onderzoek-naar-besparingsmogelijkheden-op-bouwkosten

Met*,
BIBLIOTtiEEK
RldKS0!'2'.~-.'i
\,'<J;IOF? 08
4
by!
, .'
IJSSELMEERPOLDERS
W E R K D O C U M E N T
ONDERZOEK NAAR BESPARINGSMOGELIJKHEDEN OP
BOUWKOSTEN VAN DOOR DE R.1J.P. TE VERPACHTEN
BEDRIJFSGEBOUWEN VOOR DE WEIDEBEDRIJVEN
door
Werkgroep Boerderijenbouw
1982-102 Adb
april
M I N I S T E R I E
V A N
V E R K E E R E N
W A T E R S T A A T
R I J K S D I E N S T V O O R D E I J S S E L M E E R P O L D E R S
S M E D I N G H U I S - L E L Y S T A D
ISHOUD
1.1. Veebezetting
1.2. Huisvesting van de kalveren
1.2.1. Stalvormen
1.2.2. De opvangruimte
1.2.3. De opfokruimte
1.2.4. Ruimte voor de oudere kalveren
1.2.5. Stalklimaat
1.3. ?lestopslag
1.4. Werktuigenberging, hooi-, stro- en strooiselopslag en werkplaats
1.5. Voorstel tot aanpassing van de landbouwkundige normen
2. HET STALTYPE
3.1. De te behandelen elementen
4. OSISLUIIITG ES TERREISMC,TRKISG
5.1.
5.2.
5.3.
5.4.
5.5.
Alternatieven
De bouwkosten van de onderbouw
Zettingsverschillen en hun consequenties
Conclusies ten aanzien van de onderbouc
Yoorstel voor het type onder50u.~-
6.1.
6.2.
6.3.
6.4.
Ligboxenstal
1;erktuigenberging
Stalinrichting
Onderhoudsaspecten
Bij lagen:
Ontwerp ligboxenstal 1978-81
Ontwerp ligboxenstal 1982 e.v.
Iabel I . Begrotingen diverse ligboxenstallen
Discussienota - Bouk-kosten agrarische bedrijfsgebouven in
relatie tot landbout,-- en 5ouvkundige noraen
INLEIDING
Om voor de ljedrijfsgebouwen van de weidebedrijven tot lagere investeringen te komen, is het noodzakelijk alle factoren die ten grondslag
liggen aan de totstandkoming van een gebouw kritisch te beschouwen.
In principe zijn de volgende mogelijkheden aanwezig om te komen tot
lagere bouwkosten:
1. het verlagen van de landbouwkundige normen;
2. het kiezen van een goedkoop staltype;
3. per staltype kiezen voor een goedkope planuitvoering;
4. minder aandacht besteden aan het onderhoudsaspect.
Bovengenoemde factoren zullen per onderdeel en voor zover mogelijk vanuit het nulpunt (strikte noodzaak voor de bedrijfsvoering) nader worden beschouwd.
1.1.
Veebezetting
----- norm R.1J.P.
a. Huidige
(werkdocument 1978-12 Abw/Adb)
Uitgangspunt:
- tweemansbedrijf;
- 3 melkkoeien per ha;
- minimaal 120 melkkoeien.
De veebezetting (per ha grasland op het bedrijf) ontleend aan de meiinventarisatie is als volgt:
Veebezetting (melkkoeien per ha)
Bedrijfsgrootte
gemiddeld
gemiddeld voor
alle bedrijven
Oostelijk Flevoland
pacht
erfpacht
2.9
3.1
3,.0
Zuidelijk Flevoland
pacht
erfpacht
3.0
3.1
3.1
Hieruit is af te leiden dat de veebezetting op erfpachtbedrijven iets
zwaarder is dan op pachtbedrijven.
c. ~grpg~-gxre~~e-wgrkg~o_e_p~~~_;d_~_$eh_o_u_d_erii
(rapport nr. 15 Stichting
Proefboerderijen IJsselmeerpolders)
De gehanteerde normen ten aanzien van het te stallen aantal stuks melkvee en jongvee wijken iets af van de normen van die door de R.1J.P.
worden gehanteerd.
De vergelijking is als volgt:
I
aantal melkkoeien
aantal pinken
aantal kalveren
aantal kalverplaatsen
0 - 14 dagen
4 - 3 maanden
3 - 5 maanden
5 - 12 maanden
opvangruimte 5%
ziekenstal 3%
afkalfstal 3%
a£ zonderlijke boxen
3
R.1J.P.
120
33% = 40
40%
15
28]totaal 57
29
I box .
/
Werkgroep Rundveehouderii
.I
100 + 20% selectie
30
30% =
i 40%
1
.
I
!
1
,I
I
4 standen
2
totaal 61 plaatsen
25
1 box
3 standen
4 standen
2
Een eerste inventarisatie van de stalbezetting op pacht- en erfpachtbedrijven geeft aanleiding te veronderstellen dat in de praktijk van
bovenstaande normstelling wordt afgeweken.
D e indruk bestaat dat het percentage jongvee op de bedrijven geringer
is dan op basis van theoretische gronden wordt geadviseerd. De opbouwfase van het bedrijf en bedrijfseconomische overwegingen van de individuele boer spelen hierbij een grote rol.
1.2. Huisvesting van de kalveren
Voor de kalveren is het noodzakelijk te beschikken over een goede huisvesting. De gemiddelde kalversterfte bedraagt 13% in os land met als
uitersten 3-tot 25%. Goede hygiznische voorzieningen-en een-juiste-verzorging hebben een gunstige invloed op beperking van de kalversterfte.
De kwaliteit van de volgende voorzieningen kunnen het sterftepercentage
beinvloeden:
- afkalfstal
- individuele huisvesting
- biestverstrekking.
1.2.1.
Stalvormen
. ---------Voor de huisvesting van de kalveren zijn de volgende voorzieningen gewens t :
- opvangruimte voor kalveren van 0 - 2 weken
- opfokruimte voor kalveren van 2 weken - ca. 5 maanden
- ruimte voor de oudere kalveren
1.2.2. De
----opvangruimte
--- ------ (1eeftijd.O - 14 dagen)
Na de geboorte is het gewenst de kalveren te huisvesten in een ruimte
voorzien van eenlingboxen. Hierin komen naast de vaarskalveren ook de
stierkalveren die maar korte tijd op het bedrijf verblijven.
Het is gewenst met het oog op de biestverstrekking de opvangruimte te
situeren in de buurt van de afkalfstal. De voorkeur wordt gegeven aan
een verblijfsduur van ;a. 14 daien. Bij langere huisvesting moeten er
voorzieningen getroffen worden voor water, ruw- en krachtvoer. Voor de
individuele huisvesting zijn de volgende uitvoeringen bruikbaar:
a. eenlingboxen tegen een wand geplaatst;
b. eenlingboxen vrij van de wand met controle mestgang (ca. 80 cm breed).
Voor grote bedrijven worden twee afdelingen geadviseerd uit oogpunt
van reiniging en ontsmetting.
Voor het vaststellen van het aantal ligplaatsen voor de kalveren worden
bovengenoemde eenlingboxen buiten beschouwing gelaten.
i
1.2.3. De
----oefokruimte
--------- (leeftijd
Na
of
De
a.
b.
c.
1-
ca. 5 maanden)
de periode van individuele huisvesting worden de dieren in groepen
in ligboxen gehuisvest
volgende boxuitvoeringen zijn te onderscheiden:
gestrooide groepsboxen;
groepsboxen met roostervloer;
ligboxen.
.
Voor- en nadelen van de boxuitvoerinnen:
.
-~
- weinig arbeid
voordelen
- grotere.kans op
infectie bij natte ligging
1.2.4. Ruimte
voor de oudere kalveren (1eeftijd:boven 5 maanden)
..............................
Kalveren op een leeftijd van 5 maanden en ouder kunnen worden gehuisvest in de stal bij het grootvee. Aan de huisvesting in ligboxen wordt
de voorkeur gegeven.
1.2.5. ----------Stalklimaat
De meningen over het juiste stalklimaat lopen nogal uiteen.
De volgende mogelijkheden zijn aanwezig:
le. warme opfok: geconditionderde omstandigheden in een afgesloten
ruimte met een goede isolatie en mechanische ventilatie
2e. koude opfok: temperatuur en luchtvochtigheid die ongeveer gelijk
zijn aan de buitenlucht.
Verder valt op te merken:
- uit onderzoek en praktijkervaringen blijkt dat frisse lucht bij de opfok zeer belangrijk is;
- iederetussenwegbij de twee genoemde systemen is af te raden;
- de bouwkosten tussen de systemen zijn gering;
- voor de koude opfok is een afzonderlijk gebouw noodzakelijk (de looplijnen worden hierdoor langer).
Uit de praktijk blijkt dat de kalveropfok vaak met problemen van ziekte
e.d. gepaard gaan. De problemen worden mede toegeschreven aan de uitvoering van het gebouw. De werkelijke oorzaken zijn echter meestal te
wijten aan onvoldoende verzorging van de kalveren, geen tijdige biestverstrekking, onvoldoende hygisne en ventilatie van de ruimte, e.d.
(de factor boer speelt een belangrijke rol)
Aangezien er momenteel nog onvoldoende vergelijkende onderzoekresultaten beschikbaar zijn tussen de koude- en warme opfok wordt door de
werkgroep Boerderijenbouw de voorkeur gegeven aan de warme opfok waarbij de kalverruimte is opgenomen in de ligboxenstal (de ruimte gesitueerd in de nabijheid van de woning).
Dc voorkeur wordt mede bepaald door de omstandigheid dat bij huisvesting van kalveren in de werktuigberging de looplijnen langer worden en
daardoor de kans op een minder goede verzorging (waarmee de boerin
meestal mee is belast) toeneemt.
Aangezien in de praktijk de kalveropfok in veel gevallen gepaard gaat
.
m
met problemen wordt voorgesteld de toekomstige pachters te laten kiezen
tussen de warme opfok (kalveren in een geisoleerde ruimte met mechanische ventilatie'opgenomen in de ligboxenstal) en de koude opfok (kalveren in een ongeisoleerde ruimte opgenomen in de werktuigberging).
Het verschil in de bouwkosten tussen de beide systemen is gering. 1.3. Mestopslag
----- --Huidige norm R.1J.P.: 90 dagen opslag.
Praktijknorm
: 120 dagen opslag.
De opslagcapaciteit wordt bepaald door de mogelijkheden van uitrijden
van de mest over het land..Door de intensieve beweiding van het grasland zijn de mogelijkheden voor bemesting zeer beperkt. Uit de praktijk
blijkt dat 90 dagen opslagcapaciteit als een minimum moet worden beschouwd. De mest kan worden opgeslagen in kelders onder het gebouw
(roostervloeren) of in bovengrondse silo's (vlakke vloeren). Bij de
boeren is een sterke voorkeur.voor opslag onder het gebouw in combinatie met roostervloeren (voor- en nadelen; zie werkdocument 1978-12 Abw/
Abd). Bij deze voorkeur speelt het aspect drogere vloer en minder arbeid de grootste rol.
hooi- stro-en strooiselopslag
------- ----- -- ~------2--------------------- -------en werkplaats
----1.4. Werktuigenberging
a. Huidige normen'R.1J.P.
werktuigen + werkplaats
235 m2
opslagruimte
I00 m2 verder is enige opslagruimte
i 140 m3 aanwezig op de zolder
naast de melkstal.
b. Normen externe werkgroep:
werktuigen + werkplaats
235 m2
opslagruimte
200 m2
De door de R.1J.P. gehanteerde normen worden door de pachters in Zuidelijk Flevoland als redeldijk ervaren. De landbouwkundige eisen t.a.v.
de bouwkundige uitvoering zijn van minimale aard.
De werkplaats is in het vigerende ontwerp aan de voorzijde in de ligboxenstal opgenomen. Deze ruimte doet tevens dienst als garage. Enige
bezuiniging voor de verpachter kan worden bereikt door de werkplaatsl
garage in het vervolg niet meer op te nemen. Ter compensatie kunnen
enige extra elektrische voorzieningen in de werktuigenberging worden
aangebracht, terwijl de garage voor rekening van de pachters in het
woninggedeelte kan worden opgenomen.
1.5. Voorstel
tot aanpassing
van de landbouwkundige
normen
-------------------- .....................
-------a.
b.
c.
d.
het aantal melkkoeien per ha handhaven;
het aantal pinken iets lager stellen (30% van het aantal melkkoeien);
de voorzieningen voor de gezondheidszorg naar beneden afronden;
het aantal kalverplaatsen voor kalveren ouder dan 14 dagen verlagen
*=
~.
van 57naar 48 ligplaatsen.;
voor de kalveropfok gestrooide groepsboxen als uitgangspunt nemen;
de werkplaats laten vervallen;
vlakke vloeren met vouwschuiven en bovengrondse mestopslag als uitgangspunt nemen;
de toekomstige pachters inspraak te geven tussen de zogenaamde warme en koude opfok.
~
e.
f.
g.
h.
~-
Bovengenoemde aangepaste normstel1ing.i~vertaald in een ontwerp
als aangegeven op blad A van de bijlagen. De besparing in oppervlak bedraagt ca. 14%. De besparing op kosten van de punten a t/m e worden begroot op ca. 14%. Op het kostenaspect van punt g (vlakke vloeren) wordt
later ingegaan.
2. HET STALTYPE
Het huidige staltype bestaat uit een twee + tweerijige ligboxenstal
met centrale voergang en ingebouwde melkstal.
Lagere investeringen zijn bereikbaar door het toepassen van een ander
staltype.
De mogelijkheden zijn als volgt:
- buitenvoedering;
- beperkte eetbreedte;
- mechanisch voersysteem.
Door eerder genoemde externe werkgroep zijn, om meer inzicht te krijgen
in de mogelijkheden van besparing op bouwkosten, een zestal staltypen
ontworpen en met elkaar vergeleken.
Deze ontwerpen kunnen als volgt worden gekarakteriseerd:
PLAN 1 . 2 + 2 rijige ligboxenstal met central? voergang en uitgebouwd
melkhuis (met vlakke vloeren en roostervloeren)
PLAN 2. 2 + 2 rijige ligboxenstal met centrale voergang en uitgebouwd
- melkhuis.
PLAN 3 + 3A. 3 + 3 rijige ligboxenstal met mechanisch voersysteem en
voeropslag in sleufsilo respectievelijk torensilo. Voor alle
dieren beperkte eetbreedte.
PLAN 4 . Ligboxenstal met dwarsrijen, voergang in de open lucht voeren
via open zijgevel; ingebouw melkhuis. De hoogproduktieve groep
kan een eetplaats per dier worden gegeven. Voor de overige
koeien en de pinken is de eetbreedte beperkt.
PLAN 5. Ligboxenstal met buitenvoedering, zowel de voerverstrekking als
de voeropname geschiedt in de open lucht. Voor alle dieren is
een eetplaats beschikbaar.
PLAN 6. 3 + 3 rijige ligboxenstal met centrale voergang.en beperkte
eetbreedte voor alle dieren.
De gebouwkosten en de investeringen, op begrotingsbasis, zijn in tabel
1 weergegeven.
Uit tabel I blijkt dat er op bouwkosten bespaard kan worden door het
kiezen van een ander staltype. De totale besparingen vallen echter
enigszins tegen. De geringe verschillen worden voornamelijk veroorzaakt
door de voor elk type noodzakelijke kostbare fundering.
De conclusies van de leden van de externe werkgroep Rundveehouderij
waren als volgt:
- de staltypes I en 2 kunnen worden beschouwd als algemeen toepasbaar;
- de staltypes 3 t/m 6 zijn slechts in bijzondere gevallen aan te bevelen.
Plan 5, met buitenvoedering, kan worden beschouwd als een bedrijfstechnisch verantwoord minimum ontwerp. Worden echter sociale overwegingen,
zoals onaangenaam werkklimaat e.d. in beschouwing genomen, dan verdient
dit staltype geen aanbeveling.
De types met buitenvoedering en beperkte eetbreedte worden dan OOk in
principe niet geadviseerd aan erfpachters. Bij onvoldoende financiele
middelen kan een type met buitenvoedering echter als eerste aanzet in
aanmerking komen.
-10-
Door de werkgroep Boerderijbouwvan de R.1J.P. is in 1972173 een soortgelijk onderzoek verricht met overeenkomstige conclusies.
Van de door de externe werkgroep Rundveehouderij onderzochte staltypes
komt plan 1 ongeveer overeen met het huidige ontwerp van de R.I~.P.
Voorgesteld wordt voor de volgende uitgiftes eveneens het staltype met
centrale voergang en ingebouwde melkstal als uitgangspunt te nemen.
3. DE PLANUITVOERING
3.1. De te behandelen elementen
Onder goedkope planuitvoering wordt verstaan de minimale investeringen
in bouwkundige constructies en materiaaltoepassingen die uit oogpunt
van bruikbaarheid van het gebouw strikt noodzakelijk zijn.
Op de bouwtechnische kwaliteit van het gebouw wordt in het kader van
deze beschouwing alleen ingegaan in zoverre het een kostenaspect betreft.
De kwaliteitsaspecten, met name de overwegingen ten aanzien van de materiaalkeuze zijn omschreven in een discussienota van Bouwkundige Werken. De nota is a,ls bijlage toegevoegd.
Om tot een beter inzicht te komen in de mogelijkheden van besparing op
bouwkosten is het noodzakelijk te beschikken over de kosten per onderdeel van het gebouw (deelkosten).
De volgende hoofdelementen kunnen worden onderscheiden:
deelkosten
31.000;416.000,-f ,438.000,--
f
2. de onderbouw (grondverbetering 2 m - I f
I. ontsluitine en terreinafwerkine
3. de bovenbouw
4. de stalinrichting
~
~-
-
in %
-
-3.5
7 -
47
49,5
-
f 885.000,-100%
De kosten zijn gebaseerd op het vigrerende ontwerp van de uitgifte 1981,
type PV-16.
De onderdelen die sterk bepalend zijn voor de hoogte van de bouwkosten
en die, waarop bezuinigingen mogelijk zijn, worden besproken. De overige onderdelen worden globaal weergegeven.
Totaal excl. B.T.W.
4. ONTSLUITING EN TERREINAFWERKING
Bestanddelen:
- toegangsdam met duiker;
- toegangsweg tot aan hoofddeur;
- erfsloten;
- erfafwerking;
- terreinriolering;
- erfverharding (voor rekening pachter).
Bovenstaande onderdelen zijn tot minimale proporties teruggebracht.
Verdere bezuinigingen worden niet wenselijk geacht.
5. DE ONDERBOUW
Bestanddelen:
- fundering;
- mestkelders;
- vloeren.
Uit de deelkosten blijkt dat het hoofdelement onderbouw relatief gezien een groot deel van de bouwkosten vergt.
De hoge kosten worden veroorzaakt door de aard van de grondgesteldheid
in Zuidelijk Flevoland. De bovengrond (holoceen) is van geringe draagkracht.
De holoceenlaag varieert in samenstelling en bevat op verschillende
plaatsen veenresten. Hierdoor is het nodig te funderen tot op het vaste zand (pleistoceen). De ligging van het pleistoceen varieerde bij de
uitgiften 1978 t/m 1981 van 1,5 tot 2,5 m beneden maaiveld.
Voor de uitgifte 1982 en volgende uitgiften moet rekening gehouden
worden met nog ongunstiger situaties betreffende de ligging van het
pleistoceen (< 3-5 m -maaiveld). Om tot verlaging van de bouwkosten te
komen zullen de bezuinigingen in de onderbouw moeten worden gezocht.
De volgende mogelijkheden zijn hiertoe aanwezig:
- grotere zettingen en zettingsverschillen aanvaarden dan de tot nu
toe gebruikelijke;
- toepassing van vlakke vloeren i.p.v. mestkelders (= roostervloeren);
- verlaging of gewijzigde interpretatie van de bouwvoorschriften.
De deelkosten van de onderbouw ,gebaseerd op type PV-16 zijn als volgt:
Grondverbetering vanaf 2 m -maaiveld f 72.000,-Vloeren en kelders
f 344.000,-Totaal
f 416.000,--
5.1. Alternatieven
De volgende alternatieven zijn op hun toepassingsmogelijkheden onderzocht en op bouwkosten begroot: (de kosten zijn gebaseerd op het aangepaste ontwerp volgens blad A).
- alternatief a:
Vlakke vloeren met vouwschuiven en mestopslag in bovengrondse silo's;
- alternatief b:
Roostervloeren met mestopslagkelders.
5.2. De bouwkosten van de onderbouw
Funderingssysteem
*
Vlakke
vloeren
1 Roostervloeren
le. Op grondverbetering, ~leistoceen
2 m -maaiveld
2e. Op grondverbetering, pleistoceen
3 m -maaiveld
3e. Op palen, lang 3-5 m
4e. Op holoceenpakket, laagdikte > 2.5 m
* De kostenramingen van de onderbouw met vlakke vloeren zijn gerekend
inclusief de vouwschuifinstallaties 5 f 25.000,= en de mestopslagsilo's 2 f 50.000,= (de vouwschuiven kunnen naar de pachtersinvestering worden verschoven).
5 . 3 . Zettingsverschillen en hun consequenties
De wijze van funderen als beschreven onder 1 , 2 en 3 (op grondverbetering en palen) geven constructief geen problemen. De zettingen van de
onderbouw zijn gering tot nihil.
~ i een
j funderingsysteem op het holoceenpakket ontstaan er ten gevolge
van belastingenzettingen in de ondergrond. Hiernaast vinden er door
belastingverschillen, zettingsverschillen plaats. Verder moet nog rekening gehouden worden met zettingen veroorzaakt door rijping van de
grond (zgn. polderklink)
De zettingsindicaties zijn als volgt:
.
-
-i
4I
Vlakke vloeren Roostervloeren
-.
zetting vloeren
zetting mestafvoergoten, melkstal en
melkkamer
zetting mestkelders
zetting voergang
polderklink
totale zetting
zettingsverschillen
10-
70
10
150
220
30
40mm
- 80 mm
-
-
40mm
250 mm
330 mm
70 mm
10
1
1
75
10
150
225
30
-
-
40mm'
85
40
250
335
75
mm
mm
mm
mm
mm
Bij bovengenoemde beschouwing is er vanuit gegaan dat het holoceenpakket constant van samenstelling en laagdikte is. Dit is echter niet
altijd het geval. Om dat te constateren is veelal duur grondonderzoek
nodig.
5.4. Conclusies ten aanzien van de onderbouw
- bij toepassing van een vlakke plaatvloer is het verschil in bouwkosten tussen de genoemde funderingssystemen gering;
een roostervloer met mestopslagkelders is echter aanzienlijk duurder.
De verschillen t.0.v. een vlakke plaatvloer inclusief mestopslag en
vouwschuiven zijn als volgt: ,
grondverbetering 2 m maaiveld
f 34.000,=
paalfundering
f 90.000,=
holoceenpakket
f 64.000,=
- bij de vaststelling van de'erfplaats dienen tevens de funderingsaspecten een rol te spelen;
- de zettingsverschillen zijn bij een funderingssysteem op het holoceenpakket van dien aard dat constructieve aanpassingen noodzakelijk
zijn.
Uit bedrijfstechnisch oogpunt worden zettingen en zettingsverschillen
niet als bezwaarlijk beschouwd.
Te verwachten is dat voor Bouw- en Woningtoezicht uit bouwtechnischeen welstandsoverwegingen het bouwen op het holoceenpakket niet aanvaardbaar zal zijn.
-
5 . 5 . Voorstel voor het type onderbouw
Voorgesteld wordt voor de komende verpachtingen, afhankelijk van de
erfsituatie op grondverbetering of palen, een vlakke vloer als uitgangspunt te nemen. Een vlakke vloer dragend op het holoceenpakket
wordt niet wenselijk geacht i.v.m. het geringe kostenverschil t.0.v.
de andere funderingssystemen.
Het laat zich echter aanzien dat er door de toekomstige pachters
vraag zal zijn naar een gebouw met roostervloeren (bedrijfszekerheid,
droge vloer, minder handwerk, minder kwetsbaar bij afkalven in de
stal, kleiner erf, e.d.). Voorgesteld wordt Sventuele verzoeken te
honoreren tegen bijbetaling van de kosten.
6. DE BOVENBOUW
Bestanddelen:
draagconstructie;
- wanden;
- dak;
- technische installaties.
-
6.1. Ligboxenstal
Bij de beschouwing van de bovenvouw op mogelijke bezuinigingen is het
vigerende ontwerp type PV-16 als maatstaf genomen. In het algemeen zijn
hierin reeds prijsgunstige materialen en constructies toegepast. Enige
alternatieven worden alsnog op hun waarde en prijs beoordeeld. Tevens
worden de kosten van enkele onderdelen aangegeven.
Omschrijving
Buitenwanden h a l f s G n s 1.p.v.
wallboard
spouwmuur
hou t
t
Kosten t.0.v
Gebruiksvaarde
PV-16
nihil
f 30.000,=
nihil
+
/
I
vochtig
droog
tocht en onderhoud
droog
Open nokconstructie t.0.v. lichtregendobrslag
doorlatende
7.500,=
Topgevel hout t.0.v. a.b.c.golfplaten
- f 2.000,= neutraal
Geen centraal bediende ventila- f 4.500,= arbeidsverhogend
tiekleppen
- f 3.000,= neutraal
Zonder dakoverstekken
langere loopafstanden
nihil
Kalverstal; koude opfok
- f 3.000,= minder hygiene
Geen tegels in de melkstal
- f 6.000,= ins tandhouding conGeen thermisch verzinkte spanten
Geen houtverduurzaming constructie- f 5.000,= structie
hou t
f 22.000,= ! onderhoudsfactor
Schilderwerk
1
f 24.000,=
Elektrische installatie.
f 12.000,=
Waterleidinginstallatie
f 12.000,= voorschrift/beveiBliksemafleiderinstallatie
liging veestapel
I
I-
Uit bovenstaande splitsing blijkt dat er uit oogpunt van bedrijfsvoering nog enkele bezuinigingen in de bovenbouw mogelijk zijn.
Het toepassen van een open nokconstructie en het bezuinigen op enkele
bouwkundige uitvoeringen worden aanvaardbaar geacht. Hiernaast zal worden getracht de kosten zoveel mogelijk te drukken door toepassing van ::
eenvoudige constructies en waar dat besparing oplevert, een GGnvomig
materiaalgebruik.
6.2. Werktuigenberging
Het uitvoeren van de werktuigenberging in een afwijkende vorm- en materiaaltoepassing (m.u.v. de dakbedekking) kan een besparing van ca.
f 25.000,-- opleveren. Hiernaast kan de bliksembeveiliging vervallen
(besparing f 2.000,--) als de ~erktuigenbergin~
minimaal 15 m uit het
hoofdgebouw wordt geplaatst (eis brandweer). Dit laatste wordt niet
wenselijk geacht i.v.m. het groter worden van het erf.
6.3. Stalinrichting
De stalinrichting wordt door en voor rekening van de pachter aangebracht. De hiervoor nodige sparingen, de waterleiding onder de vloeren
voor de drinkbakken e.d. behoren we1 bij de uitrusting van het gebouw.
Besparingen zijn niet mogelijk.
6.4. Onderhoudsaspecten
Bestanddelen:
- thermisch verzinken ijzerwerk;
- impregneren constructiehout (gordingen, balklagen, e.d.);
- schilderwerk deuren, kozijnen en dakoverstekken.
Voorgesteld wordthierop niet te bezuinigen uit de volgende overwegingen:
- ijzerwerk word t aangetast door amm~niakdam~en;
- hout wordt aangetast door schimmels die welig tieren bij een hoog
vochtgehalte;
- buitenonderhoud is voor rekening verpachter.
7. KOSTENRAMINGEN
Kostpr.ijs vigerend ontwerp PV-16 (grondverbetering 2 m'):
Ontsluiting en terreinafwerking
f
31.000,-- grondwerk, grondverbetering,
bronbemaling
f
81.000.-- bedrijfsgebouw
Totaal bedrijfsgebouw
Werktuigenberging
f 1.000.000,-Totaal excl. B.T.W.
Besparingen:
verlaging landbouwkundige
normen
- vlakke vloeren
- vouwschuif rekening
pachter
- bouwkundige constructies
-
f 120.000,-f 34.000,-f 25.000,-f 12.000,--
f 191.000,-Kostenraming nieuw ontwerp bedrijfsgebouw
f 663.000,-- f
Ontsluiting en terreinafwerking
Werktuigenberging
Totaal nieuw ontwerp bedrijfsgebouw, werktigenberging, ontsluiting en terreinafwerking
excl. B.T.W.
663.000,--
SAMENVATTING
Rationale werkomstandigheden, optimale huisvesting en verzorging van
het vee liggen aan het ontwerp van de ligboxenstallen op de verpachte
bedrijven in Zuidelijk Flevoland ten grondslag. Het ontwerp is als
volgt te karakteriseren:
een niet geisoleerde 2 + 2 rijige ligboxenstal met centrale voergang
en ingebouwd melkhuis. Het jongvee wordt in dezelfde stal ondergebracht
met voor de kalveren een aparte geisoleerde ruimte. Voorts is een afkalfstal, opvangbox en ziekenstal, overdekt met een zolder, ingebouwd.
De mest wordt opgeslagen in kelders onder de roostervloeren. Voor werktuigenberging is een apart gebouw beschikbaar.
Het aantal ligboxen gebaseerd op de veebezetting op de bedrijven in
Zuidelijk Flevoland die varieert van 2 , 8 tot 3 , 8 melkkoeien per ha
gemiddeld ca. 3 melkkoeien per ha. De normstelling voor de stalling
van het jongvee is mede bepaald door het C.B.I., het I.M.A.G. en de
externe werkgroep Rundveehouderij van de Commissie Boerderijbouw IJsselmeerpolders.
Uit een vergelijkend onderzoek naar de kosten en inrichting, met ligboxenstallen op het oude land is gebleken dat aldaar voor stalling van
het jongvee lagere percentages t.0.v. het melkvee worden gehanteerd.
Een daarop volgende inventarisatie op een tiental bedrijven in Zuidelijk Flevoland geeft aanleiding te veronderstellen dat in Zuidelijk
Flevoland de beschikbare stallingsruimte voor het jongvee, gebaseerd
op bovengenoemde normstelling, niet optimaal wordt benut.
De resultaten van het vergelijkende onderzoek zijn aanleiding tot een
voorstel voor bijstelling van de inrichting van de ligboxenstallen. Het
aantal melkkoeien is gehandhaafd op 3 melkkoeien per ha grasland. De
normen voor stallingsruimte voor het jongvee en de kalveren per leeftijdsgroep is als volgt gewijzigd:
Normstelling in het ontwerp
1981
1982
melkkoeien
jongvee 12 - 24 mnd.
kalveren 1 - 12 mnd.
kalveren 0 - 4 mnd.
120
40
57
16
120
36
48
12
De stalvorm m.n. Gnlingboxen voor de kalveren van 0 - 4 mnd. wordt gehandhaafd. Voor de overige kalveren wordt voorgesteld om deze i.p.v. in
ligboxen in gestrooide groepsboxen te huisvesten. Dit impliceert ruimtebesparing maar kwalitatief gezien een achteruitgang. Deze wijzigingen
en het in het vervolg niet meer opnemen van de werkplaats in de ligboxenstal geeft een besparing van ca. 14% in oppervlakte en kosten.
Voorts wordt voorgesteld om i.p.v. roostervloeren met mestkelders weer
vlakke vloeren met mestschuiven en bovengrondse mestopslag (silo's) als
uitgangspunt te nemen. De uitvoering met vlakke vloeren is voordeliger
maar wordt in de praktijk minder gewaardeerd.
Een onderzoek, ingesteld door de externe werkgroep met het doe1 meer
inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor besparing op bouwkosten
bij toepassing van andere staltypen, 0.a. een ligboxenstal met buitenvoedering toonde aan dat er slechts geringe verschillen per type in
bouwkosten voorkomen. De voor elk type noodzakelijke kostbare fundering
is hiervan de oorzaak. In dit kader wordt vermeld dat 47% van de bouwkosten van het vigerend ontwerp 1 9 8 1 , in de onderbouw wordt geinvesteerd.
Door toepassing van vlakke vloeren i.p.v. roostervloeren kan afhankelijk van het funderingsysteem (grondverbetering of paalfundering) resp.
34.000 tot 90.000 gulden worden bezuinigd.
In de bovenbouw is een besparing, die uit het oogpunt van bedrijfsvoering nog toelaatbaar is, van 12.000 gulden mogelijk. Het uitvoeren van
de werktuigenberging in een t.0.v. de ligboxenstal afwijkende vorm en
materiaaltoepassing, kan een besparing van 25.000 gulden opleveren.
De kostprijs van het vigerend ontwerp PV-16 (grondverbetering, 2 m
-m.v.) met werktuigenberging wordt geraamd op 1.000.000 gulden. Door
verlaging van de landbouwkundige normen, toepassing van vlakke vloeren
en bezuiniging op enkele bouwkundige constructies en een nieuw ontwerp
werktuigenberging kan een besparing van 216.000 gulden ofwel 21% worden bereikt. De bouwkosten voor het: nieuwe ontwerp worden geraamd op
784.000 gulden.
I
m
s
u
u
0 , "
0
M
c
s
4
.
u
P
a - ~a u
M e @ C ul
a
. + * U S
5
w u s *
0
5
;<
Y
M C Y
c
.*,.
2
3
'
m
A4
ga 2.- 3 5> 5
,
.3
LIU
mX
o e w
>,z
$
0
.M
W.d
e a m
Y
m > s ,
W
u
.u
Y e ?
o
o
O
.
C
4 ? U
.4
Si, ao mu
a u - u
~
M . ? :
M
C
.
m
.
",a M
"S.rl"
.-o a
. g
O
u
~
a-ur
a
,.a
a
4
u+
> a
w '
..+A
0 -
fi
M
4
a
u
c -
.+
~
01
r
E Zu
YI
c a
2m .*2 sM
22.5
.*::. 5
w a a u
C 3 U
urn . i w r
r u
c c u
2 2 :!*":
522s" &
M
m :
M
nm
0
O
u
? ;.2':
g
-4
a
<' :.
Y
,
-
.3
$4
o a
" a
P
- Ri)hrdlenst voor de Urrelmeerpolderr.
Srnealnghulr.Lelyrlad '
D
I S C U S S I E N O T A
.........................
ROUWKOSTEN AGRt\RISCHE IIEDKIJFSCEBOUk'CN IN RELATIE
TOT LANDROUW- EN KOUWKUNDIGI: FACTOREN.
I.
Inleiding/
L
De bedrijfseconomische resultaten van een agrarisch bedrijf worden
sterk beinvloed door de investeringen in de gebouwen.
In verband met de stijging van de bouwprijzen, de hoogte van de
rentevoet en de stijging van de bedrijfskosten, komen de inkomens steeds meer onder druk te staan. Het is dan ook noodzakelijk
tot behe6rsing van de investeringskosten te komen. In het algemeen, vooral van landbouwkundige zijde, is men van mening dat het
bouwkostenniveau naar beneden moet. Bovendien is men van mening ,
dat de boiwkosten in Zuidelijk Flevoland hoger liggen dan elders i
in het land doordat de bouwvoorschriften door Bouw- en WoningtoeI
zicht strtngerter toegepast worden.
Om tot een zorgvuldige afweging van de landbouw- en bouwkundige
factoren te komen die ten grondslag liggen aan de tot standkoming'
van een gebouw is het gewenst de landbouwkundige functie; de
materiaaltoepassing en constructie van een gebouw, in relatie tot
het onderhoudsaspect en de levensduur, nader te beschouwen.
1
I
2. Begrip doelmatig bedrijf sgebouw
I
Een onderdeel van het gebouw respectievelijk het gebouw a19
totaliteit is doelmatig als het bijdraag'tot een positief bedrijfsresultaat.
Dit is bereikbaar door:
- bevorderen van de instandhouding van de kwaliteit van de opgeslagen produkten;
I
I
- gezondheid van de veestapel;
- voorzieningen die arbeidsbesparend en arbeidsverlichtend werkeni
- vergroting van de bedrijfszekerheid van machines.
Een doelmatig bedrijfsgebouw moet aan de volgende eisen voldoen: '
a. voldoende duurzaam zijn (technische levensduur 50 jaar);
b. in overeenstemming zijn metfgeschikt zijn voor het doe1 van het
bedrijf.
Het gebouw moet er dus toe bijdragen dat een ondernemer zelfstandig,
met vreemde arbeidskrachten winst maakt, werkend voor eigen rekening en risico.
Het gebouw moet er toe bijdragen de totale kosten van arbeid en
kapitaal (onderhoud, reparatie, afschrijving inventaris + gebouwen) laag te houden en de bruto opbrengst hoog te houden resp.
te verhogen.
Het gebouw moet er verder toe bijdragen dat risicofactoren met
betrekking tot de factor arbeid en de inventaris, de kwalifeit
1
en de kwaytiteit van de opgeslagen produkten en de gezondheid
van de veestapel zo gering mogelijk zijn.
Er kunnen een aantal aspecten worden genoemd met betrekking tot
de doelmatigheid:
1
I
t.
.
1. De hodgste graad van doelmatigheid heeft een gebouw als het
er maximaal toe bijdraagt winst te behalen ervan uitgaande
dat odk op alle andere punten de beste keuze is gemaakt.
1
2. De doelmatigheid van een gebouw kan veranderen als de bedrijfsb
econoiische opzet wijzigt (bouwplan, arbeidsbezetting, inventaris! we1 of niet opslaan resp. sorteren van aardappelen,
kalve;opfok elders e.d.)
Naast de technische veroudering is er bij een gebouw sprake
van ec'onom~scheveroudering. Dit laatste proces verloopt snelI
ler dan het eerste.
Om de lkeus te vergroten dat bij verandering van de opzet van
het b6drijf het gebouw zijn doelmatigheid blijft behouden is
flexi6iliteit van het gebouw gewenst
3. Om velerlei redenen kan men bij het ontwerp van een gebouw beI
sluiten om, technische gezien, niet optimaal doelmatig te bouwen:
I
- staadaardisatie
van het bouwproces (ontwerpen voor het meest!
I
voorkomende bouwplan);
I
I
- belastingtechnisch
(op pachtbasis kan de doelmatigheid bein-;
I
'
vlo5d worden door investeringen uit fiscale overwegingen);
- onvoldoende
inzicht in toekomstige ontwikkelingen kan even- ,
I
eens tot gevolg hebben dat niet doelmatig wordt gebouwd.
4. De bodwtechnische kwaliteit dient in relatie te staan en te
worded afgestemd op de functionele kwaliteit.
5. Er mokt naar worden gestreefd de doelmatigheid van de gebouwen
te co+ineren met eisen van landschappelijke en architectonische
aard.
I .
.
.
I
3. Kwaliteitsaspecten
f
De volgende algemene aspecten zijn te onderscheiden:
- de kwaliteit van het ontwerp )
- de kwal'iteit van de materialen ) functionele; bouwtechnische en
- de kwaliteit van de uitvoering ) estetische kwaliteit
Zie voor iverdere uitwerking hiervan ook bijlage 1 (art. uit Bouwwereld 10-10-'81).
I
4. 0ptimale:kwaliteit
I
Gebruikswaarde en exploitatiekosten zijn de factoren voor een
juiste afweging van de gegevens om te komen tot een optimale
kwaliteic van een agrarisch gebouw.
t
Net het Pegrip optimale kwaliteit wordt-dat enige kwaliteitsniveau bedoeld waarbij geen verspilling optreedt.
Ver1nagt:men bouwtechnisch het niveau dan is de achteruitgang aan
L
gebruikswaarde groter dan de besparing aan kosten. Verhoogt men
1
het niveau dan is de toename van kosten hoger dan de toename van
de gebruikswaarde.
, .
!
,. . .
?
Onderstaand figuur geeft hiervan een beeld
Voorbeelden + en ,- .
I
'
+ "Zorg" toor de ,dichtheid (en het afschot) van betonvloeren in
ligboxenstallen,dragen in hoge mate bij in de gebruikswaarde
I
van het,gebouw (schoonhouden, ontsmetting, aa?tasting door
zuren, klauwbeschadigingen e.d.) terwijl de meerkosten gering
zijn.
. .
-A
- Het isoleren va,i ligboxenstallen is uit oogpunt van behaaglijkheid ge"ens't: ~ , a levkrt
r
geen bijdrage aan de gezondheid van
het vee terwij i d e bouwkosten aanzienlijk toenemen.
+ Door het thermisch verzinken van de bevestigingsmiddelen van golfplaten wordt de.levensduur aanzifnlijk verlengd terwijl de
meerkosten gering zijn:.
- Het theimisch verzinken van schuifdeurrollen is minder zinvol.
aangezien de rollen na ca. 10 jaar versleten zijn.
I
'
1
5.
ater ria all
en constructiekeuze in relatie tot het kostenaspect.
,i
Het. ~twaliieitsvraa~stukis in wezen niet anders dan een keuzeprobleem.
,
Om tot een juiste,afweging in de keuze van materiaaltoepassing en
constructie'te komen is kennis van de eigenschappen ervan noodzakelijk (sterkte; levensduur e.,d.).
De volgende mogelijkheden zijn te onderscheiden:
1. materialen en.constructies die op directe wijze een bijdrage
leverep aan de gebruikswaarde van een gebouw;
2. materialen .en . constructies die indirect hieraan bijdragen;
ad. 1 fundering,,kelders, vloeren, wanden, spanten, dakbedekking,
stalinrichting'e.d.
ad. 2 werkvl-oeren; houtverduurzaming, verflagen, tegels, dakgeten,
blik~ernbeveili~inge.d.
De onder ad 2 genoemde 'zijn nog weer onder te verdelen als volgt:
- materialen die dienen als hulpmiddel bij het tot stand komen
van eenjconstructie bijv. werkvloeren;
- materialen die dienen tot het instandhouden van een materiaal of
constructie bijv. verflagen, houtverduurzaming, bliksembeveiliging e.d:
- materialen en constructies die dienen tot verhoging van de esthetische kwaliteit, de hygizne en de behaaglijkheid van een gebourv
bijv. dakoverstekken, houten topgcvels, tegels, verfwerk,op
o n d e r h o u d s v r i j e . ~ t e r i a l e n , isolatie e.d.
j
1
,
.
Zie voor de afwegingsfactoren van de materiaalkeuze bijlage 2, 2a
en 2b.
1I
6 . ~ezuini~in~smo~elijkheden
I
6.1. .~$idebedrijven
I
a. ggye~p-en-bouyk~stg~
(extern onderzoek)
Door lde comissie "Boerderijbouw ~~sselmeerpolders",uitgaande
van de Stichting Proefboerderijen IJsselmeerpolders zijn, om
meer linzicht te krijgen in de mogelijkheden van besparing op r
bouwkosten, een zestal alternatieve ligboxenstallen ontworpen.
De investeringen zijn afgestemd op onderling per gebouw gelijke
mate:iaaltoepassingen
en constructies en op her prijspeil van
1980 [exclusief B.T.W.
!
De omschrijving van de ontwerpen met tekeningen en bouwkosten
is a?s bijlage 3 toegevoegd.
I
b. ~ouwtcchnisch
-------------
.
Door Ieen Werkgroep Agrarische Bouw (W.,A.B.), bestaande uit
lede? van de afdeling Bouwkundige werken en Calculatie, is
een o?derzoek ingesteld naar eventuele bezuinigingsmogelijkheden op her gebied van constructies, materiaaltoepassingen
en afwerkingen. De onderdelen van de gebouwen zijn gebaseerd
op de vigerende ontwerpen.
De bevindingen waren als volgt:
Ligboxstal
Onderdee1
Conclusies
-
aanbevelingen
Besparing
I
- gr0,ndverbetering
- keldervloer
gebaseerd op de vigerende bouwvoorschriften en de eisen van
B.W.T. zijn er geen besparingen
mogelijk;
I
- werkvloer
samengesteld uit de vloeispecie;
I
In
I,
p.v.c. folie . f 12.700.--;
De meningen van de leden van de W.A.B. lopen t.a.v. mogelijke
besparingen op het gebied van de funderingen uiteen. Een
minderhcid is van mening dat de eisen voor de grondverbetering,
het type werkvloer en de keldervloer lichter kunnen worden gesteld.
I
-
i
aantnl mestkelder : landbouwkunde eis;
vloer voergang
bij slechte ondergrond geen besparingsmogelijkheden;
-- -het toepasken van bouwstaal&atten'
dient te worden bevorderd. De
detaillering hierop dient te
worden aangepast;
epoxy-zinkstofcompound-ijzerf 5.940,-glimerafwerking i.p.v. thermischverzinken;
:
- impregneren hout noodzakelijk i.v.m. hoge vocht- f 7.500.-gehnlte;
niet
aan te bevelen i.v.m. regen- open nok
I
.-
- dakoverstekken
afhankelijk van ontwerp en materiaaltoepassing
f 2.000,-aanvaardbaar
gewenst uit oogpunt van hygizne,
aantasting e.d.
!
aanzien? ijk
verdere studie is gewenst
-
topgevel a.b.c.
afwerking
vloerenlwanden
isolatie kalversta?
- bliksembeveiligin
!
- constructies
gewenst uit oogpunt van veiligheid (gebouw-levende have)
herberekening leidt niet tot
besparingen
--
-
.....I
Conclusies
Onderdeel
i
-
I
I
herberekening geeft enige besparing
als hoofdgebouw
conatructies
I
con~ervering
Iif
~es~arih
I
6Spg-
staal
- impfegneren 'hout niet noodzakelijk
- bliksembeveiligin? niet noodzakelijk
I
I
Het uitvoeren van de wanden en de kopgevels in een
bout,,I staalplaat of a.b.c.-bekleding. zonder topgeveloverstekken kan een verdere besparing opleveren.
Lichtere eisen t.a.v. de fundering kunnen eveneens tot
een besparing leiden.
6.2.
I
i
I
'
I,
!
~kkerbouwbedrijven
I
Voor de akkerbouwbedrijven is een aangepast type schuur ontworpen
voor de uitgiftc 1981.
Op de indeling werden de volgende bezuinigingen toegepast:
- geen schaftlokaal
I
- geen grote buitendeur in werkplaats.
I
De rnateriaaltoepassing is eveneens kritisch bekeken, waar mogelijk :
werden bez"inigingen toegepast
I
.
De volgende alternatieve ontwerpen werden begroot op bouwkosten:
i
Plan A: metselwerk tot goothoogte, topgevel asbestcementgolfplaten
walboard geschilderd
1
I
.
I
Plan B:
+
metselwerk tot 240
walboard geschilderd
I
, topgevel asbestcementgolfplaten
,I
I,
I
Uit esthetische overwegingen is gekozen voor plan A; uitvoering van
de wanden ~ o tgoothoogte in halfsteens metselwerk.
De besparibg op bouwkosten t.0.v. het huidige type akkerbouwschuur
bedraagt ca. f 45.000,-- excl. B.T.W.
I
I
Lelystad, april 1981
G.J. van Lenthe
' ,
LIGBOXENSTAL
-
..
Bijlage 2
MATERIAALTOEPASSING IN RELATIE TOT GEBRUIKSWAAFDE/KOSTEN
~
---- - --.
---
. --
.-
i
--
-
- .
nadelen
voordelen
materiaalkeuze
onderdeel van het gebouw
.
~.
-duur-- gebruiks- -- -- .. -- .
zaam- waarde
kosten
heid
-'
-- -
t
op
op
op
op
~undering/vloeren
palen
stiepen
grondverbetering
maaiveld
.
I
+
afhankelijk van
de ondergrond
spanten met vrije overspanning
spanten met steunpunt
droog
/
I
a.b.c.-golfplaat
metaalplaat
dakbedekking
vloerafwerking .stal--';---.
vloerafwerking melkstal
-
~
direct-afw:betonvl;
specielaag
tegels
kunststof
beton
Bliksembeveiliging voorschrift veiligheid vee
-
-
Techn. installaties noodzakelijk
0
01-
lekkage
+
+
+
0
0
0
duur
redelijk
duur
+
+
"- '-dichtheid opp:
kwetsbaar
onderhoud
-
-
volume poot
+
+
0
tlexibiliteid
+
-
+
--~-
beschadiging
hygisne
,I
aantasting
+
+
oO
1
+/-
-
0
!
+/-
+/o
- . +-
+
+
..
duur
redelijk
redelijk
goedkoop
redelijk
-
+
behaaglijkheid
-
I
condens
condens
diverse
isolatie
-
droog
hout
staal
hout of staal
I
vervormbaar
duur
duur
redelijklduur
goedkoop
droog
metselwerk spouw
,t
4-steens
a.b.c.-panelen
golfplaten
hout
wanden
0
0
+
tunnelelementen
gemetseld
beton
mestkelders
2~212~312~4
.
+
-
I
-
-
-+
' -~
-:-
+
+
-
duur
duur
redelijk
I
goedkoop
goedkoop
duur
'.
red. ,goedkoop.~~- '
duur
duur
duur
goedkoop
Verklaring van de tekens: 0 = neutraal
+ = gunstig
- = ongunst ig
-
Bijlage ia
I.JERKTUI.GENBEKGING
MATERIMLTOEPASSING IN RELATIE TOT GEBRUIKSWURDE/KOSTEN
--- .-
Onderdeel van het gebouw
fundering
. -*-:-
-.-~
materiaalkeuze
palen
stiepen
balkep
---.
.____I
voordelen
I'
.-.
I
wanden
--
spanten met vrije overspanning
geconstrueerde spanten
1
a.b.c.-golfplaat
metaalplaat
vloeren
bestrating
8,
ll_
vlakke ondergrond
onderhoud
!
houtverduurzaming
r.w.,-goten
zink1P.V.C.
i
thermisch verzinken
9,
..
arc,
I,
houtdraadbouten
spanten
instandhouding
gebouw
's winters
I
geen
bescheming van
wanden
..
,duurduur
redelijk
redelijk
goedkoop
goedkoop
redelijk
0
0
+
0
+
+
0
0101-
redelijk
redelijk
goedkoop
goedkoop
+/+/-
0
0
goedkoop
goedkoop
+
+
duur
-
-
goedkoop
0
duur
-
0
0
1
+
.
O
-
/
geen
duur
redelijk
0
0
+
,I
tussensteunpun
bliksembeveiliging
elektra
+
+
+
vrije ruimte
kosten
0
+
,
onderhoud
klei
I
+
+
kwetsbaar
hout
staal
hout
staal
dakbedekking
nadelen
afhankelijk va
ondergrond
niet-striktnoodzakelijk
metselwerk spouw
8,
4-steens
a.b.c.-panelen
a.b.c.-golfplaten
metaalplaat
hout
!-
duur- gebruikszaam- waarde
heid
+
+
'
+
"
1
.
duur
0
0
duur
redelijk
0
goedkoop
duur
0
Verklaring van de tekens:
0 = neutraal
+ = gunstig
-
.
I
= ongunstig
1
AKKERBOUW
MATERIAALTOEPASSING IN RELATIE TOT GEBRUIKSWAARDEI~OSTEN:
voordelen
nadelen
materiaalkeuze
Onderdeel van her gebouw
bduur-
gebruiks-
heid
-
fundering
I
I
( balken/palen
1-aardaipelbewaring
metselwerk spouw
tt
4-steens
a.b.c.-panelen
hout
a.b.c.-golfplaten
metaalplaten
buitenwanden
topgevels
metselwerk
hout
golfplaat
droog
droog
+
-
01slank
condens
+
-
+
+
+/-
vlakke ondergrond
-
goedkoop
goedkoop
+/-
+
duur
onderhoud 1 )
--.- .~.--.minerale wol-- - -
-
~
.
-b..crl~n-r.ir.<i?qholit
duur
duur
goedkoop
redelijk
redelijk
0
bescheming staal
,
'
+/-
dicht en geventil.
--
bewerkelijk brandgevaarlijk
. brandwerend
hardschuim P.S.
I,
Pur e.d.
, ,.
duur .
goedkoop
+
-.
onderhoud
;
0
+/-
brandgevaarlijk
~
dakisolatie-
duur
redelijk
redelijk
redelijk
goedkoop
goedkoop
+
onderhoud
kwetsbaar
werkplaats e.d
binnenwanden
-
duur
01-
condens
~~~
bestrating
klei
1
+
droog
a.b.c.-golfplaat
metaalplaat ongeisoleerd
metaalplaat geisoleerd behaaglijkheid
vloeren
duur
0
I + I +
drukvast
ruimtebeslag
spanten (vrije overspanning) 'hout
staal
dakbedekking (naden kitten)
+
afhankelijk van de
grondgesteldheid
stiepenlpalen
---I----
thermisch verzinken
teer epoxy/verven
-
..
~ . ~ , ~ , . f s ~ , ~ i- ., ~ g : ~
--
1
onderhoud
r
--
~i:c!e ch~-!ttd
-
-+
-
duur. -;,--..
goedkoop
duur
~- ~- --I)/+,
+/-
0
0
+
1 1 1
:I-
!
-
..
. (1 .
-
!
k
j
i
l
:
t
-.
! r-e+ipl ifl.
1
,.