in bouwkosten tussen de genoemde funderingssystemen gering; een roostervloer met mestopslagkelders is echter aanzienlijk duurder. De verschillen t.0.v. een vlakke plaatvloer inclusief mestopslag en vouwschuiven zijn als volgt: , grondverbetering 2 m maaiveld f 34.000,= paalfundering f 90.000,= holoceenpakket f 64.000,= - bij de vaststelling van de'erfplaats dienen tevens de funderingsaspecten een rol te spelen; - de zettingsverschillen zijn bij een funderingssysteem op het holoceenpakket van dien aard dat constructieve aanpassingen noodzakelijk zijn. Uit bedrijfstechnisch oogpunt worden zettingen en zettingsverschillen niet als bezwaarlijk beschouwd. Te verwachten is dat voor Bouw- en Woningtoezicht uit bouwtechnischeen welstandsoverwegingen het bouwen op het holoceenpakket niet aanvaardbaar zal zijn. - 5 . 5 . Voorstel voor het type onderbouw Voorgesteld wordt voor de komende verpachtingen, afhankelijk van de erfsituatie op grondverbetering of palen, een vlakke vloer als uitgangspunt te nemen. Een vlakke vloer dragend op het holoceenpakket wordt niet wenselijk geacht i.v.m. het geringe kostenverschil t.0.v. de andere funderingssystemen. Het laat zich echter aanzien dat er door de toekomstige pachters vraag zal zijn naar een gebouw met roostervloeren (bedrijfszekerheid, droge vloer, minder handwerk, minder kwetsbaar bij afkalven in de stal, kleiner erf, e.d.). Voorgesteld wordt Sventuele verzoeken te honoreren tegen bijbetaling van de kosten. 6. DE BOVENBOUW Bestanddelen: draagconstructie; - wanden; - dak; - technische installaties. - 6.1. Ligboxenstal Bij de beschouwing van de bovenvouw op mogelijke bezuinigingen is het vigerende ontwerp type PV-16 als maatstaf genomen. In het algemeen zijn hierin reeds prijsgunstige materialen en constructies toegepast. Enige alternatieven worden alsnog op hun waarde en prijs beoordeeld. Tevens worden de kosten van enkele onderdelen aangegeven. Omschrijving Buitenwanden h a l f s G n s 1.p.v. wallboard spouwmuur hou t t Kosten t.0.v Gebruiksvaarde PV-16 nihil f 30.000,= nihil + / I vochtig droog tocht en onderhoud droog Open nokconstructie t.0.v. lichtregendobrslag doorlatende 7.500,= Topgevel hout t.0.v. a.b.c.golfplaten - f 2.000,= neutraal Geen centraal bediende ventila- f 4.500,= arbeidsverhogend tiekleppen - f 3.000,= neutraal Zonder dakoverstekken langere loopafstanden nihil Kalverstal; koude opfok - f 3.000,= minder hygiene Geen tegels in de melkstal - f 6.000,= ins tandhouding conGeen thermisch verzinkte spanten Geen houtverduurzaming constructie- f 5.000,= structie hou t f 22.000,= ! onderhoudsfactor Schilderwerk 1 f 24.000,= Elektrische installatie. f 12.000,= Waterleidinginstallatie f 12.000,= voorschrift/beveiBliksemafleiderinstallatie liging veestapel I I- Uit bovenstaande splitsing blijkt dat er uit oogpunt van bedrijfsvoering nog enkele bezuinigingen in de bovenbouw mogelijk zijn. Het toepassen van een open nokconstructie en het bezuinigen op enkele bouwkundige uitvoeringen worden aanvaardbaar geacht. Hiernaast zal worden getracht de kosten zoveel mogelijk te drukken door toepassing van :: eenvoudige constructies en waar dat besparing oplevert, een GGnvomig materiaalgebruik. 6.2. Werktuigenberging Het uitvoeren van de werktuigenberging in een afwijkende vorm- en materiaaltoepassing (m.u.v. de dakbedekking) kan een besparing van ca. f 25.000,-- opleveren. Hiernaast kan de bliksembeveiliging vervallen (besparing f 2.000,--) als de ~erktuigenbergin~ minimaal 15 m uit het hoofdgebouw wordt geplaatst (eis brandweer). Dit laatste wordt niet wenselijk geacht i.v.m. het groter worden van het erf. 6.3. Stalinrichting De stalinrichting wordt door en voor rekening van de pachter aangebracht. De hiervoor nodige sparingen, de waterleiding onder de vloeren voor de drinkbakken e.d. behoren we1 bij de uitrusting van het gebouw. Besparingen zijn niet mogelijk. 6.4. Onderhoudsaspecten Bestanddelen: - thermisch verzinken ijzerwerk; - impregneren constructiehout (gordingen, balklagen, e.d.); - schilderwerk deuren, kozijnen en dakoverstekken. Voorgesteld wordthierop niet te bezuinigen uit de volgende overwegingen: - ijzerwerk word t aangetast door amm~niakdam~en; - hout wordt aangetast door schimmels die welig tieren bij een hoog vochtgehalte; - buitenonderhoud is voor rekening verpachter. 7. KOSTENRAMINGEN Kostpr.ijs vigerend ontwerp PV-16 (grondverbetering 2 m'): Ontsluiting en terreinafwerking f 31.000,-- grondwerk, grondverbetering, bronbemaling f 81.000.-- bedrijfsgebouw Totaal bedrijfsgebouw Werktuigenberging f 1.000.000,-Totaal excl. B.T.W. Besparingen: verlaging landbouwkundige normen - vlakke vloeren - vouwschuif rekening pachter - bouwkundige constructies - f 120.000,-f 34.000,-f 25.000,-f 12.000,-- f 191.000,-Kostenraming nieuw ontwerp bedrijfsgebouw f 663.000,-- f Ontsluiting en terreinafwerking Werktuigenberging Totaal nieuw ontwerp bedrijfsgebouw, werktigenberging, ontsluiting en terreinafwerking excl. B.T.W. 663.000,-- SAMENVATTING Rationale werkomstandigheden, optimale huisvesting en verzorging van het vee liggen aan het ontwerp van de ligboxenstallen op de verpachte bedrijven in Zuidelijk Flevoland ten grondslag. Het ontwerp is als volgt te karakteriseren: een niet geisoleerde 2 + 2 rijige ligboxenstal met centrale voergang en ingebouwd melkhuis. Het jongvee wordt in dezelfde stal ondergebracht met voor de kalveren een aparte geisoleerde ruimte. Voorts is een afkalfstal, opvangbox en ziekenstal, overdekt met een zolder, ingebouwd. De mest wordt opgeslagen in kelders onder de roostervloeren. Voor werktuigenberging is een apart gebouw beschikbaar. Het aantal ligboxen gebaseerd op de veebezetting op de bedrijven in Zuidelijk Flevoland die varieert van 2 , 8 tot 3 , 8 melkkoeien per ha gemiddeld ca. 3 melkkoeien per ha. De normstelling voor de stalling van het jongvee is mede bepaald door het C.B.I., het I.M.A.G. en de externe werkgroep Rundveehouderij van de Commissie Boerderijbouw IJsselmeerpolders. Uit een vergelijkend onderzoek naar de kosten en inrichting, met ligboxenstallen op het oude land is gebleken dat aldaar voor stalling van het jongvee lagere percentages t.0.v. het melkvee worden gehanteerd. Een daarop volgende inventarisatie op een tiental bedrijven in Zuidelijk Flevoland geeft aanleiding te veronderstellen dat in Zuidelijk Flevoland de beschikbare stallingsruimte voor het jongvee, gebaseerd op bovengenoemde normstelling, niet optimaal wordt benut. De resultaten van het vergelijkende onderzoek zijn aanleiding tot een voorstel voor bijstelling van de inrichting van de ligboxenstallen. Het aantal melkkoeien is gehandhaafd op 3 melkkoeien per ha grasland. De normen voor stallingsruimte voor het jongvee en de kalveren per leeftijdsgroep is als volgt gewijzigd: Normstelling in het ontwerp 1981 1982 melkkoeien jongvee 12 - 24 mnd. kalveren 1 - 12 mnd. kalveren 0 - 4 mnd. 120 40 57 16 120 36 48 12 De stalvorm m.n. Gnlingboxen voor de kalveren van 0 - 4 mnd. wordt gehandhaafd. Voor de overige kalveren wordt voorgesteld om deze i.p.v. in ligboxen in gestrooide groepsboxen te huisvesten. Dit impliceert ruimtebesparing maar kwalitatief gezien een achteruitgang. Deze wijzigingen en het in het vervolg niet meer opnemen van de werkplaats in de ligboxenstal geeft een besparing van ca. 14% in oppervlakte en kosten. Voorts wordt voorgesteld om i.p.v. roostervloeren met mestkelders weer vlakke vloeren met mestschuiven en bovengrondse mestopslag (silo's) als uitgangspunt te nemen. De uitvoering met vlakke vloeren is voordeliger maar wordt in de praktijk minder gewaardeerd. Een onderzoek, ingesteld door de externe werkgroep met het doe1 meer inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor besparing op bouwkosten bij toepassing van andere staltypen, 0.a. een ligboxenstal met buitenvoedering toonde aan dat er slechts geringe verschillen per type in bouwkosten voorkomen. De voor elk type noodzakelijke kostbare fundering is hiervan de oorzaak. In dit kader wordt vermeld dat 47% van de bouwkosten van het vigerend ontwerp 1 9 8 1 , in de onderbouw wordt geinvesteerd. Door toepassing van vlakke vloeren i.p.v. roostervloeren kan afhankelijk van het funderingsysteem (grondverbetering of paalfundering) resp. 34.000 tot 90.000 gulden worden bezuinigd. In de bovenbouw is een besparing, die uit het oogpunt van bedrijfsvoering nog toelaatbaar is, van 12.000 gulden mogelijk. Het uitvoeren van de werktuigenberging in een t.0.v. de ligboxenstal afwijkende vorm en materiaaltoepassing, kan een besparing van 25.000 gulden opleveren. De kostprijs van het vigerend ontwerp PV-16 (grondverbetering, 2 m -m.v.) met werktuigenberging wordt geraamd op 1.000.000 gulden. Door verlaging van de landbouwkundige normen, toepassing van vlakke vloeren en bezuiniging op enkele bouwkundige constructies en een nieuw ontwerp werktuigenberging kan een besparing van 216.000 gulden ofwel 21% worden bereikt. De bouwkosten voor het: nieuwe ontwerp worden geraamd op 784.000 gulden. I m s u u 0 , " 0 M c s 4 . u P a - ~a u M e @ C ul a . + * U S 5 w u s * 0 5 ;< Y M C Y c .*,. 2 3 ' m A4 ga 2.- 3 5> 5 , .3 LIU mX o e w >,z $ 0 .M W.d e a m Y m > s , W u .u Y e ? o o O . C 4 ? U .4 Si, ao mu a u - u ~ M . ? : M C . m . ",a M "S.rl" .-o a . g O u ~ a-ur a ,.a a 4 u+ > a w ' ..+A 0 - fi M 4 a u c - .+ ~ 01 r E Zu YI c a 2m .*2 sM 22.5 .*::. 5 w a a u C 3 U urn . i w r r u c c u 2 2 :!*": 522s" & M m : M nm 0 O u ? ;.2': g -4 a <' :. Y , - .3 $4 o a " a P - Ri)hrdlenst voor de Urrelmeerpolderr. Srnealnghulr.Lelyrlad ' D I S C U S S I E N O T A ......................... ROUWKOSTEN AGRt\RISCHE IIEDKIJFSCEBOUk'CN IN RELATIE TOT LANDROUW- EN KOUWKUNDIGI: FACTOREN. I. Inleiding/ L De bedrijfseconomische resultaten van een agrarisch bedrijf worden sterk beinvloed door de investeringen in de gebouwen. In verband met de stijging van de bouwprijzen, de hoogte van de rentevoet en de stijging van de bedrijfskosten, komen de inkomens steeds meer onder druk te staan. Het is dan ook noodzakelijk tot behe6rsing van de investeringskosten te komen. In het algemeen, vooral van landbouwkundige zijde, is men van mening dat het bouwkostenniveau naar beneden moet. Bovendien is men van mening , dat de boiwkosten in Zuidelijk Flevoland hoger liggen dan elders i in het land doordat de bouwvoorschriften door Bouw- en WoningtoeI zicht strtngerter toegepast worden. Om tot een zorgvuldige afweging van de landbouw- en bouwkundige factoren te komen die ten grondslag liggen aan de tot standkoming' van een gebouw is het gewenst de landbouwkundige functie; de materiaaltoepassing en constructie van een gebouw, in relatie tot het onderhoudsaspect en de levensduur, nader te beschouwen. 1 I 2. Begrip doelmatig bedrijf sgebouw I Een onderdeel van het gebouw respectievelijk het gebouw a19 totaliteit is doelmatig als het bijdraag'tot een positief bedrijfsresultaat. Dit is bereikbaar door: - bevorderen van de instandhouding van de kwaliteit van de opgeslagen produkten; I I - gezondheid van de veestapel; - voorzieningen die arbeidsbesparend en arbeidsverlichtend werkeni - vergroting van de bedrijfszekerheid van machines. Een doelmatig bedrijfsgebouw moet aan de volgende eisen voldoen: ' a. voldoende duurzaam zijn (technische levensduur 50 jaar); b. in overeenstemming zijn metfgeschikt zijn voor het doe1 van het bedrijf. Het gebouw moet er dus toe bijdragen dat een ondernemer zelfstandig, met vreemde arbeidskrachten winst maakt, werkend voor eigen rekening en risico. Het gebouw moet er toe bijdragen de totale kosten van arbeid en kapitaal (onderhoud, reparatie, afschrijving inventaris + gebouwen) laag te houden en de bruto opbrengst hoog te houden resp. te verhogen. Het gebouw moet er verder toe bijdragen dat risicofactoren met betrekking tot de factor arbeid en de inventaris, de kwalifeit 1 en de kwaytiteit van de opgeslagen produkten en de gezondheid van de veestapel zo gering mogelijk zijn. Er kunnen een aantal aspecten worden genoemd met betrekking tot de doelmatigheid: 1 I t. . 1. De hodgste graad van doelmatigheid heeft een gebouw als het er maximaal toe bijdraagt winst te behalen ervan uitgaande dat odk op alle andere punten de beste keuze is gemaakt. 1 2. De doelmatigheid van een gebouw kan veranderen als de bedrijfsb econoiische opzet wijzigt (bouwplan, arbeidsbezetting, inventaris! we1 of niet opslaan resp. sorteren van aardappelen, kalve;opfok elders e.d.) Naast de technische veroudering is er bij een gebouw sprake van ec'onom~scheveroudering. Dit laatste proces verloopt snelI ler dan het eerste. Om de lkeus te vergroten dat bij verandering van de opzet van het b6drijf het gebouw zijn doelmatigheid blijft behouden is flexi6iliteit van het gebouw gewenst 3. Om velerlei redenen kan men bij het ontwerp van een gebouw beI sluiten om, technische gezien, niet optimaal doelmatig te bouwen: I - staadaardisatie van het bouwproces (ontwerpen voor het meest! I voorkomende bouwplan); I I - belastingtechnisch (op pachtbasis kan de doelmatigheid bein-; I ' vlo5d worden door investeringen uit fiscale overwegingen); - onvoldoende inzicht in toekomstige ontwikkelingen kan even- , I eens tot gevolg hebben dat niet doelmatig wordt gebouwd. 4. De bodwtechnische kwaliteit dient in relatie te staan en te worded afgestemd op de functionele kwaliteit. 5. Er mokt naar worden gestreefd de doelmatigheid van de gebouwen te co+ineren met eisen van landschappelijke en architectonische aard. I . . . I 3. Kwaliteitsaspecten f De volgende algemene aspecten zijn te onderscheiden: - de kwaliteit van het ontwerp ) - de kwal'iteit van de materialen ) functionele; bouwtechnische en - de kwaliteit van de uitvoering ) estetische kwaliteit Zie voor iverdere uitwerking hiervan ook bijlage 1 (art. uit Bouwwereld 10-10-'81). I 4. 0ptimale:kwaliteit I Gebruikswaarde en exploitatiekosten zijn de factoren voor een juiste afweging van de gegevens om te komen tot een optimale kwaliteic van een agrarisch gebouw. t Net het Pegrip optimale kwaliteit wordt-dat enige kwaliteitsniveau bedoeld waarbij geen verspilling optreedt. Ver1nagt:men bouwtechnisch het niveau dan is de achteruitgang aan L gebruikswaarde groter dan de besparing aan kosten. Verhoogt men 1 het niveau dan is de toename van kosten hoger dan de toename van de gebruikswaarde. , . ! ,. . . ? Onderstaand figuur geeft hiervan een beeld Voorbeelden + en ,- . I ' + "Zorg" toor de ,dichtheid (en het afschot) van betonvloeren in ligboxenstallen,dragen in hoge mate bij in de gebruikswaarde I van het,gebouw (schoonhouden, ontsmetting, aa?tasting door zuren, klauwbeschadigingen e.d.) terwijl de meerkosten gering zijn. . . -A - Het isoleren va,i ligboxenstallen is uit oogpunt van behaaglijkheid ge"ens't: ~ , a levkrt r geen bijdrage aan de gezondheid van het vee terwij i d e bouwkosten aanzienlijk toenemen. + Door het thermisch verzinken van de bevestigingsmiddelen van golfplaten wordt de.levensduur aanzifnlijk verlengd terwijl de meerkosten gering zijn:. - Het theimisch verzinken van schuifdeurrollen is minder zinvol. aangezien de rollen na ca. 10 jaar versleten zijn. I ' 1 5. ater ria all en constructiekeuze in relatie tot het kostenaspect. ,i Het. ~twaliieitsvraa~stukis in wezen niet anders dan een keuzeprobleem. , Om tot een juiste,afweging in de keuze van materiaaltoepassing en constructie'te komen is kennis van de eigenschappen ervan noodzakelijk (sterkte; levensduur e.,d.). De volgende mogelijkheden zijn te onderscheiden: 1. materialen en.constructies die op directe wijze een bijdrage leverep aan de gebruikswaarde van een gebouw; 2. materialen .en . constructies die indirect hieraan bijdragen; ad. 1 fundering,,kelders, vloeren, wanden, spanten, dakbedekking, stalinrichting'e.d. ad. 2 werkvl-oeren; houtverduurzaming, verflagen, tegels, dakgeten, blik~ernbeveili~inge.d. De onder ad 2 genoemde 'zijn nog weer onder te verdelen als volgt: - materialen die dienen als hulpmiddel bij het tot stand komen van eenjconstructie bijv. werkvloeren; - materialen die dienen tot het instandhouden van een materiaal of constructie bijv. verflagen, houtverduurzaming, bliksembeveiliging e.d: - materialen en constructies die dienen tot verhoging van de esthetische kwaliteit, de hygizne en de behaaglijkheid van een gebourv bijv. dakoverstekken, houten topgcvels, tegels, verfwerk,op o n d e r h o u d s v r i j e . ~ t e r i a l e n , isolatie e.d. j 1 , . Zie voor de afwegingsfactoren van de materiaalkeuze bijlage 2, 2a en 2b. 1I 6 . ~ezuini~in~smo~elijkheden I 6.1. .~$idebedrijven I a. ggye~p-en-bouyk~stg~ (extern onderzoek) Door lde comissie "Boerderijbouw ~~sselmeerpolders",uitgaande van de Stichting Proefboerderijen IJsselmeerpolders zijn, om meer linzicht te krijgen in de mogelijkheden van besparing op r bouwkosten, een zestal alternatieve ligboxenstallen ontworpen. De investeringen zijn afgestemd op onderling per gebouw gelijke mate:iaaltoepassingen en constructies en op her prijspeil van 1980 [exclusief B.T.W. ! De omschrijving van de ontwerpen met tekeningen en bouwkosten is a?s bijlage 3 toegevoegd. I b. ~ouwtcchnisch ------------- . Door Ieen Werkgroep Agrarische Bouw (W.,A.B.), bestaande uit lede? van de afdeling Bouwkundige werken en Calculatie, is een o?derzoek ingesteld naar eventuele bezuinigingsmogelijkheden op her gebied van constructies, materiaaltoepassingen en afwerkingen. De onderdelen van de gebouwen zijn gebaseerd op de vigerende ontwerpen. De bevindingen waren als volgt: Ligboxstal Onderdee1 Conclusies - aanbevelingen Besparing I - gr0,ndverbetering - keldervloer gebaseerd op de vigerende bouwvoorschriften en de eisen van B.W.T. zijn er geen besparingen mogelijk; I - werkvloer samengesteld uit de vloeispecie; I In I, p.v.c. folie . f 12.700.--; De meningen van de leden van de W.A.B. lopen t.a.v. mogelijke besparingen op het gebied van de funderingen uiteen. Een minderhcid is van mening dat de eisen voor de grondverbetering, het type werkvloer en de keldervloer lichter kunnen worden gesteld. I - i aantnl mestkelder : landbouwkunde eis; vloer voergang bij slechte ondergrond geen besparingsmogelijkheden; -- -het toepasken van bouwstaal&atten' dient te worden bevorderd. De detaillering hierop dient te worden aangepast; epoxy-zinkstofcompound-ijzerf 5.940,-glimerafwerking i.p.v. thermischverzinken; : - impregneren hout noodzakelijk i.v.m. hoge vocht- f 7.500.-gehnlte; niet aan te bevelen i.v.m. regen- open nok I .- - dakoverstekken afhankelijk van ontwerp en materiaaltoepassing f 2.000,-aanvaardbaar gewenst uit oogpunt van hygizne, aantasting e.d. ! aanzien? ijk verdere studie is gewenst - topgevel a.b.c. afwerking vloerenlwanden isolatie kalversta? - bliksembeveiligin ! - constructies gewenst uit oogpunt van veiligheid (gebouw-levende have) herberekening leidt niet tot besparingen -- - .....I Conclusies Onderdeel i - I I herberekening geeft enige besparing als hoofdgebouw conatructies I con~ervering Iif ~es~arih I 6Spg- staal - impfegneren 'hout niet noodzakelijk - bliksembeveiligin? niet noodzakelijk I I Het uitvoeren van de wanden en de kopgevels in een bout,,I staalplaat of a.b.c.-bekleding. zonder topgeveloverstekken kan een verdere besparing opleveren. Lichtere eisen t.a.v. de fundering kunnen eveneens tot een besparing leiden. 6.2. I i I ' I, ! ~kkerbouwbedrijven I Voor de akkerbouwbedrijven is een aangepast type schuur ontworpen voor de uitgiftc 1981. Op de indeling werden de volgende bezuinigingen toegepast: - geen schaftlokaal I - geen grote buitendeur in werkplaats. I De rnateriaaltoepassing is eveneens kritisch bekeken, waar mogelijk : werden bez"inigingen toegepast I . De volgende alternatieve ontwerpen werden begroot op bouwkosten: i Plan A: metselwerk tot goothoogte, topgevel asbestcementgolfplaten walboard geschilderd 1 I . I Plan B: + metselwerk tot 240 walboard geschilderd I , topgevel asbestcementgolfplaten ,I I, I Uit esthetische overwegingen is gekozen voor plan A; uitvoering van de wanden ~ o tgoothoogte in halfsteens metselwerk. De besparibg op bouwkosten t.0.v. het huidige type akkerbouwschuur bedraagt ca. f 45.000,-- excl. B.T.W. I I Lelystad, april 1981 G.J. van Lenthe ' , LIGBOXENSTAL - .. Bijlage 2 MATERIAALTOEPASSING IN RELATIE TOT GEBRUIKSWAAFDE/KOSTEN ~ ---- - --. --- . -- .- i -- - - . nadelen voordelen materiaalkeuze onderdeel van het gebouw . ~. -duur-- gebruiks- -- -- .. -- . zaam- waarde kosten heid -' -- - t op op op op ~undering/vloeren palen stiepen grondverbetering maaiveld . I + afhankelijk van de ondergrond spanten met vrije overspanning spanten met steunpunt droog / I a.b.c.-golfplaat metaalplaat dakbedekking vloerafwerking .stal--';---. vloerafwerking melkstal - ~ direct-afw:betonvl; specielaag tegels kunststof beton Bliksembeveiliging voorschrift veiligheid vee - - Techn. installaties noodzakelijk 0 01- lekkage + + + 0 0 0 duur redelijk duur + + "- '-dichtheid opp: kwetsbaar onderhoud - - volume poot + + 0 tlexibiliteid + - + --~- beschadiging hygisne ,I aantasting + + oO 1 +/- - 0 ! +/- +/o - . +- + + .. duur redelijk redelijk goedkoop redelijk - + behaaglijkheid - I condens condens diverse isolatie - droog hout staal hout of staal I vervormbaar duur duur redelijklduur goedkoop droog metselwerk spouw ,t 4-steens a.b.c.-panelen golfplaten hout wanden 0 0 + tunnelelementen gemetseld beton mestkelders 2~212~312~4 . + - I - - -+ ' -~ -:- + + - duur duur redelijk I goedkoop goedkoop duur '. red. ,goedkoop.~~- ' duur duur duur goedkoop Verklaring van de tekens: 0 = neutraal + = gunstig - = ongunst ig - Bijlage ia I.JERKTUI.GENBEKGING MATERIMLTOEPASSING IN RELATIE TOT GEBRUIKSWURDE/KOSTEN --- .- Onderdeel van het gebouw fundering . -*-:- -.-~ materiaalkeuze palen stiepen balkep ---. .____I voordelen I' .-. I wanden -- spanten met vrije overspanning geconstrueerde spanten 1 a.b.c.-golfplaat metaalplaat vloeren bestrating 8, ll_ vlakke ondergrond onderhoud ! houtverduurzaming r.w.,-goten zink1P.V.C. i thermisch verzinken 9, .. arc, I, houtdraadbouten spanten instandhouding gebouw 's winters I geen bescheming van wanden .. ,duurduur redelijk redelijk goedkoop goedkoop redelijk 0 0 + 0 + + 0 0101- redelijk redelijk goedkoop goedkoop +/+/- 0 0 goedkoop goedkoop + + duur - - goedkoop 0 duur - 0 0 1 + . O - / geen duur redelijk 0 0 + ,I tussensteunpun bliksembeveiliging elektra + + + vrije ruimte kosten 0 + , onderhoud klei I + + kwetsbaar hout staal hout staal dakbedekking nadelen afhankelijk va ondergrond niet-striktnoodzakelijk metselwerk spouw 8, 4-steens a.b.c.-panelen a.b.c.-golfplaten metaalplaat hout !- duur- gebruikszaam- waarde heid + + ' + " 1 . duur 0 0 duur redelijk 0 goedkoop duur 0 Verklaring van de tekens: 0 = neutraal + = gunstig - . I = ongunstig 1 AKKERBOUW MATERIAALTOEPASSING IN RELATIE TOT GEBRUIKSWAARDEI~OSTEN: voordelen nadelen materiaalkeuze Onderdeel van her gebouw bduur- gebruiks- heid - fundering I I ( balken/palen 1-aardaipelbewaring metselwerk spouw tt 4-steens a.b.c.-panelen hout a.b.c.-golfplaten metaalplaten buitenwanden topgevels metselwerk hout golfplaat droog droog + - 01slank condens + - + + +/- vlakke ondergrond - goedkoop goedkoop +/- + duur onderhoud 1 ) --.- .~.--.minerale wol-- - - - ~ . -b..crl~n-r.ir.<i?qholit duur duur goedkoop redelijk redelijk 0 bescheming staal , ' +/- dicht en geventil. -- bewerkelijk brandgevaarlijk . brandwerend hardschuim P.S. I, Pur e.d. , ,. duur . goedkoop + -. onderhoud ; 0 +/- brandgevaarlijk ~ dakisolatie- duur redelijk redelijk redelijk goedkoop goedkoop + onderhoud kwetsbaar werkplaats e.d binnenwanden - duur 01- condens ~~~ bestrating klei 1 + droog a.b.c.-golfplaat metaalplaat ongeisoleerd metaalplaat geisoleerd behaaglijkheid vloeren duur 0 I + I + drukvast ruimtebeslag spanten (vrije overspanning) 'hout staal dakbedekking (naden kitten) + afhankelijk van de grondgesteldheid stiepenlpalen ---I---- thermisch verzinken teer epoxy/verven - .. ~ . ~ , ~ , . f s ~ , ~ i- ., ~ g : ~ -- 1 onderhoud r -- ~i:c!e ch~-!ttd - -+ - duur. -;,--.. goedkoop duur ~- ~- --I)/+, +/- 0 0 + 1 1 1 :I- ! - .. . (1 . - ! k j i l : t -. ! r-e+ipl ifl. 1 ,.
© Copyright 2024 ExpyDoc